EDISCH
OFFICIEEL O R G A A N
VAN
T
DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST
Hoofdredacteur: W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, voorzitter; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter; Dr. C. de Groot, Rotterdam, secretaris; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester; A. J. M. van Susante, Aalst-Waalre - Redactie en abonnemenlenadm. Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 3.'3300.
ELFDE L E D E N C O N G R E S DER M A A T S C H A P P l J Gehouden op 8, 9 en l O oktober te Arnhem ARNHEM ,,herbouwd, maar nog niet helemaal", zo kenschetste de oud-voorzitter der Maatschappij van Erp Taalman Kip de stad, die het elfde Ledencongres gastvrijheid verleende, toen hij de leden en oud-leden van het Hoofdbestuur der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst aan de lunch v66r de opening van het congres verwelkomde. ,,Herbouwd, maar nog niet helemaal at". En hij voegde daaraan toe: ,,zoals dat ook van onze Maatschappij kan worden gezegd". Arnhem en de Maatschappij in 66n adem noemen ligt ook om andere reden voor de hand: het was in Arnhem, dat 110 jaar geleden in Musts Sacrum de Maatschappij werd geboren; het was in Arnhem, dat 60 jaar geleden het halve eeuwfeest werd gevierd en het was in Arnhem, dat nu het 22ste lustrum werd herdacht. Herbouwd, maar nog niet af gold ook voor de prachtige Eusebiuskerk, waar de opening van het congres plaats vond in aanwezigheid van talrijke autoriteiten, onder wie de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland en de burgemeester der stad Arnhem. De gebruikelijke redevoeringen van de afdelingsvoorzitter (Nau,ta), van de onder-voorzitter en van de voorzitter der Maatschappij, ontbraken niet en evenals andere jaren kon men, op de talrijke aanwezigen ziende, zich min of meer een voorstelling vormen, wie of wat de Maatschappij voor Geneeskunst eigenlijk is. De (moeilijke) vragen voorbijgaande, die het houden van een dergelijke bij-
INHOUD 14e Jaargang - 16 oktober 1959
-
No. 42
blz.
Elfde Ledencongres der Maatschappij . . . .
617
Jaar-overzicht oud-voorzitter . . . . . . Rede voorzitter . . . . . . . . . . .
621 625
Van het Centraal Bestuur L.S.V.:
Convocatie en agenda Ledenvergadering . Honorarium-regelingen . . . . . . . . Berichten
630 630
. . . . . . . . . . . . .
631
Uit de afdelingen . . . . . . . . . . .
631
eenkomst in een kerkgebouw voor sommigen opwerpt, en eveneens de (ons inziens reel gemakkelijker te beantwoorden) vraag, of in dergelijke gevallen de kansel wel het geEigende spreekgestoelte is, willen wij constateren, dat in deze plechtige vergadering de Maatschappij voor Geneeskunst geheel in het middelpunt stond. Misschien zelfs wat tb veel. Voorzitter Bingen, sprekende nadat mevrouw van den Blink-Rolder haar jaaroverzicht over 1958 had gegeven, behandelde de actuele Maaschappij-problematiek. Hij brak, door dit te doen, met de traditie der laatste jaren, die wil, dat als de oud-voorzitter der Maatschappij de belangrijke gebeurtenissen van het afgelopen jaar heeft geschetst, de zittende voorzitter daarna een rede houdt over een hem na aan het hart liggend onderwerp, dat uiteraard nauw verweven moet zijn met de geneeskunde en dus met onze Maatschappij. De thans door de voorzitter gevolgde opzet veroorzaakte min of meer een doublure en hoewel dit velen op deze middag niet verhinderde met grote belangstelling te luisteren, lijkt het ons twijfelachtig of dit een voorbeeld ter navolging is. Indien dit zou worden voortgezet verdient het ons inziens zeker overweging de rollen om te draaien en voortaan de oud-voorzitters de vrijheid te laten het onderwerp van hun rede zelf te kiezen. Wij kunnen ons voorstellen dat zij voor deze vrijheid bijzonder dankbaar zouden zijn, maar de vraag is gerechtvaardigd of het geven van een overzicht van de problematiek door de oud-voorzitter, vanwege de inmiddels - zij het sinds kort - verkregen distantie, niet overwegende voordelen heeft boven de door Bingen ge'introduceerde gang van zaken. Dit alles nam niet weg, dat deze laatste een interessant betoog hield en dat hij ongetwijfeld in zijn doel, namelijk bij velen belangstelling voor de Maatschappij te wekken, geslaagd is. Opzettelijk wierp hij daarbij een aantal vragen op, waarvan enkele uit een zeer persoonlijke visie geboren. Een van de meest ver-strekkende en naar ons gevoel zeer belangrijke was de vraag, of de Maatschappij zich niet meer bewust moet zijn van de mogelijkheid, welke zij zou kunnen aangrijpen (en vroeger wel eens aangegrepen heeft) tot het instellen van bijzondere leerstoelen bij het onderwijs aan medische studenten. Hoorden wij, toen hij dat zei, in onze nabijheid iemand fluisterend de vraag stellen of dit lets zou zijn om te doen in overleg met en ten behoeve van het Nederlands Huisartsen Genootschap? Een fluisterend uitgesproken vraag, die, naar het ons voorkomt, stellig waard is hardop te worden herhaald. 617
Der traditie getrouw werd in de pauze gemusiceerd en prachtig klonk in de kerk de sonate van Handel voor fluit en spinet, gespeeld door de collegae Dik en Swemle uit Nijmegen. Samenvattend zouden wij de openingszitting van dit elfde Ledencongres willen karakteriseren als uitermate stijlvol en goed geslaagd, m a a r wel voor de komende jaren een aantal nieuwe vragen opwerpend. Stijlvol en goed geslaagd was ook de receptie, door het gemeentebestuur aangeboden in het gemeentemuseum. Ook daar een novum, doordat het gemeentebestuur aan bet congres de reeds een week eerder geopende tentoonstelling van Pineet en Penseel aanbood, die ditmaal gecombineerd werd met die van de collectie van collega Straat uit Leeuwarden. De burgemeester van Arnhem bleek bij de openingszitting goed geluisterd te hebben want in zijn welkomstwoord gaf hij, zoals Bingen het later bij de sluiting van het congres zou formuleren, in enkele woorden de kern van de rede van de Maatschappij-voorzitter weer, die rede plaatsend tegen de achtergrond van de moderne samenleving. K a n men het geslaagder wensen? Geanimeerd was de daarop volgende receptie, begunstigd door her niet aflatende mooie weer, waardoor de congresgangers de gelegenheid hadden bui-
ten op het grasveld de verrassing van vele hernieuwde, soms onverwachte ontmoetingen te beleven. De eerste avond van het congres, de gala-avond, was ditmaal een voorstelling van de toneelgroep Theater, waarbij de keus was gevallen op M a m a San. Het stuk, boeiend gespeeld, bracht de congresgangers de gewenste ontspanning, zodat degeen, die vermoeid de avond was ingegaan, zal hebben geconstateerd dat hij, meegenomen op de fantasie van de schrijver en gefascineerd door het meeslepende spel van de acteurs, ontspannen de nacht kon ingaan. Enny Mols de Leeuwe, Cruys Voorbergh en met hen de andere spelers oogstten de welverdiende dank der toeschouwers. u als altijd de dag der wetenschappelijke voordrachten. Ook hier een novum. Bij de organisatie daarvan is dit jaar namelijk een experiment ondernomen. In plaats van de kleine bijeenkomsten in verschillende secties waren er dit jaar - naast de filmvoorstellingen, waarover later m e e r - vijf voordrachten, die met zorg waren gekozen en die bestemd waren voor alle deelnemers aan her congres. Naar onze mening is dit experiment geslaagd en is deze opzet, bij ideale ruimtelijke o m s t a n d i g heden, zoals d i t t e Arnhem het geval was, zeker voor herhaling vatbaar. Voorwaarde, waaraan dit jaar zeker voldaan was, is dan vanzelfsprekend voordrachten op hoog
De voorzitter der Maatschappij, Em. Bingen, houdt zijn openingsrede voor het llde Ledencongres.
618
peil. Prof. Keunig (Groningen), sprekend over de interpretatie van celbeelden bij cytodiagnostiek, opende de reeks met een onderwerp, dat leerrijk was en de bewondering afdwong voor de ontwikkeling van deze jonge tak der wetenschap. Collega Schalm (Arnhem) sprekende over de ,,sanatorium"-behandeling der leverziekten, maakte de practici deelgenoot van zijn specialistisehe kennis en ervaring en opnieuw werd duidelijk, hoe nodig het is dat wegen worden gevonden de ervaring der wetenschap aan de patienten in de algemene praktijk ten goede te doen komen. W e r d e n ' s middags de interessante voordrachten van Prof. Went (Delft) over ,,Kernenergie, ioniserende stralen en medische problemen" en die van collega Revers (Utrecht) over ,,De Nederlander en zijn eiwit gebruik" door enige honderden artsen met zeer grote belangstelling aangehoord, bepaald zeer diep was de indruk, die in de laatste ochtendvoordracht over ,,De dokter en het probleem van de dood" Prof. Riimke op zijn hoorders maakte. Deze nam hen, ,,ademloos geboeid", mee naar het terrein, waar wetenschap, kunst en religie elkaar ontmoetten. Of deed hij hen stijgen naar een hoogte, waar deze drie nog een gemeenschappelijk uitgangspunt hebben? Menigeen zal zich vast hebben voorgenomen deze uitermate boeiende voordracht snel weer over te lezen om de daarin tot nadenken stemmende opmerkingen rustig in zich op te nemen om ze dan in de praktijk mee te dragen en daar te toetsen aan de belevenissen bij de confrontatie met de patient of met de van het leven afscheid nemende medemens. De mogelijkheid van het overlezen van deze voordrachten op het ogenblik dat de lezer dit verslag onder ogen krijgt, zal inderdaad bestaan. Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde heeft in overleg met het Hoofdbestuur der Maatschappij besloten direct na het congres in een congresnummer alle wetenschappelijke voordrachten (waaronder ook die van de zaterdagmorgen) te publiceren. Een novum, waaraan wij als redactie van Medisch Contact volgaarne hebben meegewerkt omdat bet belang gediend is van de Nederlandse artsen, in bet bijzonder van de honderden die het congres bijwoonden. Dat de commissie van voorbereiding van de wetenschappelijke voordrachten aan alle mogelijkheden had gedacht, bleek uit het feit dat men had gezorgd voor een reserve indien een der sprekers zou uitvallen. Met grote dankbaarheid werd gememoreerd dat collega Kaas uit Arnhem zich hiertoe bereid had verklaard. Ook zijn voordracht, getiteld ,,Scheppingsdrang en scheppende begaafdheid in psychotische toestand en neurotisch conflict" zal bij de publikatie in het Tijdschrift worden opgenomen. Bij de sluiting van de wetenschappelijke zitting in het Rembrandt-theater heeft de voorzitter de deelnemers verzocht hun mening over de nieuwe opzet der wetenschappelijke voordrachten aan bet Hoofdbestuur kenbaar te maken, opdat men het inzicht van de congresbezoekers daarover leert kennen. Wellicht kan bet bij het verzamelen van meningen ook van belang zijn te vernemen, hoe men staat tegenover de op dit congres toch nog gevolgde scheidslijn tussen film en algemene voordrachten met behoud van gelijktijdigheid van deze twee. Het wetenschappelijk programma van deze dag heeft nl. ook vorm gekregen in de vertoning van medische films in bet Saskia-theater. Daarvoor zorgde de stichting Film
De voorzitter van de a[deling A r n h e m en Omstreken, Dr. Z. Nauta (links) met de secretaris der a[deling ,J. van der Heide, de veelgeprezen ,,ziel" van de organisatie van het 11de Ledencongres.
en Wetenschap - Universitaire film in een doorlopend programma van half tien tot twee uur. De aanvankelijk grote belangstelling ebde wel even weg tegen half twaalf, tijdstip waarop Prof. Riimke in het Rembrandttheater zijn voordracht zou aanvangen. Doch in het algemeen was er voldoende va-et-vient en na de rede van Prof. Riimke uitsluitend een ,,vient" van congressisten om te bewijzen, dat vertoning van wetenschappelijke medische films tijdens een congres zeker wordt gewaardeerd. De Arnhemse collegae zijn behalve goede organisatoren ook voortreffelijke gastheren! Dit bleek wel uit de ontvangst, die de afdeling Arnhem en Omstreken de congressisten aanbood na afloop der wetenschappelijke voordrachten. De galerijen en wandelgangen van bet prachtige Huis der Provincie weergalmden van bet lawaai, gemaakt door de artsen en hun lieftallige aanhang. Wie zal de waarde schatten van gelegenheden als deze tot ontmoeting en kennismaking? Zeker is, dat hoog moet worden gewaardeerd, dat de Nederlandse artsen elkaar onder zulke bevoorrechte omstandigheden kunnen weerzien, respectievelijk leren kennen. Diepe dankbaarheid moet ieder onzer vervullen dat wij dit mochten beleven op de plaats, waar hog zo kort geleden de gesel van de oorlog woedde. De Rijn, eens de zwijgende getuige van het gedonder van bet gevecht om de over haar rug uit-
619
gespannen brug, stroomde thans even zwijgend langs bet prachtige, na de oorlog gebouwde, Huis der Provincie, dat gonsde en galmde van bet geluid der stemmen van de Nederlandse artsenwereld, nu onder vrije omstandigheden zich uitlevend in vredig en vrolijk ,,medisch contact", in de aanwezigheid van enkele buitenlandse vertegenwoordigers van de ons omringende landen. Zich uitleven (ditmaal in kolder en dwaasheid) was ook het devies van de voorstelling van vrijdagavond, die goed verzorgd en met vaart werd gebracht met de steun van een der plaatselijke apothekers aan de piano en van het Gelders orkest in de bak. Twee voorstellingen achter elkaar, die produkt waren van eigen fantasie en gespeeld werden met eigen krachten uit de afdeling en die menigeen herinnerden aan (en in gedachten opnieuw deed genieten van) de voorstelling bij het eeuwfeest der Maatschappij te Amsterdam in 1949. De zotheid der travesti, verfijnd en met overrompelende accuratesse ten tonele gevoerd, deed de zaal schateren en de toeschouwers doorgenieten tot diep in de nacht, waarbij de gezelligheid zich had verplaatst naar het deftige Royal, waar onvermoeid de solonummers en koorliederen weerklonken met als hoogtepunten de oude bekenden van bet eeuwfeest, inmiddels weliswaar tien jaar ouder geworden maar met nog even jeugdig vuur en even groot succes. De eenzame Arnhemse burger, het feestgedruis vernemende, zal wel even met de ogen hebben geknipperd, als hij op zijn vraag, w a t e r wel aan de hand kon zijn zo laat en zo midden in de nacht, het antwoord kreeg: ,,dat zijn de dokters met hun vrouwen". Dokters en doktersvrouwen. In geheel andere omgeving kwamen ze bij elkaar op zaterdagmorgen voor de sluitingszitting van het congres. In verband met de grote opkomst vond deze namelijk niet plaats in het Rembrandt-theater, maar in de Grote Kerk, waar ook de opening had plaats gehad en waar collega Bax (Arnhem) sprak over ,,Het doktershuis als opvoedkundig centrum". Ten overstaan van de zeer grote schare belangstellenden gaf Dr. Bax zijn overdenkingen nopens de jeugd, haar plaats in en verhouding tot onze tijd, doch ook wat betreft taken van en verhoudingen tussen opvoeders, openhartig prijs. Hij deed dit in de uitdrukkelijk door hem tevoren als causerie gekwalificeerde vorm. Zeker kon die kwalificatie rechtvaardiging vinden in de gemakkelijke, pretentieloze formulering en de ongedwongen toon, in de in zekere zin huiselijke behandeling van her onderwerp en ook in de met speels gemak gegeven kenschetsen en contrastbeelden. Menigmaal ontlokten zijn woorden een spontane, gulle lach. Niettemin g i n g e r in de uiterlijke verpakking van de causerie een doordringend ernstige benadering van het onderwerp verscholen en al heeft Dr. Bax nauwelijks stellingen willen verkondigen of lessen willen geven - te zeer overtuigd van eigen feilbaarheid hij heeft door het opwerpen van talrijke vragen (waarvan het stellen soms tevens het beantwoorden was) zijn gehoor toch in een waardevolle bezinning en verkenning weten mee te voeren. Daarom heeft men zijn betoog met grote belangstelling en wellicht ook met een warm kloppend hart voor de lotgenoot, die men in de spreker ontmoette, gevolgd en deze causerie ongetwijfeld ook ervaren als een moedgevende steun voor de eigen problematiek 620
betreffende de interne opvoedkundige zaken in het 6igen doktershuis. De duidelijk verklankte dank van zijn groot gehoor zal Dr. Bax hebben overtuigd dat hij met zijn causerie en de wenken, die hij in her slot daarvan toch ook wel aan zijn collegae en hun gaden heeft willen meegeven, door de ruimte van het kerkgebouw heen een goed contact had gesmeed met ieder zijner toehoorders individueel. De voorzitter der Maatschappij heeft daarna in een korte nabeschouwing dank en waardering gesproken jegens allen, die hebben medegewerkt vorm en inhoud te geven aan dit elfde Ledencongres en daarna d i t congres onder informele restrictie voor hetgeen de zaterdag hog verder zou bieden - officieel gesloten. -
De begunstiging van het congres door het zomerse oktoberweer scheen zaterdag nog een nadeel in zich te kunnen bergen. Wie kort na bet middaguur door Arnhem doolde zag overal op de zonnige terrassen groeperingen van congresgangers, die, tevreden en wellicht ook ietwat met trots vervuld over het uitstekende formaat van de offici~le sluitingszitting van het Maatschappij-congres op deze morgen, bet klimatologisch wonder op de caf6terrassen zaten te savoureren m~t de koffie ~n in een reiiniesfeer. Het gevaar was dan dit, dat deze bijzondere begunstiging verleidde tot een bewust genoten, verkwikkende lediggang, uit her genot waarvan men zich met enige moeite over moest schakelen naar de activiteit, waartoe bet gaan naar e n de deelneming aan de middagdivertissementen hog zou noden. Want ledigheid was op deze middag bepaald niet des congresgangers oorkussen. De Arnhemmers hadden met zeer gedurfd optimisme een rijk geschakeerd programma opgezet, dat slechts bij de exceptie van uitzonderlijk schoon herfstweer zou kunnen slagen. En zie, dat exceptionele geval deed zich voor. Alle onderdelen van het divertissement konden tot volle ontplooiing komen, zozeer, dat her effect daarvan nauwelijks meet voor een enkele waarnemer was te overzien. Golf, ruitersport, kegelen, rally-rijden behoorden tot de mogelijkheden en in het Openluchtmuseum werd in her beeld van een enorme gardenparty folklore met amusement en het bedrijven van kunstigheden - o.a. een draaiorgelwedstrijd voor leden en oud-leden van her Hoofdbestuur, waar Hoekstra als triomfator uitdraaide tot een feestelijke ontspanning vermengd. Ietwat afzijdig van deze vrijelijke vrijetijdsbesteding kon men in de Rijnzaal van bet Arnhemse gemeentemuseum de muziekliefhebbers aantreffen - ondanks bet zomerweer in groten getale opgekomen! - de getrouwen van N o n Semper Curantes, die daar mochten vaststellen dat de muziekbeoefening onder de artsen wordt gehandhaafd op een zeer goed niveau. Zo heeft de middag ieder, naar smaak en believen, gewaardeerde mogelijkheden geboden en bleek het optimisme, dat de Arnhemmers bij de brede samenstelling van hun programma had geleid, bij nadere beleving geenszins buitensporig. -
Van al deze verschillende en zeer gespreide mogelijkheden, welke de middag had geboden, is m e n ' s avonds terug- en samengestroomd naar het laatste, centrale punt van dit officieel reeds gesloten, doch officieus nog levendig geprolongeerde congres: Musis Sacrum, door nij-
vere handen - en na maanden voorafgaande artistieke kopzorgen - omgetoverd in feestzalen, een paar van omvangrijk, enkele van intiem formaat. Hier speelde de afdeling Arnhem tegenover de aanzienlijk meer dan duizend gasten haar laatste congrestroeven uit en naar gelang van de krachten, welke men nog in reserve had,
heeft ieder zich tegenover die troeven in de nog jonge nacht of in de vroege morgen volkomen gewonnen, meer nog: overwonnen moeten geven. Daar was her A r n h e m vanaf de eerste ogenblikken van dit congres om te doen geweest: het nobele ,,Den overwonnenen heil" over de congresgangers te kunnen uitspreken.
JAAR(195 8)-OVERZICHT Rede van de oud-voorzitter der Kon. N e d Mij. tot bevordering der Geneeskunst, mevrouw W. H. van den Blink-Rolder, gehouden te A r n h e m op het 11de Ledencongres, 8 oktober 1959. Panta rhei
Alles vloeit voort en blij/t in beweging.
ENI~E jaren geleden had ik het genoegen een zomervakantie door te brengen in Collioure, een toen nog onbekend, half Frans, half Spaans vissersplaatsje aan de Middellandse Zee, vlak bij de Spaanse grens. De in Moorse trant gebouwde gele, rose en witte huisjes lagen tegen de donkergroene hellingen van de Pyrenee~n. De kust, waartegen de groenblauwe Middellandse Zee klotste, was rotsachtig, met grillig gevormde kleine inhammen, waar met elke golfslag 't zeewater instroomde en ook weer uitstroomde. In dit kristalheldere, groene water, waarin de zon alle contouren seherp aftekende, wiegden zich op hun elegante voetjes de aan de rotswanden gehechte zeesterren, zee-anemonen en zeepoliepjes in de meest broze kleuren: zachtrose, geel, zaehtgroen, wit. Wanneer 't water een inham binnenstroomde, bogen ze zich met de stroomrichting mee, om bij 't uitstromen zieh om te buigen en in de tegenovergestelde richting met 't water mee te deinen. Alles was in een voortdurende, nooit ophoudende, vloeiende beweging; maar niettegenstaande dat bleef de grondvorm onaangetast. Er is niet veel verbeeldingskracht voor nodig zieh voor te stellen, hoe, als er plotseling een storm opsteekt, bet water zich grommend en bulderend tegen de rotsen te pletter slaat, en de inhammen in en uit kolkt. Het anders kristalheldere water is door het schuim ondoordringbaar geworden voor 't oog. Men ziet niets meer en onder de indruk van het machtig schouwspel vergeet men ook, dat daaronder de eeuwigdurende beweging toch voortgaat; m a a r wanneer de storm zieh gelegd heeft, zie, daar is de vloeiende, steeds voortgaande beweging weer, de beweging zonder begin en zonder einde, Panta Rhei. Is een steeds in beweging zijn als ondertoon, met af en toe hoog opgaande golven, ook niet het beeld van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst? Her is de taak van de afgetreden voorzitter om de naald op te vatten op de plaats, waar zijn voorganger hem voor 't laatst in het stramien heeft gestoken en die naald weer neer te leggen op de plek, waar zijn opvolger deze op z'n beurt weer moet opvatten om verder te borduren op 't geschiedenisstramien van de Maatschappij. D e dikte van de draden en de kleuren zullen door de vp0rzitter naar zijn instelling en zijn gevoel gekozen en
genomen worden. Vanmiddag zult u 't moeten doen met de dikte van de draad en de kleuren, die ik voor u heb uitgezocht en de figuren, die ik op 't stramien zal werken om u in grote trekken het beeld van de Maatschappij in 1958 voor ogen te stellen. Her besluit, dat de afgetreden voorzitter pas in het laatste kwart van het jaar volgend op zijn aftreden de feiten met de door hem geziene achtergronden reproduceert van het jaar, waarin hij het roer van de Maatschappij in handen had, is een wijs besluit geweest. De tijd, die hem seheidt van de dag, dat hij dit roer aan zijn opvolger in handen gaf, is enerzijds lang genoeg om de emoties wat te vervlakken en dus de kans te bieden op een zekere objectiviteit, maar is anderzijds tevens hog kort genoeg om te voorkomen, dat men alleen de mooie en suceesvolle evenementen heeft onthouden en de minder goede of onaangename verdrongen, waartoe de menselijke natuur nu eenmaal geneigd is. Bovendien maakt de afstand, die men neemt her rubriceren en her overzicht geven gemakkelijker, en kan men daardoor de hoogte bepalen van de golven, die zich verheffen boven de normale en voortdurende beweging van het dagelijks werk. Hoog boven alles uit gaat bet Ledeneongres in Middelburg, dat door de inspanning van zovelen, van hoog tot laag, collegae en niet-eollegae, tot zulk een glorieus feest is geworden. Zeeuwse wetensehappelijkheid, Zeeuwse kunstzinnigheid en Zeeuwse hartelijkheid vormden een trio, waaraan wij de meest aangename herinnering bewaren. Een andere hoge golf, maar 66n, die ons pijnlijk trof, was het afseheid van Mejuffrouw van Breemen. Het zal lang duren v66r her begrip: ,,Juffrouw van Breemen" is vervaagd. Onze Maatschappij nam in een overweldigend drukke receptie afscheid van haar en bracht haar hulde en dank voor haar zeer bijzondere toewijding en werkkracht. De gouden legpenning van de Maatschappij, nimmer eerder uitgereikt, werd haar aangeboden. Onze Maatschappij is een organisatie, waarin verenigd zijn 80% van alle artsen in Nederland, ongeacht hun levensbesehouwing, hun politieke opvattingen, of bet onderdeel van de geneeskunde, dat zij beoefenen. Dit is een opmerkenswaardig felt. Als men wel eens hoort van moeilijkheden onderling bij de artsen in versehillende andere landen, kan de Maatsehappij er alleen maar trots op zijn en zieh gelukkig prijzen, dat in ons land specialisten, huisartsen en artsen in dienstverband door 66n band verenigd, zij aan zij op de bres staan voor de medische ethiek, voor goede collegiale verhoudingen, voor de stoffelijke belangen; bereid tot afgrenzen van bevoegd621
heden, m& elkaar zieh ook bewust van het grote belang van de opleiding en nh-opleiding van de artsen, getuige de inspanning van de werkeommissie van de L.A.C.C. Deze eendrachtig gevoelde verantwoordelijkheid veer de gehele groep meet zich uiten in een samenwerking naar binnen ~n naar buiten. Nu kan men aUerlei regels opstellen, die bedoelen deze samenwerking zo efficient mogelijk te doen zijn. Maar het is duidelijk, dat ~lle reglementen, regels en voorschriften, welke dan ook, pas tot hun recht komen, indien de w~l tot samenwerken aanwezig is. Het is verheugend te mogen constateren, dat deze wil tot samenwerken bezig is zieh kraehtig te ontplooien. Niet veer niets hoort men in alle jaaroverzichten van de afgetreden voorzitters van de laatste jaren doorklinken, dat de zo nodige eenheid van Hoofdbestuur en Maatschappij de voortdurende aandaeht had, begrijpelijk, omdat deze van levensbelang is veer onze Maatsehappij, ~n omdat men zich bewust was en is, dat de huidige organisatie de mogelijkheid van een wisselend beleid en het optreden van spanningen in zich kan bergen. Met grote voldoening en dankbaarheid mogen wij constateren, dat de wil tot samenwerking, redelijk inzicht, omzichtigheid en goede persoonlijke verhoudingen in het afgelopen jaar deze spanningen tot een minimum hebben beperkt. Her is van het grootste belang, deze eenheid niet alleen naar binnen, maar ook naar buiten te demonstreren. Dit zal de overtuiging wekken van een doelbewuste leiding van een krachtig georganiseerde Maatschappij en van een rechtlijnige politiek. Dat het Hoofdbestuur zijn gedaehten in deze richting had laten gaan, bleek al in 1957, teen in de Bilderberg een week-end-conferentie gehouden werd om een studie te maken over de vraag of bet misschien wenselijk zou kunnen zijn de Maatschappij een publiekreehtelijke status te geven. Op deze conferentie bleek, dat het beoogde doel ook d ~ r m e d e niet zou worden bereikt. Daarnaast werd het duidelijk, dat de publiekreehtelijke organisatievorm vele nadelen veer bet vrije beroep in zich bergde. De instelling van het Researchbureau, later genoemd Sociaal-Economisch Bureau, onder een Raad van Beheer, is al een uiting van de door het Hoofdbestuur en ook door de Algemene Vergadering gevoelde noodzaak aan documentatie, niet alleen om het beleid van vandaag te kunnen voeren, maar ook om veer de toekomst te zijn geprepareerd. Dit is nodig om niet door verschillende problemen te worden verrast, tengevolge waarvan men tot incidentele beslissingen wordt gedwongen, doch om een beleid te kunnen voeren langs een te voren uitgestippelde vaste lijn. Het Hoofdbestuur heeft voorts overwogen, of een m66rjarig voorzittersschap de continuiteit in de leiding, en daardoor de kracht hiervan, zou waarborgen, en heeft er zelfs een studie-commissie veer ingesteld; het Hoofdbestuur heeft verder overwogen of een Dagelijks Bestuur met een langer durende zittingsperiode de oplossing ken brengen. Tenslotte heeft bet Hoofdbestuur een commissic ingesteld, met de opdracht te onderzoeken bf reorganisatie van de Maatschappij ~n daarmede samenhangende reorganisatie van de leiding nodig was, eta zo ja, op w e r e wijze deze reorganisatie moest plaats hebben, opdat een veer een ieder duidelijke en zo greet mogelijke eenheid in de Maatsehappij zou worden bereikt, r162~ n 622
heid, die zich naar binnen en naar buiten door een krachtige leiding en een reehtlijnig beleid zou manifesteren. Omdat deze eommissie al een eind was gevorderd, maar uiteraard nog niet gereed met haar studie op het ogenblik van de Hoofdbestuurswisseling van begin januari 1959, eta drie van haar leden Hoofdbestuur en dus ook Dagelijks Bestuur reglementair zouden rnoeten verlaten, vroeg het Hoofdbestuur aan de Algemene Vergadering de zittingsduur van deze 3 leden met een jaar te verlengen, hetgeen de Algemene Vergadering goedkeurde. Op deze wijze hadden deze drie leden de mogelijkheid in het Dagelijks Bestuur te blijven, medewerkend aan de Dagelijkse leiding, en met de ervaring van hun dubbele zittingsperiode, ook mede te werken aan her reorganisatie-rapport. Dit had bovendien her voordeel, dat zij deze ervaring konden benutten bij het zoeken van een oplossing veer andere problemen, waarvoor deze ervaring en kennis van details vereist was, en die dicht bij de oplossing leken. Ik noem b.v. het probleem van de Specialisten Erkenning en Registratie. Met toestemming van de Algemene Vergadering en van de Afdeling Delft werd tevens aan de z.g. Reorganisatie-Commissie opgedragen de studie van een voorstel van deze afdeling, gesteund door verschillende andere, om de afdelingen, liever dan de distrieten, te betrekken in de vorming van de Algemene Vergadering. Deze verheugende activiteit en belangstelling van de afdelingen werd door bet Hoofdbestuur gezien als een uiting van een algem6~n groeiende belangstelling en activiteit van de leden, waarvan onder andere, ook een bewijs is de groei en bloei van bet Nederlandse Huisartsengenootschap, die door her Hoofdbestuur, dat tot alle medewerking bereid is, met grote belangstelling gevolgd wordt. Opmerkelijk is, dat collega Royaards in het verslag van zijn bezoek aan de jaarvergadering van de British Medical Association eveneens een grote aetiviteit van The College of General Practitioners in Engeland rapporteerde, en dat ik onlangs in een Amerikaans Tijdschrift hetzelfde las. Het is belangwekkend bier de oude waarheid te constateren, dat dergelijke versehijnselen zieh nooit solitair voordoen, maar zich min of meer onafhankelijk van elkaar, op verschillende plaatsen bijna tegelijk manifesteren. Met een eventuele reorganisatie van de Maatschappij en Hoofdbestuur zou kunnen sarnenhangen een reorganisatie van het Bureau van de Maatschappij. Bovendien maakte het toenemend aantal bureaus en de toenemende gecompliceerdheid en divergentie in her werk het gewenst door een efficiency-bureau te laten onderzoeken, op welke wijze door een moderne organisatie van het werk een zo hoog mogelijke efficiency kan worden bereikt. Bij de afsluiting van het jaar was nog geen resultaat van dit onderzoek bekend. Is dus de Reorganisatie-Commissie doende met het belangrijke probleem van de interne reorganisatie van de gehele Maatschapij, een andere commissie hield zich bezig met de reorganisatie van de rechtspraak van de Maatsehappij, een niet minder belangrijk probleem, en evenzo met affect beladen, te rekenen naar het aantal sores heftige ingezonden stukken in het ,,Mediseh Contact". De Raad van Beroep, zich in het lieht van moderne
opvattingen van de rechtspraak in her algemeen en de groepsreehtspraak in het bijzonder, niet meer helemaal verantwoord voelend met de formele kant van de uitvoering van de intercollegiale rechtspraak, vroeg het Hoofdbestuur een commissie in te stellen teneinde te onderzoeken, of er wijzigingen nodig waren, en zo ja, welket In de daarop door bet Hoofdbestuur ingestelde Commissie hadden zitting, naast de leden van de Raad van Beroep, de rechtsgeleerde raadsman van de Maatschappij Prof. Drion, de juridische adviseur van de Maatschappij Mr. Jolles, en de jurist van de Raad van Beroep Mr. Coebergh. Tevoren had de Raad van Beroep aanvankelijk onder voorzitter Westerbeek van Eerten, en later onder voorzitter Winkler Prins, zich zeer ingespannen om op een rondgang door het gehele land contact te zoeken met de Afdelingsraden en daarmede besprekingen te houden. Aan her einde van deze rondgang organiseerde de Raad van Beroep in Utrecht een bijeenkomst van vertegenwoordigers van alle Afdelingsraden, teneinde in een orienterend gesprek op de hoogte te komen van wat er bij de Afdelingsraden leefde ten opzichte van de door de Raad van Beroep noodzakelijk geoordeelde wijzigingen. Verrijkt met allerlei kritische opmerkingen zette de Commissie de studie voort. De tenslotte door de Commissie nodig geachte wijzigingen in de rechtspraak, konden de goedkeuring van het Hoofdbestuur verwerven, en daarop werd in de Algemene Vergadering van december 1958 het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Huishoudelijk Reglement, hierop betrekking hebbend, aangenomen met praktisch algemene stemmen. In gloedvoile, logische en z66r overdachte vertogen hadden achtereenvolgens collega Winkler Prins, Mr. Jolles en Prof. Drion het standpunt van de Commissie verdedigd. Deze wijzigingen laten de belangrijkste functie van de Afdelingsraden: de preventieve, onaangetast; evenzo de bemiddelende taak, die bij een klacht of een geschil in eerste instantie wordt uitgeoefend en waardoor dikwijls partijen tot elkaar worden gebracht voordat het tot een zitting, dus het uitoefenen van de eigenlijke rechtspraak komt. Pas wanneer de bemiddelingspoging heeft gefaald en het dus tot een zitting komt, waarbij de Afdelingsraad zijn rechtsprekende functie gaat uitoefenen, komt de wijziging van de huidige toestand tot uiting in deze vorm, dat partijen de mogelijkheid hebben zich door een raadsman, hetzij jurist, hetzij medicus, te laten bijstaan. Bovendien is in het Huishoudelijk Reglement vastgelegd, dat ook de Afdelingsraden zich kunnen verzekeren van de hulp van een iurist. Naast deze principii~le wijziging werd bij de reglementswijziging tevens de procedure en regeling van wraking van leden van de rechtsprekende colleges scherp omschreven. De Commissie, onder haar voorzitter, de voorzitter van de Raad van Beroep, kon terugzien op een jaar van ingespannen werk, met de voldoening, dat naar haar overtuiging de rechtspraak van de Maatschappij nu de toets van zelfs onwelwillende kritiek kan doorstaan. Waakte het Hoofdbestuur naar zijn vermogen voor goede verhoudingen binnen de Maatsehappij, ook naar buiten trachtte het zoveel mogelijk nuttige eontaeten te le~gen met organisaties, die, evenals de Maatsehappij,
het dienen van de Volksgezondheid in haar doelstellingen voeren. Her werd van her grootste belang geacht tot een goed contact te komen met de geneeskundige faculteiten van de Universiteiten. Dat de faculteiten en de Maatschappij elkaars standpunt niet kennen ten opzichte van belangrijke vraagstukken op Volksgezondheidsgebied, op onderwijsgebied, op na-scholingsgebied, op Ziekenfondsgebied, evenals op bet gebied van de Sociale Verzekering, is ongewenst. In onze steeds gecompliceerder samenleving zijn er vele raakvlakken, die misschien door misverstand of onbekendheid tot wrijfpunten zouden kunnen worden, terwijl een verhelderend gesprek de basis kan vormen voor samenwerking of wederzijdse hulp. Nadat de verschillende faculteiten, die met her initiatief van de Maatschappij ingenomen bleken, gepolst waren, werd de Contact Commissie Faculteiten-Maatschappij ingesteld. Helaas kon deze Commissie nog niet bijeen worden geroepen, omdat her door aUe betrokkenen niet opportuun wordt geacht, hangende de besprekingen met de Ministers over de specialisten erkenning en registratie, besprekingen op ander niveau te gaan voeren, waarbij de specialisten Erkening en Registratie niet onbesproken zou kunnen blijven. Intussen heeft her Hoofdbestuur met dankbaarheid geconstateerd, dat het initiatief van het Hoofdbestuur, waaruit de bereidheid bleek tot een geregeld contact met de faculteiten, al heeft bijgedragen tot een beter onderling begrip, op wederzijds vertrouwen gebaseerd. Ook met de Ziekenhuisorganisaties is het I-Ioofdbestuur gekomen tot een gesprekscentrum. Het is van 't grootste gewicht, dat men in belangrijke zaken, her ziekenhuiswezen rakende, elkaars mening kent, zonder nog directe richtlijnen uit te stippelen of dwingende voorschriften te maken. Op deze wijze wordt bereikt, dat men in moeilijke ogenblikken op elkaars steun kan rekenen. Met de Zusterorganisaties en met de Ziekenfondsorganisaties werd in de Contact Commissie geregeld overleg gepleegd. E6n van de resultaten van dit overleg was, dat in her eind van het jaar, toen gebleken was, dat de Ziekenfondsen inderdaad de boven de loongrens vallenden uit hun fondsen hadden verwijderd, de welstandsgrens van de vrijwillig verzekerden gelijk getrokken werd met de loongrens van de verplichte verzekering. Ook al om het Hoofdbestuur diehter bij de Afdelingen te brengen, door het scheppen van de mogelijkheid van goede en snelle voorlichting over actuele problemen en over de activiteiten van bet Hoofdbestuur, was in 1957, mede op aandringen van de toenmalige hoofdredacteur, een plan tot reorganisatie van ,,Mediscb Contact" door de Algemene Vergadering goedgekeurd. In her begin van 1958 kon aan dit plan uitvoering worden gegeven door het benoemen van een bestuur voor bet nieuwe ,,Medisch Contact", waarbij ,,Medisch Contact" autonoom werd en zijn eigen verantwoordelijkheid kreeg. Er werden een nieuwe hoofdredacteur en een redactie-secretaris benoemd. Van de oud-hoofdredacteur werd afscheid genomen, waarbij hem de dank werd gebracht van de Maatschappij voor het vele en voortreffelijke werk, dat hij met inzet van veel tijd en energie had verricht. Om de verandering van status ook uitwendig te demonstreren werd ,,Mediseh Contact" in een nieuw gewaad gestoken,
623
aangepast aan de tijdschriftenverschijningen van deze tijd. Heeft de Maatschappij een taak op bet gebied van voorlichting van her publiek? Een vraag, die niet door her gehele Hoofdbestuur met een volmondig ,,ja" werd beantwoord. Sommige meenden, dat de voorlichting door de medische medewerkers van de bonafide pers op een hoog peil stond en voldoende was. Anderen zagen juist ook gevaren in voorlichting door de Mij; men meende, dat deze voorlichting de taak was van de individuele arts aan zijn patient, passend in de beslotenheid van de spree kkamer, in de vertrouwenssfeer arts-patiSnt. De meerderheid echter zag wel degelijk een taak voor de Maatschappij in een goed gedoseerde voorliehting, dus niet door angst te wekken, of de griezel- of sensatielust van het publiek te prikkelen, maar juist door de angst weg te nemen via een nuchtere, rustige, in begrijpelijke termen gebrachte voorlichting, die de verbeelding prikkelende voorstelling, die her publiek zich heeft gemaakt, tot de juiste proporties terugbrengt. Bovendien is deze voorlichting dienstig om de opzienbarende reclame, die helaas enkele van onze kunstbroeders van hun praktijk maken door rechts en links allerlei magische preparaten, meestal tegen eveneens opzienbarende honoraria, in te spuiten, te ontdoen van alle franje, wijzend op de onwetenschappelijkheid en het er in schuilend gevaar. De Algemene Vergadering deelde blijkbaar dit gevoelen, want met een grote meerderheid werd besloten, onder auspici~n van de Maatschappij een voorlichtend maandblad uit te geven. De pessimisten, die dit maandblad een kort leven voorspelden en de Maatschappij een ontnuchtering, kregen ongelijk, want tot nu toe is de uitgave in stijgende lijn gegaan en is ook de financi~le garantie door de Maatschappij gedurende de eerste twee jaar in uitzieht gesteld,
niet aangesproken!
Zag het Hoofdbestuur in de uitgave van een voorlichtend maandblad een sociale taak van de Maatschappij, een andere, zeker niet minder belangrijke sociale taak, zag bet in het bieden van hulp aan collega's, die in moeilijke omstandigheden verkeren. In bet jaar, dat ik uiteraard noals eens op het bureau van de Maatschappij aanwezig was, werd ik getroffen door de soms inderdaad tragische gevallen van hulpzoekende collega's, die soms minder onder hun financiSle moeilijkheden leden, dan wel onder her gevoel uitgerangeerd te zijn, maatschappelijk onnuttig, dikwijls ook juist tegenover hun opgroeiende kinderen. Her Hoodfbestuur stelde een commissie in ter bestudering van de mogelijkheid tot vestiging van een bemiddelingsbureau voor gehandicapte artsen, dat tot taak zou hebben te traehten deze eollegae weer in de samenleving terug te plaatsen en hen op deze wijze weer tot een menswaardig bestaan te brengen. Ik heb mij gelukkig geprezen, dat ik, door mijn verlengde zittingsduur, nog aetief heb mogen medewerken aan het leggen van de grondslagen voor dit bureau. Dat her Nederlandse yolk langzamerhand vertrouwd is geraakt met her begrip sociale zekerheid en dat in de versehillende groeperingen deze sociale zekerheid als een begerenswaardig goed wordt bezien, blijkt wel uit het feit, dat ook onder de artsen dit verlangen naar soeiale zekerheid leeft en dat daarom een eommissie de mogelijkheden 624
onderzoekt om tot een redelijke oudedagsvoorziening voor artsen te geraken. Hoewel deze kwestie vele facetten heeft en gecompliceerd is, hopen wij toch, dat binnen niet al te lange tijd de commissie op dit gebied veel zal kunnen doen. In elk geval is op de Algemene Vergadering in december 1958 wel duidelijk gebleken, dat de artsen bereid zijn een deel van hun vrijheid te offeren aan een goede oudedagsvoorziening. Dames en neren, ik heb getracht in her voorafgaande u een indruk te geven van bet veel omvattende werk van Hoofdbestuur en Dagelijks Bestuur, van de op de Maatschappij werkende krachten en van de beweging, waarin de Maatsehappij steeds verkeert. Er zijn momenten geweest, zoals dat ook sores het geval was aan de kust van de MiddeUandse Zee, waarvan ik u in her begin vertelde, waarop de golven van het Maatschappij-leven hoog gingen en waarbij de aandaeht werd afgeleid van de diepere ondergronden, waar het Maatschappijgebeuren in nooit aflatende vloeiende beweging was, terwijl er niettegenstaande dat, toeh niets aan de stuctuur veranderde. Na het afebben van deze hoge golven werd echter steeds weer duidelijk, zoals u dat ook bij de jaaroverzichten van mijn voorgangers hebt kunnen beluisteren, dat de voortdurende beweging in her werk van de leiding van de Maatsehappij, zoals b.v. bij de zorg voor het afwegen van de belangen van her individu tegen de belangen van de gemeenschap, 66n van de meest verantwoordelijke taken is van onze Maatschappij. Het zoeken naar evenwicht tussen deze belangen is geladen met spanningen, afhankelijk van individuele geloofsovertuiging, wereldbesehouwing en politieke opvattingen, maar steeds wordt eerlijk en ernstig naar een goede oplossing gestreefd. Ik noem u in verband hiermede de studies over het beroepsgeheim, bet geven van inlichtingen aan justitie en politie, her beroepsgeheim in de sociale verzekering en de studie over de nieuwe Invaliditeitswet, enz. e n z . . . Een beweging zonder begin en zonder eind: ,,PANTA RHEI". Zeker ook het beeld van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. Tot slot nog een persoonlijk woord. Ik kan niet anders dan met een goede herinnering terug zien op her jaar, dat, zoals men eens opmerkte, als een experiment rnoest worden besehouwd. Ik ben her Hoofdbestuur dankbaar voor het vertrouwen, waarmee het mij is tegemoet gekomen en waardoor het experiment van een eerste vrouwelijke voorzitter kon worden ondernomen. 06k voor de oppositie, waar deze tot uiting kwam, juist om de loyale wijze, waarop deze oppositie zich heeft geweerd en hij in moeilijke momenten zelfs tot grote steun was. Ik ben er de Algemene Vergadering erkentelijk voor, dat zij zich zo natuurlijk, zo objectief, onder mijn leiding heeft gesteld. Aan de hartelijke samenwerking, de toewijding van mijn mede-Hoofdbestuursleden, en van enkele in her bijzonder en niet in het minst aan de nooit aflatende bereidheid tot steun van her bureau, zal ik de meest dankbare herinnering bewaren. Hulde aan de mannen, die een vrouw konden toestaan, gedurende een geheel jaar de eerste plaats onder hen in te nemen. Ik heb gezegd.
REDE V O O R Z I T T E R TER opening van het 1 l d e Ledencongres van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, gehouden te Arnhem op 8, 9 en 10 oktober, heeft de voorzitter der Maatschappij, Em. Bingen, arts, de volgende rede gehouden: D a m e s en Heren,
Het is een goede gedachte geweest van de regelingscommissie van dit congres de oud-voorzitter der Koninklijke Maatschappij het woord te laten voeren en daarna de voorzitter de gelegenheid te bieden zijn beschouwingen te geven. Deze wordt hierdoor behoed te bezwijken voor de verleiding een onderwerp te behandelen dat hem na aan 't hart ligt en zodoende de steeds aandacht eisende algemene situatie der Maatschappij op dit ogenblik te verwaarlozen. Ik moet toegeven, dat ook ik de neiging voelde opkomen over een onderwerp te praten, dat mij reeds geruime tijd bezig houdt en waarbij ik als specialist nauw betrokken ben. Deed ik dit, wellicht zou ik de belangstelling van mijn gehoor meer trekken dan thans het geval zal zijn en wellicht ware mijn taak eenvoudiger. Ik meen het echter als mijn plicht te zien uw aandacht een korte tijd te vragen voor die maatschappij-zaken, die heden voor ons liggen. Gaarne zou ik u ter overdenking meegeven: ,,Hoe is het thans, wat doen wij nu, wat m o e t e n wij heden doen?" Stelt u gerust. Ik zie geen kritieke fase, geen noodtoestand, geen grotere veranderingen dan gewoonlijk. Mijn woorden zijn geen cri de coeur, noch een voorspelling voor de toekomst. Helaas kan ik u ook niet de enig juiste weg wijzen. Moge dit korte woord echter voor u een stimulans tot denken zijn. Onze Maatschappij, die thans 110 jaren bestaat, is een verdienstelijke en eerbiedwaardige instelling met veel goede tradities. Niets is echter gevaarlijker dan rusten op ge~rfde en eigen lauweren en niets zou u meet verontrusten dan dat. De wereld om ons heen stelt in toenemend tempo nieuwe en andere vragen en eisen. Willen wij de plaats, die ons toekomt, verkrijgen of behouden, dan zullen wij elke dag opnieuw ons standpunt moeten bepalen of beter nog in onze beschouwingen, besluiten en daden de ontwikkeling voor moeten blijven en daardoor richtingaangevend werken. Her zal u niet verbazen, dat dit in 't verleden niet altijd het geval was en onze besluitvorming vaak te laat kwam met de gevaren van dien voor onze daden. Dit alles wordt nog moeilijker doordat ook de interne verhoudingen in onze organisatie even snel in vorm en wezen veranderen als de maatschappelijke verhoudingen om ons heen. Besturen is, zoals steeds, het in evenwicht houden van veranderlijke gegevens en trachten hierbij leiding te geven. De Koninklijke Maatschappij is de vereniging van bet overgrote deel der Nederlandse artsen, ongeacht hun levensbeschouwing of politieke overtuiging, ongeacht de wijze waarop zij hun beroep uitoefenen. Een neutrale vereniging dus. Hierbij zij aangetekend, dat neutraal hier wil zeggen, dat ieder het recht en de plicht heeft zijn
DER M A A T S C H A P P I J mening, gebaseerd op zijn persoonlijke en principiEle overtuiging, zo duidelijk mogelijk te stellen en op deze manier met anderen naar een oplossing te zoeken. Niets is gevaarlijker dan verdoezelen, of erger nog verbergen der achtergronden en principi~le tegenstellingen. Ook de wijze van beroepsuitoefening kan tot verschillende visie aanleiding geven. Men stelle dit duidelijk bij het zoeken naar oplossingen voor onze gezamenlijke problemen. Met vreugde constateer ik, dat op deze wijze in toenemende mate in ons Hoofdbestuur wordt gewerkt. In onze statuten staat: ,,De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst stelt zich, overeenkomstig haar naam, tot doel de geneeskunst in haar ruimste omvang in het Koninkrijk der Nederlanden te bevorderen". Reeds in 1904 vindt men vermeld, dat zij tracht dit doel te bereiken: a. door bevordering van de maatschappelijke belangen der geneeskundigen in Nederland, voor zover deze belangen niet in strijd zijn met her algemeen belang; b. door bevordering van geneeskundige wetenschap en kennis; c. door bevordering van maatregelen, die strekken tot een goede behandeling van zieken en het voorkomen van ziekten; d. door toezicht op en medewerking aan de ontwikkeling en uitvoering van wetten, die de belangen der geneeskunde, der geneeskundigen en der volksgezondheid taken. Later werd hier waarschijnlijk op juridische gronden aan toegevoegd: e. door het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten in de zin van de wet van 24 december 1927, Staatsblad 415; f. door alle andere wettige middelen, welke tot her doel kunnen leiden. In het Huishoudelijk Reglement zijn artikel I en II der Statuten verder uitgewerkt, helaas onlogisch gegroepeerd. Een nieuwe bewerking van het Huishoudelijk Reglement ware, althans wat deze punten betreft, hoog nodig. Gaarne zou ik aan de hand van de twee eerste artikelen der Statuten, gebruik makend van de niet woordelijk aan te halen bepalingen van het Huishoudelijk Reglement, enkele vragen met u willen bespreken, mij hierbij beperkend tot de vier eerste punten van artikel II. Zoals u bekend luidt het eerste punt van artikel II: ,,Door bevordering van de Maatschappelijke belangen der geneeskundige" - met de zeer belangrijke beperking ,,voor zover deze belangen niet in strijd zijn met bet algemeen belang". De laatste toevoeging getuigt van wijsheid en sociaal inzicht. Uiteraard zal iedere medicus eraan toevoegen ,,en het individuele belang van de patient". Het zal niemand verbazen, dat men, logisch denkend, de behartiging der maatschappelijke belangen het eerst heeft genoemd. Wil de strijd voor de volksgezondheid effectief worden gevoerd, dan zal men zorg moeten dra-
625
gen, dat de strijders onder omstandigheden leven, die strijden mogelijk maken. Nog sterker, alleen onder dergelijke omstandigheden zal men op de juiste wijze kunnen strijden. Welke veldheer zal een leger kunnen gebruiken waarvan de manschappen niet in goede conditie zijn? Zou het mogelijk zijn het moreel op peil te houden zonder redelijke verzorging der maatschappelijke verhoudingen? Een bekend wijsgeer heeft gezegd, dat voor deugdelijk handelen een goede welstand vereist is. Welke middelen worden later aangegeven om dit eerste punt nader te realiseren: 1. het oprichten en in stand houden van verenigingen ter behartiging der maatschappelijke belangen; 2. hooghouden van de gedragsregels der geneeskundigen; 3. het in stand houden van een intercollegiaal toezicht en van een rechtspraak in geschillen tussen de leden onderling en tussen de leden en derden; 4. het veflenen van steun aan al datgene, wat in het belang van de geneeskundige stand kan worden geaeht; 5. bureau waarneming en vestiging; 6. het in stand houden van een fonds tot ondersteuning van behoeftige kunstgenoten, leden der Mij., en hun weduwen en minderjarige wezen; 7. het uitgeven van een officieel orgaan. Bezien wij eerst komst en huidige status der verenigingen ter behartiging der maatschappelijke belangen. Hun taak was belangrijk en bestond aanvankelijk uit orde scheppen in de chaos der honorering. Een taak, die, zoals boven geschetst, noodzakelijk de grondslag moest vormen voor verdere ontplooiingsmogelijkheden. Door de redelijke welstand waarin vroeger de medici verkeerden bestond deze taak toen niet en dus was er vroeger geen behoefte aan dergelijke lichamen. Deze verenigingen vormden plaatselijk afdelingen, districten, landelijke vergaderingen en een landelijk bestuur en zo ontstonden, naast de opbouw der Maatschappij met afdelingen, districten, algemene vergadering, hoofdbestuur, drie nieuwe organen met soortgelijke structuur. Deze nieuwe verenigingen werden met adviserende stem vertegenwoordigd in het Hoofdbestuur. Het Hoofdbestuur kreeg het recht van veto op besluiten der maatschappelijke verenigingen. (Een recht, dat slechts eenmaal werd toegepast en, zoals te verwachten, prompt werd genegeerd). Toen deze zgn. belangenverenigingen erin slaagden orde op zaken te stellen op gebied der honorering, realiseerde men zich niet voldoende welk een zeer belangrijk werk voor de volksgezondheid hier werd verricht. Niet alleen, dat men er in slaagde op redelijke wijze een oplossing te vinden, maar merkwaardigerwijze gelukte dit zonder dat het mogelijk was de twee enige normen te hanteren, die voor de waardering van de prestaties in een vrij beroep maatgevend moeten zijn: nl. kwaliteit en intensiteit der verrichte arbeid. Heel begrijpelijk en volkomen terecht gingen deze verenigingen zieh ook met andere problemen bezig houden in het maatsehappelijke vlak, en kwamen zo weer op bet terrein waar ook de Maatschappij, in enge zin werk626
zaam was. Zo ontstond de toestand, dat hetzelfde probleem tweemaal op ander niveau werd besproken, maar merkwaardigerwijze gedeeltelijk door dezelfde mensen, soms meer, soms minder terzake kundig. De mogelijkheid van divergerende besluiten was niet denkbeeldig, hetgeen ertoe leidde, dat men sores uit tactische overwegingen, alvorens iets in de algemene vergadering der Maatschappij te brengen, de besturen der belangenverenigingen in hun algemene vergadering de spits liet afbijten en zodoende de meningsvorming be'invloedde, zij het met zeer goede bedoelingen. Zo lang dit goed gaat, dank zij persoonlijk overleg, gebeuren er geen ongelukken. Bij meningsverschil kunnen hier echter zeer ernstige gevaren ontstaan. Beter doet men weloverwogen te kiezen: 6f men laat de huidige situatie bestaan, waarbij de onderdelen op den duur volledig autonoom zullen worden, 6f men verandert de structuur. Als uiterste alternatief komt dan een federatieve opbouw, die het voordeel zou hebben latere, verdere differentiatie in groeperingen reeds nu op te vangen. Ik durf niet te stellen, dat dit de oplossing is. Mogelijk vinden de leden der Reorganisatie-Commissie een betere constructie. Thans zij echter het probleem duidelijk gesteld. Het meeste, hechte, innerlijk verband zal nodig zijn voor ons succesvol optreden naar buiten. Dit optreden wordt in de huidige situatie zeer belemmerd door de sterke wisseling der bestuursleden en wel vooral door de geringe continuiteit in het dagelijks bestuur, waardoor de buitenwereld, vaak ten onrechte, de indruk krijgt van weinig stabiliteit in het beleid. Openlijk werd ons meermalen gevraagd: ,,Wie garandeert ons dat uw opvo|gers weer niet anders praten?" Een voorzitter, die zojuist zijn voorganger hoorde spreken en zijn opvolger ziet zitten, kan rustig openlijk stellen, dat zijn functie onvoldoende mogelijkheden biedt bij de zittingsduur van 66n jaar. Geheel vrij van eigen belang of interesse, kan ik u verzekeren, dat onder deze verhoudingen een voorzitter nauwelijks ingewerkt, zich weer opmaakt om zijn opvolger te verwelkomen zonder de mogelijkheid te hebben gehad een productief beleid te voeren. Men overdenke ook dit. Een organisme leeft eerst dan als de onderdelen een krachtig leven hebben en deelnemen aan w a t e r in de top gebeurt. Zou het niet goed zijn de mogelijkheid te scheppen, zoveel mogelijk afdelingen, vertegenwoordigers naar de algemene vergadering te laten zenden? De afdelingen kiezen echter dan ook met zorg de afgevaardigden en bij voorkeur zij, die hier niet te hard om vragen, collegae, die in hun werk reeds hun sporen hebben verdiend. ,,Take the busy man" geldt ook hier. Zegt een collega, dat hij het te druk heeft, maak hem dan opmerkzaam, dat hij daardoor juist vaak reeds zijn geschiktheid heeft bewezen. Wij weten, dat een bestuursfunctie een uitermate bezwarende taak is, die hoge eisen stelt, doch goede bestuurders zijn een ,,conditio sine qua non" voor het welzijn der maatschappij. Een goed bestuur kan alleen goed werken, bijgestaan door een aan de eisen des tijds aangepast bureau. Wil men ons bureau aan de huidige eisen laten voldoen, dan zal men verder mocten gaan met her aantrekken van spe-
cialisten niet-medici. Er zijn thans vraagstukken te over, die niet door ons, medici, kunnen worden opgelost, doch waarvoor een gebeel andere opleiding is vereist. Alleen deskundig voorgelicht zal ons bestuur beleid kunnen voeren. Ongetwijfeld brengt dit kosten mee, doch het bespaart nog meer. In vergelijking met andere organisaties is onze contributie laag, misschien prettig, m a a r ontoereikend, wil men een goed bureau stichten. Ongetwijfeld blijft in alle gevallen een goed toezicht op de besteding der gelden noodzakelijk. Een goed bureau dient goed te zijn gehuisvest, althans zodanig dat een efficient werken mogelijk is. Hoe dierbaar ons huizencomplex aan de Keizersgracht ons is, hoe prettig de sfeer ook aandoet, het is ten enenmale onpraktisch en misschien zelfs onbruikbaar. Ons reglement noemt als middel verder ,,het hooghouden van de gedragsregels der geneeskundigen". Primair is dit de afzonderlijke taak van ieder lid, dat zich zijn individuele verantwoordelijkheid terdege bewust dient te zijn. Men bedenke, dat deze persoonlijke taak niet licht is al zal men deze vaak in een zeker optimisme niet zwaar zien, nu de maatschappelijke verenigingen door
hun werk goede voorwaarden hiervoor hebben geschapen. Met voldoening zien wij de goede verhoudingen tussen huisarts, specialist en arts-ambtenaar. Een unieke toestand in Europa. Secundair zal onze Maatschappij hierbij echter stuwend moeten leiden en raad geven. Verder noemt ons reglement het onderling toezicht en de rechtspraak. Mevr. v. d. Blink heeft reeds verteld welke veranderingen ten goede hierin zijn gekomen, doch ,,panta rhei", nieuwe vragen doen zich voor. Zou het niet beter zijn de taak van de afdelingsraden te beperken tot preventie en bemiddeling, waarvan vooral het eerste in 't licht van de huidige dag nu voornaam zou kunnen worden? Is rechtspreken in eigen, vaak kleine afdelingen wel mogelijk en redelijk? Wil men rechtspraak in eigen afdeling behouden, zou dan geen jurist hierbij moeten voorzitten? Zou de Raad van Beroep, ondanks zijn zeer verdienstelijke staat van dienst, niet beter door een jurist kunnen worden geleid? Zijn wij medici niet geneigd over vakgenoten te hard te oordelen en is rechtspreken ook niet een specialisme? Het zijn slechts vragen ter overdenking, die ongetwijfeld vele aspecten hebben. Een van de middelen voor het bereiken van onze doelstelling is de zorg voor weduwen en wezen en behoeftige
Gasten - o.w. de minister van Bociale Z a k e n en Volksgezondheid en leden van het Hoofdbestuur, luisterend naar de openingsrede.
627
kunstgenoten. Deze eretaak is thans praktisch uitgebreid door de zorgen van mijn voorgangster. Moge zij snel een goede oplossing voor deze lacune in onze sociale zorg vinden. Het zal onze plicht zijn hierbij krachtdadig steun te verlenen teneinde de achterstand in te halen. Ik kom thans tot het tweede punt van artikel II onzer statuten: ,,Bevordering van geneeskundige wetenschap en kennis" waarbij verder nader genoemd, opleiding geneeskundige, voortgezet onderwijs, statistiek, stimuleren van onderzoekingen, verzorging bibliotheek enz. Veel wat hier destijds werd genoemd, wordt thans door allerlei instanties mede en vaak beter ter hand genomen. Dit kan alleen een reden zijn ons te bezinnen, hoe wij deze taak beter kunnen aanpakken en in hoeverre wij hier te kort schieten, dit kan evenwel nooit een reden zijn ons op deze gebieden terug te trekken of in stilte alles van ons af te schuiven. In samenwerking met anderen zullen wij ons moeten bezinnen over de artsen-opleiding, opbouwende kritiek leveren, voorstellen indienen, aanvullend optreden. Is de artsengemeenschap bereid en in staat in duidelijke leemten te voorzien door het benoemen van docenten onder welke titel dan ook? Onze taak bij het voortgezet onderwijs is zeker niet te verwaarlozen. Het werk van de Landelijke Artsencursus-Commissie (zeer belangrijk en in opzet grote verwachting wekkend) zal moeten worden bevorderd en misschien gereorganiseerd, m a a r mag zeker niet worden be~indigd. Een co6rdinatie met de activiteiten van het Nederlands Huisartsen Genootschap lijkt zeer goed mogelijk ten gunste van beide, zonder een van beide beperkingen op te leggen. Genoemd moet bier worden overleg tussen faculteiten en Maatschappij waarbij zeer vele punten ter sprake zullen moeten komen. I k noem hier slechts verhouding universiteitsklinieken-ziekenhuizen, onderbezetting d e r universiteitsklinieken-samenwerking in wetenschappelijk en praktisch vlak, enz. enz. De resultaten van deze besprekingen zullen bij juist beleid en goed inzicht de volksgezondheid en wetenschap zeer bevorderen. Mocht deze commissie geen resultaten boeken, dan draagt zij een zware verantwoording voor ernstige schade aan beide. De besprekingen over de opleiding van specialisten zullen snel tot een goed einde moeten worden gebracht. De
MAATSCHAPPIJ-AGENDA 1959 14 november: Ledenvergadering L.H.V. te Utrecht. 21 november: Ledenvergadering L.A.D. te Utrecht, 2.15 uur. 12 december: Ledenvergadering L.S.V. te Utrecht. 19 december: Algemene Vergadering der Maatschappij te Utrecht. 1960 6, 7 en 8 oktober: Ledencongres der Maatschappij te Eindhoven. 21 november: Congres Nederlands Huisartsen Genootschap te Utrecht.
628
Maatschappij, die baanbrekend werk op dit gebied heeft gedaan zal haar verantwoordelijkheid hier niet kunnen prijsgeven, m a a r zal deze graag samen met andere dragen ten algemene bate. Alleen de Maatschappij zal getroffen maatregelen goed kunnen effectueren door co/5rdinatie van taken van huisarts en specialist, zoals in 't verleden reeds geschiedde. Nederland mag met recht trots zijn op de hier bestaande verhoudingen, die men tevergeefs elders zal zoeken. Wij hebben thans in overleg en overeenstemming met alle betrokkenen bij de Ministers van Onderwijs, Kuns t e n e n Wetenschappen en van Sociale Zaken en Volksgezondheid een plan ingediend, dat, naar onze mening, een redelijke oplossing geeft voor de bestaande moeilijkheden. Dit plan sluit nauw aan bii de gegroeide verhoudingen waarvan, menen wij, nog nooit is aangetoond, dat er ernstige tekortkomingen bij bestonden. Onlangs lazen wij, dat in de wetenschappelijke verenigingen materi~le belangen een te grote rol zouden spelen. N a diepgaand onderzoek wijzen wij dit argument als onjuist af. Indien ooit in Nederland de toestand zou ontstaan, dat onze artsen morele verantwoordelijkheid, wetenschappelijke belangen en materiiile wensen niet meer zouden kunnen onderscheiden, dan is er geen enkele regeling meer mogelijk en zullen alle maatregelen, welke dan ook, falen, want steeds zal in 't brein van ieder van ons deze werkelijke of vermeende moeilijkheden tot een synthese moeten komen. De historie heeft duidelijk aangetoond, dat dit trouwens steeds een goed resultaat gaf en, nogmaals, grote gebreken waren op het gebied der specialistenvorming als regel nooit aantoonbaar. N u toch de wetenschappelijke verenigingen van specialisten worden genoemd, welke in de specialistenopleiding altijd wel met een verantwoordelijke taak zullen worden belast, doet zich d e vraag r o o t , of men deze organen niet officieel in Maatschappij-verband moet opnemen, mede als erkenning voor hun verdienstelijk werk. Ook vraag ik mij af, sprekende over wetenschappelijk werk in Maatschappij-verband, of wi] wel voldoende aandacht besteden aan het scheppen van mogelijkheden hiervoor. Zouden wij in samenwerking met andere instanties hiervoor geen fondsen kunnen vormen? U zult wijzen op andere bronnen zoals T.N.O., Z.W.O. enz. Ook hier kan men aanvullend optreden en daardoor meerdere mogelijkheden scheppen. Is het jaarlijks uitschrijven van een prijsvraag een dwaas idee? De Maatschappij zal meer dan voorheen aandaeht moeten besteden aan de medewerking bij opleiding van paramedische hulpkrachten. Deze zijn onontbeerlijk voor onze praktijkuitoefening en voor de behandeling van patienten. Zij kunnen een bedreiging worden voor de volksgezondheid, indien hun opleiding niet wordt aangepast aan de medisehe ontwikkeling en daarmee bet werk van degene, die zij moeten helpen. Teleurstellend was dan ook, dat de Maatschappij bij bet tot stand komen van het ontwerp wet op de Paramedische beroepen niet of niet voldoende werd gehoord. Missehien te haastig gaan wij verder met ons kritisch overzicht. Het onuitputtelijke artikel II onzer statuten vermeldt: ,,Bevordering van maatregelen, die strekken tot een goede behandeling van zieken en voorkomen van
ziekten". De mogelijkheden zijn hier bijna onbeperkt en dit onderwerp zou alleen reeds een uitvoerige studie mogelijk maken. Uiteraard zal de Maatschappij hier haar activiteiten meestal samen met andere moeten ontplooien en zal zij dit vaak moeten doen via haar individuele leden, maar ook als groep is hier nuttig werk te verrichten en dat gebeurt trouwens ook, zoals de lange lijst van verenigingen aangeeft, waarin wij qualitate qua zijn vertegenwoordigd. Er zijn echter drie instanties, die hier een bijzondere plaats innemen nl. kruisverenigingen, ziekenfondsen en verzekeringen, ziekenhuizen. De verhouding met de Kruisverenigingen liggen in 't algemeen gunstig. Vele Maatschappij-leden zijn in 't werk der Kruisverenigingen betrokken en verschillende bekleden bestuursfuncties. Toch zou tussen Maatschappij en Kruisverenigingen een nauwer, regelmatig contact nuttig zijn, zodat beide, voor zover mogelijk, hun beleid beter op elkaar kunnen afstemmen. Het Hoofdbestuur heeft daarom voorgesteld periodiek met de afgevaardigden der Kruisverenigingen te vergaderen. Er is niets waarover z6 vaak en z6veel gesproken is als over onze verhoudingen tot de ziekenfondsen. Doorlopend zijn tussen hen en ons besprekingen gaande, meestal liggend op bet terrein van de belangenverenigingen. Persoonlijk geloof ik, dat het algemeen belang het beste is gediend door zo goed mogelijke verhoudingen tussen Maatschappij en ziekenfondsen, en dat dit kan worden bereikt door te bevorderen, dat meerdere van ons zich voor deze problemen interesseren en hun daadwerkelijke medewerking verlenen, ook in de besturen der fondsen, die ik in hun ideaal-constructie nog altijd zie als organen, waarin artsen en verzekerden samenwerken met behoud der persoonlijke verantwoordelijkheid, om een goede behandeling der verzekerden mogelijk te maken. Velen uwer zuUen met mij van mening verschiUen als ik zeg, dat een vrijwillige verzekering het beste voor allen is, en hog meet zullen twijfelen als ik u verzeker, dat ik in de mogelijkheid daarvan geloof. Argumentatie van deze stellingen zou ons thans te ver voeren en ligt niet op mijn weg. Als ik over deze problemen denk vallen mij steeds de woorden van de Nederlandse schrijfster Henri&te Roland Hoist in ,,Make uw hulp nooit den mens machteloos zich zelf te helpen. Stuw door zijn leden de kracht, die zelf doet hem stormen weerstaan". Te lang heeft het ontbroken aan regelmatig contact tussen ziekenhuisorganisaties en onze Maatschappij. Met vreugde zien wij, dat hier verandering is gekomen. Door deze veranderingen zijn reeds goede resultaten geboekt. Ongetwijfeld zou geregeld contact in 't belang der volksgezondheid zijn. Artsen en ziekenhuizen hebben een complementaire functie en veel zou er door gezamenlijke inspanning en overleg te bereiken zijn, meer dan nu wordt bereikt. D o o r omstandigheden was ik in de gelegenheid het ziekenhuiswezen in vrij Europa, achter het IJzeren Gordijn 6n in Amerika, te leren kennen, en ik vraag mij
thans af, of onze ziekenhuizen bij alle goede eigenschappen die zij hebben, nog wel die plaats en dat peil innemen, welke wij hun met enig chauvinisme toedichten. Ik denk hierbij aan mogelijkheden tot wetenschappelijk werk, werken in groepsverband, voldoende stafvorming, enz. enz. Alle problemen, die soms angstige vormen aannemen en alleen bij gezamenlijke inspanning en overleg op te lossen zijn ten bate van de patienten. Zonder naar volledigheid te hebben gestreefd, zou ik van dit punt willen afstappen en enige woorden wijden aan 't laatste: toezicht o p e n medewerking aan de ontwikkeling en uitvoering van wetten, die de belangen der geneeskunde, der geneeskundigen en der volksgezondheid raken. Hoewel wat boud gesteld, ligt hier een zeer belangrijke taak voor onze Maatschappij. Verschillende wetten staan op stapel, waarin de belangen der volksgezondheid en ook onze belangen worden betrokken. AI deze wetsontwerpen maken een uitgebreide studie onzerzijds noodzakelijk. Wij zouden her zeer op prijs stellen, indien wij steeds in de gelegenheid werden gesteld van deze wetsontwerpen tijdig kennis te nemen, teneinde opmerkingen, opbouwende kritiek onzerzijds ter bevoegde plaatse in te dienen. Ziekenfondswet, invaliditeitswet, ziekenhuiswet en andere vervullen velen van ons, terecht, met grote zorg. Onaangenaam waren wij getroffen door regelingen, buiten ons en over ons getroffen, over de verzorging van de buitenlanders, varende op de Rijnschepen, en over de leden van de ziekenfondsen uit den vreemde. Wij betreuren de daardoor ontstane moeilijkheden. Gaarne willen wij ons volledig inzetten om de volksgezondheid te bevorderen, maar gaarne ook worden wij betrokken in overleg in zaken op dit terrein, evenals daar waar onze belangen ter sprake komen. Worden wij tijdig in een dergelijk overleg betrokken, dan zal men ervaren, dat wij voldoende sociaal inzicht hebben om tot juiste oordeelsvorming en besluiten te komen en onze medewerking te verlenen. Tenslotte hog enige opmerkingen over onze buitenlandse betrekkingen. Hoewel onze statuten onze activiteit beperken tot bet Koninkrijk, menen wij niet daarmee in strijd te handelen door ons in het belang van de gang van zaken hier te ori8nteren ook in het buitenland. Wij staan op her standpunt, dat wij de buitenlandse contacten moeten handhaven, moeten blijven deelnemen aan bet werk van de W.M.A., doch wij zullen blijven streven naar een zakelijke duidelijke wijze van werken. Onze Commissie inzake de Europese Economische Gemeenschap zal waakzaam dienen te blijven en hoopt op steun en inlichtingen van onze regering. Met belangstelling zien wij uit naar de komende bespreking met de vertegenwoordigers der artsenorganisaties uit de betrokken vijf landen eind oktober te Amsterdam. Dames en heren, ik heb getracht uw belangstelling te wekken voor de vraagstukken, die nu aan de orde zijn in onze Maatschappij. Uiteraard kan deze bespreking slechts oppervlakkig en fragmentarisch zijn, maar ondanks dat, zult u wel overtuigd zijn, dat er hard gewerkt dient te worden. Wij rekenen op uw aUer actieve medewerking. I k dank u voor uw gehoor. 629
VAN VAN
HET C E N T R A A L DE L.H.V.
BESTUUR
Convocatie en agenda ledenvergadering L.H.V. 14 november 1959 HET Centraal Bestuur roept een ledenvergadering der Landelijke Huisartsen Vereniging bijeen op zaterdagmiddag 14 november a.s. te Utrecht in ,,Esplanade" aan het Lucas Bolwerk (tel. 030-159313). De vergadering vangt aan om twee uur n.m. De agenda voor deze vergadering luidt als volgt:
1. Opening. 2. Appdl nominaal van de afgevaardigden. Zie voor her aantal afgevaardigden per verenigingsdistrict M.C. 1959, no. 3, pag. 35. 3. Begroting en contributie voor het verenigings]aar 1960. Het desbetreffende stuk zal in her volgend nummer van M.C. worden gepubliceerd. 4. Verkiezing van drie leden van het Centraal Bestuur. Met ingang van 1 januari 1960 treden reglementair en volgens rooster periodiek af de bestuursleden collegae H. Oeseburg, arts te Groningen en M. C. Polderman, apotheekhoudend arts te Ierseke. Het Centraal Bestuur prijst zich gelukkig genoemde collegae bereid te hebben gevonden zich herkiesbaar te stellen en stelt voor hen als zodanig opnieuw te kiezen. De gekozen bestuursleden nemen reglementair en volgens rooster zitting voor een periode van drie jaren, mitsdien tot 1 januari 1963. D o o r de kandidatuur van collega H. Frese als voorzitter der L.H.V. (zie punt 5 van deze agenda) is een derde vacature ontstaan voor het lidmaatschap van het Centraal Bestuur. Het Centraal Bestuur stelt voor daarin te voorzien door verkiezing van collega J. A. de Jong, arts te Amsterdam. Aangezien het hier een tussentijdse vacature betreft, zal het gekozen bestuurslid zitting nemen voor de periode, waarvoor zijn voorganger nog zitting zou hebben gehad, dat is tot 1 januari 1962. Reglementair kunnen voor bovenbedoelde drie vacatures ook kandidaten worden gesteld door de districtscommissies of tenminste 50 leden der vereniging, mits de voordracht der betrokken kandidaten uiterlijk 14 dagen voor de vastgestelde datum der vergadering ten burele van de vereniging is ingediend. 5. Verkiezing van de Voorzitter der L.H.V. Met ingang van 1 januari 1960 treedt collega C. Landheer reglementair periodiek af als voorzitter der L.H.V. Tot leedwezen van bet Centraal Bestuur is hij niet bereid gevonden zich als zodanig herkiesbaar te stellen. Het Centraal Bestuur stelt voor als zijn opvolger te kiezen collega H. Frese, apotheekhoudend arts te Bergambacht, thans onder-voorzitter der L.H.V. De gekozen voorzitter neemt zitting voor de periode van 1 jaar, mitsdien tot 1 januari 1961. Reglementair kunnen voor deze vacature ook kandidaten worden gesteld door de districtscommissies of tenminste 50 leden der vereniging, mits de af630
zonderlijke voordracht van de betrokken kandidaat uiterlijk 14 dagen voor de vastgestelde datum der ledenvergadering ten burele der vereniging is ingediend.
6. Bespreking van de mogelijkheid om de afgevaardigden ter ledenvergadering te doen aanwijzen voor een zittingsperiode van drie verenigingsjaren. 7. Bespreking van het rapport der reorganisatiecommissie van de Maatschappij. Dit rapport is gepubliceerd in Medisch Contact 1959, no. 41, pag. 601 e.v. 8. Mededelingen. 9. Rondvraag. 10. Sluiting. M. C. P O L D E R M A N , arts, secretaris L.H.V. Amsterdam, 7 oktober 1959.
Interimhonorering-1960 hulp ziekenfondsverzekerden HET Centraal Bestuur der Landelijke Huisartsen Vereniging deelt mede, dat de onderhavige regeling als gepubliceerd in ,,Medisch Contact" no. 39 van deze jaargang, pag. 583 e.v., bij besluit van de Ziekenfondsraad van 10 oktober j.1. is goedgekeurd. Deze regeling treedt dus in werking met ingang van 1 januari 1960, behoudens de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid tot schorsing of vernietiging van voormeld besluit.
Hulp binnenschippers, zeelieden en verzekerden buiten de woonplaats HET Centraal Bestuur der Landelijke Huisartsen Vereniging deelt mede, dat de onderhavige regeling als gepubliceerd in ,,Medisch Contact" no. 40 van deze jaargang, pag. 596 e.v., bij besluit van de Ziekenfondsraad van 10 oktober j.l is goedgekeurd. Deze regeling treedt dus in werking met ingang van 1 november a.s., behoudens de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid tot schorsing of vernietiging van besluit. C. Landheer, arts, voorzitter L.H.V. M. C. Polderman, arts, secretaris L.H.V.
~~r, ~ 1 ~ v"~./f"
Beschermt de koopkracht van Uw vermogen d o o r het k open van ter beurze genoteerde Participatiebewijzen
Algemeen Fondsenbezit (AF.) lnlichtingen: P o s t b u s 1700 - A ' d a m
BERICHTEN Inauguraties Dr. Eduard Hubert Hermans, benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de faculteit der geneeskunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, om onderwijs te geven in de huiden geslachtsziekten ten behoeve van de Stichting Klinisch Hoger Onderwijs te Rotterdam, zal op maandag 19 oktober a.s. te 16.15 uur precies zijn ambt aanvaarden met het houden van een rede in het groot-auditorium der universiteit.
Studiedag 1959 Commissie Overleg Bezigheidstherapie DE Commissie Overleg Bezigheidstherapie (C.O.B.) zal op zaterdag 24 oktober a.s. in de grote aula van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, Mauritskade 63 te A m sterdam, een studiedag houden met als onderwerp: ,,Doelstelling en begrenzing van bezigheidstherapie ten opzichte van arbeidstherapie'. Als inleiders zullen optreden Mej. Dra. N. H. Schokking, H o o f d van de Afdeling Sociale Zorg van het Nederlandsche Roode Kruis, Dr. K. J. M. van de Loo, Psychotoog en lector aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, de Heer F. B. Venema, Geneesheer-Directeur van het Revalidatie-Centrum ,,Overijssel" te Enschede en de Heer E. G. Leffelaar, Directeur van het Nederlands Opleidings-instituut voor Arbeidstherapie te Amsterdam. Aanvang 10.30 uur. Toegangsprijs f 1.50.
Symposion astma bronchiale HEW symposium ,,Experimenteel onderzoek over astma bronchiale" op zaterdag 24 oktober a.s. te Leiden wordt gehouden in de collegezaal van het laboratorium voor fysiologie, Wassenaarseweg 62. Daar deze zaal meer ruimte biedt kan men zich thans hog melden bij de secretaris, M. W. Jongsma, arts, Academisch Ziekenhuis, Leiden onder gelijktijdige storting van f 1 0 . - - op postgiro 507570 ten name van de Comtabele der Rijksuniversiteit te Leiden met vermelding ,,Astma symposium".
UIT DE A F D E L I N G E N Bijeenkomst afdelingscorrespondenten OP initiatief en uitnodiging van het Bestuur van Medisch Contact werd tijdens het Ledencongres in Arnhem op vrijdag 9 okt0ber een lunchbijeenkomst gehouden met de afdelingscorrespondenten. Collega Vaandrager, voorzitter van het Bestuur, begon met de ca. 40 aanwezigen welkom te heten. Hij wees er op, dat het niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk
is, dat Medisch Contact de correspondenten niet alleen schriftelijk of teIefonisch, maar ook persoonlijk kent, hetgeen ook geldt voor de correspondenten onderling. D e inhoud van M.C. moet niet lets zijn, wat de redactie uit eigen pen de artsen voorschotelt, de inhoud van het blad moet 66k door de leden en uit de afdelingen geschreven worden als een stuk onderlinge communicatie, dat daardoor voor ons, maar ook naar buiten een re~el beeld geeft van w a t e r leeft in onze Maatschappij. Coll. Royaards (hoofdredacteur) ging hier hog wat dieper op in: ons blad moet gelezen, meer en beter gelezen worden en 66n der taken van de afdelingscorrespondenten is dit te bevorderen. Als de inhoud van M.C. niet goed is, als m~n vindt dat het niet te lezen is, dan moet mbn die inhoud helpen verbeteren. Gevraagd: kritiek, scribenten, suggesties ide~n. De oplage van 11.000 is tevens het potentieel van onze medewerkers. 't Motto hierbij is eigenlijk: verdring uw wensen en gedachten niet, verdring u liever ter redactiekantore Amsterdam. U bent daar welkom. Gezocht: echtgenotes van artsen, niet om een ,,naald en draad" of ,,keukenrubriekje" in bet blad te brengen, maar om bijdragen van haar, die ongetwijfeld hetzij met groothoek- of tele-lens-achtige-ogen zeer scherpe beelden zullen kunnen geven van - op - over - onze praktijken. Coll. Vaandrager sloot deze zeer prettige bijeenkomst, en stelde in uitzicht voortaan bij de ledencongressen regelmatig de afdelingscorrespondenten samen te brengen. Instemming. Dit verslagje is ongetwijfeld fragmentarisch, maar de moraal moge toch duidelijk zijn. Het M.C. ontstaan in een tijd toen ieder lid begreep en welhaast aan den lijve ondervond, dat communicatie bitter noodzakelijk was, Medisch Contact heeft deze communicatie ook thans even hard nodig. Ons werk is ons werk en in M.C. kan onze stem, ook in het maatschappelijk vlak doorklinken. D. H. F. Wolters, Enschede.
Walcheren ,,EEN leven zonder feest is als een ei zonder zout", luidt bet bekende gezegde. Bij het slotfeest van het seizoen 1958-1959 van de afdeling heeft het zout op bovengenoemd ei kennelijk goed gesmaakt. In elk geval bereikten het bestuur vele verzoeken om een dergelijke feestavond zo spoedig mogelijk te herhalen. Helaas is het bestuur echter bevreesd, dat te veel zout de smaak meer bederft dan te weinig, reden dan ook, waarom op goed vaderlandse wijze her compromis is gezocht en gevonden. Op 21 oktober a.s. zal er n.1. een feestelijke bijeenkomst zijn voor de leden en besehouwt u dit als de onoffici~le opening van bet seizoen 1959-1960, dat dan echter reeds 14 dagen aan de gang isl Her winterprogramma voor het komend seizoen vertoont de volgende grondlijnen: le: de opzet van het houden van een symposium over een bepaald onderwerp gedurende meerdere verga631
deringen zal het komende seizoen gehandhaafd blijven. Het onderwerp ,,Hoofdpijn" zal op 6 verschillende avonden worden besproken en van verschillende kanten belicht. 2e: het aantal filmvertoningen is teruggebracht tot 4, waardoor o.a. betere selectie mogelijk werd. 3e: de vergaderingen zullen als van ouds gehouden worden in Middelburg ( l e woensdag in de maand) en Vlissingen (3e woensdag in de maand). Her staat vast, dat de vergaderingen te Vlissingen weer kunnen worden gehouden in het ziekenhuis ,,Bethesda", zodat het zwerven door de Seheldestad tot het verleden zal behoren. Wat Middelburg betreft: de vergaderingen zullen ook dit seizoen weer plaats vinden in het Gasthuis; er zijn echter ventilatoren beloofd om op meer efficiSnte wijze de carcinogene walmen, die een vergadering van artsen pleegt uit te stoten, te kunnen verwijderen. Het voorlopige programma luidt als het volgt: 7 oktober 1959 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" I, physiologische en neurologische aspeeten door coll. Pfaeltzer. 21 oktober 1959 (Zonneveld): ,,Het zijn niet allen koks, die het lancet h a n t e r e n . . . " . Aanvang ___ 18.30 uur. Coll. de Greef vertelt iets over zijn hobby: ,,Vogels". 4 november 1959 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" II, oogheelkundige aspecten door Prof. Dr. J. ten Doesschate te Utrecht. 18 november 1959 (Bethesda): filmavond. 2 december 1959 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" III' interne aspecten door de coll. Veening en Roegholt. 16 december 1959 (Bethesda): filmavond. 6 januari 1960 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" IV, neus-, keel-, oorheelkundige aspecten door Prof. Dr. H. A. E. van Dishoeck te Leiden. 20 januari 1960 (Bethesda): filmavond. 3 februari 1960 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" V, coll. Sluyter beschouwt de hoofdpijn als probleem voor de huisarts. 17 februari 1960 (Bethesda): filmavond. 2 maart 1960 (Gasthuis): ,,Hoofdpijn" VI, bedrijfsgeneeskundige aspecten door Stumphius. 16 maart 1960 (Bethesda): techniek en resultaten van botboringen door Dr. J. F. Hampe, patholoog-anatoom te Amsterdam. 6 april 1960 (Gasthuis): moeilijkheden en mogelijkheden bij het plaatsen van minder-validen in de zgn. beschutte werkplaatsen door Dhr. J. Pieterse te Middelburg. Tot zover her programma voor het komend seizoen. De jaarlijkse slotavond zal gehouden worden op 21 mei 1960. Zoals u ziet zijn geen speeiale avonden uitgetrokken voor de klinische demonstraties. Daar wij echter steeds in een ziekenhuis vergaderen rekent het bestuur e r o p , dat de speeialisten, indien zij bijzondere gevallen op de datum van vergadering onder behandeling hebben, deze gedurende de vergadering in kort bestek zullen bespreken. Het bestuur hoopt met dit programma enige belangwekkende onderwerpen aan de orde te hebben gesteld en rekent dan ook gaarne op een grote bijeenkomst tijdens de vergaderingen. J. Stumphius, Vlissingen. 632
MEDISCH
CONTACT
Verschijnt wekelijks Abonnement voor niet-leden f 15.-- Losse hummers f 0,40 "k
REDACTIE EN ADMINISTRATIE De Redactie en Administratie is gevestigd" Keizersgracht 327, Amsterdam-C. - Telefoon 33300 - Postgiro 58083. ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Medisch Contact is gevestigd: Van Ostadestraat 233, Amsterdam-Z, Telefoon 719911; postgiro 58082 ten name van de Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding advertentie-exploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. ~r ADRESSEN VAN DE MAATSCHAPPIJ, HAAR ORGANEN, ENZ. Gevestigd: Keizersgracht 327 - Amsterdam-C. - Tel. 33300 Bureau Hoofdbestuur. Dagelijks Bestuur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming en Vestiging 9-18 uur. (Na 19 uur en zondags tel. 79.89.84) - - Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke Specialisten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - - Specialisten Registratie Cornmissie - - L.A.C.C. Federatie van door Verzekerden en Medewerkers bestuurde Ziekenfondsen (,,V.M.Z."): De Bilt, Wilhelminalaan 3, telefoon 60841. Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgr. 327, Amsterdam-C., secr. Dr. A. C. M. Beukers, Prof. Dondersstraat 52, Tilburg. Raad van Beroep: secretaris Ph. J. Hoedemaker, Harlingerstraatweg 13, Leeuwarden. Z w o l l e en O m s t r e k e n OoK dit jaar organiseert de afdeling weer een artsencursus, waarbij collegae uit andere afdelingen eveneens van harte welkom zullen zijn. De cursus is gratis. Het bestuur heeft gemeend bet bezoek te kunnen bevorderen door deze cursus over een aantal (donderdag-)avonden te verdelen, welke om de 14 dagen zullen vallen. Aanvang 20 uur precies. Plaats: Grote Soci&eit te Zwolle. Op 22 oktober Prof. Dr. A. Biemond en Dr. J. H. van Bolhuis, beide over neurologische ziektebeelden bij kinderen; 5 november: Dr. P. J. Waardenburg en Dr. J. W. Bruins beide over anthropogenetica; 19 november: Dr. H. L. Bax over de segmentale bouw van parenchymateuse organen en zijn betekenis voor de chirurgie en Dr. L. Schalm met discussie over de ,,sanatorium"-behandeling van leverziekten; 3 december: Prof. Dr. H. M. Dekking over nieuwe ziekten en nieuwe behandelingswijzen in de oogheelkunde en Prof. Dr. L. B. W. Jongkees over de operatieve behandeling van doofheid. De klinische middagen in de ziekenhuizen te Zwolle zijn dit jaar gesteld op de 2e en 4e woensdag van ieder maand van 5 tot 6 uur, waarbij de klinische middag van het Sophia-ziekenhuis op de 2e woensdag en die van het r.k. ziekenhuis telkens op de 4de woensdag van de maand valt. Dr. A. Sollewijn Gelpke, Zwolle.