y Raad van Lelystad
2013
N 1
NOTULEN van de informele bijeenkomst van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op dinsdag 5 februari 2013 in het Stadhuis van de gemeente Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer S.G.J. van Erk (VVD), voorzitter; mevrouw J. d’Arnaud-Appelo (PvdA), de heren P.L.W.J. Baaten (InwonersPartij) en J. van de Beek (PvdA), mevrouw D.B.J. Bergman (D66), de heren F. van den Brink (InwonersPartij), D.W. Bussink (CDA), L.J.J. Caniels (CDA), H.W. Gerritzen (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), E. Hers (VVD) (vanaf 19.40 uur), J.M. van den Heuvel (SP) en C.J.J. Homan (Bindend Lokaal) mevrouw E.C. van der Kleij (PvdA), de heren E.H.G. Marseille (VVD) en M. El Mhassani (PvdA), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), de heren S. Polman (Lijst Simon Polman) (vanaf 20.00 uur), W.L.G. Raijmakers (Lelystads Belang), J. Schoone (Bindend Lokaal), P.A. Schot (D66), K.B.P. Slump (ChristenUnie) en H.P. Soomers (PvdA), mevrouw J.W. Sparreboom-van der Spoel (VVD), de heer C. van Veluwen (ChristenUnie) en mevrouw E. van Wageningen (ChristenUnie), leden van de raad; alsmede de heer W. Jansen, wethouder; en de heer C. Rijksen, griffier; bovendien de heren G. Vermeer, H. van Rijn, A. Maris, M. Groeneveld, D. Steert, A. Flameling, H. van der Woerd en W. Stinnissen, ambtelijke ondersteuning.
2013
N2
De voorzitter: Dames en heren. Welkom bij deze raadsbijeenkomst voor de doorlichting van Programma 3, Leefbare Stad. Nummer vier in het rijtje inmiddels. Even over de orde, voor de publieke tribune. Dit is een specifieke bijeenkomst voor de raad. Hij is niet geheim, u mag rustig blijven zitten, maar u hebt geen spreekmogelijkheden, voor zover er anderen dan betrokken ambtenaren bij aanwezig zijn. Aanwezig is aan de rechterkant het college in de vorm van wethouder Jansen met zijn ondersteuners. Van rechts naar links, voor u van links naar rechts de heer Vermeer, de heer Van Rijn, de heer Maris, wethouder Jansen en de heer Groeneveld. W ethouder Jansen zal een korte presentatie geven via een viertal sheets, waarbij de hoofdlijn van het programma en de deelprogramma’s worden aangeduid. We hebben afgesproken dat we voor de rest geen deelpakketten daaruit in de vorm van sheets aan u presenteren, want u hebt allemaal het programma bekeken en we gaan zo snel mogelijk naar uw vragen toe. Dan wil ik vragen aan de heer Jansen om van start te gaan met zijn inleiding. W ethouder Jansen: Mijnheer de voorzitter. Met vier sheets ga ik het net niet redden, maar ze liggen wel allemaal in lijn. Het programma Leefbare Stad bestaat uit drie subprogramma’s met in totaal tien prestatievelden en onder de prestatievelden, hebt u constateren in de doorlichting, meerdere onderwerpen. U ziet hier de subprogramma’s, 3.1, 3.2 en 3.3, met de prestatievelden daaronder. In de doorlichting vindt u precies wat de onderwerpen daarbij zijn. Hier ziet u het subprogramma wijkontwikkelingen en beheer. De missie en de visie hebt u kunnen lezen, heb ik zojuist gehoord, dus ik ga meteen door. Van de openbare ruimte hebt u kortgeleden alle werkplannen vastgesteld, zowel van kunstwerken als van groen als van wegen, straten en pleinen. Die zitten er bij u dus nog heel vers in. Uiteraard vallen hieronder de werkplannen van de begraafplaats en de stortingen in de voorzieningen. Prestatieveld werken in de wijk. Daarvan hebt u gezien dat de lasten in totaal € 1,6 miljoen zijn en dat daar nul baten tegenover staan. € 1,9 miljoen gaat naar de Stichting Welzijn vanwege detachering van het gemeentepersoneel. Dan de ruimtelijke informatievoorziening. Daarvan hebt u kunnen zien dat de totale lasten € 6 ton zijn, dat daar geen baten tegenover staan en de doorlichting staat omschreven op blz. 13. U ziet hier een grootschaligheid van afkortingen, maar daarover kunt u altijd nog nadere vragen stellen als u dat wilt. Optimaal stedelijk verkeer. Hier ziet u ook weer de subprogramma’s. Missie en visie hebt u gelezen, dus daarop hoef ik in de presentatie niet terug te komen. Dan het collectief vervoer. Daarvan zijn de lasten € 2,7 en de baten € 2,6. En er is nog uitvoering van de wettelijke en door de provincie gedelegeerde taken. Dan de parkeerexploitatie. Die hebt u ook kortgeleden vastgesteld. Deze is op het ogenblik kostendekkend, exclusief beleid en advies. Bereikbaarheid en verkeer, prestatieveld 3.2.3. Doorlichting is beschreven op blz. 17 en 18. De lasten zijn hiervan € 8 ton en de inkomsten € 1 ton, BDU. Versterking duurzaamheid, is ook het subprogramma. De missie envisie hebt u kunnen lezen. Dan zijn we bij het milieu en klimaat. Daarvan zijn de lasten € 3 ton. In 2013 is daarvan nog incidenteel € 138.000 over, maar dat hebt u ook kunnen lezen. Afval. Heffing honderd procent kostendekkend vanwege de besluitvorming zoals u hierover hebt genomen. De lasten € 7,5 miljoen, de baten € 8,6 miljoen. Als u vragen hebt over het verschil kunnen we dat uitleggen. Dan het prestatieveld water, 3.3. De lasten daarvan zijn bijna € 5 miljoen ende baten ruim € 2 miljoen.
2013
N3
Prestatieveld toezicht en handhaving. Dat is enigszins gecompliceerd vanwege het feit dat het doorslaat in drie programma’s, namelijk in dit Programma 3, maar ook in Programma 5 en ook weer in Programma 6 en dat komt nog terug. Sneller kan het niet, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Dank u wel. Het is in ieder geval een nuttig, snel overzicht van welke thema’s er spelen. W e gaan er zoals gebruikelijk themagewijs doorheen. Hebt u in algemene zin bij pagina 4 concrete vragen en opmerkingen anders dan die dadelijk nog aan de orde komen? De heer Schot. De heer Schot: Ik ben benieuwd naar de dwarsverbanden met andere programma’s. U gaf daarnet al aan dat er dwarsverbanden zitten in andere programma’s. We kwamen dat ook tegen bij andere doorlichtingen. Ik ben zo nieuwsgierig naar waar die zitten en of die inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Ik kan mij voorstellen dat dat vanavond niet meer gaat lukken, maar ik zou graag willen weten op welk moment die dwarsverbanden inzichtelijk gemaakt kunnen worden, zodat wij een beeld krijgen van de dingen in samenhang. Nu zitten we naar posten te kijken en activiteiten en die blijken dan ook op een andere plek gesponsord te worden, of er komen gelden vandaan. Ik zou graag willen weten waar dat dan zit. Als we het niet bij het doorlichten kunnen zien, kan het dan een keer bij een P&C-cyclus inzichtelijk gemaakt worden, zodat we weten wat er gebeurt, wat iets kost en wat het oplevert. W ethouder Jansen: De moeilijkheidsgraad zit hier op het punt van handhaving. Verdere dwarsverbanden zitten niet in Programma 3, en als ze er wel in zitten dan hoor ik die graag van u. Daarom heb ik hem juist aangegeven, want ook bij de behandeling van het programma van de burgemeester kwam bijvoorbeeld handhaving voor. Ook heb ik gehoord dat je daar de inkomsten naast de baten wilt hebben. Dat heb je nu ook in 3, gerelateerd aan de parkeerexploitatie natuurlijk, maar alles komt tezamen in Programma 6. Daarin kunt u echt zien wat hetgeen heeft opgeleverd, wat het totaal heeft gekost en of dat in balans is. Dus wat mij betreft is het dwarsverband er alleen op het punt van handhaving. De voorzitter: Zo voldoende voor het moment? De heer Caniels. De heer Caniels: U begint bij pagina 4, maar ik heb bij pagina 2 een algemene vraag. Er staat aangegeven dat veel uren van de eigen dienst zitten in de uitvoering van afdelingsproducten. Dat betekent volgens mij dat dat inclusief de kosten zijn die in rekening worden gebracht door partijen die in opdracht van de gemeente zaken doen. Ik zou graag een onderscheid willen zien, hoe dat is te splitsen. Met andere woorden, welk deel van het budget moeten we toerekenen aan uitvoerende externe diensten en welk deel blijft voor de eigen organisatie, de eigen mensen, en welke taken horen daar dan specifiek bij. Ik weet niet of dat te leveren is, maar ik ga ervan uit dat dat uit de administratie is te lichten. De heer Maris: W e hebben ervoor gekozen om de eigen uren in de producten te houden, omdat er in dit programma veel uren van uitvoerende medewerkers zitten. Anders zou het een heel vertekend beeld geven van wat de kosten van een bepaald onderdeel zijn. Uiteraard kunnen we die ook los leveren om dat onderscheid in beeld te brengen. In bijlage 2 zit het overzicht van wat er in het totaal van dit programma aan ambtelijke kosten zit. Dat geeft dus een totaalbeeld, maar we kunnen dat feitelijk per onderwerp uitsplitsen. De heer Slum p: Ik heb een vraag over pagina 4. Onder 3.1, wijkontwikkeling en beheer, wordt gesproken over een verloederingsschaal. Hoe is zo’n verloederingsschaal opgebouwd? W at moet ik me voorstellen bij scores van 3,9, of 4,5 die hier genoemd worden? Is dit een schaal van 1 tot 10? Dan zie ik 4,5 als een onvoldoende. Hoe moet ik hier tegenaan kijken?
2013
N4
W ethouder Jansen: Dit is een weergave zoals door u is vastgesteld in de Begroting 2013. Niet meer en niet minder. De heer Van Rijn: Ik wil daar wel een korte toelichting op geven. Ik weet het niet helemaal uit mijn hoofd, maar het is een opsomming van metingen aan de hand van hondenpoep, hondenoverlast, zwerfvuil, dat soort zaken. Een opsomming die landelijk gehanteerd wordt als het gaat om verloedering. Nu is het zo dat als de verloedering in getal toeneemt, het slechter wordt. De heer Slump: Hoe loopt die schaal? Ik heb het namelijk niet paraat. Loopt hij van 1 tot 5, of van 1 tot 10? De heer Van Rijn: Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Van 1 tot 6 hoor ik hier zeggen. De voorzitter: De heer Marseille. De heer Marseille: Deze vraag sluit enigszins aan op de vorige vraag, want het gaat bijvoorbeeld over vasthouden leefbaarheid vitale wijken. Daar wordt ook gesproken over die schaalscores. Dan zien we dat de gemiddelde waarde van 2001 tot 2009 naar 2014 gaat van 7,8 voor heel Lelystad, op 7,7 voor bestaande wijken en dan voor nieuwe wijken 8,3 / 8,4. Daar zit in feite dezelfde vraag: wat moeten we ons daar precies bij voorstellen en hoeveel inspanning is er nodig om zo’n cijfer één-, of twee-, of drietiende omhoog te laten gaan. Dat lijkt heel weinig. Als dat heel weinig is, dan vraag ik me af: wat is dan het onderscheid. Maar vaak is het zo dat een heel beperkte stijging van zo’n cijfer heel veel inspanning vraagt. Is daar een beeld van te geven? De heer Maris: Dat is heel moeilijk, want dit zijn enquêtes die gehouden worden met een aantal vragen die gesteld worden, dus daar zit een heel stuk belevingswaarde in, waarbij de beleving wordt beïnvloed door allerlei factoren. W e hebben niet een onderzoek gedaan waarbij je precies kunt zeggen: in Lelystad is het zo dat als je die inspanning levert dan heeft het dat resultaat. De heer Marseille: Zou het dan niet veel logischer zijn om in plaats van dit soort schijnbaar heel gedetailleerde cijfers aan te geven: de beleving is dat de wijken goed zijn, of dat ze matig zijn, waardoor je dit soort kleine verschillen niet direct in beeld brengt omdat ze kennelijk ook heel weinig voorstellen. Het zijn toevallige uitkomsten uit een aantal vragen die je een cijfer geeft. De ene keer komt daar 7,6 uit en de andere keer 7,7, maar waarschijnlijk zit er geen verschil tussen. De heer Maris: Dan gaat het om de statistische betrouwbaarheid aan de ene kant. Het zijn natuurlijk vragen die gesteld worden. Dit type onderzoek gebeurt verder in het land ook, dus in die zin geeft het een bepaalde vergelijking waardoor wij wel deze lijn willen vasthouden, omdat je anders een eigen meetlat hebt en het erg moeilijk wordt om überhaupt tot vergelijkingen te komen. Maar u moet dat natuurlijk wat interpreteren, net als bij rapportcijfers vroeger. Je kunt een 8 hebben en daar staat dan ‘goed’ voor en voor een 6 staat iets anders. Zo kunt u ze wel lezen. De heer Marseille: Dan het verschil tussen de bestaande wijken en de nieuwe wijken. Waarom zit daar een streefcijferverschil van ongeveer een vol punt in? De heer Van Rijn: Nieuwe wijken zien er over het algemeen mooier uit. Daardoor zijn de bewoners daar meer tevreden. Voor een bestaande wijk is het lastig om het er op hetzelfde niveau te laten uitzien als een nieuwe wijk.
2013
N5
De heer Caniels: Bij 3.3 staat: handhaven van de luchtkwaliteit op het niveau van 2007. Is ook bekend hoe dat is uit te drukken in een objectief getal en hoe het vervolgens te meten is? De heer Van Rijn: W e hebben een monitoringsystematiek voor de luchtkwaliteit en dat gebeurt in het kader van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit. Jaarlijks wordt daarop gemonitord. W at ik begrepen heb, is dat daar het verkeersmodel van toepassing is om te bepalen hoe die luchtkwaliteit is. De heer Caniels: Zouden we dan informatie kunnen krijgen hoe die in 2007 was en hoe we kunnen meten dat die zo blijft c.q. verbetert? De heer Van Rijn: Volgens mij moet dat lukken. De heer Schot: Ik heb over diezelfde pagina een vraag bij vasthouden betrokkenheid van inwoners bij ontwikkelingen in de buurt. Daarin schrijft u: op z’n minst over de plannen wil meepraten. Ik ben benieuwd wat u bedoelt met meepraten. Zit daar ook een mate van betrokkenheid en inspraak in zoals u met de speeltoestellen hebt gedaan? Hoe bedoelt u dat? Op z’n minst meepraten, klinkt zo magertjes in onze oren. W ethouder Jansen: Hier hebben we het over de participatieladder. Bijvoorbeeld, bij groot onderhoud willen de mensen graag meepraten als er een grote mate van gebruikte stenen wordt gebruikt. Daar willen ze over meepraten, want mensen willen natuurlijk graag alles nieuw hebben. Dan leggen we uit, en dat bedoelen we met meepraten in de wijk, hoe wij met gebruikte stenen en nieuw materiaal willen omgaan om het beeldkwaliteitverhaal recht overeind te houden. De heer Schoone: Bij 3.2: stijging gemiddeld rapportcijfer verkeersveiligheid onder de inwoners 6.5 in 2009 naar 7 in 2014. Ik kan nergens terugvinden hoe ik aan die knoppen kan draaien om het misschien wel naar een 9 of een 10 te krijgen. W ethouder Jansen: W at ik ervan weet is dat er een geautomatiseerd systeem is waarin je alle gegevens stopt en dan komt er een bepaald resultaat uit. Als je dus hier aan de knop draait dan betekent dat ergens anders dat óf de veiligheid omhoog gaat óf dat hij naar beneden gaat. W at blijkt, is dat we in dit tijdsbestek naar een hoger veiligheidsniveau gaan. De heer Schoone: Ik begrijp dat u ergens aan kunt draaien, maar wij willen ook graag ergens aan draaien, zodat wij het misschien ook omhoog kunnen krijgen. W at moeten we daarvoor doen? Moet daarvoor geïnvesteerd worden, of andere dingen? W ethouder Jansen: Als je de kwaliteit omhoog wilt hebben. Als je even kijkt naar het Groene Carré, de aanpassingen aan de Lindelaan. Er zijn naderhand aanpassingen gedaan, beveiligd door een oversteekplaats met verkeerslichten. Als je die in het verkeerssysteem inbrengt, dan krijg je een hoger kwaliteitsniveau als output. De gemiddelde output geeft een hoger getal aan dan in de jaren 2009 en eerder. De heer Marseille: In aansluiting daarop, want dit geldt ook voor wat ik al eerder vroeg. Ook hier zal waarschijnlijk gelden dat naarmate je meer inspanning pleegt de vraag nog steeds is of je meer bereikt. Je bereikt een bepaalde grens waarbij je zegt: hier is het veilig en alles wat je meer doet, zal misschien af en toe iets uitmaken, maar aan een andere kant weer minder. Is daar een beeld bij, bij welk cijfer dat bereikt wordt? W ethouder Jansen: Laat ik een voorbeeld noemen. De raad heeft een besluit genomen om de fietser uit de voorrang te halen bij de Stationslaan, bij de
2013
N6
Visarenddreef. Daarvoor hadden we een hoog percentage aanrijdingen, zelfs met gewonden, maar door de aanpassing van deze regeling, dus de fietser uit de voorrang gehaald, zijn er geen aanrijdingen meer. Dat is de input die je in het systeem stopt en het eindresultaat is dat er in één jaar tijd bijvoorbeeld meer dan 200 aanrijdingen zijn geweest. Dan krijg je als output, als er geen aanrijdingen meer zijn geweest, vanzelf een hoger veiligheidscijfer. Dat zit hem in het verkeerssysteem. De heer Marseille: Dat was niet helemaal mijn vraag. Mijn vraag was of er op een gegeven moment bekend is, of per situatie bekeken wordt: we kunnen hier nog wel meer aan doen, maar dat zal waarschijnlijk geen enkele invloed meer hebben op de veiligheid. Een ambtenaar: W e meten één keer in de twee jaar. Ik heb daarnet even gekeken wat we op dit moment hebben gescoord. Dan zie ik dat het aantal letselgevallen in 2011 is gedaald tot 41. Met gemiddeld 60 letselgevallen sinds 2010 kan dus de ambitie voor 2014 ruimschoots gehaald worden. De heer Marseille: Daarmee incasseert u die daling volledig als gevolgen van beleid dat je uitvoert, maar dat kan aan weersomstandigheden liggen, een winter met weinig of veel gladheid. Dat soort elementen zou je daarbij moeten betrekken. Een ambtenaar: Dat zou kunnen in theorie. De voorzitter: Anderen over pagina 2 tot en met 4? De heer Homan: U begon met algemene opmerkingen en toen dacht ik: dat gaan we doen. Maar toen zijn we verzand op bladzijde 3, 4. Gaan we nu bladzijde na bladzijde door? Ik wilde iets vragen over de allerlaatste bladzijde, dus dat komt aan het eind, over de ICL. De voorzitter: Akkoord. Dan gaan we naar pagina 5. Gaat uw gang. Mevrouw Middelkoop: Ik weet niet of het pagina 5 is, het is in relatie met pagina 12. Het gaat om werken in de wijk. Hier is het gehele budget opgenomen en op pagina 12 staat het uitgesplitst en dan lijkt mij het bovenste gedeelte fysiek in de wijk en het onderste gedeelte sociaal in de wijk. Ik vraag me af waarom dit bij dit programma zit en dit budget niet in zijn geheel is gesplitst. Er staat ook dat in Programma 1 het grootste gedeelte zit. Waarom is het dan toch bij dit opgenomen en waarom niet gesplitst in een fysiek gedeelte en een sociaal gedeelte, zodat een gedeelte bij Programma 1 opgenomen zou kunnen zijn. W ethouder Jansen: Niet alle programma’s lopen synchroon met de portefeuillehouders. Dit is Programma 3, leefbare wijk, en daar hoort dit onder. Dat zie je wel meer in programma 3, als het over handhaving gaat, als het over vergunningverstrekking gaat, dat zit ook weer bij een andere portefeuillehouder, en zo is dit in wezen ook. W e hebben hier wel een scheiding gemaakt, want inderdaad de wijkteams in de wijk hebben we gesplitst omdat we dat in eigen beheer houden en ook de regie over voeren. Juist die sociale component hebben we weggezet bij de Stichting Welzijn. Daar is ook het personeel naar overgegaan. Daarom hebben we hier die splitsing gemaakt. U hebt het goed gezien, de ene component is echt de personeelscomponent die is overgegaan naar Welzijn, het andere is de component van wat we in eigen beheer houden bij de wijkserviceteams. Mevrouw Middelkoop: Ik blijf toch met de onduidelijkheid zitten waarom niet het geheel bij Programma 1 is ondergebracht, omdat het meer valt onder welzijn dan onder fysiek.
2013
N7
W ethouder Jansen: Dat snap ik, maar dat is echt aan de raad, want u bepaalt zelf hoe de programma’s van de begroting er uitzien. Bijvoorbeeld, vanmorgen heeft het college het handhavingsuitvoeringsprogramma vastgesteld. Ik vind dat dat onder één programma zou moeten vallen. Dan kun je kiezen voor veiligheid, of je zet het bij een andere, bijvoorbeeld bij 3, maar als je een integraal handhavingsplan vaststelt, dan vind ik dat het ook integraal in het programma moet passen. Dit is zo’n geval waarvan je zegt: dit valt eigenlijk onder Programma 1. Maar goed, daar bent u aan zet. Als u zegt: dit hoort bij Programma 1, u stelt de inhoud van het programma vast. En ik kan het er wel mee eens zijn. Mevrouw Middelkoop: Dat is mij nu duidelijk, maar het was mij niet geheel duidelijk dat wij dat in zijn geheel vaststellen. Dan zou je dus inderdaad die splitsing kunnen maken, omdat het dan ook overzichtelijker lijkt. Een ambtenaar: Je hebt natuurlijk altijd, wat ook in het begin werd gezegd, dwarsverbanden tussen programma’s. De eerste component hangt sterk samen met het fysieke onderhoud, wat erg de toon zet in dit Programma 3, maar er wordt uiteraard van het fysieke onderhoud in de wijk de relatie gelegd ook met het sociale gebeuren. Er is bij de verandering bij het wijkgericht werken een deel naar Welzijn gegaan en twee medewerkers zijn ondergebracht bij het fysieke beheer, zodat de verbinding met elkaar blijft. Dat is denk ik het belangrijkste, dat die verbinding gevonden wordt en de serviceopzichters een verbinding hebben met de meer sociale kant. Dan kun je in verschillende programma’s zitten, maar het is: zoek de verbinding. Je kunt het nooit precies zo onderbrengen als je wilt, als je wat meer in de matrix denkt waar allerlei dwarsverbanden zijn. De heer Van Rijn: Voor de inwoner is het onderscheid tussen sociaal en fysiek helemaal niet aanwezig. Mevrouw Middelkoop: Nee, maar de getallen die u net noemde, zitten dan denk ik hierin verwerkt, want hierin zit ook een heel groot gedeelte wat wel echt de sociale component is. Dat bedoel ik, dan heb je dat onderscheid, dan kun je daar beter inzicht in maken als je dat zou splitsen. Dat was mijn uitgangspunt. De voorzitter: Zo voldoende, mevrouw Middelkoop? Mevrouw Van der Kleij. Mevrouw Van der Kleij: Ik hoor net: sociaal en fysiek is er voor de inwoner het verschil niet aanwezig. Dat zou wel duidelijk aanwezig moeten zijn, zeker al in het telefoonnummer, want in de uitvoering krijg je dan een probleem. U bevestigt het nu zelf en ik hoor al signalen dat in de W aterwijk/Landerijen het wijkserviceteam een bericht naar buiten brengt: inwoners, voor zowel fysieke als sociale problemen bel ons. En dan het nummer van Welzijn. Dat is niet correct, want voor de fysieke problemen, onderhoud et cetera, moet je 140320 bellen. Het moet dus duidelijk worden waar ze naartoe moeten bellen, anders krijg je natuurlijk ontzettende warrigheid. W ethouder Jansen: Je krijgt geen warrigheid, want als je voor welzijn het nummer van Welzijn belt, en dat nummer is niet veranderd, dan zit je gewoon bij welzijn. Als het fysiek is en je wilt een melding doen, en ik heb het van de week nog zelf gedaan, gebruik je het nummer dat daarvoor staat en dat is het laatste nummer wat u zei. Daar komt de melding binnen. Als het fysiek is, gaat hij door naar fysiek en is het voor welzijn, dan wordt hij rechtstreeks doorgeschakeld naar Welzijn. Dus wat ons betreft is dat heel duidelijk. Mevrouw Bergman: Ik heb hier altijd wel een beetje behoefte aan de praktijk van alledag. Hoe moet ik me dat voorstellen, hoe die fysieke en die sociale kant hier samenkomen. Ik stel me dan altijd voor een verwaarloosde tuin waarvan de bomen
2013
N8
over het pad hangen. Dat is een stukje fysiek. Maar achter die voordeur woont iemand die niet meer zo goed voor zichzelf kan zorgen en dat heeft dan een stukje sociaal. Heel praktisch, hoe wordt daar in de praktijk mee omgegaan? Het moet toch in feite niet uitmaken of zo’n melding via de fysieke kant binnenkomt en blijkt een sociale component te hebben of andersom via de sociale kant binnenkomt en blijkt een fysieke component te hebben? Dat hangt altijd samen. De heer Van Rijn: Dat was wel de strekking van mijn opmerking. W ethouder Jansen: Als het goed is, is dat uitgebreid door mijn collega Jacobs hier met de doorlichting uitgelegd. Mijnheer de voorzitter, ik kijk even naar u, of ik deze discussie weer opnieuw moet doen. De voorzitter: Als u een compact antwoord kunt geven, graag. W ethouder Jansen: Een compact antwoord is dat het inderdaad niet uitmaakt waar de melding binnenkomt. Ter plaatse wordt gekeken wat de inhoud is van de melding. Dat zeg ik ook, is hij voor welzijn dan wordt hij doorgezet naar Welzijn, is het fysiek, bijvoorbeeld een gat in de weg, dan gaat hij terug naar het fysieke team. De voorzitter: Zo voldoende mevrouw Bergman? De heer Schot. De heer Schot: Ik heb één vraag. U praat over de betrokkenheid van bewoners stimuleren en werken in de wijk. Er is een kentering gaande als ik zo wat geluiden hoor over de rol van de wijkraad. Kunt u aangeven op welke manier wijkraden betrokken geweest zijn in de afgelopen periode? W ethouder Jansen: Bij werken in de wijk worden zeker de wijkraden betrokken. Er is zelfs een stringent structureel overleg, twee keer per jaar, met de wethouder die over welzijn gaat, mevrouw Jacobs, en de wethouder die over het fysieke gedeelte gaat. Mochten er zaken zijn die van nood zijn, dan lassen we een extra vergadering in. Dat kan óf van onze kant komen, óf vanuit de wijkraad. De heer Schoone: Ik zie staan bij 3.1.2 en 3.1.3 lasten en ik zie baten nul. Dat kan ik me haast niet voorstellen, of komt dat terug in andere programma’s, dat je hier zo’n doorkijkje hebt waarbij je zegt: er zijn wel degelijk ergens baten van. Het moet toch ergens iets opbrengen. Dat hoeft niet altijd in geld uitgedrukt te zijn. De voorzitter: W aar blijven de baten, wethouder? W ethouder Jansen: De baten blijken uiteindelijk na een jaar. Als ik even het speelruimtebeleid aan de orde mag stellen, daarvoor hebt u een budget vastgesteld en binnen dat budget wordt niet zichtbaar wat de bijdrage van de wijk is. Er ligt nu een prachtig plan vanuit de Kamp, die willen komen tot drie integrale speelplaatsen in de wijk en dan vervallen er vijf. Dat betekent minder onderhoud, wat ons de mogelijkheid biedt om meer apparaten op die plek te vervangen. Dit zijn de totaalbedragen, maar baten van bijvoorbeeld vrijwillige inzet vanuit de wijk, kun je niet ramen. Dan zouden we helemaal niet tot uitvoering van dat soort plannen kunnen komen. De heer Schoone: Als ik u goed beluister, hoor ik toch dat u praat over baten die er zijn door andere speelplaatsen. Die zie je niet. Misschien moeten we wel meer investeren om er nog meer uit te halen. W ethouder Jansen: Dat soort baten zie je niet terug in de begroting. Daarom staat er nul.
2013
N9
De voorzitter: Anderen? Niemand, dan gaan we naar pagina 6. De heer Bussink. De heer Bussink: Op pagina 6 maar ook op navolgende pagina’s staat heel vaak beïnvloedbaarheid 0 tot 20%. Links staat dan ICL-gerelateerd. De vraag die ik daarbij heb: 0 tot 20% beïnvloedbaar, betekent dat dan dat het tot 20% geen effect heeft op ICL. Eerder werd al gezegd dat als we € 1 snijden in de groenvoorziening het ook betekent € 1 korting op de ICL-bijdrage. Mag ik dat zo lezen: bij 0 tot 20% heeft het geen consequenties voor ICL-bijdrage. De heer Maris: U moet het zo zien: ICL is een aanvullende uitkering. Het woord zegt het al, het is aanvullend op wat je als gemeente doet. Als je als gemeente bezuinigt zou je kunnen zeggen dat aanvulling minder zou worden. Of dat gebeurt, weet je niet. Wat in het laatste percentage wordt gegeven, is wat de beleidsvrijheid is los van ICL. Als we ICL niet hadden en die aanvulling, dan zou je kunnen zeggen: ik kan op dat budget besparen omdat je het bijvoorbeeld bij groen soberder zou kunnen uitvoeren. Je kunt in kwaliteit terug. Bij de groene aspecten staat een hoger percentage omdat je daar meer terug zou kunnen dan bijvoorbeeld bij wegen, straten en pleinen. Zoals u wellicht weet uit de meerjarenraming is daar een tekort gesignaleerd en dat wordt vooral in de civiele hoek geconstateerd. Dus als je daar gaat besparen, terwijl je al een tekort hebt, dan heb je kans dat je ook aan je technische kwaliteit op een gegeven moment door de bodem zakt. Daarom staat daar 0 tot 20 in de meeste gevallen en bij andere objecten meer en bij spelen nog meer, omdat dat helemaal een vrije keus is of u een dergelijke voorziening voor de inwoners in stand wilt houden. Dat staat even los van als je dat doet vanuit de aanvullende uitkering. Of dat dan consequenties heeft voor ICL is dan een punt waarop u wel bedacht moet zijn. De heer Bussink: Dat is dus een risico, dat kunnen we moeilijk inschatten. De voorzitter: W ilt u hierop aansluiten, mijnheer Soomers? De heer Soomers: Er staat bij tientallen posten ICL-gerelateerd, op een dreigende manier: daar mag je niet aankomen. Maar de reactie van de ambtenaar namens het college is vaag; zou kunnen, misschien. Ik relateer dat ook aan de laatste zin in bijlage 4, waar letterlijk staat: bezuinigingen op de onderhoudsinspanning door de gemeente leiden er echter toe dat de ICL-bijdrage verhoudingsgewijze toeneemt ten opzichte van de bekostiging vanuit de gemeente. Dat is fantastisch. Dus als wij stoppen met investeren, loopt de ICL-bijdrage door, staat hier. Hoe moeten we dan die dreigende taal verstaan van je mag er niet aankomen? Ik begrijp het niet. Het zijn allemaal tegenstrijdige opties. Kunt u dat toelichten? De heer Maris: Er staat dat die verhouding dan verandert. Vanuit de optiek dat het een aanvullende uitkering is, was het de bedoeling dat de gemeentelijke bijdrage in verhouding stijgt en de ICL minder zou worden, omdat die gebaseerd is op de situatie zou je kunnen zeggen van de bestaande stad toen ICL is ingesteld, vanuit de veronderstelling dat de gemeente geleidelijk aan in haar jasje groeit. Dus dit staat er meer in de zin van: als de verhouding de andere kant op gaat, dan kunt u nagaan dat men bij de evaluatie ICL zegt: dat is vreemd, want we hadden een andere verwachting daarbij; in welke mate is de gemeente bezig geweest om te zorgen dat ze in dat jasje groeit en dat de verhouding juist de andere kant op gaat. De heer Soomers: Ik wil graag nog even reageren. ICL is een aanvullende bijdrage omdat de gemeente het zelf niet kon. Als we nu in de situatie zitten dat we opnieuw minder kunnen door onze omstandigheden, zou dat ook iets anders rechtvaardigen. Ik wil graag het college vragen hierin duidelijkheid te scheppen. Hebben wij nu beleidsruimte in dit soort uitgaven of zitten er in het contract met het Rijk beperkende voorwaarden. Dan zou ik graag concreet over die voorwaarden geïnformeerd worden. Dat hoeft niet nu, dat kan ook later.
2013
N 10
W ethouder Jansen: Laten we het maar later doen. Dat lijkt me het beste. De heer Marseille: Daarop aansluitend. Hier staat 0 tot 20%, even los van die ICLproblematiek. Die 0 tot 20 lijkt in de meeste gevallen heel weinig, juist in dit programma praten we over een aantal heel grote bedragen. Dan zeg ik: 0 tot 20, laten we zeggen 10%; 10% is € 1 miljoen. Ik denk dat het belangrijk is, zowel bij deze post als bij een aantal andere posten - anders zou ik de vraag niet iedere keer stellen - dat daar iets nader wordt aangegeven wat de consequentie zou zijn indien van dat stukje beleidsvrijheid gebruik zou worden gemaakt. W e praten hier natuurlijk over enorm grote bedragen, waardoor elk procent wel degelijk een substantieel iets is. W ethouder Jansen: Als je 10% bezuinigt, dan praat je inderdaad over € 1 miljoen. Zoals u ook weet is het Rijk thans bezig. De heer Marseille: (Bij interruptie) Ik probeerde juist de vraag los van de ICL, want aan de ene kant is het een bekostigingsvraag die wellicht leidt tot een lagere opbrengst, maar het gaat erom: wat gebeurt er als wij gebruikmaken van de helft van de hier aangegeven beleidsvrijheid; wat is daarvan de consequentie voor de openbare ruimte. Er zal niet voor niets staan dat er een stukje beleidsvrijheid is. Als we zeggen: er kan echt helemaal niets want dan gaat alles verkeerd, dan is het 0%. W ethouder Jansen: W at er dan gebeurt, is dat het college zich niet meer kan houden aan het door u vastgestelde kwaliteitsstructuurplan, oftewel het KSP. Als u daarvoor een lager niveau wenst vast te stellen, dan zul je zien dat de kosten ook naar beneden gaan. Het risico dat je daarmee loopt, want we hebben ook nog een toezichthouder, de provincie, is dat die zegt: wij hadden afspraken op dit punt, u zou de openbare ruimte op het basiskwaliteitsniveau van KSP houden, dat doet u nu niet, dus dat houdt in dat ook de bijdrage, in dit geval ICL, naar beneden gaat. Het is aan elkaar gekoppeld en het staat er echt niet als een dreiging, mijnheer Soomers. Het risico dat je loopt als je door het basiskwaliteitsplan heen zakt, is dat de toezichthouder zegt: dit is niet hetgeen we hebben afgesproken. En die gaat dan een korting toepassen. De heer Marseille: Nu gaat de wethouder het opnieuw hebben over de bekostigingskant. W at ik probeerde, maar daar gaf u in feite al wel een antwoord op: we hebben een KSP met een bepaald niveau en ik kan mij herinneren dat er bij een eerder crisisje, moet je dat achteraf noemen, wel degelijk gesleuteld is aan het niveau van KSP. Alleen, ik denk dat onvoldoende duidelijk is wat het betekent als je het KSP wilt handhaven op het niveau dat we nu hebben afgesproken. W at is de consequentie als we zeggen: we doen dat een tandje minder. Ziet de stad er dan ineens totaal verwaarloosd uit? Of zeggen we: akkoord, in plaats van 10 cm gras is het gras 12 cm. Is daar iets van te zeggen? W ethouder Jansen: Dat zijn ook de keuzes die aan u voorgelegd zijn met het vaststellen van de werkplannen. Daarover hebben we hier nog een uitgebreide discussie gehad. Nieuw materiaal en oud materiaal. Sober en doelmatig is daarbij gekomen. Dat is ook uitgangspunt van het college. De heer Marseille: Volgens mij had dat niets met het KSP-niveau te maken, dat was meer een kwestie van materiaalgebruik. Concreter, KSP kent diverse niveaus, wat betekent het wanneer we in de KSP-niveaus naar een iets lager niveau gaan. Misschien zegt u: dat is te uitgebreid om nu te beantwoorden. Dan zou dat wellicht samen met de vraag van de heer Soomers later kunnen. W ethouder Jansen: Dat zou het antwoord kunnen zijn, maar ik wil u er wel op wijzen, dat de raad het KSP heeft vastgesteld en nog maar kortgeleden daaraan gerelateerd
2013
N 11
de werkplannen heeft vastgesteld. Daarmee hebt u meteen vastgesteld wat de kwaliteit van de wijk moet zijn. W e gaan dus geen overdadig nieuw materiaal aanleggen in de wijk, dat doen we op een sobere en doelmatige manier. Dan zitten we op basiskwaliteit, dus echt op de basis van het KSP. De heer Marseille: U hebt gelijk als u zegt: dat hebben we voor 2013 vastgesteld, maar u weet waarschijnlijk eerder dan wij welke problemen er eventueel voor 2014 zijn. Dus dat noopt op allerlei punten kritisch te kijken: waar zit beleidsvrijheid. W ethouder Jansen: Hierover kunnen we met elkaar een hele avond discussiëren. Mede gelet op de vraag die de heer Soomers heeft gesteld: het heeft altijd een relatie met elkaar. Ik zou daarover graag op een ander moment nog met u verder willen discussiëren en het even buiten deze doorlichting laten. Dit is in wezen een foto van: wat is de input en wat zijn daar de beoogde effecten. Dat is hetgeen we hier neergezet hebben. W at u vraagt is een stuk meer, dus dieper daarop ingaan. De voorzitter: Nog even inventariseren, als we het specifiek over de ICL hebben. De heer Homan. De heer Homan: W at me verbaast is dit. Bij bladzijde 6 staat: deels wettelijk bepaald. En we hebben het over ICL. Is die wettelijke bepaling de ICL-afspraken die wij moeten nakomen, of ligt er voor elke gemeente in Nederland een wettelijke taak om te voorzien in groen onderhoud en wegen tot een bepaald maximum, of anders gezegd, minimum. Hoe ligt dat, is het wettelijk en daarboven nog ICL? Als mijn vraag tenminste duidelijk is. De heer Maris: Het zijn twee aparte zaken. De heer Homan: Dan wil ik nu graag de toelichting op die twee samenhangende aparte taken. W e hebben tot dusver alleen gesproken en geluisterd naar een uiteenzetting dat de ICL ons onderhoudsniveau bepaalt. Althans, zo begrijp ik het. De heer Maris: Het ICL dat erbij staat, geeft aan dat hier een aanvullende financiering zit vanuit het Rijk. Dat is één. Het andere is: wat is wettelijk bepaald, bijvoorbeeld dat wegen aan een bepaalde kwaliteit moeten voldoen in verband met verkeersveiligheid en noem maar op, en waar ligt beleidsvrijheid om daarin te minderen. Bij groenonderhoud kun je zeggen: ik heb een aantal maaibeurten en dat breng ik terug, of: het aantal schoffelrondes breng ik terug. Daar ligt een bepaalde vrije keuze in. Dan is dat dus niet wettelijk bepaald, maar hebt u daar een stuk keuze in. De heer Homan: Maar als wij ons kwaliteitsstructuurplan vaststellen, is die keus bepaald. De heer Maris: Ja, dan hebt u daar een keuze in gemaakt. De heer Homan: En die keus wordt ons niet los gelaten, wijmoeten ons houden aan de ICL-norm. Dat gaat boven die wettelijke taak uit. Dus u zou hier kunnen schrijven niet: deels wettelijke taken, maar: we zitten met twee handen aan de ICL-norm vast. De voorzitter: De vraag is dus: is de ICL bepalend voor het minimum of ligt er een andere vloer bij het KSP. W ethouder Jansen: KSP is hier vigerend. Met andere woorden, dat is het beeldkwaliteitverhaal, dat is de kwaliteit waarvoor u als raad gekozen hebt, wat geaccepteerd wordt door de provincie om positief te adviseren over de toelage die ICL heet en die wordt ook op deze wijze gehanteerd. Het Rijk wil natuurlijk af van die ICL-bijdrage. Het college is met elkaar in gesprek over wat de beste strategie is, want
2013
N 12
er gaat een onderzoek plaatsvinden vanuit de rijksoverheid, een Artikel 12 onderzoek. Waar wij op willen aansturen is dat er een lichte vorm van Artikel 12 onderzoek plaatsvindt, waarbij alleen gekeken wordt naar het onderhoud van de stad, in plaats van een heel breed Artikel 12 onderzoek. Daarmee is het college op het ogenblik heel druk doende. De heer Homan: Constaterend dat op bladzijde 6 staat deels wettelijke taak: helemaal niet. En beïnvloedbaar budget: helemaal nul. W ethouder Jansen: Dan hebt u niet goed geluisterd, want de wettelijke taak is bijvoorbeeld als het gaat over verkeersveiligheid, over de breedte van de weg, over de kwaliteit van bruggen en de veiligheid van bruggen, enzovoort. Er zijn een hele hoop dingen die we als college in medebewind moeten uitvoeren. Die normen zijn allemaal wettelijk bepaald; W egenverkeerswet bijvoorbeeld, waarin we als wegbeheerder verantwoordelijkheden hebben. Dat zijn wettelijke normen waaraan we moeten voldoen. De heer Marseille: Mag ik even op een opmerking van de wethouder reageren, want ik denk dat hij zich vergist. Hij zegt dat het Rijk af wil van de ICL. Volgens mij is er slechts sprake van dat het Rijk heeft besloten om de ICL te evalueren. W ethouder Jansen: U hebt gelijk. De voorzitter: Dat is dan helder. Mevrouw Sparreboom. Mevrouw Sparreboom: Ik heb een vraag naar aanleiding van bladzijde 6, maar in feite geldt dat wel voor alle onderwerpen binnen de onderdelen van dit programma. Het gaat namelijk om het onderwerp beleid. Ik heb alle onderdelen van dit programma doorgenomen en de getallen die achter beleid stonden achterelkaar geschreven. Dan constateer ik dat er heel veel beleid in dit programma zit. Ik raak dan een beetje in verwarring wat ik onder beleid moet verstaan. In het ene geval is beleid heel expliciet vermeld. Als ik kijk naar bladzijde 9, daar staat voor groen, beleidsadvisering groen € 184.000. Soms zit het erin. Als je kijkt naar wegen en advisering inzake beleid van ontwikkeling dan is het vermengd met andere onderdelen. Dus mijn concrete vraag is: als er beleid staat, hoe moet ik dat dan opvatten. Is dat interne formatie en zie ik dat dan weer terug in programma 6? Waarom is het in het ene geval vermengd met andere onderwerpen en in het andere geval heel expliciet benoemd? Als ik daar eerst een antwoord op kan krijgen, heel graag. De heer Maris: De term is af en toe wat verwarrend als er beleid staat, want dan wordt al gauw gedacht: dat is alleen beleid wat gemaakt wordt. De stortingen in de voorziening voor groot onderhoud horen in feite ook in het beleidsproduct. Dat gaf wel eens in de raad de vraag: er staat € 7 miljoen voor beleidsadvisering. Daarom hebben we die eruit gehaald, omdat die een vertekend beeld geeft, want het is een storting in de voorziening die je ergens een plek in de begroting moet geven. Dan klopt het wat u zegt, bij een aantal beleidsonderwerpen staan ook inhoudelijke zaken die bekostigd worden, werken derden, kleine structurele aanpassingen. Dat kunnen we in beeld brengen, ook op de eerdere vraag die gesteld werd, hoeveel eigen uren erin zitten. Bij die beleidsproducten gaat het om beleidsuren. Dan kan ik u als voorbeeld noemen wat u net aangaf, in het product groen, beleidsadvisering groen op bladzijde 9, in de € 184.000 zit voor € 55.000 aan interne beleidsuren, maar er zitten ook kleine structurele aanpassingen in de openbare ruimte bij voor € 50.000. Dat zijn aanpassingen die gevraagd worden door de burgers. Er moet een kleinigheid worden veranderd wat je niet meeneemt in het groot onderhoudsprogramma, wat ook niet hoort bij het onderhoud dat in de bestekken zit die aannemers uitvoeren. Maar er moet toch her en der iets gebeuren, overlast en dergelijke, en daarvoor zijn de kleine
2013
N 13
structurele aanpassingen, een budget van € 50.000 voor de hele stad. Dat zit dus ook in dat beleidsproduct, omdat vanuit die beleidskant geadviseerd wordt hoe je hiermee omgaat. Ik denk dat als het overzicht van de uren er is, vooral bij die beleidsproducten, het u een goed inzicht geeft hoeveel eigen beleidsuren erin zitten en dat zet het dan in het juiste perspectief. De voorzitter: De heer Van Veluwen. De heer Van Veluwen: Even niet over ICL. Ik wou de vraag stellen als we die discussie, die gouden handboeien die we hebben met ICL, even vergeten, is er dan 20% ruimte en is het dan zo dat als we op die 80% uitkomen, dat het veiligheidsminimum is. Als het dat is, want dat is de politieke discussie die erachter ligt. U noemt dat misschien technische ondergrens, maar is dat de grens waarbij u zegt: daarvan durft het college nog te zeggen: deze situatie is veilig. De voorzitter: Het college, is de grens hard. De heer Maris: Als ik er iets over mag zeggen. Dit zijn categorieën van 0 tot 20, 20 tot 40. De heer Van Veluwen: Ik probeer het in algemene zin. De heer Maris: Dat begrijp ik. Bij 0 tot 20 zul je per product moeten kijken: waar ligt de grens. Bij de ene situatie ligt het aan de kwaliteit, de belevingswaarde die u belangrijk vindt en zegt: waar kun je dan uitkomen. De heer Van Veluwen: Is de ondergrens gebaseerd op veiligheid op het absoluut minimum? Er zit € 2 miljoen ruimte in de begroting bij wijze van spreken om te zeggen: daar kun je nog laag. Dan heb je nog wel een veilige stad maar dan houdt het echt op. De voorzitter: Anderen? De heer Caniels. De heer Caniels: Ik wou even voor mezelf een conclusie trekken uit de discussie. Dan gaat het met name om de beïnvloedbaarheid van het budget in relatie tot de ICLgevolgen en het basiskwaliteitsniveau. Is het zo dat ik die kolom moet lezen als formeel weliswaar beïnvloedbaar, maar materieel, gelet op de eventuele gevolgen, dus niet? Is dat een conclusie die ik zou moeten trekken? Ja? Dan heb ik het goed begrepen. Dank u wel. De heer Soomers: Even een algemene vraag mede naar aanleiding van wat mevrouw Sparreboom zegt. Los van wat er wel en niet bij beleid hoort, als je alle beleidsbedragen bij elkaar optelt, ervan uitgaande dat het grootste deel dan interne uren zijn, dan kom je op een omvangrijk bedrag wat een miljoen ver overschrijdt. Mijn aanname is dat in dit programma de grootste beleidsoperaties passé zijn en dat je in de toekomst alleen nog over aanvullingen en aanpassingen praat. W e hebben alle moeilijke discussies over parkeerbeleid en zo gehad. Mijn vraag is: lopen deze bedragen in de meerjarenbegroting in de komende jaren door, of is er nog een taakstelling uit te voeren waardoor ze afnemen, of zou de raad daarover nog beslissingen moeten nemen. W ethouder Jansen: Als het gaat om de meerjarenraming, die heeft de raad nu voor vijf jaar vastgesteld. Dus daar hoef je geen onderzoek meer te doen, maar wel naar de jaarlijkse uitvoeringsplannen, oftewel de werkplannen zoals u laatstelijk hebt vastgesteld. Daar gaat heel veel capaciteit in zitten. Dat gaat om heel veel geld. Dan zit je nog met de uitvoering en de aanbesteding. Al dat gebeuren valt onder deze
2013
N 14
post. Dat zijn heel veel uren, dat begrijp ik, en ik zie ook wel dat het een hoog bedrag is, maar dat is toch echt een structureel bedrag. De heer Soomers: Dus er zit op dit gebied geen taakstelling die nog uitgevoerd moet worden. W ethouder Jansen: Nauwelijks. De heer Soomers: Dank u wel. De voorzitter: Maar wel een beetje, begrijp ik? De heer Maris: Ik wil even aanvullen, het woord beleid, daar zit meer in. Dus het is belangrijk om te zien wat de uren daadwerkelijk zijn. En beleid moeten we ook lezen als beheer; het beheer dat jaar op jaar gebeurt, wat de wethouder ook aangaf: het opstellen van beheerplannen. Even als voorbeeld, het hele afvalstoffengebeuren, een omzet van € 8 miljoen, daar zit één beleidsmedewerker op. De voorzitter: Anderen tot en met pagina 6? Dan gaan we verder met pagina 7. Mevrouw d’Arnaud. Mevrouw d’Arnaud: Bij het kopje wegen, dagelijks onderhoud, staat voor de afhandeling van klachten en meldingen € 2 ton. Is dat fte of is dat het repareren van de klachten? De heer Van Rijn: Dat zijn met name uren van eigen medewerkers. De heer Gerritzen: Op de laatste vraag en met name het antwoord zou ik even willen ingaan. Volgens mij werd er gevraagd: zit er alleen het ontvangen van de melding in of ook de uitvoering van de afhandeling van de klacht. Bijvoorbeeld het recht leggen van de verzakte stoeptegel. De heer Van Rijn: Dat zit er deels in. Als een klacht een rechtvaardige klacht is, waar wij als organisatie in feite tekortschieten, dan zit dat in een specifieke uitvoeringscomponent en valt het binnen het afdelingsproduct, in dit geval wegen, het valt dan niet binnen het serviceproduct dat op bladzijde 12 specifiek genoemd staat. In het serviceproduct zit de administratieve afhandeling en de uitvoering komt ten laste van dit product. Dus ook de uitvoerende component valt binnen dit bedrag. De voorzitter: Zo voldoende? De heer Van Veluwen. De heer Van Veluwen: Ik had in principe dezelfde vraag, maar als ik een bladzijde verder kijk, dan staat daar € 3 ton voor groenonderhoud. Dat betekent dat er een half miljoen aan klachtenonderhoud in dit huis plaatsvindt. Dat zijn ambtenaren die het huis uit rennen en vervolgens dat repareren van de telefonische klacht. De heer Van Rijn: Ik zou het iets nuanceren. W e rennen niet gelijk op ieder klacht. De heer Van Veluwen: U doet heel rustig aan, begrijp ik. De heer Van Rijn: W e doen ook niet rustig aan, we proberen het werk wat geordend uit te voeren. Er zitten in sommige gevallen wel krappe termijnen op wat we afgesproken hebben met de raad en met de bewoners. Maar het gaat nog verder, het gaat over meerdere producten dan alleen het groen en de wegen. Ook op het gebied van reiniging. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, dan gaat er een redelijk groot bedrag in om.
2013
N 15
Mevrouw d’Arnaud: Mag ik dan vaststellen dat er een soort van servicedienst is, die op weg gaat zodra er klachten zijn en eigenlijk iedere dag wel iets te doen heeft? De heer Van Rijn: Dat klopt. In zijn algemeenheid worden er op jaarbasis door de serviceteams ongeveer 8500 klachten en meldingen afgehandeld. Op zijn minst moet er gekeken worden of iets wel of niet aan de kwaliteit voldoet en in sommige gevallen, in relatief veel gevallen, ondernemen we actie. Dat zijn de specifieke uitvoerende taken van de serviceteams. Zijn er geen klachten en meldingen, dan doen ze ander structureel onderhoud op het gebied van openbaar groen, of wegen. De heer Schoone: Een korte vraag. Bij ons in de wijk is glasvezel aangelegd. Er is aardig gesloopt aan het straatwerk. Dat zien we toch niet in deze kosten terug? Dat wordt toch wel verhaald op degene die het gedaan heeft? De heer Van Rijn: Dat klopt ook. Over het algemeen krijg je van kabels en leidingen nog nazakking. Daar zit een garantietermijn op. Het is wel zo dat de inwoners periodiek geconfronteerd worden met die nazakking. Het effect wegnemen kun je over het algemeen na een jaar en dat valt dan binnen de garantietermijn van de uitvoering van het werk. Het komt dus niet ten laste van deze component. De voorzitter: Anderen nog over pagina 7? Dan gaan we naar pagina 8. De heer Gerritzen. De heer Gerritzen: Bij groen staat: post uitvoeren van onderhoud aan openbaar groen. Dat is een bedrag van iets meer dan € 1,3 miljoen. Mijn vraag is: zit er specifiek verschil tussen enerzijds het onderhoud van ongeveer 1000 vierkante meter in woonwijken en anderzijds grote groene concentraties zoals parken. De heer Van Rijn: Daar zit wel degelijk verschil in. Binnen de vastgestelde kaders van het KSP zitten binnen het groenbeheer drie onderhoudsniveaus. Niveau 1, 2 en 3. Centrumgebieden kennen het hoogste niveau, 1. Grootschalige groengebieden, met name parken waar je relatief eenvoudig groen hebt, is het laagste onderhoudsniveau en daar is de inspanning dan ook minder. De heer Gerritzen: Dat is mij wel helder, maar is bijvoorbeeld het onderhoud van een x-aantal vierkante meters in een woonwijk duurder of goedkoper dan eenzelfde hoeveelheid vierkante meters in een park als we voor beide een basisniveau aanhouden. De heer Van Rijn: Als ze allebei een basisniveau hebben, dan is het afhankelijk van de inrichting en dan is het groenbeheer en -onderhoud over het algemeen in een woonwijk duurder dan in een park. De heer Hers: Ik zie door de stad op allerlei plaatsen, met name in het najaar en in de winter, dat er groot snoeionderhoud plaatsvindt en dat er heel erg veel bomen worden gekapt. Nu is openhaardhout tegenwoordig buitengewoon kostbaar. Ik zie dan over het algemeen allerlei particulieren staan, vaak ook met aanhangertjes, druk hout laden. Ik denk toch dat ook de opbrengsten van ons groen aan de gemeente toekomen. Dus ik ben even benieuwd bij wie dat valt en op welke wijze daarmee omgegaan wordt. De heer Van Rijn: Op zich is dat mooi geconstateerd. Ook afval, ook stamhout, maar ook houtsnippers vertegenwoordigen een waarde. Het is wel zo dat je daarin de logistieke component moet meenemen en over het algemeen het snoeihout dat voor ons geen waarde heeft, waarvan je zegt: de logistieke component weegt daar tegenop, dat kan vervallen aan inwoners. Of als iemand zich meldt en zegt: ik heb belang bij dat openhaardhout. Wij laten het liggen en een bewoner ruimte het op,
2013
N 16
geen enkel punt. Zo gauw het enige waarde vertegenwoordigt waarbij de logistieke component daarin dekkend is, wordt dat op dat moment al verhandeld. Dan praat ik over houtsnippers, stamhout, en dergelijke. De heer Hers: Die opbrengstcomponent, waar vinden we die terug? De her Van Rijn: De opbrengstcomponent maakt vaak onderdeel uit van het werk zelf. Bij heel veel aanbestedingen wordt dat al meegenomen, met name bij grootschalige snoeiwerken. Dan staat er specifiek genoemd: dit is de component hout dat gesnoeid moet worden. Dan vervalt alles aan de aannemer en die neemt daarin al mee de mogelijke opbrengsten van het hout, van de houtsnippers en als er nog stortkosten zijn neemt hij dat ook mee in zijn aanbieding. Daarmee beding je uiteindelijk met het minste werk de meest voordelige prijs voor het totale werk. Dat zie je niet direct terug in de begroting, maar wel als onderdeel van de aanbesteding. De heer Hers: Duidelijk. Dank. De voorzitter: Anderen? Zo niet, dan zijn we inmiddels door pagina 8 heen en gaan we naar pagina 9. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik heb nog een vraag bij pagina 8. Het gaat om het laatste blok, dagelijks onderhoud van het groen. Ik was verbaasd dat ik juist hier niets teruglees over bewonersparticipatie, omdat ik weet dat er nog steeds een aantal bewoners zijn die met sommige stukken actief omgaan. Ik vroeg me dus af waar we dat terug konden vinden. De heer Van Rijn: Als het bekend is dat bewoners specifieke dingen willen doen in een wijk, wordt daarmee afgestemd en wordt daar ook rekening mee gehouden. Dat is hierin niet specifiek vanuit de begroting opgenomen. Het is heel incidenteel en pleksgewijs, maar niet zo grootschalig dat we daarmee met beheer en onderhoud rekening houden. Het is wel zo dat serviceopzichters specifiek kennis hebben van de wijk en ook gebieden waar die component van zelfwerkzaamheid speelt, dat daar wordt afgestemd met de bewoners. Daarnaast worden bewoners bij grootschalige onderhoudswerken wel geïnformeerd over de acties die we nemen, wanneer en waarom. Mevrouw Bergman: W ordt er nog ingezet op het vergroten van de aantallen bewoners die actief meedoen in groenonderhoud? De heer Van Rijn: Op dit moment vanuit onze afdeling zelf niet. Daar is op dit moment geen capaciteit voor. Dat is wel de component en de afstemming met het onderdeel van wat bij Welzijn is ondergebracht, maar dat komt op dit moment nog niet echt van de grond. De voorzitter: Over pagina 9? Gaat uw gang, mijnheer Raijmakers. De heer Raijmakers: Ik heb een vraag over groen. De baten hebben betrekking op de exploitatie van de paardenweides. Ik neem aan dat de kosten van de paardenweides in de lasten staan, daar wij gemiddeld per jaar aan de exploitatie € 600 moeten bijdragen in verband met het beheer door een rentmeester. Klopt dat? W ethouder Jansen: Mijnheer Raijmakers, wij hebben elkaar daarover al gesproken. U hebt daar vanmiddag nog een mailtje over gezonden. Ik heb dat mailtje, dat gaat heel erg in detail, doorgezonden naar de betrokken ambtenaar en die heeft mij beloofd u daarover nog te informeren. Uw vraag is dus in behandeling.
2013
N 17
De heer Raijmakers: Ja, maar ik wil eigenlijk wel antwoord of de kosten ook in de lasten zitten. De heer Van Rijn: Dat klopt. Mevrouw Bergman: Ik heb een vraag over het eerste blok. Daar wordt genoemd: monitoring flora en fauna, evaluatie, actualisatie en laten uitvoeren van het monitoringsplan. Dat heb ik niet in de laatste lijst met beleidsplannen teruggevonden, dus ik vroeg me af wat dat is. De heer Van beleidsnotitie.
Rijn: Dat is uitvoering.
Monitoringsplan
is niet specifiek een
De voorzitter: Een stuk gereedschap. Mevrouw Bergman: Hier wordt ook gesproken over bewonersparticipatie. Staat dat helemaal los van de bewonersparticipatie waarover we het daarnet hadden? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Het staat bij ecologie, bij het laatste dwarsstreepje in het eerste blok. De heer Van Rijn: Dat is de afhandeling van de specifieke vragen die op dat terrein binnenkomen. Dat is meer dan de uitvoeringscomponent. Die vragen hebben vaak een beleidachtige achtergrond en die worden binnen dit beleidsveld afgehandeld. Dat staat dus los van de participatie waar u het net over had. Mevrouw Van der Kleij: Een korte vraag. Heeft het ook betrekking op moestuinen en dat soort dingen? De heer Van Rijn: Geen enkele. De voorzitter: Anderen nog? Zo niet, dan gaan we naar pagina 10. Mevrouw Van W ageningen: Ik heb een vraag over de netheid en beleving, vooral over de openbare verlichting. Daar staat dat er geen beleidsvrijheid is. We hebben daar baten en lasten en we hebben toch een beïnvloedbaarheid van het budget van 0 tot 20%. Toen dacht ik: op wat voor manier kunnen we dat dan beïnvloeden. Kunnen we daar meer baten krijgen? De heer Van Rijn: Op de openbare verlichting die er nu staat, zit geen enkele marge, maar er is wel een beleidsvrijheid om op een gegeven moment de keus te maken om het in aantal minder te doen. Minder lantaarnpalen brengt uiteindelijk minder kosten met zich mee. Mevrouw Sparreboom: Ik heb een vraag over de baten bij netheid en beleving. De baten hebben betrekking op een bijdrage van het Grondbedrijf, voor onderhoudswerkzaamheden in stadsontwikkelingsgebieden. W aar heeft dit betrekking op en waar zit precies het kantelpunt? W anneer gaat het vanuit regulier onderhoud en waarom gaat het hier dan vanuit het Grondbedrijf? De heer Maris: In de kadernota van 2013, voorstel 41, is daartoe besloten. Er is enerzijds een bezuiniging doorgevoerd, anderzijds gezegd: er zijn allerlei grondexploitaties in de stad en die moeten ook onderhouden worden. Dat is met deze bijdrage van het Grondbedrijf geregeld, die moet ervoor zorgdragen dat ook de grondexploitaties die nog niet in beheer zijn genomen toch beheerd gaan worden. Maar er moet een keuze gemaakt worden in overleg met het Grondbedrijf waar de accenten gelegd worden. Hij zit nu zo in de begroting verwerkt, maar bij de realisatie kan hij anders uitpakken.
2013
N 18
De heer Schoone: Een vraag bij de afhandeling van klachten en meldingen. Ik vraag me af of het gaat om twee meldingen per jaar, twintig meldingen. Hoe moet ik deze verhouding zien? En zit er niet nog een kostenpost op een andere plaats? Volgens mij moeten meldingen ook ergens binnenkomen en daarna de afhandeling krijgen. De heer Maris: Het is daarnet al even genoemd, zo’n 8500 meldingen. Daarvan hebben 3100 te maken met netheid en beleving; handhaving vervuiling, hondenoverlast. De andere kunnen ook in categorieën opgedeeld worden. Wij kunnen daar een overzicht van geven, hoe precies die meldingen over de verschillende soorten van producten liggen; groen, wegen en andere producten. De heer Schoone: Als dat mogelijk is, graag. De voorzitter: Een overzichtje komt. De heer Hers: Ten aanzien van de verlichting vond ik het net wel een heel interessante opmerking te horen dat het voorzien in de verlichting de wettelijke taak is, maar dat de concentratie en het aantal lantaarnpalen een stukje beleid is. Als ik dat goed vertaal, zou dat betekenen dat we op termijn zouden kunnen beslissen bijvoorbeeld om in bepaalde wijken waar zich geen enkel veiligheidsissue voordoet, het aantal palen met de helft de verminderen. Ik noem maar even een dwarsstraat. Ik bedoel dat dat dus binnen de beleidsvrijheid ligt die we met zijn allen hebben. Dat zou ik graag echt heel duidelijk bevestigd willen krijgen, of dat het geval is ja of nee. De heer Van Rijn: Er wordt heel driftig ja geknikt van de tribune. Ik kan hem dus met ja beantwoorden. De heer Hers: Duidelijk. De voorzitter: Anderen? Zo niet, dan gaan we naar pagina 11. Ik stel vast dat we de eerste € 20 miljoen hebben doorgesproken. Dan gaan we naar pagina 12, werken in de wijk. De heer Slump. De heer Slum p: Ik zie hier inderdaad het getal van 8500 meldingen en klachten staan. Ik ben nogal geschrokken van dat getal, want dat komt neer op zo’n beetje 250 tot 300 per dag, als ik zo even snel uitreken. Is het dan zo beroerd gesteld hier in de stad? Wat moet ik me daarbij voorstellen, meldingen en klachten? W ethouder Jansen: De klachten zijn van allerlei aard. Heel vaak heeft het met anderen te maken, met de buren. Buren rijden te hard door de straat, ik voel me onveilig, dat soort van zaken. Tot klachten als: we hebben hier een gat in de weg, of de waterleiding is hier op hol geslagen en spuit twee meter boven het wegdek uit. Allemaal van dit soort klachten. Die komen op één punt binnen en die worden allemaal serieus genomen. Zoals ik daarnet zei, heeft het met de fysieke toestand in de wijk te maken, dan gaat hij naar het wijkserviceteam toe, die gaat even kijken: wat is daar aan de hand, kunnen we het meteen oplossen. Anders gaat hij naar Welzijn. Mevrouw Bergman: Ik heb een vraag over het onderhouden van contacten met bewoners over onderhoudswerkzaamheden in de wijken. Ik vraag me af of bewoners steeds met andere mensen te maken krijgen als het gaat om onderhoud, of om sociale dingen in de wijken; of het voor bewoners steeds dezelfde gezichten zijn. W ethouder Jansen: W e hebben het nieuwe werken in de wijk juist het nieuwe werken in de wijk genoemd, om de drukte uit de wijk te halen. Als het gaat om fysiek hebben we twee consulenten in de wijk en dat zijn altijd dezelfde aanspreekpunten. Maar ook de wijkserviceteams wisselen niet jaarlijks van personeel. Het zijn altijd de vaste
2013
N 19
mensen in de wijk die echt aanspreekbaar zijn. Dus als je klachten hebt over de fysieke toestand van de wijk, dan kom je de dag daarop datzelfde autootje tegen met dezelfde personen in die auto. De heer Van Veluwen: Ik heb een vraag aan het college. W at bedoelen we met gevaarlijke meldingen en dat ze twee dagen mogen duren? Als er een stuk brugdek mist, is in mijn beleving een gevaarlijke melding. Zou ik daar een toelichting op kunnen krijgen? W ethouder Jansen: Een gevaarlijke melding. Als het bijvoorbeeld gevaar of hinder kan veroorzaken, dan beschouwen wij het als een gevaarlijke melding. De termijn waarin je dat kunt oplossen is natuurlijk altijd afhankelijk van of je daarvoor de benodigde materialen hebt. Ik moet u heel eerlijk zeggen, ik heb vanmorgen zelf een gevaarlijke melding doorgegeven. Dat was een gat in de weg bij de heer Baaten voor de deur, als ik me niet vergis, want daar reed ik langs. Het eindresultaat is dat het gat in de weg er nog zit, want het is niet opgelost kunnen worden, maar hij is wel op een veilige manier met dwanghekken afgezet, zodat in ieder geval de eerste maatregelen zijn genomen om de gevaarzetting weg te nemen en, wat hier staat, dat we het wel binnen 2 x 24 uur proberen te repareren. De heer Van Veluwen: Dan is het goed, want ik dacht: ik laat dat gat zitten en ik doe er geen hek omheen, dan hebben we een probleem. De voorzitter: Anderen over pagina 12? Zo niet, dan gaan we naar 13. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik heb een vraagje over de basisregistratie. Daar zit van alles bij als plannen, organiseren, bouwrijp maken, vergunning. Ik vroeg me af hoe het zit met de baten als het gaat om het uitmeten voor vergunningen en dergelijke. De baten worden hier niet genoemd, maar als iets moet worden uitgemeten omdat iemand een vergunning moet krijgen, dan staan daar toch inkomsten tegenover van het aanvragen van de vergunning? De heer Groeneveld: Hier staan geen baten tegenover. Er zijn geen vergunningen op grond waarvan burgers iets moeten betalen voor het inmeten. Mevrouw Bergman: W at betreft dit dan wel? De heer Groeneveld: Waar u daarnet een vraag over stelde, is volgens mij de basisregistratie voor adressen en gebouwen. Dat is dat wij inzichtelijk maken de wijze van registreren door heel Lelystad. Zeker als je veel nieuwe gebouwen neerzet, zorg je er hiermee voor dat al dit soort meldingen op een eenduidige manier worden geregistreerd en dat ze op verschillende manieren kunnen worden geraadpleegd. Dus één keer worden ze ingevoerd en door iedereen kunnen ze worden gebruikt. Dat is in feite wat we doen. De heer Marseille: Bij dit soort uitgaven is het voor de raad niet te controleren of die omvang hoog is, laag, enzovoort. Zijn er voor dit soort werkzaamheden bijvoorbeeld landelijke kengetallen van hoeveel gemeenten daaraan per inwoner uitgeven, of dat soort vergelijkbare gegevens? W ethouder Jansen: Niet bij dit college bekend, maar daar kunnen we wel naar informeren. Laten we afspreken dat we u daarover nader informeren. Ik weet niet of er landelijke factoren zijn die daarop afgestemd zijn. De heer Marseille: Het gaat niet specifiek om dit postje, maar er zijn vrij veel posten die voor ons in wezen niet zijn te beoordelen hoeveel inzet daar plaatsvindt. Ik weet
2013
N 20
dat er jaren geleden van de VNG een heel boekwerk is verschenen met enorm veel kengetallen, maar ik weet niet of dat periodiek herhaald wordt. W ethouder Jansen: Daar ga ik u nader over informeren. De voorzitter: Akkoord, dat volgt. Anderen over pagina 13? Zo niet, dan gaan we naar pagina 14. 3.2, Optimaliseren stedelijk verkeer. Wie naar aanleiding van het overzicht? Dan gaan we meteen de materie in, pagina 15. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik vroeg me af ten aanzien van de Regiotaxi en andere kleinere OV-zaken hoe het zit met de relatie met leerlingenvervoer en het vervoer, en dat zou dan straks zijn, voor de mensen die naar dagbesteding gaan die nu nog bij de AWBZ zitten. Wordt erover nagedacht om dat allemaal samen te voegen waar dat kan? Dhr. Flameling: Op zich betreft deze post alleen de openbaarvervoer reizigers, niet de Wmo-reizigers en het leerlingenvervoer en dergelijke. Binnen de gemeente zijn we wel bezig met een onderzoek, dat binnenkort naar het college gaat, om al die contracten in één contract gezamenlijk te gaan aanbesteden. De heer Van de Beek: Een vraag over het gratis OV 65-plus. Begrijp ik het goed dat de baten in 2013, zoals ze hier staan, de dekking uit de BDU betreft en € 85.000 is hetgeen wij aan Arriva betalen? Dhr. Flameling: Exact, correct. De heer Schoone: De reclames op de bushaltes. W aar zie ik de opbrengsten van alle reclameborden in terugkomen? De voorzitter: De opbrengst van de reclames in de busabri’s, waar gaan die heen? W ethouder Jansen: Die staan wel ergens vermeld. De voorzitter: Op pagina 15 onderaan, wordt gemeld. Anderen over pagina 15? Zo niet, dan gaan we naar pagina 16. Pagina 17. Pagina 18. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik had een vraagje over de verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding. Daar staat bij dat het een doeluitkering betreft. Ik vroeg me af of daar nog een bepaald tijdspad aan gekoppeld is. Tot wanneer loopt die? Dhr. Flameling: Het is een onderdeel van de BDU. W e krijgen elk jaar van de provincie een algemene BDU-uitkering, die mogen we besteden wanneer we willen. Als we het in een bepaald jaar niet uitgegeven hebben, dan blijft het bij de gemeente op de balans staan en kunnen we het het jaar erop uitgeven. Wel is het zo dat we elk jaar een werkplan bij de provincie inleveren. Het is wel de bedoeling dat we dat uitvoeren. Mevrouw Bergman: Ik begrijp het geloof ik niet helemaal goed. Hebben we die dan onbeperkt? W ordt het aangekondigd dat de provincie dat niet meer gaat doen? Hoe zit dat dan? Dhr. Flameling: W e hebben in principe tot in lengte van jaren dat budget staan. Als we het maar ooit volgens de wet BDU Verkeer en Vervoer uitgeven. Alleen, als we het niet uitgeven, dan zullen we met de provincie een keer een discussie krijgen, maar het is niet dat die bijdrage van de provincie, de BDU, vervalt. De heer Caniels: Een klein vraagje. Bij verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding geven wij € 79.000 uit en € 68.000 ontvangen wij. Daar staat beïnvloedbaarheid
2013
N 21
budget nul. Ik neem aan dat we dat zouden kunnen uitgeven tot het bedrag dat wij ontvangen. Of is dat een verkeerde conclusie? Dhr. Flameling: Het verschil bestaat uit ambtelijke uren. Als we geen ambtenaren meer hebben, kunnen we ook geen projecten meer uitvoeren. Dat is een beetje het verhaal. De heer Caniels: Dan begrijp ik het. De voorzitter: Anderen over pagina 18? Niet? Dan gaan we naar pagina 19. Daar zien wij subprogramma 3.3, Versterken duurzaamheid. Iemand vragen naar aanleiding van het algemene blad? Pagina 20. Mevrouw d’Arnaud. Mevrouw d’Arnaud: Ik heb een vraag over de SLOK-taken, dat is de rijksbijdrage voor het klimaatbeleid. Die worden beëindigd per eind 2013. Begrijp ik dan goed dat alles wat daar nu nog voor gedaan wordt, er volgend jaar helemaal niets meer gedaan wordt? W ethouder Jansen: Vanuit de SLOK-gelden klopt dat, maar zoals aan u is toegezegd, ligt nu klaar voor het college de startnotitie Duurzaamheidsbeleid. Het vervolg daarvan is de Kadernota Duurzaamheidsbeleid, die in 2013 vorm gaat krijgen. Als het door uw raad wordt goedgekeurd, kunnen we daarmee een vervolg geven aan het duurzaamheidsbeleid in 2014. Mevrouw d’Arnaud: W aar komen die gelden dan vandaan? W ethouder Jansen: Het college zal u daarover een voorstel doen. De heer Van de Beek: Er staat bij beïnvloedbaar budget 0%, dus daarop is geen invloed uit te oefenen? En toch gaat u ons een voorstel doen om dit te continueren met een alternatief dekkingsvoorstel. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? W ethouder Jansen: W aar mevrouw d’Arnaud het over had waren de SLOK-gelden. De SLOK-gelden zijn eindig dit jaar. Voor het beleid heb ik u een kadernota toegezegd en daarvoor zullen we een dekkingsplan als voorstel aan de raad gaan voorleggen. De heer Van de Beek: Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was: de 0% beïnvloedbaarheid van het budget, hoe zit dat en hoe verhoudt zich dat tot een nog aan de raad te geven voorstel en een beleidsnota. Dhr Stinnissen: De middelen die hier opgevoerd zijn, de € 3 ton, is kort gezegd de € 138.000 SLOK-geld. Die vervalt, dus daar hebben we inderdaad geen invloed op. Dan zit er nog een deel in voor bodembeleid, waar ook vrijwel geen invloed op is. De rest zijn interne uren; de mannetjes bij ons op de afdeling. De voorzitter: Kunt u nog een indicatie van het bedrag geven? Ongeveer € 1,5 ton hoor ik hier. De heer Van de Beek: Dan heb ik toch enige moeite met hoe het hier gepresenteerd wordt, in die zin dat het nu lijkt dat het onontkoombaar is, want 0% beïnvloedbaar, terwijl we, zoals ik begrijp en door het college daarnet toegezegd, nog aan de hand van een nota met elkaar daarover gaan discussiëren. Volgens mij komt het niet helemaal met elkaar overeen. W ethouder Jansen: Het klopt wel. Dit zijn de getallen voor 2013. Een wettelijke taak, en daar heb je 0% invloed op, is bijvoorbeeld het door u vastgestelde bodembeleid.
2013
N 22
Ook al € 1,5 ton van personeel dat daarin zit. Dan blijft die € 138.000 over van de SLOK-gelden die we dit jaar nog moeten uitgeven. Dat is echt voor 2013. Ik zeg u al, voor 2014 zal u met betrekking tot de Kadernota Duurzaamheidsbeleid een voorstel worden voorgelegd. De heer Van de Beek: Dit wordt een wat vreemde discussie volgens mij. Uiteindelijk hebben we de Begroting 2013 vastgesteld, dus is alles wat wij hier bespreken 0% beïnvloedbaar; als u de redenatie volgt die u ook noemt en denk ik juist is. Alleen, waarvoor wij hier bijeen zitten, is juist om te kijken, en als voorbereiding op een takendiscussie die we met elkaar willen voeren: wat is de beïnvloedbaarheid van de verschillende beleidsvelden. Daar geeft volgens mij deze 0% voor 2014 e.v., waar wij het volgens mij over hebben, niet de juiste informatie om met elkaar een goede discussie over te voeren in de takendiscussie. De voorzitter: De vraag is dus: wat is de waarde van deze discussie als we dit moeten beperken tot 2013. Hoe zit het dan voor 2014 e.v.? Het college. W ethouder Jansen: In de vastgestelde begroting voor 2013 had het college u voorgesteld om € 1 ton te reserveren uit het vrij besteedbare deel van de Nuon. Daarvan heeft de raad gezegd: nee, wij willen eerst precies de kaders met elkaar vaststellen, voordat er onttrekkingen gedaan worden uit de Nuon-gelden. Met die kaders is het college momenteel bezig en die worden binnenkort aan u voorgelegd. Op basis daarvan zal u een voorstel worden gedaan in het kader van de uitvoering en van de middelen van de Kadernota Duurzaamheid. Dus als u het ene beslist, dat u de kaders vaststelt dat er bijvoorbeeld onttrekkingen gedaan kunnen worden uit vrij besteedbaar van de Nuon, om die in te zetten voor uitvoering van de Kadernota Duurzaamheid. Maar we moeten even wachten totdat u die kaders vastgesteld hebt. Daar wil ik niet op vooruitlopen en daarom heb ik het geformuleerd zoals ik het geformuleerd heb. De heer Van de Beek: Volgens mij is het niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Maar voordat we een heel lang welles-nietes krijgen, zou ik een suggestie willen doen. Er is een aantal toezeggingen gedaan over zaken en informatie die nageleverd wordt. Mijn suggestie is dat het college aangeeft bij de verschillende posten waarbij nu de beïnvloedbaarheid in 2014 e.v. afwijkt van het percentage dat weergegeven is in deze doorlichting, dat we daarover nog apart worden geïnformeerd. Ik denk dat dat ons helpt in relatie tot de discussie die we nog gaan voeren met elkaar. W ethouder Jansen: De beïnvloedbaarheid van deze middelen is in wezen gewoon nul. Maar dan praat ik puur over de SLOK-gelden. Laat ik het zo zeggen, we gaan u nader informeren waarom het naar onze mening nul is en waarom er geen aanpassingen in kunnen worden gedaan. De heer Van de Beek: De € 138.000 SLOK-gelden is niet het hele bedrag van de € 311.000 en waarover wij de discussie met elkaar hadden. Dus ik zou willen voorstellen om de vraag breder te beantwoorden, dat mocht het zijn dat voor de jaren 2014 e.v. er meer beïnvloedbaar is dan hetgeen is weergegeven in deze doorlichting, daarop dan een separaat antwoord komt van het college. Ik zie de wethouder knikken. W ethouder Jansen: Dat is ook zo, want dat zijn de wettelijke milieutaken die we hebben uit te voeren, maar daar krijgt u een staatje van. De heer Marseille: Aanvullend op deze vraag. Het valt op dat in dit deel van het programma vrij vaak staat dat er 0% beïnvloedbaar is bij posten waarvan de beïnvloedbaarheid bijna zelfs 100% is, omdat het in een aantal gevallen om politieke beslissingen gaat. Ik heb een beetje de indruk dat dit deel van het programma anders
2013
N 23
geïnterpreteerd is dan voorgaande delen van het programma. Ik wil er zo nog wel specifiek op terugkomen, maar die indruk wordt nu een beetje gewekt als ik posten zie als inzamelen afvalstoffen enzovoort. 0% lijkt heel vreemd daar waar je kunt besluiten: we halen het afval nog maar één keer in de 14 dagen op; om maar iets te noemen. De voorzitter: Dat was een constatering. Anderen? Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik wilde nog even vragen ten aanzien van het inzamelen van de afvalstoffen, of dat nog beter kan, of we door nog beter scheiden of door andere zaken in staat zijn om de kosten daarvan te drukken, doordat bijvoorbeeld de opbrengsten, glas, plastic, omhoog kunnen. W ethouder Jansen: Volgens mij zitten we dan al op bladzijde 21. Ik zoek op 20 maar daar zie ik hem niet. De voorzitter: Er wordt wat doorgeschoten, maar vooruit. W e nemen 20 en 21 samen. De heer Van Rijn: De afvalstoffen zoals die op dit moment georganiseerd is binnen de gemeente Lelystad, is kostendekkend. Het is wel zo dat er continu gekeken wordt: waar zijn er meer opbrengsten te genereren vanuit afval door middel van scheiding of op andere wijze het afval aan te bieden. Je mag als gemeente geen winst maken op je afvalstoffen. Op dit moment is de afvalstoffenheffing kostendekkend voor alles wat er binnen dit product valt en mogelijk door te belasten is naar dit product toe. Dus ieder financieel effect dat uiteindelijk gerealiseerd gaat worden, door welke maatregel dan ook, heeft vooral een effect op de heffing en is niet specifiek extra inkomsten voor de gemeente. Het is wel zo dat je er altijd naar moet streven om de kosten zo laag mogelijk te houden. De heer Hers: Even ten aanzien van de post kwijtschelding afvalstoffenheffing, € 7 ton op jaarbasis, een zeer fors bedrag. W e zien natuurlijk de cijfers voor de bijstand stijgen op dit moment. Ik ben benieuwd op welk niveau deze € 7 ton gebaseerd is en of we nu al kunnen voorzien dat deze post van € 7 ton aanzienlijk zal stijgen in de loop van dit jaar. Ik ben even kwijt of dit specifiek als onderdeel in de crisismonitor is opgenomen. W ethouder Jansen: Dat laatste klopt. Dit cijfer is in de begroting gekomen gelet op de historische gegevens, dus van de jaren daarvoor en de jaren daarvoor en de jaren daarvoor. Dat is waarom hij in de Begroting 2013 op € 7 ton staat. De heer Hers: Dan concludeer ik dat die post dit jaar aanzienlijk groter kan zijn dan die € 7 ton. De heer Caniels: Op pagina 21, en dan moet ik ook even doorkijken naar pagina 22. Ik heb een optelsommetje gemaakt van enerzijds de lasten en anderzijds de baten. Als ik het bij elkaar optel, dan kom ik tot de conclusie, tenzij mijn rekenmachine het niet goed doet, dat er een positief resultaat is van € 428.000. Hoe moet ik dat, als dat juist is, interpreteren met het zinnetje: "De afvalstoffenheffing mag maximaal 100% kostendekkend zijn. Dit betekent dat de toekomstige kostenbesparingen door verbeteringen dienen te resulteren in een verlaging van de heffing.” Met andere woorden, er kan nu al geconstateerd worden dat er ruimte is/moet zijn voor verlaging van de heffing. Of trek ik een verkeerde conclusie? De heer Maris: Dat staat bij de exploitatie algemeen toegelicht. Het wil namelijk niet zeggen dat alle kosten die gerelateerd kunnen worden aan de afvalstoffenheffing ook op deze plek staan. Er staat ook aangegeven dat machinaal reinigen voor een deel toerekenbaar is aan afvalstoffenheffing.
2013
N 24
De heer Caniels: Dat begrijp ik, maar is het dan niet inzichtelijk te maken welk deel die afvalstoffen is, zodat we de kolommen juist kunnen berekenen? Met een algemene opmerking van: er wordt een deel toegevoegd aan, krijg ik niet helder of die afvalstoffenheffing wel of niet omlaag kan. De heer Maris: Dat kan, want er wordt ook de BTW-component genoemd en u zult zien aan de hoogte van het bedrag dat die fors aantikt om dat verschil te dichten. De heer Caniels: Dat is prima. Als ik maar de juiste cijfers krijg. Als gezegd wordt: x van dat bedrag wordt toegerekend aan afvalstoffenheffing dan kan ik wel uitrekenen of die kostendekkend is. De voorzitter: Die specificatie komt. Anderen nog over pagina 20; even afpellen. Niemand meer over 20. Dan gaan we naar 21. De heer Hers. De heer Hers: Die € 7 ton blijft mij toch bezighouden. Even uit mijn hoofd, volgens mij hebben wij ongeveer 2000 mensen in de bijstand in Lelystad. Misschien is mijn rekencapaciteit enigszins onvoldoende, maar op basis van € 7 ton kom ik op ongeveer € 350 uit. Of vergis ik me nu? Klopt deze € 7 ton? W ethouder Jansen: Dit is waarvan het college van mening was bij het vaststellen van de begroting dat het een juist getal is. Daarna is de crisismonitor gekomen. Die hebt u allemaal gelezen. Van wat je daarin leest word je niet blij. Dat zou mede kunnen inhouden dat we op dit punt met een overschrijding komen te zitten. Dat ligt aan de nieuwe aanvragen die daarop binnenkomen. Deze € 7 ton hebben we opgevoerd als college en aan u voorgesteld om op te nemen in de begroting op historische gegevens. Dus we hebben gekeken naar de jaren daarvoor en daarop is deze € 7 ton gebaseerd. W at het uiteindelijk dit jaar gaat worden, dat kunnen we alleen maar met zijn allen constateren bij het vaststellen van de jaarrekening. De heer Hers: Mijn punt is even dat als je hierop een rekensommetje loslaat, je ongeveer komt op p.p. € 330 / € 350 uit. Zo hoog is de afvalstoffenheffing toch niet? Dus op het moment dat er vrijstelling plaatsvindt, gaat het volgens mij om lagere bedragen dan € 350 gemiddeld per persoon. De heer Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, als ik even antwoord mag geven aan de heer Hers. Het gaat niet alleen om de bijstandsgerechtigden. Iedereen met een minimuminkomen en die onder de norm valt, kan aanspraak maken op die kwijtschelding. De heer Hers: Dat betekent dat het er veel meer zijn dan 2000 in dit geval. De heer Van den Heuvel: Er zijn in dit land heel veel mensen die voor heel weinig loon werken. De voorzitter: Is dat voldoende? De heer Hers: Ja, dat is voldoende. De voorzitter: Anderen nog vragen over pagina 21? Zo niet, dan gaan we naar 22. Niemand. Dan gaan we naar 23, water. De heer Schoone. De heer Schoone: Ik heb een vraag bij water over de voorziening. W ordt die opgesoupeerd, gaan we hem echt wegzetten voor die vijf jaar? Of gaan we de levensduur van het riool verlengen. Hoe is deze voorziening opgebouwd vraag ik me af.
2013
N 25
De heer Maris: In het VGRP dat begin 2011 is vastgesteld, wordt aangegeven wat er nodig is om te sparen voor later. Dat is op een langjarig perspectief van 60 jaar. Het is ook zo dat hij voor die 60 jaar al door de bodem heengaat. Dat is toen ook geconstateerd. Dat betekent voor de heel lange termijn dat er meer bijgestort zou moeten worden, ongeveer € 500.000 per jaar, maar dat doen we niet en dat is ook zodanig besloten, omdat in de kortere termijn van 30 jaar dat nog meevalt en er nieuwe ontwikkelingen zijn en je dan al een beter inzicht hebt in welke mate het daadwerkelijk nodig is op die langere termijn. Maar dit is voldoende voor die middellange termijn. Mevrouw Bergman: Ik had een vraag over de baten die betrekking hebben op de verhuur van havenvoorzieningen in Lelystad Haven. Ik vroeg me af hoe het zit, deze baten van een kleine € 15.000, met het verdienmodel bij die meneer Dinand. De voorzitter: Kunt u even toelichten wat u in dit verband verstaat onder verdienmodel? Mevrouw Bergman: Een normale huur is gebaseerd op de mogelijkheden van organisaties om daar winst te maken. Met andere woorden, een A1-winkellocatie is veel duurder dan een winkellocatie waar veel minder mensen langslopen. Ik vroeg me af hoe dit bedrag dat hier genoemd wordt, die € 15.000, zich verhoudt tot de verhuurprijzen die de heer Dinand daar rekent. De heer Van Rijn: Het contract inhoudelijk kennen we op dit moment niet. Die vraag kan ik dan ook niet beantwoorden, want ik ken de tarieven die Dinand hanteert niet. Mevrouw Bergman: Als het goed is betreft dit een soort van privaatrechtelijke overeenkomst. Hij huurt daar iets, dat levert ons geld op, en dat verhuurt hij ook weer en dat doet hij voor vele malen meer geld dan hier staat, kan ik u zeggen. De heer Van Rijn: Dat is een langlopende overeenkomst die ik niet ken. W at hij als tarief hanteert, weet ik op dit moment niet, dus ik weet niet of hij veel of weinig geld verdient. Mevrouw Bergman: Hoe lang loopt die overeenkomst dan nog en wat kunnen we daarmee doen om dat voor ons in ieder geval tot een betere situatie te maken? De heer Van der W oerd: Die overeenkomst dateert al van 1992. Jaarlijks gaat daar een index overheen. Op basis van die afspraak van 20 jaar geleden incasseert de gemeente een stukje huur voor onderdelen uit de haven die hij huurt van de gemeente en die van ons zijn en waarvan hij dus gebruikmaakt. Heb ik daarmee voldoende uw vraag beantwoord? Mevrouw Bergman: Voor nu wel, maar ik denk dat hier nog kansen en mogelijkheden liggen om dat bedrag verder omhoog te halen. De voorzitter: Kunt u daar nog op reageren? De heer Van der W oerd: Wij zouden nader onderzoek kunnen doen naar de hoogte van het bedrag en de mogelijkheden om het contract open te breken en kijken wat voor mogelijkheden daar zijn. De voorzitter: Wil de wethouder daar nog een afsluitend woord in spreken? W ethouder Jansen: Als degene die het contract openbreekt, en als je kijkt naar het bedrag van € 15.000, moet je ook goed kijken wat daar de mogelijke effecten en
2013
N 26
consequenties van zijn. Dus het contract openbreken, is mij een stap te ver, maar een onderzoek daartoe lijkt me wel zinvol. Mevrouw Bergman: Dat zou ik dan echt willen in relatie tot het verdienmodel dat de heer Dinand daar heeft, dus hoe dit zich verhoudt tot zijn opbrengsten. Dan maar kijken of dat redelijk is. W ethouder Jansen: W e gaan er onderzoek naar doen, mevrouw Bergman. De voorzitter: Anderen nog vragen over pagina 23? Zo niet, dan gaan we naar 24. De heer Caniels: Even op het punt van riolering. Daar neem ik, voor mij althans, met verbazing kennis van dat er staat bij riolering exploitatie algemeen, dat de dekkendheid 40% is. Dat wisten we wel, dat weten ze volgens mij in Den Haag ook wel, maar er staat: in Lelystad wordt rioolheffing alleen opgelegd aan de gebruikers van woningen en niet aan bedrijven. Ligt daar een raadsbesluit aan ten grondslag? Zo ja, wanneer is dat genomen? En is dat geen ontoelaatbare bevoordeling? De heer Maris: In het verleden betaalde men in Lelystad geen rioolrecht. Dat is op een gegeven moment ingevoerd. Bij de bedrijven niet. In het verleden zei men: het is inclusief de OZB; het rioolverhaal zit daarbij in. Bij bedrijven is toen afgesproken dat het wel bij de OZB als het ware in zit. Maar goed, u beslist daar zelf over bij de tarieven die u worden voorgelegd. De heer Caniels: Het zit nog wel voor de bedrijven in de OZB? De heer Maris: Van oudsher is dat zo. En of dat op dit moment nog zo is, dat ligt eraan hoe u de hoogte vindt van de OZB in relatie tot elders en of u vindt dat er apart rioolrechten zouden moeten worden geheven. De heer Caniels: Het is toch zo dat het rijksbeleid is dat iedereen rioolheffing moet betalen? Als je dat eruit haalt, dan is voor mij de vraag: mag dat zo maar. Ik vind het eerlijk gezegd vreemd. Een ambtenaar: Je hebt de mogelijkheid om heffing op te leggen. Vroeger was het een rioolrecht nu is het rioolheffing. Dat hebben we een aantal jaren geleden geregeld. Dat is beperkt gebleven tot de huishoudens. W e hebben ook de mogelijkheid, en die keuze is aan de raad, om hem ook aan bedrijven op te leggen. Dat kan. Op dit moment is hij nog niet voor hen vastgelegd. De heer Caniels: Die keuze zouden we dus alsnog kunnen maken. Zou er dan een indicatie gegeven kunnen worden wat daarvan de mogelijke opbrengst zou kunnen zijn? Een ambtenaar: Feitelijk € 1,5 miljoen, wat hier staat, want dat is datgene wat nu vanuit de algemene middelen erin gestoken wordt. De heer Marseille: Dit heeft een politiek beladen achtergrond, zou ik bijna zeggen. Er is namelijk op het moment dat de eigenarenheffing voor de OZB voor woningen is afgeschaft, geconstateerd dat daar waar het voor die tijd helemaal uit de algemene middelen werd bekostigd, een gat viel voor de eigenaren van woningen. Om die reden is toen alleen de rioolbelasting ingevoerd voor woningen, de rest zat al in de algemene middelen en zit daar feitelijk nog steeds in. Die discussie heeft zich al een aantal malen voorgedaan, maar om te constateren dat die nog steeds gratis zijn, is onjuist want dan zou je het alsnog uit de algemene middelen van destijds moeten halen. Het is een heel ingewikkeld verhaal. Ik wil er nog wel eens over bijpraten. Het is iets moeilijker dan u zo stelt.
2013
N 27
De heer Caniels: Dank u wel. Dat moeten we zeker doen. Dan kan het wellicht resulteren in een meer transparante informatie in dit stuk, want dit leidt, u merkt het wel aan mijn reactie, tot verkeerde posities en dat moeten we niet hebben. Ik ga graag met u het gesprek aan. De heer Van Veluwen: Twee vragen. De eerste is een technische vraag over de Batavia Haven. Daar komen jaarlijks de lasten met € 265.000 min. Dat is geld dat wij als gemeente bijleggen. Is dat nu iets wat niet afbouwt? Ik hoop toch echt dat dat in de toekomst beter wordt. De tweede vraag gaat over de beheerskosten van de riolering. Ik begrijp best dat we duurder zijn enzovoort, maar we hebben toch een relatief modern rioleringstelsel. Wordt er nog wel eens een benchmark gedaan op bijvoorbeeld Amsterdam. Ik moet u eerlijk zeggen, ik vind de kosten nogal fors, als ik zo de beheerskosten doorfiets. Maar goed, de benchmark, de vergelijking met andere gemeenten. W ethouder Jansen; Vraag één kan ik met ja beantwoorden. W e hebben een overeenkomst met de Stichting Batavia Haven afgesloten. Uiteindelijk komen ze op eigen benen te staan, maar de actuele informatie leert ons dat er nu een verzoek ligt bij het college om die afbouw enige jaren op te schorten, omdat ze een tekort in de begroting hebben. Ik ben daarmee nog in goed overleg, want net zo goed als we over het contract hebben gesproken, vind ik dat afspraak afspraak is. W e hebben goede afspraken met de Stichting Batavia Haven gemaakt en ik ben vooralsnog van mening dat ze gehouden zijn aan die afspraak. W at dat betreft kan ik u mededelen dat we on speaking terms zijn en ze in ieder geval een sluitende begroting voor 2013 aan ons hebben voorgelegd. De tweede vraag. Juist om te komen tot een kostenreducering op dat gebied, hebben we met de zes andere gemeenten en het waterschap afvalwaterketen een convenant afgesloten, zodat we gebruik kunnen maken van elkaars expertise maar ook synergieprojecten, bijvoorbeeld het inspecteren van rioleringen. Daar hebben we een goed samenwerkingsverband nu afgesproken met elkaar, zodat het de zes gemeenten die financiële synergievoordelen ook gaat opleveren. Maar dit zijn de bedragen die nog in de begroting staan. W e hebben een overeenkomst afgesloten en de resultante daarvan gaat u terugzien in de jaarrekening. De heer Van Rijn: Nog een opmerking over de benchmark. In 2010 is er één geweest en die is landelijk geweest. Volledig gedekt, alle gemeenten. In 2013 gaat er weer één lopen. Eén van onze collega’s hier aanwezig is vandaag al met die zes gemeenten bezig geweest om zich voor te bereiden op de beantwoording van die vragen. Dus de benchmark van 2013 gaat er zeker komen. De voorzitter: Ik begrijp vanuit de raad dat de vraag dan vervolgens is om die ook ter beschikking van de raad te stellen. W ethouder Jansen: Uiteraard. De voorzitter: Dank u wel. Ook dat is een toezegging. Anderen nog over pagina 24? Zo niet, dan gaan we naar 25. Pagina 26. Mevrouw d’Arnaud. Mevrouw d’Arnaud: Ik lees onder het eerste kopje toezicht het onderste, overige, uitvoering van toezicht op de W et kinderopvang. Gebeurt die uitvoering door de GGD? Hoe moet ik dit zien? Welke kosten zijn dat? Dhr Groeneveld: Het is samen met de GGD. De GGD gaat voor ons controleren en aan de hand van hun bevindingen gaan wij noodzakelijkerwijs handhaven.
2013
N 28
Mevrouw d’Arnaud: W ie bepaalt dan waar er wordt gecontroleerd? Bepaalt de gemeente dat of is dat aan de GGD om steekproefsgewijs of sowieso alle controles te doen? Dhr Groeneveld: Eigenlijk doen we het samen. Wij geven de kaders aan en daarbinnen kunnen zij dan weer gaan prioriteren. Mevrouw d’Arnaud: Zijn die kaders gebonden aan maximumgelden, een budget? Dhr Groeneveld: Gelden. Dat klopt. Mevrouw Bergman: Ik ben nog benieuwd hoe het zit met de uitvoering van het nieuwe deel van de Drank- en Horecawet, het deel dat naar de gemeente toe is gekomen en dat eerst bij het Rijk zat; hoe gebeurt dat. W ethouder Jansen: U weet dat de burgemeester, zo staat het in de Drank- en Horecawet, hoofd tapperij is. Deze vraag had eigenlijk thuis gehoord bij Programma 5, dat hier al behandeld is. Hier staat waarop ik daarnet doelde, handhaving in dit programma, maar handhaving in de openbare ruimte, bijvoorbeeld toezicht op de Drank- en Horecawet gebeurt weer door de burgemeester, voor het kabinet burgemeester. Kun jij nog een nadere toelichting geven? Dhr. Groeneveld: Onze inspecteurs zijn op dit moment in training om zich ook de Drank- en Horecawet eigen te maken. Binnenkort worden ze Buitengewoon Opsporingsambtenaar, zodat we lik op stuk kunnen geven. W e zijn dus heel druk bezig met de uitvoering van de nieuwe taak. De voorzitter: Is dat voldoende mevrouw Bergman? Mevrouw Bergman: Ik wil nog even verifiëren, want de burgemeester heeft aangegeven dat binnen het totaalpakket aan toezicht en handhaving dit als taak wordt toegevoegd en dat dat betekent dat andere taken minder worden gedaan. Klopt dat? Dhr Groeneveld: In het handhaving uitvoeringsprogramma worden de keuzes gemaakt. Je kunt maar één keer de uren inzetten en die zijn beperkt, vandaar. Dat klopt. W ethouder Jansen: Ook bestuurlijk, als de burgemeester dat gezegd heeft, dan klopt dat. De voorzitter: Dat is nog eens even een statement. Anderen? De heer Schoone. De heer Schoone: Even een heel korte vraag. Ik zie bij handhaving en beleid staan lasten. Ik zie ook de baten. Ik vind dat heel erg uit elkaar liggen. Ik zou graag achter die baten ook een nulletje zien. Dhr Groeneveld: Dan zouden wij de dwangsommen moeten verhonderdvoudigen of zoiets. Ik weet niet of het dan nog in proportie is tot de overtredingen. Dat is dus helaas niet haalbaar. We hebben al ten opzichte van de vorige begroting, 2012, de inkomsten hoger geraamd en de dwangsommen verdubbeld. De heer Schoone: Dat is helder, maar ik heb wederom niets om te sturen, om te zeggen: we hebben er nu zes agenten lopen, we hebben tien agenten lopen, er wordt zoveel uur aan besteed, dit brengt het op. Baten en lasten is voor ons niet om te zeggen: we moeten nog meer investeren terwijl het beter is, of minder investeren terwijl het beter is voor de kwaliteit van de klant. De klant in dezen de ondernemer.
2013
N 29
Dhr Groeneveld: W e zijn helaas gebonden aan wettelijke voorschriften die het ons bijna onmogelijk maken om heel veel meer inkomsten te genereren. Mevrouw Middelkoop: Mag ik daarop een aanvullende vraag stellen? Ik neem aan dat de boetes niet de gemeentekas in gaan. Of zie ik dat verkeerd? Dat is een juridische afwikkeling denk ik. Dhr Groeneveld: De opgelegde dwangsommen komen bij de algemene middelen, die komen dus in onze kas terecht. De voorzitter: Anderen nog over pagina 26? De heer Hers. De heer Hers: Eén regeltje hoger, ten aanzien van de Omgevingsdienst. Ik vroeg me af of de begroting van de Omgevingsdienst zelf al richting de raad gekomen is. Ik begrijp dat wij slechts één stemmetje hebben in die Omgevingsdienst en dus maar een beperkte invloed op de begroting zoals die daar wordt vastgesteld, maar ik meen dat in het verleden is afgesproken dat die begroting ook naar de raad zou komen. Ik ben benieuwd of hij inmiddels daar al ligt. W ethouder Jansen: Als mijn collega dat heeft toegezegd, dan klopt dat ook en dan komt hij naar u toe. Ik heb hem echter nog niet in het college gezien, maar als de toezegging gedaan is, dan zal hij zeker uw kant op komen. De voorzitter: Anderen over 26? Zo niet, dan zijn we toe aan de bijlagen. Zijn er vragen naar aanleiding van bijlage 1, het overzicht van de partners? Zo niet, dan hebben we nog een inventarisatie van de prestatievelden. Bijlage 2, overzicht onderverdeling interne formatie per afdeling. Leidt dat nog tot vragen? Dat is helder. De vigerende beleidsnota’s nog aanleiding tot vragen? Zo niet, dan bijlage 4, ICL. Leidt dat nog tot nadere vragen? Zo niet, dan zijn wij aan het eind van de behandeling van dit programma. De heer Soomers wenst daarover nog even het woord. Gaat uw gang. De heer Soomers: Niet over de beëindiging. Ik ben eerder vanavond een vraag vergeten. Mag ik die nog stellen? Het gaat over bladzijde 12, het nieuwe werken in de wijk. Daar staat genoemd een bedrag van € 1 miljoen afgerond voor personeelsbudget; dat is mooi. Er wordt verwezen dat inhoudelijk dit onderdeel onder Programma 1 valt; dat is correct. Dus zijn we in Programma 1 gaan kijken wat er dan voor dat bedrag gedaan wordt en dan lijkt het of dat besteed wordt aan personeel dat het werk uitvoert in de wijkinfopunten en in de sociale wijkteams. Alleen, als je dat koppelt aan de daaraan gekoppelde overheadbedragen, dan sporen de bedragen niet. Dus nu twijfel ik. Kunt u ons informeren of dit bedrag staat voor die wijkinfopunten en die sociale wijkteams of dat er ook nog andere componenten in zitten? W ethouder Jansen: Mijns inziens is dat zo, maar als u mij toestaat, ga ik even in overleg met mevrouw Jacobs en wordt u daar nader over geïnformeerd. De heer Soomers: Hartelijk dank. De voorzitter: Dat komt dus schriftelijk naar u toe. Anderen nog vergeten vragen? Zo niet, dan zeg ik u dank voor uw aanwezigheid en sluiten we de bijeenkomst. Ook dank aan de ambtelijke ondersteuning en de wethouder voor zijn toelichting. Tot ziens.