Wethouder van Cultuur en Financiën RIS159034_10-NOV-2008 mw. drs J. Klijnsma
Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag
Aan: de voorzitter van de Commissie Veiligheid, Bestuur en Financiën
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
BSD/2008.4566 - RIS 159034 Doorkiesnummer
070 - 35 32251 E-mailadres Aantal bijlagen
2 Datum
7 november 2008 Onderwerp
werkbespreking commissie Veiligheid, Bestuur en Financiën, d.d. 13 november 2008
Geachte heer Smits, In een vergadering van de commissie VBF heb ik toegezegd om in een werkbespreking een toelichting (presentatie) te geven over duurzaam beleggen. Deze werkbespreking is gepland op 13 november 2008. Als gevolg van de ontwikkelingen rondom de kredietcrisis is tijdens de laatste vergadering van de commissie VBF aanvullend de afspraak gemaakt dat in deze werkbespreking naast het onderwerp duurzaam beleggen ook zal worden ingegaan op de gevolgen van de kredietcrisis voor de gemeente Den Haag. Tijdens de begrotingsbehandeling op 30 oktober 2008 tot slot, heb ik u toegezegd dat ook de ontwikkelingen van de gemeentelijke reserves bij de werkbespreking zal worden betrokken. Het is nu duidelijk dat de kredietcrisis en de problemen bij de banken ook voor de economische ontwikkeling negatieve gevolgen hebben. De eerste effecten op de andere sectoren zijn inmiddels al zichtbaar. Het college laat momenteel een analyse uitvoeren op de verschillende beleidsvelden zoals de bouw, werkgelegenheid en vastgoedontwikkeling. Centraal daarbij staat de vraag “wat kan de gemeente doen om nadelige gevolgen van de kredietcrisis voor de inwoners van Den Haag te beperken, en zijn er ook kansen voor Den Haag te onderkennen?”. De resultaten van deze analyse zullen in de diverse vakcommissies aan de orde komen. In de werkbespreking van 13 november 2008 zal ik ingaan op de effecten van de financiële positie van de gemeente Den Haag. Ter voorbereiding van de werkbespreking ontvangt u deze brief. Overigens heb ik bij de behandeling van de begroting op 30 oktober 2008 aangegeven dat er op dit moment geen aanleiding is om de begroting voor 2009 te wijzigen. Uiteraard is het te allen tijde mogelijk om de begroting bij te stellen, zowel neerwaarts als opwaarts - zoals bijvoorbeeld onlangs is gebeurd naar aanleiding van de septembercirculaire waarin extra middelen vanuit het gemeentefonds beschikbaar werden gesteld. Inlichtingen bij Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 070 - 35 32251 Fax: 070 - 35 32390
BSD/2008.4566
1. Achtergronden en werkwijze gemeentelijke financiering en overliquiditeit De directie Financiën/Centrale Treasury opereert ten aanzien van de dagelijkse en incidentele financieringen op basis van een rentevisie en een centrale liquiditeitsprognose. Iedere ochtend wordt door de Centrale Treasury de gemeentelijke liquiditeitsprognose in kaart gebracht. Vervolgens wordt ook het gemeentelijke bancaire saldo van die dag bepaald. Als een totaaltekort ontstaat wordt dit aangevuld met een korte termijn banklening (daggeld). Als van een totaaloverschot sprake is wordt dit uitgezet (korte termijn uitzetting aan een bank). Sinds geruime tijd is bij de gemeente Den Haag sprake van overliquiditeit: er is dus sprake van een gemiddeld positief totaal op de gemeentelijke bankrekeningen. Voor het uitvoeren van de gemeentelijke taken krijgt de gemeente financiële middelen via onder meer het Gemeentefonds, specifieke rijksuitkeringen en de gemeentelijke belastingen. De uitgaven van deze verkregen financiële middelen door de gemeente lopen echter niet één op één met de ontvangst van de genoemde middelen. Door onder meer de bevoorschotting van het rijk voor meerjarige projecten (bijvoorbeeld Randstadrail, Grote Stedenbeleid), nog uit te voeren meerjarige plannen (o.a. grote projecten, stadsvernieuwing, in 2008 krachtwijken), alsmede door vertraging in investeringsprojecten is er bij de gemeente Den Haag sprake van langdurige overliquiditeit met een tijdelijk karakter. De Centrale Treasury zet deze overliquiditeit uit met het doel een gunstig financieel rendement te realiseren. De duur van de uitzetting(en) wordt bepaald aan de hand van de gemeentelijke liquiditeitsprognose en rentevisie. Oftewel: is de verwachting (op basis van inschatting van de gemeentelijke diensten) dat binnen afzienbare tijd grote betalingen moeten worden gedaan zodat het bedrag weer nodig is, of is er voor meer maanden een positief saldo te verwachten op de bankrekeningen? Deze variabelen zijn van belang voor de dagelijkse afwegingen van looptijd en rendement. Bij het uitzetten van overtollige middelen wordt gekeken naar de kredietwaardigheid van de tegenpartij, bepaald door de “rating” die de bank heeft gekregen van een daarin gespecialiseerd bureau. Daarnaast speelt ook het te behalen rendement, het imago van de bank, de berichtgeving en de rapportages (kwartaalberichten, jaarrekeningen). Verder worden tegenpartijen continu gescreend (informatie bij De Nederlandsche Bank, en de Autoriteit Financiële Markten AFM). De laatste jaren zijn activiteiten ontwikkeld om renterisico’s die in de gemeentelijke balans optraden sterk te verminderen: -
herstructurering van de leningenportefeuille aan opgenomen langlopende gelden (leningen o/g), waarbij naast het volume van de leningen ook de te betalen rente aanzienlijk is teruggebracht. Zo wordt bijvoorbeeld op dit moment door de directie Financiën/Centrale Treasury onderzocht of het mogelijk en verstandig is om de opgenomen langlopende leningen bij de Nederlandse Waterschapsbank vervroegd af te lossen. Ontwikkelingen van de huidige rentemarkt en de liquiditeitsverwachting spelen een belangrijke rol in het uiteindelijk te nemen besluit.
2
BSD/2008.4566
-
een ander voorbeeld van balansbeheer is de omzetting van bestaande portefeuilles aan personeelshypotheken (2002) en aan woningbouwleningen(2006) in respectievelijk een deposito bij de ABN-AMRO (inmiddels Royal Bank of Scotland) en in een uitzetting (genaamd “Uiver 2006”) in bankpapier, onder beheer van de Bank Nederlandse Gemeenten/BCM. Deze acties hebben tot doel gehad om risico’s van tussentijdse renteaanpassingen en vervroegde aflossingen in de toenmalige portefeuilles te elimineren. Deze acties hebben plaatsgevonden op basis van bestuurlijke besluitvorming.
De totale gemeentelijke financiering speelt zich af binnen de kaders van de Wet Financiering Decentrale Overheden, het gemeentelijke Treasurystatuut en het bijbehorende Uitvoeringsbesluit (dagelijks beheer). In bijlage 1 is een vergelijking van de liquiditeitspositie van de gemeente Den Haag met die van de gemeenten Rotterdam en Amsterdam opgenomen. In bijlage 2 bij deze brief wordt nader ingegaan op de uitzetting van deze middelen. 2. Duurzaam beleggen Duurzaam beleggen biedt de mogelijkheid om de uitzetting van de middelen te richten op milieu en sociaal gedrag van ondernemingen, met het doel om op lange termijn een solide en een (minimaal) marktconform rendement te behalen. Duurzaam vermogensbeheer ondergaat de afgelopen jaren een flinke groei. Het rendement van duurzaam beleggen blijkt volgens internationaal onderzoek, o.a. door de Erasmus universiteit en de universiteit van Maastricht, gelijkwaardig te kunnen zijn aan dat van conventioneel beleggen. Er is door de directie Financiën/Centrale Treasury eind 2007 en begin 2008 in totaal voor € 150 miljoen aan duurzame beleggingen afgesloten: € 90 miljoen voor een periode van 3 jaar en € 60 miljoen voor een periode van 5 jaar. Alle afgesloten garantieproducten bestaan uit een garantiedeel (dit zorgt voor het intact houden van de hoofdsom op de einddatum) en een vrij belegbaar deel (hierbij moet gedacht worden aan een belegging in duurzame aandelen-indices en/of een mandje duurzame aandelen). De hoofdsom is in alle gevallen gegarandeerd en daar waar mogelijk is een garantierendement bedongen. Het werkelijke totale rendementsresultaat is echter pas aan het eind van de afzonderlijke looptijden bekend. Bij het beslissen over uitzettingen door de gemeente Den Haag gelden wettelijke regels, die bepaalde beperkingen met zich meebrengen in relatie tot (duurzaam) beleggen. De belangrijkste kaders voor duurzaam vermogensbeheer zijn ook hier de Wet Fido en het Treasury Statuut 2003. Hoewel de Wet Fido er geen speciale aandacht aan schenkt, zijn uitzettingen in duurzame vorm toegestaan. Echter, hiervoor gelden dezelfde beperkingen als voor ‘normale’ beleggingen. Dit betekent dat decentrale overheden slechts beleggingen mogen doen: • • • •
in vastrentende waarden (obligaties), bij (Europese) financiële partijen of overheden (in de Europese Economische Ruimte), met een minimale kredietwaardigheid (rating) in de A-categorie, waarbij geen risico mag worden gelopen op de te beleggen hoofdsom (hoofdsomgarantie).
3
BSD/2008.4566
Binnen deze randvoorwaarden heeft het college in november 2007 besloten € 150 miljoen aan bestaande overliquiditeit in te zetten voor duurzame beleggingen. De duurzame beleggingen zijn ondergebracht bij vermogensbeheerders ABP Loyalis, Staal Bankiers, Rabo Bank International, ING Bank en Triodos Bank. Voor een uitgebreide toelichting op duurzame beleggingen verwijs ik naar mijn brief aan uw commissie van 3 juni 2008 (RIS155478). 3. Gevolgen kredietcrisis voor de financiering De bankencrisis heeft mede veroorzaakt dat (inter)nationale banken snel en onverwacht in liquiditeitsproblemen kunnen geraken. Dit kan gevolgen hebben voor de kredietwaardigheid van deze banken, waardoor risico’s kunnen toenemen bij het daar uitzetten van tijdelijk overtollige kasgelden. Zoals bekend is dat ook daadwerkelijk gebeurd met een deposito bij de IJslandse Landsbanki. Deze situatie maakt enkele aanpassingen wenselijk in de gemeentelijke financiering en daarnaast wordt landelijk gewerkt aan aanpassing van de regelgeving. Wat betreft de gemeentelijke financiering heeft het college daarom per 28 oktober 2008 besloten de (intern gebruikte) uitzettingslimieten van € 200 miljoen bij staatsgerelateerde financiële instellingen, die over de hoogste rating (AAA) beschikken, tot ‘onbeperkt’ te verhogen. Deze instellingen betreffen: de Bank Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Waterschapsbank, de Staat en bijvoorbeeld de Europese Investerings Bank. Met deze maatregel wordt voorkomen dat de gemeente Den Haag op enig moment haar overliquiditeit niet meer zou kunnen uitzetten op de financiële markt. 3a. Aanpassing Wet Fido, Treasury-statuut en Uitvoeringsregeling Treasury-beheer uit 2003 De nieuwe Wet Fido 2009 is inmiddels door de Eerste Kamer aangenomen. Binnenkort zal het college het vernieuwde Treasurystatuut 2009 (raad) en het Uitvoeringsbesluit 2009 (college) bestuurlijk behandelen, en het statuut voorleggen aan de raad ter besluitvorming. De wijzigingen in de nieuwe Wet Fido zullen daarin verwerkt zijn. De directe aanleiding voor de vernieuwing van het bestaande statuut en het bestaande uitvoeringsbesluit is het rijksvoornemen om de bevoegdheid over het beheer van de administratieve organisatie, dat met de financieringsfunctie (treasuryfunctie) samenhangt in zijn geheel onder te brengen bij het college van B&W van de gemeenten. Het nieuwe statuut en het nieuwe uitvoeringsbesluit zijn daarop aangepast. Daarnaast hebben enkele accentverschuivingen in het treasurybeheer van de afgelopen jaren aanleiding gegeven tot aanpassingen. Samengevat zullen op de volgende onderwerpen vernieuwingen/wijzigingen worden doorgevoerd: liquiditeitsoverschotten (zie ook hieronder par. 3b), saldo- en liquiditeitenbeheer, en de informatievoorziening . Ik stel voor dat ook eventuele uitkomsten uit de werkbespreking van 13 november 2008 worden meegenomen in de redactie van het nieuwe Statuut c.q. Uitvoeringsbesluit. 3b. Aanpassing ministeriële regeling Als direct gevolg van de bankencrisis is op initiatief van het ministerie van BZK een ambtelijke werkgroep ingesteld, die op 29 oktober 2008 voorstellen heeft gedaan om enkele systeemfouten in de huidige ministeriële Regeling ‘uitzettingen en derivaten’ (op basis van de Wet Fido) te repareren, enkele bepalingen (strenger) aan te passen en aan deze regeling nog enkele bepalingen toe te voegen. Naar verwachting zal de finale bestuurlijke besluitvorming op rijksniveau nog dit jaar worden afgerond, zodat deze vernieuwde regeling met ingang van 1 januari 2009 in werking zal treden.
4
BSD/2008.4566
De belangrijkste voorstellen zijn: -
de Wet toezicht kredietwezen 1995 wordt vervangen door de Wet op het Financieel toezicht (Wft);
-
de bepaling dat zaken mogen worden gedaan met instellingen uit de Europese Economische Ruimte (EER) wordt vervangen door de Euro-zone (dus exclusief IJsland en Liechtenstein);
-
het (mogelijk) bestaande risico te beperken door alleen bij die financiële instellingen middelen uit te zetten, die in het eurothuisland beschikken over minimaal een AA-rating;
-
op termijn benodigde maar reeds aangetrokken middelen (bij projectfinanciering) mogen alleen uitgezet worden bij die financiële instelling, waarbij de lening is aangetrokken;
-
uitzetting: a) bij financiële instellingen met een A rating mag maximaal voor de duur van 3 maanden, b) langere looptijden alleen bij financiële instellingen met minimaal een rating van AA, c) deze ratings moeten zijn afgegeven door tenminste 2 gezaghebbende rating agency’s.
3c. Schatkistbankieren Bovengenoemde werkgroep van het ministerie van BZK zal ook laten onderzoeken of de huidige structuur van het schatkistbankieren kan worden aangepast aan de wensen van decentrale overheden. Schatkistbankieren houdt in dat (lokale) overheden hun publieke middelen aanhouden op de eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën. Pas op het moment dat deze overheid een daadwerkelijke betaling verricht ten behoeve van haar publieke taak, wordt de rekening-courant gedebiteerd en verlaat het geld de schatkist. Op dit moment wordt het schatkistbankieren als te inefficiënt en ineffectief ervaren door de andere overheden. Nu meedoen zou betekenen dat sommige rijksinkomsten (bijvoorbeeld alle specifieke uitkeringen en projectbijdragen) door de betreffende departementen bij Financiën tegen rentevergoeding, ten gunste van de gemeente, worden ondergebracht en dat alle betalingen van de gemeente ten laste van deze positie dagelijks vereffend moeten worden. Rentevergoedingen dienen weer ingezet te worden voor het doel van deze rijksbijdragen. Over het algemeen wordt ook dit als een aantasting van de gemeentelijke autonomie ervaren. Schatkistbankieren zou wel een mogelijk alternatief kunnen zijn indien de Staat bereid is om tegen marktconforme condities decentrale overheden in de gelegenheid te stellen om, op vrijwillige basis, deposito’s bij de Agent te laten plaatsen (deposito’s). Dit wordt thans onderzocht. Schatkistbankieren is mogelijk binnen de huidige gemeentelijke treasury-bepalingen en vereist derhalve geen aanpassing van Statuut of Uitvoeringsbesluit. 4. Ontwikkeling bestemmingsreserves Op 18 oktober 2007 heb ik tijdens een werkbespreking met de Rekeningencommissie gesproken over de oplopende reserves, de onderbesteding in de exploitatie en de vertraging op de investeringen. Ter voorbereiding van deze bespreking heb ik de commissie de resultaten gepresenteerd van een “quick scan” op de reserves, op soort, omvang en looptijd. Hieronder treft u een geactualiseerd overzicht aan.
5
6
BSD/2008.4566
De eerste kolom geeft de verwachte stand van de reserves per eind 2008. De tweede kolom geeft aan hoeveel er van de huidige bestemmingsreserves (volgens de meerjarenbegroting) eind 2012 nog niet besteed zal zijn. Bedragen x € 1.000,Categorie
31-12-2008
TOTAAL RESERVES
1.243.918
31-12-2012 859.689
1. Algemene en dienstcompensatiereserves
166.109-
167.209-
2. Afschrijvingsreserves
241.008-
203.853-
3. Egalisatiereserves
58.654-
19.174-
4. Specifieke bedrijfsvoeringsreserves
34.312-
13.339-
500.083-
403.575-
743.835
456.114
Subtotaal
5. Over: Reserves, niet vallend onder bovenstaande categorieen 1-4
Ter toelichting op dit overzicht het volgende. Onder het algemene begrip “gemeentelijke reserves” vallen naar hun aard verschillende categorieën: 1. Algemene reserves als onderdeel van de gemeentelijke weerstandscapaciteit (de algemene reserve, reserve grondbedrijf, reserve financiering en de dienstcompensatiereserves). Deze reserves hebben dus geen bestemming en er is dan ook geen prognose van uitputting. 2. Afschrijvingsreserves (reserve activering, financieringsreserves activa). Deze reserves hangen direct samen met investeringen die in het verleden zijn gedaan uit eenmalige budgetten. De rente en afschrijvingen op die investeringen worden met behulp van de afschrijvingsreserves bekostigd. 3. Egalisatiereserves (zoals de reserve tarieven collectieve huisvesting, BTW/BCF). Deze zijn bedoeld om jaarlijkse schommelingen in de gemeentelijke tarieven en prijzen te voorkomen. 4. Specifieke bedrijfsvoeringsreserves (eigen risicodragerschap/WAO-reserves, reserve verzekering stadhuis, assurantiën, en de reserves boventalligen). 5. Overige reserves. Dit is een (overigens onderling ook sterk variërend) geheel van bedragen bestemd voor specifieke projecten. De oorsprong ervan ligt meestal in het feite dat een project niet in één begrotingsjaar tot uitvoering leidde maar over meerdere jaren is gespreid. Het totaal aan reserves, gecorrigeerd voor de categorieën 1 t/m 4 bedraagt ultimo 2008 ca. € 743 miljoen en € 456 miljoen in 2012. Aan deze categorie reserves liggen middelen ten grondslag die zijn bedoeld voor de uitvoering van diverse projecten binnen de gemeente, nieuwe ambities en plannen (grote projecten, beleidsakkoord) en die allemaal een uitgavenpatroon hebben die boekjaar overstijgend zijn.
7
BSD/2008.4566
Binnen deze categorie is ook nog onderscheid te maken naar reserves die betrekking hebben op investeringen en andere uitgaven met een langjarig karakter, en de reserves bestemd voor uitgaven op kortere termijn (maximaal 3 jaar): De grootste reserves met een expliciet langjarig karakter zijn : BR Grote Projecten 169.185 BR Krachtwijken 63.700 Bestemmingsreserve WWB I-deel 38.290 Bestemmingsreserve Kapitaallasten 23.387 BR C0-financieringfonds 20.493 Bestemmingsreserve Strategische aankopen Structuurvisie 18.000 BR Den Haag Internationale stad (BSD) 6.044
(x € 1.000)
Totaal 339.099 Er resteert daarmee eind 2012 ruim € 100 miljoen aan nog niet bestede bestemmingsreserves met een specifiek doel. Met name voor deze categorie geldt dat verdere aandacht nodig is om de afgesproken doelen en resultaten binnen de door de raad vastgestelde termijn (maximale levensduur van de reserve) te halen. Bij het bepalen van een aanvaardbaar niveau van de gemeentelijke reserves moet rekening gehouden worden met het verschil tussen bovengenoemde categorieën. Het college stelt daarom per categorie het volgende voor: 1. Algemene reserves: geen aanpassing. 2. Afschrijvingsreserves: waar mogelijk (binnen de regels van het BBV) systeemwijziging toepassen: afschaffen reserves en in plaats daarvan de kapitaallasten opnemen in de meerjarenbegroting. 3. Egalisatiereserves: systematiek handhaven, bij jaarlijkse begrotingsvoorbereiding expliciet per reserve besluiten of de egalisatiereserve kan worden afgeroomd, en het betrokken tarief dus wordt verlaagd. 4. Bedrijfsvoeringreserves: geen aanpassing. 5. Overige reserves: strak toepassen van de bestaande interne regelgeving over maximale hoogte en maximale duur. Met vriendelijke groet, Jetta Klijnsma
BSD/2008.4566
Bijlage 1. Vergelijking liquiditeitspositie Den Haag met Amsterdam en Rotterdam: Den Haag Den Haag heeft vanaf 1998 een groot aantal hoogrentende langlopende leningen buiten contract om vervroegd afgelost voor een totaalbedrag van circa € 400 miljoen Daarnaast heeft een groot aantal herstructureringen van bestaande leningen (omzetten hoog rentepercentage naar lager rentepercentage en looptijdverlenging) plaatsgevonden. Door bovengenoemde acties sluit de leningenportefeuille op 31 december 2007 op € 665 miljoen met een gemiddelde rente van 4,26%. Aan langlopende leningen u/g heeft Den Haag per 31 december 2007 € 178 miljoen. Gedurende het jaar 2004 heeft Den Haag een overliquiditeit gekregen. Eind 2003 € 74 miljoen Eind 2004 € 90 miljoen Eind 2005 € 193 miljoen Eind 2006 € 221 miljoen Eind 2007 € 431 miljoen Den Haag heeft in 2007 een bedrag van € 157 miljoen aan investeringen gedaan. Per 31 december 2007 bedraagt de materiële vaste activa € 1,079 miljard. Rotterdam en Amsterdam Rotterdam en Amsterdam hebben op dit moment een liquiditeitstekort. Amsterdam Amsterdam heeft zeer forse investeringen in de afgelopen jaren gedaan waardoor zij geen overliquiditeit hebben. Uit de jaarrekening 2007 van Amsterdam blijkt dat in 2007 een bedrag van € 764 miljoen aan investeringen is gedaan. Op de balans per 31 december 2007 heeft Amsterdam aan materiële vaste activa € 8 miljard staan. Per 31 december 2007 heeft Amsterdam € 410 miljoen aan kasgeldleningen aangetrokken en is het bank/girosaldo € 501 miljoen negatief. Amsterdam heeft per 31 december 2007 langlopende leningen aangetrokken voor € 2,4 miljard en langlopende leningen aan derden uitgezet € 957 miljoen Rotterdam In Rotterdam ligt het investeringsniveau ook hoger dan in Den Haag. Daarnaast is ook een groot aantal opgenomen langlopende leningen vervroegd afgelost. Den Haag heeft dit al veel eerder gedaan. In Rotterdam zijn de RET, de Kunstsector en de Dienst Openbaar Onderwijs verzelfstandigd. Deze instellingen hebben een bedrag meegekregen. Ook Rotterdam had een overliquiditeit per 31 december 2006 van € 126 miljoen. In 2007 is deze omgezet naar een liquiditeitstekort van € 112 miljoen. In 2007 heeft Rotterdam een bedrag van € 265 miljoen aan investeringen gedaan. Per 31 december 2007 bedraagt de materiële vaste activa € 1,386 miljard. Rotterdam heeft per 31 december 2007 langlopende leningen aangetrokken ter grootte van € 1,1 miljard en langlopende leningen aan derden uitgezet ter grootte van € 1,9 miljard.
8
9
BSD/2008.4566
Bijlage 2. Nadere toelichting op de uitzetting van € 955 miljoen In hoofdlijnen heeft de gemeente het volgende uitstaan: Langlopende beleggingen: • Fonds Uiver 2006 • Maatschappelijk verantwoord beleggen • Deposito ABN AMRO Bank
Overliquiditeit kortlopend Totaal
€ 314 miljoen € 150 miljoen € 80 miljoen -----------------€ 544 miljoen € 410 miljoen -----------------€ 954 miljoen
1. Fonds Uiver 2006 (BCM/BNG-beleggingen-verkoop woningcorporaties) € 314 miljoen In het verleden is door de gemeente langlopende leningen verstrekt aan woningbouwverenigingen. Voor eenzelfde bedrag heeft de gemeente langlopende leningen o/g aangetrokken. De renteopbrengsten en rentekosten van deze leningen maakte onderdeel uit van de begroting (bestaand beleid).Op de balans van de gemeente waren deze leningen verantwoord als financiële vaste activa en opgenomen langlopende leningen. In de artikel 12 fase van de gemeente (97/98) en de jaren daarna heeft de gemeente Den Haag een groot deel van de aangetrokken leningen vervroegd afgelost. Hierdoor was er geen matching meer tussen de uitgezette leningen woningbouwverenigingen en de aangetrokken leningen. In 2006 is besloten om de verstrekte leningen aan woningbouwverenigingen te verkopen om het renterisico op deze portefeuille te elimineren. Echter door deze verkoop zou er een budgettair tekort ontstaan omdat in de begroting de rente-inkomsten dienden als dekking voor bestaand beleid. Om dit budgettaire tekort niet te laten ontstaan is de boekwaarde van deze woningbouwleningen herbelegd in obligaties (fonds Uiver 2006). De renteopbrengst van deze herbelegging is gelijk aan de renteopbrengst van de woningbouwleningen zodat dit budgettair neutraal is verlopen. Deze verkoop en herbelegging is een verschuiving van balansmutaties en is niet ontstaan uit overliquiditeit. 2. Deposito Royal Bank of Scotland (voorheen ABN AMRO Bank) € 80 miljoen In het verleden zijn door de Gemeentelijke Kredietbank hypotheken verstrekt aan ambtenaren. Voor eenzelfde bedrag heeft de gemeente langlopende leningen aangetrokken. De rente-opbrengsten en rentekosten van deze leningen maakte onderdeel uit van de begroting (bestaand beleid) bij de dienst Gemeentelijke Kredietbank en de centrale treasury. Op de balans van de gemeente waren deze leningen verantwoord als financiële vaste activa en opgenomen langlopende leningen.
BSD/2008.4566
In de artikel 12 fase van de gemeente (97/98) en de jaren daarna heeft de gemeente Den Haag een groot deel van de aangetrokken leningen vervroegd afgelost. Hierdoor was er geen matching meer tussen de uitgezette hypotheken en de aangetrokken leningen. Met Rv. 66/2002 is de hypotheekportefeuille van de GKB verkocht aan de ABN AMRO Bank onder gelijktijdige storting van de verkoopopbrengst in een deposito bij de ABN AMRO Bank. Dit deposito was benodigd om de gehele transactie budgettair neutraal te laten verlopen. Namelijk de renteopbrengst van de hypotheekportefeuille maakte onderdeel uit van de begroting voor de uitvoering van bestaand beleid. Door deze verkoop zou er een budgettair tekort ontstaan omdat in de begroting de renteinkomsten diende als dekking voor bestaand beleid. Ook deze verkoop en herbelegging is een verschuiving van balansmutaties en is niet ontstaan uit overliquiditeit. Maatschappelijk verantwoord beleggen (€ 150 miljoen) en kasgeldleningen (€ 410 miljoen) Deze twee beleggingen vertegenwoordigen de (tijdelijke) overliquiditeit. Deze overliquiditeit is onder andere ontstaan door eerdere bevoorschotting van het Rijk voor meerjarige projecten (bijvoorbeeld de Randstadrail, Grote Stedenbeleid), nog uit te voeren meerjarige plannen (o.a. grote projecten, stadsvernieuwing, in 2008 krachtwijken), alsmede vertraging in investeringsprojecten. De gemeente Den Haag heeft eind 2007 en in het eerste kwartaal van 2008 duurzaam belegd voor een periode van 3 jaar (€ 90 miljoen) en 5 jaar (€ 60 miljoen). Het uitgangspunt van deze langere periode van beleggen is dat er te allen tijde een vaste kern in de omvang van de reserves en voorzieningen aanwezig is. Te denken valt aan grote projecten, Krachtwijken, Den Haag Internationale stad, Stadsvernieuwingsfonds etc. De commissie VBF is hierover op 3 juni 2008 door wethouder CF uitvoerig geïnformeerd.
10