ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 4
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
3
4
Voorbehouden handelingen
7
1.1
7 7 7 7 8 8
Voorbehouden handelingen Praktijk: Twijfel Praktijk: Bevoegd en bekwaam Praktijk: Er is toch een protocol beschikbaar? Praktijk: Geen tijd Kennisopdracht
Sondevoeding toedienen
11
2.1
11 11 11 12 12
Het toedienen van sondevoeding Praktijk: ‘Begrijpt u me wel?’ Praktijk: Moeilijk slikken Praktijk: Wat een problemen Kennisopdracht
Helpen bij de uitscheiding
15
3.1
Een stoma verzorgen Praktijk: ‘Wat staat me allemaal te wachten?’ Praktijk: Duizend-en-één vragen… Kennisopdracht
15 15 15 16
3.2
Een suprapubische katheter verzorgen Praktijk: Veel vragen Kennisopdracht
18 18 18
Medicijnen toedienen
21
4.1
Toedienen van medicijnen Praktijk: Haastige spoed Praktijk: Als het niet meer lukt Kennisopdracht
21 21 21 22
4.2
Medicijnen toedienen per injectie Praktijk: Weg ermee! Praktijk: Goed luisteren Praktijk: Angst Kennisopdracht
23 23 23 23 24
4.3
Medicijnen toedienen per infuus Praktijk: Nog een keer?
26 26
Praktijk: ‘Ik voel me niet zo lekker!’ Kennisopdracht 5
6
26 26
Wonden verzorgen
29
5.1
Verzorgen van wonden Praktijk: Verwaarloosde wond Praktijk: Wondinfectie na operatie Kennisopdracht
29 29 30 30
5.2
Zwachteltechnieken toepassen Praktijk: ‘Het was maar een klein wondje!’ Praktijk: Amputatie Kennisopdracht
32 32 32 33
5.3
Een zorgvrager met decubitus en/of smetten verzorgen Praktijk: ‘Ik heb er maar niks over gezegd’ Praktijk: ‘Het jeukt zo!’ Kennisopdracht
34 34 34 35
5.4
Wonden met hechtingen verzorgen Praktijk: Rode en gezwollen wond Kennisopdracht
37 37 37
5.5
Wonden met drains verzorgen Praktijk: Best wel stoer Kennisopdracht
39 39 39
5.6
Hechtingen en tampons verwijderen Praktijk: Douchen met agrafen Kennisopdracht
40 40 40
De ademhaling ondersteunen
41
6.1
De verzorging van een tracheostoma/tracheacanule Praktijk: Brommerongeluk Praktijk: Ik wil wel wat zeggen, maar zou niet weten hoe Kennisopdracht
41 41 41 41
6.2
Zuurstof toedienen Praktijk: Ervaring Praktijk: Luid snurken Praktijk: Föhn en borstel Kennisopdracht
43 43 43 43 43
6.3
Het uitzuigen van de mond- en keelholte Praktijk: De juiste behandeling geeft weer lucht Kennisopdracht
45 45 45
7
8
9
10
Vloeistoffen parenteraal toedienen
47
7.1
Parenteraal toedienen van vloeistoffen Praktijk: Uitgedroogd Praktijk: Tijd voor vervanging Praktijk: Zelfzorg? Kennisopdracht
47 47 47 47 47
7.2
Een transfusie uitvoeren Praktijk: Hoofdpijn Kennisopdracht
50 50 50
Zorgvragers met blaaskatheters en maagsondes verzorgen
53
8.1
Het inbrengen van een blaaskatheter Praktijk: Katheterisatie na operatie Praktijk: Inbrengen van katheter na blaasoperatie Kennisopdracht
53 53 53 54
8.2
Een maagsonde inbrengen en verzorgen Praktijk: Kennisopdracht
55 55 55
De lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen
57
9.1
57 57 57 57
Warmte- en koudebehandelingen Praktijk: Het alternatief Praktijk: Pijnstillers Kennisopdracht
Orgaanspoelingen uitvoeren
59
10.1
Spoelen van de blaas Praktijk: Continu spoelen graag Praktijk: Incontinent Kennisopdracht
59 59 59 59
10.2
Spoelen van de maag Praktijk: Het begint opnieuw Kennisopdracht
61 61 61
10.3
Irrigeren van een stoma Praktijk: Krampen Kennisopdracht
63 63 63
10.4
Spoelen van de darm Praktijk: Kiezen is moeilijk Kennisopdracht
64 64 64
11
12
Puncties verrichten
65
11.1
Venapunctie toepassen Praktijk: Bang voor een prik Kennisopdracht
65 65 65
11.2
Hielprik toepassen Praktijk: ‘Mijn kind hoeft geen hielprik, want dat vind ik zielig!’ Kennisopdracht
67 67 67
Deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere disciplines
69
12.1
Steriele en niet-steriele monsters voor diagnostiek Praktijk: Routine onderzoeken Kennisopdracht
69 69 69
12.2
Assisteren bij chirurgische behandelingen Praktijk: De spoedopname Kennisopdracht
70 70 70
12.3
Assisteren bij intern/ neurologisch onderzoek Praktijk: Problemen met de taal Kennisopdracht
71 71 71
12.4
Assisteren bij andere therapieën Praktijk: Ook dat nog Kennisopdracht
72 72 72
1
Voorbehouden handelingen Voorbehouden handelingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TWIJFEL 1
Wat vind je van de handelwijze van je collega? Leg uit of dit een juiste of onjuiste handelwijze is. De arts is als enige bevoegd volgens de wet BIG om medicijnen voor te schrijven. Dat houdt ook in het voorschrijven van de dosis, ook als die aan de lage kant lijkt te zijn. Het veranderen van de voorgeschreven dosis mag nooit op initiatief van een verpleegkundige gebeuren. In dit geval neem je contact op met de voorschrijvende arts en maak je je twijfels kenbaar over de voorgeschreven dosis. Als de arts inderdaad te laag heeft voorgeschreven, moet hij een nieuwe medicatie-opdracht schrijven.
PRAKTIJK: BEVOEGD EN BEKWAAM 1
Wie is aansprakelijk? Motiveer je antwoord. Het katheteriseren van een blaas is een voorbehouden handeling. De handeling moet in opdracht van een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. Dat betekent in dit geval dat een arts de opdracht moet geven. De opdrachtgever is in dit geval het verpleegkundige avondhoofd. Die is niet bevoegd tot het geven van deze opdracht. Let wel: in veel instellingen zijn de postoperatieve opdrachten verwerkt in protocollen. Eén van de afspraken daarin kan zijn: ‘patiënten die acht uur postoperatief nog niet spontaan hebben geürineerd, worden éénmalig gekatheteriseerd.’ Als de handeling in het verlengde van dit protocol wordt uitgevoerd, mag de verpleegkundige veronderstellen dat ze de opdracht van de arts heeft ontvangen. Ten tweede moet de opdracht worden uitgevoerd volgens de aanwijzingen van de opdrachtgever. Malika voert de handeling uit en is daar verantwoordelijk voor. Ze volgt de aanwijzingen van de opdrachtgever. Deze aanwijzingen mogen als bekend worden verondersteld als het om katheteriseren gaat. Als een verpleegkundige die aanwijzingen niet volgt, kan ze aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen. Verantwoordelijk zijn voor een handeling is in dit opzicht anders dan aansprakelijk zijn voor de gevolgen van die handeling. Als Malika volgens de wet en afspraken binnen de instelling heeft gehandeld, kan ze in beginsel niet aansprakelijk worden gesteld.
PRAKTIJK: ER IS TOCH EEN PROTOCOL BESCHIKBAAR? 1
Is Dirk bekwaam genoeg om de sonde in te brengen? Waarom wel of niet? Strikt genomen beschikt Dirk niet over de bekwaamheid om de maagsonde bij mevrouw De Kleine in te brengen, ook al is er een protocol beschikbaar. Dirk wordt voor de eerste keer geconfronteerd met een zorgvrager met een neusprothese. Hij heeft zich niet eerder kunnen bekwamen in het inbrengen van een maagsonde in dit specifieke geval. Ook al lijkt de handeling in de uitvoering weinig anders, toch kan hij beter een collega met ervaring in deze handeling vragen om de handeling over te nemen. Dirk kan dan meekijken. De volgende keer kan hij het dan (onder begeleiding) zelf doen.
© ThiemeMeulenhoff
7
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
PRAKTIJK: GEEN TIJD 1
Mag je deze taak van Lotte overnemen? Motiveer je antwoord. Het geven van een intramusculaire injectie is een voorbehouden handeling. De vraag is hier of de arts de specifieke opdracht geeft aan jouw collega-student, of dat het een algemene opdracht is: ‘Meneer Rasmussen mag de pijnstillende injectie hebben volgens opdracht’. In het eerste geval (de opdracht is persoonlijk bedoeld) mag jij de opdracht niet uitvoeren. Je zult de arts eerst moeten vragen of jij de opdracht ook mag uitvoeren. In het tweede geval gaat het om een handeling waarvan bekend mag zijn hoe die moet worden uitgevoerd (de vaak terugkerende voorbehouden handelingen). Als jij, net als je collega-student, bekwaam en bevoegd bent om de handeling uit te voeren, dan mag je de injectie aan meneer Rasmussen geven. Omdat je twijfelt aan je bekwaamheid, moet je het in dit geval niet doen. Als je er een protocol bijneemt, maakt dit je nog niet bekwaam voor de uitvoering van de handeling.
KENNISOPDRACHT
8
1
Op oefensituaties in het praktijklokaal is de wet BIG niet van toepassing. Kun je aangeven waarom niet? In een praktijklokaal oefen je handelingen, zoals katheteriseren, infuus inbrengen en injecteren op fantomen en niet op zorgvragers. Dat betekent dat de handelingen in het oefenlokaal geen voorbehouden handelingen zijn. Strikt genomen is het inbrengen van een maagsonde bij collega-studenten in het oefenlokaal wél een voorbehouden handeling. De omschrijving van een voorbehouden handeling is namelijk: voorbehouden handelingen zijn handelingen die als zij ondeskundig worden uitgevoerd - schade kunnen toebrengen.
2
Mag je als verpleegkundige-in-opleiding injecties geven? Verklaar je antwoord. Je mag als verpleegkundige-in-opleiding injecties geven als je daarvoor bekwaam bent, de opdracht daartoe door een zelfstandig bevoegde is verstrekt en als je de aanwijzingen van deze zelfstandig bevoegde volgt.
3
Kan een werkgever je ontslaan als je weigert om een voorbehouden handeling uit te voeren? Verklaar je antwoord. Het uitvoeren van voorbehouden handelingen maakt deel uit van je beroep. Je kunt daarom niet zonder meer weigeren om een voorbehouden handeling uit te voeren. Je mag wél weigeren als het gaat om het uitvoeren van een voorbehouden handeling waarbij je in gewetensnood komt. Je kunt hierbij denken aan handelingen bij abortus provocatus of euthanasie. Uiteraard kun je een voorbehouden handeling ook weigeren uit te voeren als je bekwaamheid onvoldoende is. Een herintredende verpleegkundige kan zichzelf niet bekwaam genoeg vinden om een zorgvrager met een vergrote prostaat te katheteriseren. In dit geval moet de verpleegkundige de opdracht zelfs weigeren. Het antwoord op deze vraag is dus niet eenduidig. Als een verpleegkundige bekwaam is, en de handeling valt binnen de dagelijkse verpleegkundige praktijk, dan moet hij de handeling uitvoeren. Als een verpleegkundige niet bekwaam is, of door het uitvoeren van de handeling in gewetensnood komt, mag hij weigeren.
4
Ben je bekwaam als je een bijscholing hebt gevolgd over een voorbehouden handeling? Motiveer je antwoord.
© ThiemeMeulenhoff
Voorbehouden handelingen
Voorbehouden handelingen
Het volgen van bijscholing alleen is niet voldoende. Je zult ook in de praktijk moeten aantonen dat je over de bekwaamheid beschikt om de handeling uit te voeren. Verder zul je de handeling regelmatig moeten uitvoeren om de bekwaamheid te behouden. 5
Je hebt enkele jaren als verzorgende gewerkt voordat je als verpleegkundige-in-opleiding in het ziekenhuis met je opleiding bent begonnen. Je bent nu in het derde jaar. Mag je de vaardigheden die je als verzorgende hebt geleerd, nu automatisch ook in het ziekenhuis uitvoeren? Motiveer je antwoord. Dat ligt aan de vaardigheden en de afspraken die er op instellingsniveau zijn gemaakt. De bekwaamheid om voorbehouden handelingen uit te voeren gaat niet automatisch van de ene instelling over naar de andere. Als je als verzorgende (in de wet BIG ‘ziekenverzorgende’ genoemd) voorbehouden handelingen mocht uitvoeren, dan mag dat in een andere instelling niet automatisch. Je zult je daarvoor eerst opnieuw bekwaam moeten tonen. Daarnaast moet het uitvoeren van de voorbehouden handeling passen in je functie als student. Let wel: verzorgenden hebben ook met de bepalingen rond voorbehouden handelingen in de wet BIG te maken. De verzorgende behoort namelijk tot de categorie van de niet-zelfstandig bevoegden. Het feit dat verzorgende geen artikel 3-beroep is, en niet onder het tuchtrecht valt, doet daar niets aan af. Risicovolle handelingen mogen ook alleen door bekwame zorgverleners worden uitgevoerd. Die bekwaamheid heb je verkregen door de opleiding die je hebt gevolgd. Iedere instelling kan bepaalde handelingen als risicovol bestempelen. In de praktijk zijn deze handelingen in een protocol omschreven. Gewoonte daarbij is dat is aangegeven welke werknemer deze handelingen mag uitvoeren. Is de risicovolle handeling alleen voorbehouden aan verpleegkundigen, dan mag je deze niet uitvoeren.
6
Bekijk op school het protocol voor het toedienen van subcutane injecties. Voldoet dit protocol aan de wet BIG? Het geven van subcutane injecties is een voorbehouden handeling. Een protocol moet aan de volgende eisen voldoen: • de handeling moet stapsgewijs zijn beschreven; • er staat in vermeld welke materialen nodig zijn; • complicaties en eventuele handelingen bij complicaties zijn beschreven; • er is vermeld wie de handeling mag uitvoeren.
© ThiemeMeulenhoff
9
2
Sondevoeding toedienen Het toedienen van sondevoeding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘BEGRIJPT U ME WEL?’ 1
Welke informatie over sondevoeding geef je aan meneer Hassini? De informatie die je geeft als meneer Hassini hoort dat hij sondevoeding krijgt, is: • hoelang hij sondevoeding zal krijgen; • wat sondevoeding is; • hoe de sondevoeding toegediend gaat worden; • dat er complicaties kunnen optreden; • wat hij nog allemaal kan doen als sondevoeding krijgt.
2
Op welke manier kun je de informatie het beste geven, gezien het feit dat meneer Hassini bijna geen Nederlands spreekt? Omdat meneer Hassini weinig Nederlands spreekt en verstaat, is het moeilijk om hem goed van informatie te voorzien. Toch is het mogelijk om hem van de juiste informatie te voorzien door: • gebruik te maken van de tolkentelefoon; • informatiefolders in het Turks te geven; • alle materialen te demonstreren, en door middel van gebaren en aanwijzingen voor te doen hoe de sonde wordt ingebracht en de voeding wordt gegeven.
PRAKTIJK: MOEILIJK SLIKKEN 1
Wat kunnen de gevolgen zijn van een slechte voedingstoestand bij mevrouw Rijken? De gevolgen van een slechte voedingstoestand kunnen zijn: • een verminderde weerstand; • een slechte wondgenezing; • een vergrote kans op decubitus; • een verslechterde gezondheidstoestand, lusteloos voelen, een slechte huid, etc.
2
Welke concrete opdracht wil je van de arts hebben voordat je mevrouw Rijken sondevoeding gaat geven? Bij het geven van sondevoeding moet je als verpleegkundige altijd een opdracht van de arts hebben. In deze opdracht moet staan: • welke voeding de zorgvrager moet krijgen; • hoeveel voeding de zorgvrager moet krijgen; • de manier van toedienen.
© ThiemeMeulenhoff
11
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
3
Is het van belang om te weten hoelang de arts denkt dat mevrouw Rijken sondevoeding moet gaan krijgen? Motiveer je antwoord. Het is voor de verpleegkundige belangrijk om te weten hoelang de zorgvrager sondevoeding moet gaan krijgen. Hierop is namelijk de keuze van de sonde aangepast. Je kunt eventueel ook de mogelijkheid van een PEG-sonde met de arts bespreken.
PRAKTIJK: WAT EEN PROBLEMEN 1
Welke oplossing kun je bedenken om ervoor te zorgen dat meneer Klaassen wat meer trek krijgt in eten, en toch ook zijn sondevoeding krijgt? Oplossingen voor het probleem van meneer Klaassen kunnen zijn: • de sondevoeding alleen 's nachts laten lopen, met behulp van een voedingspomp. Dan heeft hij overdag misschien wat meer trek in eten; • uitzoeken wat meneer Klaassen nog wel lekker vindt. Als hij dit mag hebben, kun je het hem aanbieden.
2
Hoe kun je meneer Klaassen geruststellen over het feit dat hij bang is om een infectie te krijgen van de sondevoeding? Wat vertel je hem? Je kunt meneer Klaassen geruststellen door te vertellen dat er een goede controle is op: • de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding; • eventuele beschadigingen aan de verpakkingen van de sondevoeding; • hygiëne van de verzorgende en de materialen die gebruikt worden; • de mondverzorging.
3
Meneer Klaassen is al veel in het ziekenhuis geweest vanwege de chemotherapie. Hij voelt zich nu vrij goed en wil snel naar huis. Wat kun je doen zodat hij naar huis kan gaan met sondevoeding? Je kunt met behulp van de transferverpleegkundige de thuiszorg inschakelen en de benodigde materialen voor thuis bestellen. De verpleegkundige van de thuiszorg kan meneer Klaassen aansluiten op de voedingspomp, maar kan hem ook de handeling leren.
KENNISOPDRACHT 1
Bij welke gezondheidsproblemen (ziektebeelden) komen zorgvragers in aanmerking voor sondevoeding? Geef drie voorbeelden. Bij de volgende gezondheidsproblemen komt de zorgvrager in aanmerking voor sondevoeding: • meer dan 10 procent (ongewenst) gewichtsverlies binnen zes maanden; • (kans op) tenminste zeven tot tien dagen geen of onvoldoende voedselopname door anorexia, slikproblemen, obstructies in het maagdarmkanaal, operaties aan het maagdarmkanaal of het hoofdhalsgebied, agressieve chemotherapie. Drie ziektebeelden zouden kunnen zijn: CVA, MS, colitis ulcerosa.
2
12
Welke zorgaspecten moet je bij een zorgvrager met een halfzijdige verlamming afwegen bij het besluit om medicijnen wel of niet via een sonde te geven? De zorgaspecten die je moet afwegen bij het toedienen van medicatie via de sonde bij een zorgvrager met een halfzijdige verlamming zijn: • of het geneesmiddel oraal toegediend moet worden;
© ThiemeMeulenhoff
Sondevoeding toedienen
• •
3
Het toedienen van sondevoeding
of de zorgvrager nog zelf kan slikken; of er een andere toedieningsweg mogelijk is.
Op welke manier kun jij het sociale element van voeding integreren bij het geven van sondevoeding? Bij het krijgen van sondevoeding bestaat de kans dat het sociale element dat aan de maaltijd is gekoppeld, wegvalt. Als verpleegkundige heb je de taak om hier op te letten. Je kunt op de volgende manieren zorgdragen voor het sociale element: • geef porties sondevoeding en plan de tijden zo dat het rond de maaltijden valt, zo is de zorgvrager tijdens etenstijden ook bezig met ‘eten’ en kan hij eventueel meedoen aan tafelconversaties tijdens de maaltijd; • bij het geven van porties voeding via een spuit, ben je geruime tijd bij de zorgvrager. Op deze momenten heb je als verpleegkundige de tijd om een praatje te maken, maak van deze tijd gebruik. Een eigen inbreng van de student kan ook goed zijn.
4
Vertel in je eigen woorden aan welke kwaliteitseisen sondevoeding moet voldoen als je het aan de zorgvrager geeft. Sondevoeding moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: • de sondevoeding geef je volgens richtlijnen van de arts; • er mag geen verlopen houdbaarheidsdatum zijn; • de sondevoeding moet de juiste temperatuur hebben; • de verpakking van de materialen die je gebruikt bij het geven van sondevoeding mogen niet beschadigd zijn voordat je ze opent. Dit geldt zowel voor de sondevoeding zelf als voor de sondevoedingssystemen.
5
Hoe controleer je bij een zorgvrager met een dikke buik of de sonde op de juiste plaats ligt? De ligging van de sonde controleer je door: • het inspuiten met behulp van een spuit en vervolgens te luisteren met een stethoscoop of je de buik van de zorgvrager hoort borrelen; • het terugtrekken van de maaginhoud. Het maakt hierbij niet uit of de zorgvrager een dikke buik heeft.
6
Wat kan de oorzaak zijn als een zorgvrager tijdens het geven van sondevoeding ineens begint te braken? Wat doe je? En wat is het gevaar van deze situatie? De oorzaak van braken tijdens het geven van sondevoeding kan maagretentie zijn. De actie die je daarbij onderneemt, is het stopzetten van de voeding, en de arts op de hoogte brengen. Het gevaar bij braken tijdens het geven van sondevoeding is dat er een kans bestaat op aspiratie.
7
Een zorgvrager die sondevoeding krijgt, heeft diarree. Welke vragen stel je jezelf om te achterhalen wat de oorzaak is van de diarree? Als een zorgvrager die sondevoeding krijgt, aan de diarree raakt, vraag je jezelf als verpleegkundige het volgende af: • Is er een te snelle inlooptijd van de sondevoeding?
© ThiemeMeulenhoff
13
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
• •
14
Is de voeding te koud gegeven? Wordt er hygiënisch gewerkt bij het geven van de sondevoeding?
8
Welke betekenis kan het krijgen van sondevoeding voor een zorgvrager met anorexia nervosa hebben? Een zorgvrager met anorexia nervosa geeft een andere betekenis aan het krijgen van sondevoeding dan een andere zorgvrager zou doen. Een zorgvrager met anorexia wil geen voeding tot zich nemen, het krijgen van sondevoeding zal als een straf ervaren worden. Ze kan heftig reageren als het toch echt moet. Er bestaat een kans dat de zorgvrager de sonde eruit trekt.
9
Stel een plan op om een zorgvrager te instrueren om zichzelf sondevoeding te geven. Bij het opstellen van een stappenplan voor het instrueren van een zorgvrager die zichzelf sondevoeding wil gaan geven moet het volgende aan de orde komen: • Wat is het doel van de sondevoeding? • Welke voorbereiding moet de zorgvrager treffen voordat hij kan overgaan op het toedienen van sondevoeding? En welke informatie heeft hij daarvoor nodig? Je kunt denken aan zaken als: alles eerst klaar leggen, handen wassen enzovoort. • Op welke manier kan de zorgvrager zichzelf sondevoeding toedienen? • Hoe kan de zorgvrager controleren of de sonde op de juiste plaats zit? • Hoe moet de zorgvrager de voeding op een pomp aansluiten?
© ThiemeMeulenhoff
3
Helpen bij de uitscheiding Een stoma verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘WAT STAAT ME ALLEMAAL TE WACHTEN?’ 1
Bert is onzeker. Hij geeft aan dat hij steeds meer twijfels krijgt of hij de stoma nog wel wil laten aanleggen. Met welke informatie kun je ervoor zorgen dat Bert minder onzeker is? Het is belangrijk om Bert zijn verhaal te laten vertellen, zonder direct oplossingen aan te dragen, of het gedrag van meneer Vermeulen te veroordelen. Geef aan dat je merkt dat Bert het vervelend vindt. Vraag wat hem zo stoort, en wat hij er zelf mee doet. Ga vervolgens in op de twijfels die Bert heeft over de tijdelijke stoma. Vraag waar hij tegenop ziet. Informeer of hij alles heeft begrepen. Beaam dat het niet niks is wat hem te wachten staat. Luister naar wat hij te zeggen heeft, maar kijk ook naar de non-verbale boodschappen die hij geeft. Vraag hem of hij behoefte heeft aan een rustig gesprek met de stomaverpleegkundige, waarin alles nog eens op een rijtje wordt gezet. Zo ja, regel dit dan. Vraag of Bert er bezwaar tegen heeft dat je de inhoud van jullie gesprek kort rapporteert, zodat collega's ervan op de hoogte zijn. Als in het gesprek blijkt dat het voor Bert al een hele opluchting is als hij naar een andere kamer kan gaan, probeer dat dan te regelen.
2
Tijdens het gesprek met Bert realiseer jij je dat er ook nog een taak is weggelegd in de begeleiding van Gerard Vermeulen. Hoe kun je Gerard als verpleegkundige helpen? Vraag wat Gerard Vermeulen moeilijk vindt in de handelingen. Kijk of hij het juiste materiaal gebruikt, en of niet beter uit is met ander materiaal. Kies voor stapsgewijze, schriftelijke instructie. Benader zijn pogingen om de stoma te verzorgen positief: geef hem een compliment als hij het leert, en stimuleer hem daarin. Stel ook een dagprogramma op, waarin ruimte is ingebouwd voor het oefenen.
3
Na je gesprek met Bert heb je nog niet het gevoel dat hij goed geholpen is met jouw reactie. Welke disciplines kun je aan hem introduceren om hem verder te ondersteunen? Andere disciplines die hem kunnen ondersteunen: de stomaverpleegkundige of de maatschappelijk werker.
PRAKTIJK: DUIZEND-EN-ÉÉN VRAGEN… 1
‘Ik vind het een genante vraag maar ik zit er wel mee. Zullen anderen mijn stoma ruiken?’ Stel dat jij de verpleegkundige bent, hoe zal je antwoorden? Leg uit dat het gebruik van een koolstoffilter en de juiste voeding het niet aannemelijk is dat anderen de stoma kunnen ruiken. Je kunt mevrouw Van Damme adviseren over het gebruik van de juiste voeding. Breng haar eventueel in contact met de diëtist. Mocht er onverhoopt toch iets misgaan waardoor anderen de geur van de ontlasting kunnen ruiken, dan kan ze speciale druppels (Nidolor) gebruiken, of een druppeltje pepermuntolie.
2
‘Ondanks mijn drukke agenda zwem ik elke dag twintig baantjes, en dat wil ik graag blijven doen. Kan dat?’ Wat adviseer je haar?
© ThiemeMeulenhoff
15
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Zwemmen is goed mogelijk. Je kunt mevrouw Van Damme adviseren om een eendelig badpak te dragen. Ze kan de stoma tijdelijk afsluiten met daarvoor bestemd materiaal, zoals een stomaplug. Ook kan ze mogelijk voor het zwemmen de colostoma spoelen. Je kunt kleine zakjes dragen onder het badpak, zodat de stoma minder opvalt. Angst dat het zakje er in het water afgaat, is niet nodig. Bij twijfel kun je mevrouw Van Damme adviseren om met het zakje tien minuten in bad te gaan zitten. Ze zal merken dat het zakje keurig blijft zitten. Als ze na het bad probeert de huidplaat te verwijderen, zal ze merken hoe vast de plaat op de huid zit. 3
‘Ik durf het de arts niet zo goed te vragen. Wij willen graag nog een kind, maar dat zal met de stoma zeker niet meer kunnen? Of zijn er mogelijkheden die wij niet kennen?’ Waar zou mevrouw Van Damme met deze vraag het beste terechtkunnen? Een zwangerschap is met een colostoma heel goed mogelijk. Ze kan deze vraag het beste aan de chirurg stellen. Die zal haar vertellen dat een zwangerschap geen probleem hoeft op te leveren. Wel kan de vorm van de stoma tijdens de zwangerschap veranderen. Tijdens de zwangerschap zal ze begeleiding krijgen van een gynaecoloog. Een bevalling kan op de natuurlijke manier gebeuren, tenzij tijdens het aanleggen van de colostoma ook het rectum is verwijderd. Dan is een keizersnede raadzaam. De stomaverpleegkundige kan mevrouw en meneer Van Damme adviseren welke maatregelen ze kunnen nemen om tijdens geslachtsgemeenschap geen hinder van de stoma te hebben.Tips daarvoor: draag een schoon (leeg) zakje. Gebruik een katoenen hoesje om de stomazak heen, omdat het plastic zakje tijdens de gemeenschap wondjes kan veroorzaken door het schuren.
KENNISOPDRACHT 1
Geef het verschil aan tussen een colostomie en een ileostomie op het gebied van: • mobiliteit; • huidverzorging; • te hanteren dieet. De verschillen tussen een colostomie en een ileostomie op het gebied van mobiliteit, huidverzorging en te hanteren dieet kun je aflezen uit de kenmerken van de verschillende stomata. Kenmerken van een colostomie: de mogelijkheid om gedurende langere tijd geen opvangsysteem te dragen; de ontlasting is brijachtig; het ontlastingspatroon is beter te regelen; de huid rondom de stoma is met water te reinigen; vermijd gekruid voedsel in verband met gasvorming; veel drinken. Kenmerken van een ileostomie: dragen van opvangsysteem is altijd nodig door de dunne ontlasting; het ontlastingspatroon is nauwelijks te regelen; de huid rondom de stoma heeft meer te lijden van contact met de ontlasting en is dus eerder geïrriteerd; vermijd gekruid voedsel en voedingsmiddelen die dunne ontlasting veroorzaken.
16
2
Wie zijn er allemaal betrokken bij de zorg rondom een zorgvrager met een stoma? De betrokkenen bij de zorg rondom een patiënt met een stoma: de chirurg, stomaverpleegkundige, verpleegkundige, huisarts, diëtist, partner, familie.
3
Wat zijn de specifieke taken van een stomaverpleegkundige? De stomaverpleegkundige heeft een consultfunctie voor de afdelingsverpleegkundigen. De stomaverpleegkundige houdt zich meer bezig met deskundigheidsbevordering, protocollering, advisering en coördinatie.
4
Welke huidverzorgingsproducten kun je gebruiken voor de huid rondom de stoma? Het liefst alleen water, maar als de huid bescherming nodig heeft barrièrecrème.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Een stoma verzorgen
5
Komt een 76-jarige vrouw met reuma in aanmerking voor een continente stoma? Motiveer je antwoord. Het hebben van een continente stoma vraagt een grote mate van zelfzorg van de stomadrager. Daarbij is het nodig om over een goede handfunctie te beschikken. Door de reuma van deze zorgvrager zou de handfunctie onvoldoende kunnen zijn. Toch zal dit per persoon bekeken moeten worden.
6
Waarom is het preoperatief bepalen van de stomaplaats zo belangrijk? De stoma moet de drager zo min mogelijk in de weg zitten tijdens de gewone dagelijkse activiteiten. De stomaplaats bij iemand met een druk, actief leven moet aan meer eisen voldoen in vergelijking tot een zorgvrager die rolstoelafhankelijk is.
7
Noem enkele oorzaken van obstipatie bij een colostoma. Oorzaken van obstipatie: gebruik van voedingsmiddelen die obstipatie veroorzaken, te lage vochtinname (minimaal twee liter per dag) en te weinig lichaamsbeweging.
8
Kun je een ileostomazakje gebruiken op een colostoma? Motiveer je antwoord. Als je gebruikmaakt van een tweedelig systeem kun je een ileostomazakje gebruiken op een colostoma. Meestal gebeurt dit als een zorgvrager diarree heeft, en het zakje meerdere malen per dag moet legen.
9
Is het nodig dat een drager van een urostoma minstens twee liter vocht drinkt? Motiveer je antwoord. Ja, het is voor iedere zorgvrager van belang dat hij minstens twee liter vocht per dag inneemt. Daarnaast heeft een urostomadrager eerder kans op urineweginfecties, dus is het voor hem nog meer van belang om veel te drinken.
10 Bedenk drie voorbeelden van een situatie waarin een drager van een colostoma profijt kan hebben van een darmspoeling. Allereerst kan een darmspoeling obstipatie verhelpen. Ook kan een darmspoeling plaatsvinden voor een medisch onderzoek, om zo de darm schoon te maken. Zorgvragers gebruiken de darmspoeling steeds meer als een mogelijkheid om daarna enkele uren geen opvangsysteem meer te hoeven dragen. Zo kunnen zij gaan zwemmen of sporten zonder zichtbaar opvangmateriaal te dragen. Zorgvragers kunnen na een darmspoeling een groot deel van de dag doorkomen zonder dat zij zich druk hoeven te maken om een toilet of een ruimte om het opvangmateriaal te legen en vervangen.
© ThiemeMeulenhoff
17
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Een suprapubische katheter verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VEEL VRAGEN 1
Geef in je eigen woorden het verschil aan tussen een suprapubische katheter en een blaaskatheter. In het antwoord moeten de volgende dingen ter sprake komen: • het verschil in de plaats van de katheter; • het verschil in verzorging tussen blaaskatheter en suprapubische katheter; • de manier van inbrengen van de beide katheters.
2
Is de keuze voor een suprapubische katheter afhankelijk van de mobiliteit van de zorgvrager? Licht je antwoord toe. De keuze voor een suprapubische katheter is in principe niet afhankelijk van de mobiliteit van de zorgvrager. In de eerste plaats weeg je de voor- en nadelen tegen elkaar af, en kom je zo tot een keuze.
3
Benoem in je eigen woorden de voordelen van een suprapubische katheter voor deze zorgvrager. De voordelen zijn: • de plaats van de katheter ontlast het wondgebied van de zorgvrager; • de zorgvrager kan zich gemakkelijker verplaatsen; • de kans op urineweginfecties is minder groot.
KENNISOPDRACHT
18
1
Hoe voorkom je dat urine langs de suprapubische katheter lekt? Urine lekken langs de katheter kan verschillende oorzaken hebben. Om dit te voorkomen, moet je op deze punten letten: • de slang is afgeknikt en de urine kan niet meer afvloeien in de opvangzak; • de zak is vol, waardoor de urine niet meer kan worden opgevangen; • de ballon aan het uiteinde van de katheter is niet meer – voldoende – opgeblazen, waardoor de fistel niet goed meer is afgesloten; • de katheter zelf zit verstopt.
2
Noem enkele oorzaken van een urineweginfectie bij een suprapubische katheter. De belangrijkste oorzaak is onhygiënisch werken. Alle andere oorzaken staan hiermee in verband.
3
Op welke aspecten controleer je de urine die afloopt via de suprapubische katheter? Je controleert de aflopende urine op: • kleur (helder, donker als verschijnsel van de concentratie van de urine); • aanwezigheid van stolsels; • aanwezigheid van vlokken (teken van mogelijke infectie);
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
• •
Een suprapubische katheter verzorgen
aanwezigheid van bloed of bloedstolsels, als teken van irritatie van de blaaswand of van een bloeding ergens in de urineweg; hoeveelheid.
© ThiemeMeulenhoff
19
4
Medicijnen toedienen Toedienen van medicijnen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HAASTIGE SPOED 1
Wie is volgens de wet BIG verantwoordelijk voor de fout die is gemaakt? Zowel Roel als Wieske hebben een fout gemaakt. Roel bij het uitzetten, controleren en registreren van het medicijn. Wieske bij het toedienen van het medicijn. Zij heeft het medicijn toegediend en niet gecontroleerd of Roel het juiste medicijn heeft uitgezet. Ieder is verantwoordelijk voor wat hij doet, dus ook voor de fouten die zijn gemaakt.
2
Hoe had deze fout voorkomen kunnen worden? Deze fout had op verschillende manieren kunnen worden voorkomen. Roel had zich ervan bewust moeten zijn dat hij bezig was met een belangrijke taak waarin je je geen fouten kunt veroorloven. Als hij zijn aandacht erbij had gehouden, had hij waarschijnlijk niet zo'n domme fout gemaakt. Wieske had de fout van Roel kunnen corrigeren als zij zich bewust was geweest van haar taak. Zij is er in vertrouwen van uitgegaan dat Roel zijn werk goed gedaan had. Hoe goed je een collega of een arts ook kent en vertrouwt, controleer altijd soortgelijke opdrachten wanneer je deze aanneemt.
3
Bij wie en op welke manier zal Wieske deze fout moeten melden? Wieske zal acuut de behandelend arts van mevrouw Alting moeten waarschuwen. Daarna zal zij schriftelijk melding moeten maken van de fout die zij heeft begaan aan de FONA-commissie (fouten, ongevallen en nearly accidents) of aan de MIP-commissie (Meldingen Incidenten Patiëntenzorg). De FONA en MIP hebben niet als functie individuele verpleegkundigen te straffen, maar om door registratie te ontdekken waar fouten gemaakt worden en hoe deze fouten in de toekomst voorkomen kunnen worden.
4
Wat kunnen de gevolgen zijn van een te hoge dosis of een overdosis van MS contin? Bij een te hoge dosering van een morfinepreparaat als MS contin zijn de belangrijkste bijwerkingen dat de zorgvrager last van een droge mond, obstipatie, misselijkheid, duizeligheid, sufheid en slaperigheid kan krijgen en zelfs in coma kan raken. Of er juridische stappen worden ondernomen, is afhankelijk van de gevolgen van de fout.
PRAKTIJK: ALS HET NIET MEER LUKT 1
Wat moet Nicole doen, zodat de heer Eimers wel op de juiste manier het juiste medicijn in de juiste hoeveelheid krijgt toegediend? Als het medicijn niet in de longen van de heer Eimers terechtkomt, heeft de toediening geen zin. Voor veel ouderen met slechte longen, maar ook bij kinderen is het moeilijk om diep te inhaleren. Een diepe inademing is noodzakelijk zodat het medicijn in de longen kan komen. Geef meneer Eimers eerst opnieuw instructie. Als hij dan wel op de juiste manier inhaleert en de inhalator geen poeder meer bevat, is het probleem opgelost. Als de nieuwe instructie niet
© ThiemeMeulenhoff
21
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
helpt, overleg dan met de behandelend arts of er een andere toedieningsvorm voor hem mogelijk is.
KENNISOPDRACHT
22
1
Je ziet 's morgens dat de stroom van de koelkast is uitgevallen. In de koelkast worden medicijnen bewaard. Wat doe je om erachter te komen of de medicijnen nog goed zijn? Je neemt contact op met de instellingsapotheek of belt de Entadministratie waarna je overlegt wat de vervolgstappen kunnen zijn. Als er in de koelkast medicamenten worden opgeslagen, moet de temperatuur tussen dezes en acht graden zijn. Als de temperatuur gedurende korte of langere tijd afwijkend is geweest, kan het zijn dat de werking is verminderd en/of de houdbaarheid van de medicijnen is teruggelopen.
2
Franca is zwanger. In het begin van de zwangerschap kreeg ze ferrogradumet, omdat ze een tekort aan ijzer had in het bloed. Nu de zwangerschap vordert, drukt het kind tegen haar maag. Ze krijgt van de huisarts een suspensie Antagel. Zoek op of deze combinatie van medicijnen wel of geen problemen geeft. Het is geen goed idee om deze medicijnen tegelijkertijd in te nemen. Antagel zal de opname van het ijzer verminderen. Dat is niet de bedoeling. Op de voorschriften van de arts of apotheek zal staan dat deze medicamenten afzonderlijk, met een bepaalde wachttijd, ingenomen kunnen worden.
3
Seresta® is een merknaam. Zoek de stofnaam van Seresta op. Maak nu duidelijk wat het verschil is tussen een stofnaam en een merknaam. Een stofnaam is de naam van de werkzame stoffen die het medicijn bevat. De stofnaam van seresta is oxazepam. Een merknaam wordt door de fabrikant aan een medicijn gegeven. Dit doet de fabrikant omdat merknamen gemakkelijker in het gehoor liggen en uit te spreken zijn. De stofnaam seresta heeft bijvoorbeeld als merknaam Aspirine.
4
Je verpleegt een zorgvrager die de inname van medicijnen weigert. Wat doe je in een dergelijke situatie en leg uit waarom je daarvoor kiest. Als een zorgvrager medicijnen weigert, is de eerste interventie een gesprek. Probeer erachter te komen waarom iemand de medicijnen weigert. Weet hij niet waarom hij de medicijnen moet innemen of kan hij ze niet innemen? Heeft hij bijvoorbeeld slikklachten of last van bijwerkingen als bijvoorbeeld maagpijn of misselijkheid? Of is hij niet gemotiveerd om de medicijnen in te nemen?Als je de reden van de weigering weet, kun je de toediening van de medicijnen misschien minder vervelend maken. In overleg met de behandelend arts kan het medicijngebruik misschien aangepast of veranderd worden.
5
Waarom is een toerist die voor vier weken naar de tropen gaat, ingeënt en niet gevaccineerd? Een inenting geeft het lichaam een tijdelijke bescherming. Een vaccinatie bevat verzwakte ziektekiemen waardoor het lichaam zelf bepaalde immuunstoffen aanmaakt. Hierdoor wordt er een langdurige bescherming verkregen. Meerdere inentingen kunnen uiteindelijk ook voor een langere periode bescherming bieden.
© ThiemeMeulenhoff
Medicijnen toedienen
Medicijnen toedienen per injectie
Medicijnen toedienen per injectie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WEG ERMEE! 1
Wat kan Yvonne doen om mevrouw De Waal duidelijk te maken hoe zij om hoort te gaan met afvalmateriaal van het insulinespuiten? Er zijn speciale containers om het afvalmateriaal in te verzamelen. Deze containers worden door de apotheek verstrekt. Als de container vol is, kan deze ook bij de apotheek worden geleegd. Geef mevrouw De Waal hierover voorlichting. De verpleegkundige zal moeten uitleggen waarom het gevaarlijk is naalden onbeschermd in de vuilniszak te gooien. Anderen kunnen zich hieraan bezeren en er ziektes zoals hepatitis van krijgen. Als zij al op de hoogte is van deze informatie, zal de interventie van de verpleegkundige erop gericht moeten zijn om haar te motiveren.
PRAKTIJK: GOED LUISTEREN 1
De pen staat op de juiste stand die jij wel kunt zien, maar hij niet. Wat kan Anna doen om de heer Versteeg ervan te overtuigen of om bij hem het vertrouwen te krijgen dat zij de juiste hoeveelheid insuline geeft? Als meneer Versteeg Anna niet vertrouwt, kan in eerste instantie de ingestelde insulinepen gewoon weer teruggedraaid worden op de nulstand. Hij doet het meestal zelf. Het is verstandig om hem nu ook zelf de insulinepen te laten instellen als dat kan. Een andere mogelijkheid is dat Anna het nog een keer doet. Zij zal hiervoor de tijd moeten nemen en de pen in een tempo moeten instellen dat meneer Versteeg wel kan volgen. Daarna zal Anna zijn wantrouwen naar haar toe bespreekbaar moeten maken. Als zij weet waar het aan ligt, kan de zorg hieraan worden bijgesteld, waardoor zijn vertrouwen groter wordt of terugkomt. Het is ook mogelijk dat hij zelf al enige tijd een verkeerde hoeveelheid instelt. Let goed op of hij zelf de insulinepen op de juiste manier, zonder stappen over te slaan, instelt. Als hij dit verkeerd doet, zullen de verpleegkundige interventies erop gericht moeten zijn dat hij zelf weer op een goede manier zijn insulinepen kan instellen of dat de zorg van hem wordt overgenomen.
PRAKTIJK: ANGST 1
Op welke manier zou Marloes met de familie in gesprek kunnen gaan om toch haar doel te kunnen bereiken? In eerste instantie is het de vraag wie de meeste angst heeft voor de spuit, de zorgvrager of de schoondochter. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de schoondochter gelijk heeft. De verpleegkundige zal met de schoondochter in gesprek moeten gaan en navragen waar deze angst voor injecties vandaan kan komen en op welke manier paniek of angst bij de zorgvrager voorkomen kan worden. De verpleegkundige kan beter eerst naar binnen gaan zonder de injectiespuit in haar hand. Zij zal de situatie zo goed mogelijk inschatten. De verpleegkundige zal aan de zorgvrager vragen of hij angstig is en er proberen achter te komen waarvoor hij bang is en waardoor deze angst is ontstaan. Zij zal de zorgvrager uitleggen wat de bedoeling is en wat hij kan verwachten. De verpleegkundige zal hierbij haar rust en geduld moeten bewaren. De verpleegkundige moet navragen wat de zorgvrager graag zou willen en proberen aan deze wensen zo veel mogelijk tegemoet te komen. Binnen de psychiatrie kan de reactie anders zijn. Als de zorgvrager gedwongen is opgenomen en een injectie moet krijgen, kan het wel eens voorkomen dat er heel wat mankracht nodig is om de injectie te kunnen geven.
© ThiemeMeulenhoff
23
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
KENNISOPDRACHT 1
In het medicijnkastje staan drie ampullen streptomycine: één ampul bevat 1 ml van 12,5 procent, de tweede ampul bevat 1 ml van 10 procent, de derde ampul bevat 1 ml van 15 procent. De zorgvrager heeft 250 mg nodig. Welke ampullen kun je gebruiken om de juiste hoeveelheid te geven? Welke manier verdient de voorkeur? In ampul 1 zit 125 mg/ml. In ampul 2 zit 100 mg/ml. In ampul 3 zit 150 mg/ml. Je kunt de volgende ampullen gebruiken: • ampul 2 + ampul 3 = 250 mg • ampul 1 + 0,5 ampul 2 + 0,5 ampul 3 = 250 mg • ampul 3 + 0,5 ampul 2 + 0,4 ampul 1 = 250 mg De eerste manier verdient de voorkeur, omdat bij de twee andere mogelijkheden er gedeelten van het medicijn overblijven, die niet meer te gebruiken zijn.
24
2
Een collega geeft je een gevulde injectiespuit. Ze vraagt je deze injectie aan een zorgvrager te geven. Hoe ga je hiermee om? Een verpleegkundige kan deze injectie alleen geven als zij weet wat er in zit. Degene die de injectie geeft, moet de gebroken ampul of flacon erbij geven zodat zij dit kan controleren. Als de ampul of flacon al is weggegooid, kun je deze opdracht weigeren. Als je een fout maakt, is degene die de injectie geeft verantwoordelijk. De collega zal zelf de injectie kunnen geven.
3
De arts heeft gevraagd een wond uit te spoelen met 20 ml ontsmettingsvloeistof. Deze ontsmettingsstof moet in de verhouding van 1 mg : 10 ml zijn verdund. Hoe bereken je de juiste hoeveelheid werkzame stof? Als de verhouding 1 mg : 10 ml moet zijn, dan heb je 2 mg werkzame stof nodig.
4
Je hebt voor een zorgvrager 75 mg nodig. Je hebt een ampul waarin 2 ml oplossing zit. Je leest op het etiket 1 ml = 25 mg. Is één ampul voldoende? Als de ampul 2 ml bevat, dan kun je de zorgvrager maar 50 mg injecteren. Je komt dan een halve ampul te kort.
5
Een flacon bevat 1.000.000 IE Streptomycine. Een zorgvrager heeft vijf dagen achter elkaar 400.000 IE nodig. Hoeveel ml geef je per keer als je de flacon hebt aangemaakt met 5 ml aquadest (gedestilleerd water)? Hoeveel flacons heb je in totaal nodig bij deze zorgvrager? De totale hoeveelheid die je nodig hebt is 5 dagen x 400.000 IE = 2.000.000 IE. Je maakt 1 flacon van 1.000.000 eenheden aan met 5 ml aquadest. Dat betekent 200.000 IE per milliliter. Je geeft dus 2 ml per keer. In 1 ml zitten 200.000 IE en in 2 ml 400.000 IE. In totaal heb jet dus twee flacons nodig.
6
Erica wil graag zwanger worden. Ze krijgt een IVF-behandeling. Als voorbereiding hierop moet ze zichzelf injecteren. Je hebt haar een uitgebreide instructie gegeven. Als ze het een keer zelf voordoet, houdt ze haar ogen stijf dicht. Welke verpleegkundige acties kun je ondernemen waardoor Erica zichzelf op een goede manier kan injecteren? Als je jezelf injecteert met je ogen dicht, kun je het niet goed doen. Het is belangrijk dat Erica weet wat zij doet. Vraag na waarom zij de ogen sluit. Als zij bang is, zul je de interventie erop moeten richten de angst te verminderen. Je zult dus een paar stappen terug moeten gaan in de instructie. Pas wanneer de angst niet meer overheerst, kan zij zichzelf injecteren.
© ThiemeMeulenhoff
Medicijnen toedienen
Medicijnen toedienen per injectie
7
Hasan heeft een motorongeluk gehad. Hij heeft nu beide benen in het gips. Om trombose te voorkomen, moet hij zelf heparine spuiten. Na een paar dagen verschijnen er bloeduitstortingen op zijn buik. Hij weigert zichzelf nog langer te spuiten. Welke informatie heeft Hasan nodig om te worden gerustgesteld? Hoe ga je daarmee om? Hasan heeft een bepaald gedeelte van de informatie over de mogelijke risico's van het subcutaan spuiten gemist. Bij het injecteren van heparine kunnen kleine bloedingen ontstaan. Dit kan geen kwaad en deze trekken vanzelf weer weg. Leg Hasan uit waardoor deze bloeduitstortingen ontstaan en wat dat kan betekenen. Neem hiervoor de tijd. Probeer te achterhalen wat hij wel en niet meer weet van de informatie die je moet geven als iemand injecties krijgt of als hij zichzelf moet injecteren. Check of Hasan nu wel alle informatie heeft opgenomen en heeft begrepen.
8
Mevrouw De Weert is 94 en krijgt intraveneus lasix toegediend. Op het moment dat je de vloeistof langzaam inspuit, trekt mevrouw wit weg en begint te transpireren. Ze zegt dat ze zich niet goed voelt. Welke verpleegkundige activiteiten onderneem je? Stop direct met het intraveneus toedienen van de lasix. Het kan zijn dat mevrouw De Weert een shockreactie krijgt. Meet de pols, bloeddruk, ademhaling en waarschuw direct de arts.
9
Je geeft meneer Jacobs een intramusculaire injectie. Je voelt weerstand als je de naald hebt ingebracht. Waar kan die weerstand vandaan komen? Wat doe je? Als je weerstand voelt, kan het zijn dat je het bot van meneer Jacobs hebt geraakt. Trek de naald direct terug. Als je het periost van het bot hebt geraakt, kan dit heel pijnlijk zijn. Als je de injectie toch geeft, kan het periost door de injectievloeistof beschadigd of geïnfecteerd raken.
© ThiemeMeulenhoff
25
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Medicijnen toedienen per infuus ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NOG EEN KEER? 1
Op welke manier zou Laura in deze situatie nu moeten handelen? Waarom? Laura moet stoppen met het inbrengen van een infuus. Ze doet de zorgvrager onnodig pijn. Je mag maar twee keer prikken. Als het na de tweede keer nog niet is gelukt, moet Laura een collega of arts vragen dit van haar over te nemen. Het is geen schande als iets niet lukt. Dat is het wel als je maar door blijft gaan. Laura heeft haar uiterste best gedaan. Ze zal de zorgvrager uitleggen dat het haar op dit moment niet lukt een infuus in te brengen.
PRAKTIJK: ‘IK VOEL ME NIET ZO LEKKER!’ 1
Welke verpleegkundige interventies dient René in deze situatie toe te passen? De zorgvrager reageert op de medicijnen die aan de infuusvloeistof zijn toegevoegd. Dit kan een allergische reactie zijn. René moet direct de arts waarschuwen. Hij moet een zakje NaCl 0,9% aanhangen om zo snel mogelijk door te spoelen. Daarnaast moet hij de pols, bloeddruk, ademhaling en lichaamstemperatuur controleren op veranderingen.
KENNISOPDRACHT
26
1
Bij het vervangen van een infuusfles valt het beluchtingsslangetje bij de zorgvrager in bed. Je hebt gezien dat de naald van het beluchtingsslangetje niets heeft geraakt. Wat doe je? Neem geen enkel risico. Een groot risico van een infuus is sepsis. De kans op sepsis wordt vergroot als je het gevallen beluchtingsslangetje weer gebruikt. Voorkom dit door een schoon slangetje te gebruiken.
2
Je dient nooit een intraveneuze injectie toe. Je hebt dat nooit geleerd en voelt je niet bekwaam. Je dient wel medicatie toe via het bijspuitpunt van het infuussysteem. Zit er verschil in deze handelingen volgens de wet BIG? Het effect van de werking van het medicijn is niet anders als je het intraveneus via een bijspuitpunt toedient of als je het direct intraveneus inspuit. Het grote verschil is dat jij jezelf bekwaam acht voor het toedienen van medicatie via een bijspuitpunt. Niet bekwaam is niet bevoegd. Je mag alleen die handelingen uitvoeren waarin je jezelf bekwaam acht.
3
Monique is meneer De Goede aan het verzorgen. Tijdens de verzorging is het nodig dat de infuuszak wordt vervangen.Volgens het infuusschema moet er nu een infuuszak met antibiotica worden aangesloten. Je hoort Monique een collega vragen om dit zakje even voor haar klaar te maken. Is dat uit het oogpunt van verpleegkundige verantwoordelijkheid juist? Er is geen bezwaar tegen mits de collega overtuigend aantoont dat het zakje het juiste medicijn in de juiste dosis bevat. Zij kan bijvoorbeeld een sticker op het zakje plakken met alle informatie over het medicijn, de hoeveelheid, voor wie het bestemd is, de datum, wie het heeft klaargemaakt en wie het toedient. De collega kan het zakje, met daarop de ampul geplakt van het geneesmiddel dat zij eraan toegevoegd heeft, aan Monique geven. Monique kan het dan zelf aanhangen. Als de collega het nalaat de ampul erbij te geven, zou het verstandig zijn om de collega ook te vragen het zakje aan te sluiten.
© ThiemeMeulenhoff
Medicijnen toedienen
Medicijnen toedienen per infuus
4
Je ziet dat bij een zorgvrager het infuus is ‘doorgeschoten’. De infuusvloeistof bevatte lasix, een middel dat de diuretica bevordert. Wat doe je? Observeer de zorgvrager op mogelijke veranderingen in de hartslag, ademhaling en bloeddruk. Overleg met de arts over het verdere beleid. Houd ook goed in de gaten hoeveel de zorgvrager urineert; lasix is namelijk een vochtafdrijver. Hang in overleg met de arts een neutrale oplossing aan. Zoek naar de reden waarom het infuus is doorgeschoten en probeer dit te herstellen.
5
Mevrouw Derksen is blij dat de laatste zak van het infuusschema er doorheen is. De laatste zak infuusvloeistof bevatte insuline. Michel wil het infuussysteem bij mevrouw verwijderen. Yvonne zegt dat dat niet mag. Zij vindt dat het infuus als laatste doorgespoeld moet worden met NaCl 0,9%. Wie heeft er gelijk? Motiveer je antwoord. Yvonne heeft gelijk. Hoewel de infuuszak leeg is, zit er in het infuussysteem nog ongeveer 100 cc. Het is beter om het infuus door te spoelen met een neutrale oplossing zoals NaCl 0,9%.
6
De heer Jansen heeft twee verschillende medicijnen nodig die per infuus moeten worden toegediend. Kunnen ze in één infuuszak worden toegediend? Soms wel soms niet. Dit hangt af van een mogelijke interactie tussen de twee medicamenten. De arts of de apotheker kan je hier een antwoord op geven. Het is dus belangrijk om dit na te gaan, voordat je de infuuszak met de medicijnen klaarmaakt.
7
Er ligt een infuuszak klaar om te worden aangesloten bij meneer Ebben. Op het etiket op de infuuszak staat dat er medicijnen aan de infuuszak zijn toegevoegd. Het handschrift op het etiket van de infuuszak is echter onleesbaar. Wat zou je hiermee doen? Spreek degene die het etiket heeft geschreven erop aan. Dit kan echter alleen als je weet om welke collega het gaat. Een onleesbaar handschrift kan voor vergissingen zorgen. Je kunt je vergissingen bij het intraveneus toedienen van medicijnen niet permitteren. De collega zal beter haar best moeten doen om leesbaar te schrijven. Als je niet weet wat je moet doen en hoe je het moet doen, moet je een nieuwe zak klaarmaken. Als je wel weet om welke collega het gaat, kun je het aanhangen aan haar overlaten. Zij weet immers wat er aan de infusievloeistof is toegevoegd.
© ThiemeMeulenhoff
27
5
Wonden verzorgen Verzorgen van wonden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERWAARLOOSDE WOND 1
Op welk aspecten beoordeel je deze wond? Deze wond wordt beoordeeld op de volgende aspecten: • kleur van de wond volgens het classificatiemodel van de WCS; • geur van de wond; • klachten van de zorgvrager.
2
Van welke factoren is de keuze van de wondbedekking afhankelijk? De keuze van een wondbedekking afhankelijk van de volgende factoren: • kleur en aspect van de wond; • lokalisatie van de wond; • productie van wondvocht. Daarnaast zal ook gekeken moeten worden naar de wondverzorging als Jan van Kempen weer met ontslag gaat. Alhoewel het op het eerste oog niets met de keuze van de wondbedekking te maken lijkt te hebben, zal de voornaamste eis die aan de wondbedekking wordt gesteld zijn dat het gedurende langere tijd kan blijven zitten. Van deze zorgvrager mag niet altijd verwacht worden dat de zelfzorg optimaal is.
3
Hoe kan deze zorgvrager een actieve rol spelen bij de wondverzorging? Deze zorgvrager kan een actieve rol spelen bij de wondverzorging door : • goede hygiëne; • juiste voeding; • punctuele inname van eventuele medicatie; • het ontzien van het wondgebied.
4
Welke disciplines worden betrokken bij de behandeling van Jan van Kempen? Verklaar je antwoord. De student kan hier meerdere antwoorden op geven. De volgende disciplines moeten in ieder geval naar voren komen: maatschappelijk werk, arts, verpleegkundige. Aanvullend kan gedacht worden aan een diëtist. De maatschappelijk werker kan met Jan van Kempen de mogelijkheden rond een permanentere woonvorm bekijken (eventueel in overleg met het Leger des Heils). De arts is betrokken bij de wondbehandeling. De verpleegkundige voert de wondbehandeling uit en speelt een centrale rol in de coördinatie van de zorg rondom Jan van Kempen. De diëtist kan voedingsadviezen geven om een betere wondgenezing te bevorderen.
© ThiemeMeulenhoff
29
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
PRAKTIJK: WONDINFECTIE NA OPERATIE 1
Wat kan de oorzaak zijn van het slechte genezingsproces? Verklaar je antwoord. Ondervoeding en slechte lichamelijke conditie. Door de ondervoeding en de slechte conditie kan het lichaam niet optimaal meewerken aan de wondgenezing. Gecombineerd met het feit dat de wond nog geel is (en dus nog infectieus) verklaart dit de lange herstelduur.
2
Hoe zal deze wond worden schoongemaakt? Met fysiologisch zout spoelen of met kraanwater via de douchekop
3
Welke wondbedekker wordt er gebruikt? Verklaar je antwoord. Absorberend verband waaronder voor een vochtig wondmilieu wordt gezorgd. Dit kan onder andere door gebruik te maken van hydrocolloïd, alginaat. De wond moet wel worden opgevuld met dit materiaal. Behandeling van een gele wond is gericht op het verwijderen van het debris door het reinigen van het wondbed en absorptie van de overmaat aan exsudaat.
4
Hoe kun je Dirk de Vroome betrekken bij de wondverzorging? Dirk de Vroome kan betrokken worden bij de wondverzorging door hem optimaal te informeren over de onstaanswijze en de behandeling van de wond. Hij hoort te weten welke factoren de genezing bevorderen (onder andere optimale voeding en goede hygiëne). Hij kan worden geïnstrueerd over hoe hij de wond onder de douche schoon kan spoelen en hoe hij de wondbehandelingsproducten moet gebruiken.
5
Kan de wondverzorging ook in de thuissituatie plaatsvinden? Motiveer je antwoord. Ja. Dirk de Vroome kan door een optimale betrokkenheid veel zelf doen. Daarnaast is zijn dochter (mantelzorg) elke dag aanwezig. Zij kan ook een functie in de wondbehandeling hebben. Ook kan de wijkverpleegkundige worden ingeschakeld. Door de wond thuis te verzorgen loopt hij ook minder kans op eventuele kruisinfecties met ziekenhuisbacteriën.
KENNISOPDRACHT
30
1
Is het belangrijk de precieze oorzaak van het ontstaan van een wond te kennen? Verklaar je antwoord. Het is belangrijk de oorzaak van het ontstaan van een wond te kennen,omdat bijvoorbeeld een kneuswond (met bloeduitstorting) op de buikwand ook ernstige inwendige verwondingen tot gevolg kan hebben. Een snijwond met een steriel chirurgisch mes wordt anders behandeld dan een snijwond met een vlijmscherp, gebruikt aardappelmesje.
2
Welke wondbedekker zou je kiezen voor een flinke schaafwond? Verklaar je antwoord. Een schaafwond produceert veel lymfevocht dat door de beschadigde lymfevaten niet voldoende kan worden afgevoerd. Absorptie van dit wondvocht en het creëren van een vochtig wondmilieu voor een beter en sneller herstel vraagt om een occlusieve wondbedekker.
3
Hoe komt het dat een chirurgische wond vaak sneller geneest dan een traumatische wond? Een chirurgische wond wordt onder steriele omstandigheden gemaakt, en vaak ook weer primair gesloten. Een traumatische wond ontstaat onder minder hygiënische omstandigheden, en brengt vaker een infectie met zich mee. Hierdoor vertraagt het genezingsproces.
4
Verklaar in je eigen woorden waarom de reactie- en de regeneratiefase van een wond door elkaar heen kunnen lopen?
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
Verzorgen van wonden
In de reactiefase reageert het lichaam op de wond door fagocytose dode cellen op te ruimen en bacteriën onschadelijk te maken. Vooral bij grotere wonden kan op één plaats de fagocytose al goed gewerkt hebben, terwijl er op de andere plaats nog volop gewerkt moet worden. De regeneratiefase zorgt voor de vervanging van verloren huid en de sluiting van de wond door het aanmaken van epitheelcellen. 5
Leg in je eigen woorden uit waarom de wondgenezing bij een zorgvrager met diabetes mellitus trager kan verlopen. Wondgenezing bij een zorgvrager met diabetes mellitus kan trager verlopen, omdat hij een minder optimale bloedvoorziening heeft waardoor aanvoer van voedingsstoffen en de afvoer van afbraakproducten van weefselbeschadiging wordt beperkt.
6
Kan een absorberend verband bij een vochtig wondmilieu de genezing van de wond ook vertragen? Verklaar je antwoord. Een absorberend verband bij een vochtig wondmilieu kan de genezing van de wond vertragen. Als het absorberende verband niet tijdig wordt verwisseld, ontstaat een maceratie van de wondranden waardoor een tragere wondgenezing plaatsvindt.
7
Kan bij een zorgvrager met een stollingstoornis van het bloed een vertraagde wondgenezing optreden? Verklaar je antwoord. Bij een zorgvrager met een stollingstoornis van het bloed kan een vertraagde wondgenezing optreden, maar niet als direct gevolg van de stollingsstoornis. Een stollingsstoornis speelt alleen bij de reactiefase van de wond een rol in het stoppen van de bloeding.
8
Klopt de volgende stelling? Een chirurgische wond die na drie dagen ontstekingsverschijnselen vertoont, kan niet vanaf de buitenkant geïnfecteerd zijn geraakt. Beargumenteer je antwoord. De stelling klopt. Een chirurgische wond zorgt na 24 uur voor een herstelde beschermende huidfunctie tegen invloeden van buitenaf. Een ontsteking in een operatiewond moet daarom een inwendige oorzaak hebben.
9
Waarom is pijn een belangrijke observatiepunt bij een wond? Pijn is een belangrijke observatiepunt bij een wond, omdat pijn een signaalfunctie heeft voor ontstekingen en het genezingsproces. Pijn belemmert de mobilisatie van de zorgvrager, waardoor zuurstofvoorziening en circulatie naar het wondgebied niet altijd optimaal zijn.
10 Reageer op de volgende stelling: Een bijtwond door een hond in het gezicht van een bouwvakker is even erg als in het gezicht van een fotomodel en moet daarom door de (plastisch) chirurg en de verpleegkundige op precies dezelfde manier behandeld worden. De meningen over deze stelling zijn waarschijnlijk verdeeld. De stelling is een oefening in argumenteren. Er zullen argumenten tevoorschijn moeten komen die betrekking hebben op de gezondheidstoestand, pijnbeleving, psychosociale gevolgen en de gevolgen op langere termijn. Mogelijk spelen kosten van behandeling en de rol van de ziektekostenverzekeraar in de argumentatie mee. Voorbeeld: de bouwvakker kan doorwerken, maar het fotomodel is misschien voor haar beroep arbeidsongeschikt.
© ThiemeMeulenhoff
31
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Zwachteltechnieken toepassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘HET WAS MAAR EEN KLEIN WONDJE!’ 1
Wat is de oorzaak van de slechte wondgenezing? Leg dit in je eigen woorden uit aan mevrouw en mijnheer Schroevers. De student zal in zijn antwoord aandacht moeten schenken aan: • diabetes mellitus; • beperkte mobiliteit, waardoor veneuze insufficiëntie; • verminderde lichamelijke conditie.
2
Is de longontsteking van mevrouw een complicerende factor bij het open been? Ja, het herstelproces van de wond van mevrouw is gebaat bij een zo optimaal mogelijke lichamelijke conditie.
3
Beantwoord in je eigen woorden de vragen van mevrouw Schroevers. Bij het beantwoorden van de vragen van mevrouw Schroevers moet de student aandacht besteden aan de volgende aspecten: • continuïteit in de wondverzorging is van groot belang voor de genezing; • mantelzorgers kunnen taken aanleren afhankelijk van de mogelijkheden van de mantelzorger; • de thuiszorg kan een coördinerende rol vervullen.
PRAKTIJK: AMPUTATIE
32
1
Wat vind je van de opmerking van Tom Groen? De student zal zich moeten afvragen wat de achterliggende reden is van de opmerking van Tom Groen. Is hij goed geïnformeerd over de wondverzorging en door wie hij wordt uitgevoerd. De student zal zich ook moeten afvragen wat deze opmerking betekent voor haar eigen zelfvertrouwen.
2
Waar let je op tijdens de wondverzorging? Ga als volgt te werk: • Bekijk in de rapportage hoe de wond er bij de laatste wondverzorging uitzag. • Classificeer de wond zo nodig opnieuw via het WCS-model. • Heroverweeg de keuze van het juiste verbandmateriaal. • Polster en zwachtel de stomp correct. • Geef een duidelijke uitleg aan de zorgvrager.
3
Welk materiaal gebruik je om de wond te verbinden? Het antwoord is afhankelijk van de soort wond. We gaan hier uit van een primair gesloten lekkende wond. Gebruik absorberend verband. De frequentie van de verbandwissel is afhankelijk van de wondvochtlekkage. Inspecteer de wond dagelijks.
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
Zwachteltechnieken toepassen
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen ambulante en niet-ambulante compressietherapie met betrekking tot het materiaal dat je gebruikt. Ambulante compressietherapie is een combinatie van spieractiviteit van het been en het uitoefenen van druk van buitenaf op dat been. De zorgvrager moet dus kunnen lopen voor deze vorm van therapie. Dit vraagt om korterekzwachtels, die niet elastisch zijn. Bij niet-ambulante compressietherapie wordt alleen gebruikgemaakt van het uitoefenen van druk van buitenaf. Deze vorm wordt meestal gebruikt bij zorgvragers die hun spierpomp niet kunnen gebruiken. Het gebruikte materiaal bestaat uit langerekzwachtels, die elastisch zijn. Deze geven een vrij hoge druk tijdens rust.
2
Beredeneer waarom een ambulante zorgvrager met CVI beter niet met de benen in de zon kan zitten. Warmte werkt ongunstig op de bloedsomloop, waardoor de centraal veneuze insufficiëntie wordt verergerd.
3
Welke disciplines kunnen worden ingeschakeld om een zorgvrager te begeleiden bij de behandeling van een ulcus cruris? Dermatoloog, fleboloog, internist, diëtist, verpleegkundige, thuiszorg. Mogelijk maatschappelijk werk als de zorgvraag dit nodig maakt.
4
Waarom is een planmatige aanpak van de wondbehandeling bij een ulcus cruris belangrijk? De wondbehandeling van ulcus cruris is een langdurige zaak, waarbij elke dag weer de zorg gepland moet worden. Daarnaast zijn meerdere disciplines betrokken bij de zorgvrager. De zorgplanning hoort bij uitstek bij het terrein van de verpleegkundige.
5
Welke disciplines zijn betrokken bij de behandeling van een zorgvrager met een geamputeerd onderbeen? De volgende disciplines zijn betrokken bij de behandeling van een zorgvrager met een geamputeerd onderbeen: arts (chirurg, orthopeed, internist, fleboloog), fysiotherapeut, diëtist, verpleegkundige.
© ThiemeMeulenhoff
33
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Een zorgvrager met decubitus en/of smetten verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘IK HEB ER MAAR NIKS OVER GEZEGD’ 1
Welke factoren kunnen meespelen bij het feit dat zich bij mevrouw Groen zo snel een decubituswond graad 3 heeft ontwikkeld? Onderstaande factoren kunnen meespelen bij het feit dat zich bij mevrouw Groen zo snel een decubituswond graad 3 heeft ontwikkeld: • De dagelijkse wasbeurt is drie dagen overgeslagen zodat er geen controle van de stuit is geweest. • Zij heeft weinig gegeten waardoor haar voedingstoestand matig is. • Gezien haar leeftijd heeft ze waarschijnlijk een minder goede doorbloeding. • Waarschijnlijk heeft zij zelf af en toe wat door het bed geschoven, waardoor wrijf- en schuifkrachten extra op haar stuit hebben ingewerkt. • Door de pijnbestrijding na de operatie heeft mevrouw Groen een verminderde pijnbeleving gehad rond haar stuit.
2
Hoe antwoord je op de vraag van mevrouw Groen: ‘Moet ik hierdoor langer in het ziekenhuis blijven?’ Een direct antwoord op de vraag van mevrouw Groen is natuurlijk: ‘Ja, dat denk ik wel.’ Veel is natuurlijk afhankelijk van de wondbehandeling, de mobilisatie van mevrouw Groen en eventueel nog te verwachten complicaties zoals een sepsis. Daarnaast is ook de visie van de arts bepalend. Mogelijk dat mevrouw Groen eerder naar huis kan, maar dan met ondersteuning van een wijkverpleegkundige voor de wondverzorging.
3
Welke maatregelen kun je nemen totdat de zaalarts langs is gekomen? De volgende maatregelen kun je ondertussen nemen. • alsnog een risicoscore vastleggen; • preventieve handelingen optimaliseren aan de hand van risicoscore; • decubitusconsulent om advies vragen rond wondverzorging; • diëtist vragen naar voedingsadvies.
4
Welke adviezen kun je mevrouw Groen alvast geven? Deze adviezen kun je mevrouw Groen alvast geven. • adequate pijnbestrijding vragen; • goed eten en drinken; • zo veel mogelijk wisselligging.
PRAKTIJK: ‘HET JEUKT ZO!’ 1
34
Wat ga je doen in deze situatie en waarom? Het antwoord moet inhouden dat een arts ingeschakeld wordt voor de diagnose. Het gaat immers om een medische diagnose, waartoe verpleegkundigen niet gerechtigd zijn.
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
2
Een zorgvrager met decubitus en/of smetten verzorgen
Als vaststaat dat het om intertrigo gaat, zou dan de diëtist bij de behandeling betrokken moeten worden? Beredeneer je antwoord. De remedie voor de behandeling van intertrigo is vaak een antischimmelbehandeling voorgeschreven door de arts. Daarnaast kan gewichtsvermindering bij Piet dergelijke klachten in de toekomst verminderen. Piet moet daarvoor wel gemotiveerd zijn. Een suggestie van de kant van de verpleegkundige om de diëtist om hulp te vragen kan wel gemaakt worden, maar het ligt aan Piet om hierop in te gaan
KENNISOPDRACHT 1
Hoe kun je de negatieve inwerking van wrijf- en schuifkrachten voorkomen? Negatieve inwerking van wrijf- en schuifkrachen kunnen kun je als volgt voorkomen: • letten op de houding in bed/stoel; • zorgen voor gladde, schone en droge onderlaag; • wisselligging.
2
Wat doe je als verpleegkundige wanneer je decubitus graad 2 constateert bij een zorgvrager? Decubitus graad 2 betekent blaarvorming met al dan niet intact blaardak.Je begint met het (blijven) toepassen van alle preventieve maatregelen. Vervolgens geldt het volgende: • Zorg er bij wisselligging voor dat de zorgvrager niet op de decubitus ligt. Mobiliseren kan alleen als de decubitus niet op de regio rond de zitbeenknobbels zit. • Betrek de zorgvrager bij de behandeling, bespreek wat hij kan doen om de decubituswond te laten genezen. Denk daarbij aan zelf wisselligging toepassen, pijn melden. • Schakel zo nodig de decubitusconsulent in. • Stel het beleid voor de behandeling van de decubitus in overleg met de arts vast en voer het uit. • Noteer en evalueer resultaten van de behandeling.
3
Welke adviezen geef je een zorgvrager met een uitgebreide intertrigo in de schaamstreek? Een zorgvrager met een uitgebreide intertrigo in de schaamstreek moet geadviseerd worden over: • drooghouden van de liezen; • voorkomen van schuren in de liezen; • dragen van katoenen kleding om transpiratievocht op te vangen; • droogdeppen van de liezen.
4
Waarom is voeding een belangrijk onderdeel van de behandeling van decubitus? Bij oudere zorgvragers bestaat vaak een tekort aan voedingsstoffen en energie. Vooral voor de wondgenezing belangrijke voedingsstoffen (eiwit, energie, arginine, vitamines A, B, C en zink) zijn verminderd aanwezig, naast stoffen als vitamines B6, B12, C, D en foliumzuur. Optimale voeding zorgt voor de aanwezigheid van voedingsstoffen en energie in de juiste hoeveelheden.
5
Hoe kun je de psychosociale gevolgen van decubitus bij een zorgvrager verminderen? Op deze vraag zijn vele antwoorden mogelijk. Zaak is dat de student inzicht heeft in de gevolgen van decubitus. Bijvoorbeeld decubitus rond het zitbeen betekent dat de zorgvrager niet in een
© ThiemeMeulenhoff
35
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
stoel kan zitten. Ook het betrekken van de zorgvrager zelf bij de behandeling van decubitus is erg belangrijk. Zelf kunnen werken aan het herstel is voor elke zorgvrager een extra stimulans.
36
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
Wonden met hechtingen verzorgen
Wonden met hechtingen verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: RODE EN GEZWOLLEN WOND 1
Wat zal het antwoord van Zelda zijn op de vraag of Ans direct na de operatie de wond kan zien? Geef een verklaring. Ze mag de wond niet direct na de operatie zien. De eerste 24 uur na de operatie blijft de wond bedekt, omdat dan de beschermende functie van de huid nog niet is hersteld.
2
Waar zal Ans thuis op moeten letten? Dagelijkse wondinspectie op ontstekingverschijnselen en eventuele lekkage.
3
Moet de wond bedekt blijven? Verklaar je antwoord. Nee, de huid is gesloten. Bedekking is alleen nodig als er door schurende kleding schade aan de wond kan optreden.
KENNISOPDRACHT 1
Geef in eigen bewoordingen het belang aan van het beschermen van de wondranden bij een primair gesloten lekkende wond. De student zal in het antwoord moeten verwijzen naar het verweken van de wondranden (macereren) en de gevolgen daarvan voor de wondgenezing.
2
Hoe betrek je een zorgvrager bij de dagelijkse zorg rond een primair gesloten wond? Aandachtspunten zijn: zelfzorg. Laat de zorgvrager zelf de wond beoordelen. Laat de keuze van het dragen van een bedekkend verband afhangen van de locatie van de wond en de wensen van de zorgvrager.
3
Een primair gesloten wond vertoont na drie dagen tekenen van infectie. Stel vast of het volgende hier de oorzaak van kan zijn: 36 uur na de operatie is het verband verwijderd en is de zorgvrager kort onder de douche geweest. Verklaar je antwoord. Dit is niet waarschijnlijk. De beschermende functie van de huid is na 24 uur weer hersteld. Als de zorgvrager geen risico loopt op vertraagde wondgenezing door voedingstekort of een slechte algemene conditie, dan mag je ervan uitgaan dat de oorzaak van de infectie van binnen komt.
4
Vertel in eigen woorden hoe het verzorgingsschema eruit ziet bij een primair gesloten lekkende wond. In het verzorgingsschema moet worden opgenomen: • dagelijkse verbandwisseling; • tweemaal daags wondinspectie; • reinigen van de wond; • beschermen van de wondranden; • overleggen met de behandelende arts bij toename van de lekkage; • schriftelijke rapportage van de bevindingen.
© ThiemeMeulenhoff
37
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
5
38
Leg in eigen woorden uit wat het belang is van een goede rapportage bij de behandeling van een secundair genezende wond. Een secundair genezende wond heeft een vertraagde wondgenezing. Het is wenselijk dat de regelmatige wondinspectie zo goed mogelijk wordt gerapporteerd, zodat wijzigingen worden opgemerkt en een eventuele wondbehandeling kan worden aangepast.
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
Wonden met drains verzorgen
Wonden met drains verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BEST WEL STOER 1
Is er vanwege de stoerheid van Kees aanleiding om hem op een andere dan de gewone manier voor te bereiden op het verwijderen van de drains? Motiveer je antwoord. Kees zal op de gewone manier moeten worden voorbereid net als elke andere zorgvrager. De verpleegkundige legt uit waarom de drain wordt verwijderd en zij geeft informatie over de procedure. Zijn gedrag zal misschien anders doen vermoeden, maar het is de taak van de verpleegkundige om alle informatie over het verwijderen van de drains te geven. Als Kees aangeeft dit niet nodig te vinden, zal de verpleegkundige naar de reden moeten vragen.
2
De eerste drain die je wilt verwijderen, lijkt vast te zitten. Hoe ga je hiermee om? Controleer of een eventuele hechting of pleister is verwijderd. Vervolgens kun je iets harder trekken. Als het dan nog niet lukt of je vertrouwt het niet, informeer dan de arts.
3
Kees geeft tijdens de poging om de eerste drain te verwijderen aan dat hij toch een pijnstiller wil. Wat is jouw reactie? Je zegt tegen Kees dat dat kan.
4
Welke consequentie heeft het geven van een pijnstiller voor het verwijderen van de drains? De enige consequentie is dat je een half uur moet wachten totdat de pijnstiller werkt.
KENNISOPDRACHT 1
Waarom mogen er in de slang naar het opvangsysteem geen lussen zitten waarin het wondvocht kan blijven staan? Als het wondvocht te lang op kamertemperatuur in het systeem blijft, treedt er gemakkelijk een bacteriële verontreiniging op. Omdat zich wondvocht in de lussen kan bevinden, is de kans op bacteriële verontreiniging groter. Daarnaast kan ophoping van wondvocht in het systeem leiden tot verstopping.
2
Als de zorgvrager pijn aangeeft bij een wond met een drain, waar kan dit dan op duiden? Alhoewel in dit hoofdstuk natuurlijk gedacht moet worden aan een verstopte drain moet ook aandacht worden besteed aan andere oorzaken zoals wondinfectie en inadequate pijnbestrijding. Bij een actieve drain kan bij systemen waar het vacuüm wordt geregeld door een aparte vacuümpomp te hard worden gezogen.
3
Beredeneer waarom een drain kan worden verwijderd terwijl er nog een kleine hoeveelheid wondvocht wordt afgevoerd. Als de drain blijft zitten tot hij helemaal niks meer produceert, is de kans op infectie groter, omdat er een verbinding met de buitenlucht bestaat. Het lichaam kan een kleine hoeveelheid wondvocht gemakkelijk zelf absorberen. De behandelend arts maakt tussen deze twee zaken een afweging.
© ThiemeMeulenhoff
39
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Hechtingen en tampons verwijderen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DOUCHEN MET AGRAFEN 1
Waarom is er gekozen voor agrafen? Agrafen of nietjes worden gebruikt om wondranden stevig met elkaar te verbinden. Omdat de zorgvrager na de operatie ook vrij snel weer wordt gemobiliseerd en de kans op spanning op de wond daardoor vergroot wordt, heeft de chirurg gekozen voor agrafen.
2
Jaap vraagt aan jou waarom er voor agrafen is gekozen. Wat is je antwoord? De student zal zich hier moeten afvragen of het op haar gebied ligt om de keuze van de chirurg uit te leggen. Zij zal de zorgvrager moeten verwijzen naar de arts voor het antwoord.
3
Wat is jouw advies over het douchen? De agrafen zijn van roestvrij staal, dus over roesten hoeft hij zich geen zorgen te maken. Hij mag gewoon douchen, maar de wond mag niet lang in aanraking zijn met water, omdat verweking van de wondranden eventueel kan zorgen voor een wonddehiscentie. De wond moet deppend worden gedroogd.
4
Hoe kun je dit het beste uitleggen? De student kan een vergelijking maken met het verwijderen van nietjes uit papier. Ook kan de student de extractor laten zien. Het is voor Jaap Steenbakkers niet mogelijk om te kijken als de agrafen worden verwijderd. Misschien is er op de afdeling ook schriftelijk voorlichtingsmateriaal over het verwijderen van agrafes.
KENNISOPDRACHT
40
1
Bij het verwijderen van hechtingen wordt soms gebruik gemaakt van een schaartje in plaats van een mesje. Kun je daar een reden voor bedenken? Met een schaartje knip je meestal de kleine hechtingen door waarbij het moeilijk is om met de stitchcutter een snijdende beweging te maken.
2
Waarom schrijft de arts soms voor om hechtingen om en om te verwijderen? Om te voorkomen dat de wond wijkt. Dit kan gebeuren bij wonden die langer dan 36 uur sereus wondvocht hebben gelekt. Ook bij wonden waar veel spanning op staat (zoals buikwonden) wordt deze methode van het verwijderen van hechtingen gebruikt.
3
Wanneer worden oplosbare hechtingen gebruikt? Bij het onderhuids hechten van wonden en bij wonden waarbij het haast onmogelijk is om hechtingen te verwijderen (bijvoorbeeld na een kiesextractie of een episiotomie).
© ThiemeMeulenhoff
6
De ademhaling ondersteunen De verzorging van een tracheostoma/tracheacanule ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BROMMERONGELUK 1
De ouders van Damien hebben van de arts te horen gekregen dat hij beademd gaat worden. Ondanks de goede uitleg van de arts zijn er toch wat onduidelijkheden. Zo weten ze niet goed wat een tracheostomie, een tracheotomie en een tracheostoma is. Leg het in eigen woorden uit. Een tracheotomie is een operatief gemaakte opening in de trachea (luchtpijp). De operatieve ingreep van de trachea vindt plaats dwars door de huid aan de voorkant van de hals. Het doel van de operatie is om Damien direct te kunnen beademen, omdat het niet via zijn mond kan. Een tracheostomie is het maken van een tracheostoma.
PRAKTIJK: IK WIL WEL WAT ZEGGEN, MAAR ZOU NIET WETEN HOE 1
Bekijk of je een andere manier kunt verzinnen om met meneer Filippi te communiceren. Meneer Filippi kan niet gebruikmaken van pen en papier als alternatief voor het spreken. Je zult een andere manier moeten zoeken waardoor hij toch kan communiceren. Andere hulpmiddelen die je kunt gebruiken voor de communicatie zijn: • een alfabetbord, hier kun je letters op aanwijzen; • een symbolenbord of -kaarten; • een elektronisch letterbord.
2
Wat zou het voor jou betekenen als jij niet meer zou kunnen praten? Schrijf je gevoelens daarover eens op papier. Eigen mening. Het antwoord op deze vraag kan voor iedereen anders zijn. Het doel van deze opdracht is dat je je verdiept in het gevoel van de zorgvrager, zodat je hem beter kunt begrijpen.
KENNISOPDRACHT 1
‘Bij een zorgvrager met een tracheacanule moet je hygiënisch te werk gaan.’ Wat versta jij onder hygiënisch werken? Is er ook nog verschil tussen een ziekenhuissituatie of een thuissituatie als je kijkt naar het infectiegevaar? Motiveer je antwoord. Onder hygiënisch werken moet je verstaan: het zo schoon mogelijk werken om kruisbesmetting en daardoor infectie te voorkomen. Met een goede handhygiëne kun je al veel infecties voorkomen. Het verschil tussen ziekenhuis en thuis: over het algemeen kun je stellen dat het infectiegevaar in het ziekenhuis groter is dan thuis. Niet omdat er minder hygiënisch gewerkt wordt, maar omdat er meer ziektekiemen aanwezig zijn. Maar in beide situaties moet je een goede hygiëne in acht nemen.
© ThiemeMeulenhoff
41
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
42
2
De logopedist en de fysiotherapeut zijn ook betrokken bij de zorg voor een zorgvrager met een tracheostoma. Hoe zie jij als verpleegkundige jouw taak met betrekking tot deze hulpverleners? De taak die je hebt als verpleegkundige met betrekking tot de andere disciplines, zoals logopedie en fysiotherapie, is dat je zorgt voor een goede coördinatie. Dat betekent: ervoor zorgen dat de zorg goed op elkaar is afgestemd, en dat er een goede uitwisseling van informatie is. Een tweede taak is de functie van intermediair tussen de zorgvrager (die problemen heeft met communiceren) en derden, waaronder andere disciplines.
3
Welke reactie kun je bij de zorgvrager verwachten als hij voor het eerst in de spiegel kijkt naar de tracheostoma? Als een zorgvrager met een tracheacanule voor het eerst in de spiegel kijkt, kun je de volgende reacties verwachten: • angst voor de tracheacanule, en voor reacties van andere mensen; • boosheid, waarom dit de zorgvrager is overkomen; • verdriet.
© ThiemeMeulenhoff
De ademhaling ondersteunen
Zuurstof toedienen
Zuurstof toedienen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ERVARING 1
Mag Marina de handeling uitvoeren? Motiveer je antwoord. Als Marina zich op basis van recente ervaring bekwaam acht, mag zij zuurstof toedienen. Verpleegkundigen moeten als professionals zelf beoordelen of ze tot voorbehouden en risicovolle handelingen bevoegd zijn.
PRAKTIJK: LUID SNURKEN 1
Moet Elly de afdelingsarts meteen inschakelen? Motiveer je antwoord. Voordat ze de afdelingsarts inschakelt, observeert ze hoe meneer Straatman ademt. Als Elly vindt dat de ademhaling afwijkt, is het verstandig dit te melden.
PRAKTIJK: FÖHN EN BORSTEL 1
Wat zal de verpleegkundige antwoorden? Prima als mevrouw de haren van haar man verzorgt, maar veiligheidshalve zonder gebruik van de föhn.
2
Hoe kun je meneer en mevrouw Da Silva informatie geven over de gevaren bij zuurstoftoediening? De heer en mevrouw Da Silva wonen sinds kort in Nederland. Ze spreken slecht Nederlands waardoor het moeilijk is ze goed te informeren. Je kunt ze van informatie voorzien door: • gebruik te maken van de tolkentelefoon; • informatiefolders in het Portugees te geven.
KENNISOPDRACHT 1
Noem twee prikkels vanuit het lichaam die van invloed zijn op de ademhaling. Het zuurstofgehalte en het kooldioxidegehalte in het bloed.
2
Wat is hypoxie? Hoe ontstaat hypoxie? Hypoxie is een zuurstoftekort in de lichaamsweefsels. Het ontstaat als de cellen te weinig zuurstof krijgen. Het verminderde zuurstofaanbod is een gevolg van een verminderde ademhaling.
3
Een zorgvrager krijgt zuurstof toegediend met behulp van een zuurstofbril. De zorgvrager is een beweeglijke slaper. Hierdoor moet je 's nachts vaak controleren of de bril goed zit en nog aangesloten is op het bevochtigingsreservoir. Hoe kun je dit voorkomen? Je kunt de slang tussen de zuurstofbril en het bevochtigingsreservoir verlengen. Hierdoor krijgt de zorgvrager meer bewegingsvrijheid. Als de zuurstofbril niet goed blijft zitten, kun je ook overwegen of een zuurstofkatheter een oplossing is. De zorgsituatie moet in dat geval wel het gebruik van een zuurstofkatheter toelaten.
© ThiemeMeulenhoff
43
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
44
4
Een zorgvrager krijgt zuurstof toegediend via een zuurstofkatheter. Hij voelt zich een beetje misselijk en heeft last van een opgeblazen gevoel. Wat is er aan de hand? Hoe los je het op? De zuurstofkatheter zit waarschijnlijk te diep. Dit veroorzaakt maagdilatatie. Je trekt de zuurstofkatheter een stukje terug en kijkt of de klachten afnemen.
5
Een zorgvrager (72 jaar) met chronische bronchitis krijgt zuurstof toegediend. Hij ligt apart op een kamer. De zorgvrager is aan de beterende hand. De zuurstoftoediening mag binnenkort gestaakt worden. De man vindt het heerlijk om af en toe een sigaartje te roken. Moet je hem dat verbieden? Welke voorzorgsmaatregelen moet je nemen als je het hem toestaat? Je kunt de zorgvrager erop wijzen dat roken slecht voor hem is en dat hij beter kan stoppen met roken. Het is de vraag of dat veel zin heeft gezien zijn leeftijd en zijn ervaring met zijn ziekte. Overleg met de behandelend arts of je dit mag toestaan. Als de zorgvrager zijn sigaartje mag roken, zorg dan dat je de zuurstofkraan dichtdraait. Ontkoppel de aanvoerslang van het bevochtigingsreservoir en begeleid de zorgvrager naar een ruimte waar gerookt mag worden.
6
Een zorgvrager krijgt zuurstof toegediend. Je observeert de zorgvrager en constateert dat de hypoxie niet afneemt. Wat doe je? Wat is het gevaar van deze situatie? Je geeft het meteen door aan de arts en volgt zijn aanwijzingen. Ondertussen blijf je de zorgvrager goed observeren en noteert wat je waarneemt. Het gevaar is dat de hypoxie toeneemt en de zorgvrager langzaam in coma zakt.
7
Een zorgvrager klaagt tijdens de zuurstoftoediening over een droge mond. Wat kun je hieraan doen? Je controleert of het bevochtigingsreservoir voldoende gedestilleerd water bevat. Vervolgens kijk je of je de mondverzorging kunt verbeteren. De mondverzorging is afhankelijk van de manier waarop de zorgvrager zuurstof krijgt toegediend. Zorgvragers met een zuurstofkatheter, zuurstofbril of een eenvoudig zuurstofmasker kun je adviseren vaker een slokje water te nemen of op een zuurtje te zuigen. Zorgvragers die de mond niet zelf kunnen verzorgen, help je door regelmatig de mond nat te maken met een nat gaasje of wattentip.
© ThiemeMeulenhoff
De ademhaling ondersteunen
Het uitzuigen van de mond- en keelholte
Het uitzuigen van de mond- en keelholte ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE JUISTE BEHANDELING GEEFT WEER LUCHT 1
Welke stappen volg je als je een zorgvrager aantreft die het zo benauwd heeft? Controleer of meneer Janszen de juiste ademhalingstechniek gebruikt. Check via het zorgvragersdossier of hij het al eerder zo benauwd heeft gehad, en zo ja: welke oplossing toen is gekozen. In bepaalde situaties is het verstandig de fysiotherapie in te schakelen, bijvoorbeeld voor tapotage (kloppen, om het slijm in de luchtwegen los te maken). Is dat niet mogelijk, dan is het noodzakelijk om in overleg met de arts de mond- en keelholte uit te zuigen. Het is belangrijk dat je de heer Janszen van tevoren duidelijk uitlegt wat er gaat gebeuren om te voorkomen dat hij in paniek raakt en het hierdoor nog benauwder krijgt.
KENNISOPDRACHT 1
De ophoping van speeksel en sputum in de lagere luchtwegen is niet volledig op te heffen door het uitzuigen. Waarom heeft deze behandeling dan toch een gunstig effect? Deze behandeling zorgt wel voor effectieve reiniging van de bovenste luchtwegen, stimuleert de algehele luchtventilatie en voorkomt het uitzakken van slijm en sputum naar lagere delen.
2
Door langdurig en/of frequent uitzuigen kan irritatie van het slijmvlies van de zorgvrager ontstaan. Waarom is deze behandeling dan toch nog te rechtvaardigen? Ademhalen is van levensbelang. Iemand die niet in staat is zelfstandig de luchtweg vrij te houden, moet hierbij geholpen worden. Door een zorgvuldige (voorzichtige) aanpak blijven slijmvliesbeschadigingen meestal redelijk beperkt, maar ook al zou dat niet het geval zijn, dan nóg is het uitzuigen noodzakelijk. Wie niet kan ademhalen, is immers ten dode opgeschreven.
3
Een erg benauwde zorgvrager raakt helemaal in paniek als je de uitzuigkatheter wilt inbrengen. Daardoor wordt de ademhaling nog meer ontregeld. Zo erg dat de kans bestaat op bewustzijnsverlies. Wat doe je? Probeer met overtuigingskracht uit te leggen dat deze behandeling maar even duurt. Geef aan hoe de zorgvrager actief kan bijdragen om de tijdsduur tot een minimum te beperken, namelijk door slijm op te hoesten vlak voor en tijdens het uitzuigen. Op die manier loopt het uitzuigen gemakkelijker en sneller én hoeft de zorgvrager dit niet lijdzaam te ondergaan, maar kan deze zelf meewerken aan het gewenste resultaat. Bovendien: als de zorgvrager precies weet wat er gebeurt, nemen de paniekgevoelens hoogstwaarschijnlijk wat af. Als de zorgvrager na afloop wat tot rust gekomen is, is het van belang dat de verpleegkundige de tijd neemt om uitleg en voorlichting te geven over het uitzuigen en eventuele vragen van de zorgvrager te beantwoorden.
© ThiemeMeulenhoff
45
7
Vloeistoffen parenteraal toedienen Parenteraal toedienen van vloeistoffen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: UITGEDROOGD 1
Krijgt mevrouw een perifeer of een centraal infuus? Licht je antwoord toe. De kans is groot dat de arts kiest voor een perifeer infuus als mevrouw Jansen goede vaten heeft en de infusietherapie maar enkele dagen zal duren. Als de situatie van mevrouw Jansen weer snel stabiel wordt, volstaat een perifeer infuus.
2
Zal de arts, in het geval van mevrouw Jansen, kiezen voor een isotone, hypertone of hypotone infuusvloeistof. Licht je antwoord toe. De arts zal in verband met de uitdrogingsverschijnselen kiezen voor de hypotone infuusvloeistof. Deze vloeistof is van een lagere concentratie dan de lichaamseigen vloeistoffen in de weefsels en het bloed in de bloedbaan. De cellen zullen de vloeistof snel opnemen.
PRAKTIJK: TIJD VOOR VERVANGING 1
Welke materialen heb je nodig om een infuussysteem te vervangen? Een infuuskolf met een neutrale vloeistof, een infuussysteem, een celstofmatje, steriel doorzichtige afdekfolie, wegwerp handschoenen en een afvalzakje.
2
Waar moet je bij het materiaal op letten? Het is vooral belangrijk om te kijken naar de vervaldatum van de infuusvloeistof.
3
Wat zet je klaar? Alle benodigdheden zet je klaar op een schoon werkvlak. Zodanig dat je er gemakkelijke bij kunt.
4
Waar worden infuusvloeistoffen bewaard? De infuusvloeistoffen worden op kamertemperatuur, in bijvoorbeeld een kast bewaard.
PRAKTIJK: ZELFZORG? 1
Reken voor beide vloeistoffen de druppelsnelheid uit om te controleren of Claudia gelijk heeft. 2000 ml x 20 =) 40000 : 1320 = 31 druppels voor de zakken met Glucose 5 procent (100 ml x 20 =) 2000 : 60 = 33 druppels voor de zakjes met de NaCl 0,9 procent
KENNISOPDRACHT 1
Hoe vaak moet je een infuussysteem vervangen? Waarom is dat nodig? Hoe vervang je een infuussysteem? Waar let je tijdens het vervangen op?
© ThiemeMeulenhoff
47
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Het infuussysteem moet je minimaal tweemaal per week vervangen, om de doorgankelijkheid te waarborgen en infectie te voorkomen. Tijdens het vervangen van het infuussysteem is het vooral van belang dat je aseptisch te werk gaat. Je moet vooraf de insteekopening inspecteren op complicaties. Mogelijke complicaties kunnen zijn: flebitis, thromboflebitis, infectie rondom de insteekopening of subcutaan inlopen van de infuusvloeistof. Bij deze complicaties moet het infuus worden verwijderd en zo nodig op een andere plaats worden ingebracht. Een infuussysteem kan vervangen worden door eerst een nieuw infuussysteem te vullen met een neutrale vloeistof zoals dat ook gebeurt als een infuus voor de eerste keer wordt ingebracht. Het infuussysteem wordt eveneens al druppelend aangesloten aan de venflon of de centraal veneuze katheter.
48
2
Na twee dagen zie je bij mevrouw De Jong dat de inloopsnelheid van haar infuus nog maar langzaam is. Welke mogelijke complicatie zou er opgetreden kunnen zijn? Hoe controleer je dat? Wat zijn vervolgens je verpleegkundige interventies? Mogelijke complicaties kunnen zijn: flebitis, thromboflebitis, infectie rondom de insteekopening of subcutaan inlopen van de infuusvloeistof. Een flebitis of een thromboflebitis en een infectie rondom de insteekopening kun je herkennen aan roodheid, warmte, zwelling en pijn. Bij een infectie kan er zelfs pusvorming zijn. Je controleert of er sprake is van een flebitis, thromboflebitis of een infectie rondom de insteekopening door het verband eraf te halen en de insteekopening goed te inspecteren. Het subcutaan inlopen van infuusvloeistof is te zien aan oedeem bij de insteekopening. Dit kun je controleren door de infuuszak lager te hangen dan de plaats waar de venflonnaald zit. Als de venflon nog goed in de vene zit dan loopt er bloed terug in het infuussysteem en anders niet. Dan kun je ervan uitgaan dat de infuusvloeistof subcutaan inloopt. Als je constateert dat een van deze complicatie is opgetreden zul je na overleg met de arts het infuus verwijderen. De ontstekingsreactie kan verzacht worden met een desinfecterende zalf afgedekt met een steriel gaasje op de insteekopening. De pijn bij een thromboflebitis kan worden verzacht met een natte zwachtel.
3
Terwijl je een nieuwe infuuszak wilt aanhangen, zie je dat de vloeistof troebel is. Wat doe je hiermee? Troebele infuusvloeistof kan niet worden gebruikt. Deze hoort namelijk helder te zijn. Controleer de vervaldatum en rapporteer je bevindingen aan de apotheek.
4
De heer Ebben heeft blaaskanker en krijgt hiervoor cytostatica per centraal infuus. Hij heeft een getunnelde centraal-veneuze katheter in de vena subclavia. De cytostatica zitten in een infuusfles met een beluchtingsslang. Wat kan er bij deze meneer fout gaan en waarom? Welke voorzorgsmaatregelen kun je als verpleegkundige nemen? Een ernstige complicatie bij een centraal veneuze katheter is een luchtembolie. Bij een infuusfles kan er gemakkelijk lucht in het infuussysteem schieten. Zorg ervoor dat de beluchtingsslang goed aan de fles zit vastgeplakt. Maak bij het infuus gebruik van een infuuspomp. Controleer met enige regelmaat het infuus, het infuussysteem en vooral het welbevinden van de zorgvrager zelf.
5
Nicole is opgenomen met premature weeën. Zij krijgt weeënremmende middelen toegediend via een spuitpomp. Desondanks lijken de weeën steeds erger te worden. De gynaecoloog besluit om een echo te maken. De echokamer is twee verdiepingen lager. Wat zijn verpleegkundige aspecten tijdens het vervoer van Nicole? De spuitpomp kan worden meegenomen. Iedere infuuspomp heeft ook een accu waardoor de infusietherapie niet hoeft te worden onderbroken.
© ThiemeMeulenhoff
Vloeistoffen parenteraal toedienen
Parenteraal toedienen van vloeistoffen
6
Wat stel je precies in bij een infuuspomp? De druppelsnelheid per minuut.
7
Je ziet dat bij mevrouw Meurs het infuus subcutaan loopt. Je collega Roel wil de venflon iets terugtrekken waardoor deze weer in de vene zit. Mag Roel dat op deze manier doen? Licht je antwoord toe. Nee, dat mag Roel niet doen. Als het infuus subcutaan zit dan moet het worden verwijderd. Er is door het subcutaan inlopen van infuusvloeistoffen een oedeem ontstaan. Ook al komt de venflon weer goed in de vene terecht de kans dat de infuusvloeistof goed zal inlopen is door het aanwezige oedeem erg klein. De kans op irritatie is aanwezig. De zorgvrager zal daarna alleen maar meer hinder ervaren.
© ThiemeMeulenhoff
49
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Een transfusie uitvoeren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HOOFDPIJN 1
Waar zouden deze verschijnselen op kunnen duiden? Deze verschijnselen zouden een mogelijke transfusiereactie kunnen zijn. Ze kunnen duiden op een allergie, een acute hemolytische transfusiereactie of een overvulling van het vaatstelsel.
2
Welke interventies zou Corrie moeten toepassen? Corrie zal in overleg met de arts de transfusie moeten staken en het infuussysteem moeten verwisselen voor een schoon infuussysteem dat gevuld is met infuusvloeistof met NaCl 0,9%. Daarna zal zij de vitale functies van mevrouw Derksen in de gaten moeten houden (pols, temperatuur, bloeddruk, ademhaling en bewustzijn) en de urineproductie. Zij moet de resultaten van haar observaties registreren op het infuusschema en in het zorgdossier. De halflege zak en de derde zak erytrocyten moeten voor onderzoek teruggebracht worden naar de bloedtransfusiedienst of het laboratorium.
KENNISOPDRACHT
50
1
Heeft de zorgvrager keuzevrijheid in het wel of niet accepteren van een bloedtransfusie? Welke verpleegkundige interventies zou je bij deze vraag kunnen toepassen? Motiveer je antwoord. Uiteraard kan een zorgvrager zelf een besluit nemen of hij wel of niet een transfusie van een bloedproduct wil. De zorgvrager zal wel op de hoogte gesteld moeten worden van de gevolgen als hij niet instemt met de transfusie. De arts zal hierover de zorgvrager duidelijk moeten informeren. De verpleegkundige kan de zorgvrager begeleiden in het maken van een bewuste keus.
2
Als een zorgvrager een transfusiereactie krijgt, wie is dan bevoegd om de bloedtransfusie te stoppen of door te laten gaan? Motiveer je antwoord. De arts is eindverantwoordelijk voor de bloedtransfusie. De verpleegkundige voert de transfusie uit en is verantwoordelijk voor een goede observatie van mogelijke transfusiereacties. De verpleegkundige moet altijd de arts waarschuwen en in overleg met hem handelen. Als er een ernstige reactie optreedt, zal zij direct moeten handelen als het leven van de zorgvrager in gevaar komt. De verpleegkundige zal dan het infuus overschakelen naar NaCl 0,9% en daarna de arts waarschuwen. Transfusiereacties kunnen zo heftig zijn dat het goed is een arts hierover in te lichten en verder het beleid en of behandeling door hem te laten bepalen.
3
Sommige mensen zijn uit religieuze motieven tegen het ontvangen van een bloedproduct. Zoek op internet welke religies dat zijn en welke beweegredenen hieraan ten grondslag liggen. Jehova's getuigen zijn tegen bloedtransfusies. Zij geloven dat het afstaan van een orgaan in overtreding is met het boek Leviticus 19:28. Als gelovige dien je onnodige verminking van het lichaam te vermijden. Transplantatie is tegen Gods wil vinden Jehova's getuigen.
4
Bij het uitvoeren van een bloedtransfusie wordt een zorgvrager steeds opnieuw gecontroleerd. Waarom is dat? Waarom moet dit zo vaak gebeuren? Licht je antwoord toe. Vergelijking van de gegevens op het bloedproduct met die van de zorgvrager moet plaatsvinden om er zeker van te zijn dat deze met elkaar overeenkomen. Daarnaast worden de vitale functies van de zorgvrager gecontroleerd, volgens de voorschriften in de instelling. Door controle van
© ThiemeMeulenhoff
Vloeistoffen parenteraal toedienen
Een transfusie uitvoeren
de vitale functies, kan de verpleegkundige controleren hoe de zorgvrager reageert op de bloedtransfusie. 5
Maya haalt een zakje erytrocyten uit de koelkast. Het zakje is bestemd voor mevrouw Buys. Zij wil het direct aan het infuus aanhangen. Kan dat? Welke interventies moet zij toepassen? Zij moet eerst controleren of de gegevens van de zorgvrager overeenkomen met het zakje erytrocyten. Als dit het geval is, moet zij dit registreren. Daarna moet zij het infuussysteem doorspoelen met infusievloeistof met NaCl 0,9%. De erytrocyten moeten voorzichtig worden opgewarmd door deze buiten de koelkast te leggen of de kolf in de handen te nemen. Daarna kan Maya de kolf met erytrocyten aan het infuus hangen.
6
Als alle zakjes erytrocyten het infuus zijn ingelopen wil Renée het infuus meteen verwijderen. Wat zal Renée moeten doen voordat zij het infuus afkoppelt? Renée moet eerst het infuus doorspoelen met infusievloeistof met NaCl 0,9%, zodat zoveel mogelijk van het bloedproduct in het lichaam komt.
7
Welke gegevens moet je controleren voordat je een bloedproduct kunt toedienen? Welke gegevens worden achteraf geregistreerd? Wat zijn de redenen voor registratie? De gegevens op het aanvraagformulier en de informatie in het dossier van de zorgvrager moeten met elkaar overeenkomen. • achternaam en voorletters; • geboortedatum; • bloedgroep en rhesusfactor; • resultaten van de kruisproef; • vervaldatum. Daarnaast is het belangrijk de vitale functies van de zorgvrager te controleren en deze vóór, tijdens en na de bloedtransfusie te registreren. Aan deze gegevens kan worden afgelezen hoe de zorgvrager op de transfusie reageert. Tenslotte moet de verpleegkundige op de daarvoor bestemde infuuslijst te worden gerapporteerd: • tijdstip van beëindigen van de transfusie; • eventuele bijzonderheden, denk hierbij ook aan de beleving van de zorgvrager; • naam van degene die de transfusie heeft uitgevoerd. In het zorgdossier moeten deze gegevens ook gerapporteerd worden.
© ThiemeMeulenhoff
51
8
Zorgvragers met blaaskatheters en maagsondes verzorgen Het inbrengen van een blaaskatheter ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KATHETERISATIE NA OPERATIE 1
Moet de ervaren verpleegkundige in deze situatie een arts waarschuwen of mag ze, gezien haar ervaring, zelf besluiten tot katheterisatie? De verpleegkundige moet hoe dan ook een arts waarschuwen, ondanks dat ze van tevoren voor 100% zeker weet dat er een opdracht tot katheterisatie zal volgen. Katheterisatie is een voorbehouden handeling en mag door verpleegkundigen daarom alleen in opdracht van een arts (of verloskundige) worden gedaan. Als katheterisatie op een afdeling veelvuldig voorkomt kunnen de arts en de verpleegkundigen besluiten tot ‘functionele zelfstandigheid’ voor de verpleegkundigen. De situaties waarin zelfstandig moet/mag worden gekatheteriseerd worden dan nauwgezet omschreven.
2
Voor welke vorm van katheterisatie zal in deze situatie worden gekozen? Waarom? Welke soort katheter zal er worden gebruikt? Er zal gekozen worden voor eenmalige katheterisatie, met een enkellumen katheter. Er is op dit moment geen aanleiding om voor een verblijfskatheter of meermalig katheteriseren te kiezen.
PRAKTIJK: INBRENGEN VAN KATHETER NA BLAASOPERATIE 1
Op de operatiekamer zijn niet de juiste katheters voorradig. De uroloog vraagt om de katheter met meneer Merksen mee te geven als hij voor de operatie mag komen. Welk soort katheter zou jij mee moeten geven? Motiveer je antwoord. De katheter die je mee geeft als meneer voor operatie gaat moet voldoen aan: • een grote charrière, na de operatie zal meneer bloed en stolsels via de katheter uitscheiden (een katheter met een grote charrière verkleint de kans op verstopping); • een drielumen katheter, meneer zal na de operatie waarschijnlijk veel gespoeld moeten worden om bloed en stolsels uit de blaas te houden.
2
Een dag na de operatie geeft meneer Merksen aan dat hij meer pijn heeft. Hij heeft koorts en het gevoel dat hij constant moet plassen. Wat kan er aan de hand zijn? De pijn zou het gevolg kunnen zijn van een urineweginfectie, zeker in combinatie met de koorts. Maar kan ook komen door blaaskrampen. De koorts zou het gevolg kunnen zijn van een urineweginfectie, maar kan ook komen door infectie van de operatiewond. De aandrang om te plassen kan komen door de blaaskrampen, een reactie van de blaas op het ballonnetje, door een stolsel in de katheter dat zorgt voor een belemmerde afvloed van de urine of door een knik in de zak.
© ThiemeMeulenhoff
53
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
KENNISOPDRACHT
54
1
Kan een zorgvrager met een suprapubische katheter zelf plassen? Motiveer je antwoord. Een zorgvrager met een suprapubische katheter kan zelf plassen. Maar dan moet de katheter wel afgesloten zijn, anders wordt de blaas continue geleegd en zal er geen aandrang zijn om te plassen. De katheter wordt gebruikt om eventueel residu te verwijderen.
2
Wat is volgens jou de reden waarom vrouwen met een verblijfskatheter eerder last kunnen hebben van een blaasontsteking dan mannen? Vrouwen hebben sneller kans op een blaasontsteking omdat de urethra korter is dan bij mannen. Hierdoor zijn de bacteriën sneller in de blaas bij de vrouw dan bij de man.
3
Beargumenteer waarom intermitterend katheteriseren in de thuissituatie of in een revalidatiecentrum vaker voorkomt. Thuis, maar nog meer in een revalidatiecentrum is de zorg vooral gericht op het stimuleren in stand houden van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de zorgvrager. De handeling is makkelijk te leren en de zorgvrager heeft meer het gevoel controle op eigen leven te hebben/houden. Dit kan het gevoel van eigenwaarde vergroten. De zorgvrager heeft geen hinder van ene katheter en een katheterzak tijdens het mobiliseren en revalideren. De zorgvrager is mobieler en blijft langer mobiel. Intermitterende katheterisatie heeft een kleinere kans op infectie; thuis en in de revalidatiecentra zijn minder bacteriën.
4
Als je moet katheteriseren, moet je een keuze maken voor een bepaalde katheter. Welke afwegingen maak je voordat je een keuze maakt? Je kijkt eerst wie je voor je hebt: gaat het om een kind of volwassene. Bij een volwassene: man of vrouw, lichaamsbouw. Dit is van belang om de charrière te bepalen. Vervolgens kijk je naar de indicatie voor katheteriseren: eenmalig, verblijfskatheter, voor blaasspoelen. Dan schat je in hoe lang de zorgvrager een katheter zal houden. Katheters zijn van verschillend materiaal gemaakt en hebben een verschillende levensduur.
5
Wat zijn belangrijke aandachtpunten als je een zorgvrager moet katheteriseren? Nagaan of de zorgvrager op de hoogte is, zo nodig de zorgvrager in- en voorlichten. • Zorg voor een rustige omgeving. • Leg alles van tevoren klaar en leg het juiste materiaal klaar. • Werk steriel. • Evalueer het katheteriseren met de zorgvrager. • Noteer bijzonderheden in het dossier.
© ThiemeMeulenhoff
Zorgvragers met blaaskatheters en maagsondes verzorgen
Een maagsonde inbrengen en verzorgen
Een maagsonde inbrengen en verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: 1
Met welke argumenten kan de verpleegkundige Sjors ervan overtuigen dat hij wél op het voorstel in zou moeten gaan? De voordelen van een PEG sonde zijn dat de zorgvrager veel minder hinder ervaart van de PEG sonde dan van de maagsonde. Een PEG-sonde zit niet in de weg en hoeft niet steeds opnieuw te worden ingebracht. Daarbij is een PEG sonde cosmetisch meer aanvaardbaar, doordat anderen geen sonde in de neus zien.
KENNISOPDRACHT 1
Nadat je bij een zorgvrager een sonde hebt ingebracht, informeer je hoe hij de handeling heeft ervaren, waarom is dat zo belangrijk? Het is belangrijk om na te vragen hoe de zorgvrager de handeling heeft ervaren, omdat je op deze manier direct kan inspelen op de gevoelens die het bij de zorgvrager oproept. Ook is het van belang om te weten of je voor de volgende keer de handeling iets anders zou moeten uitvoeren, of juist niet.
2
Een zorgvrager met een sonde geeft aan pijn te hebben aan zijn neus, je kijkt ernaar en ziet dat het rood is. Wat doe je hieraan? Als een zorgvrager met een sonde pijn aan zijn neus aangeeft en er een rode plek waarneembaar is, controleer je of de sonde niet tegen de neus gefixeerd is. Als dit het geval is fixeer je de sonde opnieuw. Is dit niet het geval zou het nodig kunnen zijn om de sonde via het andere neusgat in te brengen.
3
Bij het verwijderen van een sonde is er kans op aspiratie, waaraan herken je dit? Aspiratie herken je vaak doordat de zorgvrager hoest of het benauwd krijgt.
4
Wat moet je doen om deze kans te verkleinen? Bij het verwijderen van de sonde kun je dit voorkomen door de sonde afgesloten te verwijderen op het moment dat de zorgvrager inademt.
5
Als je de huid rondom de opening van de PEG-sonde moet controleren op eventuele ontstekingen, waar let je dan op? Verschijnselen die wijze op een ontsteking zijn: pijn, roodheid, warmte en dikker worden van de desbetreffende plaats.
© ThiemeMeulenhoff
55
9
De lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen Warmte- en koudebehandelingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET ALTERNATIEF 1
Zou je in dit geval stralingswarmte toe kunnen passen? Motiveer je antwoord. Nee, stralingswarmte is geen optie. De onrust en verwarde periodes van mevrouw Kamp vormen een te groot risico. Hierdoor kunnen onveilige situaties ontstaan. Bovendien werkt stralingswarmte oppervlakkig. Het wegnemen van de pijn die wordt veroorzaakt door reumatische artritis wordt dan niet gehaald.
2
Hoe zou je in dit geval droge geleidingswarmte kunnen toedienen? Motiveer je antwoord. Je kunt de arts vragen of je het cold-hot pack met een kussensloop om de dekenboog mag spannen, zodat het pack boven de knieën kan zweven. Het gevolg is dat de huid daardoor het minst wordt belast; de dieptewerking wel iets afneemt, maar niet zoveel dat de werking verloren gaat.
PRAKTIJK: PIJNSTILLERS 1
Zou je meneer Haaksma een koudebehandeling adviseren? Motiveer je antwoord. Ja, het toedienen van koude vermindert de pijn en bevordert vasoconstrictie waardoor de kans op een nabloeding kleiner wordt.
2
Hoe zou je de koudebehandeling kunnen toedienen? Toedienen met een ijskraag of een ijsblaas. Zorg ervoor dat je de ijskraag of ijsblaas niet direct op de huid aanbrengt. Daarnaast kun je hem koude dranken en/of ijs aanbieden.
3
Hoe houd je de toepassing op zijn plaats? Je kunt de ijsblaas of ijskraag met een handdoek of zwachtel rond de hals fixeren.
KENNISOPDRACHT 1
De knie van een zorgvrager is gezwollen. Kun je aan de huid zien of de zwelling het gevolg is van een ontsteking of een blessure? Motiveer je antwoord. Bij een ontsteking voelt de huid van de gekwetste knie warmer aan dan de huid van de andere knie. De huid kan rood van kleur zijn.Bij een zwelling na een blessure is er geen plaatselijke temperatuursverhoging. De huidskleur is: • normaal; • iets doorschijnend (vocht); • licht blauw verkleurd (bloedingen).
© ThiemeMeulenhoff
57
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
2
Je bent alleen thuis. Bij het opruimen loop je met twee volle handen de trap af en mist de laatste tree. Je verzwikt je enkel. Een stekende pijn schiet door je enkel heen en je ziet een zwelling opkomen. Welke actie onderneem je en wat gebruik je daarbij? Motiveer je antwoord. Wat is het doel van je actie? Je hinkelt zo snel mogelijk naar de koelkast en kijkt of je iets in het vriesvak kunt vinden om de zwelling zo snel mogelijk te koelen. Het is niet waarschijnlijk dat je een cold pack in de vriezer hebt liggen, maar een bakje ijsklontjes of een bevroren pak spinazie levert hetzelfde resultaat op. Doe de ijsklontjes in goed afsluitbaar plastic zakje. Gebruik bijvoorbeeld een theedoek als tussenlaag tussen huid en toepassing ter voorkoming van bevriezing. De koude vermindert immers de zintuiglijke waarneming. Een alternatief is de enkel 15 minuten onder een koude waterstraal te houden. Let er dan wel op dat de zwelling niet direct onder de waterstraal komt. De beschadigde bloedvaten kunnen zich moeilijk sluiten onder de druk van de waterstraal. Door de koudetoepassing breng je de zwelling tot staan, zodat het andere weefsel niet kan beschadigen. De koude stelpt een eventuele bloeding en zorgt ervoor dat de vochtproductie afneemt.
3
Meneer Zondervan heeft een chronische aandoening. Hij heeft veel baat gehad bij de warmtebehandelingen in het ziekenhuis. Zij namen niet alleen de ontsteking weg, maar verlichtten ook de pijn. Morgen mag hij naar huis. Het is niet noodzakelijk om de warmtebehandelingen thuis voort te zetten. Meneer Zondervan vraagt je wat hij thuis kan doen om de pijnaanvallen te verlichten? Geef aanwijzingen hoe meneer Zondervan zijn lichaamstemperatuur goed op peil kan houden door: • warme kleding; • aangename omgevingstemperatuur; • elektrische deken • warmtelamp. Kijk of er foldermateriaal is van een lotgenotenvereniging waar meneer Zondervan zich bij aan kan sluiten. Lotgenoten zijn creatief in het vinden van oplossingen.
58
© ThiemeMeulenhoff
10 Orgaanspoelingen uitvoeren Spoelen van de blaas ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: CONTINU SPOELEN GRAAG 1
Jij bent als verpleegkundige verantwoordelijk voor de uitvoering van de blaasspoeling. Waar moet je bij meneer Jansen vooral op letten. Meneer Jansen is pas geopereerd. Je let dus goed op de aanwezigheid van bloedstolsels in de teruggespoelde vloeistof en op de kleur. Ook let je goed op pijnsignalen. Je controleert zorgvuldig of de hoeveelheid teruggespoelde vloeistof overeenkomt met de ingelopen vloeistof. Als er minder terugvloeit, waarschuw je de arts. Ook als er meer vocht terugvloeit dan is ingelopen, waarschuw je de arts.
2
De tweede dag klaagt meneer Jansen over pijn tijdens het spoelen. Vind je het nodig om de arts te waarschuwen? Licht je antwoord toe. Je vraagt eerst aan meneer Jansen of hij de pijn precies kan aangeven en hoe lang deze al duurt en op welke momenten de pijn optreedt. Als de pijn niet verdwijnt door ondersteuning in de vorm van het langzamer toedienen van vloeistof of tijdelijk onderbreken, of door hem gerust te stellen, waarschuw je de arts.
PRAKTIJK: INCONTINENT 1
Welke informatie heb je nodig voordat je kunt beginnen met de blaasspoeling? Je hebt een opdracht nodig van de arts waarin staat op welke wijze de blaasspoeling moet worden uitgevoerd, met welk spoelmiddel en met welk doel. Ook moet je weten welke soort katheter de heer Peters heeft. Verder is het belangrijk dat je weet wat de heer Peters zelf kan en wat niet en waar hij pijn heeft (informatie uit verpleegkundig dossier).
2
Welke materialen heb je nodig voor de blaasspoeling? Urotainer, desinfecterend wattenstokje, bekken, klem of kocher, urineopvangzak, onderlegger van celstof, niet-steriele handschoenen, afvalzak en een waskom met lauwwarm water.
3
Op welke manieren kun je de heer Peters het beste ondersteunen? De heer Peters is bedlegerig. Je kunt in praktische zin ondersteuning geven door hulp te bieden bij het uitkleden en aannemen van een platte lichaamshouding. Door zijn verwondingen kan de zorgvrager dit immers niet goed zelf. Let hierbij goed op de zorgvrager geen onnodige pijn te doen. Doordat de heer Peters veel nog niet zelf kan, voelt hij zich erg afhankelijk. Het is belangrijk dat je rekening houdt met deze gevoelens. Het spoelen zal voorlopig dagelijks gebeuren. Het is belangrijk dat je de zorgvrager goed uitlegt waarom het nodig is en afspreekt op welk moment van de dag deze handeling zal plaatsvinden.
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het belangrijkste verschil tussen de open en gesloten methode van blaasspoelen?
© ThiemeMeulenhoff
59
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Bij het blaasspoelen met de open methode is de kans op infectie aanzienlijk groter door de open verbinding via de drie kanalen van de katheter.
60
2
Leg uit waarom het in alle situaties van blaasspoelen belangrijk is om de teruggelopen vloeistof regelmatig te controleren en observeren. Er kan tijdens het spoelen een bloeding ontstaan. Tevens kan er bij elke methode bijmenging van bloedresten, pus of steengruis zijn. Dat heeft in principe niets met de methode van spoelen te doen.
3
Wat kan er gebeuren als je vergeet de urinezak van de zorgvrager op tijd te legen? Er ontstaat ophoping van urine in de urineweg en in de blaas, waardoor de druk in de blaas en in de urinewegen toeneemt. Dit kan ernstige gevolgen hebben, afhankelijk van de redenen waarvoor de katheter werd ingebracht.
4
Wat is het voordeel van een drielumen katheter? Spoelen van de blaas kan plaatsvinden zonder de katheter te ontkoppelen van het afvoersysteem.
5
Welke problemen kun je tegenkomen tijdens de uitvoering van een blaasspoeling? Een zorgvrager kan pijn hebben. Soms lukt het niet goed om de vloeistof in te laten lopen (weerstand). Soms loopt er minder spoelvloeistof terug dan is ingelopen of juist andersom.
6
In welke situaties is het nodig de arts te waarschuwen? Je waarschuwt altijd de arts bij problemen zoals die bij vraag 5 zijn beschreven.
7
Wat kun je doen als een zorgvrager pijn heeft bij het inlopen van de spoelvloeistof? Je kunt de snelheid waarmee de spoelvloeistof inloopt, verlagen of tijdelijk onderbreken. Je kunt de zorgvrager geruststellen of informeren waardoor pijn kan ontstaan.
8
Geef ten minste drie oorzaken waardoor een zorgvrager zich tijdens de blaasspoeling onprettig kan voelen. De zorgvrager kan zich onprettig voelen vanwege het ontkleedde onderlichaam, aanraken van intieme lichaamsdelen, angst voor pijn, aandrang om te plassen, gebrek aan informatie.
9
Geef bij elke oorzaak aan op welke manier je de zorgvrager kunt ondersteunen. • Zorg ervoor dat de zorgvrager zo comfortabel mogelijk ligt, zorg dat bedgordijnen gesloten zijn, bied eventueel hulp aan bij uitkleden en goed liggen, laat de zorgvrager niet onnodig lang op deze manier liggen. • Vertel de zorgvrager vooraf duidelijk wat je gaat doen, wees secuur en voorzichtig zodat je niet iemand per ongeluk pijn doet of onnodig aanraakt. • Vertel ook wat eventueel pijn kan doen, wat voor soort pijn dat is en vraag of hij wil aangeven als hij pijn krijgt. • Informeer de zorgvrager dat een gevoel van aandrang om te plassen, kan ontstaan. • Stimuleer de zorgvrager te vragen wat hij niet begrijpt.
© ThiemeMeulenhoff
Orgaanspoelingen uitvoeren
Spoelen van de maag
Spoelen van de maag ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET BEGINT OPNIEUW 1
Geef je mening over de reactie van Alois. De reactie is goed. Blijf zelf bij de zorgvrager en stuur iemand anders om hulp te halen. Een arts is de beste keuze. Die kan onmiddellijk beslissingen nemen
2
Wat kun je de zorgvrager in dit geval vertellen? Dit is afhankelijk van de situatie. Hierbij is onder andere het bewustzijnsniveau van belang. De zorgvrager geruststellen en bij hem blijven, is belangrijk. Er is sprake van een ernstige situatie. Vraag de arts uit te leggen wat er precies zal gebeuren en wat de kansen en risico's zijn.
3
Het is de bedoeling dat je ook de familie informeert. Wat kun je hen mededelen? Breng de familie in contact met de arts. Er is sprake van een crisissituatie en mogelijk een levensbedreigende situatie. Ga zelf geen informatie geven over de ingreep, de kansen en de risico's. Dat is het terrein van de arts. Stel de familie wel gerust door te vertellen dat er op dit moment alles aan gedaan wordt hun naaste te helpen en dat de toestand op dit moment onder controle is. De arts kan dan uitleggen wat er aan de hand is en wat er zal gebeuren. Als de zorgvrager niet in staat is in te stemmen met de operatie, zal de arts de familie om toestemming vragen.
KENNISOPDRACHT 1
Geef een definitie van het begrip maagspoeling en benoem de indicaties voor deze behandeling. Een maagspoeling houdt in dat de maag wordt gereinigd met een spoelvloeistof. Er zijn drie indicaties: inname van giftige stoffen, inname van een overdosis medicijnen en een maagbloeding.
2
Waarom wordt ijswater gebruikt bij een maagbloeding? IJs werkt vaatvernauwend. Het is een toepassing van lokale koude. Hierdoor kan de bloeding worden gestelpt.
3
Hoe kun je het ijswater maken? IJsblokjes in een kan overgieten met koud water
4
Waarom kun je ‘gewoon’ ijs en normaal leidingwater gebruiken voor een maagspoeling en niet aqua bidestillata? De maag is gewend aan normaal leidingwater. Eventueel aanwezige bacteriën worden daar afgebroken, zoals dat ook anders het geval is. In deze situatie is de tijd belangrijker dan aseptisch werken in verband met de wond.
5
Leg een zorgvrager kort uit waarom een dubbellumen katheter door de mond wordt ingebracht en hoe hij daarbij zelf kan helpen. De sonde die wordt gebruikt voor een maagspoeling met een dubbellumige katheter is dikker dan een gewone sonde. Deze sonde past niet door de neus. Je legt uit dat je de tip van de
© ThiemeMeulenhoff
61
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
katheter achter op de tong legt en dat de zorgvrager dan moet slikken om de sonde als het ware door te slikken.
62
© ThiemeMeulenhoff
Orgaanspoelingen uitvoeren
Irrigeren van een stoma
Irrigeren van een stoma ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KRAMPEN 1
Waardoor kan bij de zorgvrager de buikpijn zijn ontstaan. Geef ten minste drie redenen. De spoelvloeistof kan te koud of te warm zijn. De spoelvloeistof kan te snel zijn ingelopen. Er kan lucht in het systeem zitten. Er kan te snel na de maaltijd zijn begonnen met de darmspoeling.
2
Vind je het nodig de arts te waarschuwen? Licht je antwoord toe. Pas als duidelijk is dat het niet aan een van de genoemde oorzaken ligt, waarschuw je een arts.
KENNISOPDRACHT 1
Wat zijn de voordelen voor de zorgvrager die zelf via zijn stoma de darm kan spoelen? Zelf controle hebben over uitscheiding, geen ontlasting in opvangzak, meer zelfvertrouwen, meer zelfstandigheid en minder rekening houden met de stoma.
2
Wat zijn moeilijke aspecten voor de zorgvrager bij het spoelen? Het verwijderen van ontlasting is confronterend en het spoelen duurt lang. Hoewel spoelen technisch gezien niet moeilijk is, kan het emotioneel gezien geen eenvoudige taak zijn.
3
Waar let je op bij het toedienen van de spoelvloeistof? Dat de juiste spoelvloeistof aanwezig is in de juiste hoeveelheid, dat de temperatuur goed is en dat de vloeistof langzaam wordt ingebracht.
4
Kan bij iedere zorgvrager met een stoma darmspoeling plaatsvinden? Nee, alleen bij zorgvragers met een stoma in het colon of sigmoïd.
5
Waar let je op bij het inbrengen van de irrigatiekatheter? Het is belangrijk om de katheter heel voorzichtig in te brengen, dus niet met veel kracht. Er kan dan een perforatie van de darm ontstaan of het darmslijmvlies kan worden beschadigd.
6
Welke gegevens zou je na afloop van de darmspoeling rapporteren in het verpleegkundig dossier? Je noteert de volgende gegevens: tijdstip van spoelen, hoe lang het duurde, welke vloeistof en hoeveel is gebruikt, hoeveelheid ontlasting en teruggekomen vloeistof, hoe de zorgvrager heeft gereageerd, of er bijzonderheden waren zoals buikkramp, hoe de verzorging van de stoma is verlopen.
© ThiemeMeulenhoff
63
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Spoelen van de darm ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KIEZEN IS MOEILIJK 1
Hoe en wat ga je mevrouw Verburg adviseren? Belangrijk is dat je je in de zorgvrager verplaatst en haar door goede, duidelijke informatie probeert toch zelf een keuze te laten maken. Gun de zorgvrager tijd om erover na te denken. Ook kun je haar uitleggen dat als ze kiest voor zelf drinken, ze toch later kan kiezen voor een katheter. Het voordeel van zelf drinken is dat je niet ‘vastzit’ aan de sonde en dat je daardoor iets meer vrijheid hebt. Anderzijds kun je met een fles aan een rijdende standaard natuurlijk ook gaan waar je wilt.
2
Waar zou je zelf voor kiezen? Motiveer je antwoord. Dat is heel persoonlijk en dus ook voor iedereen anders.
KENNISOPDRACHT
64
1
Wat vind je meer belastend voor de zorgvrager, zelf de vloeistof drinken of de vloeistof via een katheter toegediend krijgen? Licht je antwoord toe. Belangrijk is dat de voor- en nadelen van beide manieren naar voren komen. Het ‘inslikken’ van een katheter zal voor veel zorgvragers een groot probleem zijn. Zelf drinken wordt misschien onderschat. Nadelen hiervan zijn misselijkheid, misschien overgeven en een vieze smaak in je mond. Het zal ook afhangen van de gezondheid, aanspreekbaarheid, motivatie en leeftijd van de zorgvrager.
2
Heeft een hoogopgaand klysma hetzelfde effect als een orale darmspoeling? Bij een orale darmspoeling spoel je van bovenaf, zodat de hele darmen worden gereinigd. Bij een hoopopgaand klysma probeer je vanaf het rectum naar boven toe te spoelen. De darmen worden niet super schoon. Het onderste deel van de darm wordt het schoonst.
3
Weet de zorgvrager die een orale darmspoeling moet ondergaan, vooraf hoeveel vloeistof hij moet drinken voordat wordt gestopt met spoelen? Nee, dat kan per zorgvrager verschillend zijn. Er wordt net zo lang gespoeld tot de vloeistof die de zorgvrager uitgescheidt helemaal helder is.
4
Waarom moet je bij oudere zorgvragers extra alert zijn bij een darmspoeling? Veel oudere mensen hebben bijvoorbeeld hartproblemen. De toediening van een zo grote hoeveelheid vloeistof is niet goed bij hartproblemen.
5
Hoe ontstaat kramp en pijn bij de zorgvrager tijdens de toediening van de spoelvloeistof? Door de grote hoeveelheid vloeistof in het lichaam kan vaatverwijding ontstaan. Hierdoor krijgt de zorgvrager kramp en pijn.
6
Waarom krijgt de zorgvrager meestal de dag voor de darmspoeling al een laxeermiddel toegediend? Als door een laxeermiddel de darmen al wat schoner zijn, is bij het spoelen minder vloeistof nodig. De behandeling kan dan vlotter verlopen en verlicht daarmee de zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
11 Puncties verrichten Venapunctie toepassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BANG VOOR EEN PRIK 1
Stel aan de hand van de gegevens uit het praktijkvoorbeeld een plan op waarmee de kans het grootst is dat de maandelijkse venapunctie goed verloopt en Jan Hein zonder al te veel angst naar de poli komt. Het bloedprikken moet gebeuren door een ervaren verpleegkundige. Vragen aan Jan Hein hoe hij het liefst ziet dat de venapunctie gebeurt, ligt voor de hand. Daarnaast zal het gebruik van pijnstillende zalf ook nut kunnen hebben. Het nadeel is dat hij dan een half uur moet wachten. Het moet in ieder geval voorgesteld worden. Als aanvulling valt te denken aan afleiding. Favoriete muziek door de koptelefoon van zijn cd-speler of walkman. Het feit dat zijn moeder meekomt, hoeft nog niet te betekenen dat Jan Hein ook wil dat zijn moeder erbij is.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder een venapunctie. Sleutelwoorden in het antwoord zijn het aanprikken van het bloedvat (een ader) om bloed af te nemen voor onderzoek.
2
Hoe kun je een prikaccident voorkomen? - Door gebruik te maken van een vacuümsysteem bij het afnemen van bloed. • Door de naald rechtstreeks in de naaldencontainer te deponeren en niet eerst het hoesje terug te zetten op de naald. • Door geconcentreerd te werken en je niet af te laten leiden.
3
Welke gegevens heb je nodig om een venapunctie te verrichten? Opdracht tot het afnemen van bloed met het door de arts ingevulde aanvraagformulier, persoonsgegevens van de zorgvrager op het aanvraagformulier en de verificatie van die gegevens bij de zorgvrager. Aan de hand van de aangevraagde onderzoeken kan de verpleegkundige bepalen welke bloedbuizen zij nodig heeft.
4
Kun je een venapunctie uitsluitend verrichten met een vacuümsysteem? Verklaar je antwoord. Bloed kan ook worden afgenomen door het bloedvat aan te prikken met een naald en het bloed dat door stuwing uit de naald druppelt op te vangen in een buis. Ook kan de punctie worden verricht door met een naald op een injectiespuit de punctie te verrichten. Door het langzaam terugtrekken van de stamper vult de spuit zich met bloed.
5
Wat is het voordeel van de aanwezigheid van een vertrouwd persoon bij het verrichten van een venapunctie bij een kind? Kun je ook nadelen bedenken?
© ThiemeMeulenhoff
65
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Het kind voelt zich niet alleen in een vreemde omgeving. Het kind kan zich door de vertrouwde persoon laten troosten. Een vertrouwd persoon kan aan degene die de venapunctie uitvoert, uitleggen hoe het kind het beste benaderd kan worden. Niet elk kind laat zich troosten door een vertrouwd persoon. Het kind kan zelfs kwaad worden op hem of haar: ‘Jij hebt ervoor gezorgd dat ik dit hier ben!’
66
© ThiemeMeulenhoff
Puncties verrichten
Hielprik toepassen
Hielprik toepassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘MIJN KIND HOEFT GEEN HIELPRIK, WANT DAT VIND IK ZIELIG!’ 1
Hoe reageer je op de uitspraak van Carolien? De verpleegkundige zal bij Carolien eerst moeten navragen waarom zij vindt dat haar kind geen hielprik hoeft. Uit het praktijkvoorbeeld blijkt overduidelijk dat Carolien het huilen van haar kind niet aankan. Vervolgens zal de verpleegkundige uitleggen, dat vroegtijdige opsporing van een stofwisselingsziekte in het voordeel van haar kind is. Dat de pijn die het kind ervaart, wel heel vervelend is, maar dat haar kind snel te troosten is, bijvoorbeeld door het geven van een voeding. Je kunt ook aanbieden dat de hielprik wordt gedaan waar Carolien niet bij is.
KENNISOPDRACHT 1
Verklaar in je eigen woorden waarom bij een pasgeborene bij bloedafnames de voorkeur wordt gegeven aan een hielprik. Voor bloedonderzoek bij een pasgeborene heb je maar weinig bloed nodig. De bloedvaten van een pasgeborene zijn erg teer en klein en daardoor moeilijk aan te prikken. De hielprik is eenvoudig uit te voeren en zorgt voor voldoende bloed. In het ziekenhuis bij de zieke neonaat heeft het als bijkomend voordeel dat de aderen van het kind gespaard worden en eventueel kunnen worden gebruikt voor het aanleggen van een infuus.
2
Wat zijn volgens jou redenen voor het onderzoek naar de genoemde ziekten? Vroegtijdige opsporing van deze ziekten maakt snelle behandeling mogelijk. Op die manier kost de opvang en verpleging van kinderen waarbij de ziekte niet onderkend is, veel minder geld. Het is dus een kwestie van een kosten- en batenanalyse. Tevens zijn de opgespoorde ziekten goed te behandelen, waardoor veel toekomstig lijden kan worden voorkomen.
3
Waarom wordt buiten het ziekenhuis de plaats van de hielprik niet ontsmet? Volgens de nieuwe richtlijnen van de WIP (Werkgroep infectiepreventie) is het ontsmetten niet nodig, omdat er geen risico bestaat op besmetting in de thuissituatie. De ziekenhuisomgeving bevat meer bacteriën en de zuigeling die in het ziekenhuis verblijft, heeft vaak minder weerstand.
4
Hoe kan degene die bloed afneemt via een hielprik ervoor zorgen dat de handeling zo vlot mogelijk verloopt? Het kind bij de ouder op schoot, buik-tegen-buik. Zorgen voor een warm voetje. Gebruik de juiste materialen.
© ThiemeMeulenhoff
67
12 Deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere disciplines Steriele en niet-steriele monsters voor diagnostiek ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ROUTINE ONDERZOEKEN 1
Wat vind je van de reactie van Evelien? Meneer Timmer komt erg onzeker over wat betreft de komende onderzoeken. Waarschijnlijk heeft de arts wel uitgelegd waarom en hoe de onderzoeken plaatsvinden, maar heeft meneer het allemaal niet zo kunnen volgen door de snelle opname. Evelien had dit moeten zien en moeten ingaan op de gevoelens en de beleving van meneer Timmer.
2
Geef aan welke handelswijze jij de juiste vindt en motiveer dit. In ieder geval ingaan op de gevoelens van angst en onzekerheid van meneer Timmer. Nagaan of meneer wel begrepen heeft wat er allemaal wanneer en hoe gaat gebeuren. Je kunt meneer Timmer nadere uitleg geven over de komende onderzoeken. Belangrijk is dat je daar even tijd voor neemt. Hij is hals over kop opgenomen; hij heeft nog nooit in een ziekenhuis gelegen en weet waarschijnlijk niet wat hem overkomt.
KENNISOPDRACHT 1
Een zorgvrager wordt in bewusteloze toestand op de eerste-hulpafdeling gebracht. Er zijn onderzoeken nodig om erachter te komen wat de zorgvrager mankeert en hoe hij het beste behandeld kan worden. Mag de arts de onderzoeken zonder toestemming uit laten voeren? Motiveer je antwoord. Ja. De onderzoeken worden uitgevoerd om het behandelplan op te stellen. In dit geval mag je er vanuit gaan dat de zorgvrager hier in bewuste toestand zijn toestemming voor verleent. De arts moet wel nagaan of de zorgvrager een codicil bij zich heeft, waaruit duidelijk blijkt dat de zorgvrager in alle omstandigheden toestemming voor behandeling verleent.
2
Welke van de in dit hoofdstuk beschreven monsters zouden in aanmerking kunnen komen voor onderzoek op (kwaadaardige) cellen door het pathologisch anatomisch laboratorium? Alle monsters zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen. Het pathologisch-anatomisch laboratorium voert celonderzoek uit en cellen kunnen in ieder monster voorkomen.
© ThiemeMeulenhoff
69
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Assisteren bij chirurgische behandelingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE SPOEDOPNAME 1
Welke gegevens denk je in deze situatie te moeten verzamelen? Beredeneer je antwoord. Je moet de volgende gegevens verzamelen: lengte, gewicht, temperatuur, polsslag, bloeddruk, wanneer de laatste maaltijd was. De temperatuur, polsslag en de bloeddruk geven een indruk van de lichamelijke gesteldheid van de zorgvrager. Een verhoogde temperatuur geeft bijvoorbeeld aan dat de bloedcirculatie koortsverwekkende stoffen bevat. De overige gegevens zijn belangrijk voor de anesthesist. Op basis van lengte en gewicht wordt de dosis narcose afgestemd. Het tijdstip van de laatste maaltijd is belangrijk om vast te stellen of de anesthesist rekening moet houden met de mogelijkheid dat de maaginhoud in de longen terecht kan komen.
KENNISOPDRACHT
70
1
Wat zijn de risico's van een chirurgische behandeling? Nabloeding, infectie, wondlekkage, pijn en shockverschijnselen.
2
Waarin verschilt een chirurgische ingreep op de operatiekamer met die van een ingreep op de verpleegafdeling en wat betekent dat voor jouw rol als verpleegkundige? Wat de ingreep zelf betreft, is er in principe geen verschil. In beide situaties zal de ingreep steriel uitgevoerd moeten worden en is de chirurg de uitvoerende specialist. Er kan wel verschil zitten in de anesthesie die wordt toegepast. Op de operatiekamer is de kans groter dat algehele of epidurale anesthesie wordt toegepast. Op een verpleegafdeling wordt voornamelijk lokale anesthesie toegepast. Op de operatiekamer zijn speciaal opgeleide operatieassistenten aanwezig die de chirurg assisteren. Op de verpleegafdeling is dit een taak voor de verpleegkundige. Na de operatie op een operatiekamer zal de zorgvrager eerst op de uitslaapkamer intensief worden gecontroleerd voor hij weer naar de afdeling kan. Op de afdeling zal de verpleegkundige de controles direct na de ingreep op zich moeten nemen. Op de verpleegafdeling kan de verpleegkundige de zorgvrager begeleiden en ondersteunen tijdens de ingreep en direct inspelen op de beleving van die zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
Deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere disciplines
Assisteren bij intern/ neurologisch onderzoek
Assisteren bij intern/ neurologisch onderzoek ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: PROBLEMEN MET DE TAAL 1
Welke hulpmiddelen kun je gebruiken om haar voor te bereiden op het onderzoek? Als het mogelijk is, kun je haar het apparaat laten zien en uitleggen wat van haar tijdens het onderzoek wordt verwacht. Is dit niet mogelijk dan kan een fotoboek uitkomst bieden.
2
Hoe kun je antwoord krijgen op je vragen? Bij taalproblemen kun je een tolk inschakelen.
KENNISOPDRACHT 1
Waarvoor wordt een contrastmiddel gebruikt? Een contrastmiddel wordt toegepast wanneer de onderzoeker een duidelijke röntgenweergave van een hol orgaan in beeld wil brengen.
2
Waarom worden wel eens andere dan de normaal toegepaste contrastvloeistoffen voor eenzelfde onderzoek gebruikt? De zorgvrager is allergisch voor de standaard gebruikte contrastvloeistof.
3
Je moet een zorgvrager voorbereiden op een coloninloopfoto. Hierbij wordt contrastmiddel gebruikt. Wat moet je over de toediening daarvan weten, om de zorgvrager goed te kunnen voorbereiden? Je moet weten of het contrastmiddel oraal, rectaal of via de circulatie (intraveneus)wordt toegediend. Ook is het belangrijk dat je de zorgvrager van te voren vertelt dat hij na het onderzoek goed moet drinken en dat hij mogelijk een laxeermiddel krijgt om de contrastvloeistof zo snel mogelijk en zonder obstipatie problemen uit te scheiden.
© ThiemeMeulenhoff
71
1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Assisteren bij andere therapieën ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: OOK DAT NOG 1
Welke dagelijkse handelingen kun je bedenken die meteen een goede oefening voor Rianne zijn? De handelingen mogen niet te veel inspanning vragen. Zelf aan- en uitkleden; wassen, haren kammen,tanden poetsen; lichte attributen optillen; de arm langzaam optillen; je moet er wel voor oppassen dat je de zorgvrager niet overvraagt, het moet rustig opgebouwd worden.
KENNISOPDRACHT
72
1
Willem van Straaten revalideert na een operatie aan het schoudergewricht. Hij mag weer langzaam oefenen met de schouder en de arm en krijgt daarbij ondersteuning van de fysiotherapeut. Welke middelen zou de therapeut kunnen toepassen en waarom? Oefentherapie om functiestoornissen van de knie te voorkomen; fysiotechniek om de genezing te bevorderen; massage om de spieren te ontspannen en de doorbloeding te verbeteren.
2
De fysiotherapeut stelt een behandelplan op voor een 20-jarige man die revalideert na een ongeval. De zorgvrager raakte zwaargewond aan beide benen. Hij brengt het grootste deel van de dag door in een rolstoel. Onder begeleiding van de fysiotherapeut leert hij opnieuw lopen. De fysiotherapeut heeft aangegeven dat het goed is wanneer de zorgvrager, naast de behandeling door de fysiotherapeut, drie keer per dag gedurende 15 minuten onder begeleiding een stukje loopt met behulp van krukken. Wat kun je bijdragen aan deze behandeling? Je vraagt de zorgvrager of hij je bij toiletbezoek wilt bellen zodat je daar samen naar toe kunt lopen, gevolgd door een rondje door de gangen; Je spreekt een aantal vaste tijdstippen op de dag af om samen een kwartiertje door de gangen van de zorginstelling te lopen.
3
Waarmee moet je rekening houden als je onderzoeken inplant? De continuïteit van de zorg mag niet in gevaar komen; de disciplines moeten goed op elkaar worden afgestemd; het dagprogramma mag niet te belastend zijn voor de zorgvrager.
4
Met welke dagelijkse activiteiten kun je de ergotherapeut inzicht geven in het vermogen van de zorgvrager om voor zichzelf te zorgen? wassen; aankleden; eten; naar toilet gaan.
© ThiemeMeulenhoff