Bijlage
CWK 11-62
Verslag
Agendapunt
2
Uniecommissie Waterkeringen gehouden op 7 oktober 2011 Aanwezig: Mw. Bom-Lemstra, H.G.N. Boon, J. Bosman, R.G.C.M. Cruijsen, R.E.W.M. Dupont, J.M. Geluk (voorzitter), E.H.J.M. de Groot, G. de Jonge, L.H. van der Kallen, J. Klepper C.H.J.M. Lebens, J.P. Lindenbergh, mw.drs. J.M.P. Moons, J. Nieuwenhuis, H.J. Pereboom, P.J.M. Poelmann, H. Pluckel (vervanger mw. T.C.M. de Roos-van Rooden), G. van der Schelde, R . Jongejans (vervanger J.B. van der Veen), C.J.M. Stam, J. Verhoef, mw. E. Silver (secretaris), M.J.A. van der Werf. Gasten: W. Abels (UvW), E. Hazenoot (WWK), E. Kraaij (kernteam nHWBP), H. Stefess en N. Roode (VNK projectbureau). Afwezig: J. de Bondt, mw. J. Lamberts-Grotenhuis, J. Laarman, W. van der Ploeg, H. Prins, P. Sennema, mw. T.C.M. de Roos-van Rooden, mw. C.A. Tomson, J.B. van der Veen. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet allen welkom. Hij wijst op de excursie die na afloop van de vergadering zal plaatsvinden. De heer Klepper meldt dat mevrouw Van den Bos is bevallen van een dochter en verzoekt het secretariaat een felicitatie te sturen namens de Commissie (actie secretaris). 2. Concept-verslag vergadering Uniecommissie waterkeringen 17 juni 2011 Het verslag wordt vastgesteld. Alle acties zijn afgerond, met uitzondering van de presentatie over de gebiedspilots. Deze wordt geagendeerd voor de vergadering van december (actie secretaris). 3. Concept-verslag vergadering Uniecommissie waterkeringen 9 september 2011 Er zijn geen redactionele opmerkingen. Naar aanleiding van het verslag meldt de heer Dupont dat in de bijlage CWK 11-44b 100% verevening een logisch gevolg isom negatieve e ffecten van lastenstijging weg te nemen. Mevrouw Bom-Lemstra geeft aan dat in de bijlage bij waterschap Delfland met “andere dingen” bedoeld wordt: kijk naar andere mogelijkheden om doelmatigheid te bevorderen. De heer De Groot geeft aan dat waterschap Aa en Maas positief staat ten opzichte van de PGB. De heer Lebens meldt dat Roer en Overmaas voor een doelmatigheidsprikkel is van 15% of meer. Het verslag wordt met deze opmerkingen vastgesteld. 4. Inleiding MIRT voor waterschappen De heer Abels (Unie van Waterschappen) geeft een toelichting over het MIRT, het Meerjarenprogramma Ruimte, Infrastructuur en Transport. De w a terschappen krijgen de kans om aan te haken bij de MIRT gebiedsagenda’s en kunnen de komende tijd een uitnodiging verwachten voor de bestuurlijke overleggen. Mevrouw Moons geeft aan dat er binnen de MIRT overleggen tussen gedeputeerden veel discussie is over welke projecten het hoogst op de lijst komen. Zij vraagt zich af hoe de waterschappen daar tussen kunnen komen.
De heer De Jonge wijst erop dat verwachtingmanagement belangrijk is, omdat met dijkversterkingen vaak veel geld gemoeid is. Hij hoopt dat naar aanleiding van het MIRT de mogelijkheden met betrekking tot de Waterwet niet zullen worden beperkt. Volgens de heer Abels vullen MIRT en de Waterwet elkaar aan. De voorzitter geeft aan dat de waterschappen proactief een positie aan tafel moeten verwerven en provincies laten zien dat water iets te brengen heeft. Dit wordt ook besproken in de CWS. Er wordt vanuit de provincies een slag gemaakt om de waterschappen te betrekken. Mevrouw Moons suggereert om als Unie in de afspraken met het IPO over de uitwerking van het Bestuursakkoord Water aan te geven dat provincies de waterschappen gaan betrekken bij de MIRT gebiedsagenda’s. De voorzitter vindt dit een goede suggestie. De heer Cruijsen geeft aan dat er acht overleggen zijn, dat de verschillende waterschappen binnen in één overleg deze onderling goed moeten voorbereiden en elkaar moeten steunen. 5. Hoogwaterbeschermingsprogramma De heer Kraaij licht toe dat er overeenstemming moet komen tussen waterschappen en rijk over financiering en besturing. De waterschappen geven de voorkeur aan het oprichten van een eigen fonds, het ministerie wil gebruik maken van het Deltafonds. Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Moons en de heer De Jonge geeft de heer Kraaij aan dat er in stuurgroep nHWBP nog discussie is of het geld in het Deltafonds geoormerkt zou zijn. Veiligstelling van het geld is van belang. Een ander discussiepunt, ook binnen de Stuurgroep, is de hoogte van de projectgebonden bijdrage (PGB). Er is wel overeenstemming over het inbouwen van ook andere doelmatigheidsprikkels. Er wordt een voorstel uitgewerkt waarin alle prikkels beter zichtbaar worden in het proces van HWBP. De Stuurgroep vergadert de komende maanden op 21 oktober en 7 december (bespreking concept-wetsvoorstel). Op 28 oktober zal een Klankbordgroep bij elkaar komen over dit thema. Het wetsvoorstel moet 1 februari 2012 klaar zijn. Men zal het voorstel in de CWK laten terugkomen. De voorzitter concludeert dat er twee lastige punten te bespreken zijn: zeggenschap over de middelen (Deltafonds of eigen waterschapsfonds) en de doelmatigheidsprikkel; Rijks inzet is 25%, de waterschappen willen liever lager, maar er heerst onderlinge verdeeldheid. Het rijk zal over de prikkel beslissen, maar de waterschappen kunnen met een standpunt komen. Daarom is het van belang om gezamenlijk op te treden. De voorzitter vraagt de CWK leden om hun besturen (AB en DB) voldoende op de hoogte te brengen en te houden. Een aantal CWK leden benadrukt het belang van gezamenlijk tot één lijn komen. De voorkeur gaat uit naar een eigen waterschapsfonds. De heren Klepper en Van der Kallen merken op dat het gevaar bestaat dat geld in plaats van veiligheid sturend is in de discussie en vragen hier aandacht voor. Mevrouw Bom vindt volledige verevening en sober houden van projecten een goede zaak, zoals ook het geval was bij een aantal kustprojecten in het kader van het HWBP. Zij kan niet herleiden waarom er een doelmatigheidsprikkel nodig is die tot lastenstijging leidt.
De heer Lindenbergh benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de prioritering, om te voorkomen dat waterschappen geld bijdragen in een gezamenlijke pot en vervolgens geen invloed hebben op de prioriteringslijst. De heer Pereboom onderstreept dit. Volgens de heer Boon zijn de uitgangspunten van de Stuurgroep duidelijk, maar moet er gezien de tijdsdruk zicht komen op hoe die precies vorm gegeven gaan worden. Er moet een finale bijeenkomst of LV gehouden worden. De heren Nieuwenhuis en Van der Schelde pleiten voor het uitwerken van een andere doelmatigheidsprikkel dan de PGB. Volgens de heer Van der Schelde draagt de manier van werken meer bij aan efficiency. De heer De Groot geeft aan dat er niet veel tijd is om een totaalset aan prikkels uit te werken als er op 1 februari een wetsvoorstel moet liggen. Ook de terugkoppeling met de besturen en LV moet dit jaar gebeuren en daar zijn zorgen over. Mevrouw Moons is bang dat bijdragen aan het Deltafonds een verlies van geld en zeggenschap betekent. Ze vraagt zich af of het inbouwen van een prikkel betekent dat je ook meer zeggenschap dan wel sturing hebt. De heer Poelmann vindt het belangrijk dat er een ordelijke besluitvorming in eigen kring plaatsvindt. Hij pleit voor een krachtige stellingname van het Uniebestuur. Waterschap
Opmerkingen doelmatigheidsprikkel
Rijnland
Voor prikkel, met bandbreedte, rond 15%
Hollandse Delta
Prikkel zo laag mogelijk, 10-15%, momenten inbouwen om andere prikkels te vinden
Delfland
Prikkel niet nodig
Schieland & De Krimpenerwaard
PGB zo laag mogelijk, 10%, liever geen hardheidsclausule
Hollands Noorderkwartier
Groter dan 10%
Groot Salland
100% verevening
Reest en Wieden
Prikkel met bandbreedte 10-15%
Veluwe
Prikkel van 25%, dit is wellicht niet haalbaar
Roer en Overmaas
Substantiële prikkel, minimaal 15%
Peel en Maasvallei
Kunnen leven met eigen bijdrage
Fryslan
Geen PGB
Scheldestromen
Andere prikkel dan PGB
Aa en Maas
Prikkel van 15%
Zuiderzeeland
Doelmatigheid niet via financiële prikkel
Velt en Vecht
Eigenaarschap van keringen (uitgangspunt HWBP) betekent eigen bijdrage. 25% goed te verdedigen, omdat in
DP grote rivieren 28% is genoemd. Vallei en Eem
Voor prikkel, maar tegen als lastenstijging > 5%. PGB van 15%, maar redelijkheid moet zegevieren.
Stichtse Rijnlanden
Zo hoog mogelijke doelmatigheidsprikkel
AGV
25%
Rijn en IJssel (via schriftelijke inbreng)
Voorkeur voor niet financiële prikkel, indien onontkoombaar dan zo laag mogelijk (5%).
Tabel 1: Overzicht standpunten waterschappen t.a.v. doelmatigheidsprikkel, voor zover gespecificeerd ter vergadering De voorzitter constateert dat de meningen nog uit elkaar liggen, maar dat er bij velen besef is dat men er gezamenlijk uit moet komen. Procedureel zullen eind oktober in de KBG beelden met elkaar gedeeld worden. In november moet er een besluit komen, wellicht ook vanuit het Uniebestuur, dat bij de CWK neergelegd wordt om mee te nemen naar de waterschapsbesturen. De voorzitter ziet graag dat de waterschappen gezamenlijk met een advies naar het rijk gaan zoals bij de besluitvorming over de belastingwetgeving. De heer Kraaij gaat nog in op de vraag over governance. Volgens hem is de keuze voor het Deltafonds of een waterschapsfonds een randvoorwaarde voor de governance, niet andersom. Mevrouw Moons vraagt zich in die zin af of waterschappen de enige partij zijn die belastinggeld in het Deltafonds stoppen en hoe dat juridisch in elkaar zit. Uitgelegd dient te worden waaraan het geld wordt besteed. De heer Kraaij bevestigt dit en geeft aan dat de staatssecretaris uiteindelijk aan de TK moet rapporteren en dat programmering daarom belangrijk is. De voorzitter voegt daaraan toe dat als RWS en de waterschappen met een eensluidend voorstel aan de staatssecretaris komen, de kans klein is dat er van af wordt afgeweken. Naar aanleiding van een vraag van de heer De Jonge geeft de heer Kraaij aan dat er in het Bestuursakkoord Water is afgesproken om in het wetsvoorstel naar een uitvoeringsperiode van 12 jaar te gaan voor het nHWBP. Met de resultaten van de toetsing zal zorgvuldig om worden gegaan. Als in de langere periode het geld niet voldoende blijk te zijn om de programmering te waarborgen dan brengen RWS en de waterschappen deze in beeld. Dit wordt dan opgeschaald naar de stuurgroep nHWBP (of de gezamenlijke bestuurlijke entiteit die dan is opgezet) en de Staatssecretaris. Na een besluit komt het weer terug bij de waterschappen volgens het principe trapje op, trapje af. De voorzitter eindigt de discussie met de opmerking dat via de KBG en de AB’s er uiteindelijk een advies van de waterschappen richting de onderhandelingen moet gaan. De CWK of LV kan hierover beslissen. Het rijk maakt de uiteindelijke beslissing.
6. Veiligheid Nederland in Kaart De heer Stefess van het projectbureau VNK geeft een presentatie over de relatie tussen VNK2 en de wettelijke toetsing. De presentatie is op Sharepoint beschikbaar. Door de toetsingresultaten en de risicobenadering van VNK2 met elkaar te combineren kan er goed gekeken worden naar de doelmatigheid en efficiency van het HWBP. Naar aanleiding van een vraag van de heer Geluk geeft de heer Stefess aan dat er weinig gebieden in Nederland zijn die rood kleuren bij VNK als ze bij de toetsing groen kleuren. De heren Cruijsen en Pluckel willen meer weten over het piping effect. Dit wordt in VNK wel meegenomen en bij HWBP niet. Er kan dus al een redelijk overzicht worden gegeven van de te nemen maatregelen, maar kosten kunnen worden gedrukt door de nauwkeurigheid van VNK. Begin 2015 moet VNK landsdekkend zijn. Daarmee wordt het oorspronkelijke doel (een landsdekkende risicokaart) gehaald. Het opleveren van een beheersinstrument (subdoel) wordt anders; VNK wordt geen wettelijk instrument maar de kennis en kunde zullen in het TOI komen. Mevrouw Bom vraagt of het IPO meebetaalt en of het prioriteringsmiddel helpt met het verkleinen van de opgaven. De heer Stefess geeft aan dat er absoluut een verkleining in zit. De voorzitter meldt dat IPO niet mee betaalt en dat het voorheen om een heel klein bedrag ging. De heer De Jonge ziet nog een interessant dilemma tussen prioritering op basis van VNK en prioritering zoals in het huidige HWBP op basis van in welke fase projecten verkeren. De heer Stefess bevestigt dat er met VNK inzichtelijk kan worden gemaakt wat de veiligheid is en dat daarop gestuurd kan worden. Met een overstap naar een nieuw systeem en de risicobenadering is er sprake van een betere veiligheid. Hij geeft n.a.v. een vraag van de heer Klepper aan dat waterbeheerders de resultaten uit de systeemtoets van VNK niet altijd herkenden, en dat er destijds nog veel discussie was. Momenteel is VNK ontwikkeld tot een proces dat staat als een blok en dat beheerders de beelden herkennen die VNK levert. Mogelijk moet er aan het eind van het project gekeken worden of er nog een slag nodig is. Daarnaast ziet het rijk VNK ook als prioritering. De staatssecretaris heeft voor de zomer in een brief het belang aangegeven. In oktober of november komt hij naar buiten over de risicobenadering. De heer Geluk geeft aan dat er volgende week met een aantal mensen over de risicobenadering gesproken wordt en dat er meer bekend zal zijn hoe de staatssecretaris hierover denkt. De heren Jongejans en Dupont vullen nog aan dat VNK eerst landsdekkend moet zijn. De heer Stefess legt uit dat de Limburgse situatie uniek is en in de huidige fase eerst gekeken zal worden hoe de resultaten uitwerken. Naar aanleiding daarvan kan de discussie worden geopend voor de andere dijkringen in Limburg. Het instrumentarium zal eerst bij andere dijkringen worden toegepast, volgens afspraak tussen de opdrachtgevers. Op een vraag van de heer Pluckel geeft de heer Stefess aan dat voor de ROR ook informatie kan worden ontleend aan VNK. Hierover is echter niks aan Brussel gerapporteerd. De CWK leden stemmen in met de financiering van het VNK instrument uit de gezamenlijke HWBP-gelden, met als apart aandachtspunt het meenemen van Limburg (landsdekkend beeld).
7. Het toepassingsbereik van de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) De heer De Jonge pleit ervoor om de risicogevolgkaarten in de volgende ronde van de ROR mee te nemen. De heer De Groot geeft aan dat grensoverschrijdende wateren wel moeten worden meegenomen. De Commissieleden stemmen in met de rijksnotitie, met de opmerking dat het wel of niet meenemen van wateroverlast een belangrijk punt van aandacht is. 8. Mededelingen De heer Dupont merkt bij mededeling 8.3 Deelprogramma Veiligheid op dat in dit deelprogramma binnen het onderdeel buitendijks door waterschap Peel en Maasvallei aandacht is gevraagd voor de situatie langs de Maas in Limburg. Deze wordt namelijk in de rapportage als bijzonder aangemerkt en vervolgens wordt er gesteld dat de Limburgse situatie geen onderdeel uitmaakt van de rapportage. Hij verzoekt de Unie zich sterk te maken voor het feit dat het waterschap nog steeds geen antwoord heeft op de vraag waar de Limburgse situatie wordt behandeld, als dat niet in het deelprogramma Veiligheid buitendijks gebeurt. Bij mededeling 8.6 vraagt de heer Dupont wanneer de Commissie de LRT3 ter inzage krijgt. De heer Van der Werf geeft aan dat de boodschap in de eerdere conceptbrief van de staatssecretaris aan de TK (33% van de dijken niet op orde) anders vormgegeven zal worden. Het Uniebureau schrijft nu een nieuwe brief die eerst naar de staatssecretaris zal gaan en daarna in de CWK zal langs komen. De heer De Jonge vraagt naar aanleiding van een opmerking over het stuk over windmolens op dijken (mededeling 8.7) aandacht voor de kwaliteit van het WWK verslag. De heer Nieuwenhuis geeft aan dat de waterschappen beschikbaar zijn en ingenieurs beschikbaar stellen. Volgens de heer Boon mag kennisontwikkeling niet tot extra inspanning leiden bij de waterschappen. De voorzitter geeft aan dat als de waterschappen er iets mee willen, zij de kennis ook moeten leveren. De heer Van der Werf meldt dat de Unie een standpunt zal maken over hoe om te gaan met windmolens op dijken en deze in de Commissie terug zal laten komen. 9. Rondvraag Naar aanleiding van een vraag van de heer Poelmann over de ingangsdatum van de afspraak uit het BAW ten aanzien van de muskusrattenbestrijding in verhouding tot de Spoedwet, legt de voorzitter uit dat er in het BAW is afgesproken met provincies, rijk en waterschappen om de datum 1 januari 2011 in te voeren. Sommige provincies zijn bereid die datum langer uit te stellen, waar de waterschappen ze aan kunnen proberen te houden. De heer Verhoef merkt op dat de vergaderlocatie bij waterschap Brabantse Delta prachtig is, maar dat hij microfoons mist. 10. Volgende vergadering De volgende vergadering zal plaatsvinden op 2 december 2011 in het Waterschapshuis. 11. Sluiting en excursie De voorzitter sluit onder dankzegging de vergadering en geeft aan dat de excursie na de lunch zal plaatsvinden.
Actiepunten Actiepunt
Actiehouder
Status
Presentatie gebiedspilots
Secretaris CWK
Concept synthesedocument is 5 oktober gepresenteerd. Agenderen CWK 2 dec.
Felicitatie sturen aan Judith v/d Bos namens Commissie
Secretariaat
Uitgevoerd
Standpunt maken over hoe om te gaan met windmolens op dijken, agenderen in CWK
Unie