Effectief vragen stellen
Peter den Hollander Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
EFFECTIEF VRAGEN STELLEN voor Werkstuk en Scriptie. 1. Inleiding Het stellen van goede vragen is van essentieel belang voor het welslagen van zoeken naar informatie. Goede vragen stimuleren tot nadenken, tot creativiteit, maakt het eerder geleerde weer bewust en toegankelijk, geven de mogelijkheid om na te trekken of de goede informatie gevonden is. Een leermeester op het gebied van het stellen van vragen was Socrates. Zijn methode staat in de didactiek bekend als de Socratische methode. Een belangrijke activiteit tijdens het informatiezoekproces, maar ook bij coöperatief leren en discussies, werkgroepbijeenkomsten is het bespreken van taken, werkopdrachten, groepsopdrachten, huiswerk waaraan thuis, tijdens het werk of tijdens onderwijsperioden gewerkt is. Dit gebeurt meestal via het stellen van vragen. Het stellen van vragen binnen het onderwijs kent twee niveaus. Het eerste niveau is het niveau van de leerling om tot kennis te komen: de hoofdvraag is dan: hoe kom ik aan informatie om mijn kennis te verbreden. Het tweede niveau is het proces niveau: langs welke weg ben je tot die informatie gekomen. Het is de vraag die met name in de evaluatiefase aan de orde komt. Het stellen van vragen op het eerste niveau kan de volgende functies vervullen: 1) het activeren van kennis uit het korte-termijn of lange-termijn geheugen, 2) het expliciteren en toegankelijk maken van alledaagse of voorwetenschappelijke kennis, 3) het verhelderen van de resultaten van de gemaakte opdrachten (antwoorden, oplossingen, uitwerkingen, keuzes), zodat ze voor iedereen duidelijk zijn en daardoor bespreekbaar worden, 4) het stimuleren van productief denken. Het stellen van vragen op het tweede niveau kan de volgende functies vervullen: 5) het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van de door de leerlingen gevolgde aanpak en werkwijze om te zien of deze de leerstof begrepen hebben of om het ontdekken van regels, procedures, werkwijzen door de leerlingen te bevorderen, 6) het mogelijk maken van gerichte terugkoppeling, Om deze functies goed te vervullen dient de docent een helder beeld te hebben van de oplossingen, resultaten, keuzebeslissingen die de leerlingen naar aanleiding van de informatiebehoeften naar voren kunnen brengen. Eerste laten wij u kennis maken met de soorten vragen, daarna zullen wij ingaan op hoe deze vragen voor het vervullen van een informatiebehoefte zijn te gebruiken.
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
2. Soorten vragen In de literatuur worden verschillende classificaties van vragen onderscheiden. Indeling 1: open en gesloten vragen In de meest algemene classificatie wordt een onderscheid gemaakt tussen: open en gesloten vragen. Deze indeling heeft betrekking op de speelruimte die de vragensteller met de vraag geeft. Gesloten vragen beperken de antwoordmogelijkheden van de leerling, stellen paal en perk aan zijn denken. De vragensteller wil feiten vragen, verwacht een bepaald antwoord en formuleert de vraag zo dat hij controle uitoefent op de keuzemogelijkheden die de leerling heeft. Voorbeelden van gesloten vragen zijn: a) ja-nee vragen (b.v. Is Gerrit Komrij de auteur van De Ondergang van Nederland? b) herkenningsvragen (b.v. Kunnen we dit muziekstuk in de Barok situeren?) c) alternatiefvragen (b.v. Wie kiest voor deze oplossing en wie voor die?) d) meerkeuzevragen (b.v. Welk van de volgende pianoconcerten is geschreven door Mozart? (a -,b -,c -, d -) Het voordeel van gesloten vragen is dat de vragensteller snel feitelijke gegevens kan opvragen. Een nadeel is dat het antwoord ééndimensionaal is en snel tot een dood spoor leidt, waardoor er veel nieuwe vragen geformuleerd worden. Open vragen geven denkruimte, stimuleren tot productief denken, tot creativiteit. In tegenstelling tot gesloten vragen kennen open vragen meer dimensies, die automatisch al informatie op verschillende niveaus geeft en waarbij het doorvragen een vanzelfsprekende handeling is. Bij open vragen zijn antwoorden mogelijk die de vrager vooraf mogelijk niet had voorzien. Vooral wanneer het gaat om verder zoeken naar informatie te stimuleren. Een gevaar bij open vragen in dit kader is dat er in het antwoord teveel opinies, waardeoordelen of gevoelens die de informatie te veel kleuren, in zijn verwerkt. Enkele voorbeelden van open vragen zijn: a) Wat spreekt je in dit boek zo aan? b) Welke gevolgen zou een oorlog in het Golfgebied voor het milieu hebben? c) Geef toepassingsmogelijkheden bij deze stelling? d) Hoe zou je de verkeersveiligheid op de snelweg Breda - Antwerpen kunnen verbeteren? In een antwoord op vraag a bijvoorbeeld kunnen taalkundige en literaire aspecten aan de orde komen, maar ook emotionele termen kunnen gebruikte worden. Alle aspecten kunnen aan een nadere informatiezoektocht worden onderworpen. Indeling 2: Feiten- en denkvragen Een tweede veel gebruikte indeling betreft het onderscheid tussen: feiten- en denkvragen. Een feitenvraag richt zich op de feitelijke informatie die in de bron is opgeslagen. Het zijn vragen waarbij voor het beantwoorden alleen feiten, observaties, definities, formules, e.d., nodig zijn. Deze vragen worden ook vaak lagere-orde-vragen genoemd. Enkele voorbeelden van kennisvragen zijn: a) Hoeveel is 12 * 4? b) Hoe luidt de definitie van een parabool? c) Welke eigenschappen van een parallellogram ken je? d) Hoe hoog is de Mount Everest? e) Wie won de Tour de France in 2000?
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
Een denkvraag stimuleert de leerling tot het oplossen van een probleem, hij kan geen rechtstreeks antwoord op de vraag formuleren, maar moet een antwoord construeren op grond van de informatie die hij uit de 1 diverse bronnen. Deze vragen worden ook hogere-orde-vragen genoemd en leiden tot een kennisproduct . Enkele voorbeelden van denkvragen zijn: a) Bedenk mogelijke verklaringen waarom een wiel dat van een snel rijdende auto afloopt voor de auto uitloopt? b) Wat is de moraal van dit verhaal? c) Vind je dat de minister-president ook bevoegdheden heeft op buitenlandse zaken? d) Wat zou er met Nederland gebeuren als de zeespiegel 25 cm zou stijgen? De indeling in feiten- en denkvragen komt vaak overeen met die in gesloten en open vragen. Indeling 3: cognitieve, affectieve en doe-vragen Een derde indeling heeft betrekking op het doel dat de vragensteller met een vraag heeft: cognitieve, affectieve en doe-vragen. Cognitieve vragen peilen begripsmatige kennis (b.v. Hoe zou je deze informatie kunnen gebruiken?). Affectieve vragen peilen waardeoordelen, attitudes, emoties (b.v. Hoe vond je dat je omgeving op je ziekte reageerde?) Doe-vragen zijn vragen die de leerling verzoeken een handeling of plan uit te voeren. Daarvoor moet de leerling een beroep doen op planmatige informatie die op het planniveau ligt opgeslagen (b.v. Herschrijf deze informatie zodat zij een antwoord geeft op jouw vragen). Deze vragen bewegen zich vooral op het niveau van het proces. Het zijn vragen die bij de evaluatie fase aan de orde komen. Indeling 4: Model van Guilford: kennis-, convergente -, divergente - en evaluerende vragen Een vierde indeling van vragen baseert zich op het model van verstandelijk functioneren van Guilford. Centraal hierbij staat het productieve denken. Dit denken bestaat uit convergente, divergente en evaluerende denkoperaties. Onderscheiden worden de volgende typen van vragen: feitenvragen, convergente vragen, divergente vragen en evaluerende vragen. Feitenvragen hebben betrekking op het reproduceren van feiten, formules of andere feiteninhouden door processen als herkennen en onthouden. Voorbeelden van dit type vragen zijn boven reeds gegeven. Convergente vragen hebben betrekking op de analyse en integratie van gegevens of onthouden van informatie. Deze vragen leiden tot één voorspelbaar antwoord vanwege het voorgestructureerde kader waarbinnen de leerling moet opereren. Het denken is gericht op het vinden van een vooraf vaststaande oplossing of op het meest passende antwoord. Vaak zijn die voor de hand liggende vragen, waarop het antwoord al bekend is. Dit soort vragen komen bij het zoeken naar informatie nauwelijks voor, omdat – ook al is de materie bekend – er toch nog verrassende, onbekende antwoorden op voor de hand liggende vragen kunnen komen. Convergente vragen worden vooral bij toetsen gebruikt, waarbij de docent het kennisniveau van de leerling test met informatievragen. Bijvoorbeeld: a) Als ik in deze schakeling deze schuifweerstand groter maak, hoe zal dan de helderheid van dit lampje veranderen: gaat het sterker of zwakker branden? b) Hoe luidde ook weer het bewijs dat de drie bissectrices in een driehoek door één punt gaan? c) Wat voor bijzonderheden vallen je op als je deze schets bekijkt?
1
Een kennisproduct is het resultaat van een informatiezoektocht waarvan de opbrengsten zijn verwerkt tot nieuwe kennis. Nieuwe kennis voor ofwel de onderzoeker, dan wel de lezer.
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
Divergente vragen hebben betrekking op de denkoperaties waarbij de leerling vrij is om op onafhankelijke wijze zijn eigen informatie te produceren in een situatie die weinig informatie bevat, om een nieuwe weg in te slaan of om de gegeven informatie in een nieuw perspectief te plaatsen. Het te geven antwoord is niet van tevoren bepaald. Voor een opdracht zijn meer goede kennisproducten mogelijk. Voorbeelden: a) Verzin eens een aantal toepassingsmogelijkheden bij deze stelling? b) Stel dat jij de president van de Verenigde Staten zou zijn, hoe zou jij dat probleem oplossen? c) Waardoor zou men in de toekomst het mestoverschot kunnen beperken? In dit kader kunnen ook evaluerende vragen die betrekking hebben betrekking op oordelen, waarden, normen en keuzes en worden gesteld en een oordeel geven over de kwaliteit van de informatie: a) Hoe zie jij de zin van het lijden in je levensgeschiedenis? b) Wat vind jij van het gebruik van biologische oorlogsmiddelen? c) Hoe oordeel je over de strafmaat van deze rechter? Indeling 5: Taxonomie van Bloom: feiten-, begrips-, toepassings-, analyse-, synthese- en evaluatievragen Een vijfde bekende indeling van soorten vragen baseert zich op de taxonomie van cognitieve onderwijsdoelstellingen van Bloom (1956). In navolging van deze taxonomie worden zes soorten vragen onderscheiden: feitenvragen, begripsvragen, toepassingsvragen, analysevragen, synthesevragen en evaluatievragen. Analyse-, synthese- en evaluatievragen worden vaak beschouwd als “denkvragen”. Feitenvragen betreffen vragen naar feiten en definities. Voorbeelden: a) Wie schreef Schateiland? b) Wat is de hoofdstad van Duitsland? c) Wat betekent UNICEF? Begripsvragen zijn vragen die classificeren, dat wil zeggen feiten met elkaar combineren door beschrijvingen te geven, hoofdzaken te bepalen en te vergelijken. Voorbeelden: a) Wat zijn de overeenkomsten tussen deze twee zienswijzen? b) Wat is de hoofdgedachte in deze tekst? c) Wat is het verschil tussen “cooperative learning” en “collaborative learning”? Toepassingsvragen zijn vragen die peilen of de leerling procedures en regels kan toepassen. Hieronder vallen ook routineberekeningen standaardoplossingmethoden, spellingsregels. Voorbeelden: a) Bepaal de geografische breedte van Nijmegen? b) Wanneer komt er geen ‘t’ achter de persoonsvorm? c) Los op? x: 2 - x = 6 + 3x (de procedure hiervoor is behandeld). Analysevragen vragen naar niet voor de hand liggende conclusie. Met motieven of oorzaken aangeven, kunnen gevolgtrekkingen gemaakt worden en aanwijzingen gevonden worden om generalisaties te ondersteunen. Voorbeelden: a) Waarom denk je dat de bladeren van deze plant verschrompeld zijn? b) Welke stellingen ken je die er veelbelovend uitzien om in deze opgave te gebruiken? c) Welk standpunt neemt de schrijver in over de islam? Synthesevragen vergen creativiteit: het zelf ontdekken van een nieuwe regel of generalisatie, of het generaliseren van een bekende regel naar een nieuw toepassingsgebied. Er wordt gevraagd voorspellingen te doen, problemen op te lossen, of iets origineels te bedenken of uit te voeren. Voorbeelden: a) Als de school niet zou bestaan, hoe zou dan kennis kunnen worden doorgegeven? b) In welke opzichten zou het leven op aarde veranderen als de zwaartekracht gehalveerd werd? Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
c) Hoe kun je met deze uitrustingsstukken dit water door middel van een te maken vlot oversteken? Evaluatievragen vergen het geven van een mening over bepaalde kwesties en oordelen over de waarde van ideeën, oplossingen van een probleem en de kwaliteit van bepaalde dingen. Daarbij wordt ook het eigen handelen betrokken. Voorbeelden: a) Is wat je gevonden hebt het juiste materiaal? b) Hoe betrouwbaar is het materiaal dat je gevonden hebt? c) Wat vind je van dit boek? d) Welk van deze oplossingsmethoden vind jij het beste? Indeling 6. Hoofd- en deelvragen Voor het maken van een werkstuk of scriptie is er een vraagstelling nodig die tevens de basis is van de opbouw van het stuk. Een werkstuk of scriptie geeft antwoord op vragen en leidt tot een conclusie. Hierin is dus sprake van een hiërarchie in de vraagstelling. De hoofdvraag De hoofdvraag geeft antwoord op waar de schrijver/onderzoeker op uit is en wat hij/zij wil weten en onderzoeken. Het antwoord kan de hoofdgedachte/synthese van het stuk zijn is. De deelvragen Deelvragen zijn vragen die helpen het antwoord op de hoofdvraag te formuleren. De deelvragen ondersteunen dus de hoofdvraag. In de deelvragen wordt gevraagd naar het wie, wat, waar, hoe, waarom, waarmee enzovoort. Voorbeeld van een hoofdvraag en deelvragen Hoofdvraag Pakt de Hilversumse overheid de jeugdwerkloosheid op de juiste manier aan?
Deelvraag Hoeveel jeugdwerklozen zijn er in Hilversum? Waardoor wordt deze werkloosheid veroorzaakt? Welke groepen jongeren zijn het meest werkloos? Hoe bestrijdt de Hilversumse overheid de jeugdwerkloosheid?
De deelvragen kunnen we onderdelen in: •
Beschrijvende vraag Verklaring: op basis van een onderzoek beschrijf je de situatie. (Dit type vraag is zelden of nooit een hoofdvraag, maar heb je nodig om de hoofdvraag te beantwoorden) Voorbeeld: Hoe ziet de dagindeling van de directeur eruit?
•
Vergelijkende vraag Verklaring: je presenteert overeenkomsten en verschillen binnen een onderwerp. Voorbeeld: Wat is het verschil tussen een directiesecretaresse en een administratieve secretaresse?
•
Verklarende vraag Verklaring: je zoekt antwoord op de vraag; ‘Hoe komt het dat ….’ Voorbeeld: Hoe komt het dat er zoveel werklozen zijn in deze branche?
•
Voorspellende vraag Verklaring: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zou kunnen zijn. Voorbeeld: Hoe denk je dat het bedrijf er over 10 jaar uit zal zien?
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
•
Probleemoplossende vraag Verklaring: je probeert op basis van een onderzoek een probleem op te lossen, of in ieder geval hier een bedrage aan te leveren. Voorbeeld: Hoe kan de werkloosheid in deze branche verminderd worden?
•
Beoordelende vraag Verklaring: je geeft een oordeel over een onderwerp. Voorbeeld: Welk modeontwerp is het leukst?
•
Verhelderingsvraag Wanneer men luistert, zou men zich eerder moeten afvragen wat de ander eigenlijk bedoelt. Heeft de ander het wel zo bedoeld? Een veel gestelde vraag tijdens een gesprek is dan ook: ‘Bedoel je … wanneer je zegt dat … ?’ of ‘Begrijp ik het goed wanneer je zegt dat ?’. Duidelijkheid en helderheid houden voortdurend verificaties in, nagaan of wat men hoort correct werd uitgedrukt, nagaan of men het goed begrepen heeft. Het is een vaardigheid die door herhaaldelijke praktijk ingeoefend wordt. Die vaardigheid biedt een aantal voordelen:
Indeling 7. Aspecten van onderwerpen Naast de soorten vragen is er ook nog een indeling te maken naar vragen naar aspecten van onderwerpen. Elk onderwerp heeft zijn eigen aspecten, alle onderwerpen kennen wel een geschiedenis, maar niet elk onderwerp kent spelregels of een procedé waarmee het gemaakt wordt. Onderwerpen zijn in soorten te verdelen, die elk hun eigen vragenset kennen, dit zijn voornamelijk feitenvragen. Materiaal Noem eigenschappen (buigzaam, scherp, doorzichtig e.d.) Noem de basismaterialen waar het uit bestaat Noem voorwerpen die ervan gemaakt zijn Vertel over het procédé waardoor het ontstaat
Geschiedenis van ding of gebeurtenis Noem de voornaamste gebeurtenis Waar werd het door veroorzaakt Wanneer speelde het zich af Wie of wat zijn de hoofdrolspelers Wat was het resultaat van de gebeurtenis
Gebruiksvoorwerp Van welk materiaal/en is het gemaakt Vertel over het procédé hoe het gemaakt wordt Noem voorwerpen die er vergelijkbare eigenschappen hebben Vertel over hoe het gebruikt wordt Vertel over bijzondere voorbeelden van het voorwerp
Sport/entertainment Wat zijn de belangrijkste regels Hoe ziet een speelveld eruit Met welk materiaal spel je het Met hoeveel spelers speel je het Hoe werkt de puntentelling
Geografische gebeurtenissen Hoe ontstaat het Noem positieve effecten ervan Noem negatieve effecten ervan Waar wordt het door beïnvloed Noem de verschillen per regio
Organisme Noem de voornaamste kenmerken Waar komen ze het meest voor Noem de voornaamste overlevingsstrategie, denk aan eten rusten e.d. Hoe planten ze zich voort
Aspecten die bij alle soorten onderwerp gebruikt kunnen worden Maak of zoek een afbeelding van je onderwerp Geef de beschrijving van je onderwerp uit Wikipedia en gewone encyclopedie Vertel over de geschiedenis van het ontstaan en het gebruik Vertel/bezoek musea die over je onderwerp gaan. Vertel/bezoek sites waar je informatie gevonden hebt Vertel(bezoek) deskundigen op het gebied van jouw onderwerp Vertel/lees boeken die over je onderwerp gaan
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
3. Indeling voor informatievaardigheden Voor het maken van een werkstuk of scriptie maken we eerste gebruik van de indeling Hoofd- en deelvragen. De Hoofdvraag wordt geformuleerd i.c. het onderwerp wordt bepaald. Vervolgens wordt het karakter van het onderwerp bepaald om naar de juiste aspecten van het onderwerp te vragen. Vervolgens kunnen de volgende soorten vragen worden gesteld om van het informatiezoekproces ook een leerproces te maken. 1) feitenvragen, 2) convergente vragen, 3) divergente vragen en 4) evaluatievragen. Dit is een eenvoudige indeling waarmee we zinvol kunnen oefenen. Hierin komen ook de andere indelingen terug (convergent, divergente en evaluatievragen zijn te beschouwen als open of denkvragen, convergente vragen eveneens als begripsvragen, toepassingsvragen, en analysevragen, divergente vragen als synthesevragen, feitenvragen als gesloten vragen). Feitenvragen
Convergente vragen
Divergente vragen
Evaluatievragen
Welk feit... Wie..., wat..., waar..., wanneer... Geef de definitie van ... Wat was ook al weer... Noem op... Waar staat... Wat betekent... Hoe heet...
Vergelijk... Wat is de overeenkomst... Wat zijn de verschillen... Geef voorbeelden... Maak een onderverdeling... Beschrijf met eigen woorden... Wat zijn de hoofdzaken...
Geef motieven... Geef mogelijke oorzaken... Vind aanwijzingen ter ondersteuning... Zoek verbetering van... Bedenk... Verzin... Wat denk je dat...
Ben je het eens met... Wat is je mening over... Is het goed dat... Geloof je... Zou het niet beter zijn... Houd je van... Wat vind jij van... Hoe vind je dat jij……
In het informatievaardighedenproces zul je zien dat daarin ook deze volgorde van soorten vragen wordt gehanteerd. Ook geeft deze volgorde het niveau van de leerling aan. Op het lagere niveau, zowel qua leeftijd als qua intelligentie zal men blijven ‘steken’ bij de feitenvragen en deze in een mooi format verwerken. De convergente vragen zijn vooral de vragen die de docent in zijn opdracht zal kunnen verwerken, om enerzijds naar de informatie die tot antwoord op die vragen te gaan zoeken, maar ook om de gevonden informatie tot kennis te verwerken. De divergente vragen vind je op een dieper niveau dat zich meer op onderzoekvaardigheden richt. De evaluatievragen zijn er voor alle niveaus van de leerling, het proces en de leerstof. Voor een goede informatievaardige opdracht zullen de convergente en divergente vragen door de docent gegeven moeten worden. De leerling zal daar vanuit de feitenvragen moeten bedenken. Op basis van de gevonden informatie kan de leerling dan de in de convergente en divergente vragen geïmpliceerde leerdoelen, een presentatie of toets zichtbaar maken welke kennis hij heeft opgedaan.
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
4. Opdracht Kies een onderwerp dat is afgestemd op het niveau van de leerling waarvoor hij bedoeld is. Zoek (of maak) over dit onderwerp een tekst die een hoeveelheid informatie bevat en die de mogelijkheid tot het stellen van allerlei soorten vragen toelaat (bijvoorbeeld een kort krantenartikel of een artikel uit een tijdschrift). Formuleer de doelstelling van de opdracht. In de opdracht dienen de onderscheiden vragen (kennisvragen, convergente vragen, divergente vragen, evaluatievragen) in een bepaalde verhouding aan bod te komen. Maak een op de opdracht gericht evaluatieformulier, waarmee gereflecteerd wordt op het kennisproduct, maar ook waarmee inzicht wordt verkregen op het verlopen proces.
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
Deze paper is gebaseerd op EFFECTIEF VRAGEN STELLEN van Simon Veenman Sectie Onderwijs en Educatie Katholieke Universiteit Nijmegen Paper ten behoeve van het practicum Instructievaardigheden September 2001 Literatuur Bloom, B. S. (1956). Taxonomy of educational objectives: The classification of educational goals. Handbook 1: Cognitive domain. New York: McKay. Boekaerts, M. (1987). Psychologie van de leerling en het leerproces. Nijmegen: Dekker & Van de Vegt. Coley, J. D., DePinto, T., Craig, S., & Gardner, R. (1993). From college to classroom: Three teachers’ accounts of their adaptations of reciprocal teaching. Elementary School Journal, 94(2), 255-266. Heeringa, J. & Veenman, S. (1977). Minikursus Effektief Vragen Stellen: Handboek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Hollander. P.M. den (e.a.) (2010), Goochelen met informatievaardigheden: een didactische aanpak. Bussum Coutinho. King, A. (1990). Enhancing peer interaction and learning in the classroom through reciprocal questioning. American Educational Research Journal, 27(4), 664-687. King, A. (1994). Guiding knowledge construction in the classroom: Effects of teaching children how to question and how to explain. American Educational Research Journal, 31(2), 338368. King, A. (1999). Discourse patterns for mediating peer learning. In A. M. O”Donnell & A. King (Eds), Cognitive perspectives on peer learning (pp. 87-115). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Kok, J. & Veenman, S. (Red.) (1977). Interaktie Analyse: Waarderen (deel 3b) en Struktureren (deel 3d). Nijmegen: Instituut voor Onderwijskunde, K.U. Nijmegen/Den Bosch: Katholiek Pedagogisch Centrum. Krammer, H. P. M. (1975). Klassikaal vraagstukken oplossen: Handleiding bij een microteaching kursus. Enschede: Technische Hogeschool Twente, vakgroep Onderwijskunde. Opleidingscentrum Didaktiek en Militair Leiderschap (1987). Lijst kerngedragingen instructeur. Stencil nr. 1002. Grave: Auteur. Plas, P. L. van der & Roos, W. J. M. de (1977). Minikursus Denkvragen Stellen: Handboek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Roelofs, E., Linden, J. van der, & Erkens, G. (2000). Leren in dialoog: een discussie over samenwerkend leren in onderwijs en opleiding. In J. van der Linden & E. Roelofs (Red), Leren in dialoog (pp.7-34). Groningen: Wolters-Noordhoff. Veenman, S. (1975). Ontwikkeling en evaluatie van de Minikursus Effektief Vragen Stellen. Pedagogische Studiën, 52(9), 296-315. Veenman, S., Kolle, L. & Ponti, A. de (1975). De cognitieve versie van de Minikursus Effektief Vragen Stellen. Pedagogische Studiën, 52(9), 316-335. 55 Veenman, S. (1977). Interactie-analyse: Het gebruik van observatiesystemen. In F.K. Kieviet (Red.), Nieuwe methoden in de opleiding van onderwijsgevenden (pp. 115-241). Groningen: Wolters-Noordhoff. Webb, N. M. (1989). Peer interaction and learning in small groups. International Journal of Educational Research, 13, 21-39. Webb, N. W., & Farivar, S. (1994). Promoting helping behavior in cooperative small groups in middle school mathematics. American Educational Research Journal, 31(2), 369-395. Webb, N. M., & Farivar, S. (1999). Developing productive group interaction in middle school mathematics. In A. M. O’Donnell & A. King (Eds), Cognitive perspectives on peer learning Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander
(pp. 117-149). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Wolters, L. (1981). Werkgroepen: Functie en vormgeving. (Memorandum 13-81) Nijmegen: Instituut voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs, K.U. Nijmegen. Websites met betrekking tot het stellen van vragen Hieronder volgen enkele websites met suggesties voor het stellen van goede vragen. Changing the questions (adres met verschillende links) http://mciu.org/~spjvweb/questions.html#Essential Questions How to ask questions about literature http://www.mcs.net/~prndrgst/questions.html Asking questions --in class and out http://www.chass.ncsu.edu/ccstm/scmh/questions.html The starting point: asking questions http://www.abacon.com/graziano/ch03/index.htm Tips for asking questions http://nadadventist.org/cm/resources/think/slide23.htm Answering and asking questions http://www.hcc.hawaii.edu/intranet/committees/FacDevCom/guidebk/teachtip/askquest.htm Asking good questions http://www.ils.nwu.edu/~e_for_e/nodes/NODE-59-pg.html
Effectief vragen stellen Auteur: Peter den Hollander