y Raad van Lelystad
2013
N 1
NOTULEN van de informele bijeenkomst van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op dinsdag 12 maart 2013 in het Stadhuis van de gemeente Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer S.G.J. van Erk (VVD), voorzitter; de heren P.L.W.J. Baaten (InwonersPartij) en J. van de Beek (PvdA), mevrouw D.B.J. Bergman (D66), de heren D.W. Bussink (CDA), L.J.J. Caniels (CDA), H.W. Gerritzen (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), E. Hers (VVD) en J.M. van den Heuvel (SP), mevrouw J.J.P van der Hoek-Dubois (Bindend Lokaal), de heren Jonker (VVD), E.H.G. Marseille (VVD) en M. El Mhassani (PvdA), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), mevrouw O.J. Niezen Vos (Lelystads Belang), de heer W.L.G. Raijmakers (Lelystads Belang), mevrouw A.F.M. van Rijnsoever (InwonersPartij), de heren J. Schoone (Bindend Lokaal) en P.A. Schot (D66), mevrouw K. Senf (InwonersPartij), de heren K.B.P. Slump (ChristenUnie) en H.P. Soomers (PvdA) (vanaf 20.00 uur), mevrouw J.W. Sparreboom-van der Spoel (VVD), de heer C. van Veluwen (ChristenUnie) (vanaf 19.50 uur) en de heer B.E. Visscher (InwonersPartij), leden van de raad; alsmede de heren J.A. Fackeldey en R. Luchtenveld, wethouders; en de heer C. Rijksen, griffier; bovendien de heren Ehrhart, Van Rijn, Pul, Groeneveld en Put, ambtelijke ondersteuning.
2013
N2
De heer van Erk opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder het college, de heren Fackeldey en Luchtenveld. Vervolgens stelt hij de aanwezige ambtenaren voor; de heren Ehrhart, Van Rijn, Pul, Groeneveld en Put. De heren Luchtenveld en Fackeldey presenteren kort het programma en geven daarna de ruimte tot het stellen van vragen. Ten tijde van de behandeling van de pagina’s 1 t/m 5 was er een technische storing, waardoor van dat gedeelte geen transcript gemaakt kan worden.
W ethouder Fackeldey: ... agentschap behoorlijk op streek om te kijken of we vooruitlopend op de daadwerkelijke ontwikkeling alvast bedrijven hierheen kunnen halen. Volgens mij gebeurt dat heel slim en is dat de reden dat we met een voor een stad van deze omvang zo beperkte acquisitiecapaciteit toekunnen. De heer Schoone: Ten aanzien van de Hanzelijn. Doen wij nog iets richting het noorden qua acquisitie? W ethouder Fackeldey: Dat ligt eraan. Als u het hebt over concrete acquisitie dan gaat het tegenwoordig over netwerken en bedrijven die zich melden. W e participeren natuurlijk in het samenwerkingsverband Hanzelijn-kansenlijn, maar je ziet dat de voornaamste economische as niet loopt langs het noorden. De economische as loopt echt de Metropoolregio in. De voorzitter: Anderen nog over pagina 6? Dan gaan we naar pagina 7. De heer El Mhassani. De heer El Mhassani: Mijnheer de voorzitter. MKB subsidieregeling. Daarvoor staat voor 2013 € 250.000 gereserveerd. In het stuk heeft men het erover dat het in 2014 gemeentelijk niet meer nodig is, dus alleen provinciaal de helft, € 125.000. Hebben wij dan onze doelstelling al bereikt, dat het niet meer nodig is. W ethouder Fackeldey: Wat betreft die MKB-regeling wel, want die MKB-regeling was een heel specifieke regeling waarin een pot geld beschikbaar is voor innovatieve vestigingen van innovatieve MKB-bedrijven. Dat is één pot die in het begin ingesteld is. Die schuiven we steeds door, en die zien we in het doorschuifbudget ook elk jaar terugkomen, totdat hij leeg is. W at je ziet, is dat niet zo heel veel bedrijven zich daarvoor kwalificeren, want het moet én innovatief zijn én MKB. W e hebben een heel aantal innovatieve bedrijven die bijvoorbeeld te groot zijn, of MKB-bedrijven die heel goed werk doen maar waar je het predikaat innovatief niet goed aan kunt koppelen. Als die bedrijven er zijn, dan krijgen ze subsidie uit die pot. Dat wordt onafhankelijk getoetst, daarvoor is een autoriteit in het leven geroepen. Maar het is een doorschuivende pot. Als die pot leeg is hebben we onze doelstelling gehaald, want er zijn arbeidsplaatsen en eisen gesteld aan dat fonds. Daarmee hebben we niet onze doelstelling aan werkgelegenheid gehaald. W at dat betreft is het jam m er dat het instrument dan komt te vervallen, maar dan is de pot leeg. De heer Slump: Ik wou hier nog even op doorgaan. Blijkbaar gaat de provincie er wel mee door, want er staat nog wel € 175.000 van de provincie. W ethouder Fackeldey: Volgens mij niet. Volgens mij heeft de provincie net als wij een pot. Het kan zijn dat die in de EVO-subsidieregeling zit. Alleen, dan kunnen wij er geen gebruik meer van maken, omdat onze cofinanciering op is. Het is altijd een cofinancieringszaak. Misschien is het zo dat er in het Europees programma meer
2013
N3
geld in totaal in kan zitten. Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Wij kunnen ervan profiteren zolang wij cofinancieringsgeld hebben. De heer Baaten: Ik wou nog even terugkomen op 4.1.1., hetgeen in het kader staat. Ik probeer dat nu met een voorbeeld te doen. Als we kijken naar pagina 7, waar we mee bezig zijn: bijdrage aan MRA toerisme, en onder andere: versterken toeristischrecreatieve sector, waar het ook gaat om MRA toerisme. De vraag die ik heb is slechts een vraag ter verduidelijking, het gaat mij niet om bedragen. Waarom staat het niet onder 4.1.2? Omdat daar namelijk heel concreet deelname aan MRA is opgenomen. W ethouder Fackeldey: Dat is altijd een kwestie van waar je welk deel van een deelverzameling laat. Bij toerisme zien we een belangrijke toeristenstroom bij met name het programma ‘Amsterdam Bezoeken, Holland Zien’. Dat is een MRA project, dat is relevant voor het toerisme, maar in de deelverzameling Toerisme zit één van de activiteiten die je naast het toerisme doet. Die hadden we ook kunnen zetten bij MRA en was je hem bij toerisme kwijt geweest. Van dat specifieke programma, dat door de Amsterdam Touristboard en partners georganiseerd wordt, zeggen wij: daar willen we in het kader van het versterken van het toerismeprofiel van de kust gebruik van maken. Je kunt hem onder beide rangschikken, want het is allebei. W e kunnen daaraan deelnemen doordat we lid zijn van de MRA, maar we nemen deel vanwege het specifiek stimuleren van het versterken van het toeristisch-recreatieve karakter. Mevrouw Bergman: Ik had twee vragen op deze pagina. Ik las iets over smarter cities. Ik ben daar helemaal fan van, maar dat geheel terzijde. Ik herken dat niet zo uit de begroting die we hebben vastgesteld. Ik dacht: misschien moeten we nog even met elkaar doorkijken wat dat precies is, of we wel fan zijn van hetzelfde. Het tweede is het algemeen economisch beleid. Daar staat het woord Floriade weer in. Ik ben heel erg benieuwd, maar dat is meer een vraag naar de toekomst toe, hoe we dat nu zien, hoe de rol van Lelystad daarin is. Is het budget dat daar staat al ergens projectspecifiek, zit daar specifiek geld in voor de Floriade? En wanneer komt u naar de raad met de plannen daarvoor, hoe we daarin gaan participeren en óf we daarin gaan participeren? W ethouder Fackeldey: Voor wat betreft de Floriade maken we deel uit van de stuurgroep, dus op zich zijn we nog steeds betrokken. De provincie heeft een provinciaal economisch programma gelanceerd specifiek over de Floriade. De vraag ligt nog voor op welke manier Lelystad zich daar wil profileren, daaraan wil gaan meedoen. Die vraag kunnen we pas goed beantwoorden als de Floriade zelf en ook de gemeente Almere die een contract heeft met de Floriade een paar stappen verder is met hoe ze het willen gaan organiseren en de thematiek verder invullen. Die zijn op dit moment op zoek naar een kwartiermaker, die hebben ze nog niet aangesteld voor zover ik weet. Morgen hebben we stuurgroep en dan zal ik het wellicht horen. De planning is dat we voor het eind van het jaar een beeld zouden moeten kunnen hebben op welke wijze Lelystad actief kan participeren in vooral de komende tien jaar de ‘making of’ en ook welke budgetten daarmee samenhangen, vooral in termen van inzet van menskracht. Dat is op dit moment in ontwikkeling. Ik ga ervan uit dat we voor het eind van het jaar daarover met een voorstel naar de raad kunnen komen. Daar zijn op dit moment nog geen budgetten voor geoormerkt of beschikbaar gesteld, want we weten nog niet goed op welke manier we dat praktisch in dat nieuwe kader kunnen invullen. De gedachten gaan ernaar uit om als Lelystad één van de them a’s te claimen en dat thema dan ook aan u voor te leggen om ons daarop te gaan profileren en binnen de Floriade de verantwoordelijkheid van één zo’n thema te nemen. Nogmaals, dat is nog in ontwikkeling.
2013
N4
Smarter cities is iets wat voorbijkwam in G32-verband, met name de economische pijler van G32. Daarin zie je dat er op initiatief van het ministerie een initiatief gestart is om te kijken: kunnen steden op een veel slimmere manier gebruikmaken en omgaan met hun ICT. Dat varieert dan van heel concrete toepassingen zoals wifi gratis in de stad of op het Stadhuisplein tot slimmere manieren van data-uitwisseling. Dat is een convenant. Daar heeft ook Lelystad zijn handtekening onder gezet. Daar hadden we geen budget voor en heeft het college besloten eenmalig uit het College Onvoorzien een budget beschikbaar te stellen om te participeren. Dat heeft in ook in de collegebesluiten gestaan. Dat convenant wordt nu verder uitgewerkt. Daar komt een concreet actieplan uit voort en dat leidt tot nieuwe plannen die we u voorleggen. Smarter cities is wat dat betreft een samenwerkingsverband van een aantal steden in G32-verband. De heer Jonker: Om te bekijken of wij ook zo enthousiast worden van smarter cities, waren wij benieuwd hoe die pot is opgebouwd. Voor Lelystad was dat € 6.500. Is dat naar inwonersaantal of moet ik 32 keer € 6.500 doen. Dan kom je op een budget waarvoor je volgens mij nog geen deuk in een computerkast slaat. W ethouder Fackeldey: Om te beginnen doen ze niet alle 32 mee. Het is dus zeker geen 32 keer € 6.500. Er ligt een projectplan onder dat ik niet uit mijn hoofd ken. Het is wel zo dat de steden die meedoen die bijdrage betalen voor een aantal van de verschillende projecten die uitgevoerd moeten worden. Dat bedrag wordt overigens verdubbeld door het ministerie die daar ook nog geld naartoe brengt. Mijnheer de voorzitter, ik weet niet wat de afspraak is bij concrete vragen. Moeten we die nazenden, of wat is de geldende afspraak, want de bedragen zijn er maar ik ken ze niet uit mijn hoofd. De heer Jonker: Wij zijn wel benieuwd. W ethouder Fackeldey: Dan laten we de specificatie van het project nog even toevoegen. W ethouder Luchtenveld: Misschien is het goed om in dit verband te melden één keer € 6.500. W e hebben ook gekeken wat het betekent als we niet meedoen. W e hadden een aantal projecten die goed pasten bij wat in het convenant staat. Dat was één van de redenen waarom we hebben besloten het uit het College Onvoorzien te doen. Er moest snel besloten worden. Er is een bijeenkomst geweest op het ministerie van Economische Zaken met de minister gezamenlijk. Allemaal doorgesproken. Buitengewoon belangrijk ook voor de netwerkcontacten daar. Het is echt van belang dat we in de G32 ons manifesteren als Lelystad. Dat is één van de weinige methoden die we hebben om de ontwikkelingen in andere vergelijkbare steden met elkaar uit te wisselen. Dan kun je kijken: wat krijgen we precies terug voor die € 6.500. Dat is één zo’n ding waarvan ik denk dat het echt pennywise poundfoolish is om van dit soort dingen te zeggen: moet die € 6.500 nu, en: wat krijgen we daar nu voor terug. We zouden er echt niet op die manier naar moeten kijken. Als je kijkt, we hebben een gemeentebegroting van € 220 miljoen, dat we over € 6.500 verder gaan napraten et cetera. Dit is echt de kost die voor de baat uitgaat. De voorziter: Anderen nog over pagina 7? Niemand meer? Dan gaan we naar pagina 8. Niemand vragen over pagina 8. Dan gaan we naar pagina 9, Subprogramma 4.2, kwaliteit aanbod versterken. Iemand over de algemene pagina? Niemand? Dan gaan we naar pagina 10. De heer Baaten. De heer Baaten: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat het meer een technische opmerking is. Als we kijken bij het grondbedrijf: beïnvloedbaar budget 0%. Dat is heel
2013
N5
duidelijk. Maar als we in de tekst kijken, dan staat er: de lasten zijn deels te beïnvloeden en de baten zijn zeer beperkt te beïnvloeden. Al is het maar voor het beeld, al zou er maar staan 0-2% of 0-5%, maar 0% geeft aan dat het überhaupt niet te beïnvloeden is en ik denk dat dat een verkeerd beeld is. Dus ik zou willen pleiten voor een x-percentage, wat aangeeft dat er iets beïnvloedbaar is; meer dan nul in ieder geval. W ethouder Fackeldey: De vraag is natuurlijk: kun je die bedragen rechtstreeks beïnvloeden. Nee. Je kunt niet zeggen: ik ga rechtstreeks die bedragen beïnvloeden. Het gaat namelijk altijd via een omweg, altijd via de GREX-en waarlangs je die bedragen beïnvloedt. Je kunt ook zeggen: hij is 100% beïnvloedbaar maar niet om hierover een besluit te nemen. Natuurlijk zijn ze beïnvloedbaar, maar dat zijn ze door de invloed van het vaststellen van de GREX-en, want daarin geeft u iets aan over de uitgaven. Ten aanzien van de inkomsten zijn ze beïnvloedbaar door de beslissingen die u elders neemt over inzet blijven plegen op acquisitie enzovoort. Ik ben het met u eens dat ze beïnvloedbaar zijn, maar wat hier denk ik bedoeld is door degenen die het voorbereid hebben, is dat het anders dan bij andere begrotingsposten niet rechtstreeks door een besluit over dit bedrag te beïnvloeden is. Misschien zou dat de toelichting dan ook moeten zijn. De voorzitter: Mijnheer Baaten, zo voldoende op dit moment? De heer Baaten: Uiteraard. Ik moet er genoegen mee nemen. Maar ik zou toch zeggen: al zet je maar van 0-5%. Het gaat om het beeld, niet meer dan dat. De voorzitter: W ethouder Luchtenveld had een toevoeging? W ethouder Luchtenveld: Het voornemen bestaat om bij de kadernota met een treasurynota te komen. Daarin zal ook inzichtelijk worden gemaakt wat allerlei renteeffecten zijn. Rente-effecten hebben we zeker. De hoogte van het rentepercentage bijvoorbeeld is direct te relateren aan de positie van het grondbedrijf. Het maakt echt uit of er een rente is van 4,5% of van 5,5% of van 3,5%. We hebben daar verdeelsleutels en modellen voor hoe wij met de rentevaststellingen omgaan. Dat is bepaald een niet onbelangrijk element in de totale positie van het grondbedrijf. Mevrouw Sparreboom: Daarop aansluitend. Dit gaat over 2013, mag je dan concluderen dat je van de lasten redelijk kunt uitgaan en dat de baten een verwachting is? W ethouder Fackeldey: Dat geldt natuurlijk ook voor de lasten, dat is ook een verwachting, want die kosten heb je ook niet allemaal gemaakt. Een deel van die kosten hangt samen met het feit of je werkelijk iets bouwrijp moet maken enzovoort. Het is in dat opzicht een begroting. De voorzitter: Zijn er nog vragen over € 15 miljoen baten en € 14 miljoen lasten? Niemand meer? Dan gaan we naar pagina 11. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik vroeg me af hoe de kosten voor de bibliotheek zich verhouden tot wat andere steden besteden. W ethouder Fackeldey: In het rapport dat u gekregen hebt over de bezuinigingen stond een staatje en daar zat Lelystad, zeg ik uit mijn hoofd, bij de onderste helft. Bij de onderste helft betekent: wij verhoudingsgewijs minder dan gemiddeld. W e zullen dat staatje nog even ophoesten en u dat nasturen.
2013
N6
Mevrouw Sparreboom: De VVD heeft een vraag over die grote pot van ruim € 2 miljoen. Wij zouden dat, als dat mogelijk is, graag wat onderverdeeld zien. Er staan wel een aantal onderdelen genoemd, het lokale bibliotheekwerk, maar wij zouden dat graag uitgesplitst zien. Is dat mogelijk? W ethouder Fackeldey: Natuurlijk, dat kan. Dat staat volgens mij ook uitgesplitst in de begroting. Het staat niet uitgesplitst in de begroting. Erik. Erik: Dit zijn onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst die wij hebben met de bibliotheek. Er is specifiek niet voor gekozen om daaraan per onderdeel een bedrag te koppelen, om te voorkomen dat je op de een of andere manier zo specifiek een uitvoeringsovereenkomst, een dienstovereenkomst krijgt, dat de belastingdienst gaat zeggen: hier worden echt diensten ingekocht en daar moet je vervolgens BTW over gaan betalen. Dus we hebben gezegd: we hebben een totaalbedrag, we maken afspraken over de volumes van de verschillende onderdelen zoals ze hier staan, de collectievorming, uitlening en dergelijke, en daaraan staan aantallen gekoppeld, dus we krijgen een overzicht van hoeveel de output is van de bibliotheek. W e hebben bewust ervoor gekozen om dat niet aan een bedrag te koppelen om daarmee het risico te verkleinen dat je op termijn eventueel door de belastingdienst op een BTWheffing wordt afgerekend. W ethouder Fackeldey: In aanvulling. Misschien kunnen we wel toezeggen, maar dat zal ter inzage zijn, om de prestatieovereenkomst die we hebben en die daar heel helder in is, misschien niet uitputtend maar bij wijze van voorbeeld beschikbaar stellen. 2012 wordt dat dan uiteraard. De voorzitter: Dat is een toezegging, die is genoteerd. Anderen nog over pagina 11? De heer Baaten: Alleen technisch, niet meer dan dat. KUBA infrastructuur. Als ik kijk naar bijvoorbeeld stichting Flevomeer, dat gaat zelfs over printpapier. W at heeft dat met infra te maken. Hoe moet ik dat lezen? W ethouder Fackeldey: Dat zijn geen wegen, daar hebt u gelijk in. Wij hanteren het begrip culturele infrastructuur voor het rapport dat we bij de begroting hebben toegezonden. W e hebben de instellingen gevraagd: ga het bezuinigingsbedrag gezamenlijk verdelen en kom met een aanbod waaruit blijkt dat de culturele infrastructuur in stand blijft. Dat hebben we zo genoemd. Dat betekent wel, en dat maakt het in de formulering lastig, dat wij niet van te voren gezegd hebben: dan gaat er zoveel af bij de Kubus en bij Underground enzovoort. W e hebben gezegd: in totaliteit moet er op die hele post zoveel bezuinigd worden. W e kunnen hem hier dus niet individueel toerekenen, omdat die instellingen met elkaar de keuze gemaakt hebben om een aantal activiteiten minder uit te voeren of een aantal kostenbesparingen te realiseren. Dat vangen we hier, onder verwijzing naar het rapport dat we u bij de begroting hebben voorgelegd, onder culturele infrastructuur. De voorzitter: Anderen nog over pagina 11? Niet. Dan gaan we naar pagina 12. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Bij kunst viel mijn oog op: Aankoop kunstwerken voor het stadhuis en representatie. Ik vroeg me af wat dat precies is. Gaat het om geschenken die wij weggeven? Kunstwerken die we aankopen en die we vervolgens weggegeven? En is dat dan in deze begrotingspost op de juiste plek? W ethouder Fackeldey: W aar het over gaat is dat je een beperkt budget hebt om van lokale kunstenaars soms een werk aan te kopen, of het gebeurt bij veilingen dat je
2013
N7
een werk aankoopt en dat wordt hier ergens keurig opgehangen. W at ook gebeurt, is dat we op een gegeven moment van één van de kunstenaars wat werk aangekocht hebben en dat we dan cadeau geven. Het is vooral een manier om af en toe iets te kunnen bestellen bij lokale kunstenaars, óf voor het doel om dat cadeau te geven als het een schilderij van de stad is, óf om het bij ons ergens op te hangen. Vandaar dat het maar een heel beperkt bedrag is. Het staat hier omdat het ook bedoeld is als steun voor lokale kunstenaars. Mevrouw Bergman: Ik vind het toch een wat curieuze plek als het gaat om deze doelstellingen. Ik snap heel goed de ambitie dat u lokale kunstenaars wilt ondersteunen, maar ik vind niet dat dat bij ons kunstbeleid thuishoort. Het hoort bij representatiekosten en als het hier wordt opgehangen neem ik aan bij inrichtingskosten. Dan hoort het voor mijn gevoel niet hier. W ethouder Fackeldey: We hebben een nota vastgesteld en in de nota staat dat we in beperkte mate op die manier lokale kunstenaars willen ondersteunen en daar een beperkt budget voor reserveren. Dan leek het ons goed om er iets anders mee te doen dan op zolder zetten. Vandaar dat we proberen het nuttige met het aangename te verenigen. Daarom staat het hier als onderdeel van het kunstbeleid. Het is ook niet helemaal een wereldschokkend bedrag geloof ik. Mevrouw Sparreboom: Over de Kubus nog even. Er worden veel bedragen genoemd. Er staan ook bedragen genoemd die ergens anders weer terugkomen, onder andere over brede school, ondersteuning amateurkunst. Wij zouden het fijn vinden als ook dat bedrag van € 1,9 miljoen een onderliggend tabelletje heeft: dit is het allemaal. We zijn met name geïnteresseerd in het cursorisch aanbod aan de inwoners, of daar een onderbouwing van is. W ethouder Fackeldey: Volgens mij zit hier een ander type overeenkomst achter wat je bij de Kubus moet realiseren. W at maakt dat het ingewikkeld is, is dat er sprake is van een basissubsidie voor cursorische activiteiten enzovoort. W e kunnen natuurlijk laten zien wat dat inhoudt ongeveer, absoluut. Daarnaast zijn er allerlei geldstromen die te maken hebben met taken die zij uitvoeren, bijvoorbeeld provinciaal, waaraan overhead wordt toegerekend. Laten we proberen af te spreken, misschien is dat voor u het handigst, dat we iets inzichtelijker maken welke producten en diensten onder die basissubsidie hangen. Mevrouw Sparreboom: En dat we dan op dat totaal komen van die € 1,9 miljoen. Wij hebben allerlei bedragen bij elkaar opgeteld, maar het is enigszins warrig weergegeven. W ethouder Fackeldey: Gaan we doen. De heer Caniels: Bij de Kubus, het laatste onderdeel, staat: daarnaast vindt aan de lastenkant interne bijdrage et cetera. Kan mij even uitgelegd worden wat daarmee precies bedoeld wordt? Ik begrijp het niet, maar dat kan aan mij liggen. Hoe is het nu en hoe wordt het. W ethouder Fackeldey: Dit heeft te maken met de verschillende rollen. Dat is sowieso een beetje ingewikkeld. We hebben ook geworsteld met deze begrotingspost. W e zijn ook eigenaar en voor een deel worden de kosten van dat eigenaarschap, onderhoud gebouwen, intern doorverrekend of vergoed ten laste van de post Cultuur, ten gunste van de post Gebouwenbeheer. Het is een soort van boekhouden om te proberen te scheiden wat je echt aan kunst en cultuur besteedt om het vergelijkbaar te houden
2013
N8
met andere instellingen. Dat moet uiteindelijk helemaal via de huur gaan lopen, maar er zitten hier nog wat oude doorrekeningen in. Een ambtenaar: Misschien om een toelichting te geven. Bij de Kubus en bij Underground is het zo dat de huurlast geen onderdeel uitmaakt van de subsidie. Bij de Agora, waar we ook eigenaar zijn, wordt een huurdeel onderdeel van de subsidie. Het wordt eerst naar de Agora overgemaakt, vervolgens stort die het weer terug naar de gemeente. Bij de Kubus wordt dat niet gedaan. Dat wordt intern hier binnen de gemeentelijke begroting afgerekend. Anders ga je geld heen en weer pompen en dat is bij de Kubus destijds besloten om het niet te doen. De heer Caniels: Dan had ik nog een vraag over een ander onderdeel. Dat gaat over kunst waar het betreft de zuil van Lely. Ik vraag me af of het onderhoud van die zuil niet ten laste moet komen van het hoofdstuk Openbare Ruimte. Gaan wij nu alle kunstwerken die in de stad staan beschouwen als kunst en ten laste van het kunstbudget brengen, of maken we de principiële keuze dat dat hoort bij de inrichting van de openbare ruimte, waarvoor volgens mij andere posten zijn. Dat is even een discussie wat mij betreft. W ethouder Fackeldey: Het antwoord op uw eerste vraag is ja. Ook het onderhoud aan de andere kunstwerken komt ten laste van de post Onderhoud kunstwerken; en dan niet zijnde bruggen, maar zijnde dit soort kunstwerken. Die kun je ook ergens anders boeken. Daar wordt het onderhoud overigens niet minder van, maar dan heb je het boekhoudkundig anders geregeld. Ze komen inderdaad allemaal ten laste van de post Onderhoud kunstwerken. De heer Schot: Ik heb nog een vraag over de Kubus. De Kubus factureert ook voor les, voor muziek, voor beeldhouwen, et cetera. Is er enig zicht in de inkomstenstroom die de Kubus zelf weet te genereren? Ze drijven natuurlijk niet alleen op subsidie. W ethouder Fackeldey: Zeker, dat is er en dat kunt u ook zien in de jaarrekening die de Kubus jaarlijks bij ons indient. Die heb ik hier niet paraat. Erik heeft hem wel paraat en leest hem zelf voor. Erik: De laatste cijfers die daarvan bekend zijn, zijn van 2011. Als je gaat kijken naar de overige inkomsten bij de Kubus, dan is er ongeveer € 1,5 miljoen basissubsidie, even los van de huisvestingslasten, en € 1,7 miljoen nog eigen inkomsten. Daarin zit zowel eigen inkomsten als horeca-inkomsten en opbrengst projecten. Ongeveer 20% van de totale inkomsten van de Kubus zijn publieksinkomsten en projecten. Er is een subsidiedekkingspercentage van 80, zowel van de incidentele subsidies die ze van ons krijgen als van de provincie krijgen. 20% zijn andere inkomsten, waaronder publieksinkomsten. Mevrouw Sparreboom: Ik wil graag even terug naar de bibliotheek. Daar zijn ook eigen inkomsten, daar worden zalen verhuurd en dergelijke. Het zou fijn zijn als dat meegenomen kan worden in het overzicht. W ethouder Fackeldey; Misschien mag ik u dan helemaal gelukkig maken door het van de Agora ook te doen. Dan sturen we het overzicht voor de drie instellingen tegelijkertijd op. Dat lijkt me handiger dan het nu te gaan oproepen. De voorzitter: Anderen nog over pagina 12, na deze toezegging? Niemand. Dan gaan we naar pagina 13. De heer El Mhassani.
2013
N9
De heer El Mhassani: Mijnheer de voorzitter. Een vraag over cultureel centrum Agora theater. De gemeente subsidieert de stichting voor een bedrag van € 9,5 ton. Is hier rekening gehouden met de laatste ontwikkeling met betrekking tot de filmvertoning in het Agora theater om extra inkomsten te genereren? Zo niet, vanaf welk jaar dan wel? W ethouder Fackeldey: Daar wordt geen rekening mee gehouden, want dat is geen subsidie. W at er gebeurd is, is dat uw raad besloten heeft om de Agora hiervoor een lening te verstrekken. Die betalen ze gewoon terug. Daar genereren ze extra inkomsten door, dat klopt. Dat helpt dus bij het inkomstendekkingspercentage uit het overzicht dat ik mevrouw Sparreboom zojuist heb toegezegd, maar heeft geen effect op de subsidie als zodanig. De heer Slum p: Ik heb een vraag over de gemeentelijke cultuurgebouwen. Er staat halverwege dat de lasten worden veroorzaakt door kapitaallasten van de Agora. Ik vraag me af: hebben de andere cultuurgebouwen dan geen kapitaallasten. W ethouder Fackeldey: In ieder geval veel minder. Agora is natuurlijk een veel nieuwer gebouw. De andere gebouwen zijn heel veel ouder en die zitten kennelijk in gebouwenbeheer. Op het moment dat uw raad besloten heeft om de Agora te bouwen, is specifiek deze afspraak gemaakt om de kapitaallasten op die manier inzichtelijk te maken en te verwerken en daar de huurinkomst tegenover te zetten. Bij de andere zit dat in de rekensom die ik zojuist uitlegde. Daar heb je de gebouwen waar via een interne verrekening de kapitaallasten worden afgedekt. Dat was waar we het net bij de Kubus over hadden. Bij de Agora is bij de nieuwbouw van het theater ervoor gekozen om het op deze manier inzichtelijk te maken. Mevrouw Bergman: Ik had nog een vraagje over cultuur algemeen. Daar staat een bullit met subsidiëring aan amateurkunstprojecten/deskundigheidsbevordering. Als u dat uitsplitst, gaat dan het meeste naar deskundigheidsbevordering en van wie wordt die deskundigheid dan bevorderd? Of gaat het rechtstreeks naar de projecten amateurkunst en komt het bij onze inwoners terecht? W ethouder Fackeldey: De deskundigheidsbevordering is een budget van € 10.000. Daar is een regeling voor. Het lijkt een beetje op wat bij sport ook gebeurt, amateurgezelschappen en andere gezelschappen kunnen op grond van de regels die daarvoor zijn als ze iemand willen inhuren, bijvoorbeeld om het zingen op een hoger niveau te brengen of het toneelspelen of de regisseursvaardigheden, een beroep doen op die regeling en dan kijken we of die daarvoor zijn gekwalificeerd en krijgen ze hem toegekend. De heer Marseille: Ik wou nog even terugkomen op de uitleg van de wethouder over de gemeentelijke cultuurgebouwen. Als ik het goed vertaal, dan geeft hij aan dat het opnemen van deze post voor de Agora in feite historisch bepaald is, omdat we op enig moment hebben besloten een extra kapitaallast beschikbaar te stellen om de Agora te kunnen bouwen. Zou het niet veel consequenter zijn om gelijksoortige instellingen op gelijksoortige wijze in de begroting onder te brengen en het feit dat dit in het verleden een keer zo gegaan is daarbij geen rol te laten spelen? W ethouder Fackeldey: U hebt dat zo besloten, zal ik maar zeggen. De heer Marseille: Volgens mij hebben we niet besloten om het zo zichtbaar te maken. Wel besloten om het zo beschikbaar te stellen.
2013
N 10
W ethouder Fackeldey: Ik denk dat het wel samenhangt met het feit dat we toen een nieuw gebouw bouwden en zeiden: we willen goed kunnen zien hoe groot die investering is om te kunnen bewaken of hij binnen het budget blijft. Daar heb je kapitaallasten van en die dek je op deze manier af. Het maakt op zich overigens niet zo veel uit of de kapitaallasten in de totale gebouwkosten zitten en de dekking van de kapitaallasten via een interne boeking daar naartoe wordt overgeboekt, of dat je het afzonderlijk zichtbaar maakt. Het is een andere manier van boekhouden. Als u nu tegen het college zegt: denk er eens over na bij een volgende begroting of je dat op die manier moet doen, dan zullen we die suggestie graag meenemen. Ik kan niet helemaal overzien wat daar boekhoudkundig voor consequenties aan vastzitten. De heer Marseille: Ik ben het er absoluut mee eens dat het geen euro uitmaakt of je het op een andere wijze zichtbaar maakt, maar ik zou ervoor willen pleiten juist voor de transparantie van de kosten die je aan het ene gebouw besteedt en de kosten die je aan de andere instelling besteedt, om het zo veel mogelijk op gelijksoortige wijze te doen. W ethouder Fackeldey: Dat gebeurt ook, want de kosten van de verschillende gebouwen worden onder de post Gebouwenbeheer wel afzonderlijk bijgehouden. Op zichzelf gebeurt dat daar ook, alleen deze zit niet in die verzameling. Misschien zouden we ervoor moeten kiezen om dat wel te doen, zodat je dat niet meer afzonderlijk terugziet. Die suggestie moeten we even meenemen, denk ik. Het is voor de doorlichting wellicht niet relevant, maar wel voor de nieuwe begroting. De voorzitter: Anderen nog over pagina 13? Zo niet, dan gaan we naar pagina 14. De heer Marseille. De heer Marseille: Het punt Bossen, natuurbescherming. Bij één van de vorige programma’s kwam ook iets over bossen aan de orde. Toen werd de vraag gesteld: hoe zit het met de opbrengst van hout uit dat bos. Daar kwam geen duidelijk antwoord op. Toen dacht ik: hier staat hij. Maar dan staat er onder: heeft betrekking op doorbelasting. Nu kan het zijn dat ook daar weer het hout alleen maar doorbelast wordt, maar ik kan me niet voorstellen dat een zo groot areaal aan bos helemaal geen opbrengst geeft aan hout. Een ambtenaar: Dat klopt. Dit bos in Lelystad genereert inkomsten wat betreft houtopbrengsten. Alleen, in eerdere bezuinigingsrondes is afgesproken dat hetgeen er is aan opbrengsten in het bos gerelateerd wordt aan en mede geïnvesteerd wordt in het bos om binnen de begroting de taken die er liggen in het bos inderdaad te kunnen uitvoeren. Dus de rendabele dunningen, die geld opbrengen, staan tegenover onrendabele werkzaamheden om binnen de begroting alle werkzaamheden in het bos te kunnen uitvoeren. De heer Marseille: Volgens die systematiek kun je ongeveer elke begroting terugbrengen tot één post, namelijk ongeveer nul. Het lijkt mij dat hier een opbrengst is en die opbrengst dient verantwoord te zijn. Dat die opbrengst volgens een bepaald besluit ooit genomen, kan worden gebruikt voor een investering of een uitgaaf, zijn twee volkomen verschillende zaken. Ik denk dat het wel zichtbaar moet worden. Een ambtenaar: Dat kan wel zichtbaar gemaakt worden, maar zoals het nu gebeurt, is het hier eerder besloten. De heer Marseille: Dat begrijp ik, maar over sommige besluiten moet je op een gegeven moment nadenken.
2013
N 11
W ethouder Fackeldey: Het lijkt me altijd goed om over sommige besluiten na te denken, mijnheer Marseille. Maar ik denk dat we dat inzicht kunnen bieden. Mevrouw Bergman: Ik had een vraag over Staatsbosbeheer. Het gaat hier onder andere over natuur en bosbeleving. Ik heb gehoord dat er in Almere door Staatsbosbeheer flink wordt geïnvesteerd in een nieuw bezoekerscentrum. Ik vroeg me even af hoe dat nu zit bij ons bij de Oostvaardersplassen en of ze daar ook al een beetje in bewegen. W ethouder Fackeldey: Er is door de gemeente Almere flink geïnvesteerd in een bezoekerscentrum voor Staatsbosbeheer; aan de Almeerse kant om heel precies te zijn. Ook Staatsbosbeheer hier is samen met de provincie en de gemeente nog steeds in beweging voor het natuuractiviteitencentrum, waarbij de fasering gemaakt is tussen het op niveau brengen van de huidige plek, zorgen dat die een aantal jaren nog goed gebruikt kan worden, en het veel meer meeslepende plan dat er lag voor het grote natuuractiviteitencentrum. Daarover hopen we snel naar de raad toe te komen op het moment dat er definitieve investeringsvoorstellen ook bij de provincie neergelegd zijn. De heer Slum p: Ik constateer dat het strand aan het Bovenwater twee keer zo duur is als het strand aan de Houtribhoek, terwijl het strand aan de Houtribhoek veel groter is en veel meer gebruikt wordt. Hoe is dat te verklaren? Een ambtenaar: Het Bovenwater, zoals het hier in de begroting is opgenomen, heeft niet alleen betrekking op het beheer en onderhoud van het strand aan het Bovenwater maar met name ook het bezeilbaar houden van de plas, dus het maaien van de onderwaterbegroeiing, zodat het mogelijk is de plas te gebruiken waarvoor hij bedoeld is: het leren zeilen van de jeugd. De heer Baaten: Twee vragen. Ten eerste als het gaat om het Bovenwater. De baten, € 5.200, heeft dat te maken met het gebruik door de ondernemer bij het Bovenwater? Of komen daar geen inkomsten vandaan? Een ambtenaar: Van de gebruiker van het Bovenwater komen geen inkomsten vandaan. De plas wordt gebruikt door meerdere verenigingen. Daar wordt geen huur voor gerekend. De baten in dit product hebben betrekking op een kadernotabesluit van 2013, voorstel 41, waarin besloten is € 408.000 te bezuinigen op beheer en onderhoud van de openbare ruimte, ook op het Bovenwater, en daar een tegenboeking te doen vanuit een bijdrage van het grondbedrijf voor beheer en onderhoud van stadsontwikkelingsgebieden. Dat is op deze manier in de begroting verwerkt. De heer Baaten: Begrijp ik goed dat de ondernemer die woont en werkt en leeft van het Bovenwater nul inkomsten genereert voor de gemeente? W ethouder Fackeldey: U begrijpt goed dat iedereen die gebruikmaakt van openbare ruimte daarvoor belasting betaalt en bedrijven betalen daarvoor ook belasting. Die redenering is hier ook gehanteerd. Het is openbare ruimte. Er zwemmen en zeilen ook heel veel niet-clubgebonden Lelystedelingen. Er zijn een aantal verenigingen die daar gebruik van maken maar dat gebeurt meer, dus het is niet specifiek een verenigingsgebonden locatie die verhuurd wordt. Het is openbare ruimte die we met zijn allen onderhouden, net zoals we doen met andere openbare plekken. Daarom staat hij ook op dit product.
2013
N 12
De heer Baaten: De tweede vraag ligt in het verlengde van het punt van de heer Marseille; Bossen, natuurbescherming. Valt het Hollandse Hout hier ook onder? Dat is even de inleidende vraag. W ethouder Fackeldey: Het is in ieder geval een bos, maar het is wel bos dat volgens mij van Staatsbosbeheer is in belangrijke mate. Het is geen gemeentebos, dus dat onderhoudt ook niet de gemeente. Het gaat hier over gemeentebossen. De heer Baaten: Het ging mij erom dat als je nu in het Hollandse Hout komt, er een aantal hectaren wederom en een aantal paden zijn ontnomen aan de recreatie. Een aantal hectaren is omgezet in weidegebied, dus de vraag is: wat is ons voordeel daarvan. Bovendien is er op dit moment een stuk kaalslag, en dan refereer ik aan hetgeen de heer Marseille zegt. Er is ontzettend veel weggehaald. W at is onze winst? W ethouder Fackeldey: Geen, maar ook geen verlies. Het is bovendien niet van ons. Staatsbosbeheer mag met haar bos in dat opzicht binnen de grenzen die gerechtelijk gesteld zijn, doen wat zij daarmee wenst te doen. De heer Bussink: In de meest rechter kolom staat dat het maar beperkt beïnvloedbaar is; 0-20%. Mijn vraag is: is het vanwege de koppeling met ICL dat het maar beperkt beïnvloedbaar is, of is het feitelijk, los van het ICL-bedrag, maar voor ongeveer 20% beïnvloedbaar. W ethouder Fackeldey: Volgens mij is dit primair ICL-gerelateerdheid. Bovendien hebben we zwemwater en hebben we te maken met wettelijke normen waaraan je moet voldoen. Dus je moet op een gegeven moment activiteiten uitvoeren om het te kunnen blijven gebruiken. Maar ik denk dat de indeling hier specifiek gekozen is vanwege de ICL-relatie. De heer Van de Beek: Er ging zojuist iets heel snel voorbij over besluit 41, over baten. Kan dat nog even kort toegelicht worden? Ik begreep het niet helemaal. W ethouder Fackeldey: Ik probeer het even in mijn logica; de echt verstandige opmerkingen komen van rechts. Er zit op gebieden een bijdrage van het grondbedrijf vanwege het feit dat er nog een stuk in ontwikkeling is of anderszins. Op het moment dat je een product wegbezuinigt in het totaal, moet je zorgen dat die opbrengst wel weer terug kan komen naar het totaal. Het is een boekhoudkundige correctie van de opbrengst die er zat op het product dat wegbezuinigd is in een vorige ronde. Maar die opbrengst, die bijdrage uit het grondbedrijf voor het totaal, blijft wel bestaan en die moet je inzichtelijk maken. Als je heel precies bent, is er toen iets te veel bezuinigd. Je zou ook kunnen zeggen: die opbrengst had niet wegbezuinigd moeten worden. Maar goed, dat is techniek. De heer Van de Beek: Als ik het anders vertaal, is het dan zo dat blijkbaar bezuinigingen of taakstellingen die wij afspreken deels teniet gedaan worden door subsidies uit het grondbedrijf? W ethouder Fackeldey: Andersom. De kosten die toen wegbezuinigd zijn, bestonden uit twee componenten; een deel ten laste van de algemene dienst en een deel ten laste van het grondbedrijf. De bedoeling van het besluit was om dat deel weg te bezuinigen dat ten laste van de algemene dienst kwam. Alleen, het onderscheid is toen nooit gemaakt, dus het totale bedrag is wegbezuinigd. Dat was niet de bedoeling. De bedoeling was om dat stukje van het grondbedrijf, dat over een veel breder productenpakket gaat, nog wel weer terug te laten vloeien naar dat productenpakket waarop dat betrekking heeft. Bij die bezuiniging is kennelijk niet
2013
N 13
goed het onderscheid gemaakt: ten laste van de algemene dienst / ten laste van het grondbedrijf. Dat is de technische uitleg zoals ik hem begrepen heb en nu kijk ik hoopvol naar rechts of dat heel erg onverstandig was. De heer Van de Beek: Wat ik begrijp. Wij hebben een bezuiniging afgesproken, of een taakstelling, zijnde 100%. Daar kan maar 80% van geëffectueerd worden. Kan dan 20% uit het grondbedrijf niet worden uitgevoerd? Ik snap het niet. W ethouder Fackeldey: Dan ga ik het nog een keer proberen. Laat ik het met € 100 proberen uit te leggen, dan snap ik het zelf ook nog. Stel, een totale kostenpost bestaat uit € 95 die de algemene dienst dekt en € 5 die het grondbedrijf dekt op een product. U zegt: op dat product vinden wij dat we 100% moeten bezuinigen. Dan bezuinigt u € 100, vanuit de algemene dienst. Maar dan hebt u € 5 over als het ware, want die kwamen niet van de algemene dienst. Die boek je dan dus op het totaal van de producten terug, want het grondbedrijf geeft voor de in ontwikkeling zijnde gronden een vaste bijdrage en die wordt boekhoudkundig verrekend over alle producten die daaronder hangen. Die totale bijdrage was voor een stukje op dit product terechtgekomen en dus moet je hem, om hem weer aan het totaal te kunnen toerekenen, weer terug zien te krijgen en dat gebeurt zo. U hebt dus voor € 100 bezuinigd terwijl u maar voor € 95 aan kosten had. De heer Van de Beek: Ik denk dat het mij niet gaat lukken dit vanavond te snappen. Ik geef het op. W ethouder Fackeldey: We zullen het besluit nog even toevoegen, want daar schijnt het als zodanig in te staan. En we zullen proberen, en dan niet aan de hand van mijn fictieve € 100 maar aan de hand van het werkelijke voorbeeld, dit nog even uit te leggen. De heer Van de Beek: Dank u wel. De voorzitter: Niemand meer over pagina 14? Dan gaan we naar pagina 15. De heer Marseille. De heer Marseille: Het centrummanagement heeft een vrij lange voorgeschiedenis. Een aantal malen is er van de kant van de gemeente geld in gestopt om daar iemand voor aan te stellen. Nu is er een regeling waarbij de ondernemers voor een flink deel verantwoordelijk zijn en die kosten worden gedekt uit een extra heffing op de OZB heb ik begrepen. Daarnaast zie ik dat er nog steeds € 90.000 vanuit de gemeente voor dat centrummanagement beschikbaar wordt gesteld. Is dat niet enigszins in strijd met de hele lijn die daarin zit om het centrummanagement duidelijk bij de ondernemers onder te brengen? W ethouder Fackeldey: Het zal u niet verbazen dat ik dat niet vind, anders had het er misschien niet gestaan en had u het misschien niet besloten. Het centrummanagement bij de ondernemers onderbrengen is volgens mij nooit een doelstelling geweest. De doelstelling is geweest om te zorgen dat ondernemers zich verenigen en dat ze zelf een aantal activiteiten uitvoeren die te maken hebben met koopkrachttoevloeiing, kerstverlichting, ‘veilig, schoon, heel en beter extra’, enzovoort. In het centrum gebeurt heel erg veel, zowel qua beheer en onderhoud als qua ontwikkeling. W at we hier laten zien, is dat waar dat vroeger verspreid zat over verschillende posten, het het college verstandig lijkt om één functionaris te hebben die de BIZ ondersteunt bij het organiseren van die activiteiten, die zorgt voor communicatie bij en planning van onderhoud, afstemming van dat type activiteiten, die kortom een bijdrage levert aan het leefbaar houden van het Stadshart. Toen dit
2013
N 14
besluit voorgelegd werd, was de argumentatie daarbij: nu we het BIZ hebben waar ook een geheide inkomstenstroom zit, waarin ze een heel aantal activiteiten zelf uitvoeren en we anders dan anders met een aantal ondernemers zaken kunnen doen, kun je heel effectief en efficiënt een aantal van de activiteiten die verspreid door de organisatie gebeurden, koppelen naar één iemand verantwoordelijk voor het Stadshart, het is een kwetsbaar gebied, en willen we er graag extra capaciteit op zetten. Ook zonder dat centrummanagement zou dat BIZ als het goed is moeten functioneren. Maar het is ingegeven, toen het besluit bij de Begroting 2013 aan u werd voorgelegd, bij de kadernota denk ik, door de zorg voor de kwetsbaarheid van het Stadshart. Door die twee componenten met elkaar te verbinden, kunnen we wat dat betreft beter zorgen voor de leefbaarheid in het centrum. De heer Caniels: Aanvullend een vraag over de € 90.000. U noemt daar 1 fte. Zit er in die € 90.000 ook overhead en hoe groot is dat overheadpercentage dan? Gevoelsmatig vond ik het een fors bedrag. W ethouder Fackeldey: Inderdaad, maar daar zit de complete doorbelasting in en alles wat daarbij hoort. Het is de bruto kostprijs. De heer Baaten: Het gaat om herontwikkeling. Ik kijk naar de laatste twee regels als het gaat om het eerste blok. Als ik terugreken gaat het om een bedrag van ongeveer € 160.000. Er staat ook bij dat begin van het jaar bepaalde projecten, hoe klein dan ook, bekend zijn. Is het mogelijk om in de toekomst dit soort zaken te vermelden, waar die € 160.000 naartoe gaan of zijn gegaan? W ethouder Fackeldey: Ik denk dat dat bij de jaarrekening, bij de verantwoording hoort om te kijken waar het aan besteed is. Het is overigens wel een bedrag dat in de kadernotavoorstellen langzaam maar zeker uitgefaseerd wordt. Dat hebt u ook gezien. De voorzitter: Anderen nog vragen over pagina 15? Niemand? Dan gaan we naar 16. De heer Bussink. De heer Bussink: De marktexploitatie. De inkomsten zijn € 70.000 hoger dan de lasten. Tegelijk staat er in de toelichting: het mag maximaal 100% kostendekkend zijn. Moet ik het zo interpreteren dat we € 70.000 teveel binnenkrijgen? Een ambtenaar: Het klopt. In de begroting zit op dit moment een verschil tussen de baten en de lasten van € 70.000. Er wordt daaronder ook aangegeven dat er op dit moment nog een fout in de begroting zit die hersteld moet worden. Er zijn hogere kosten op het gebied van de stroomkasten, er zijn lagere inkomsten op het gebied van marktexploitant en er is nog een doorbelasting op de eigen uren die niet in de begroting is verwerkt en waar je wel bij de 100% dekkendheid rekening mee moet houden. De heer Bussink: Dus naar verwachting is het na correcties ongeveer gelijk? Een ambtenaar: De verwachting is dat het na correcties nul is, of wellicht een klein negatief bedrag. Die correcties moeten eerst doorgevoerd worden, daarna is het uitgangspunt om te sturen op kostendekkendheid. De heer Slum p: Onder het kopje Woonbeleid wordt op de vierde regel van onder gesproken over de Skaeve Huse. Daar is al jaren sprake van en ik hoor er niet zo erg veel van de laatste tijd. Hoe staat het daarmee, wanneer komen die er?
2013
N 15
W ethouder Fackeldey: Dan hebt u een mondelinge vraag één of twee keer geleden gemist, mijnheer Slump, want toen was die vraag er ook en heb ik namens het college gezegd dat we lang op zoek zijn geweest naar een geschikte locatie, dat die mogelijkerwijs gevonden is, dat er nog onderhandeld wordt over de beschikbaarheid en de kosten die daarmee samenhangen en als dat zo is, dat uw raad een voorstel voor de locatie zal worden voorgelegd. Het was ingewikkeld om een locatie te vinden die aan de planologische en andere randvoorwaarden voldeed. Er wordt nog gezocht en we hopen u voor het eind van het jaar daarvoor een voorstel te kunnen voorleggen. De heer Slump: Een soortgelijk verhaal heb ik twee jaar geleden ook al gehoord namelijk. W ethouder Fackeldey: Dat klopt. Het is ook wezenlijk niet anders, want we zeiden al toen we eraan begonnen: het zal ingewikkeld zijn een locatie te vinden die aan de eisen voldoet. We hadden een aantal keren een locatie in het zicht. Daar is toen vanwege omgevingsfactoren of anderszins niet besloten om die aan de raad voor te leggen. Het valt dus inderdaad nog niet mee. De heer Bussink: Woonbeleid. Daar staat dat het een wettelijke taak is, beïnvloedbaarheid budget nul. Tegelijkertijd staat in de laatste regel: in 2013 is een ombuiging op dit gebied doorgevoerd, waardoor er minder formatie overblijft voor bovenstaande activiteiten. Met andere woorden, het was dus beïnvloedbaar. Is dit een conclusie van het college: we hebben een korting toegepast dus daarmee is de kous af, er kan niet meer aan getornd worden. Moet ik het zo lezen? W ethouder Fackeldey: Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik die kolommen van beïnvloedbaar niet van buiten heb geleerd. Als ik er nu naar kijk, hebt u een punt. Je moet aan een aantal wettelijke eisen voldoen als het gaat om wonen, dus je moet iets hebben, maar de mate waarin is natuurlijk wel degelijk beïnvloedbaar. Je kunt best als je wilt nog minder woonbeleid maken. Ik denk dat daar een percentage had moeten staan. De percentages zou ik zo niet kunnen verzinnen, maar intuïtief kom ik tussen de 0 en 50% uit. Dat zullen we even navragen. De heer Marseille: Ik kom nog even terug op de beantwoording daarnet van de vraag over de marktexploitatie. Op het moment dat in ik meen de begroting van 2012 gevraagd is een vrij forse verhoging van de marktgelden, waren de verschuivingen in de berekeningen die hier nu opeens uit de Jaarrekening 2012 worden geconstateerd, bekend. Op basis waarvan is toen besloten dat die marktgelden omhoog moesten? Kan er nog een nadere specificatie worden verstrekt van deze verschuivingen, die dan kennelijk nu opeens wel moeten leiden tot een kostendekkende uitkomst, om die marktgelden te rechtvaardigen. Ik vind dat als het gaat om het vaststellen van tarieven die kostendekkend moeten zijn, we de verantwoordelijkheid hebben om daar uiterst zorgvuldig mee te zijn en duidelijk aan te geven dat er echt sprake is van niet meer dan kostendekkend. W ethouder Fackeldey: In aanvulling daarop. Dan weet u dat kostendekkendheid gaat over de tarieven gezamenlijk en niet over individuele tarieven. Maar dat is een andere discussie. Ook omdat de portefeuillehouder, de heer Jansen, hier op dit moment niet aanwezig kon zijn, lijkt het mij verstandig om, in overleg, ambtelijk deze vraag schriftelijk te beantwoorden. De voorzitter: Anderen nog over deze pagina? Zo niet, dan zijn we toe aan subprogramma 4.3. Ik stel u voor om een kwartier pauze te nemen.
2013
N 16
De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De voorzitter: Dames en heren. Subprogramma 4.3, Verbeteren regionale bereikbaarheid. Pagina 17. Geen vragen, dan gaan we naar pagina 18, pagina 19. Mevrouw Sparreboom. Mevrouw Sparreboom: Wij zijn benieuwd waar de beïnvloedbaarheid zit in dit onderdeel; pagina 18 en 19. W ethouder Luchtenveld: Er zijn een aantal wettelijke taken, met name de bestemmingsplannen en dergelijke. Dat wordt je geacht te doen. Dat kun je op een bepaald niveau doen, maar daar zit niet heel veel flexibiliteit in. Er zijn andere activiteiten waar je op zichzelf minder aan zou kunnen doen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de strategische ontwikkeling. Daar is de beïnvloedbaarheid ook groter. W at dat betreft zitten daar met name de veranderingen. Je kunt meer doen aan uitwerking wijzigingsplannen en dergelijke. Je moet er natuurlijk wel, ook met aanvragen van bijvoorbeeld ondernemers om plannen aan te passen, op een reële manier mee omgaan. De beïnvloedbaarheid zit met name op het strategisch niveau. Daarvan heb ik al eerder aangegeven dat dat wat ons betreft een belangrijk niveau is om daar juist wel in te manifesteren en niet te zeggen: dat hoeft niet per se. Naar ons idee is het echt heel dom om daar stevig het mes in te zetten. Mevrouw Sparreboom: Nog even een vraag. Is dat qua lasten even uit te splitsen of niet? W ethouder Luchtenveld: Dat is op zichzelf wel uit te splitsen. W e gaan bijvoorbeeld van vier bestemmingsplannen per jaar uit. Dat hebben we nu als beleidslijn na de actualisatie, gemiddeld vier bestemmingsplannen per jaar. Dat betekent overigens dat we soms ervoor kiezen om bepaalde gebieden nog niet direct van een bestemmingsplan te voorzien, of een nieuw bestemmingsplan. Met name is dat aan de orde daar waar gronden pas in de toekomst benodigd zijn voor woningbouw. Als die in ons eigendom zijn, dan gebeurt er natuurlijk niet zo verschrikkelijk veel, want niemand vraagt iets aan. Dan is het ook niet zo erg als je iets zou achterlopen met een bepaald bestemmingsplan, omdat je nu eenmaal niet de capaciteit hebt om toch zes te doen in een bepaald jaar. Of je moet extern inhuren. Dat is dan een afweging. Mevrouw Sparreboom: Ik begrijp uw toelichting, maar ik bedoelde de lasten op zich. Er staat één post. Is dat verder te verifiëren, valt dat verder uit te splitsen in wat wel beïnvloedbaar is. W ethouder Luchtenveld: In belangrijke mate gaat het hier om personele kosten. Ongeveer € 100.000 is niet-personele kosten, de rest is personeel. De voorzitter: Dan hebben we het over de ruimtelijke ordening. W ethouder Luchtenveld: Ja. De voorzitter: Dat was ruimtelijke ordening en dezelfde vraag had u bij Uitvoering W et ruimtelijke ordening (Wro). Dat is een ander bedrag? Ik maak het even compleet. W ethouder Luchtenveld: Ik denk dat die ton met name slaat op de Wro. Uitvoering Wet ruimtelijke ordening, van de € 597.000 is ongeveer € 1 ton niet-personeel, de rest is personeel. Dat is bijna € 5 ton personeel. De ruimtelijke ontwikkeling, dat zijn in belangrijke mate beleidsambtenaren die daar het bestuur ondersteunen om dit
2013
N 17
allemaal mee te volgen, te adviseren en te beoordelen, naast uiteraard soms wat kosten om ook zelf enige geschriften tot stand te brengen, is dit denk ik weer personeel. De heer Jonker: Mag ik even aanvullen, mijnheer de voorzitter? Ik snap deze toelichting ook, maar waar wij vooral naar zochten, als ik kijk bij ruimtelijke ontwikkeling, 40-60% is beïnvloedbaar, om welke posten tegen welk bedrag gaat het dan? Of correspondeert dat één op één met 40-60% van de € 400.000? Het kan best zijn dat het 40-60% van de taken is, die een lager bedrag vertegenwoordigen. In feite zoeken we meer naar die opsplitsing, in bedragen. Welke taken vertegenwoordigen welk bedrag, opgesplitst in wel wettelijk en niet wettelijk. W ethouder Luchtenveld: Ik denk dat je van een gemeente mag verwachten, dat die voor zichzelf strategische posities realiseert en dat die ook functioneert in stad en regio. Dat is steeds meer aan de orde. Er zijn steeds meer gebiedsgerichte ontwikkelingen. Het zou heel raar zijn om je binnen je gemeentegrenzen terug te trekken. Dat betekent dat je ook moet kijken wat er buiten gebeurt en hoe ver je daarin gaat, in hoeverre je actief kijkt wat er op rijksniveau gebeurt, of in hoeverre je actief een bijdrage levert zoals bijvoorbeeld op het Deltaprogramma, Rijksstructuurvisie en dergelijke. Wij denken dat het een groot belang is. Denkt u aan hoe we bezig zijn met de windmolens, denkt u aan de dreigende discussie over het peil in het Markermeer met allerlei gevolgen, denkt u aan de Markerwaddenpositie waarvan ik daarstraks zei dat onze interventie mede heeft opgeleverd dat er nu € 30 miljoen door het Rijk is toegezegd. Ik denk dat dat daarin teruggevonden kan worden. Kun je dat met minder mensen doen? Waarschijnlijk wel. Dat is een stukje beïnvloedbaar, maar dan heb je natuurlijk ook minder kwaliteit en kun je minder adequaat op allerlei ontwikkelingen reageren. Ik denk dat die 40-60% met name is gezien in het budget, dus de beïnvloedbaarheid van het budget, niet van de taken. Je hebt een wettelijke taak, inderdaad, hoe actief zijn wij met het hele Aldersgebeuren rondom onze luchthavenontwikkeling? Verschrikkelijk actief. Terecht, omdat het een heel belangrijke economische factor is. Daarvan kun je zeggen: had het ook met minder mensen gekund. Vast. Dan is niet de hele discussie rond de luchthaven weg, maar het is natuurlijk wel zo dat het verschrikkelijk belangrijk is dat we daar op elke stap heel goed letten en reageren. De voorzitter: De heer Soomers. De heer Soomers: Wij horen nu weer steeds wat het college wenselijk vindt, maar dit is een doorlichting. Het gaat erom wat beïnvloedbaar is of niet en niet wat het college wenselijk vindt. Dat het college wenselijk vindt deze uitgaven te doen, begrijpen wij. Waar het om gaat is dat wij objectieve informatie krijgen over wat we waaraan uitgeven en hoeveel er wel of niet beïnvloedbaar is. W at we daarmee doen zien we naderhand wel eens met elkaar. De voorzitter: Dat is een opmerking. Ik sluit aan, want ik denk dat ik als voorzitter nu even het college moet helpen. De vraag is of u kunt aangeven welke bedragen horen bij welke prestaties en of u kunt aanduiden wat daarvan personele en overige kosten zijn. Dat was de vraag bij deze twee punten. Als dat kan. Dat kan niet nu waarschijnlijk. Een ambtenaar: Ik kan het voor de Wro, 4.3.2, prima toelichten. Voor ongeveer € 100.000 hebben we hier te maken met allerlei onderzoekskosten. Daarin is weer een onderverdeling voor kosten die je nodig hebt om bestemmingsplannen te maken. Er zijn allerlei onderzoeken die uitgevoerd moeten worden. Soms over ecologie, maar het kan soms ook gaan over planschaderisico onderzoeken. Er zit ook een onderdeel
2013
N 18
bij dat gaat over het feit als mensen daadwerkelijk bij ons een planschade indienen. Dat moeten wij altijd laten onderzoeken. Dat kunnen we niet zelf, dat huren we in. Dat is heel erg specialistisch. Op die manier krijgen wij een juist bedrag waar wij ervoor kunnen zorgen dat het al dan niet terecht is en wordt toegewezen. Dat is ongeveer € 1 ton. Voor de rest werken er vier afdelingen om de bestemmingsplannen te maken. Het zijn niet alleen bestemmingsplannen, het zijn bezwaarschriften, beroepschriften, het zijn ook de planschades waarop ik net even doelde, allerlei wijzigingsplannen om vooral de bedrijvigheid ook nadat het bestemmingsplan is vastgesteld, mogelijk te blijven maken. Ik hoop dat dit een antwoord is dat aan uw vraag voldoet. De voorzitter: Is dat voldoende duidelijk? De heer Jonker: Daar houd ik het antwoord maar even op schuldig. De heer Caniels: Bij uitvoering Wro staat in een passage dat de kosten zouden kunnen worden teruggebracht door in plaats van bestemmingsplannen met beheersverordeningen te werken. Dan komt er een zin: tijdwinst zit in de beperkte proceduretijd, minder onderzoekskosten en dergelijke. Dat roept de vraag op: waarom doen we dat niet. En misschien kan even aangegeven worden door de wethouder wat de voor- en de nadelen zijn van de bestemmingsplannen blijven maken zoals we dat tot dusver doen of de keuze voor beheersverordeningen. Heeft dat dan ook iets te maken met legesheffing? Wellicht kunt u daar een toelichting op geven. W ethouder Luchtenveld: De beheersverordening is mogelijk gemaakt met name voor die gebieden waar je geen ontwikkeling verwacht in de komende 10 jaar. Dus als je denkt: er gebeurt daar heel weinig, dan bestem je volstrekt conserverend en dan zeg je: eigenlijk geven we een beetje beheer. Dan kan er best nog ergens een keer een dakkapel worden gerealiseerd of iets kleins gebeuren. Bijvoorbeeld in een volledig voltooide woonwijk zou dat kunnen of een gebied waar je de komende 10 jaar nog geen ontwikkelingen verwacht, dan kun je dat doen. Als je echt ontwikkelingen verwacht, hoor je het bestemmingsplaninstrument te hanteren. Dat is in feite de afweging, de zuivere afweging. Je kunt wel de grenzen opzoeken, dus kijken of je wat meer in het beheersplan en toch af en toe bijvoorbeeld via WABO bepalingen daarop inbreuk maken als je echt ontwikkelingen wilt. Maar de geest van de Wro is dat je de beheersverordening alleen toepast als er de komende 10 jaar geen ontwikkelingen worden voorzien. Overigens ook met de beheersverordening mag je leges heffen. Alleen als je geen geactualiseerde ruimtelijke instrumenten hebt toegepast, mag je geen leges heffen. Een beheersverordening kan soms voor een tussenfase een oplossing bieden, maar als je echt ontwikkelingen voorziet dan hoor je een bestemmingsplanprocedure te volgen. Ik wil nog even terugkomen op wat net werd geconstateerd, dat het antwoord werd schuldig gebleven. Ik wil best een poging doen om de € 403.433 nader uit te splitsen waar het precies in ziet. Ik krijg te horen dat het hoofdzakelijk personeel is. Dat is denk ik ook logisch, gelet op de activiteit. Het gaat met name om beleid maken, beleid van andere overheden beïnvloeden. Ik denk niet dat er heel veel producten in zitten, anders dan reactienota’s en dergelijke. We zullen kijken of daarvan nog een nadere specificatie te geven is. Ik denk dat deze post in belangrijke mate zal worden ingevuld door fte’s. Dan is natuurlijk altijd de vraag: kan het ook met minder mensen. Dat zal best kunnen, maar de kwaliteit gaat dan wel omlaag. De voorzitter: W ethouder Luchtenveld, dat was inderdaad het beoogde antwoord. Dat geldt dan voor de twee posten, dat was de vraag.
2013
N 19
W ethouder Luchtenveld: De tweede is al aangegeven. Dat is ongeveer € 5 ton personeel en € 1 ton onderzoek. De heer Baaten: Rekening houdend met het antwoord dat door het college zojuist is gegeven, dat we nog iets tegemoet kunnen zien, toch een heel simpele vraag. Klopt het als we pagina 18 en 19 optellen, dat we € 2 ton aan kosten hebben en dat daar in totaal € 8 ton aan personeel achter zit; achter die € 2 ton die dan leiden tot kosten. Die verhouding klopt? W ethouder Luchtenveld: Als ik het bij elkaar optel, kom ik op € 1 miljoen aan lasten. Dat is naar schatting van dit moment ongeveer € 8 ton personeel en € 2 ton overige kosten, onderzoeken en dergelijke. Daar staan gigantisch veel baten wat ons betreft tegenover, want als we ze geheel zouden schrappen, en dat mag niet eens wat betreft de Wro, maar stel dat je die hele € 4 ton eruit zou halen, of het tot € 1 ton zou terugbrengen, dan zou het betekenen dat je heel veel belangrijke beleidsontwikkelingen niet zou kunnen volgen, niet zou kunnen bijwonen, ook niet de ambtelijke vooroverleggen et cetera. Dan maak je van Lelystad een eiland. Daar kunt u voor kiezen, maar wij zouden dat zeer willen ontraden. De voorzitter: Anderen over deze twee pagina’s? Niemand? Dan gaan we naar pagina 20, Imagoversterking. Eerst de algemene pagina. Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Ik zit even te zoeken hoe ik deze vraag moet inkleden. Het nieuws van de afgelopen week werd nogal beheerst door Haren. W at mij daarin natuurlijk meteen opvalt is dat er continu wordt gesproken over dat een burgemeester kon beschikken over een 0,5 fte aan communicatie. Hier staat communicatie onder een programma Imago versterken. Nu heeft de overheid behalve bij crisiscommunicatie, want daar gaat het over in Haren, ook nog heel veel andere taken als het gaat om informatie verstrekken aan de burgers over wat de overheid doet. Nu vroeg ik mij af: waarom is communicatie nu op zo’n rare positie in dit huis in dit programma opgenomen. Van de kosten die hier staan wordt alleen gezegd: communicatieadvies aan het bestuur, woordvoering. Dan heeft het college de man een hulpje. Is dat dan waar het over gaat als het gaat om communicatie in Lelystad? Mijn vraag betreft de positie maar ook het programma dat dan wordt gedaan door communicatie. W ethouder Fackeldey: Ik probeer hardop te denken of ik de vraag goed genoeg begrijp. Het is meer dan alleen woordvoering, ook crisiscommunicatie maakt deel uit van het totale pakket. Daar komen we dadelijk bij de onderdelen over te spreken. W at er gebeurd is, is dat het onder dit programma nu eenmaal gehangen is. Ik begrijp uw vraag als: hoort dat niet eigenlijk in een ander programma thuis. Dat zou kunnen. Je zou het ook onder programma 6 kunnen hangen, waar veel meer van dit soort concernactiviteiten zitten. Ik kom even niet verder dan de constatering dat dat niet gedaan is en dat van oudsher communicatie, voorlichting, citymarketing enzovoort hier aan elkaar gekoppeld zijn. Ik kan me daar ook iets bij voorstellen, want op de crisiscommunicatie na, gaat de woordvoering namens de gemeente heel vaak over voorlichting, over uitleggen waarom het college of de raad of wie dan ook dat besluit heeft genomen. Nogmaals, ik kan mij voorstellen dat het onder een ander programma ook uitstekend tot zijn recht zou komen. Ik ben het met u eens, dat een aantal onderdelen van die communicatietaak hier een wat vreemde eend in de bijt is. Een ambtenaar: Misschien even aanvullend. dan alles, werd er gevraagd. Als u kijkt in natuurlijk veel meer dingen. Ik ben het eens ander programma kunnen. Maar we praten
Het ging ook over de taken, en is dat het totale overzicht, dan gebeuren er met de wethouder, het zou ook in een over digitale communicatie, dat is iets
2013
N 20
waar tegenwoordig heel veel ontwikkeling in is. Daar gebeurt iets in. Als we praten over gastheerschap dan hebben we het niet alleen over de activiteit die we doen als gastheer of gastvrouw, maar ook het begeleiden en de publiekscommunicatie als het gaat om verkeerszaken, of om werk en inkomen. Dat hele pakket is natuurlijk iets wat hoort bij de communicatie. W at je hier ziet, is een totaalpakket ondergebracht in een programma waar je inderdaad over kunt twijfelen, maar het is meer dan alleen bestuurscommunicatie. Dat is hierin onderverdeeld. W ethouder Luchtenveld: Misschien nog een aanvulling. Ik denk dat de plek ook gekozen is omdat er van oudsher bij de ruimtelijke plannen heel veel inspraak, participatie en dergelijke zit. Dat zit hier denk ik ook in. Wij doen heel veel met bewonersbrieven om te informeren, met informatieavonden bij bestemmingsplannen en dat soort dingen. Ook dat is een belangrijk deel van de communicatie. De heer Van de Beek: De beantwoording roept bij mij een aantal vragen op. Is dit nu volledig wat er aan communicatie gedaan wordt? Ik hoor nu communicatie bij bestemmingsplannen. Ik neem aan dat die bij de Wro doorbelast wordt, of is dat hier onderdeel van? In het verlengde daarvan, en dan ga ik stiekem door naar pagina 22 bovenaan, als u mij toestaat, mijnheer de voorzitter, communicatieprojecten. Is dat alles wat er aan projecten gecommuniceerd wordt? Communicatie is op projecten, waarom wordt die niet op de projecten geboekt? Is dat nu volledig alles wat er aan communicatie is of is er meer en wat is de keuze wanneer iets wordt doorbelast naar een project of een product toe en wanneer het hier apart zichtbaar wordt gemaakt. Dat is denk ik de vraag. W ethouder Fackeldey: Volgens mij is dat hetzelfde als wat geldt voor heel veel lijnproducten. In principe zo lang het hoort bij het reguliere voorlichtende takenpakket is dit alles. Bewonersbrieven horen bij het reguliere, standaard product dat je levert als lijn. Op het moment dat een project meer nodig heeft dan de standaard dienstverlening die je zou kunnen verwachten vanuit de gemeente, wordt er voor dat project afzonderlijk, maar wel in overeenstemming inhoudelijk met team Communicatie, extra inspanning geleverd. W aar we vanaf zijn gekomen, is dat in het verleden ieder project en activiteit ten laste van de eigen budgetten heel veel eigen communicatielijnen adviseurs had. Daarvan is gezegd: dat moet gewoon een stapje minder en ook gecentraliseerd. Als er een extra inspanning nodig is, dan zie je die terug binnen de desbetreffende GREX. Maar daar waar het gaat om echt voorlichting, is dat een kerntaak van de gemeente net als dat geldt voor beleid maken. Dat is wat je hier ziet en ook de normale activiteiten zoals collega Luchtenveld die noemde bij de ruimtelijke ordening, dat hoort bij de taken van de lijn van de afdeling Communicatie. Er is bij mijn weten één project, dat is Flevokust, waar nog aparte communicatie-inspanningen los hiervan plaatsvinden. Bij mijn weten is dat op dit moment de enige. De andere communicatieactiviteiten worden verricht vanuit de lijn. De heer Van de Beek: Mag ik dan even oefenen? Ik weet, er is ook aparte communicatie rondom Warande, een eigen Twitteraccount en dergelijke. Valt dat onder publieksvoorlichting, valt dat onder 4.4.3 spindoctors, valt dat onder projectcommunicatie, valt dat onder de GREX? Hoe zit dat? Om het even te snappen. W ethouder Fackeldey: W ilt u uitleggen wat u bedoelt met spindoctors? Ik zag die tekst niet staan. De heer Van de Beek: Communicatieondersteuning voor het college.
2013
N 21
W ethouder Fackeldey: Is het dat? Ik wist niet dat we dat hadden. Op die manier hebben we geen communicatieondersteuning georganiseerd. Maar dit terzijde. Misschien kan Eduard Ehrhart precies uitleggen waar wat geboekt wordt, maar de communicatieondersteuning voor W arande vindt plaats vanuit de reguliere communicatietaak zoals we die hebben. Ik vermoed zo maar dat die vooral onder communicatieondersteuning valt. Maar Eduard weet dat precies. De heer Ehrhart: Als het gaat om de digitale communicatie, de accounts die u noemde, dan is het de digitale bereikbaarheid en is het onderhoud beheer van internet en intranet. Daar zit een webredactie in en die heeft de taak om daar met name op te kijken. Dat doen ze niet alleen, want het is een combinatie met de communicatieadviseurs. Maar daar ligt de kerntaak. Zo zit er op publiekscommunicatie een aantal mensen die zich met name richten op dat wat het grote publiek is. Of het nu digitaal is, of informatiebijeenkomsten of bewonersbrieven zijn, die zijn daarop toegespitst. Als het gaat om bestuurscommunicatie dan zijn ze zeer nauw verbonden met de bestuurder, om die daarin te helpen in die portefeuille om duidelijk te verwoorden wat er speelt voor de mensen. Zo heeft iedereen een taak in het taakveld en dat heeft zijn oorsprong in de eerdere nota die we voor ongeveer anderhalf jaar geleden met u besproken hebben: Overheidscommunicatie in Lelystad nu. Daar zat een bezuinigingsopdracht in van € 2,2 miljoen naar € 9 ton. Op basis daarvan hebben we met elkaar besloten om naar de basistaken terug te gaan, dus niet doorberekenen van projecten, tenzij het echt uitzonderlijk is en plotseling komt. In principe is alles een soort basistaak, verdeeld over de kerntaken die u hierin terugvindt. De heer Van de Beek: Helder. Dank u wel. De voorzitter: Anderen over pagina 20? Dan gaan we naar de onderdelen. Pagina 21. Niemand vragen? Pagina 22? De heer Baaten. De heer Baaten: Ik zou nog even terugkomen op de effecten. Als we kijken naar City Marketing, het lijkt wel Belgisch rekenen. € 738.000 gaat daarin om en dan zeggen we: maar we krijgen aan mediawaarde meer dan € 3 miljoen ervoor terug. Dat is erg simpel. Ik ga terug naar het begin, toen het college zei: van baten moet je effecten hebben. De vraag is: welke effecten heb ik dan als ik kijk naar zo’n € 3,3 miljoen. Wat zijn de effecten daar dan van? W ethouder Fackeldey: Volgens mij moeten we niet twee dingen door elkaar halen. Wat betreft de doorrekening waarnaar u in het begin vroeg, dat is een voorbeeld op basis van een algemeen geaccepteerde methode. Dat doen onafhankelijke bureaus. Die rekenen uit dat als je zo veel aandacht hebt gehad en daarvoor advertentietijd had moeten inkopen, je dat zoveel had gekost. Dat is hier bedoeld als voorbeeld om te laten zien dat het wel degelijk iets genereert. Als iemand tegen mij zegt: kun je dat wel zo hardop als een keihard bedrag opvoeren, dan mag je daar inderdaad aan twijfelen, want de vraag is natuurlijk of je die advertentie wel had geplaatst. Maar wat u vraagt is: wat is nu het effect van de City Marketing, de input die we daarin leveren. Dat staat voor een deel in de jaarverslagen. Dat kun je niet rechtstreeks terugkoppelen naar hoeveel bedrijven zich daardoor hebben gevestigd, want je weet nooit of ze zich daardoor vestigen. Dat wordt dan gemeten aan zaken als bekendheid en die scores en dat soort zaken. In aanvulling daarop hebben we gevraagd om waar hij gekeken heeft naar de economische effecten en naar wonen, ook nog eens objectief te laten vaststellen of we daar wel de goede dingen doen in marketing en communicatie, om ervoor te zorgen dat we de potentie die hij voor Lelystad onderkent, daadwerkelijk voldoende benutten. Welke effecten krijg je daar dan voor als het gaat om City Marketing. Dat is dus het verhogen van de naamsbekendheid,
2013
N 22
dat is vooraan op lijstjes komen van bedrijven die zich willen vestigen en dat is grotere bekendheid onder potentiële vestigers in Lelystad. Mevrouw Bergman: Ik heb hier in mijn rode schriftje geschreven dat het bij City Marketing heel veel over dezelfde doelstellingen en dezelfde zaken gaat als voor de Metropoolregio. Dan bekruipt mij altijd het gevoel: wie doet nu wat met welke verantwoordelijkheden en hebben we dat slim en efficiënt georganiseerd. Dat is eigenlijk mijn vraag. W ethouder Fackeldey: U begrijpt dat we snel vinden dat we dat slim en efficiënt georganiseerd hebben. Dat andere zou niet voldoende zijn, vermoed ik. Natuurlijk is het zo dat ze voor een deel in elkaars verlengde liggen. W at wil je. Dat is de rode draad en zo begon ik ook mijn bijdrage van de hele sterke stad. Je wilt dat potentiële inwoners overwegen in Lelystad te gaan wonen en bedrijven zich vestigen. Dat doe je op verschillende manieren. Dat doe je door acquisitie te plegen, dat doe je door te participeren in de netwerken van de Metropoolregio, maar dat doe je ook door actief citymarketing te bedrijven, want daarmee beïnvloed je de beeldvorming over de stad en de kans dat men zich hier wil vestigen. Dan heb je het over burgertrots. Anders gezegd, met één doelstelling heb je verschillende typen instrumenten die je daarbij inzet. Dan is het anders of je participeert in het overleg in de Metropoolregio of meedoet aan een activiteit, of dat je gericht een aantal marketingactiviteiten uitvoert. Er zit overigens nog een andere overlap in. W e hebben natuurlijk City Marketing een aantal taken die we voordien als gemeente deden, opgedragen. Daar zit ook de woonacquisitie bij, maar er zit ook toerisme-, recreatie- en VVV-functie bij. Dan zie je een link met de MRA-activiteit ‘Amsterdam Bezoeken, Holland Zien’. Daaraan kun je deelnemen omdat je in MRA-verband zit, maar om daar ook iets uit te halen, moet je dat koppelen aan activiteiten die je hier door City Marketing laat organiseren. Dus u hebt gelijk, op doelstellingniveau zijn er een aantal doelstellingen voor het programma waarvoor je verschillende instrumenten inzet om die te realiseren. De voorzitter: Anderen? Niemand? Dan gaan we naar de bijlagen. Bijlage 1, leidt dat nog tot vragen? De heer Slump. De heer Slum p: Ik heb een maatschappelijke partner hier al een paar keer over tafel horen komen die niet in het lijstje staat. Dan bedoel ik OMALA. Hoort die hier niet in thuis of is hij vergeten? W ethouder Fackeldey: Dat is geen maatschappelijke partner, dat is een verbonden partij. Het is een andere categorie. De voorzitter: Anderen over bijlage 1? Bijlage 2, de formaties. De heer Hers. De heer Hers: Het zou heel plezierig zijn als behalve de bedragen in het vervolg ook de fte’s daarbij vermeld zouden kunnen worden. De voorzitter: Dank u wel. Wil het college dat meenemen? W ethouder Fackeldey: Ik weet niet wat u daarover afgesproken hebt over alle doorlichtingen. Het lijkt me handig om daarvoor dezelfde strategie te hanteren. Als u dat afgesproken hebt, dan is het afgesproken. Dat kan ik niet goed beoordelen. Er is geen bezwaar tegen, maar ik weet niet wat daarover de afspraak is in de doorlichtingen. De voorzitter: Ik weet niet of daarover een afspraak gemaakt is.
2013
N 23
W ethouder Luchtenveld: Volgens mij zitten in de andere doorlichtingen niet precies alle fte’s. Ik denk dat het een heel werk is om dat allemaal te gaan toevoegen. De heer Hers: Dan is het een verzoek. De voorzitter: Dan is het een verzoek, is er een vast bedrag dat gehanteerd wordt waardoor deze bedragen kunnen worden gedeeld? W ethouder Fackeldey: Vast niet. Het zijn allemaal mensen in andere schalen die andere bedragen verdienen en waar andere toeslagen bij zitten. Zo eenvoudig zal het vast niet zijn. De voorzitter: Dan is het een vraag om nadere informatie. Kan dat geregeld worden schriftelijk? W ethouder Fackeldey: Dan wil ik wel even overleggen, dat was mijn opmerking daarnet. Er zal best een lijstje te maken zijn, maar laten we afspreken met elkaar of u dat voor alle doorlichtingen wilt hebben en of we dat moeten ophoesten. Dan moeten we dat in één keer doen. Ik kan niet helemaal overzien hoe u dat praktisch organiseert. De heer Hers: Het verbetert wel de tastbaarheid. Bedragen zijn uiteraard belangrijk, maar het verbetert de tastbaarheid als het aantal fte’s waar we het over hebben ook zichtbaar wordt. W ethouder Fackeldey: Dat snap ik heel goed, maar ik kan niet helemaal overzien wat ik doe als ik ja zeg. Dat is even mijn dilemma. Daar wil ik graag even ruggespraak over houden. De heer Hers: Uitstekend. W ethouder Luchtenveld: Er speelt nog een ander punt, denk ik. W e hebben het hier vooral bij begrotingen en dergelijke over beleid. W e moeten beleid met elkaar vaststellen, daar hebben we discussie over, en we hebben instrumenten. Eén van de instrumenten om beleid tot stand te brengen is personeel. Je hebt meer instrumenten dan alleen personeel om nieuw beleid tot stand te brengen, maar het is een belangrijke factor daarin. De vraag is of we niet een overfocus krijgen op personeel en we niet bijna per plek een discussie krijgen. Als dit ook gebruikt gaat worden voor bezuinigingen over waar minder personeel. Het is een belangrijk deel bedrijfsvoering en ook een taak voor de gemeentesecretaris. Dus de vraag is welk sturingsinstrument we daarin willen gaan toevoegen. W e hebben natuurlijk een formatieplan. Wij willen met name discussie met de raad over welk beleid we willen voeren. W e willen best inzicht geven in personeelsformatie, Bijlage 2 geeft ook het een en ander aan, maar als je dat precies gaat koppelen, de bedragen en zoveel fte, dan ga je bijna zeggen: u doet het maar met wat minder mensen en een beetje meer communicatie et cetera. Dat lijkt me lastig in dit beleid, maar dat zullen we meenemen in de afwegingen. De heer Hers: Ik kan me mogelijk de angst voor die koppeling wel voorstellen, maar voor de beeldvorming denk ik toch dat het van belang is. En de wijze waarop we met elkaar de discussie voeren, is natuurlijk altijd ter bespreking. W ethouder Luchtenveld: W at mij betreft gaat het om zuiverheid. W aar discussier je over met elkaar. Ik denk over het beleid en over wat je mag verwachten van het beleid en niet om met hoeveel mensen je dat precies doet. Dan zou je bijna gaan
2013
N 24
vragen om een benchmark, hoe doen andere gemeenten dat beleid met hoeveel mensen et cetera. Kijk, wij moeten zorgen voor actuele bestemmingsplannen en of we dat nu met vier mensen doen of met drie ingehuurde bureaus, dat is denk ik primair een keuze van het college en daarin geadviseerd ook door de ambtelijke organisatie. U moet zeggen: hebt u gezorgd voor actuele bestemmingsplannen. Daar vragen wij een reëel budget voor denk ik. De voorzitter: Is dit een bevredigend antwoord, mijnheer Hers? De heer Hers: Ik heb geen behoefte om wat ik net zei te herhalen. W ethouder Fackeldey: Misschien ter nadere adstructie een voorbeeld. Bij de afdeling BOR wordt er door verschillende mensen op verschillende uren op verschillende programma’s gewerkt. Ik weet niet hoe eenvoudig het is om heel snel die fte’s te herrekenen naar de taken die hier staan. Dat is natuurlijk eenvoudig voor, laat ik een voorbeeld noemen, communicatie, want dat is een afdeling die werkt op één programma. Daar kun je dat nog wel relatief eenvoudig doen. W e moeten even kijken of we een betrouwbaar beeld kunnen krijgen voor de andere programma’s als we moeten kijken hoe we die verspreiding toerekenen. Het zal wel altijd een indicatie zijn en niet een heel nauwkeurig op de euro terug te rekenen bedrag. De heer Hers: Dat kan ik mij volkomen voorstellen. Dat is helder. Dat dat niet zo eenvoudig is, is duidelijk. De voorzitter: Ik begrijp dat de vraag nog steeds staat? De heer Hers: De vraag staat nog steeds wat mij betreft. De voorzitter: De reactie is, dat dat wordt nagegaan. In principe wordt de vraag beantwoord. W ethouder Fackeldey: De vraag wordt altijd beantwoord, maar laat ik zeggen: in principe willen we dat graag doen als dat kan, maar we moeten even kijken wat we over ons afroepen. Daar komen we op terug. De heer Slump: Ik meen dat ik de wethouder iets hoorde zeggen over het feit dat we het met eigen mensen doen of met drie ingehuurde bureaus: dat maakt het college uit. Ik dacht dat de raad ook wel iets te zeggen heeft over de mate van inhuur en dat soort dingen. W ethouder Luchtenveld: Uiteraard zijn raadsuitspraken die daarbij zijn gegeven richtinggevend. Mijn voorbeeld was erop gericht dat ik denk dat echt de discussie moet gaan over het beleid, welk beleid willen we met elkaar voeren en wat mag dat dan kosten en dat het niet zozeer moet gaan om precies welke instrumenten. Natuurlijk kijken we eerst of het binnen de eigen organisatie kan. Dat is trouwens bij bestemmingsplannen in zeer belangrijke mate het geval dat we het met eigen mensen doen. De heer Van den Heuvel: In de voorbereiding van deze doorlichting is afgesproken dat we het hebben over beleid en over de beïnvloedbaarheid van het budget. Niet het detailniveau van personele inzet. Er is bij het eerste programma geconstateerd dat de raad wel inzicht moet hebben in de totale formatie en wat dat dan betekent en dat komt in programma 6. Maar om per programma, en dat hebben we tot nu toe niet gedaan, tot op het aantal uren dat ergens op ingezet wordt het detail te weten, dat hebben wij niet afgesproken.
2013
N 25
De voorzitter: Anderen nog? Dan gaan we naar Bijlage 3. Leidt dat nog tot vragen? Mevrouw Bergman. Mevrouw Bergman: Kan het zijn dat ik de communicatienota mis in deze lijst? W ethouder Fackeldey: W e zullen hem graag toevoegen. De voorzitter: Anderen nog over Bijlage 3? Niet. Dan gaan we naar Bijlage 4, over het grondbedrijf. Iemand daar vragen over? Niemand. Dan sluiten we deze bijeenkomst. Ik wens u wel thuis.