week 41 – 6 oktober 2014 – opdrachten niveau A
Tekst lezen en moeilijke woorden 1. Lees de tekst met het stappenplan. Zet tijdens het lezen een lijn onder de woorden die jij moeilijk vindt. 2. Lees de uitleg.
In een tekst staan soms woorden die je nog niet kent. Maar niet elk woord is belangrijk om te begrijpen. Je merkt het vanzelf als je doorleest. Begrijp je de tekst niet meer? Dan is het woord wel belangrijk! Gebruik dan de woordhulp van het stappenplan. Daar staat wat je kunt doen als je een woord niet begrijpt. Je kunt bijvoorbeeld: •
een stukje opnieuw lezen of verder lezen. Misschien wordt daar uitgelegd wat het woord betekent.
•
naar de illustratie bij een tekst kijken. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken.
•
goed naar het woord zelf kijken. Soms ken je al een stukje van het woord.
Maak de vragen. Gebruik de woordhulp op het stappenplan. 3. Het aantal wilde dieren is dus erg afgenomen (regel 18). Wat is afnemen? Tip: Kijk naar het woord in de tekst. Lees een stukje terug. A. hetzelfde blijven B. meer worden C. minder worden Het hielp wel/niet om een stukje terug te lezen. 4. Dat komt vooral door stropers (regel 18-19). Wat is een stroper? Tip: Kijk naar het woord in de tekst. Lees een stukje verder. A. iemand die al lang onderzoek doet naar hoe dieren in het wild leven B. iemand die stiekem dieren vangt op een plek waar dat niet mag C. iemand die voor zieke of gewonde dieren zorgt en ze beter maakt Het hielp wel/niet om een stukje verder te lezen.
pagina 1 van pagina 5 1 van 5
week 41 – 6 oktober 2014 – opdrachten niveau A
5. Ook verdwijnt het leefgebied van veel dieren, omdat mensen het kapot maken (regel 20-21). Wat is het leefgebied? Tip: Kijk naar het woord zelf. Ken je al één of twee stukjes van het woord? A. de huizen of kantoren waarin dieren leven B. het stuk land waar dieren leven C. het stuk land waar dieren sterven Het hielp wel/niet om naar het woord zelf te kijken. 6. Sinds de tijgers een beschermde diersoort zijn, gaat het weer goed met ze (regel 29). I. Kijk naar het woord diersoort. Uit welke twee woorden bestaat dit woord? _______________________________ en _______________________________ II. Wat betekent het woord diersoort? Schrijf op: _________________________________________________________________ III. Wat is een beschermde diersoort? Tip: Kijk naar het woord in de tekst. Lees een stukje terug. A. deze diersoort wordt door veel mensen mooi gevonden B. er wordt voor gezorgd dat deze diersoort veilig is C. het is belangrijk dat deze diersoort voedsel heeft Het hielp wel/niet om een stukje terug te lezen. 7. Niet iedereen is het daarmee eens (regel 33-34). Wat is het ergens mee eens zijn? Tip: Kijk naar de woorden in de tekst. Lees een stukje verder. A. iets goed vinden, dezelfde mening hebben B. een interessant idee met iemand bespreken C. goed nadenken, belangrijke woorden spreken Het hielp wel/niet om een stukje verder te lezen.
pagina 2 van pagina 5 2 van 5
week 41 – 6 oktober 2014 – opdrachten niveau A
8. Hopelijk hebben ze gelijk! (regel 35). Wat betekent hopelijk? Tip: Kijk naar het woord zelf. Zie je een bekend stukje in het woord? A. zoals je hoopt dat het zal zijn B. zoals je weet dat het gebeurt C. zoals je bang bent dat het lastig is Het hielp wel/niet om naar het woord zelf te kijken.
Een kaart invullen 1. Kijk in een atlas of op de kaart van de wereld. a. Waar liggen Afrika, Azië en Zuid-Amerika? In welk werelddeel ligt China? b. Wijs ook de landen Nederland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië aan. Deze landen liggen in het werelddeel Europa. 2. In de tekst worden veel dieren genoemd, onder andere: -
bosolifant
-
dolfijn
-
gibbon
-
kerkuil
-
kikker
-
leeuw
-
lepelaar
-
neushoorn
-
slang
Zoek deze dieren in de tekst op. Schrijf de namen van de dieren in of bij het werelddeel waar ze leven. Dat doe je op de kaart op de volgende bladzijde. 3. Onder de kaart staan foto’s van de dieren. Trek een lijn van de naam van het dier (dat heb je op de kaart opgeschreven) naar de juiste foto.
pagina 3 van pagina 5 3 van 5
week 41 – 6 oktober 2014 – opdrachten niveau A
Europa Azië
Afrika
ZuidAmerika
pagina 4 van pagina 5 4 van 5
week 41 – 6 oktober 2014 – opdrachten niveau A
Vragen over de tekst beantwoorden 1. Kijk in de tekst onder het kopje Hoe komt het? Het aantal wilde dieren is erg afgenomen. Waardoor komt dat? Noem drie dingen. ____________________________________________________________________ 2. Kijk bij het stukje Goed nieuws. Wat is het positieve nieuws? ____________________________________________________________________ 3. De laatste zin van de tekst is: Hopelijk hebben ze gelijk! Waarom zou het fijn zijn als deze mensen gelijk hebben? ____________________________________________________________________ 4. Stel je voor dat je een bosolifant in Afrika bent en je ziet een stroper aankomen. Wat zie je, wat hoor je en wat ruik je dan? Hoe voel je je? Wat zou je doen?
Een elfje schrijven 1. Je gaat een elfje schrijven over een dier uit de tekst. Lees eerst de uitleg.
Een elfje is een gedicht van elf woorden. Deze elf woorden zijn op een vaste manier verdeeld over vijf regels: regel 1: één woord regel 2: twee woorden regel 3: drie woorden regel 4: vier woorden regel 5: één woord: een slotwoord dat veel zegt. Zoals: leuk, gaaf, au! of mooi 2. Kies een dier dat in de tekst genoemd wordt. Schrijf een elfje over dat dier.
pagina 5 van pagina 5 5 van 5