Antwoorden stellingen
Verpleegtechnische handelingen Niveau 3 NU ZORG Editie 2014
Pagina | 1
Hoofdstuk 1.
Wetgeving
1. De Wet marktordening gezondheidszorg is een wet die de financiering regelt. Juist/Onjuist 2. Wetgeving rondom klachten ligt vast in de WGBO. Juist/Onjuist 3. Verzorgenden zijn verplicht zich te registreren in het BIG-register. Juist/Onjuist 4. Een verzorgende-AG mag minder verpleegtechnische handelingen verrichten dan een verzorgende-IG. Juist/Onjuist 5. Alle voorbehouden handelingen zijn geneeskundige handelingen, maar niet alle geneeskundige handelingen zijn voorbehouden. Juist/Onjuist 6. Een bekwaamheid geeft aan of je een handeling mag uitvoeren. Juist/Onjuist 7. Het klachtrecht, het burgerlijk recht, het arbeidsrecht en het strafrecht zijn op iedere beroepsbeoefenaar van toepassing. Juist/Onjuist 8. Volgens de WGBO heb je als verzorgende informatieplicht en een plicht tot het bieden van juiste zorg en het samenstellen van een dossier. Juist/Onjuist 9. Een partner van een zorgvrager heeft altijd recht op informatie. Juist/Onjuist 10. De Wet Mentorschap wet regelt dat de mentor de niet-financiële zaken van de zorgvrager behartigt. Juist/Onjuist 11. In de Wkcz staat beschreven aan welke regels men zich moet houden om een zorgvrager gedwongen te laten opnemen en welke rechten een zorgvrager na een gedwongen opname heeft. Juist/Onjuist 12. De periode van M & M’s mag niet langer duren dan zeven dagen. Juist/Onjuist 13. Het wetsvoorstel Zorg en dwang is bedoeld voor zorgvragers met kortdurende ziekten. Juist/Onjuist 14. In het wetsvoorstel Zorg en dwang staat centraal dat onvrijwillige zorg een uitzondering is. Juist/Onjuist 15. Toepassing van onvrijwillige zorg mag alleen als er sprake is van ernstig nadeel voor de zorgvrager zelf of voor anderen. Juist/Onjuist
Pagina | 2
Hoofdstuk 2.
Sondevoeding
1. Een maagsonde is een afsluitbaar slangetje van silicone, rubber of polyurethaan. Juist/Onjuist 2. Sondevoeding wordt ook wel parenterale voeding genoemd. Juist/Onjuist 3. Een gestoorde slikfunctie kan een reden zijn om sondevoeding te geven. Juist/Onjuist 4. Sondevoeding bevat meestal eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen. Juist/Onjuist 5. Een maagsonde kun je het best inbrengen als de zorgvrager zich in een liggende houding bevindt. Juist/Onjuist 6. Een van de complicaties bij de toediening van sondevoeding is maagretentie. Juist/Onjuist 7. Bij het inbrengen van de sonde hoef je geen handschoenen of een verpleegschort te dragen. Juist/Onjuist 8. Het inbrengen van een sonde valt onder de Wet BIG. Juist/Onjuist 9. Volgens de NEX wordt er gemeten van de lengte vanaf het puntje van de neus via de oorlel naar de keel. Juist/Onjuist 10. Met een pH-meter kun je nagaan of het opgezogen vocht maagzuur is. Juist/Onjuist 11. Aspiratie is het bij inademing wegzuigen van slijm in de luchtwegen. Juist/Onjuist 12. Een eenmaal aangehangen fles of pack mag maximaal 24 uur aanhangen. Juist/Onjuist 13. Wanneer de sonde niet wordt gebruikt, moet je deze elke dag eenmaal doorspuiten met 30 tot 40 ml kraanwater. Juist/Onjuist 14. Het op en neer bewegen van de PEG-sonde in de insteekopening wordt dompelen genoemd. Juist/Onjuist 15. Als de MIC-KEY tijdelijk niet wordt gebruikt, moet deze een keer per dag doorgespoeld worden met 10 ml lauw water. Juist/Onjuist
Pagina | 3
Hoofdstuk 3.
Katheterzorg
1. Katheteriseren van de blaas is het inbrengen van een holle buis (katheter) in de blaas, met als doel het meten van urine. Juist/Onjuist 2. Het inbrengen van een blaaskatheter is een voorbehouden handeling. Juist/Onjuist 3. Op voorschrift van de arts breng je als verzorgende een blaaskatheter in, in de urethra. Juist/Onjuist 4. Urineretentie is het terugstromen van urine doordat de zorgvrager niet kan plassen. Juist/Onjuist 5. Zwelling van de urethramond kan urineretentie veroorzaken. Juist/Onjuist 6. Een urimeter gebruik je wanneer je nauwkeurig moet meten hoeveel urine de zorgvrager per dag uitscheidt. Juist/Onjuist 7. Lekkage kan ontstaan door verstopping van de blaaskatheter of door een te volle ballon. Juist/Onjuist 8. Een zorgvrager met een katheter observeer je op hoeveelheid, kleur en aspect van de urine. Juist/Onjuist 9. Voordat je de katheter verwijdert, spoel je de blaas om de mictie weer op gang te krijgen. Juist/Onjuist 10. Aanwijzingen voor een urineweginfectie zijn onder meer: troebele urine, bloed in de urine, koorts, pijn in de zij of boven de blaas, een gevoel van malaise. Juist/Onjuist 11. Om een collaps te voorkomen mag je na het inbrengen van een katheter niet meer dan 500 ml urine in een keer laten afvloeien. Juist/Onjuist 12. Suprapubische katheters zijn door de urineleider in de blaas ingebracht. Juist/Onjuist 13. Een obstructie door ruimte-innemende processen of vernauwingen van de plasbuis zijn redenen voor plaatsing van een suprapubische katheter. Juist/Onjuist 14. Blaaskrampen bij een suprapubische katheter kunnen beperkt worden door de ballon niet te vol te doen (maximaal 5 ml). Juist/Onjuist 15. Bij het blaasspoelen kan de blaaswand worden beschadigd doordat te koude spoelvloeistof wordt ingebracht. Juist/Onjuist
Pagina | 4
Hoofdstuk 4.
Medicijngebruik
1. De chemische naam van het medicijn bestaat uit de stoffen die erin zitten. Een voorbeeld is Cumarineproduct. Juist/Onjuist 2. De generieke naam voor benzodiazepine is fluoxetine. Juist/Onjuist 3. Contra-indicaties zijn situaties die aanleiding kunnen zijn om het medicijn niet te geven. Juist/Onjuist 4. Capsules zijn tabletten met een hard suikerlaagje eromheen. Juist/Onjuist 5. Als er ‘retard’ achter de naam van het medicijn staat, komt de werkzame stof langzaam vrij. Juist/Onjuist 6. Bij een allergische reactie gaat de zorgvrager bleek zien, heeft hij het koud en kan hij bewusteloos raken. Juist/Onjuist 7. Een zorgvrager mag je alleen medicatie geven als hij daarvoor toestemming heeft gegeven. Juist/Onjuist 8. Morfine valt onder de Opiumwet. Juist/Onjuist 9. Als je medicijnen op parenterale wijze toedient, gebeurt dat via de mond (per os) of via de anus (rectaal). Juist/Onjuist 10. De regel van vijf heeft betrekking op: de juiste tijd, de juiste persoon, het juiste medicament, de juiste dosis en de juiste toedieningswijze. Juist/Onjuist
Pagina | 5
Hoofdstuk 5.
Injectie en inhalatie
1. Subcutaan medicijn spuit je onder de huid. Juist/Onjuist 2. Voor en na de handeling was je altijd je handen, om druppelinfectie te voorkomen. Juist/Onjuist 3. Wanneer de handen zichtbaar verontreinigd zijn of plakkerig aanvoelen worden ze altijd gewassen met water en vloeibare zeep. Juist/Onjuist 4. Voor intramusculaire injecties (in een spier) gebruik je langere naalden, vanaf 60 mm. Juist/Onjuist 5. Bij de huidplooitechniek breng je de injectienaald met een snelle beweging in de huidplooi, onder een hoek van 45 à 60 graden. Juist/Onjuist 6. Een subcutane injectie met heparine kun je het best in een been toedienen met behulp van de loodrechttechniek. Juist/Onjuist 7. Om verkalking van de huid te voorkomen, wissel je steeds van injectieplaats. Juist/Onjuist 8. Algemene overgevoeligheidsreacties zijn: roodheid van de huid, jeuk en koorts. Juist/Onjuist 9. De afkorting VIM staat voor Veilig Incident Meldingssysteem. Juist/Onjuist 10. Na een prikaccident laat je het wondje flink doorbloeden. Juist/Onjuist 11. Een concentratie geeft aan hoeveel gram van een stof in een vloeistof is opgelost. Juist/Onjuist 12. Soms wordt de concentratie uitgedrukt in promillen (‰). Dit is het aantal delen werkzame stof per honderd delen oplossing. Juist/Onjuist 13. De concentratie kun je ‘berekenen’ door het aantal mg of IE dat in de ene flacon zat te delen door het aantal ml vloeistof uit de andere flacon dat je eraan hebt toegevoegd. Juist/Onjuist 14. Beschikbaar = V = morfine 2% in een flacon van 1 ml. Toe te dienen = N = 5 mg. Juist/Onjuist 15. Medicijnen per inhalatie zijn bedoeld voor een plaatselijke werking in de bronchiën. Juist/Onjuist 16. Een dosisaerosol (verstuiver) bestaat uit een spuitbusje in een houder dat bij indrukken een afgepaste hoeveelheid medicijnen loslaat. Juist/Onjuist 17. Vernevelaars zijn apparaten die geneesmiddelen in gasvorm verstuiven. Juist/Onjuist 18. Om met een vernevelaar te kunnen inhaleren, die je medicijnen en evenveel glucose in de medicijnkamer. Juist/Onjuist 19. Een stoombad wordt toegepast bij zorgvragers met een ontsteking van de onderste kluchtwegen. Juist/Onjuist
Pagina | 6
20. Bij een te grote dosering medicatie kunnen er bij inhalatie hartritmestoornissen ontstaan. Juist/Onjuist
Pagina | 7
Hoofdstuk 6.
Wondzorg
1. Een scheurwond is een diepe wond met rafelige wondranden. Juist/Onjuist 2. Een contusie is een ontwrichting, bijvoorbeeld een arm die uit de kom is geraakt. Juist/Onjuist
3. Granulatieweefsel is het jonge bloedvatrijke bindweefsel dat ontstaat, enige tijd nadat het stolsel of de korst is verdwenen. Juist/Onjuist 4. Bij het verwijderen van verband gebruik je steriele handschoenen. Juist/Onjuist 5. Wondverzorging is een verpleegtechnische handeling die je altijd in opdracht van de arts uitvoert. Juist/Onjuist 6. Bij het WCS Classificatiemodel wordt vooral gekeken naar de grootte van de wond. Die zegt iets over de toestand van het wondweefsel. Juist/Onjuist 7. Als er pus uit de wond komt, is de wond geïnfecteerd. Juist/Onjuist 8. Bij geïnfecteerde wonden moet je van binnen naar buiten te werken. Juist/Onjuist 9. Bij de wondverzorging werk je aseptisch door je handen te wassen voor en na de handeling, steriele handschoenen en steriele materialen te gebruiken en een steriel veld bij de wondverzorging te maken. Juist/Onjuist 10. Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht. Juist/Onjuist 11. Als er bij een wondrand sprake is van een verweekte huid, kun je dit laten indrogen door bijvoorbeeld zinkzalf te gebruiken. Juist/Onjuist 12. Decubituswonden moet je schoonmaken met fysiologisch zout of kraanwater. Juist/Onjuist 13. In hoeverre je de voeding- en vochttoediening moet aanpassen, hangt af van de grootte van de wond, de voedingstoestand van de zorgvrager en de vochtbalans. Juist/Onjuist 14. Exsudaat is de zwarte korst van weefselnecrose. Juist/Onjuist 15. Bij een autolytisch débridement wordt gebruikgemaakt van maden. Juist/Onjuist 16. Bij het zwachtelen van een ledemaat zwachtel je van de buitenkant naar het midden toe. Juist/Onjuist 17. Bij het zwachtelen maak je een spiraalwinding 1/3 op de hiel en 2/3 erboven. Juist/Onjuist 18. Een compressieverband of drukverband wordt aangelegd om oedeem te verminderen en een verbeterde doorbloeding van de huid te stimuleren. Juist/Onjuist
Pagina | 8
19. Als de circulaire slagen te strak worden aangelegd, bestaat het risico op het afknellen van het been. Juist/Onjuist 20. Een zorgvrager kan veneuze insufficiëntie voorkomen door zwachtels of elastische kousen te dragen. Juist/Onjuist
Pagina | 9
Hoofdstuk 7. Stomazorg 1. Bij een dubbelloops stoma wordt een stuk darm naar buiten geleid. Juist/Onjuist 2. Een colostoma ligt rechts op de onderbuik. Juist/Onjuist 3. Bij een ileostoma komt de dunne darm – het ileum – door de buikwand naar buiten. Juist/Onjuist 4. Een urostoma is een opening in de buikwand die in verbinding staat met de dunne darm. Juist/Onjuist 5. Breuken bij een stoma ontstaan door zwakke plekken in de buikwand die gaan uitstulpen, waardoor op de buik bobbels zichtbaar worden. Juist/Onjuist 6. Gasvorming is een specifieke complicatie bij een ileostoma. Juist/Onjuist 7. Een koolstoffilter heeft een neutraliserende werking op de geur. Juist/Onjuist 8. Bij huidirritaties bij een stoma moet je zo mogelijk overstappen van een tweedelig systeem op een eendelig systeem. Juist/Onjuist 9. Vruchtensappen werken laxerend bij een colostoma. Juist/Onjuist 10. Een stoma irrigeren betekent het spoelen van de darm via een stoma om de darm te leeg te maken. Juist/Onjuist 11. Bij het toedienen van een klysma breng je een grote of kleine hoeveelheid vocht via een stoma in de darmen. Juist/Onjuist 12. Bij het toedienen van een klysma ligt de zorgvrager bij voorkeur op zijn rechterzijde. Juist/Onjuist 13. Na een darmspoeling blijft de ontlasting een of soms zelfs twee dagen volledig weg. Juist/Onjuist
Pagina | 10
Hoofdstuk 8.
Ademhaling, zuurstof en tracheacanule
1. In de longblaasjes wordt koolzuur opgenomen en koolzuurgas uitgescheiden. Juist/Onjuist 2. Als een zorgvrager zuurstof krijgt, moet je letten op de huidskleur en de kleur van lippen en nagels. Juist/Onjuist 3. De drukregelaar mag je alleen met de bijgeleverde sleutel losdraaien. Juist/Onjuist 4. Zuurstofslangen en zuurstofmaskers hoeven niet behandeld te worden als besmet materiaal. Juist/Onjuist 5. Een cilinder met een inhoud van 10 liter weegt 20 kilo en bevat als hij vol is ongeveer 2000 liter gaszuurstof. Juist/Onjuist 6. Op de flowmeter kun je de druk van de zuurstof in de cilinder aflezen. Juist/Onjuist 7. De formule om uit te rekenen hoe lang de zorgvrager toe kan met een zuurstofcilinder = druk × de inhoud van de cilinder in liters, gedeeld door het aantal te geven liters per minuut × 60 = looptijd in uren. Juist/Onjuist 8. Een neuskatheter moet wekelijks door een nieuwe worden vervangen. Juist/Onjuist 9. Bij een longpatiënt die zuurstof krijgt, bestaat de kans dat de prikkel tot ademhalen gebaseerd is op een te laag zuurstofgehalte. Juist/Onjuist 10. Hoofdpijn, prikkelbaarheid, slaperigheid en bewustzijnsstoornissen zijn symptomen die wijzen op een tekort aan zuurstof. Juist/Onjuist 11. De neus-, mond- en keelholte mag niet worden uitgezogen bij een verhoogd risico op neus- en keelbloedingen. Juist/Onjuist 12. Zuurstof toedienen is een voorbehouden handeling. Juist/Onjuist 13. Bij een tijdelijke stoma, waarbij nog een verbinding bestaat met de keelholte, voorkomt de cuff ook aspiratie van voeding en vocht. Juist/Onjuist 14. Kunststof canules zijn licht en kunnen meerdere keren worden gebruikt. Juist/Onjuist 15. Wanneer de zorgvrager problemen heeft met het opgeven van sputum, kun je enkele druppels water in de tracheostoma laten vallen. Juist/Onjuist
Pagina | 11
Hoofdstuk 9.
Warmte- en koudebehandeling
1. Bij koude vernauwen de bloedvaatjes in de huid zich, waardoor de doorbloeding vermindert. Juist/Onjuist 2. Zorgvragers met een stoma zijn extra gevoelig voor temperatuurwisselingen. Juist/Onjuist 3. Na verbranding moet je koelen met koud stromend water. Juist/Onjuist 4. Met warmte verklein je de kans op bloedingen. Juist/Onjuist 5. Droge geleidingswarmte is geschikt om plaatselijke pijn of krampen te verminderen. Juist/Onjuist 6. Bij warmtetoediening kunnen door de toegenomen doorbloeding ziektekiemen vanuit een bepaalde infectiehaard verspreid worden over het hele lichaam. Juist/Onjuist 7. Snoezelen is vooral bedoeld om psychogeriatrische zorgvragers of zorgvragers met een ernstige verstandelijke beperking te activeren. Juist/Onjuist 8. Bij kinderen met een laag bilirubinegehalte is lichttherapie een doeltreffende behandeling. Juist/Onjuist 9. Als de koude te kort wordt toegediend, krijg je een tegengestelde reactie. Juist/Onjuist 10. In het laatste stadium van koudebehandeling kan de zorgvrager een brandend gevoel krijgen en vaak ook pijn. Juist/Onjuist
Pagina | 12
Hoofdstuk 10. Laboratoriumonderzoek 1. Voor het opvangen van urine bij een pasgeborene gebruik je een katheter. Juist/Onjuist 2. Bij het opvangen van lichaamsvochten hoef je geen handschoenen aan, maar was je voor en na de handeling altijd je handen. Juist/Onjuist 3. Bij een PKU/CHT/AGS-screening wordt bloed verzameld voor onderzoek op de aanwezigheid van de ziekten fenylketonurie, congenitale hypothyreoidie en adrenogenitaal syndroom. Juist/Onjuist 4. Een reden voor het uitvoeren van fecesonderzoek is het aantonen van bloedverlies in het maagdarmkanaal. Juist/Onjuist 5. Als de ureters verstopt zijn geraakt, heeft de urine de kleur van donker bier of sterke thee. Juist/Onjuist 6. De normale waarde van glucose in urine is negatief. Juist/Onjuist 7. Bij een urinemonster is het de bedoeling dat je de midstream-urine opvangt. Juist/Onjuist 8. Als je een urinemonster moet nemen bij een zorgvrager met een verblijfskatheter, moet je er wat urine uit laten lopen. Juist/Onjuist 9. Als je bloed moet prikken in een vinger, prik je altijd aan de onderkant van de vingertop. Juist/Onjuist 10. Om de bloedglucosewaarde te meten, wordt een druppel bloed (capillair volbloed) uit de vinger op een teststrip opgevangen of opgezogen. Juist/Onjuist
Pagina | 13