Themales Nieuwsbegrip Schoolkeuze na groep 8 opdrachten niveau B strategie: vragen stellen
Tekst lezen en vragen stellen 1. Lees de uitleg. Als je een tekst leest, kunnen er allerlei vragen bij je opkomen. Bijvoorbeeld: •
Welke leerwegen zijn er binnen het vmbo?
•
Waarom moet je kritisch zijn bij een open dag?
Als je een tekst goed wilt begrijpen, is het niet voldoende om hem even snel door te lezen. Je leest dan snel over belangrijke dingen heen. Als je vragen stelt tijdens het lezen, denk je veel meer na over de betekenis van wat je leest. Die vragen beginnen vaak met een vraagwoord, zoals hoe of waarom.
2. Lees nu de tekst. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. Noteer vragen die je bij de tekst hebt hieronder. Schrijf er minstens vijf op. Begin je vraag met een vraagwoord. Schrijf de antwoorden nog niet op. Vraag 1: _______________________________________________________________ Antwoord: ______________________________________________________________ Vraag 2: _______________________________________________________________ Antwoord: ______________________________________________________________ Vraag 3: _______________________________________________________________ Antwoord: ______________________________________________________________ Vraag 4: _______________________________________________________________ Antwoord: ______________________________________________________________ Vraag 5: _______________________________________________________________ Antwoord: ______________________________________________________________ 3. Bespreek met twee andere leerlingen welke vragen jullie hebben opgeschreven. Hebben jullie dezelfde vragen? 4. Wat zijn de antwoorden op jullie vragen? Bespreek die samen en schrijf de antwoorden hierboven op. 5. Maak een lijst met vragen die je wilt stellen aan de leerlingen, docenten of directeur van je nieuwe school. Verzamel alle vragen die daarover gaan en bedenk zonodig nog een aantal nieuwe vragen. Stel je vragen bijvoorbeeld bij een open dag!
pagina 1 van pagina 5 1 van 5
Themales Nieuwsbegrip Schoolkeuze na groep 8 opdrachten niveau B strategie: vragen stellen
Een schooltypeschema lezen Bij de tekst ‘Naar welke vo-school?’ staat het volgende schema:
Schooltypes voortgezet onderwijs
PRAKTIJK-
VMBO
HAVO
VWO
ONDERWIJS
(4 jaar)
(5 jaar)
(6 jaar)
(4 of 5 jaar) Na twee jaar vmbo kun je kiezen uit verschillende
Voor
Voor
Praktijkgericht
sectoren, bijvoorbeeld Zorg en Welzijn, Techniek of
jongeren
jongeren die
onderwijs. Je
Economie.
die goed
het
leert in kleine
Vmbo-scholen bieden leerwegondersteunend onderwijs
kunnen
makkelijk
groepjes ook
(lwoo) voor leerlingen die genoeg capaciteiten hebben
leren, en
vinden om
koken,
om een vmbo-diploma te halen, maar daarvoor extra
zelfstandig
te leren en
klussen in
hulp nodig hebben. De school beslist of je in aanmerking
kunnen
om
huis,
komt voor lwoo.
werken.
zelfstandig
rekeningen
te werken,
betalen en
VMBO
VMBO
VMBO
VMBO
formulieren
BASIS-
KADER-
GEMENGDE
THEORE-
BEROEPS-
BEROEPS-
LEERWEG
TISCHE
GERICHTE
GERICHTE
invullen.
LEERWEG
LEERWEG
die nieuwsgierig zijn en graag dingen zelf
LEERWEG
uitzoeken. Veel
Je krijgt
Je krijgt
Je krijgt
praktijk-
meer
theorie- en
meer
Je kiest uit
vakken.
praktijk-
praktijk-
theorie-
Atheneum
Voor
vakken dan
lessen.
vakken dan
jongeren
theorie-
praktijk-
die liever
vakken.
vakken.
(vwo plus
bezig zijn
Soms heet
Grieks en
dan dat ze
dit mavo.
of Gymnasium
Latijn, voor
met hun
een extra
neus in de
uitdaging).
boeken zitten. Bron: VGids2016
Kijk goed in het schema en beantwoord de vragen over het schema. De vragen vind je op de volgende bladzijde.
pagina 2 van pagina 5 2 van 5
Themales Nieuwsbegrip Schoolkeuze na groep 8 opdrachten niveau B strategie: vragen stellen 1. Welke onderdelen van het schema stonden niet uitgelegd in de tekst? ____________________________________________________________________ 2. Welke leerweg van het vmbo lijkt het meest op de havo? Hoe weet je dat? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 3. Hoeveel jaar duurt de kaderberoepsgerichte leerweg? ____________________________________________________________________ 4. Wat betekent de afkorting lwoo? En voor welke leerlingen is lwoo bedoeld? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 5. Welke informatie over het vwo stond niet in de tekst, maar staat wel in dit schema? ____________________________________________________________________
Vragen beantwoorden over de tekst 1. In regel 10-11 staat dat het in het vmbo de nadruk wordt gelegd op het leren van vaardigheden. a. Wat betekent de vaardigheid? A. iets wat je goed kunt B. iets wat je lekker vindt C. iets wat je moeilijk lijkt b. In het schema bij de tekst staat een woord dat ongeveer hetzelfde betekent als de vaardigheid. Welk woord is dat? _________________________________________________________________ 2. In regel 13 gaat het over de koppeling met de praktijk. Wat betekent de koppeling hier? A. een belangrijk onderdeel van een auto B. iets wat aan elkaar verbonden is C. twee mensen of dieren die bij elkaar horen
pagina 3 van pagina 5 3 van 5
Themales Nieuwsbegrip Schoolkeuze na groep 8 opdrachten niveau B strategie: vragen stellen 3. Kijk in het stukje Schooladvies: wie of wat bepaalt het advies? In regel 23 staat dat de leerkracht onder andere kijkt naar je houding en gedrag. a. Wat betekent de houding? A. de manier waarop je met mensen en situaties omgaat B. de vragen die je stelt aan je ouders of leerkrachten C. hoe goed je alles helemaal alleen kunt doen in de klas b. Naar welke dingen kijkt je leerkracht nog meer als hij/zij je adviseert over een geschikt type onderwijs? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 4. Kijk in het stukje Schoolkeuze: hoe kies je een school? Waarom is het belangrijk om kritisch te zijn bij een open dag? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ 5. Er bestaat een kans dat je wordt uitgeloot bij de school van je eerste keuze. Wat zou je daarvan vinden? Hoe zou je reageren? En wat zou je daarna doen? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Hoe ziet jouw toekomst eruit? Het kiezen van een school voor voortgezet onderwijs doe je niet zomaar. Want de keuze die je nu maakt, kan van invloed zijn op je studie na de vo-school en op je latere beroep. Het is dus belangrijk om een school te kiezen die bij je past, maar hoe doe je dat? Bedenk wat jij wilt en welke talenten je hebt. En kijk naar je motivatie: hoe graag wil je voor iets werken? 1. Op de volgende bladzijde zie je een lijst met stellingen. Wat past bij jou? Kruis het aan. Je mag zelf nog meer stellingen bedenken. 2. Bespreek daarna in je groepje wat jullie hebben aangekruist en wat dat kan betekenen. Welk type school past het best bij wie, denken jullie? En welk beroep zou hij of zij later kunnen gaan doen?
pagina 4 van pagina 5 4 van 5
Themales Nieuwsbegrip Schoolkeuze na groep 8 opdrachten niveau B strategie: vragen stellen Stellingen
Past bij mij
Ik ben goed in talen. Ik kom vaak met ideeën. Ik kan goed samenwerken. Ik werk het liefst alleen. Ik ben liever binnen. Ik ben liever buiten. Ik werk graag met mensen. Ik werk graag met dingen. Ik gebruik liever mijn handen. Ik gebruik liever mijn hoofd. Ik kan goed discussiëren. Ik luister graag naar wat iemand vertelt. Ik vind het niet erg om hard te werken. Ik vind het lastig als ik veel dingen tegelijk moet doen. Ik ben goed in spelletjes. Ik kan heel goed dingen bouwen. Ik kan mooi tekenen. Ik sport graag. Ik speel graag computergames. Ik ben veel met woorden bezig. Ik ben veel met getallen bezig. Ik houd veel van muziek. Ik houd van moeilijke dingen. Ik bepaal graag zelf hoe ik dingen ga doen. Ik geef niet op voordat ik mijn doel bereikt heb. Ik houd van regels. Ik onderzoek graag dingen. Ik leer graag veel dingen. Ik organiseer graag dingen. Ik neem vaak de leiding. Ik treed graag op voor publiek. Ik repareer graag dingen. Ik doe wat ik zelf wil.
pagina 5 van pagina 5 5 van 5