week 11 – 9 maart 2015 – opdrachten niveau A strategie: ophelderen van onduidelijkheden
Tekst lezen en moeilijke woorden 1. Lees de tekst met het stappenplan. Zet een lijn onder de woorden die jij moeilijk vindt. 2. Lees de uitleg.
In een tekst staan soms woorden die je niet kent. Op de woordhulp staat hoe je achter de betekenis van zo’n woord kunt komen. In de laatste stap staat dat je een woord kunt opzoeken in het woordenboek. Hoe doe je dat? In een woordenboek zoek je op alfabet. •
Met welke letter begint het woord? Zit die letter achteraan in het alfabet? Dan hoef je niet vóór in het woordenboek te gaan zoeken.
•
Bovenaan de bladzijdes van het woordenboek staan woorden. Die beginnen met bepaalde letters. Zo zie je of je al een beetje op de goede plek aan het zoeken bent. Voorbeeld: Je zoekt een woord dat begint met een ‘g’. Je slaat het woordenboek open. Bovenaan de bladzijde staat ‘grandioos – groeten’. Dan weet je dat je ongeveer op de goede plek zoekt.
•
Kijk dan naar de tweede letter van het woord, en dan de derde, en misschien nog de vierde, en zo verder. Voorbeeld: je zoekt het woord ‘groef’. Je zit nog op de bladzijde van ‘grandioos – groeten’. Je zit dan op de goede bladzijde. Dat zie je aan de letters na de ‘g’.
3. Wat betekenen de volgende moeilijke woorden? Zoek de betekenis op in het woordenboek.
Soms heeft een woord twee (of meer) betekenissen. Kijk dan welke betekenis het beste in de zin past. Dat is de betekenis die je moet hebben. a. Lees regel 9-11: Ze bespraken hoe belangrijk het is dat kinderen al vroeg leren met geld om te gaan. ‘Bespraken’ komt van ‘bespreken’. Wat is bespreken? Zoek de betekenis van bespreken op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
pagina 1 van pagina 5 1 van 5
week 11 – 9 maart 2015 – opdrachten niveau A strategie: ophelderen van onduidelijkheden
b. Lees regel 14-15: Het Nibud geeft advies over geldzaken. Wat is het advies? Zoek de betekenis van advies op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ c. Lees regel 16-17: Ten eerste moet je leren om met een bepaald bedrag een tijdje te doen. Wat is bepaald? Zoek de betekenis van bepaald op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ d. Lees regel 17-18: Ten tweede moet je zorgen dat je wensen passen bij je inkomsten. Wat zijn inkomsten? Zoek de betekenis van inkomsten op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ e. Lees regel 20-21: Je moet leren kiezen tussen dingen die je echt nodig hebt en dingen die je graag zou willen aanschaffen. Wat is aanschaffen? Zoek de betekenis van aanschaffen op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ f.
Lees regel 24-25: Op sommige scholen komen er mensen die bij een bank werken. Wat is de bank? Zoek de betekenis van bank op in het woordenboek. Schrijf op: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
pagina 2 van pagina 5 2 van 5
week 11 – 9 maart 2015 – opdrachten niveau A strategie: ophelderen van onduidelijkheden
Een mindmap maken 1. Het is handig om een schema van een tekst te maken. Want in een schema zie je snel waar de tekst over gaat. Bij de tekst over de Week van het geld ga je een mindmap maken. 2. Wat is een mindmap ook alweer? Lees de uitleg.
Een mindmap is een soort woordenweb met tekeningen en kleuren. Een mindmap geeft je overzicht over de tekst. Zo maak je een mindmap: •
Gebruik een wit blad papier.
•
Schrijf het onderwerp van de tekst in het midden.
•
Zet de deelonderwerpen rondom het onderwerp. Trek hier een dikke streep onder.
•
Zet daarna bij deze deelonderwerpen de informatie die je belangrijk
•
Gebruik tekeningen om je mindmap duidelijker te maken.
•
Gebruik verschillende kleuren.
hierbij vindt. Trek hier dunne strepen onder.
3. Maak een mindmap over de Week van het geld. Kijk goed in de tekst welke informatie belangrijk is. Gebruik een apart blaadje.
pagina 3 van pagina 5 3 van 5
week 11 – 9 maart 2015 – opdrachten niveau A strategie: ophelderen van onduidelijkheden
Vragen over de tekst beantwoorden 1. Waarom is er de Week van het geld? __________________________________________________________________ 2. Welke drie dingen moet je volgens het Nibud doen om al vroeg met geld te leren omgaan? Kruis de drie juiste antwoorden aan.
□ Je moet altijd precies een week met je zakgeld kunnen doen. □ Je moet leren om met een bepaald bedrag een tijdje te kunnen doen. □ Je moet leren om alleen maar goedkope spullen te kopen. □ Je moet zorgen dat je wensen passen bij je inkomsten. □ Je moet zorgen dat je zakgeld van je ouders krijgt, ook al ben je nog heel jong. □ Je moet leren kiezen tussen dingen die je echt nodig hebt en dingen die je graag zou willen hebben.
3. Kijk in het stukje tekst met het kopje Onderzoek. Waar bewaren de meeste kinderen hun geld het liefst? En op welke plek wordt het minst geld bewaard? a. Lees de antwoorden hieronder en kijk in de tekst. b. Schrijf ‘1’, ‘2’ of ‘3’ voor de antwoorden. Een ‘1’ staat voor de plaats waar kinderen hun geld het meest bewaren. Een ‘3’ staat voor de plaats waar kinderen hun geld het minst bewaren. _____
In een portemonnee
_____
In een spaarpot
_____
Op de bank
4. In de laatste regels van de tekst kun je lezen dat jongens het grootste deel van hun geld uitgeven aan computerspellen en speelgoed. Meisjes geven het grootste deel van hun geld uit aan speelgoed en spullen om zich mooi te maken. Wat vind jij daarvan? Is dat ook zo in jullie klas, denk je? Waar geef jij je geld aan uit? ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
pagina 4 van pagina 5 4 van 5
week 11 – 9 maart 2015 – opdrachten niveau A strategie: ophelderen van onduidelijkheden
Stemmen met je voeten Hieronder zie je een opdracht die is gemaakt door Aflatoun. Aflatoun is ook een organisatie die te maken heeft met de Week van het geld. Aflatoun maakt ook lessen, voor kinderen over de hele wereld. In de lessen leren kinderen omgaan met geld en met elkaar. Je gaat een spel spelen. In de klas komen drie vakken: •
Eens
•
Oneens
•
Weet niet
Je juf of meester leest steeds een zin voor. Kies bij elke zin of je het ermee eens of oneens bent en ga in dat vak staan. Als je het echt niet weet, kies je voor het vak ‘Weet niet’. Let op: kies echt zelf. Ga niet iemand zomaar nadoen.
pagina 5 van pagina 5 5 van 5