Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Warandelaan 2 4904 PC Oosterhout Postbus 19, 4900 AA Oosterhout Tel.: +31 (0)162 - 48 00 30 Fax.: +31 (0)162 - 48 00 99 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 32077105
Verslag over het boekjaar 1-1-2011 t/m 31-12-2011
2
Inhoud
Pagina Meerjarenoverzicht
5
Bestuursverslag Pensioenen algemeen
7
Beleggingen algemeen
10
Fondsspecifieke ontwikkelingen
14
Risicoparagraaf 17 Herstelplan 21 Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
22
Premiebeleid 25 Toeslagbeleid 28 Beleggingsbeleid
29
Pensioenbeleid 40 Financiële positie van het Pensioenfonds
42
Bestemming van het saldo
44
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Verklaring Verantwoordingsorgaan
45
Reactie van het bestuur
46
Jaarrekening Balans per 31 december
48
Staat van baten en lasten
50
Kasstroomoverzicht 52 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
53
Toelichting op de balans per 31 december
56
Toelichting op de staat van baten en lasten
62
Risicoparagraaf 68 Overige gegevens Resultaatbestemming 79 Actuariële verklaring
80
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
82
Bijlagen Beleggingsoverzicht 85
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
3
4
Meerjarenoverzicht
2011 2010 2009 2008 2007
Aantallen Deelnemers
2.076 2.099 2.103 2.186 2.259
Gewezen deelnemers
1) 1.176 1.158 1.131 1.085 1.117
Pensioengerechtigden
1) 1.047 947 880 804 952
Fluitgerechtigden Totaal
168 207 209 207 176 4.467 4.411 4323 4282 4504
Financiële gegevens (in duizenden euro) Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
453.185
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
395.444
358.255 1) 352.860 282.832
110 142 757 835 882 453.295 395.586 359.012 353.695 283.714
Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken
986
936
2.348
1.946
0
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
36.318 36.030 32.550 27.959 27.763
Reserves Algemene reserve
-25.041
Beleggingsreserve
1)
674
-34.979
23.147
0 0 0 0 49.015
Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
5.862
374
242
-24.667 6.104
250
0
0
924 -34.979 72.162
Inclusief een opslag op de voorziening pensioenverplichting van 4%, vooruitlopend op de nieuw te publiceren AG prognosetafel.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
5
2011 2010 2009 2008 2007
Bijdragen voor risico fonds
21.657 21.296 19.274 17.807 17.789
Pensioenuitkeringen
18.064 17.630 16.438 14.711 12.957
Beleggingen voor risico fonds Belegd vermogen1)
421.192 387.894 342.180 290.428 342.946
Beleggingsopbrengsten
25.642 38.641 40.228 -38.067
Rendement o.b.v. total return
6,60% 10,90% 14,00% -10,80% 0,62%
2)
FTK Dekkingsgraad3) Vereiste FTK dekkingsgraad
1)
57
94,48% 101,48% 100,19% 90,11% 125,51% 115,60% 114,70% 115,40% 117,80% 115,70%
Dit is exclusief lopende intrest en liquiditeiten (2011: € 8.572; 2010: € 14.502) en inclusief de onder de kortlopende schulden gepresenteerde beleggingen met een negatieve waarde
op balansdatum.
2)
Total return houdt in dat niet alleen wordt gekeken naar de directe opbrengsten, zoals uitkering van rente en dividenden, maar ook naar de zogenoemde indirecte opbrengsten
in de vorm van waardeveranderingen van beleggingen (koersresultaten).
3)
De dekkingsgraad werd tot en met boekjaar 2007 als volgt berekend: reserves plus voorziening pensioenverplichting eigen rekening en overige technische voorzieningen gedeeld
door voorziening pensioenverplichting eigen rekening en overige technische voorzieningen. Met ingang van boekjaar 2008 wordt het totaal van de reserves plus de technische
voorzieningen voor risico fonds (incl. herverzekerd deel) gedeeld door de technische voorzieningen voor risico fonds.
6
Bestuursverslag
Pensioenen algemeen Ontwikkelingen in 2011 Contouren van een nieuw pensioenstelsel In juni 2011 hebben sociale partners en de overheid het pensioenakkoord gepresenteerd. Met de maatregelen uit het akkoord zouden de noodzakelijke stappen kunnen worden gezet om het Nederlandse pensioenstelsel toekomstbestendig te houden met behoud van de huidige kenmerken collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling. In het pensioenakkoord wordt een aantal belangrijke wijzigingen voorgesteld: –– Invloeden als langere levensverwachtingen of ontwikkelingen op de financiële markten zullen niet automatisch leiden tot een premiestijging. –– De pensioenleeftijd zal van de levensverwachting af hangen, zoals momenteel ook voor de AOW wordt voorgesteld. –– De sociale partners hebben de keuze tussen twee soorten contracten, waarbij voor beide contracten een ander toezichtregime zal gelden: •
Een contract waarin ontwikkelingen op de financiële markten directer naar de pensioenopbouw en de ingegane pensioenen door wordt vertaald; of
•
Een contract conform het huidige type pensioencontract.
Het pensioenakkoord dient echter nog op belangrijke onderdelen nader uitgewerkt te worden, waarna een raamwerk resteert voor de sociale partners om tot nieuwe pensioenregelingen te komen. De invloed van de politieke ontwikkelingen in 2012 zal hier wellicht zijn weerslag op hebben. Verwacht wordt dat het gehele traject op zijn vroegst in 2013 afgerond zal zijn. Ingang van AOW-pensioen naar de verjaardag Uitgangspunt van het pensioenakkoord is onder meer een integrale benadering in de AOW en de aanvullende pensioenregelingen van de pensioenleeftijd, flexibilisering van de pensioeningangsdatum en de stijging van de levensverwachting. Echter, in tegenspraak hiermee, kwam het kabinet in het verslagjaar met een andere ingangsdatum van het AOW-pensioen, te weten de dag waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. In de desbetreffende wetswijziging werd het aanvullende pensioenterrein ongemoeid gelaten. Vastgesteld moet worden dat het door de betreffende maatregel veroorzaakte ‘AOW’-gat niet tot de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen kan worden gerekend en dat buiten hen om naar eventuele compenserende maatregelen moet worden gezocht. Financieel crisisplan De krediet-, schulden- of eurocrisis heeft de besturen van de meeste pensioenfondsen genoodzaakt tot het opstellen van herstelplannen. Dit proces, alsmede de maandelijkse monitoring van de financiële situatie en de jaarlijkse evaluatie van de plannen, hebben De Nederlandsche Bank ertoe gebracht om de besturen op grond van een beleidsregel te verplichten een financieel crisisplan op te stellen. Deze verplichting is, zonder nadere wetgeving, opgelegd op grond van het bestaande voorschrift van het voeren van een beheerste en integere bedrijfsvoering.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
7
Alle fondsen – met uitzondering van de volledig herverzekerde pensioenfondsen – moeten over een financieel crisisplan beschikken. Hierin staat onder meer beschreven wanneer het bestuur vindt dat er sprake is van een crisissituatie en op welke wijze en met welke maatregelen deze crisis zal worden bestreden. De lopende herstelplannen Ondertussen bleef ook in het onderhavige verslagjaar het herstel van de financiële situatie van de pensioenfondsen, langs de uitgezette herstelpaden en in het beoogde tempo, van de besturen alle aandacht vragen. De lage stand van de rente en de volatiliteit van de financiële markten van aandelen en obligaties, aangewakkerd door rapportages over de gedaalde kredietwaardigheid van overheden en particuliere bedrijven, dwongen tot grote alertheid. In dit verband wordt het bestaande wettelijke toezichtkader als knellend ervaren en niet langer toegeschreven op de realiteit. Tevens moet echter worden vastgesteld dat het bestaande, wettelijke regime voor De Nederlandsche Bank weinig mogelijkheden biedt voor afwijkingen. In het verslagjaar heeft De Nederlandsche Bank desondanks getoond oog te hebben voor de positie van de pensioenfondsen. Zo is bijvoorbeeld het premiebeleid tijdens herstel nader gedefinieerd en werd toegestaan dat de premies in 2011 niet bijdroegen aan het herstel. De eis van kostendekkendheid stond niet ter discussie. Voorts heeft de toezichthouder in het kader van de op te leveren evaluaties van de herstelplannen besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur ultimo december 2011 en de voorgenomen kortingen in percentage te maximeren. De evaluaties moeten worden gebaseerd op de gemiddelde rente over het laatste kwartaal van 2011, terwijl de aan te kondigen, noodzakelijke kortingen mogen worden beperkt tot 7%. In de pensioensector blijft de opvatting overheersen dat grote behoefte bestaat aan meer structurele maatregelen. Voorts wordt om een soepeler opstelling door De Nederlandsche Bank gevraagd in de aanloopjaren naar de invoering van de reële pensioencontracten. Alternatieve bestuursmodellen en het initiatiefwetsvoorstel Koser Kaya/Blok De kamerleden Koşer-Kaya en Blok hebben zich sterk gemaakt om het gepensioneerden mogelijk te maken plaats te nemen in de besturen van pensioenfondsen. Door de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid is hierop het wetsvoorstel Wet versterking bestuur pensioenfondsen ingediend. Hierin zijn twee bestuursmodellen opgenomen: –– Het eerste model is een aanpassing van de bestaande bestuursvorm waarin werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden zijn vertegenwoordigd. Daar kunnen ook externe deskundigen aan worden toegevoegd. –– Het tweede model is nieuw en houdt in dat een pensioenbestuur volledig bestaat uit externe beroepsbestuurders. Dit bestuur wordt gecontroleerd door een belanghebbendenorgaan, bestaande uit werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. Vergunningen voor PPI’s In het verslagjaar kwamen de vergunningen van De Nederlandsche Bank af met betrekking tot de oprichting van premiepensioeninstellingen (PPI’s). Hiermee wordt deze nieuwe uitvoeringsvorm -voorlopig alleen ten behoeve van beschikbare premieregelingen- steeds meer werkelijkheid. Wijzigingen in de Pensioenwet In het verslagjaar is de Pensioenwet gewijzigd en zijn enkele knelpunten van merendeels technische aard aangepakt. Zo zijn de wettelijke belemmeringen weggehaald voor het behoud van partnerpensioen op risicobasis in geval van een baanwisseling. Verder wordt op korte termijn het kapitaalcontract tussen pensioenfondsen en hun herverzekeraars afgeschaft. Tenslotte is een ministeriële bevoegdheid gecreëerd om bijbetalingsverplichtingen van de werkgever bij inkomende waardeoverdrachten te mitigeren. Staatssecretaris Weekers van Financiën wijzigde de fiscale wetgeving zodanig dat vervroegde pensionering vanaf de 60-jarige leeftijd mag worden gecombineerd met het verrichten van arbeid.
8
Toezichtontwikkelingen Met betrekking tot het toezicht vallen in het verslagjaar geen nieuwe toezichtontwikkelingen te melden, anders dan die welke reeds waren gepubliceerd in het speerpuntenoverzicht 2010-2014. De Nederlandsche Bank herinnert de fondsbesturen voortdurend aan de onderzoeksrapporten en aanbevelingen van de Commissie Frijns. Met name wijst de prudentieel toezichthouder op de noodzaak van het vergroten van het inzicht in de beleggingen, het beleggingsproces en op het ontwikkelen van een beter risicomanagement. De Autoriteit Financiële Markten publiceerde in het verslag de resultaten van een specifiek onderzoek naar de inzichtelijkheid in en transparantie van de uitvoeringskosten van pensioenfondsen, waaronder de kosten van het vermogensbeheer. Voorts vroeg de gedragstoezichthouder aandacht voor de kwaliteit van de administratie, met name voor de juistheid en volledigheid van de uniforme pensioenoverzichten (UPO’s). Beide toezichthouders hebben als schot voor de boeg reeds aangekondigd stevig toezicht te gaan houden op de nakoming van de verplichtingen onder het regime van reële pensioencontracten. Zij verlangen in dit kader heldere normen voor de financiële opzet en de communicatie over risico’s. Internationale ontwikkelingen Internationale regelgeving wordt voor het Nederlandse pensioenstelsel steeds belangrijker. Er zijn momenteel internationaal verschillende voorstellen die een grote invloed op de pensioenfondsen in Nederland kunnen hebben. Dit betreft bijvoorbeeld de herziening van de Europese Pensioenfondsenrichtlijn, de omgang met derivatentransacties en de Financial Transaction Taks. Het is van belang dat de Europese Unie bij de vormgeving van het beleid en de regelgeving rekening houdt met de speciale rol van pensioenfondsen en de verschillen tussen pensioensystemen in de verschillende lidstaten.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
9
Beleggingen algemeen Ontwikkelingen in 2011 Het jaar 2011 was een jaar met veel dynamiek. Het jaar begon voor veel landen met leading indicators op relatief hoge niveau’s, waardoor de zorgen over een double dip scenario en zelfs de Euro schuldencrisis naar de achtergrond waren verdreven. De motor achter de wereldeconomie leek weer kracht te krijgen na het ongekend ineen klappen van de economieën en beleggingsmarkten in 2008 en 2009. Ook de inflatie en de hoge olieprijzen bevestigden deze trend aan het begin van het jaar. In de Emerging Markets landen was de inflatie fors opgelopen in combinatie met een hoge economische groei. In deze landen werd daarom een verkrappend monetair beleid doorgevoerd. Ook in Europa verhoogde de ECB de beleidrente in twee etappes van 25 basispunten in april en juni naar 1,5% om de inflatie te remmen. In de loop van het eerste kwartaal hadden de leading indicators in veel landen weer een daling ingezet. De purchasing manager index in zowel Europa als in de Verenigde Staten zijn in 2011 elk kwartaal gedaald. Ook het consumenten- en het producentenvertrouwen daalden in de loop van het jaar. De ingezette groeivertraging werd gedurende de zomer nog eens extra versterkt op de wereldeconomie door de opgelopen inflatie en de gevolgen van de drievoudige ramp (aardbeving, tsunami en nucleaire ramp) in Japan van medio maart. Dit leidde direct tot een recessie in Japan en zorgde in de rest van de wereld voor stagnaties in de aanvoer van onderdelen voor met name de auto- en elektronica industrie. Mede als gevolg hiervan kreeg de wereldeconomie vanaf het tweede kwartaal van 2011 te maken met een groeivertraging. Deze groeivertraging werd versterkt door de gevolgen van de “Arabische Lente” in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en de daarmee samenhangende stijging van de olieprijzen. In de loop van de het jaar trad de crisis rond de overheidsfinanciën in de eurozone steeds meer op de voorgrond en sloeg deze onrust in toenemende mate over op de reële economie in de regio. Door deze onrust en de aantasting van het consumentenvertrouwen in Europa zijn uiteindelijk diverse Europese landen in het derde en vierde kwartaal in een recessie terecht gekomen. De Amerikaanse economie stond tot in het derde kwartaal in het teken van de groeivertraging met de hoge inflatie en de gevolgen van de Japanse ramp als extra handicap. Zelfs de Amerikaanse arbeidsmarkt leek tot stilstand te komen. Toen in de zomer de groeicijfers van voorgaande kwartalen neerwaarts werden herzien, nam ook voor de Amerikaanse economie de angst voor een recessie sterk toe. In het vierde kwartaal veerden de leading indicators echter op en ook op de arbeidsmarkt hervatte de groei in de Verenigde Staten. In China had de groeivertraging in de rest van de wereld zijn consequenties voor de exportgroei. Om de opgelopen inflatie in China onder controle te krijgen werd de rente verhoogd en hogere reservevereisten ingevoerd voor banken. De economische groei zakte daardoor weg. Het krappe monetaire beleid had echter het beoogde effect en met het inzakken van de inflatie werd aan het eind van het jaar weer een start gemaakt met het versoepelen van de monetaire condities. Schuldencrisis In het tweede kwartaal begon de onrust over de financiële crisis in Europa weer toe te nemen, met name rond de toekenning van het tweede steunpakket van de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds voor Griekenland, maar ook doordat Portugal zich bij het noodloket meldde. Gedurende de zomer escaleerde deze onrust en werd openlijk gezinspeeld op een mogelijk vertrek van Griekenland uit de euro. Hierdoor kwam de stabiliteit van de gehele muntunie ter discussie, wat geleidelijk aan zijn repercussies had voor de rentes van landen als Italië en Spanje. In de Verenigde Staten ontstond in juli een impasse over de aanpak van de tekorten aldaar. Pas op het allerlaatste ogenblik werd het plafond voor de Amerikaanse staatsschuld met enige kunstgrepen verhoogd, maar het kwaad was al geschied. De verlaging van de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten door Standard & Poor’s van AAA naar AA+ begin augustus bracht een laatste slag toe aan het sentiment op de financiële markten. Dit alles leidde tevens tot het scherp oplopen van de rentetarieven voor de staatsschuld van de perifere landen van de Eurozone. Dit bleef niet meer beperkt tot alleen Griekenland en Portugal maar in toenemende mate kwamen ook Spanje en Italië op de radar, terwijl de onrust over Ierland juist geleidelijk wegebde. Voor de ECB was dit begin augustus aanleiding Italiaanse en Spaanse obligaties
10
op te kopen om de markten enigszins te kalmeren. Dit had korte tijd effect, maar al snel liepen de spanningen opnieuw op. Eind oktober werd op een Europese top een drieledig plan gepresenteerd, waarin banken een afschrijving van 50% op Griekse schuld zullen accepteren, het EFSF noodfonds sterk wordt uitgebreid en banken hun vermogenspositie zullen versterken. De afgedwongen afschrijvingen op Griekse staatsschuld werken in feite averechts op de kwaliteit van overige perifere schuld, waardoor de rentespreads op recordhoogtes blijven. Intussen ruimen de Griekse en Italiaanse regeringen het veld en worden vervangen door technocraten. Pas als op een nieuwe top van 9 december deze afschrijvingen expliciet beperkt worden tot de Griekse schuld en nieuwe afspraken gemaakt worden over het vastleggen van fiscale regels in Europese en nationale wetgeving keert de rust weer enigszins terug. Financiële markten Vastrentende waarden De goede economische gang van zaken leidde aanvankelijk tot opwaartse druk op de geldmarktrentes, anticiperend op een verhoging van de beleidsrente. In april en juni werd de rente ook daadwerkelijk verhoogd naar 1,5%. In het eerste kwartaal zetten de Duitse en de Nederlandse obligatierentes de stijging voort, waarbij de Duitse 10-jaars rente een niveau van 3,5% bereikte. Een belangrijke reden voor de stijging was de gestaag oplopende inflatie. In de periferie van de Eurozone zagen we in Portugal, Ierland en Griekenland de renteverschillen met Duitsland verder oplopen. In de loop van het tweede kwartaal zette in alle grote valutablokken een daling van de lange rente in. Dat deze daling zich niet alleen voordeed in (de harde kern van) de Eurozone, geeft aan dat de wereldwijd ingezette groeivertraging hier mede debet aan was. De onrust over de solvabiliteit van de zwakke eurolanden kwam vooral tot uiting in het oplopen van de rente en het verder oplopen van verzekeringspremies op hun obligaties (CDS spreads). In de loop van het derde kwartaal leidde de grote onzekerheid over de betrouwbaarheid van perifere staatsschuld (en bij tijd en wijle kwam ook Franse en Belgische staatsschuld onder druk) tot een vlucht naar het staatspapier van veilige landen als Duitsland en Nederland, waardoor de effectieve rendementen hierop verder daalden. Ook in het vierde kwartaal bleven de rentes op een historisch uitzonderlijk laag niveau. Dat zelfs de kernlanden van de zone echter niet helemaal onder de radar bleven, bleek wel uit het feit dat een Duitse emissie van 10-jaars obligaties niet geheel vlekkeloos verliep. Ook de waarschuwing van kredietbeoordelaar S&P dat de kernlanden mogelijk hun hoogste kredietstatus kunnen verliezen, gaf te denken. Onder aanvoering van een nieuwe president verlaagde de ECB in november en december haar herbeleningstarief met in het totaal 50 basispunten terug naar 1%. Daarmee waren de verhogingen eerder in het jaar ongedaan gemaakt. Met de verlagingen gaf de centrale bank de economie een steun in de rug en dat was geen overbodige luxe gezien de duidelijk inzakkende conjunctuur. In december konden banken zelfs voor het eerst ongelimiteerd lenen bij de ECB voor een periode van 3 jaar. Voorts versoepelde de centrale bank de voorwaarden waaraan onderpand moet voldoen en ook werden de reservevereisten verlaagd. Banken deden massaal een beroep op de kredietfaciliteiten van de centrale bank. Dit gaf vooral aan dat de interbancaire markt slecht functioneerde. Zakelijke waarden Het jaar begon optimistisch, ondanks de opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en de vernietigende aardbeving in Japan. Het doorzettend economisch herstel en de aanhoudende winstgroei gaven hierbij de doorslag. De indices voor veel opkomende landen bleven echter achter onder invloed van monetaire verkrappingsmaatregelen die daar ter beteugeling van de inflatie werden genomen, terwijl uiteraard de Japanse beurs veel te lijden had van de drievoudige ramp die het land in maart trof. De zorgen namen gedurende het tweede kwartaal toe door enerzijds de groeivertraging die blijkens de meeste leading indicators ingezet was in de Verenigde Staten, Europa en China. Anderzijds werd duidelijk, zoals hierboven beschreven, dat de crisis in de Eurozone allesbehalve onder controle was. In de zomer staken daarbij zorgen over de Amerikaanse economie de kop op en gaven ook Amerikaanse politici een brevet van onvermogen af wanneer men er niet in slaagde het eens te worden over verhoging van het schuldenplafond en de langetermijn oplossing voor de Amerikaanse schuldenproblematiek. De afwaardering van de Amerikaanse kredietwaardigheid door Standard & Poor’s brak het vertrouwen onder beleggers en aandelenmarkten zetten een duikvlucht in die in ruim twee weken tijd leidde tot koersdalingen van 20% of meer in het derde kwartaal. Pas in oktober trad weer wat herstel in onder
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
11
invloed van betere economische cijfers, met name in de Verenigde Staten. Voorafgaand aan de Europese top begin december stak de onzekerheid opnieuw de kop op, maar de uitkomst van deze top en aanhoudende meevallende economische cijfers resulteerde nog in een kleine eindejaarsrally. De Amerikaanse beurzen presteerde per saldo het best, terwijl Europese beurzen en Emerging Markets sterk achterbleven. In onderstaande tabel zijn de verschillende aandelenindices opgenomen. Het beeld van de hierboven beschreven aandelenmarkten is terug te vinden in de onderstaande indices rendementen. Het indexrendement van de Verenigde Staten (Dow Jones en Nasdaq) is beter dan de Europese en de Aziatische rendementcijfers.
Rendement Index
Q4 ‘10
Q1 ‘11
Q2 ‘11
Q3 ‘11
Q4 ‘11
2011
Dow Jones
8.661,9
8.682,0
8.555,7
8.114,6
9.427,1
8,8%
Nasdaq
1 .984,8
1.959,9
1.911,5
1.796,0
2.010,2
1,3%
MSCI Europa
1.168,6
1.187,1
1.170,6
959,8
1.026,5
-12,2%
MSCI Azie
103,0
95,7
93,0
84,1
87,9
-14,7%
MSCI World
957,7
940,8
917,4
820,9
912,5
-4,7%
Nikkei 225
94,4
83,0
84,0
83,9
84,7
-10,2%
Shanghai
318,8
315,1
294,5
274,8
269,4
-15,5%
Grondstoffen De grondstoffen lieten een wisselend patroon zien in 2011. De olieprijs won sterk aan kracht met het uitbreken van de Arabische lente, zeker toen deze ook olieproducent Libië bereikte en de productie aldaar stil kwam te liggen. Eind april werd een top van $126 per vat Brent bereikt. Daarna zette een gestage daling in, naarmate de rust in het gebied weer terugkeerde en de groeicijfers voor de wereldeconomie geen aanleiding gaven voor verdere stijging. Aan het eind van het jaar stabiliseerde de olieprijs zich in een range van $105- $110. Van de edelmetalen heeft goud in 2011 een prijsstijging laten zien van circa 13%. Dit was met name het gevolg van de vlucht naar veilige havens. De basismetalen lieten een gemengd beeld zien, maar overwegend zijn deze grondstoffen in waarde gedaald als gevolg van de groeivertraging in 2011. Valutamarkten In 2011 waren de valuta’s de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen veilige havens. De Amerikaanse dollar werd in 2011 sterker ten opzichte van de Euro. Het valutapaar bereikte een laagste stand eind 2011 van 1,2858. De daling werd ondersteund door overwegend beter dan verwachte Amerikaanse macrocijfers ten opzichte van Europa. Het Britse pond liet in 2011 een flinke daling ten opzichte van de euro zien. Dit was niet het gevolg van de goede prestaties van de Britse economie, maar door partijen die vanwege de Europese schuldencrisis de euro de rug toekeerden. Als positief punt voor de Japanse munt wordt het handelsoverschot van het land gezien, waardoor de schulden eenvoudig kunnen worden gefinancierd.
12
Vooruitzichten Economische groei De verwachting is dat de economieën in Europa en de Verenigde Staten zullen vertragen in 2012, waardoor de groei onder het lange termijn gemiddelde zal uitkomen. Voor Europa wordt een milde recessie verwacht, maar de aangekondigde bezuinigingspakketten in diverse landen voorspelt weinig goeds over de koopkracht van de burgers. Hoe diep en hoe lang de recessie zal zijn, is ook afhankelijk van de ontwikkeling van de Euro staatschuldencrisis, die in 2012 verder lijkt te escaleren door de situatie in Griekenland en in toenemende mate Spanje. De verwachting voor de Verenigde Staten is dat daar wellicht geen recessie zal optreden. De opkomende markten zullen getroffen worden in de export door de afnemende economische wereldgroei. Vastrentende waarden De verwachting is dat de ECB de beleidsrente laag zal houden. De ontwikkeling van de lange rente is afhankelijk van de voortgang in de Euroschuldencrisis en de risicobereidheid van de beleggers. De zoektocht van beleggers naar hoog renderende beleggingen zullen bij een ongewijzigde risicobereidheid een steun blijven voor bedrijfsobligaties en obligaties in emerging markets. Deze categorieën zullen echter volatiel blijven. Zakelijke waarden De aandelenmarkten zullen in 2012 het volatiele karakter behouden door de snel wijzigende risicobereidheid van beleggers. De waarderingen zijn relatief laag en daarom is de categorie aantrekkelijk om in te beleggen. De balansen van ondernemingen zijn sterk en de winstmarges blijven vooralsnog op peil. Zodra de consumentenbestedingen onder druk komen te staan door bijvoorbeeld de aangekondigde bezuinigingspakketten door de overheden kunnen de winstmarges echter aangetast worden. Grondstoffen Door de slechte economische omstandigheden verwachten analisten dat grondstoffen het komende jaar onder druk komen te staan. In Europa heerst nog steeds de euroschuldencrisis en ook de Chinese economie toont tekenen van afkoeling. Met name de conjunctuurgevoelige grondstoffen zullen hiervan het dupe worden. Traditioneel conjunctuurgevoelige grondstoffen zijn bijvoorbeeld olie, aluminium en koper. Met name de laatste grondstof wordt gezien als een conjunctuurindicator. In het geval van olieprijs spelen echter ook andere factoren een belangrijke rol. Voor de olieprijs is de relatie tussen Iran en de Verenigde Staten zeer belangrijk. Voor wat betreft de olie (Brent) verwachten analisten dat de prijs gedurende 2012 zal dalen tot beneden de USD 110 per vat. Pas in 2014 zou de olie volgens analisten weer het niveau van USD 120 bereiken. Valuta Het regelmatig terugkerend thema van quantitative easing in de Verenigde Staten kan de EUR/USD sterk gaan beïnvloeden. Bij tegenvallende cijfers inzake de Amerikaanse economie, neemt de kans op nieuwe opkoopprogramma’s voor staatsleningen immers toe. Door het verwachte aanbod van nieuwe dollars, kan de Amerikaanse munt onder druk komen. Het Britse pond zal in 2012 gevoelig kunnen blijven voor de ontwikkelingen in de eurozone. Een verslechtering van de situatie in Europa kan het pond verder versterken. Mochten de economische fundamenten weer een rol gaan spelen, dan zou de markt kunnen gaan speculeren over een verlaging van de AAA-rating van de UK. Het pond kan dan onder druk komen. Mocht de risicobereidheid in de markt weer toenemen, dan kan de yen onder druk komen te liggen. Dit is positief voor de concurrentiepositie van het op exporten gerichte land. Analisten zien op lange termijn ook een verzwakking van de yen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
13
Fondsspecifieke ontwikkelingen Profiel en organisatie De Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland (hierna het Pensioenfonds) is opgericht op 24 november 1999 en statutair gevestigd te Eindhoven. Het Pensioenfonds is sinds begin 2011 kantoorhoudend in Oosterhout. Het Pensioenfonds heeft ten doel het uitvoeren van pensioenovereenkomsten conform de statuten en de aan de pensioenrechten en –aanspraken ten grondslag liggende pensioenreglementen, alsmede de uitvoering van andere uitkeringsovereenkomsten in relatie tot de pensioenovereenkomsten. Het Pensioenfonds voert deze taken uit voor de volgende aangesloten ondernemingen:
Ondernemingen Vestigingsplaats
Smurfit Kappa Elcorr B.V.
Smurfit Kappa GSF Verpakkingen B.V.
Smurfit Kappa MNL Golfkarton B.V.
Smurfit Kappa Nederland B.V.
Etten-Leur Oude Pekela Eerbeek Oosterhout
Smurfit Kappa Orkopak B.V.
Smurfit Kappa Paper Recycling B.V.
Zwolle Eindhoven
Smurfit Kappa Paper Services B.V.
Roermond
Smurfit Kappa RapidCorr Eindhoven B.V.
Eindhoven
Smurfit Kappa Roermond Papier B.V.
Roermond
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
Bad Nieuweschans,
Coevorden en Oude Pekela
Bergen op Zoom
Smurfit Kappa Trimbach B.V.
Smurfit Kappa Trobox B.V.
Smurfit Kappa TWINCORR B.V.
Smurfit Kappa Van Dam Golfkarton B.V.
Smurfit Kappa Vandra Golfkarton B.V.
Smurfit Kappa Zedek B.V.
Oosterhout Hoogeveen en Nieuwe Pekela Helmond Oosterhout Deventer
Voor de genoemde ondernemingen wordt het Smurfit Kappa Pensioenpakket uitgevoerd, dat bestaat uit: –– het Basispakket; –– het Beleggingspakket; –– het Extra Beleggingspakket; en –– het Pluspakket. Dit is het twaalfde jaarverslag van het Pensioenfonds (en haar voorgangers). Het jaarverslag heeft betrekking op het boekjaar 2011. Bestuur en Directie Het Pensioenfonds staat onder leiding van een Bestuur, dat paritair is samengesteld uit werkgevers en werknemers. De werknemersvertegenwoordigers worden benoemd door de Centrale Ondernemingsraad; de Raad van Commissarissen van Smurfit Kappa Nederland B.V. benoemt de werkgeversvertegenwoordigers.
14
Op 31 december 2011 bestond het Bestuur uit de volgende leden: Functie
Naam
Namens Vanuit
Aftredend
Voorzitter
G.P.F. Beurskens
werkgever
n.v.t.
2012
Algemeen lid
H.H. Siebring
werkgever
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
2012
Algemeen lid
S. Stoffer
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Algemeen lid
E.C.P. Vervoort
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Secretaris
J.A. van Gestel
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
M.P.C. van den Heuvel
werknemer
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Algemeen lid
P.R. van Dijk
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
W.J. Brantjes
werknemer
pensioengerechtigden
2012
De heer M.A. Kiewiet is directeur van het Pensioenfonds en uit dien hoofde belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid. De heer Kiewiet wordt daarbij ondersteund door mevrouw E. van Dasselaar, die pensioenspecialist is van het Pensioenfonds. Het Bestuur wordt steeds benoemd voor een periode van vier jaar. Het huidige Bestuur heeft een zittingsperiode tot ultimo 2012. Na afloop van deze termijn kunnen de leden terstond opnieuw worden voorgedragen dan wel worden herkozen, en vervolgens worden herbenoemd, zodat de continuïteit voldoende is gewaarborgd. In het eerste kwartaal van 2011 hebben de volgende bestuursmutaties plaatsgevonden. De heer H.H.J.M. Schoenmakers is vervangen door de heer M.P.C. van den Heuvel, en de heer G. Nuus is vervangen door de heer H.H. Siebring. De bestuursleden worden niet betaald voor het uitoefenen van hun functie. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een vacatie- en een onkostenvergoeding verstrekt. De vacatievergoeding is vastgesteld op € 225 per bijeenkomst. Het Bestuur vergadert minimaal twee keer per jaar en verder zo vaak als de voorzitter of twee andere leden van het Bestuur dit wenselijk achten. In 2011 is het Bestuur op 17 februari, 28 april, 16 juni, 15 september en 15 december bij elkaar geweest. Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich bij het beleggen van de gelden bijstaan door een beleggingscommissie waarvan de leden door het Bestuur worden benoemd en ontslagen. De commissie bestaat uit vijf leden: twee bestuursleden namens de werkgever (de heren G.P.F. Beurskens en S. Stoffer), twee bestuursleden namens de werknemers (de heren J.A. van Gestel en P.R. van Dijk) en de directeur van het Pensioenfonds (de heer M.A. Kiewiet). De beleggingscomissie stelt in opdracht van het Bestuur een beleggingsbeleidsplan op met richtlijnen voor het vermogensbeheer. Daarnaast houdt de commissie contact met de diverse vermogensbeheerders. Zij wordt geadviseerd door Prof. Dr. R.M.M.J. Bauer van Rob Bauer Consultants en verder ondersteund door Montesquieu Finance & Treasury en door NewMont voor onder meer de financiële verslaglegging en rapportage. Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit drie leden. De inrichting en bevoegdheden zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. In het Verantwoordingsorgaan worden actieve deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever gelijkelijk vertegenwoordigd door één lid. Het Bestuur zal verantwoording afleggen aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het Bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het Bestuur in 2011 gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan bestaat momenteel uit de heren E.T.E.M. van den Bos, F. H.J. Machiels en H. C. Nieuwbeerta.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
15
Intern toezicht Het Bestuur zorgt voor de organisatie van transparant intern toezicht. Het intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het Bestuur door onafhankelijke deskundigen, ten minste één maal in de drie jaar. Intern toezicht zal plaatsvinden door middel van visitatie. De Visitatiecommissie rapporteert aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt het rapport met het Verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het fonds vermeld. De inrichting en bevoegdheden van de Visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. De Visitatiecommissie beoordeelt de beleids- en bestuursprocedures en -processen en checks en balances, de wijze van aansturen, en de omgang met risico’s op langere termijn. De Visitatiecommissie is in de loop van 2009 ingesteld en heeft zijn werkzaamheden in het derde en vierde kwartaal van 2010 voor het eerst uitgevoerd. De bevindingen van de Visitatiecommissie zijn vastgelegd in een rapportage die is gedateerd op16 december 2010. In de rapportage wordt een aantal aanbevelingen gedaan, die alle in 2011 zijn opgevolgd. Balansrisicomanager Het Bestuur heeft een gespecialiseerde balansrisicomanager NewMont aangesteld teneinde de balansdynamiek en de risico’s die hieruit voortvloeien te kunnen monitoren en daarbij de benodigde acties te kunnen nemen. De balansrisicomanager is met name verantwoordelijk voor: –– Het in kaart brengen van de balansrisico’s en het aandragen van oplossingen ten behoeve van de mitigering van eventuele risico’s; –– Het uitvoeren van derivatentransacties ten behoeve van de derivatenportefeuille op basis van het verleende mandaat; –– Het rapporteren over de derivaten portefeuille; –– Het uitvoeren van “Asset Liability Management”-studies gericht op de beleggingen; en –– Het geven van het strategisch beleggingsadvies op basis van voornoemde “Asset Liability Management”-studie. Compliance officer De compliance officer bewaakt dat het fonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance, zoals opgenomen in de gedragscode en de klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar zijn door de compliance officer geen bijzonderheden gemeld. Externe dienstverleners Het voeren van de deelnemers-, de financiële en de uitkeringsadministratie is uitbesteed aan AZL N.V. te Heerlen. AZL N.V. verzorgt voor meerdere pensioenfondsen de administratie waarbij gebruik gemaakt wordt van een geautomatiseerd systeem. Belangrijke kenmerken van het door AZL N.V. gebruikte systeem zijn dat alle verrichte werkzaamheden aantoonbaar gecontroleerd worden en dat er duidelijke functiescheidingen zijn. AZL N.V. verstrekt jaarlijks een ISAE-3402-rapportage. Het betreft een rapportage over de resultaten van een ISAE-3402-audit die bij AZL N.V. heeft plaatsgevonden en die gericht is op de opzet en het bestaan van de beheersen controlemaatregelen, processen en procedures van AZL N.V. De administratie van het vermogensbeheer wordt gevoerd door Kasbank. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt belegd door vermogensbeheerders van goede naam en standing. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt deels actief belegd. Per 31 december 2011 was het grootste deel van het vermogen belegd via Aegon, BlackRock, BNP Paribas, Kempen, Morgan Stanley, Robeco en Sarasin. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in beheerovereenkomsten. Deze overeenkomsten bevatten de regels met betrekking tot de beleggingen en het beheer daarvan: het beleggingsbeleid, de doelstellingen terzake, de beperkingen en de activiteiten van de vermogensbeheerders. De vermogensbeheerders zijn bevoegd binnen de afgesproken risicokaders van het beleggingsbeleid zonder voorafgaande opdracht of toestemming alle handelingen te verrichten die gewenst of noodzakelijk voorkomen. De uitvoering van de beschikbare premie modules is eveneens opgedragen aan een vermogensbeheerder.
16
De pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds worden geheel in eigen beheer gehouden. Alleen ten aanzien van de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid wordt gebruik gemaakt van herverzekering: –– het arbeidsongeschiktheidsrisico bestaat uit de premievrije voorzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid; en –– het overlijdensrisico betreft het risicokapitaal bij overlijden. De herverzekering vindt plaats door middel van een overeenkomst met Zwitserleven die per 1 januari 2010 aangegaan is voor een periode van 5 jaar. Het eigen risico van deze herverzekering is gelijk aan 125% van de verwachte schadelast gedurende de contractsperiode. Het Bestuur van het Pensioenfonds benoemt een externe accountant, een externe adviserend actuaris en een externe certificerend actuaris. De externe accountant is PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. De accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de jaarstaten voor De Nederlandsche Bank. Verder doet de accountant jaarlijks verslag van zijn controlewerkzaamheden door middel van een controleverklaring en een mondelinge en schriftelijke toelichting. Het Bestuur heeft Towers Watson benoemd als externe adviserend en certificerend actuaris. De certificerend actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate waarin de verplichtingen van het Pensioenfonds door aanwezig vermogen worden afgedekt, maakt jaarlijks een actuarieel rapport en certificeert de actuariële verslagstaten voor De Nederlandsche Bank. De adviserend actuaris adviseert het Bestuur verder bij actuele pensioenzaken. Binnen Towers Watson is de functie van certificerend actuaris gescheiden van die van adviserend actuaris. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 van de Pensioenwet heeft Towers Watson een door De Nederlandsche Bank goedgekeurde gedragscode die de onafhankelijkheid van de certificerend actuaris waarborgt. Het Bestuur vraagt advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin het dit nodig oordeelt. Verder vraagt het Pensioenfonds indien nodig adviezen met betrekking tot het beleggingsbeleid bij een externe partij. Zelfevaluatie Bestuur Overeenkomstig de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur” heeft het Bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde zijn eigen functioneren, zowel van het Bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. Het resultaat van deze zelfevaluatie wordt meegenomen bij de samenstelling van het nieuwe Bestuur eind 2012. Deskundigheidsbevordering Daarnaast besteedt het Bestuur actief aandacht aan bevordering van deskundigheid van Bestuur en Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur heeft in het tweede kwartaal van 2012 een opleiding gevolgd met betrekking tot vermogensbeheer, risicomanagement en actuele onderwerpen (zoals het Pensioenakkoord).
Risicoparagraaf De verplichtingen die voortkomen uit de pensioenregelingen van het Pensioenfonds brengen risico’s met zich mee die kunnen worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. De belangrijkste risico’s die door het Pensioenfonds worden onderscheiden, worden hierna omschreven. Matchingrisico Het matchingrisico is het risico dat de looptijd en rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen niet op elkaar zijn afgestemd. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
17
Asset LiabilityManagement (ALM) is een instrument wat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. De maatregelen van het Pensioenfonds om dit risico te beheersen staan hierna omschreven bij (met name) “Renterisico” en “Liquiditeitsrisico”. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het Pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder de verwachte toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico en looninflatie. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt door middel van een herverzekeringsovereenkomst met Zwitserleven. Inflatierisico Het inflatierisico heeft betrekking op de (eventuele) indexering van de verplichtingen. Bij een voldoende hoge nominale dekkingsgraad zal de nadruk gelegd worden op het afdekken van indexatie door middel van bijvoorbeeld inflatiegerelateerde beleggingen. Beleggingsrisico’s Beleggingsrisico’s betreffen renterisico, koersrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, valutatrisico en concentratierisico. Renterisico is het risico dat het saldo van de marktwaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de financiële opzet van het Pensioenfonds, hetgeen ondermeer tot uitdrukking komt door de toepassing van balansrisicomanagement. Ten aanzien van de beleggingen heeft het Pensioenfonds de rentegevoeligheid in belangrijke mate afgestemd op die van de verplichtingen, teneinde de totale mismatch van de waarde ontwikkeling van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen te reduceren. Koersrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het koersrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het koersrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De activa worden door het Pensioenfonds naar behoren gediversificeerd, zodat een bovenmatige afhankelijkheid van – of vertrouwen in – bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille wordt vermeden. Kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als koersrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Het Pensioenfonds beperkt de risico’s doordat enerzijds de portefeuille hoofdzakelijk wordt belegd in degelijke ondernemingen met een investment grade status. Over het beperkte deel van de portefeuille dat wordt belegd in below investment grade, wordt brede spreiding over debiteuren nagestreefd. Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse netto-instroom; de ontvangen premies zijn hoger dan de betaalde uitkeringen.
18
De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve momenteel klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. De Directie ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds. Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valuta’s worden niet beschouwd als een afzonderlijke beleggingscategorie. Valutaposities zonder dat die volledig gekoppeld zijn aan een onderliggende positie in obligaties, aandelen, onroerend goed of grondstoffen zijn niet toegestaan, tenzij valuta posities uitdrukkelijk in het mandaat geaccordeerd zijn. Uit het oogpunt van risicoreductie is een beleidsstandpunt bepaald met betrekking tot het actief afdekken van valutarisico’s. Strategisch is besloten om de beleggingen die luiden in Britse Pond, Zwitserse Franc en Japanse Yen strategisch voor 100% af te dekken. De bandbreedte is in 2011 gewijzigd naar een bandbreedte van 47,5%-105% om tactisch beleid te kunnen uitvoeren. Beleggingen die luiden in US Dollar worden strategisch voor 50% afgedekt met een bandbreedte van 45%-55%. Uit oogpunt van actief valutabeleid kan gekozen worden om één of meerdere valuta’s bij onderwaardering tijdelijk niet volledig af te dekken. Eind 2011 bedroeg de tactische afdekking rond de 50%. De valuta-afdekking wordt maandelijks getoetst aan de hand van de beleggingsoverzichten van de vermogensbeheerders en indien nodig bijgesteld. Voor de valuta-afdekking worden transparante en eenvoudige derivaten ingezet. In de beleggingscommissie wordt periodiek het beleid en positie van de verschillende valuta’s behandeld. Concentratierisico heeft betrekking op grote posten. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Door de diversificatie die het Pensioenfonds in het beleggingsbeleid toepast is dit risico beperkt. Beleggingsrisico’s alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen zijn net als beleggingen in de traditionele categorieën (waaronder aandelen) onderhevig aan risico’s. Risico’s worden veroorzaakt doordat beleggers zekere bedragen (hun initiële investeringen) opgeven in ruil voor onzekere inkomsten in de toekomst. Voorbeelden van algemene risico’s zijn ondermeer debiteurenrisico (tegenpartij kan failliet gaan) en inflatierisico (geldontwaarding). Alternatieve beleggingen zijn daarnaast onder te verdelen in diverse categorieën, waarvan de risico-profielen onderling aanzienlijk kunnen variëren en dus ook de beleggingsrisico’s. Het Pensioenfonds maakt geen gebruik van alternatieve beleggingen. Operationele risico’s (waaronder interne beheersing, IT en integriteitsrisico) Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL. Deze partij heeft een ISAE-3402-rapportage. Door het overleggen van deze verklaring toont AZL aan het Pensioenfonds én aan de accountant van het Pensioenfonds aan, dat de uitvoering “in control” is. Het overleggen van de ISAE-3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel “Uitbesteding Pensioenfondsen” waarin De Nederlandsche Bank heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Het Pensioenfonds bestudeert de ISAE-3402-rapportages en treedt –indien nodigmet de betreffende partij in overleg. Uitbesteding en de risico’s die hiermee samenhangen Het Bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het Bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het Bestuur heeft verder geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
19
dergelijke. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het Bestuur erkent verder dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van De Nederlandsche Bank op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement. Hierin worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiessystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Juridische risico’s Het Pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het Pensioenfonds heeft ingehuurd. Teneinde de juridische risico’s te beperken heeft het Pensioenfonds in ieder geval de volgende maatregelen genomen: –– de Directie van het Pensioenfonds toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waarnodig wijzigingen voor aan het Bestuur; –– de Werkgever heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor het Bestuur afgesloten; –– het Pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen; –– het Pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het Pensioenfonds eigenstandige communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren wordt bewaakt dat aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen wordt voldaan; –– met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het Pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij; –– jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de betrouwbaarheid van de jaarrekening en de verslagstaten voor De Nederlandsche Bank; –– jaarlijks vindt er controle plaats door de actuaris of voldaan wordt aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet; –– het Bestuur draagt er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen; –– De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het Pensioenfonds. Beheersing van de risico’s Het Pensioenfonds besteedt doorlopend aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het Bestuur heeft de risico’s van het Pensioenfonds geanalyseerd en een beschrijving c.q. analyse van deze risico’s opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds. Het Bestuur wordt maandelijks voorzien van managementinformatie met betrekking tot de status van de beleggingen en de verplichtingen van het Pensioenfonds. Verder wordt het Bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
20
Het Bestuur overlegt aan De Nederlandsche Bank de staten die De Nederlandsche Bank nodig heeft voor haar taak binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen. Het Bestuur streeft naar een zodanige invulling van haar beleid dat jaarlijks wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de financiële positie en dat dit op de lange termijn leidt tot een zo laag mogelijke en stabiele pensioenpremie. Om dit te bewerkstelligen beschikt het Bestuur over de volgende sturingsmiddelen: –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– beleggingsbeleid; en –– pensioenbeleid. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt regelmatig geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het Pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een ALM-studie uit. Het fonds heeft in het verslagjaar diverse ALM-studies uit laten voeren door NewMont. Hierna wordt aandacht besteed aan de vier genoemde sturingsmiddelen. Allereerst wordt echter het geldende herstelplan besproken.
Herstelplan De dekkingsgraad van het Pensioenfonds was op 31 december 2008 gelijk aan 90,1% en daarmee lager dan het percentage dat de wetgever minimaal vereist. Dit betekende zowel een reserve- als een dekkingstekort. Het Pensioenfonds heeft dit op 14 oktober 2008 bij De Nederlandsche Bank gemeld. Volgens de Pensioenwet moest het Pensioenfonds vervolgens een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan bij De Nederlandsche Bank indienen. Dit is op 30 maart 2009 gebeurd. Het kortetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 5 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 104,2%). Het fonds maakt hierbij gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) de minimaal vereiste dekkingsgraad te bereiken. Het langetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 15 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 117,8%). Bij het opstellen van het herstelplan heeft het Bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de Beleggingscommissie. Met de werkgever en de vakbonden (namens de werknemers) is intensief overleg gevoerd over de bijdrage. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door De Nederlandsche Bank zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Op 10 juli 2009 heeft De Nederlandsche Bank het herstelplan van het Pensioenfonds goedgekeurd.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
21
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: –– De bijdragen van zowel de werkgever als de deelnemers zijn verhoogd, zoals wordt toegelicht in het hoofdstuk “Premiebeleid”. –– Tot en met 2008 was de voorwaardelijke indexatie voor zowel actieve als inactieve deelnemers gebaseerd op de looninflatie. Vanaf 2009 geldt voor de inactieve deelnemers de prijsinflatie. –– Het beleggingsbeleid is ongewijzigd gebleven. Naar aanleiding van de maatregelen in het kader van het herstelplan zijn diverse fondsdocumenten –zoals de uitvoeringsovereenkomst– aangepast. Herstelkracht volgens het herstelplan Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn: –– het Pensioenfonds zal –gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten– naar verwachting rond 2013-2014 uit de situatie van dekkingstekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstelperiode van 5 jaar; –– het Pensioenfonds zal – gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten – naar verwachting rond 2019-2020 uit de situatie van reservetekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstelperiode van 15 jaar; –– in de vijfjaarsperiode 2009-2013 zal er naar verwachting geen sprake zijn van toeslagverlening; –– er bestaat een reële kans (ongeveer 50%) dat er na 5 jaar nog steeds een dekkingstekort bestaat; en –– de continuïteitsanalyse geeft de volgende uitkomsten voor het toeslagenbeleid: •
pensioenresultaat inactieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 95%;
•
pensioenresultaat actieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 101%;
•
er bestaat consistentie tussen de toeslagambitie en de verwachte resultaten.
Evaluatie herstelplan Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. Het herstelplan is sterk afhankelijk van (met name) de economische ontwikkeling op de korte en lange termijn. Het is evident dat eventuele afwijkingen van de gehanteerde veronderstellingen tot uitdrukking komen in het daadwerkelijke herstel van het Pensioenfonds. Ook afwijkingen in het toegepaste beleid door het Pensioenfonds kunnen gevolgen hebben voor het herstelplan. In de volgende grafiek is de dekkingsgraad, de vereiste dekkingsgraad en de minimaal vereiste dekkingsgraad voor de jaren vanaf 2008 weergegeven.
22
140%
118,1%
120%
104,2%
100%
117,8% 115,3%
115,4%
104,2%
101,5%
104,2%
104,2%
100,2%
94,5% 90,1%
80%
60% 2011
Dekkingsgraad
2010
2009
Vereiste dekkingsgraad
2008
Minimaal vereiste dekkingsgraad
In de volgende grafiek staat het vermogen weergegeven, alsmede de technische voorziening gesplitst naar categorie deelnemer.
Vermogen en technische voorziening 500.000 454.281 429.240 401.448 395.586
400.000
359.685 359.012
353.695 318.716
300.000
200.000
100.000
0 2011
2010
2009
Vermogen
Actieve en arbeidsongeschikten
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
Voorziening aanpassing sterftetafels
Langdurig zieken
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
2008
23
Jaarlijks wordt door het Bestuur de voortgang van het herstelplan geëvalueerd. Indien op een toekomstig evaluatiemoment geldt dat het herstel achterloopt ten opzichte van het zogenaamde “haalbare pad” (bijvoorbeeld door dalende dekkingsgraden), kan dat aanleiding zijn tot het aanpassen van het herstelbeleid. Op basis van het minimale herstelpad had de dekkingsgraad per 31 december 2011 minimaal gelijk moeten zijn aan 94,1%. De feitelijke dekkingsgraad per ultimo 2011 is gelijk aan 94,5% op basis van de rentetermijnstructuur die door De Nederlandsche Bank wordt voorgeschreven. De omstandigheden op de financiële markten waren volgens De Nederlandsche Bank de laatste maanden van 2011 uitzonderlijk. Daarom heeft de Nederlandsche Bank besloten de rentetermijnstructuur aan te passen. De curve voor eind december zal gebaseerd zijn op de gemiddelde koersen van de drie maanden daarvoor. Dit besluit is genomen omdat er te veel onzekerheid bestaat of eind 2011 wel een juiste prijsvorming heeft plaatsgevonden op de swapmarkt. De rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank is op die swapmarkt gebaseerd. Deze interbancaire markt werd eind december gekenmerkt door een gebrekkige liquiditeit, vooral in het lange eind. De Nederlandsche Bank heeft de afgelopen maanden de ontwikkelingen in de rentetermijnstructuur op de voet gevolgd en leidt daaruit af dat de curve van 30 december 2011 niet de juiste indicatie is op grond waarvan verzekeraars en pensioenfondsen hun verplichtingen kunnen berekenen. In plaats daarvan wordt nu de gemiddelde rentetermijnstructuur gehanteerd van alle handelsdagen tussen 1 oktober en 31 december 2011. Dit heeft tot gevolg gehad dat de verplichtingen lager werden dan op basis van de niet-gecorrigeerde rentetermijnstructuur, waardoor de dekkingsgraad steeg van 91,6% naar 94,5%. Ontwikkeling dekkingsgraad 120%
110%
100%
90%
80% 2008
2009
2010
2011
Dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
2012
2013
Minimaal herstelpad
Het pensioenfonds loopt achter op de verwachtingen die tijdens de opstelling van het herstelplan bestonden. Dit blijkt doordat de dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad volgens herstelplan. De dekkingsgraad is echter wel hoger dan het minimale herstelpad. Dit houdt in dat op basis van de situatie per ultimo 2011 verwacht werd dat de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2% per ultimo 2013 gerealiseerd zou worden zonder het nemen van aanvullende maatregelen zoals het toepassen van een voorwaardelijke korting.
24
Op basis van de uitgevoerde evaluatie per ultimo 2011 gelden de volgende herstelpaden op basis van de verwachte waarden van de diverse veronderstellingen indien wordt uitgegaan van de situatie per 31 december 2011:
Effect op dekkingsgraad (%) Korte termijn Lange termijn Dekkingsgraad per 31-12-2008 (in %)
90,1
90,1
Dekkingsgraad per 31-12-2009 (in %)
100,2
100,2
Dekkingsgraad per 31-12-2010 (in %)
101,5
101,5
Dekkingsgraad per 31-12-2011 (in %)
94,5
94,5
Premie 2,1 3,7 Uitkering -0,2 5,7 Indexering 0,0 -24,2 Rente 0,0 0,0 Rendement 8,3 39,4 Overig 0,3 1,3 Verwachte dekkingsgraad (in %) op 31-12-2013 en 31-12-2023
105,0
120,4
De belangrijkste uitkomsten zijn als volgt: –– Ultimo 2013 is de verwachte dekkingsgraad 105,0%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een dekkingstekort; en –– Ultimo 2023 is de verwachte dekkingsgraad 120,4%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een reservetekort.
Premiebeleid Bijdrage deelnemers In de eerste helft van 2009 was de eigen bijdrage voor de deelnemers gelijk aan 5,3% van de gemaximeerde pensioengrondslag volgens pensioenreglement “56-min” (€ 52.700,- minus franchise € 16.200,-). Per 1 juli 2009 is de bijdrage van de deelnemers – in het kader van het herstelplan – verhoogd met een herstelpremie van 2,2%, zodat een eigen bijdrage resulteert van 7,5% van de gemaximeerde pensioengrondslag. De bijdrage van de deelnemers voor een bepaald jaar is afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor volgens onderstaande tabel.
Bijdrage deelnemers Dekkingsgraad lager dan Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”) Vereiste dekkingsgraad
Structurele premie
Herstelpremie 2,2
Totaal 7,5
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
5,3
25
Bijdrage werkgever De bijdrage van de werkgever voor een bepaald jaar is eveneens afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor.
Bijdrage werkgever Dekkingsgraad lager dan Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”) Minimaal vereiste dekkingsgraad
Structurele premie
Herstelpremie 2,2
Extra herstelpremie
Totaal 24,8
21,4 1,2
Vereiste dekkingsgraad
Structurele premie
Herstelpremie 2,2
Totaal 23,6
21,4
Daarnaast betaalt de werkgever de netto bijdragen voor de beschikbare premieregelingen: het Beleggingspakket en het Extra Beleggingspakket. De verhoging van de bijdrage van de werkgever in het kader van het herstelplan – dus van 21,4% naar 24,8% - is in werking getreden per 1 januari 2009. Bijdrage bij verschillende niveaus van de dekkingsgraad De premiebijdragen voor de deelnemers en de werkgever zijn mede afhankelijk van de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties: –– Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad; –– Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad; –– Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens; –– Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens. Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad aan het eind van de kortetermijnherstelperiode (eind 2013) hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vervalt de extra herstelpremie van de werkgever van 1,2% van de pensioengrondslag. Daarnaast wordt bekeken in hoeverre de betaalde extra herstelpremie over de voorgaande 5 jaren achteraf nodig was voor het kortetermijnherstelplan. Het eventueel teveel betaalde wordt – onder voorwaarden – teruggegeven aan de werkgever via toekomstige premiekortingen. Dit gebeurt alleen als het werkelijke herstel groter is dan het verwachte herstel. Voor de werknemers geldt in die situatie, dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van 0,8 miljoen euro niet via de evaluatie binnen het Pensioenfonds wordt gerepareerd, maar (gedeeltelijk) via komende CAO-onderhandelingen. Als de werkgever de gehele extra herstelpremie ontvangt, geldt dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van de deelnemers ook bij de komende CAOonderhandelingen geen rol speelt.
26
Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de vereiste dekkingsgraad, vervallen – onder voorwaarden – de herstelpremies van de werkgever en de deelnemers van 2,2% van de pensioengrondslag. In die situatie gelden dus alleen nog de structurele premies: voor de werkgever 21,4% en voor de deelnemers 5,3%. Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens De premiekortingsgrens is het niveau van de dekkingsgraad waarbij –bovenop de vereiste dekkingsgraad– rekening wordt gehouden met een bedrag dat naar verwachting nodig is voor het toekennen van (voorwaardelijke) toeslagen tijdens de komende 15 jaren. Per eind 2011 was de premiekortingsgrens ongeveer 150%. Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de premiekortingsgrens, worden de bijdragen voor werkgever en deelnemers verlaagd tot nihil. Hierbij worden de volgende stappen genomen: –– Eerst wordt de bijdrage van de werkgever verlaagd tot de verhouding 2/3e werkgever en 1/3e deelnemers. Dit betekent dus een verlaging van de structurele bijdrage van de werkgever tot 10,6% van de pensioengrondslag. –– Vervolgens worden de bijdrage van de werkgever en deelnemers prorata verlaagd totdat beide nihil zijn. De verlaging van de bijdrage van de werkgever is telkens twee maal de verlaging van de bijdrage van de deelnemers. Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens Als de dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens wordt –en de bijdragen van werkgever en deelnemers nihil zijn– dan worden er middelen uit het Pensioenfonds beschikbaar gesteld voor de werkgever én de deelnemers. Ook hierbij geldt dat het bedrag voor de werkgever het dubbele is van het bedrag voor de deelenmers. Het geld dat hiervoor beschikbaar is, is gelijk aan de helft van het vermogen boven de 110% van de premiekortingsgrens.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
27
Premies in 2011 Artikel 129 van de Pensioenwet schrijft voor dat de ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de kostendekkende premie zoals vastgesteld in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. Voor 2011 gelden de volgende bedragen (in € 1.000): –– de feitelijke premie 2011 bedraagt € 17.366; –– de kostendekkende premie 2011 bedraagt € 12.600; –– de gedempte kostendekkende premie 2011 bedraagt € 11.529; en –– de gedempte kostendekkende premie 2011 (na verrekening van de solvabiliteitsvrijval) bedraagt € 9.568.
Toeslagbeleid Het Bestuur streeft ernaar, voorzover en indien de financiële middelen dit toelaten, de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden aan te passen. Of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de aanpassing door te voeren, wordt door het Bestuur jaarlijks vastgesteld. Leidend hierbij is de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Deze leidraad wodt door het Bestuur als een beleidsstaffel gehanteerd en is voor de deelnemers in te zien ten kantore van het Pensioenfonds. Indien het Bestuur van oordeel is dat de dekkingsgraad van het Pensioenfonds niet voldoende is, dan wordt de aanpassing als hiervoor bedoeld verminderd of niet verleend. De aanpassing van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden is voorwaardelijk; er is geen recht op aanpassing. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst aanpassing zal plaatsvinden. Aanpassing vindt alleen plaats als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat er geen bestemmingsreserve is gevormd en er wordt geen extra premie voor deze aanpassingen betaald. De hiervoor genoemde aanpassing wordt voor deelnemers jaarlijks gemaximeerd op de ontwikkeling in dat jaar van de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de prijsindex zoals omschreven in het reglement. Het voorwaardelijk toeslagbeleid wordt gekarakteriseerd door toeslagcategorie D1 uit de toeslagmatrix. Dit betekent een voorwaardelijk toeslagbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslag uit de beschikbare middelen. Het toeslagbeleid is gerelateerd aan de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Dat houdt – in principe – in dat: –– bij een dekkingsgraad onder de 105% wordt er geen toeslag verleend; –– bij een dekkingsgraad boven de 120% wordt er een volledige toeslag verleend; –– bij een dekkingsgraad tussen de 105% en de 120%, dan volgt een toeslag op basis van een lineaire interpolatie tussen de hiervoor genoemde percentages; –– bij een dekkingsgraad boven de 135% – die derhalve minimaal gelijk is aan het gemiddelde van de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (120%) en de premiekortingsgrens (150%) – kan er een inhaalindexatie worden toegekend, waarbij alle niet toegekende indexaties over de afgelopen 10 jaar gecompenseerd kunnen worden. Voorwaarde is dat de dekkingsgraad daarmee boven de hier gehanteerde dekkingsgraad van 135% blijft. Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft, gezien de dekkingsgraad ultimo 2011, besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden, niet te verhogen per 1 januari 2012. Daarbij is eveneens besloten om de franchise en het maximum pensioengevend salaris in het Basispakket ongewijzigd te laten.
28
In de volgende tabel staan de toeslagen van de afgelopen jaren; in 2006, 2007 en 2008 is een volledige toeslag toegekend.
Toeslagverlening 2006 – 2012
Jaartal (1 januari)
Actieve deelnemers
Inactieve deelnemers
2006
1,1% 0,75%
2007
1,9% 1,3%
2008
2,2% 1,5%
2009
0,0% 0,0%
2010
0,0% 0,0%
2011
0,0% 0,0%
2012
0,0% 0,0%
Beleggingsbeleid Belegd vermogen In het verslagjaar 2011 is het belegd vermogen met € 27,4 miljoen toegenomen van € 402,4 miljoen naar € 429,8 miljoen (inclusief de waarde van de interest- en valutaderivaten en de liquiditeiten). Het belegd vermogen is toegenomen door (netto) aankopen en positieve ongerealiseerde koersresultaten in het verslagjaar. In 2011 heeft het Pensioenfonds een aantal beleggingstransacties uitgevoerd. In het begin van het kalenderjaar is door het Pensioenfonds besloten om de strategische weging van zakelijke waarden weer te herstellen van 35% naar 40%, waarbij de strategische weging van vastrentende waarden is verlaagd. Naar aanleiding van deze beslissing is gedurende het eerste halfjaar het belang in de beleggingscategorie aandelen uitgebreid ten koste van de beleggingscategorie obligaties en liquide middelen. In de tweede helft van 2011 is de overweging van beleggingscategorie commodities afgebouwd en is de positieve waarde van de rentederivaten afgebouwd ten gunste van de beleggingscategorie aandelen. In het vierde kwartaal zijn uit oogpunt van waardebehoud de beleggingsrichtlijnen van de staatsobligatie mandaten aangepast. Het totale beleggingsrendement van het belegd vermogen in 2011 bedraagt 6,6% inclusief derivaten strategieën. Het rendement van de benchmark bedraagt respectievelijk 7,8% en 1,7%. De underperformance in 2011 is te verklaren door het negatieve selectie-effect (-0,98%) in de vastrentende en zakelijke waarden en door het negatief allocatie-effect (-0,22%). De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is in het verslagjaar gedaald van 101,5% naar 94,5%. De daling van de dekkingsgraad is het netto effect van een combinatie van verschillende factoren: –– De gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (negatief bijgedragen). –– Het gestegen belegd vermogen van het Pensioenfonds (positief bijgedragen).
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
29
Beleggingsmix Het beleggingsbeleid vindt plaats in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het Pensioenfonds zoekt daarbij een beleid waarbij: –– Er gestreefd wordt naar het nakomen van de nominale pensioenverplichtingen. –– Er tevens op lange termijn zoveel mogelijk rendement gemaakt wordt (binnen een afgesproken risicobudget) om de pensioenaanspraken en de pensioenrechten te indexeren. Het Pensioenfonds heeft hierbij een beleggingsmix vastgesteld met behulp van een in het verleden verrichte ALM studie, waarbij getracht wordt het totale rendement op lange termijn te optimaliseren met inachtneming van het bovenstaand geformuleerd beleid en rekening houden met de aanvaardbare risico’s, die door met name spreiding en afdekking geminimaliseerd worden. Bij het vaststellen van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met het handhaven van een voldoende dekkingsgraad in overeenstemming met de richtlijnen van het Financieel Toetsingskader, ten einde aan de pensioenverplichtingen met grote mate van zekerheid te kunnen voldoen. De strategische beleggingsmix voor het hiervoor genoemde beleggingsbeleid is in 2011 als volgt vastgesteld: de weging vastrentende waarden (inclusief liquiditeiten) bedraagt 54%, zakelijke waarden 40% , grondstoffen 5% en liquide middelen 1%. De actuele beleggingsmix van de beleggingsportefeuille, ook wel de tactische beleggingsmix genoemd, kan van de strategische norm afwijken. Per ultimo verslagjaar zijn de wegingen van het belegd vermogen als volgt opgebouwd: 55,1% in vastrentende waarden (2010: 54,4%), 41,0% in zakelijke waarden (2010: 35,9%), 3,5% in grondstoffen (2010: 5,9%), 0,0% in overige beleggingen (2010: 1,0%) en 0,4% in liquide middelen (2010: 2,8%).
Grafiek 1: Weging beleggingscategorieën ultimo 2011 Zakelijke waarden 41,0%
Overige beleggingen 0,0% Liquide middelen 0,4% Grondstoffen 3,5%
Vastrentende waarden 55,1%
30
Grafiek 2: Weging beleggingscategorieën ultimo 2011 (in %) 60,0 54,0
55,1
50,0 41,0
40,0
40,0
30,0
20,0
10,0
5,0
3,5
0,4
0,0
Zakelijke waarden Portefeuille weging
Vastrentende waarden
Grondstoffen
Beleggingscategorie:
Liquide middelen
Norm weging
Ultimo 2011
1,0
Norm
Minimum
Maximum Ultimo 2010
Waarde 2011 (x € 1.000)
in %
in %
in %
in %
in %
Zakelijke waarden
174.698
41,0
40
25
55
35,9
Vastrentende waarden
234.533
55,1
54
44
64
54,4
14.820
3,5
5
1
10
5,9
Grondstoffen Overige beleggingen Liquide middelen Totaal
0
0,0
0
0
0
1,0
1.657
0,4
1
-2
5
2,8
425.709
100,0
100,0
100
Beleid Door de hypotheek- en vervolgens de kredietcrisis in 2008 waren de koersen van aandelen en obligaties fors gedaald. Het pensioenfonds heeft vervolgens in 2009 en 2010 diverse maatregelen genomen om de beleggingsportefeuille geleidelijk te realloceren naar de vastgestelde beleggingsmix. Hierbij is destijds tijdelijk de strategische norm voor vastrentende waarden verhoogd en zakelijke waarden verlaagd. Deze strategische beleggingsmix is begin 2011 weer hersteld. Het Pensioenfonds heeft in aansluiting hierop ook de portefeuille bijgesteld in de eerste helft van 2011. De beleggingscategorie aandelen is in vijf maandelijkse tranches van 1% uitgebreid, in totaal met ca. € 20 miljoen, ten koste van de beleggingscategorie vastrentende waarden en liquide middelen. In de tweede helft van 2011 is de beleggingscategorie grondstoffen afgebouwd en is de positieve waarde van de rentederivaten met ca. € 14 miljoen, ontstaan door de gedaalde rente, afgebouwd ten gunste van de beleggingscategorie zakelijke waarden. Het afbouwen van de waarde van de rentederivaten heeft twee voordelen. Ten eerste wordt hierbij de kredietexposure op de tegenpartij (banken) afgebouwd en ten tweede kan dit deel van het vermogen weer herbelegd worden in de beleggingscategorieën.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
31
In het vierde kwartaal zijn uit oogpunt van waardebehoud en risicoreductie de staatsobligatie mandaten bij twee vermogensbeheerders meer defensief ingericht. Door de voortdurende Euro schuldencrisis en een mogelijk faillissement van Griekenland heeft het Pensioenfonds besloten om de mandaten om te zetten naar een passieve Buy-Hold beleggingsstrategie met een focus op triple A landen in de wereld. De weging van Franse obligaties in de beleggingsmandaten is hierbij verlaagd en de weging van Nederlandse en Duitse obligaties is verhoogd. Het Pensioenfonds heeft in 2011 geen wijzigingen aangebracht in de geselecteerde vermogensbeheerders. In december 2011 is wel besloten om in januari 2012 de participaties in het Robeco Wereldwijd Aandelen Fonds geheel te verkopen en onder te brengen in het passieve beleggingsfonds van BlackRock Wereldwijd Aandelen. Het actieve beheer van het Robeco aandelenfonds, dat sinds 2002 in de beleggingsportefeuille was opgenomen, voldeed in de laatste jaren niet méér aan de gemiddelde doelstelling van het fonds zelf. De underperformance in 2011 heeft uiteindelijk geleid tot de verkoop van alle participaties en de overstap naar een passief beheerder portefeuille tegen lagere beheerkosten. Ook in 2011 heeft het Pensioenfonds besloten om de beleggingscategorie (direct) vastgoed nog niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De motivatie hiervoor is de overwaardering van vastgoed en de verwachting van een lagere economische groei in 2011 en 2012, die een negatieve invloed heeft op de (commerciële) verhuurmarkt. Periodiek zal de marktsituatie van de beleggingscategorie vastgoed geëvalueerd worden. Op basis van deze evaluatie wordt jaarlijks bekeken of de categorie vastgoed weer opgenomen wordt in de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds. In het verslagjaar is ook de categorie infrastructuur geanalyseerd. Echter ook hiervan is besloten om deze voorlopig niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De overweging in categorie commodities is in 2011 afgebouwd. De positie in liquide middelen is in het boekjaar verder gereduceerd. De balansrisicomanager heeft in het verslagjaar de integrale balanscontrole verder uitgewerkt. De manager bewaakt de ontwikkelingen en controleert de rentegevoeligheid van de verwachte verplichtingenstructuur in relatie met de rentegevoeligheid van de matchingportefeuille. Hiervoor heeft de manager verschillende actuariële opdrachten uitgewerkt en is actief beheer gevoerd in de uitvoering van de rente- en valutaderivaten. Bij het afbouwen van de waarde van de rentederivaten met circa € 14 miljoen in het vierde kwartaal is de hedge ratio onaangetast gebleven. De hedge ratio bedraagt 54,3% per ultimo 2011, die iets lager is dan de strategische norm van 55%. De balansrisicomanager heeft het actief valutabeleid in 2011 gecontinueerd. In het verslag jaar bleef de Amerikaanse dollars afdekking 50% en zijn de hedges van het Britse pond, de Zwitserse francs en de Japanse yen in het derde kwartaal verlaagd naar 50%. De motivatie voor de verlaging was de overwaardering van de Euro in combinatie de aanhoudende Euro schuldencrisis. De valuta’s worden op een rollover basis afgedekt. Riskmanagement Het bestuur beheerst de risico’s van het Pensioenfonds op een doorlopende basis. Hierbij wordt aandacht besteed aan macroeconomische factoren, waaronder inflatie, deflatie en stagflatie, maar ook aan portefeuillerisico’s, zoals valuta-, rente-, krediet-, koers-, en liquiditeitsrisico’s. Risk management vindt op verschillende manieren plaats. Op de eerste plaats zorgt de integrale balansmanager voor een geïntegreerde rapportage, waarbij ook de verplichtingen worden betrokken. Deze beheersing van de gehele balans van het Pensioenfonds geeft op elk gewenst moment inzicht in bijvoorbeeld de vereiste risicobuffers en dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Deze laatste rapportage biedt ook de mogelijkheid om wijzigingen in het (beleggings)beleid door te rekenen en de effecten van wijzigingen in kaart te brengen. Een mogelijkheid dus om niet alleen de huidige stand te evalueren, maar ook de verwachte uitkomsten van beleid voor de toekomst. Op de tweede plaats worden de vermogensbeheerders en de totale portefeuille continu geanalyseerd.
32
Op de derde plaats evalueert de beleggingscommissie aan de hand van maandelijkse overzichten de Tactische Asset Allocatie en de interest- en valutaderivaten. Centraal in de risicobewaking is dat het bestuur nadruk legt op behoud van het vermogen en een stabiele groei en minder op kortere termijn vermogenswinsten. Rendement 2011 Het totale beleggingsrendement van het belegd vermogen in 2011 bedraagt 6,6% inclusief derivaten strategieën en 0,6% exclusief derivaten strategieën, zie onderstaande tabel. Het rendement van de benchmark bedraagt respectievelijk 7,8% en 1,7%. In grafiek 3 is het historisch verloop en het 5-jaars rendement inclusief de derivaten strategieën weergegeven. De underperformance in 2011 is te verklaren door het negatieve selectie effect (-0,98%) in de vastrentende en zakelijke waarden en door het negatief allocatie effect (-0,22%). Daarbij gaan de kosten – die zijn gemoeid met het aanpassen van de beleggingsportefeuille naar aanleiding van de turbulente ontwikkelingen op de financiële markten – ten laste van het rendement. Het vijfjarig gemiddelde van het totaal rendement ligt 0,2% hoger dan de benchmark over deze periode. Het rendement wordt gedrukt door de forse negatieve performance van 2008. Incl. derivaten Rendement totale portefeuille (in %)
2007 2008 2009 2010 2011 5-jr
Fonds
0,6
-10,8
13,9
10,9
6,6
3,9
Benchmark
1,4
-13,9
14,5
11,3
7,8
3,7
-0,8
3,1
-0,6
-0,4
-1,2
0,2
Excl. derivaten Rendement totale portefeuille (in %)
2007 2008 2009 2010 2011 5-jr
Fonds
-0,6
-16,9
17,5
10,2
0,6
1,5
Benchmark
0,2
-20,0
18,1
10,6
1,7
1,3
-0,8
3,1
-0,6
-0,4
-1,1
0,2
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
33
Grafiek 3: Rendement totale portefeuille (in %) incl. derivaten (in %)
20,0
13,9
15,0
14,5 10,9 11,3
10,0
6,6
7,8 3,9
5,0 0,6
3,7
1,4
0,0 -5,0 -10,0 - 10,8 -15,0
- 13,9
-20,0 2007 Fonds
2008
2009
2010
2011
5-jr
Benchmark
Rendement Rendement exclusief exclusief
derivaten
derivaten
Weging
Portefeuille Benchmark ultimo 2011 Beleggingscategorie
%
%
%
Zakelijke waarden
-6,0
-3,9
41,0
Vastrentende waarden
6,2
7,0
55,1
Grondstoffen
-8,3
-13,7
3,5
Liquide middelen
-
- 0,4
0,4
100,0 Totaal rendement excl. derivaten
0,6
1,7
Totaal rendement incl. derivaten
6,6
7,8
34
Grafiek 4: Rendement per beleggingscategorie excl. derivaten 10,0 6,2
7,0
5,0 1,7 0,6
0,0
3,9
-
-5,0 -6,0
-8,3
-10,0
- 13,7
-15,0 Vastrentend Portefeuille 2011
Aandelen
Grondstoffen
Totaal
Benchmark 2011
Vastrentende waarden De vastrentende waarden portefeuille van het Pensioenfonds bestaat uit verschillende mandaten. In deze categorie zijn de staatsobligaties, bedrijfsobligaties en obligaties van high yield debt en emerging markets opgenomen. De portefeuilles voor de staatsobligaties zijn in discretionaire mandaten bij twee vermogensbeheerders ondergebracht. De overige obligaties worden in beleggingsfondsen van vermogensbeheerders beheerd. In het verslagjaar werd in het eerste kwartaal nog een negatief rendement behaald in de beleggingscategorie vastrentende waarden. In de resterende kwartalen van 2011 werden positieve rendementen behaald. Met name in het derde kwartaal werden door de risicoaversie van beleggers en de vlucht naar staatsobligaties hoge rendementen behaald en bepaalde overwegend het jaarrendement. Alle obligatiemandaten hebben 2011 afgesloten met positieve rendementen. De beleggingscategorie vastrentende waarden heeft in het verslagjaar een performance behaald van 6,2% en de benchmark van 7,0%, een underperformance van 0,8%. Het rendement van de portefeuille over de vijf-jaars periode bedraagt 4,5% versus de benchmark 4,8%. Het belegd vermogen in vastrentende waarden per ultimo 2011 bedraagt € 234,5 miljoen (ultimo 2010: € 220,1 miljoen), inclusief de waarde van de rentederivaten. Deze heeft per ultimo 2011 een positieve waarde van € 17,2 miljoen. Gedurende het verslagjaar is door herallocatie de weging van de beleggingscategorie verlaagd, echter door de rentedaling is de waarde van deze categorie netto gestegen. De verschillende mandaten zijn ondergebracht bij vijf vermogensbeheerders. De looptijd (modified duration) van de verplichtingen bedraagt 16,6 jaar (ultimo 2010 16,3 jaar) en is langer dan de gemiddelde looptijd van de rentegevoelige beleggingen (vastrentende waarden). Lange looptijden zijn gevoeliger voor renteveranderingen, dan korte looptijden. Bij een dalende rente nemen de verplichtingen (door de langere duration) sterker toe dan de waarde van de rentegevoelige beleggingen, hetgeen in 2011 en 2010 gebeurd is. Door de netto rentebeweging is de waarde van de rentederivaten gestegen in het verslagjaar. In het vierde kwartaal is waarde van de rentederivaten onttrokken en herbelegd in aandelen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
35
Grafiek 5: Rendement vastrentende waarden (in %) 12,0 10,4
10,0 8,3
8,0
7,0 6,2
6,0 4,8
4,6
4,5
4,2
4,8
4,0 2,1
2,0 0,2
0,0 -0,8
-2,0 2007 Fonds
2008
2009
2010
2011
5-jr
Benchmark
Zakelijke waarden De beleggingscategorie zakelijke waarden bestaat bij het Pensioenfonds uit aandelen volwassen markten en aandelen emerging markets. Gedurende het verslagjaar waren de aandelenrendementen van de eerste drie kwartalen negatief, waarbij het derde kwartaal een grote uitschieter was. In het vierde kwartaal herstelde de aandelenmarkt zich en kon daarbij het negatieve rendement van het derde kwartaal nog goed maken. Het rendement van de categorie zakelijke waarden over 2011 bedraagt -6,0% versus de benchmark rendement van -3,9%. De underperformance van 2,1% wordt met name veroorzaakt door het actief beheerde aandelenfonds voor de volwassen markten. Het Pensioenfonds heeft in het najaar van 2011 besloten om het belang in dit fonds in januari 2012 te verkopen en onder te brengen in het passief beheerde aandelenfonds, dat al in de beleggingsportefeuille is opgenomen. In grafiek 5 zijn de aandelenrendementen over een langere termijn opgenomen. Het vijfjarig gemiddelde van de aandelenportefeuille bedraagt -1,9% versus de benchmark van -2,5%. Net als bij het totaalrendement wordt het vijfjarig rendement gedrukt door het fors negatieve rendement in 2008. Het jaar van de kredietcrisis. Het belegd vermogen in zakelijke waarden bedraagt ultimo verslagjaar € 174,7 miljoen (ultimo 2010 € 142,6 miljoen), inclusief de negatieve waarde van het valutaderivaten van € 1,6 miljoen. Gedurende het verslagjaar is door herallocatie de weging van de beleggingscategorie aandelen verhoogd. De aandelenmandaten zijn in beleggingsfondsen ondergebracht bij twee vermogensbeheerders, namelijk BlackRock en Robeco. De waarde van de beleggingscategorie vastgoed, die ook deel uitmaakt van zakelijke waarden, is in het verslagjaar nihil. In 2008 is de beursgenoteerde vastgoedportefeuille geheel afgebouwd. Het bestuur overweegt om deze categorie in de toekomst weer op te nemen in de beleggingsportefeuille, wanneer het sentiment voor de sector weer positief is.
36
Grafiek 6: Rendement zakelijke waarden (in %) 50,0 38,1
40,0
32,5
30,0 18,6
18,1
20,0 10,0 0,0
0,3 -0,1 -6,0
-10,0
-3,9
-1,9
-2,5
-20,0 -30,0 -40,0 -40,7
-50,0 2007 Fonds
-41,9
2008
2009
2010
2011
5-jr
Benchmark
Grondstoffen De beleggingscategorie grondstoffen bestaat uit een mandaat en is ondergebracht in een beleggingsfonds. De manager van het beleggingsfonds voert een actief beheer. In het verslagjaar behaalt de manager absoluut gezien een negatieve performance van 8,3% en de benchmark een negatief rendement van 13,7%. Dit resulteerde in een outperformance van 5,4%. Over een periode van drie jaar – vanaf het begin van het mandaat – heeft het mandaat een rendement behaald van 13,3% en de benchmark 8,7%, hetgeen resulteert in een outperformance van 4,6% op jaarbasis. Per ultimo 2011 bedraagt de waarde in deze beleggingscategorie € 14,8 miljoen (ultimo 2010 € 23,5 miljoen). In het derde kwartaal is de overweging teruggebracht naar een onderweging op basis van de goede performance en de lager verwachte wereldgroei.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
37
Grafiek 7: Rendement grondstoffen (in %) 40,0 33,0
33,3
30,0
19,4
20,0
13,3
11,5
8,7
10,0
0,0
-10,0
-8,3 -13,7
-20,0 2009 Fonds
2010
2011
3-jr
Benchmark
Derivaten strategieën Het renterisico en het valutarisico in de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds worden door de balansrisicomanager met behulp van derivaten gereduceerd. Het beleid van het risicobeheer is vastgelegd in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van een ALM studie. De balansrisicomanager gebruikt uitsluitend liquide, transparante en eenvoudige derivaten voor de rente- en valutaderivaten. De derivaten worden op een prudente wijze ingezet, dat wil zeggen ze mogen alleen gebruikt worden om het risico, conform het geformuleerde beleid, te reduceren. Met de rentederivaten portefeuille van het pensioenfonds wordt het renterisico tussen de voorziening pensioenverplichting en de beleggingen op elkaar afgestemd. Voor het afdekken van het renterisico worden renteswaps afgesloten. Door rentebewegingen kunnen deze rentederivaten een positieve of negatieve waarde ontwikkelen. De swappositie en de voorziening pensioenverplichting van het pensioenfonds krijgen een positieve waarde als de rente daalt, zoals dit ook afgelopen jaar is gebeurd. Indien de rente weer stijgt, zal de swappositie in waarde dalen en kan ook negatieve waarde krijgen. Het pensioenfonds heeft normen en bandbreedtes gedefinieerd voor de waarde ontwikkeling van de rentederivaten. De valutarisico’s van de belangrijkste valutaparen (USD, GBP, CHF en JPY t.o.v. Euro) voor het pensioenfonds worden met behulp van valuta forwards afgedekt op een 3-maands rolling basis. Elke maand wordt het valutarisico en de valuta afdekking inzichtelijk gemaakt en indien nodig wordt de valuta afdekking aangepast. Bij expiratie van de forwards worden de valutacontracten afgerekend en worden tegelijkertijd nieuwe valutacontracten afgesloten. Valuta forwards zijn liquide derivaten, die dagelijks gewaardeerd, afgesloten of tegengesloten kunnen worden. In nevenstaande tabel is het gecombineerd effect van de rente- en de valutaderivaten op het totaalrendement van de beleggingsportefeuille weergegeven. In 2011 heeft het derivaten beleid 6% waarde toegevoegd aan de portefeuille. Op basis van het vijfjarig gemiddelde hebben de derivaten strategieën 2,4% waarde toegevoegd.
38
Rendement fonds (in %)
2007 2008 2009 2010 2011 5-jr
Fonds incl. derivaten
0,6
-10,8
13,9
10,9
6,6
3,9
Fonds excl. derivaten
-0,6
-16,9
17,5
10,2
0,6
1,5
1,2
6,1
-3,6
0,7
6,0
2,4
Benchmark De benchmark voor het Pensioenfonds bestaat uit een mix van verschillende indices. Voor de beleggingscategorie vastrentende waarden is deze overwegend Barclays Capital georiënteerd en voor de beleggingscategorie zakelijke waarden worden de beleggingsmandaten met name vergeleken met diverse MSCI indices. Voor de beleggingscategorie grondstoffen wordt de Dow Jones UBS Commodities index gebruikt, waarbij de sectoren gelijk gewogen zijn. In onderstaande tabel is per mandaat de beheerder, de weging en de desbetreffende benchmark opgenomen. 2011: Benchmark voor Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Vastrentende waarden
Beheerder
54,0 Benchmark
Staat
Kempen
Staat
BNP mw
Staat, long
BNP
}
mw Merril Lynch custom index. 36,5 Merril Lynch custom index.
mw CitigroupIndex FRFDEMNL 15 plus
}
Credits Aegon mw Barclays Capital Euro Corporate Bond Index 10,0 Credits Robeco mw Barclays Capital Euro Aggregate Corporate ex financials 2% issuer constraint Global High Yield Debt
Robeco
3,0 Barclays US High Yield + Pan Euro High Yield ex Financials 2,5% issuer cap, EUR hedged
Emerging Market Debt
Morgan Stanley
2,5 JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Hedged to Euro’s (JPM EMBIG)
Aegon
2,0 Return Private Loans
hedged) Annuiteitenlening
Aandelen 40,0
}
Mature markets BlackRock mw MSCI World index 35,0 Mature markets Robeco mw MSCI World index Opkomende Markten aandelen Robeco
5,0 MSCI Emerging Markets index
Vastgoed 0,0 Europees indirect vastgoed
0,0 GPR 250 Europe OEPF ex Metrovacesa index
Commodities 5,0 Commodities
Sarasin
5,0 Dow Jones UBS Commodities Swiss Hedged Total Return
Cash 1,0 1-maands Euribor _____
100,0
mw: desbetreffende weging op marktwaarde binnen de categorie.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
39
Vermogensbeheer Het belegd vermogen van het Pensioenfonds is verdeeld over verschillende vermogensbeheerders. Een aantal vermogensbeheerders hebben het mandaat ingevuld door te beleggen in beleggingsfondsen. De mandaten zijn per beleggingscategorie toegewezen. Ultimo december 2011
Beheerder categorie
MW 1) MW% 0,0
Aegon
obligaties
24.702 5,7
BlackRock
aandelen
93.418 21,7
BNP Parisbas
obligaties
81.917
19,1
Kempen
obligaties
63.463
14,8
Morgan Stanley
obligaties
Robeco
aandelen, obligaties
Sarasin
grondstoffen
Cash
cash
Derivaten
valuta & rente
10.760
2,5
119.291
27,8
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
14.820 3,4 5.700 1,3 15.693
3,7
429.764 100,0
Pensioenbeleid Het Pensioenfonds voert de pensioenovereenkomsten uit die werkgevers en werknemers hebben gesloten voor deelneming in de pensioenregelingen. De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in de hierna genoemde pensioenreglementen. –– “Pensioenreglement 56-min”; en –– “Pensioenreglement 56-plus”. Voor de pensioenregeling “56-min” gelden de volgende voorwaarden voor deelnemerschap: –– als deelnemer wordt aangemerkt de werknemer van 21 jaar of ouder met een arbeidsovereenkomst voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van het Pensioenfonds; –– een werknemer, jonger dan 21 jaar, die overlijdt of arbeidsongeschikt wordt, wordt geacht deelnemer te zijn geweest. De pensioenregeling “56-plus” is van toepassing op de werknemers van de werkgever die zijn geboren voor 1 januari 1950 en reeds per 31 december 2005 deelnemer waren in de pensioenregeling zoals die luidt op 31 december 2005. Dit betreft derhalve een gesloten groep deelnemers. Beide pensioenregelingen betreffen een hybride regeling; een combinatie van uitkerings- en premieovereenkomsten. Tot een bepaald salaris geldt het Basispakket – een middelloonregeling gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar met een voorwaardelijke indexatie van de opgebouwde rechten tijdens het deelnemerschap. Daarboven geldt het Beleggingspakket – een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-min” kent verder nog het Extra Beleggingspakket – een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-plus” kent verder nog het Vroegpensioen – een eindloonregeling gebaseerd op een tijdelijke uitkering van 62 tot 65 jaar.Tot slot kennen beide regelingen nog een vrijwillig Pluspakket waarmee aanvullend pensioen kan worden opgebouwd – een beschikbare premieregeling. 1)
40
MW: Marktwaarde in Euro 1.000.
Het Basispakket en het Vroegpensioen hebben het karakter van een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Het Beleggingspakket, Extra Beleggingspakket en Pluspakket hebben het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Deelnemers die eind 2005 in dienst waren van een van de Nederlandse Smurfit Kappa ondernemingen kregen ter compensatie van hun (afgeschafte) Vroegpensioen een premie toegezegd die zij kunnen beleggen via het Extra Beleggingspakket. Op die manier bouwen zij extra vermogen op voor het aankopen van een aanvullend levenslang ouderdomspensioen. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om eventueel eerder – vóór de 65-jarige leeftijd – met pensioen te gaan. Er wordt dan wel een actuariële korting toegepast. Alle Nederlandse medewerkers kunnen ook voor extra verlof sparen via de levensloopregeling. Medewerkers van Smurfit Kappa Nederland mogen vanaf hun 60ste met pensioen. Voor het beleggen van de aan deelnemers toegezegde premies zijn door het Pensioenfonds afspraken gemaakt met Robeco. Op basis van de Robeco beleggingsfondsen zijn adviesmixen samengesteld; deelnemers kunnen zelf kiezen of zij conform de adviesmix willen beleggen of in eigen beheer willen beleggen. Pensioenreglementen De pensioenreglementen zijn de afgelopen jaren onderheving geweest aan vele aanpassingen, die de leesbaarheid niet bevorderd. Daarom is het “Pensioenreglement 56-min” in 2010 geheel herschreven. In 2011 zijn nog wat aanpassing gedaan, onder andere na opmerkingen van De Nederlandsche Bank. WGA ( Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) - hiaat Het Pensioenfonds biedt geen WGA-hiaatverzekering aan. De aangesloten ondernemingen hebben hiervoor bij een verzekeraar een apart contract afgesloten ten behoeve van de medewerkers. Deelnemers kunnen hier desgewenst aan deelnemen. Dat geldt eveneens voor het excedentgedeelte boven het maximum dagloon. Garantieregeling Deelnemers vanuit het voormalige pensioenfonds Bührmann-Tetterode hebben bij de overgang van eindloon naar middelloon op individuele basis de mogelijkheid gehad voor een bepaalde periode de oude regeling voort te zetten. Daarvoor is een garantieregeling afgesproken. Het betreft een beperkte groep en de regeling heeft geen materiële impact op de financiële situatie van het fonds. Communicatiebeleid Het Pensioenfonds heeft een communicatiebeleid vastgesteld met als doel een zo toegankelijk en open mogelijke communicatie tussen het Pensioenfonds en de deelnemers. Met het beschikbaar stellen van informatie over de pensioenregeling in duidelijke en voor iedereen begrijpelijke taal, voldoet het fonds aan de – in de Pensioenwet vastgelegde – verplichtingen op dit gebied. Ter illustratie noemen we de volgende onderdelen van het beleid: –– in principe verschijnt twee maal per jaar de Smurfit Kappa Pensioen Nieuwsbrief. Via deze nieuwsbrief worden deelnemers op de hoogte gehouden van de pensioenactualiteit en ontwikkelingen binnen hun Pensioenfonds en –regeling. In 2011 is in februari en in september een nieuwsbrief uitgebracht; –– verder wordt er een Jaarbericht gepubliceerd waarin specifiek aandacht wordt besteed aan het jaarverslag en de jaarrekening van het afgelopen jaar; –– in 2011 hebben de deelnemers een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. Uitgangspunt voor het UPO is dat dit model ten minste alle informatie bevat die wettelijk verplicht moet worden verstrekt; –– voor de deelnemers is een website beschikbaar onder de naam www.smurfitkappapensioen.nl. Binnen de website is specifieke informatie opgenomen voor medewerkers, gepensioneerden en oud-medewerkers. Via de website is het pensioenreglement te downloaden, maar ook alle brochures, formulieren, nieuwsbrieven, pensioencommuniqués en jaarverslagen
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
41
Financiële positie van het Pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het Pensioenfonds (inclusief de voorziening langdurig zieken) is in het verslagjaar met € 57,8 miljoen toegenomen van € 396,5 miljoen naar € 454,3 miljoen. De toename van de voorziening pensioenverplichtingen is grotendeels veroorzaakt door de sterke daling van de marktrente, die een verhogend effect heeft op de voorziening pensioenverplichtingen had van € 57,7 miljoen. Belegd vermogen Het belegd vermogen is in het verslagjaar toegenomen van € 402,4 miljoen naar € 429,8 miljoen. De toename in het belegd vermogen is met name ontstaan door gerealiseerde en ongerealiseerde koersresultaten in de beleggingsportefeuille gedurende het verslagjaar. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is in het verslagjaar gedaald van 101,5% naar 94,5%; een daling van 7,0 procentpunten. De daling is met name het gevolg van de gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de gedaalde marktrente. De reële dekkingsgraad van het Pensioenfonds is per ultimo 2011 gelijk aan 63%. Bij de reële dekkingsgraad wordt uitgegaan van een toekomstige inflatie van 2% per jaar. Bij de reële dekkingsgraad wordt in de verplichtingen rekening gehouden met toekomstige inflatie, bij de nominale dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met inflatie. Wanneer de dekkingsgraad hoger dan 100% is heeft het pensioenfonds genoeg in kas om de pensioenen uit te betalen. Bij een nominale dekkingsgraad van 100% kunnen dan nominale pensioenen worden uitgekeerd zonder toekomstige stijging. De reële dekkingsgraad laat zien in hoeverre de pensioenen aangepast kunnen worden aan inflatie. De reële dekkingsgraad ligt altijd lager dan de nominale dekkingsgraad. (Minimaal) vereiste dekkingsgraad De vereiste solvabiliteit onder het Financieel Toetsingskader dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De vereiste solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door De Nederlandsche Bank aangereikt standaardmodel. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2011 bedraagt 115,6%. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt ultimo 2011 104,2%. De aanwezige dekkingsgraad is ultimo 2011 lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad en de volgens het Financieel Toetsingskader vereiste dekkingsgraad. Hierdoor is nog steeds sprake van een reservetekort en een dekkingstekort. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het Pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door De Nederlandsche Bank geen aanwijzingen aan het Pensioenfonds gegeven, noch is bevoegdheidsuitoefening van organen van het Pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder of is een bewindvoerder aangesteld.
42
Verzekerdenbestand
Gewezen
Pensioen-
Deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 1 januari 2011
2.099
1.158
1.154
Totaal 4.411
Mutaties door: –– Nieuwe toetredingen –– Herintreding –– Vertrek met premievrije aanspraak –– Uitgaande waardeoverdracht –– Ingang pensioen
114 114 0 0 -82
82
0
0 -24 -24 -52
-21
101
28
–– Overlijden
-4 -4 -31 -39
–– Afkoop
0 -10 -5 -15
–– Andere oorzaken
1
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2011
-23
-5 1) -4 -8 18
61
56
3) 2.076 2) 1.176 1.215 4.467
Stand Stand 31-12 31-12 Specificatie pensioengerechtigden
2011
2010
Ouderdomspensioen 931 881 Partnerpensioen 252 244 Wezenpensioen 32 29 Invaliditeitspensioen 0 0 Totaal 1.215 1.154
1)
Zijnde voornamelijk eliminaties dubbeltellingen (van paketten naar unieke telling).
2)
Waarvan 123 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
3)
Waarvan 168 fluitgerechtigden.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
43
Bestemming van het saldo In de bestuursvergadering van 21 juni 2012 heeft het Bestuur besloten het saldo over 2011 als volgt te verdelen: 2011
x € 1.000
Algemene reserve
-30.903
Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
132
______ -30.771
Eindhoven, 21 juni 2012
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter Secretaris
44
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Verklaring Verantwoordingsorgaan In het kader van de principes goed pensioenfondsBestuur is met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan (VO) ingesteld. Het Bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Pensioensfonds governance principes. Deze principes betreffen zorgvuldig Bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, over het door het Bestuur uitgevoerde beleid alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO toetst het beleid aan het principe van evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen van het pensioenfonds. Het VO heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening over boekjaar 2011 alsmede van de fondsdocumenten zoals statuten, pensioenreglementen en het actuarieel rapport. Het VO heeft een aantal bijeenkomsten bijgewoond met de Directeur en/of het Bestuur van het fonds en de actuaris en accountant van het fonds. Voorts vond een bijeenkomst plaats met het voltallige Bestuur op 21 juni 2012, waarin het jaarverslag en de jaarrekening werden vastgesteld en waarin het Bestuur verdere toelichting verschafte aan het VO over het gevoerde beleid. Observaties en oordeel VO In de eerste helft van 2011 heeft de dekkingsgraad een goed herstel laten zien, echter, later in het jaar is dat herstel teniet gedaan door dalende marktrente en de onzekere financiële situatie in de Europese Unie. De vereiste minimale dekkingsgraad volgens het herstelplan werd ter nauwernood gerealiseerd en aanvullende herstel maatregelen konden uitblijven. Het VO kan zich vinden in de prudente beleggingsstrategie van het fonds waarin de risico’s goed in kaart zijn gebracht en dagelijks gevolgd worden. Ook de dekkingsgraad wordt nu op dagbasis gevolgd. Het VO is van oordeel dat het communicatie beleid van het fonds effectief is. Het verdient echter aanbeveling om te de actuele ontwikkelingen in de Nederlandse pensioen wereld en de mogelijke gevolgen van onderdekking extra aandacht te geven in de communicatie naar de belanghebbenden. Binnen het Pensioenfonds is vanaf het jaar 2000 een gedragscode ingevoerd, die voortdurend is aangepast aan de van kracht zijnde wet- en regelgeving. De gedragscode heeft primair betrekking op direct betrokken personen binnen het fonds, insiders en gelieerde derden. Het VO adviseert het traject van compliance en integriteitsrisico’s driejaarlijks intern te evalueren. Het Bestuur van het fonds vertegenwoordigt een hoog niveau van kennis, ervaring en deskundigheid. Het is van belang dit ook voor de toekomst te blijven waarborgen, zeker tegen de achtergrond van het reglementair collectief aftreden van het Bestuur in 2012. Het starten van een self assessment procedure voor het Bestuur kan hierbij een rol spelen, wellicht met aanvulling van een externe toetsing van deskundigheid van huidige en toekomstige Bestuursleden.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
45
Opinie Het VO is van mening dat het handelen van het Bestuur en het door haar uitgevoerde beleid alsmede de beleidskeuzes voor de toekomst in overeenstemming zijn met de principes voor goed pensioenBestuur. Het Bestuur geeft getuige van deskundigheid en zorgvuldigheid, van een evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen en van openheid en effectieve communicatie.
Eindhoven, 21 juni 2012
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van verslag van het VO ten aanzien van het gevoerde beleid van het bestuur over het afgelopen jaar. Het bestuur stelt de gedegen werkwijze van het VO en de open en constructieve dialoog hierbij zeer op prijs. Het bestuur waardeert de inzet en de betrokkenheid van de leden van het VO en heeft met instemming kennisgenomen van de positieve conclusie van het VO. De bevindingen van het VO worden door het bestuur gezien als belangrijke onderdelen van het beleid zoals dat door het pensioenfonds wordt uitgevoerd. Het bestuur bedankt het VO voor de uitgebrachte adviezen, de samenwerking en het door het VO uitgebrachte verslag.
Eindhoven, 21 juni 2012
46
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
47
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2011 2010 Beleggingen voor risico fonds [1] Zakelijke waarden
176.259
143.246
Vastrentende waarden
214.434
216.955
Derivaten
17.240
4.821
Overige beleggingen
14.820
23.540
422.753 388.562 Beleggingen voor risico deelnemers [2]
36.318
36.030
Herverzekering [3] 110 142 Vorderingen en overlopende activa [4]
4.156
4.837
Liquide middelen [5]
5.700
11.249
469.037 440.820
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
48
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2011 2010 Reserves Algemene reserve [6] Reserve solvabiliteitsoplag BPR-modules [7]
-25.041
5.862
374
242
-24.667 6.104 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [9]
453.185
395.444
110
142
453.295 395.586 Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken [10] 986 936 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarkapitalen [11] Kortlopende schulden [12]
36.318 36.030 3.105
2.164
469.037 440.820
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
49
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2011 2010 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [13] Indirecte beleggingsopbrengsten [14] Kosten van vermogensbeheer [15]
7.525 18.956 -839
9.369 29.663 -391
25.642 38.641 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [16]
-712
3.188
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [17]
21.657
21.296
Bijdragen voor risico deelnemers [18]
4.775
4.616
Saldo van overdrachten van rechten [19]
-1.452
-259
Pensioenuitkeringen [20] -18.064 -17.630 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [21] Wijziging rentetermijnstructuur
-57.737
-33.694
Benodigde intresttoevoeging
-5.079
-4.698
Toevoeging pensioenopbouw
-9.493
-7.807
Waardeoverdracht in
-71
-198
1.697
571
Toevoeging kostenvoorziening
-175
-158
Vrijval excassokosten
358
349
17.937
17.441
Waardeoverdracht uit
Verwachte uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Reguliere mutaties
-695 309 -278 137 -4.146
-5.325
-117
-65
-21
-12
Wijziging actuariële grondslagen (sterftetafel)
0
-7.790
Wijziging actuariële grondslagen (leeftijdscorrectie)
0
4.220
79
-469
Toeslagverlening actief Toeslagverlening inactief
Overige mutaties
-57.741 -37.189
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
50
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2011 2010 Mutatie voorziening langdurig zieken [22]
-50
1.412
voor risico deelnemers [23]
-288
-3.480
Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers [24]
-3.775
-4.324
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Herverzekering Premies [25]
-40
-23
Uitkeringen uit herverzekering [26]
136
141
96 118 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [27]
-892
-1.088
Overige baten en lasten [28]
33
-121
Saldo van baten en lasten
-30.771
5.180
Bestemming van het saldo Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
-30.903
5.188
132
-8
-30.771 5.180
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
51
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2011 2010 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
21.891
20.843
135
141
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
49
176
Overige
88 -47
Uitkeringen uit herverzekering
22.163 21.113 Uitgaven –– Uitgekeerde pensioenen •
Pensioenen en afkopen
•
Loonheffing
•
Sociale premies en andere inhoudingen
-12.738
-12.374
-4.516 -4.534 -806
-698
-1.540
-430
-40
-38
–– Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-984
-1.302
–– Overige
110 279
–– Wegens overgedragen pensioenverplichtingen –– Premies herverzekering
-20.514 -19.097 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen Overige
7.905
8.245
153.570
297.857
-93 393
161.382 306.495 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-167.912
-314.018
-668
-565
-168.580 -314.583 Mutatie liquide middelen
-5.549
-6.072
Saldo liquide middelen 1 januari
11.249
17.321
Saldo liquide middelen 31 december
5.700
11.249
52
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de uitgangspunten van BW 2 Titel 9 toegepast. Tevens zijn de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) gevolgd, waarvan in het bijzonder RJ 610. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Annuïteitenlening De annuïteitenlening wordt gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde vastrentende waarden zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurswaarde. De niet ter beurze genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de activa van de betreffende fondsen op marktwaarde zijn gewaardeerd. Aandelen De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurswaarde. De niet ter beurze genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de activa van de betreffende fondsen op marktwaarde zijn gewaardeerd. Derivaten en overige beleggingen De derivaten en overige beleggingen zoals valutatermijntransacties, futures, swaps, repo’s en commodities worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Indien derivaten en overige beleggingen een negatieve waarde hebben worden deze verantwoord onder de overlopende passiva. Algemene reserve Aan de algemene reserve wordt het saldo van de staat van baten en lasten toegevoegd. Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Met ingang van 1 januari 2009 houdt het fonds een bestemde reserve aan ten behoeve van de solvabiliteitsopslag over de beschikbare premie. In de kostendekkende premie is een extra solvabiliteitsopslag gedefinieerd over de in dat jaar gestorte beschikbare premie. Deze wordt toegevoegd aan de reserve. Bij inkoop van spaarkapitaal wordt de benodigde solvabiliteitsopslag vervolgens aan deze reserve onttrokken.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
53
Voorziening pensioenverplichtingen (TV) In 2010 is bij de vaststelling van de TV onder andere rekening gehouden met de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. Gemiddeld, gewogen met de TV kwam de nominale rente eind 2011 voor dit fonds ongeveer overeen met een vaste rekenrente van 2,74% (2010: 3,45%). Daarnaast dient er een toereikende voorziening voor toekomstige kosten te zijn. De voorziening is vastgesteld op 2% van de TV. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rentevoet Rentetermijnstructuur ultimo 2011 zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Sterfte AG Prognosetafel 2010-2060 (startjaar 2012) inclusief de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Gehuwdheid Vóór pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde partnersysteem, met gehuwdheidsfrequentie 100%. Na pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het bepaalde partnersysteem. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 2,00% van de netto voorziening. Een gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen is volledig herverzekerd. Voorziening langdurig zieken Met ingang van 2008 is er ook een voorziening aanwezig voor langdurig zieken. Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn, kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa het premievrijstellingsrisico slechts gedeeltelijk (met een stop-loss verzekering) heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De voorziening is ultimo 2011 gelijk aan twee maal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid in 2011, waarbij de stop-loss korting buiten beschouwing is gelaten. Deze opslag zou naar verwachting en over een langere periode bezien, voldoende moeten zijn om de kosten voor arbeidsongeschikte deelnemers te financieren.
54
Voorziening herverzekeringsdeel TV De voorziening herverzekering TV heeft betrekking op elders verzekerde pensioenen die voor wat betreft de resultaatbepaling in mindering worden gebracht op de opgebouwde pensioenen bij Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland. Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt, voor wat betreft de aandelen, hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. Tevens wordt hieronder verantwoord de gedeclareerde dividenden en verdiende interest, alsmede de ontvangen provisies uit hoofde van verbruikleen van effecten. De rentes van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet gerealiseerde koersverschillen van de zakelijke en vastrentende waarden; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Derivaten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen bij repo-, future-, swaps- en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden de kosten opgenomen die verband houden met het beheer en advies van de beleggingen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
55
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico van het fonds Niet
Stand
Categorie
Aankopen/
Verkopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
1-1 verstrek- uitlotingen/ koers- koers- 31-12 2011
kingen (af)lossingen verschillen verschillen
2011
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen
143.246 42.524
-13
13 -9.511 176.259
143.246 42.524
-13
13 -9.511 176.259
Vastrentende waarden: Staatsobligaties Obligaties index linked Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening
147.455 120.514 -130.147 412
3.201
-3.668
205 4.495 142.522 55
0
0
61.666 739 0 0 1.585 63.990 7.422
0 -207 -10 717 7.922
216.955 124.454 -134.022
250
6.797 214.434
Derivaten: Valutatermijncontracten Futures
-668 1
0 1.4561) -1.456 -893 -1.561 0 3441) -344 -1
0
Swaps
4.820
0 -14.335 14.335 12.420 17.240
4.153
0 -12.535 12.535 11.526 15.679
1)
Overige beleggingen: Commodities
23.540
0 -7.000 -214 -1.506 14.820
23.540
0 -7.000 -214 -1.506 14.820
Totaal belegd vermogen excl. liquide middelen
387.894
166.978
-153.570
12.584
7.306
421.192
Derivaten: Valutatermijncontracten
668 1.561
Belegd vermogen passiva zijde 668 1.561 Belegd vermogen activa zijde 388.562 422.753
1)
56
De aan- en verkopen zijn gesaldeerd weergegeven.
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Stand ultimo
Level 1
Level 2
Level 3
2011
Aandelen beleggingsfondsen
82.841
93.418
0
176.259
82.841 93.418
Zakelijke waarden
0 176.259
Vastrentende waarden Staatsobligaties
129.325 0 0 129.325
Bedrijfsobligaties
13.197 0 0 13.197
Vastrentende beleggingsfondsen
47.211
16.779
0
63.990
0
7.922
0
7.922
Leningen op schuldbekentenis
189.733 24.701
0 214.434
Derivaten Valutaderivaten
0 -1.561
Rentederivaten
0
0 -1.561
0 -1.561 17.240 15.679
0 17.240 17.240
Overige beleggingen Commodities
14.820 0 0 14.820
14.820 0 0 14.820
Totaal belegd vermogen
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
287.394
116.558
17.240
421.192
57
2011 2010 [2] Beleggingen voor risico van de deelnemers
36.318
36.030
Deze beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn bij Robeco ondergebracht, waar belegd wordt in diverse beleggingsfondsen. Voor het verloop verwijzen we naar de toelichting bij post [11]. [3] Herverzekering 110 142 De herverzekeringen hebben betrekking op pensioenen en arbeidsongeschiktheid [4] Vorderingen en overlopende activa Lopende intrest en dividend Hieronder is opgenomen de aan het boekjaar toe te rekenen intrest en dividend van: Vastrentende waarden Banken
2.858
3.217
14 36
2.872 3.253 Overige vorderingen Inkoopsommen Terugvorderbare dividendbelasting Debiteuren creditnota’s
61 22 208
115
7
16
Premies
537 772
Rekening-courant ondernemingen
269
276
69
135
Te onttrekken spaarkapitalen Robeco Overige
133 248
1.284 1.584 Totaal vorderingen en overlopende activa
4.156
4.837
[5] Liquide middelen Depotbanken
1.495 8.741
ING
4.205 2.508
5.700 11.249 Totaal activa
58
469.037
440.820
Passiva 2011 2010 Reserves [6] Algemene reserve Stand per 1 januari Dotatie uit bestemming saldo
5.862
674
-30.903
5.188
Stand per 31 december
-25.041
5.862
[7] Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Stand per 1 januari
242
250
Dotatie uit bestemming saldo
132
-8
Stand per 31 december
374
242
Totaal reserves
-24.667
6.104
Het aanwezig eigen vermogen en aanwezige dekkingsgraad bedragen:
1) -25.041 1) 94,5% 5.862 101,5%
Het minimaal vereist eigen vermogen en de hierbij horende minimaal benodigde dekkingsgraad bedraagt:
19.108
104,2%
16.707
104,2%
70.691
115,6%
58.118
114,7%
Het strategisch vereist eigen vermogen en de hierbij horende benodigde dekkingsgraad bedraagt: De dekkingsgraad is vastgesteld als het Totaal Vermogen (Reserves + Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds) gedeeld door de Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds. De berekening is als volgt: (-25.041 + (453.185+110)) / (453.185+110) x 100% = 94,5% Per 31 december 2011 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij De Nederlandsche Bank in het kader van de evaluatie van het korte- en langetermijnherstelplan. De belangrijkste elementen van deze evaluatie zijn: –– Een herstelpremie van 5,6% ten laste van zowel de werkgever als werknemers; –– Geen indexatie van de pensioenaanspraken per 1 januari 2012 van de actieve en inactieve deelnemers. Uit de evaluatie blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, uiterlijk 31 december 2013 wordt voldaan aan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen. Derhalve zijn er op basis van de evaluatie vooralsnog geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. 1)
De reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules is niet van toepassing voor de berekening van de dekkingsgraad.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
59
2011 2010 Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen per 31december is als volgt opgebouwd: Deelnemers Gewezen deelnemers
182.715
157.568
52.200
45.831
Pensioengerechtigden
218.380 192.187
Totale voorziening pensioenverplichtingen
453.295
395.586
-110
-142
453.185
395.444
Af: herverzekering Blijft: voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening
[8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Stand per 1 januari Bij: mutatie via de staat van baten en lasten
395.444
358.255
57.741
37.189
Stand per 31 december
453.185
395.444
[9] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari
142
757
Af: onttrekking
-32
-615
Stand per 31 december
110
142
Totaal technische voorzieningen
453.295
395.586
Overige technische voorzieningen [10] Voorziening langdurig zieken Stand per 1 januari
936
2.348
Bij: dotatie boekjaar
50
-1412
Stand per 31 december
986
936
Totaal overige technische voorzieningen
986
936
60
2011 2010
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [11] Pensioenspaarkapitalen Robeco Stand per 1 januari
36.030
32.550
Stortingen deelnemers
4.775
4.616
Onttrekkingen deelnemers
-3.775
-4.324
Rendement
-712 3.188
Stand per 31 december
36.318
36.030
[12] Kortlopende schulden Derivaten
1.561 668
Vooruitontvangen inkoopsommen Elcorr 2011
75
525
Aankoop beleggingen
47
47
Naar Robeco door te storten deel inkomende WO
25
10
Beheerloon
110 57
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
342
350
Aangesloten ondernemingen
0
38
Uitkeringen
0 1
Loonheffing Sociale lasten Stg. Pensioenfonds Smurfit Nederland Overige
365 379 70
59
482
0
28 30
3.105 2.164 Totaal passiva
469.037
440.820
Er zijn verder geen niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
61
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland hebben geen bezoldiging ontvangen. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een onkostenvergoeding (vacatie- en reiskostenvergoeding) verstrekt. Personeel Gedurende het boekjaar 2011 had Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2011
2010
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [13] Directe beleggingsopbrengsten Aandelen
1.246 1.917
Vastrentende waarden
6.059
7.378
0
7
Overige beleggingen Banken FVP bijdragen
57 49 1
-1
Waarde-overdrachten
-35 -19
Overig
197 38
7.525 9.369 [14] Indirecte beleggingsopbrengsten –– Gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
•
Vastrentende waarden
•
Derivaten
•
Overige koersverschillen
13
3.137
250
1.050
12.535
-5.056
-214
513
–– Niet-gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
-9.511
16.404
•
Vastrentende waarden
6.797
2.033
•
Derivaten
11.526
7.149
•
Overige beleggingen
-1.506
5.785
•
Overige koersverschillen
-934
-1.352
18.956 29.663
62
2011 2010 [15] Kosten van vermogensbeheer Beheerloon Bewaarloon Advisering
-236 193 -71 -94 -532 -490
-839 -391 Totaal beleggingsopbrengsten voor risico fonds
25.642
38.641
De kosten van vermogensbeheer voor 2011 bedragen 21 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen. [16] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten minus kosten Koersresultaat
570
1.214
-1.282 1.974
-712 3.188 [17] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgeversaandeel Werknemersaandeel Inkoopsommen
13.334 12.636 4.032 3.822 563
411
3.617
4.377
Onttrekkingen spaarkapitalen Robeco waarvoor rechten worden ingekocht FVP-bijdragen
111 50
21.657 21.296 De feitelijke premie bedraagt :
17.366
16.458
De kostendekkende premie bedraagt:
12.600
11.576
De gedempte kostendekkende premie bedraagt:
11.529
11.442
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
8.749
7.882
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
2.147
2.001
–– Opslag voor uitvoeringskosten
1.375
1.358
329
335
–– Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
12.600 11.576
63
2011 2010 De gedempte premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
7.881
7.769
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
1.961
1.983
–– Opslag voor uitvoeringskosten
1.358
1.355
329
335
–– Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
11.529 11.442
De feitelijke premie is hoger dan de (gedempte) kostendekkende premie door met name de herstelpremies die momenteel van toepassing zijn. De gedempte kostendekkende premie is hierbij gebaseerd op een vaste rente van 4%. Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of toeslagen. In beide boekjaren zijn geen kortingen verstrekt. [18] Bijdragen voor risico deelnemers Stortingen in de beleggingsfondsen bij Robeco door werkgever
4.775 4.616
[19] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
88
171
Overgedragen pensioenverplichtingen
-1.540
-430
-1.452 -259 [20] Pensioenuitkeringen –– Pensioenen: •
Ouderdomspensioen
•
Invaliditeitspensioen
-16.000 -15.579
•
Partnerpensioen
•
Wezenpensioen
•
WAO-hiaatpensioen
-274 -302
•
ANW-hiaatpensioen
-113 -119
-181 -167 -1.388 -1.346 -56 -64
–– Andere uitkeringen: •
Afkoopsommen
-24 -4
•
WAO-uitkering aanvulling
-9
-8
•
Compensatie premie ZVW
-18
-40
•
Compensatie overhevelingstoeslag
-1
-1
-18.064 -17.630
64
2011 2010 [21] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico fonds
Wijziging rentetermijnstructuur
-57.737
-33.694
Benodigde intresttoevoeging
-5.079
-4.698
Toevoeging pensioenopbouw
-9.493
-7.807
Waardeoverdracht in
-71
-198
1.697
571
Toevoeging kostenvoorziening
-175
-158
Vrijval excassokosten
358
349
17.937
17.441
Waardeoverdracht uit
Verwachte uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Reguliere mutaties
-695 309 -278 137 -4.146
-5.325
-117
-65
-21
-12
Wijziging actuariële grondslagen (sterftetafel)
0
-7.790
Wijziging actuariële grondslagen (leeftijdscorrectie)
0
4.220
79
-469
Toeslagverlening actief Toeslagverlening inactief
Overige mutaties
-57.741 -37.189 [22] Mutatie voorziening langdurig zieken Mutatie boekjaar
-50 1.412
[23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico deelnemers
Stortingen deelnemers
-4.775
-4.616
Onttrekkingen deelnemers
3.775
4.324
Rendement
712 -3.188
[24] Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers
-288 -3.480 -3.775
-4.324
Herverzekering [25] Premies Overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico Afslag herverzekeraar
-40
-38
0
15
-40 -23
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
65
2011 2010 [26] Uitkeringen uit herverzekering
WAO-hiatenpensioen 136 141 Totaal herverzekering
96
118
[27] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-534 -494
Actuaris
-139 -264
Accountant (controle jaarrekening)
-44
-36
Accountant (advieswerkzaamheden)
-6
-46
Kosten visitatie
0
-20
Juridisch advies
-22
-57
De Nederlandsche Bank
-31
-39
Contributie Opf
-6
-6
Robeco Flexioen
-35
-23
AFM
-7 -10
Drukwerk
-11 -12
Overige
-57 -77
Inzake kosten transitie Eska Graphic Board
0
-4
-892 -1.088
De pensioenuitvoerings- en administratiekosten voor 2011 bedragen € 273,- per deelnemer. Hierbij is het aantal deelnemers gelijk aan het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden gedurende 2011. [28] Overige baten en lasten Diversen
28 14
Afboeking premievorderingen oude jaren
0
-135
Belastingdienst (teruggaaf OB)
5
0
Saldo van baten en lasten
66
33 -121
-30.771
5.180
2011 2010 Analyse jaarresultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven technische verlies- en winstrekening Wijziging rentetermijnstructuur
-57.737
Beleggingsopbrengsten
20.562 33.943
Premies en koopsommen
6.899
-33.694 6.883
Waardeoverdrachten
164 114
Kosten
667 461
Uitkeringen
9 -48
Sterfte
-659 571
Arbeidsongeschiktheid
-278 183
Reguliere mutaties
-425
Toeslagverlening
-487
1 -2
Incidentele mutaties voorziening
29
-2.627 1)
Andere oorzaken
-3
-117
-30.771 5.180
1)
Dit betreft met name de wijziging in de actuariële grondslagen (sterftetafel en leeftijdscorrectie).
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
67
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds per 31 december 2011 is kleiner dan het Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, zodat het Pensioenfonds een langetermijnherstelplan heeft moeten indienen. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Tevens wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën van zowel de feitelijke als de strategische vereiste dekkingsgraad:
2011 2010
€ % € %
Renterisico (S1)
29.099
6,4
21.750
5,5
Zakelijke waarden risico (S2)
56.683
12,5
42.372
10,7
Valutarisico (S3)
29.081
6,4
15.348
3,9
5.566
1,2
8.143
2,1
Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5)
2.419
0,5
4.669
1,2
Verzekeringstechnisch risico (S6)
12.853
2,8
13.055
3,3
Diversificatie-effect
-53.501 -11,7 -44.640 -11,3
Vereist eigen vermogen (feitelijk)
82.200
Aanwezige dekkingsgraad
-25.041
Minimaal vereiste dekkingsgraad
19.108
Vereiste dekkingsgraad
82.200
118,1
18,1
60.697
15,3
94,5
5.862
101,5
104,2
16.707
104,2
60.697
115,3
68
2011 2010
€ % € %
Renterisico (S1)
22.120
4,9
23.635
6,0
Zakelijke waarden risico (S2)
53.328
11,7
40.329
10,2
Valutarisico (S3)
15.741
3,5
0
0,0
Grondstoffenrisico (S4)
7.819
1,7
6.806
1,7
Kredietrisico (S5)
3.209
0,7
4.773
1,2
13.055
Verzekeringstechnisch risico (S6)
12.853
2,8
Diversificatie-effect
-44.379
-9,7 -30.480
-7,7
Vereist eigen vermogen (strategisch)
70.691
15,6
14,7
58.118
3,3
Aanwezige dekkingsgraad
-25.041
94,5
5.862
101,5
Minimaal vereiste dekkingsgraad
19.108
104,2
16.707
104,2
Vereiste dekkingsgraad
70.691
115,6
58.118
114,7
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en Overlopende passiva en Overige technische voorzieningen) te delen door de totale Technische voorzieningen (exclusief Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen van 100,48% (2010) tot 94,48% (2011). Renterisico Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. De daling van de rentestanden die worden gehanteerd bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen (eind 2011: 2,74% ten opzichte van eind 2010: 3,40%) leidt tot een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen (in 2011: 5,0 miljoen euro). De beleggingen, gewaardeerd tegen marktwaarde, zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan ontwikkelingen van de rentestanden. Door de periodieke afstemming van beide ontwikkelingen wordt de dekkingsgraad nauwgezet gemonitord. Deze rentegevoeligheid is één van de actoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie en de duratie van de portefeuilles. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 6,7 naar 19,0 jaar. Duratie van de rentegevoelige beleggingen 19,0. Duratie van de pensioenverplichtingen 16,6. Duratie van de derivaten 13,5. Gevoeligheidsanalyse: Een daling van de marktrente van 1,0%-punt zou leiden tot een hogere verplichting ad € 75,4 miljoen en tegelijkertijd tot een hogere marktwaarde van de (vastrentende) beleggingen ad € 30,8 miljoen. Per saldo zou een dergelijke daling van de marktrente een verlagend effect op het eigen vermogen hebben van € 44,7 miljoen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
69
Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
2011 2010
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) Private equity, hedge funds en multimanagerfondsen
154.488
87,6
122.119
85,3
21.771
12,4
21.127
14,7
0
0,0
0
0,0
176.259
100,0 143.246 100,0
Valutarisico De pensioenverplichtingen luiden in euro’s, de mogelijke risico’s als gevolg van valutakoersontwikkelingen komen daarom alleen bij de beleggingen tot uitdrukking. Het valutarisico is strategisch voor 100% afgedekt. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
70
Verdeling totale beleggingsportefeuille (inclusief in welke valuta de belegging staat genoteerd)
Categorie 2011 2010
€ €
Zakelijke waarden Robeco aandelen mature markets
65.526
MIX
70.069
MIX
Robeco aandelen emerging markets
17.315
MIX
21.127
MIX
BlackRock aandelen mature markets
93.418
MIX
52.050
MIX
176.259 143.246
Vastrentende waarden BNP Paribas staatsobligaties
55.748
Euro
63.773
Euro
BNP Paribas staatsobligaties (collateral)
24.439
Euro
21.494
Euro
Kempen staatsobligaties
62.335
Euro
62.600
Euro
Aegon credits
16.778
Euro
16.488
Euro
Robeco credits
23.983
Euro
23.169
Euro
Robeco high yield bonds
12.469
Euro
12.117
Euro
Morgan Stanley emerging markets debt
10.760
Euro
9.892
Euro
7.922
Euro
7.422
Euro
Aegon annuïteit
214.434 216.955
Overige beleggingen Sarasin commodities Subtotaal Derivaten Totaal
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
14.820
CHF
23.540
CHF
405.513 383.741 15.679 4.153 421.192 387.894
71
Verdeling per beleggingscategorie naar valuta
Vóór
Ná
Valuta- Valuta- Valuta afdekking afdekking afdekking Zakelijke waarden Euro 19.298 57.381 76.679 USD 87.235 -43.638 43.597 GBP 15.726 -7.975 7.751 CHF 0 0 0 JPY 14.277 -7.333 6.944 Overig 39.723
0 39.723
176.259 -1.565 174.694 Vastrentende waarden Euro 203.662
0 203.662
USD 10.303
0 10.303
Overig 469
0 469
214.434
0 214.434
Overige beleggingen Euro 15.679 10.428 26.107 CHF 14.820 -10.424 4.396 30.499
4 30.503
Totaal 421.192 -1.561 419.631
Totale beleggingsportefeuille naar valuta
Vóór
Ná
Valuta- Valuta- Valuta afdekking afdekking afdekking Euro 238.640 67.809 306.449 USD 97.538 -43.638 53.900 GBP 15.726 -7.975 7.751 CHF 14.820 -10.424 4.396 JPY 14.277 -7.333 6.944 Overig 40.191
0 40.191
Totaal 421.192 -1.561 419.631
Indien de afrekening van deze transacties (die alle aflopen in maart 2012) op 31 december 2011 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 1.561 hoger uitvallen (ongerealiseerd resultaat van -€ 1.561) dan overeengekomen.
72
Valutatermijntransacties aankoop verkoop uiterlijke in miljoenen euro
transacties
Euro
transacties
67,8
einddatum
0 14-3-2012
Amerikaanse dollar
0
43,6
14-3-2012
Britse pound sterling
0
8,0
14-3-2012
Zwitserse frank
0
10,4
14-3-2012
Japanse yen
0
7,3
14-3-2012
67,8 69,3
Futures aankoop verkoop in miljoenen euro
transacties
transacties
Euro -0,352 0,008 -0,352 0,008 Swaps De 20 swap-contracten hebben looptijden variërend van 15 januari 2020 tot en met 15 januari 2046 met variërende notionals van € 2 miljoen tot en met € 60 miljoen. Grondstoffenrisico Fondsen die beleggen in grondstoff en (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. In het standaardmodel is een berekening van de gevoeligheid van het eigen vermogen voor grondstoffen voorgeschreven. Het grond stoffenrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in grondstoff en van 30%. Het grondstoffenrisico bedraagt op basis van de feitelijke verdeling 5.537. Op basis van de strategische verdeling bedraagt het grondstoffenrisico 7.834. Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. De portefeuille Vastrentende waarden bevat ook rechtstreekse beleggingen waarbij het kredietrisico mede met behulp van de Standard & Poor’s rating wordt gemonitord. Bij de balanspost Vastrentende waarden is een nadere toelichting opgenomen waaruit de verdeling van de portefeuille blijkt.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
73
2011 2010
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
146.013
68,1 120.426
55,5
AA
2.913
1,4 21.964 10,1
A
17.615
8,2 22.569 10,4
BBB
22.156 10,3 23.069 10,6
Lager dan BBB
15.750
7,3
28.927
13,4
9.987
4,7
0
0,0
Geen rating
214.434
100,0 216.955 100,0
2011 2010
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
0
0,0
3.915
1,8
Resterende looptijd <> 5 jaar
42.728
19,9
47.555
21,9
Resterende looptijd >= 5 jaar
171.706
80,1
165.485
76,3
214.434
100,0 216.955 100,0
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico (S6) worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend is meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Het verzekeringstechnische risico zoals dit in het standaardmodel is opgenomen onderkent de volgende drie risico’s: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend (TSO) en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde (NSA). De omvang van het verzekeringstechnische risico is afhankelijk van het aantal deelnemers (hoe groter het aantal deelnemers, hoe lager de factor), de gemiddelde leeftijd van de deelnemers (hoe jonger het fonds, hoe hoger de factor) en het karakter van de gehanteerde regeling (is bijvoorbeeld het nabestaande pensioen op spaar- of op risicobasis toegekend). Op basis van de karakteristieken van het fonds bedraagt de benodigde buffer voor het procesrisico 1.048. De benodigde buffer NSA bedraagt ultimo 2011 1.217. Bij het vaststellen van de risico-opslag (TSO), wordt wederom rekening gehouden met leeftijdscohorten van de gemiddelde leeftijd van het fonds, de door het fonds gevoerde pensioenvormen en de aard van deze pensioenvormen (opbouw of risicodekking). Ook hiervoor worden de door DNB opgestelde tabellen gehanteerd. De benodigde buffer TSO bedraagt 11.742. Ultimo 2011 kent het verzekeringstechnische risico op basis van zowel de feitelijke als strategische verdelingen een omvang van 12.853.
74
Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) gelijkgesteld aan 0%.
Zakelijke waarden 2011 2010
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
53.886
30,6 143.246 100,0
Afrika
11.777 6,7 0 0,0
Noord-Amerika
91.209 51,7
Azië
11.532 6,5 0 0,0
0 0,0
Oceanië
3.400 1,9 0 0,0
Overige
4.455 2,6 0 0,0
176.259
100,0 143.246 100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector: Fondsen
176.259 100,0 143.246 100,0
176.259
100,0 143.246 100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden.
2011 2010
€ % € %
Robeco Institutioneel Emerging Markets Fonds
17.315
9,8
21.127
14,7
Robeco Institutioneel Wereldwijd Aandelenfonds
65.526
37,2
70.069
48,9
BlackRock MSCI World Index Non-Lend
93.418
53,0
52.050
36,3
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
75
Vastrentende waarden 2011 2010
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Afrika Azië Oceanië
160.936
75,1 214.596
98,9
444 0,2 0 0,0 228 0,1 0 0,0 1.725 0,8 109 0,1
Noord-Amerika
15.746 7,3 2.270 1,0
Overige
35.355 16,5
214.434
0 0,0
100,0 216.975 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden
2011 2010
€ % € %
AEAM European European Credit Fund
16.779
7,8
16.488
7,6
Robeco High Yield Bonds I EUR
12.468
5,8
35.286
16,3
Robeco Capital Growth - Robeco Investment Grade Co
23.983
11,2
0
0,0
Netherlands Government
26.642
12,4
11.050
5,1
German Government
34.606
16,1
0
0,0
France Government
24.267
11,3
39.488
18,2
Overige beleggingen Grote posten: commodities van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden
2011 2010
€ % € %
Sarasin Commodity Fund
14.820
100,0
23.540
100,0
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in Smurfit Kappa Group en de aan haar gelieerde ondernemingen.
76
Eindhoven, 21 juni 2012
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter Secretaris
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
77
78
Overige gegevens
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2011 als volgt te verdelen: 2011
x € 1.000
Algemene reserve
-30.903
Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
132
______ -30.771
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
79
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland te Eindhoven is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.
80
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Apeldoorn, 21 juni 2012 René de Vries AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
81
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland te Oosterhout gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risicoinschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland per 31 december 2011 en van het saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
82
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Rotterdam, 21 juni 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door drs. F. J. van Groenestein RA
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
83
84
Bijlagen
Beleggingsoverzicht Overzicht belegd vermogen (in duizenden euro)
2011 2010
€
% Norm
€
% Norm
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen
176.259 41,4% 143.246 35,9%
176.259 41,4% 40,0% 143.246 35,9% 35,0%
Vastrentende waarden: Obligaties Obligaties index linked Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening
142.522 33,4% 147.455 36,9% 0
0,0%
412
0,1%
63.990 15,0% 61.666 15,4% 7.922 1,9% 7.422 1,9% 214.434 50,2% 54,0% 216.955 54,4% 59,0%
Derivaten en overige beleggingen: Valutatermijncontracten Futures
-1.561 -0,4% -668 -0,2% 0 0,0%
1 0,0%
Swaps
17.240 4,0% 4.820 1,2%
Commodities
14.820 3,5% 23.540 5,9%
30.499 7,1% 5,0% 27.693 6,9% 5,0%
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2011
85
2011 2010
€
% Norm
€
% Norm
Liquide middelen: Depotbanken
1.495 0,4% 8.741 2,2%
Banken
4.205 1,0% 2.508 0,6%
5.700 1,3% 1,0% 11.249 2,8% 1,0%
Totaal belegd vermogen excl. lopende intrest Lopende intrest vastrentende waarden
426.892 100,0% 100,0% 399.143 100,0% 100,0% 2.858
3.217
Lopende intrest banken
14 36
Totaal lopende intrest
2.872 3.253
Totaal belegd vermogen incl. lopende intrest
86
429.764
402.396