Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Warandelaan 2 4904 PC Oosterhout Postbus 19, 4900 AA Oosterhout Tel.: +31 (0)162 - 48 00 17 Fax.: +31 (0)162 - 48 00 98 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 32077105
Verslag over het boekjaar 1-1-2012 t/m 31-12-2012
2
Inhoud Pagina Meerjarenoverzicht
5
Bestuursverslag Algemene pensioenontwikkelingen Beleggingen algemeen
7 11
Fondsspecifieke ontwikkelingen
17
Risicoparagraaf
21
Herstelplan
25
Premiebeleid
29
Toeslagbeleid
31
Beleggingsbeleid
33
Pensioenbeleid
44
Pensioenuitvoeringskosten
45
ALM-studie
46
Actuariële samenvatting
48
Naleving wet- en regelgeving
52
Verzekerdenbestand
53
Bestemming van het saldo
54
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Verklaring Verantwoordingsorgaan
55
Reactie van het bestuur
57
Jaarrekening Balans per 31 december
60
Staat van baten en lasten
62
Kasstroomoverzicht
64
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
65
Toelichting op de balans per 31 december
71
Toelichting op de staat van baten en lasten
79
Risicoparagraaf
86
Overige gegevens Resultaatbestemming
97
Actuariële verklaring
98
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
100
Bijlagen Beleggingsoverzicht
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
103
3
4
Meerjarenoverzicht
2012
2011
2010
2009
2008
Aantallen Deelnemers
2.069
2.076
2.099
2.103
2.186
Gewezen deelnemers
1.222
1.176
1.158
1.131
1.085
Pensioengerechtigden
1.124
1.047
947
880
804
109
168
207
209
207
4.524
4.467
4.411
4.323
4.282
490.906
453.185
395.444
358.255
69
110
142
757
835
490.975
453.295
395.586
359.012
353.695
1.039
986
936
2.348
1.946
42.262
36.318
36.030
32.550
27.959
-29.138
-25.041
5.862
674
-34.979
715
374
242
250
0
-28.423
-24.667
6.104
924
-34.979
Fluitgerechtigden Totaal Financiële gegevens (in duizenden euro) Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen
1)
352.860
Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Reserves Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Totaal reserves
1)
Inclusief een opslag op de voorziening pensioenverplichting van 4%, vooruitlopend op de nieuw te publiceren AG prognosetafel.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
5
2012
2011
2010
2009
2008
Bijdragen voor risico fonds
18.468
21.657
21.296
19.274
17.807
Pensioenuitkeringen
17.545
18.064
17.630
16.438
14.711
455.931
421.192
387.894
342.180
290.428
33.774
25.642
38.641
40.228
-38.067
8,20%
6,60%
10,90%
14,00%
-10,80%
94,07%
94,48%
101,48%
100,19%
90,11%
114,40%
115,60%
114,70%
115,40%
117,80%
Beleggingen voor risico fonds Belegd vermogen 1) Beleggingsopbrengsten Rendement o.b.v. total return
2)
FTK Dekkingsgraad Vereiste FTK dekkingsgraad
1)
Dit is exclusief lopende intrest en liquiditeiten (2012: € 8.662; 2011: € 8.572) en inclusief de onder de kortlopende schulden gepresenteerde beleggingen met een negatieve waarde op
2)
Total return houdt in dat niet alleen wordt gekeken naar de directe opbrengsten, zoals uitkering van rente en dividenden, maar ook naar de zogenoemde indirecte opbrengsten in de
balansdatum. vorm van waardeveranderingen van beleggingen (koersresultaten).
6
Bestuursverslag
Algemene pensioenontwikkelingen Pensioenakkoord van de baan, pensioenhervormingen niet Algemeen Het invoeren van een nieuw type pensioencontract, althans het wettelijke faciliteren van het reële pensioencontract als alternatief voor de huidige nominale contracten, laat op zich wachten. Sommige pensioenfondsen willen voortgang maken met de implementatie van het reële pensioencontract , andere staan sceptisch tegenover de effecten van een dergelijk contract. In het verslagjaar werd de discussie over een ander pensioencontract, mondeling en in diverse publicaties, op levendige wijze voortgezet, één en ander echter op basis van nog onvolledige informatie. Deze situatie veranderde in het verslagjaar nauwelijks nadat demissionair minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn Hoofdlijnennota Herziening FTK publiceerde. Deze nota ging vergezeld van de resultaten van drie onderzoeken. De juridische mogelijkheden van het invaren van oude pensioenrechten werden onderzocht, alsmede de effecten van het nieuwe contract op de intergenerationele solidariteit. Voorts werden de hoofdkenmerken van het reële pensioencontract getoetst aan de Europese pensioenwetgeving. Niettemin liet ook de Hoofdlijnennota vitale onderdelen onuitgewerkt, waardoor de fondsbesturen en hun uitvoeringsorganisaties nog steeds niet verder komen dan oriëntatie en analyse van de beperkt beschikbare informatie. Dit ondanks het feit dat de toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM), in december in een speciale nieuwsbrief de pensioensector opriepen om alvast ‘aan de slag te gaan’. De huidige situatie stimuleerde opvattingen dat binnen het bestaande nominale kader maatregelen mogelijk zijn die de toekomstbestendigheid en financiële houdbaarheid van de aanvullende pensioenregelingen bevorderen. Het zogenaamde Septemberpakket van demissionair staatssecretaris van SZW, de heer De Krom, is hiervan een illustratie. Kortings- en premievoorschriften op basis van de huidige Pensioenwet en FTK konden –zonder nadere wetgeving– worden vervangen door maatregelen die min of meer vooruit liepen op het reële pensioencontract. Zoals een eerdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, maar vooral door toepassing van het (pseudo) levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM). Ook uitbreiding van de bestaande beleidsstaffels met een indexatiebeleid bij lage dekkingsgraden past in het reële kader Invaren oude pensioenrechten Invoering van het reële pensioencontract maakt het wenselijk om de in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in het nieuwe regime in te passen. Anders zouden de beoogde effecten van het reële kader te gering zijn. Dit gevoelige onderwerp heeft inmiddels voor veel maatschappelijke onrust gezorgd en mobiliseert diverse belanghebbende groeperingen. Organisaties verdedigen namens de ouderen dan wel jongeren hun deelbelangen. Het heeft er alle schijn van dat, hoe de materiële uitkomsten van een reëel pensioencontract ook moge zijn, de ontevreden doelgroep(en) de gang naar de rechter zal (zullen) maken. Hier en daar zijn fondsbesturen zelfs op voorhand al aangeklaagd voor een onevenwichtige belangenafweging.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
7
Het onderhavige onderwerp is in ieder geval met juridische risico’s omgeven. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het kabinet dan ook om meer wettelijke bescherming ter zake gevraagd. Deze bescherming zou een bevestiging kunnen betekenen van de politieke noodzaak tot herziening van het aanvullende pensioenstelsel. Vooralsnog worden de risico’s bij sociale partners en fondsbesturen neergelegd. Een apart aspect in dit verband is de conversie van oude pensioenaanspraken, thans nog met een ingangsdatum op de 65-jarige leeftijd, naar 67 jaar. Eén en ander op collectieve basis en zonder noodzakelijke individuele instemming van de rechthebbenden. Om deze mogelijkheid is door de pensioenfondsen gevraagd en zou de pensioenadministratie aanmerkelijk vereenvoudigen. Staatssecretaris Klijnsma van SZW acht onder voorwaarden deze mogelijkheid al aanwezig en is van oordeel dat daaraan dus geen wettelijke grondslag behoeft te worden gegeven. Communicatierapport en uitstel Na de publicatie van de hiervoor genoemde Hoofdlijnennota volgde in juni nog een rapport over de communicatieaspecten van het nieuwe pensioencontract. Het is vooral op dit terrein dat naar de mening van de toezichthouders alvast voorbereidingen kunnen worden getroffen. Dit mede in reactie op de beslissing van staatssecretaris Klijnsma om de herziening van het FTK met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2015. Hierdoor worden sociale partners en fondsbesturen met een extra overgangsjaar 2014 geconfronteerd, waarin mogelijk –in navolging van het Septemberpakket– aanvullende maatregelen van overheidswege zullen worden getroffen. Nieuw kabinet en regeerakkoord Ondertussen kwamen in het verslagjaar een nieuw kabinet en regeerakkoord tot stand en bleek het kabinet-Rutte II nog enige andere maatregelen voor de pensioensector in petto te hebben die de aanvullende pensioenen raken. Deze maatregelen liggen onder meer op het terrein van de AOW, Anw en de fiscale facilitering van de pensioenopbouw (het ‘Witteveenkader’). Versnelde verhoging van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd De bestaande synchronisatie tussen de AOW en de aanvullende pensioenregelingen staat onder druk. In het verslagjaar is met ingang van 1 april de ingangsdatum van het AOW-pensioen gewijzigd van de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, naar de verjaardag zelf. Voorts is met het verhogen van de pensioenleeftijd een geheel eigen traject en tempo gevolgd, terwijl de aanvankelijke plannen tot vervroeging en verlate ingang van de AOW (flexibilisering) zijn geschrapt. Tenslotte wil het nieuwe kabinet de verhoging van de AOW-leeftijd nog versnellen en het LAM pas introduceren, nadat de 67-jarige leeftijd is bereikt. De eigen koers met de AOW stelt de pensioenfondsen, strevend naar gelijktijdige uitbetaling van AOW en aanvullend pensioen, voor uitvoeringstechnische problemen. Naast de kabinetsvoornemens met betrekking tot de AOW heeft het voorstel tot een inperking van de uitkeringsduur in de Anw mogelijk gevolgen voor het nabestaanden- en Anw-hiaatpensioen. De concretisering van dit voorstel zal moeten worden afgewacht. Krimpend Witteveenkader De overheid is de pensioensector tegemoet gekomen om niet in twee maar in één stap de fiscale begeleiding van de aanvullende pensioenopbouw aan te passen aan de gewenste verhoging van de pensioeningangsleeftijd. Twee stapjes in 2013 (naar 66 jaar) en 2015 (naar 67 jaar) werden tot één stap in 2014 (van 65 naar 67 jaar) teruggebracht. Hierdoor kan de aanpassing van de diverse pensioenregelingen en administratie beperkt blijven tot één operatie. Dit voordeel lijkt overigens te verdwijnen als het kabinet-Rutte II met ingang van 2015 besluit tot een nog verdergaande beperking van de maximale jaarlijkse pensioenopbouw. De Tweede Kamer heeft het kabinet om een rapportage van de effecten voor de diverse generaties gevraagd. Daarnaast bestaat het voornemen om de fiscale facilitering te beperken tot een inkomen van € 100.000,- (aftopping).
8
In een duidelijk slinkende tweede pijler doet het kabinet evenwel, meer dan ooit, een beroep op pensioenfondsen en spreekt hen aan op hun maatschappelijke functie ofwel hun bereidheid om te investeren in Nederlandse bedrijfssectoren zoals de woningmarkt, infrastructuur, duurzame energie en het midden- en kleinbedrijf. Evaluatie van de herstelplannen en het Septemberpakket Het reële pensioencontract moet schokken op de financiële markten kunnen opvangen. Zolang dit type contract niet is ingevoerd, moeten de bestaande korte- en langetermijnherstelplannen nog langs de weg van huidige regels en aanwijzingen worden uitgevoerd. Het vorenstaande neemt niet weg dat DNB in het begin van het verslagjaar eraan twijfelde of de te hanteren rentetermijnstructuur (RTS) op maandbasis nog een juiste weergave was van de prijsvorming op de (verstoorde) interbancaire swapmarkt. Met ingang van het jaar mocht daarom worden gerekend met een gemiddelde RTS over de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2011. Hoewel de toezichthouder het tijdelijke karakter van deze maatregel benadrukte, mocht deze middeling gedurende het gehele boekjaar worden toegepast. Voorts werd per ultimo september de Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Deze UFR maakte onderdeel uit van het reeds genoemde Septemberpakket. Dit pakket bevatte enkele voorwaarden waaronder pensioenfondsen hun aangekondigde kortingen mochten mitigeren (uitsmeren over een langere periode) en/of hun premie voor 2013 lager konden vaststellen. De invoering van de UFR zorgde voor een verbetering van de dekkingsgraden van de pensioenfondsen. Echter, door de actualisering van de AG-Prognosetafel –die het Actuarieel Genootschap in het verslagjaar heeft uitgebracht– is een belangrijk deel van deze verbetering teniet gedaan doordat de verwachting is dat de levensverwachting wederom is toegenomen. In het verslagjaar heeft een kort onderzoek of –beter gezegd– pilot plaatsgevonden naar premieterugstortingen naar de sponsorende ondernemingen in het verleden. Dit naar aanleiding van een door de Tweede Kamer aangenomen motie van het CDA-kamerlid Omtzigt. De huidige herstelposities van pensioenfondsen worden weleens mede verklaard met de omstandigheid dat die terugstortingen destijds ten onrechte hebben plaatsgevonden. Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer voorgesteld om na de pilot geen breder onderzoek hiernaar te doen. Het is moeilijk om het verleden volledig te achterhalen, terwijl de onderzoekskosten hoog zouden zijn. De algemene conclusie werd getrokken dat de terugstortingen juridisch correct en met instemming van alle betrokkenen plaatsvonden. In het verslagjaar moesten alle pensioenfondsen uiterlijk 1 mei bij DNB een financieel crisisplan indienen. Doel van dit plan is om, los van concrete herstelplannen, beter voorbereid te zijn op een eventuele volgende financiële crisis. DNB heeft inmiddels de financiële crisisplannen geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de kwaliteit kan worden verbeterd. Governance De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en van politieke belangstelling, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien. Wet Koser Kaya/Blok In het verslagjaar is de Eerste Kamer akkoord gegaan met voorstellen tot vergroting van de medezeggenschap van gepensioneerden bij pensioenfondsen. Deze voorstellen zijn voortgekomen uit een initiatief van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). De inwerkingtreding is vervolgens door staatssecretaris Klijnsma bepaald op 1 juli 2014. In de ogen van het kabinet biedt de onderhavige wet evenwel slechts een oplossing op een deelterrein en worden de eigen voorstellen (zie hierna) als een integrale benadering van de problematiek beschouwd.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
9
Wet versterking Bestuur pensioenfondsen Het wetvoorstel tot versterking van het Bestuur van pensioenfondsen gaat niet alleen in op de hierboven bedoelde positie van de gepensioneerden. Het kabinet wil namelijk de deskundigheid van fondsbesturen bevorderen, het intern toezicht versterken en de diverse organen en taken stroomlijnen. Onderdeel is het aanbieden van alternatieve Bestuursmodellen voor het bestaande paritaire model. Eén van de beweegredenen voor deze modellen is dat straks over de invoering van het reële pensioencontract kan worden beraadslaagd door deskundiger fondsbesturen, waarin de onderscheiden doelgroepen onderling beter vertegenwoordigd zijn. Het ligt in het voornemen van staatssecretaris Klijnsma om ‘haar’ wetsvoorstel eerder in werking te laten treden dan de Wet Koser Kaya/Blok. Laatstgenoemde wet is in het wetsvoorstel overigens geïntegreerd, zij het niet volledig. Door de inwerkingtreding van de Wet Koser Kaya/Blok te bepalen op 1 juni 2014 dwingt de staatssecretaris zichzelf haar wetsvoorstel tijdig door het parlement te loodsen. Voor de volledigheid wordt nog gemeld dat in het wetsvoorstel van het kabinet een op de pensioensector toegesneden regeling is opgenomen die het bekleden van Bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen wil maximeren. Deze regeling wijkt van de algemene voorschriften voor financiële ondernemingen af om te bereiken dat de schaarse deskundigheid en ervaring met betrekking tot pensioen- en vermogensbeheervraagstukken optimaal worden benut. Code Pensioenfondsen In het verband van de governance wordt tenslotte aangegeven dat de Pensioenfederatie werkt aan een herziening van de STARprincipes voor goed pensioenfondsBestuur. Deze zullen naar verwachting in het komende jaar hun beslag krijgen. De Algemene Pensioeninstelling Alle facetten van het aanvullende pensioenterrein staan ter discussie! De inhoud van de pensioenregelingen via de ontwikkeling van een reëel kader, de Bestuursstructuur van pensioenfondsen in de vorm van alternatieve modellen voor de huidige paritaire samenstelling en tenslotte de wijze van uitvoering van de pensioenregelingen door het creëren van zogenaamde ‘open’ pensioenfondsen. Als laatste wapenfeit presenteerde voormalig minister Kamp van SZW namelijk zijn voorstellen om de huidige pensioenfondsen in staat te stellen de pensioenregelingen van andere ondernemingen uit te voeren. Het is naar zijn mening niet nodig om naast de bestaande fondsen een nieuw uitvoeringsvehikel, de algemene pensioeninstelling (API), in het leven te roepen. Hij wil, met andere woorden, de domeinafbakening afschaffen. Met deze afschaffing, het bestaan van de multi-opf en de komende wet versterking Bestuur pensioenfondsen (met name de mogelijkheid van fondsbesturen die enkel uit onafhankelijke professionals bestaan) is deze API, aldus de voormalige minister, bijna al een feit. Inmiddels heeft staatssecretaris Klijnsma deze voorstellen overgenomen en een consultatieronde met onder meer de pensioensector aangekondigd. De ideeën passen in een verdergaande trend naar consolidatie en integratie van diensten en op de pensioenmarkt opererende, dienstverlenende ondernemingen. Doelstelling hiervan is een efficiënte en goedkopere uitvoering en vergroting van de professionaliteit en deskundigheid, gegeven de omstandigheid dat pensioenfondsen het in toenemende mate moeilijk hebben om de fondsorganen te bemensen. In dit kader kan nog gemeld worden dat in het verslagjaar de uitvoeringskosten van pensioenfondsen wederom konden rekenen op kritische aandacht; er kwamen bijvoorbeeld meerdere publicaties van onderzoeken ter zake tot stand. Elders in dit jaarverslag worden de eigen uitvoeringskosten van het fonds inzichtelijk gemaakt. Toezicht DNB voerde in het onderhavige verslagjaar weer enige themaonderzoeken uit. Onderzocht werden onder meer de risico’s van commercieel vastgoed en uitbesteding, alsmede de effectiviteit van het Bestuur. Ook de AFM verricht naast zijn toezichttaken onderzoek. Een en ander komt op een tijdstip dat de toezichtkosten en dus de uitvoeringskosten van pensioenfondsen omhoog gaan, terwijl de overheid heeft aangekondigd zich te zullen terugtrekken uit de financiering van de toezichtkosten. De pensioensector maakt zich al jaren zorgen over de stijging van de laatstgenoemde kosten.
10
Europese ontwikkelingen Op het niveau van de Europese Unie wordt al enige jaren het belang van aanvullende oudedagsvoorzieningen onderkend, mede omdat wettelijke sociale verzekeringen onder druk staan, al dan niet vanwege de noodzaak van strengere budgetdiscipline en gezondmaking van overheidsfinanciën. Daarnaast reageert de Europese wetgever op recente ontwikkelingen. Witboek Pensioenen en wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn In een zogenaamd witboek heeft de Europese Commissie diverse voornemens ontvouwd ter bevordering van een toekomstbestendig pensioenstelsel, waarbinnen pensioen in geval van grensoverschrijdend verkeer van werknemers behouden blijft en meeneembaar wordt. De spelers op de Nederlandse pensioenmarkt blijven kritisch op deze voornemens reageren. Vast onderdeel daarvan is en blijft dat ervoor wordt gepleit de pensioenfondsen te onderwerpen aan eigen, van de verzekeraars afwijkende regels. In dit verband kan bijvoorbeeld de wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn worden genoemd met betrekking tot de solvabiliteitsvereisten. FTT en toepassing op de pensioenfondsen De Europese Commissie wil een heffing opleggen over financiële transacties, de Financial Transaction Taks (FTT). Deze heffing maakt onderdeel uit van een pakket maatregelen als reactie op de wereldwijde financiële crisis. Het kabinet-Rutte II heeft inmiddels zijn steun hieraan gegeven, maar een uitzondering bepleit voor pensioenfondsen. De Pensioenfederatie heeft voorgerekend wat een dergelijke heffing betekent in pensioenlasten. De sector voelt zich bovendien ook niet verantwoordelijk voor het ontstaan van de financiële crisis.
Beleggingen algemeen Nederlandse pensioenfondsen Met het Septemberpakket Pensioenen dat eind september door het kabinet is gepresenteerd, wordt in de ogen van velen een belangrijke stap gezet in de richting van een toekomstbestendig pensioenstelsel. Onderdeel van het Septemberpakket is de invoering van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR) die gebruikt moet worden voor de berekening van pensioenverplichtingen. De UFR maakt die berekening minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde omstandigheden op de financiële markten. Onder de methodiek van de UFR wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forwardrente na 60 jaar. Berekend op basis van de UFR bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen eind december 2012 circa 102%. Eind 2011 bedroeg de, op basis van driemaands middeling (de toen geldende waarderingstechniek) bepaalde dekkingsgraad 103%. Een en ander resulteerde in 2012 in een daling van de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen met circa 1%. Ontwikkelingen in 2012 In het jaar 2012 was een hoofdrol weggelegd voor de voorzitter van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Hij riep halt toe aan de aanhoudende speculatie over het uiteenvallen van de euro. Dit gebeurde eerst verbaal op donderdag 26 juli 2012. Tijdens een persconferentie zei Draghi “alles te zullen doen om de euro te redden”. Hij voegde daar nog aan toe “en geloof me, dat zal genoeg zijn”. In september introduceerde de Europese Centrale Bank vervolgens het “Outrigh Monetary Transactions”-programma. Dit programma is een opkoopprogramma voor staatsleningen door de Europese Centrale Bank. Het programma is wel voorwaardelijk. Het wordt namelijk alleen ingezet als een land hulp aanvraagt bij het noodfonds en aan de gestelde voorwaarden wil voldoen. Terugkijkend op 2012 vormen deze twee wapenfeiten voor veel analisten het keerpunt van de crisis in de eurozone. Vanaf dat moment daalden de risicopremies van de landen als Spanje en Italië fors zonder dat de Europese centrale bank feitelijk steun hoefde te verlenen. Spanje, voor de markten al enige tijd kandidaat voor een formele steunaanvraag, kon in 2012 zelfs afzien van het doen van een steunaanvraag.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
11
Voordat Draghi in juli zijn uitspraak deed, was er heel wat turbulentie aan vooraf gegaan. Om een liquiditeitscrisis te voorkomen, was de Europese Centrale Bank genoodzaakt, meer dan € 1.000 miljard aan leningen aan de commerciële banken te verstrekken, een uitzonderlijke maatregel. Deze liquiditeitsinjectie geschiedde door het ter beschikking stellen van twee leningen met een looptijd van 3 jaar aan de commerciële banken. De geldmarkttarieven daalden fors na deze maatregel. Van de landen in de eurozone beheerste Griekenland vooral in de eerste maanden van het jaar de voorpagina’s. Spannend werd het toen er een regering dreigde te komen die tegen de euro was. Er werd rekening gehouden met een scenario waarin Griekenland de euro zou verlaten. Uit die periode komt ook de term “Grexit”. Uiteindelijk koos het land toch voor een regering die achter de euro staat. Eerder in het jaar had Griekenland nog een schuldsanering succesvol doorgevoerd. Beleggers gingen akkoord met een omruil van bepaalde staatsleningen in langer lopend papier, in combinatie met een gedeeltelijke afstempeling. Zorgen over het voorbestaan van de eurozone waren er ook door de perikelen in Spanje. Toen op een gegeven moment een plaatsing van Spaans staatspapier mislukte, nam de onzekerheid snel toe. Beleggers realiseerden zich in welke hachelijke situatie de Spaanse banken zich bevonden door de alsmaar oplopende oninbare vorderingen. Ook de werkloosheid van meer dan 25% van de beroepsbevolking werd als onhoudbaar gezien. Spaans staatspapier werd van de hand gedaan, waardoor de staatsrente snel opliep. In juli overschreed de 10-jaars Spaanse staatsrente zelfs de grens van 7%. Dit vormde het moment voor Mario Draghi om zijn onvoorwaardelijke steun aan de euro aan de financiële markten kenbaar te maken, zoals hierboven beschreven. Kredietbeoordelaar Standard & Poor’s verlaagde de rating van Spanje naar BBB-, met als motivatie de aarzeling ten aanzien van de hulpaanvraag en de economische neergang in Spanje. Door de uitspraken van Draghi en de monetaire ingreep is de Spaanse 10-jaars staatsrente het jaar geëindigd op 5,3%. Frankrijk verloor in 2012 bij Standard & Poor’s de AAA-rating. Ondanks de downgrade naar AA+, eindigde de Franse 10-jaars rente het jaar toch onder de 2%. Nederland, Duitsland, Finland en Luxemburg hielden hun AAA kredietrating bij S&P. Naast de onzekerheid over het voortbestaan van de eurozone, liet de economische groei in dit gebied ook een terugval zien in 2012. Regelmatig verschenen ook neerwaartse bijstellingen van de economische verwachtingen door allerlei instanties, zoals het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Centrale Bank. De Europese economie belandde door de aanhoudende eurocrisis en een laag consumentenvertrouwen in een recessie. Deze ontwikkeling zette in 2012 door als gevolg van tegenvallende macroeconomische ontwikkelingen. In de Verenigde Staten was de staatsschuld een belangrijke factor. Het in 2011 bereikte akkoord over een verhoging van het “schuldplafond” bleek in 2012 in de ogen van de kredietbeoordelaars onvoldoende, waardoor de vooruitzichten voor de Verenigde Staten op een negatieve outlook werd gezet. Kredietbeoordelaar Standard & Poor’s verlaagde zelfs de kredietrating naar AA+. Een en ander leidde ertoe dat obligaties van financieel solide landen, vooral van Duitsland, erg gewild waren. Het rendement daalde hierdoor tot historische lage waarden. De Duitse rente daalde eind mei even onder 1,2% en kortlopende obligaties konden zelfs worden uitgeschreven met een negatieve couponrente. Beleggers waren dus bereid om geld erop toe te leggen, in ruil voor de zekerheid dat ze de hoofdsom terug zouden ontvangen. Later in het jaar nam het vertrouwen in een goede afloop van de Europese schuldencrisis weer toe. De waarde van de euro nam toe, de aandelenkoersen stegen weer én de risico-opslagen op obligaties namen weer af. In het vierde kwartaal is het permanente noodfonds ESM officieel gelanceerd en zijn er op Europees niveau afspraken gemaakt over een gemeenschappelijk bankentoezicht.
12
De inflatie bleef wereldwijd beperkt. In de Verenigde Staten lag de consumentenprijsinflatie rond de 2% op jaarbasis. Ook de kerninflatie (geschoond voor voedsel- en energieprijzen) bewoog zich rond de 2%. In de Eurozone daalde de inflatie tot net boven de 2% en bewoog de kerninflatie zijwaarts rond het niveau van 1,5%. Onder invloed van een lagere olieprijs en onzekere economische vooruitzichten werden de verwachtingen voor de toekomstige inflatie door diverse marktpartijen neerwaarts bijgesteld. Financiële markten Aandelenmarkten De aandelenmarkten hebben over geheel 2012 een aardig rendement behaald, maar gedurende het jaar waren er grote schommelingen.
Rendement Index
Q4 ‘11
Q1 ‘12
Q2 ‘12
Q3 ‘12
Q4 ‘12
2012
Dow Jones
9.427,1
9.910,0
10.181,1
10.435,8
9.929,6
5,3%
Nasdaq
2.010,2
2.318,9
2.320,0
2.420,2
2.288,0
13,8%
MSCI Europa
85,0
91,0
86,8
92,6
96,3
13,4%
MSCI Azie
87,9
95,0
92,7
95,1
98,0
11,6%
MSCI World
912,5
984,1
976,8
1.018,6
1.014,3
11,2%
Nikkei 225
84,7
91,5
89,2
88,4
91,3
7,8%
Shanghai
269,4
269,5
276,8
257,8
275,8
2,4%
Bron: Bloomberg
In het tweede kwartaal hadden de meeste aandelenmarkten een negatief rendement. Vooral de Europese aandelen daalden sterk. De oorzaak was de voortdurende Europese schuldencrisis. Op de verschillende Europese tops kwamen de politici niet tot een eensgezinde oplossing voor de Europese schuldencrisis. Nadat het vertrouwen van beleggers door Draghi weer hersteld was, waren de beleggers weer bereid om risico’s te nemen. De aandelenbeurzen lieten dan ook vooral in het derde kwartaal een stijging zien. In het vierde kwartaal waren de aandelenrendementen nagenoeg nihil. Tegen het einde van het jaar groeide de onrust over de “fiscal cliff ” en het schuldplafond in de Verenigde Staten. De Dow Jones index liet in het vierde kwartaal een negatief rendement zien. In de Verenigde Staten zijn aandelen aanzienlijk duurder en beleggers hadden hun vraagtekens over de hoge winstmarges van Amerikaanse bedrijven, die nog steeds op recordhoogte staan. Verder was er belangstelling voor de Verenigde Staten belangstelling in de oplopende werkloosheid en de automatische belastingverhogingen en bezuinigingen die in werking zouden treden als de problematiek rond de “fiscal cliff ” niet opgelost zou worden. Obligatiemarkten De kapitaalmarkt werd in 2012 angstvallig in een wurggreep gehouden door de bewegingen van de rentes van de perifere landen, de Europese schuldencrisis en de kredietbeoordelaars. Het negatieve sentiment greep in de eerste helft van het jaar snel om zich heen. Hierdoor stonden alle perifere landen sterk onder druk. De Europese kapitaalmarktrente vertoonde forse uitslagen en bewoog tussen de 1,17% en de 1,71%. De krasse taal van Draghi en dat een Griekse exit afgeweerd leek, brachten een keerpunt op de financiële markten. De beleggers waren gerust gesteld en waren weer bereid om risico’s te nemen. De rentedaling werd gestopt. In het derde en vierde kwartaal bleef het relatief kalm op de kapitaalmarkt en zette de positieve trend voor risico-assets (emerging markets debt en high yield debt) door. De aankondiging van de Europese Centrale Bank in september dat zij bereid is, onder voorwaarden,
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
13
onbeperkt obligaties van perifere landen aan te kopen zorgde voor verdere stabilisatie op de obligatiemarkten. Ook andere centrale banken droegen bij aan het positieve marktsentiment. De Amerikaanse Federal Reserve heeft in december nieuwe aankopen van overheidsobligaties aangekondigd, die zullen worden voortgezet totdat de werkloosheid onder de 6,5% is gezakt. Als gevolg van het ruime monetaire beleid bleef de marktrente op een zeer laag niveau liggen. Grondstoffen Over 2012 is zowel de grootste stijger (soja) als de grootste daler (koffie) een zogenaamde “soft commodity”. Met een soft commodity wordt een commodity bedoeld die verbouwd wordt en niet uit de mijnbouw komt. Soja had het afgelopen jaar te kampen met tegenvallende oogsten vanwege droogte en hoge temperaturen in het middenwesten van de Verenigde Staten. Dit leidde op jaarbasis tot een prijsstijging van ongeveer 25%. Gedurende het jaar bedroeg de stijging kortstondig zelfs meer dan 90%. Voor de grootste daler, koffie, gold het tegenovergestelde. De oogsten leverden meer op dan verwacht. Daar kwam nog eens bij dat de vraag naar koffie slechts licht toenam. Koffie sloot 2012 af met een daling van 40,6%. De industriële metalen lieten op jaarbasis in 2013 beperkte bewegingen zien. Deze metalengroep reageert sterk op economische activiteit. Lood liet in deze categorie met 11,3% de grootste stijging zien. Bij de dalers bevond zich nikkel (daling 9,65% op jaarbasis). Dit metaal wordt veel afgenomen door de staalindustrie. De staalsector bevond zich in 2012 in een crisis, waar de vraag naar nikkel ook onder te lijden had. Bij de edelmetalen slaagde goud er niet meer in om de hoogste stand ooit ($ 1.921 daterend van 2011) te evenaren. Op jaarbasis steeg het edelmetaal 7,1% tot $1.675. Vooruitzichten Wereldwijde economie In de Verenigde Staten trekken de consumentenbestedingen, de duurzame orders en de huizenmarkt aan. Ook de arbeidsmarkt laat een positieve tendens zien. Het aantal banen is toegenomen en de werkloosheid bereikte in 2013 het laagste niveau sinds begin 2009. Democraten en Republikeinen moeten overeenstemming bereiken over de automatische bezuinigingen van $ 85 miljard, die voortvloeien uit de fiscal cliff. Deze kunnen namelijk voor een kentering in de economische groei zorgen. Voor 2013 wordt echter toch uitgegaan dat de Verenigde Staten een gematigde groei zal hebben. De aantrekkende groei in de Verenigde Staten en China, het beleid van de Europese Centrale Bank en een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden zouden in de Eurozone kunnen leiden tot een traditioneel, aan de export gerelateerd, herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone uit de recessie kunnen komen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie kwetsbaar voor schokken. De rol van de centrale banken en van de politici blijven vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen. Financiële markten Zakelijke waarden Mede op basis van de extreem lage rentes, de relatief hoge dividendrendementen en de risicobereidheid van beleggers is de verwachting dat er een (beperkte) positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten zal plaatsvinden. Gezien de verschillen in de economische groei is de verwachting dat aandelen in de Verenigde Staten en China hogere rendementen zullen laten zien dan Europa en Japan. Gunstig is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen.
14
De opkomende landen zijn steeds meer in trek bij beleggers. Op zoek naar hoger rendement en diversificatie wordt veel kapitaal in de opkomende landen belegd. Gezien de trend die in 2012 is ingezet zal deze in 2013 doorgezet worden. Door de lage rente in de volwassen economieën gaan beleggers investeren in de opkomende landen. Door de grote vraag naar de lokale valuta, apprecieert deze lokale valuta. Vastrentende waarden Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën ondersteunt de lage rentes van staatsleningen in landen als de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland. De verwachting is wel dat de rentes, vanaf extreem lage niveaus, kunnen stijgen. Een groot deel van de rentedaling in de afgelopen jaren wordt verklaard doordat beleggers, die in euro’s beleggen, kozen te “vluchten” in veilige havens, zoals Duitse en Nederlandse staatsobligaties. De huidige lage rentes zijn op lange termijn onhoudbaar. Daarnaast is de verwachting dat de Europese schuldencrisis stap voor stap wordt opgelost. Dit zal leiden tot het naar elkaar toe bewegen van de rentes op de staatsobligaties van de eurozone landen. Daar hoort, zeker voor de kernlanden van de Eurozone, een hogere kapitaalmarktrente bij. Het wachten is op Spanje om noodhulp aan te vragen. Vooralsnog denkt de Spaanse overheid toe te kunnen met de reeds toegezegde € 100 miljard voor de banken en hoopt zij dat de in december opgezette “bad bank” de problemen van de bankensector zal verlichten door slechte leningen van zwakke banken over te nemen. Mocht de crisis weer gaan verhevigen en de Spaanse rente weer sterk gaat oplopen dan zal Spanje er niet aan kunnen ontkomen om bij de Europese Unie aan te kloppen, waarna de Europese Centrale Bank korte Spaanse staatsobligaties kan gaan opkopen. In onderstaande tabel zijn de analistenverwachtingen van de 10-jaars rente van verschillende landen opgenomen.
10-jaars rente in %
Q1 2013
Q2 2013
Q3 2013
Q4 2013
Q1 2014
Verenigde Staten
1,92
2,04
2,19
2,33
2,52
Duitsland
1,61
1,70
1,80
1,92
2,03
Frankrijk
2,33
2,41
2,52
2,57
2,70
Japan
0,74
0,77
0,84
0,94
0,97
Italië
4,55
4,33
4,27
4,42
4,20
Bron: Bloomberg
Grondstoffen In 2013 kunnen vooral de industriële metalen profiteren van een mogelijk herstel van de wereldeconomie. Deze metalen zijn doorgaans het gevoeligst voor wijzigingen in de stand van de economische barometer. Wel dient er rekening mee gehouden te worden dat er nog veel aanbod in de markt kan komen. Voor koper wordt bijvoorbeeld 5% meer aanbod dan in 2012 verwacht, vooral afkomstig vanuit de mijnen in Chili en Mongolië. Soft commodities zijn in het prijsverloop sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Gedurende 2013 zal langzaam duidelijk worden hoeveel procent van geplande oogst naar verwachting gerealiseerd kan worden.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
15
De prijs van edelmetalen wordt sterk beïnvloed door vluchtgedrag van beleggers. Nu minder gevreesd wordt voor de toekomst van de eurozone en de Federal Reserve in de Verenigde Staten al begint te spreken over het afbouwen van het opkoopprogramma van staatsleningen, lopen de prijzen van bijvoorbeeld goud langzaam terug. De verwachting is dat posities in goud (o.a. aangehouden in de vorm van exchange-traded products) verder worden afgebouwd als het herstel vorm krijgt. Valutamarkten Het systeemrisico in de eurozone is weliswaar sterk afgenomen, maar is nog niet definitief van de baan. Bovendien is de economie van de eurozone relatief zwak. Daardoor blijft de euro kwetsbaar ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De verwachting is dat de Europese Centrale Bank het officiële rentetarief gelijk houdt of zelfs kan verlagen, indien dit noodzakelijk is om de kapitaalmarkt te ondersteunen. De opkomende landen verwijten de centrale bankiers in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de Eurozone en Japan, dat ze door het kwantitatief verruimingsbeleid een valutaoorlog uitlokken. De miljarden die de Federal Reserve, de Europese Centrale Bank en de Bank of Japan in hun financiële systeem pompen verdwijnen voor een groot deel naar de snelgroeiende opkomende landen. Door de grote vraag naar de locale deviezen stijgt deze in waarde en bedreigt dit de concurrentie positie van de opkomende markten. Door de devaluatie van de deviezen van de ontwikkelde landen verbeteren de concurrentiepositie, waardoor de export toeneemt van de ontwikkelde landen. De opkomende markten nemen maatregelen om de stijging van hun lokale valuta tegen te gaan door heffingen of belastingen in te voeren op grensoverschrijdende financiële transacties of de rente te verlagen. Inflatie Het opkopen van grote hoeveelheden staatspapier, het injecteren van grote hoeveelheden liquiditeit in de bancaire systemen en de lage marktrentes zorgen voor een verstoring in de efficiënte allocatie van de middelen. Een gevolg hiervan is dat de inflatie op termijn zal toenemen. In eerste instantie komt die voort uit het opstuwende effect op de wereldwijde grondstoffenprijzen. Door de kunstmatige lage rentes in de industrielanden dwingen ook opkomende en ontwikkelingslanden tot een ruimer monetair beleid vanwege de concurrentiepositie. Het gevolg is dat de productie en interne vraag van opkomende landen groter wordt. Zodra de groei wereldwijd aantrekt, neemt de opwaartse druk op de grondstoffenprijzen sterk toe, tegen de achtergrond van een structureel stijgende vraag naar grondstoffen vanuit opkomende landen. Door een herstel zou dus de importinflatie toenemen voor ontwikkelde landen. Het effect van de grote hoeveelheid liquiditeit die centrale banken gecreëerd hebben, is ook nog steeds een dreiging voor inflatie. De centrale banken zeggen zelf dat zij over voldoende instrumenten beschikken om de overliquiditeit uit het systeem te halen. Maar de ervaring leert dat de centrale banken te laat ingrijpen, om het economisch herstel niet te verstoren.
16
Fondsspecifieke ontwikkelingen Profiel en organisatie Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland (hierna het Pensioenfonds) is opgericht op 24 november 1999 en statutair gevestigd te Eindhoven. Het kantoor van het Pensioenfonds is sinds begin 2011 gevestigd in Oosterhout. Het Pensioenfonds heeft ten doel het uitvoeren van pensioenovereenkomsten conform de statuten en de aan de pensioenrechten en -aanspraken ten grondslag liggende pensioenreglementen, alsmede de uitvoering van andere uitkeringsovereenkomsten in relatie tot de pensioenovereenkomsten. Het Pensioenfonds voert deze taken uit voor de volgende aangesloten ondernemingen: Ondernemingen Smurfit Kappa ELCORR B.V. Smurfit Kappa GSF Verpakkingen B.V. Smurfit Kappa MNL Golfkarton B.V. Smurfit Kappa Nederland B.V. Smurfit Kappa Orkopak B.V. Smurfit Kappa Paper Recycling B.V.
Vestigingsplaats Etten-Leur Oude Pekela Eerbeek Oosterhout Zwolle Eindhoven
Smurfit Kappa Paper Services B.V.
Roermond
Smurfit Kappa RapidCorr Eindhoven B.V.
Eindhoven
Smurfit Kappa Roermond Papier B.V. Smurfit Kappa Solid Board B.V.
Roermond Bad Nieuweschans, Coevorden en Oude Pekela
Smurfit Kappa Trimbach B.V. Smurfit Kappa Trobox B.V. Smurfit Kappa TWINCORR B.V. Smurfit Kappa Van Dam Golfkarton B.V. Smurfit Kappa Vandra Golfkarton B.V. Smurfit Kappa Zedek B.V.
Bergen op Zoom Oosterhout Hoogeveen en Nieuwe Pekela Helmond Oosterhout Deventer
Voor de genoemde ondernemingen wordt het Smurfit Kappa Pensioenpakket uitgevoerd, dat bestaat uit: –
het Basispakket;
–
het Beleggingspakket;
–
het Extra Beleggingspakket; en
–
het Pluspakket.
Dit is het dertiende jaarverslag van het Pensioenfonds (en haar voorgangers). Het jaarverslag heeft betrekking op het boekjaar 2012.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
17
Bestuur en Directie Het Pensioenfonds staat onder leiding van een Bestuur, dat paritair is samengesteld uit werkgevers en werknemers. De werknemersvertegenwoordigers worden voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad; de Raad van Commissarissen van Smurfit Kappa Nederland B.V. draagt de werkgeversvertegenwoordigers voor. Op 31 december 2012 bestond het Bestuur uit de volgende leden: Functie
Naam
Namens
Vanuit
Aftredend
Voorzitter
G.P.F. Beurskens
werkgever
n.v.t.
2012
Algemeen lid
H.H. Siebring
werkgever
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
2012
Algemeen lid
S. Stoffer
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Algemeen lid
E.C.P. Vervoort
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Secretaris
J.A. van Gestel
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
M.P.C. van den Heuvel
werknemer
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Algemeen lid
P.R. van Dijk
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
W.J. Brantjes
werknemer
pensioengerechtigden
2012
De zittingstermijn van het Bestuur liep af per ultimo 2012, zodat er vanaf 1 januari 2013 een nieuw Bestuur is benoemd. Het Bestuur wordt steeds benoemd voor een periode van vier jaar, zodat nu een zittingsperiode geldt tot eind 2016. De volgende mutaties hebben in de samenstelling van het Bestuur plaats gevonden: –
De heer Brantjes heeft besloten om zijn lidmaatschap van het Bestuur te beëindigen;
–
De heer Van Gestel heeft de zetel namens de gepensioneerden overgenomen van de heer Brantjes;
–
De heer Van Dijk –die vertegenwoordiger van de werknemer was– is vertegenwoordiger namens de werkgever geworden;
–
De heer Siebring –die vertegenwoordiger van de werkgever was– is vertegenwoordiger namens de werknemer geworden; en
–
De heer Houben is door de Centrale Ondernemingsraad als nieuw bestuurslid voorgedragen als vertegenwoordiger van de werknemer.
De heren Beurskens, Stoffer, Vervoort en Van den Heuvel blijven in dezelfde hoedanigheid lid van het Bestuur. Per 1 januari 2013 bestaat het Bestuur derhalve uit de volgende leden: Functie
Naam
Namens
Vanuit
Aftredend
Voorzitter
G.P.F. Beurskens
werkgever
n.v.t.
2016
Algemeen lid
P.R. van Dijk
werkgever
n.v.t.
2016
Algemeen lid
S. Stoffer
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2016
Algemeen lid
E.C.P. Vervoort
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2016
Secretaris
J.A. van Gestel
werknemer
pensioengerechtigden
2016
Algemeen lid
H.H. Siebring
werknemer
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
2016
Algemeen lid
M.P.C. van den Heuvel
werknemer
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2016
Algemeen lid
R.W.P.E. Houben
werknemer
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
2016
De heer M.A. Kiewiet is directeur van het Pensioenfonds en in dien hoofde belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid. De heer Kiewiet wordt daarbij ondersteund door mevrouw Van Dasselaar, die pensioenspecialist is van het Pensioenfonds. De bestuursleden worden niet betaald voor het uitoefenen van hun functie. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een vacatie- en een onkostenvergoeding verstrekt. De vacatievergoeding is vastgesteld op € 225 per bijeenkomst.
18
Het Bestuur vergadert minimaal twee keer per jaar en verder zo vaak als de voorzitter of twee andere leden van het Bestuur dit wenselijk achten. In 2012 is het Bestuur op 16 februari, 26 april, 21 juni, 25 oktober en 20 december bij elkaar geweest. Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich bij het beleggen van de gelden bijstaan door een beleggingscommissie waarvan de leden door het Bestuur worden benoemd en ontslagen. De commissie bestaat uit vijf leden: drie bestuursleden namens de werkgever (de heren G.P.F. Beurskens, S. Stoffer en P.R. van Dijk), één bestuurslid namens de werknemers (de heer J.A. van Gestel) en de directeur van het Pensioenfonds (de heer M.A. Kiewiet). De beleggingscommissie stelt in opdracht van het Bestuur een beleggingsbeleidsplan op met onder meer richtlijnen voor het vermogensbeheer. Daarnaast houdt de commissie contact met de diverse vermogensbeheerders. Zij wordt geadviseerd door Prof. Dr. R.M.M.J. Bauer van Rob Bauer Consultants en door Montesquieu. Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit drie leden. De inrichting en bevoegdheden zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. In het Verantwoordingsorgaan worden actieve deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever gelijkelijk vertegenwoordigd door één lid. Het Bestuur zal verantwoording afleggen aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het Bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het Bestuur in 2012 gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan bestaat momenteel uit de heren E. van den Bos, F. Machiels en H. Nieuwbeerta. Intern toezicht Het Bestuur zorgt voor de organisatie van transparant intern toezicht. Het intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het Bestuur door onafhankelijke deskundigen, ten minste één maal in de drie jaar. Intern toezicht zal plaatsvinden door middel van visitatie. De Visitatiecommissie rapporteert aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt het rapport met het Verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het fonds vermeld. De inrichting en bevoegdheden van de Visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. De Visitatiecommissie beoordeelt de beleids- en bestuursprocedures en -processen en checks en balances, de wijze van aansturen, en de omgang met risico’s op langere termijn. De Visitatiecommissie is in de loop van 2009 ingesteld en heeft zijn werkzaamheden in 2010 voor het eerst uitgevoerd. In de tweede helft van 2013 zal het Bestuur opnieuw invulling geven aan de visitatie. Balansrisicomanager Het Bestuur heeft een gespecialiseerde balansrisicomanager –Montesquieu– aangesteld teneinde de balansdynamiek en de risico’s die hieruit voortvloeien te kunnen monitoren en daarbij de benodigde acties te kunnen nemen. De balansrisicomanager is met name verantwoordelijk voor: –
Het in kaart brengen van de balansrisico’s en het aandragen van oplossingen ten behoeve van de mitigering van eventuele risico’s;
–
Het uitvoeren van derivatentransacties ten behoeve van de overlayportefeuille op basis van het verleende mandaat;
–
Het rapporteren over de overlay portefeuille;
–
Het ondersteunen van “Asset Liability Management”-studies gericht op de beleggingen; en
–
Het geven van het strategisch beleggingsadvies op basis van voornoemde “Asset Liability Management”-studie.
Compliance officer De compliance officer bewaakt dat het fonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance, zoals opgenomen in de gedragscode en de klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar zijn door de compliance officer geen bijzonderheden gemeld.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
19
Externe dienstverleners Het voeren van de deelnemers-, de financiële en de uitkeringsadministratie is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL verzorgt voor meerdere pensioenfondsen de administratie waarbij gebruik gemaakt wordt van een geautomatiseerd systeem. Belangrijke kenmerken van het door AZL gebruikte systeem zijn dat alle verrichte werkzaamheden aantoonbaar gecontroleerd worden en dat er duidelijke functiescheidingen zijn. AZL verstrekt jaarlijks een ISAE-3402-rapportage. Het betreft een rapportage over de resultaten van een ISAE3402-audit die bij AZL heeft plaatsgevonden en die gericht is op de opzet en het bestaan van de beheers- en controlemaatregelen, processen en procedures van AZL. De administratie van het vermogensbeheer wordt gevoerd door Kasbank. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt belegd door vermogensbeheerders van goede naam en standing. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt voornamelijk passief belegd. Per 31 december 2012 was het grootste deel van het vermogen belegd via Aegon, BlackRock, BNP Paribas, Kempen, Morgan Stanley, Robeco en Sarasin. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in beheerovereenkomsten. Deze overeenkomsten bevatten de regels met betrekking tot de beleggingen en het beheer daarvan, zoals het beleggingsbeleid, de doelstellingen ter zake, de beperkingen en de activiteiten van de vermogensbeheerders. De vermogensbeheerders zijn bevoegd binnen de afgesproken risico kaders van het beleggingsbeleid zonder voorafgaande opdracht of toestemming alle handelingen te verrichten die gewenst of noodzakelijk voorkomen. De uitvoering van de beschikbare premie modules is eveneens opgedragen aan een vermogensbeheerder (Robeco Pension Providers). De pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds worden geheel in eigen beheer gehouden. Alleen ten aanzien van de risico’s van arbeidsongeschiktheid en overlijden wordt gebruik gemaakt van herverzekering. Ter dekking van een deel van het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico is gekozen voor herverzekering: –
het arbeidsongeschiktheidsrisico bestaat uit de premievrije voorzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid; en
–
het overlijdensrisico betreft het risicokapitaal bij overlijden.
De herverzekering vindt plaats door middel van een overeenkomst met Zwitserleven die per 1 januari 2010 aangegaan is voor een periode van 5 jaar. Het eigen risico van deze herverzekering is gelijk aan 125% van de verwachte schadelast gedurende de contractperiode. Het Bestuur van het Pensioenfonds benoemt een externe accountant, een externe adviserend actuaris en een externe certificerend actuaris. De externe accountant is PricewaterhouseCoopers. De accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de jaarstaten voor De Nederlandsche Bank. De accountant geeft hierbij een controleverklaring af. Verder doet de accountant jaarlijks verslag van zijn controlewerkzaamheden door middel van een accountantsverslag en een mondelinge en schriftelijke toelichting. Het Bestuur heeft Towers Watson benoemd als externe adviserend en certificerend actuaris. De certificerend actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate waarin de verplichtingen van het Pensioenfonds door aanwezig vermogen worden afgedekt, maakt jaarlijks een actuarieel rapport en certificeert de actuariële verslagstaten voor De Nederlandsche Bank. De adviserend actuaris adviseert het Bestuur verder bij actuele pensioenzaken. Binnen Towers Watson is de functie van certificerend actuaris gescheiden van die van adviserend actuaris. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 van de Pensioenwet heeft Towers Watson een door De Nederlandsche Bank goedgekeurde gedragscode die de onafhankelijkheid van de certificerend actuaris waarborgt. Het Bestuur vraagt advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin het dit nodig oordeelt. Verder vraagt het Pensioenfonds indien nodig adviezen met betrekking tot het beleggingsbeleid bij een externe partij.
20
Zelfevaluatie Bestuur Overeenkomstig de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur” heeft het Bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde zijn eigen functioneren, zowel van het Bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. Het resultaat van deze zelfevaluatie is meegenomen bij de samenstelling van het nieuwe Bestuur. Deskundigheidsbevordering Daarnaast besteedt het Bestuur actief aandacht aan bevordering van deskundigheid van Bestuur en Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur heeft in het tweede kwartaal van 2012 een opleiding gevolgd met betrekking tot vermogensbeheer, risicomanagement en actuele onderwerpen (zoals het Pensioenakkoord).
Risicoparagraaf De verplichtingen die voortkomen uit de pensioenregelingen van het Pensioenfonds brengen risico’s met zich mee die kunnen worden onderscheiden in niet-financiële en financiële risico’s, die hierna ieder afzonderlijk worden besproken. Verder wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de risico’s die samenhangen met uitbesteding en juridische risico’s. De paragraaf wordt afgesloten met een beschrijving van de belangrijkste maatregelen ter beheersing van de beschreven risico’s. Niet-financiële risico’s De niet-financiële risico’s betreffen met name operationele risico’s en systeemrisico. Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem niet langer naar behoren functioneert. Operationele risico’s (waaronder interne beheersing, IT en integriteitsrisico) Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. Ter beheersing van dit risico bestudeert het pensioenfonds de ISAE-3402-rapportages van de externe dienstverleners, zoals de pensioenadministrateur AZL en de vermogensbeheerders. Een ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in opzet, bestaan (en eventueel werking) van beheersingsmaatregelen ter afdekking van beheersingsdoelstellingen. Door het overleggen van de genoemde rapportage wordt aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aangetoond dat de uitvoering bij de externe dienstverlener “in control” is. Het overleggen van de ISAE-3402-verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel “Uitbesteding Pensioenfondsen” van De Nederlandsche Bank. De bestudering van de ISAE-rapportages over 2012 heeft niet geleid tot het nemen van aanvullende maatregelen door het pensioenfonds. Financiële risico’s Voor het Pensioenfonds kunnen met name de hierna genoemde financiële risico’s worden onderscheiden. Matchingrisico Het matchingrisico is het risico dat de looptijd en rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen niet op elkaar zijn afgestemd. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset Liability Management (ALM) is een instrument wat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. De maatregelen van het Pensioenfonds om dit risico te beheersen staan hierna omschreven bij (met name) “Renterisico” en “Liquiditeitsrisico”.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
21
Verzekeringstechnisch risico Het Pensioenfonds kent ook verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder de verwachte toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico en looninflatie. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt door middel van een herverzekering overeenkomst met Zwitserleven. Inflatierisico Het inflatierisico heeft betrekking op de (eventuele) indexering van de verplichtingen. Bij een voldoende hoge nominale dekkingsgraad zal de nadruk gelegd worden op het afdekken van indexatie door middel van bijvoorbeeld inflatie gerelateerde beleggingen. Beleggingsrisico’s Beleggingsrisico’s betreffen renterisico, koersrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, valutarisico en concentratierisico. Renterisico is het risico dat het saldo van de marktwaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de financiële opzet van het Pensioenfonds, hetgeen onder meer tot uitdrukking komt door de toepassing van balansrisicomanagement. Ten aanzien van de beleggingen heeft het Pensioenfonds de rentegevoeligheid in belangrijke mate afgestemd op die van de verplichtingen, teneinde de totale mismatch van de waarde ontwikkeling van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen te reduceren. Koersrisico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het koersrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het koersrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De activa worden door het Pensioenfonds naar behoren gediversificeerd, zodat een bovenmatige afhankelijkheid van –of vertrouwen in– bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille wordt vermeden. Kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als koersrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Het Pensioenfonds beperkt de risico’s doordat enerzijds de portefeuille hoofdzakelijk wordt belegd in degelijke ondernemingen met een investment grade status. Over het beperkte deel van de portefeuille dat wordt belegd in below investment grade, wordt brede spreiding over debiteuren nagestreefd. Eveneens wordt er collateral management uitgevoerd –vanuit het pensioenfonds vormgegeven door een afzonderlijk mandaat van staatsobligaties bij BNP Paribas– met betrekking tot het derivatenbeleid van het pensioenfonds. Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse netto-instroom; de ontvangen premies zijn hoger dan de betaalde uitkeringen. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve momenteel klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. De directie ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds.
22
Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valuta’s worden niet beschouwd als een afzonderlijke beleggingscategorie. Valutaposities zonder dat die volledig gekoppeld zijn aan een onderliggende positie in obligaties, aandelen, onroerend goed of grondstoffen zijn niet toegestaan, tenzij valuta posities uitdrukkelijk in het mandaat geaccordeerd zijn. Uit het oogpunt van risicoreductie is een beleidsstandpunt bepaald met betrekking tot het actief afdekken van valutarisico’s. Strategisch is besloten om de beleggingen die luiden in Britse Ponden, Zwitserse Francs, Noorse Kronen, Zweedse Kronen, Canadese Dollars, Australische Dollars en Japanse Yens strategisch voor 100% af te dekken met een bandbreedte van 47,5%-105% om tactisch beleid te kunnen uitvoeren. Beleggingen die luiden in US Dollar worden strategisch voor 50% afgedekt met een bandbreedte van 45%-55%. Uit oogpunt van actief valutabeleid kan gekozen worden om één of meerdere valuta’s bij onderwaardering tijdelijk niet volledig af te dekken. Eind 2012 bedroeg de tactische afdekking rond de 50%. De valuta afdekking wordt maandelijks getoetst aan de hand van de beleggingsoverzichten van de vermogensbeheerders en indien nodig bijgesteld. Voor de valuta afdekking worden transparante en eenvoudige derivaten ingezet. In de beleggingscommissie wordt periodiek het beleid en positie van de verschillende valuta’s behandeld. Concentratierisico heeft betrekking op grote posten. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Door de diversificatie die het Pensioenfonds in het beleggingsbeleid toepast is dit risico beperkt. Beleggingsrisico’s alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen zijn net als beleggingen in de traditionele categorieën (waaronder aandelen) onderhevig aan risico’s. Risico’s worden veroorzaakt doordat beleggers zekere bedragen (hun initiële investeringen) opgeven in ruil voor onzekere inkomsten in de toekomst. Voorbeelden van algemene risico’s zijn onder meer debiteurenrisico (tegenpartij kan failliet gaan) en inflatierisico (geldontwaarding). Alternatieve beleggingen zijn daarnaast onder te verdelen in diverse categorieën, waarvan de risicoprofielen onderling aanzienlijk kunnen variëren en dus ook de beleggingsrisico’s. Het Pensioenfonds maakt geen gebruik van alternatieve beleggingen. Uitbesteding en de risico’s die hiermee samenhangen Het Bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het Bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het Bestuur heeft verder geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en dergelijke. Het Bestuur erkent verder dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door met name AZL. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van De Nederlandsche Bank op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een overeenkomst van uitbesteding die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement. Hierin worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiessystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Het pensioenfonds voert op verschillende manieren controles uit op de werkzaamheden die zijn uitbesteed. Naast de eerder genoemde bestudering van de ISAE-3402-rapportages worden bijvoorbeeld ook de rapportages van de externe dienstverleners aan het pensioenfonds beoordeeld op juistheid, tijdigheid en volledigheid. Daarnaast heeft het pensioenfonds als doelstelling om minimaal één keer per jaar een ontmoeting te hebben met elke externe dienstverlener teneinde de dienstverlening te evalueren.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
23
Juridische risico’s Het Pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aan-sprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het Pensioenfonds heeft ingehuurd. Teneinde de juridische risico’s te beperken heeft het Pensioenfonds in ieder geval de volgende maatregelen genomen: –
de Directie van het Pensioenfonds toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het Bestuur;
–
de werkgever heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor het Bestuur afgesloten;
–
het Pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen;
–
het Pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichtte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het Pensioenfonds eigenstandige communicatie doeleinden. Middels het planmatig uitvoeren wordt bewaakt dat aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen wordt voldaan;
–
met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het Pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij;
–
jaarlijks vindt er controle plaats door de actuaris of voldaan wordt aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet; en
–
het Bestuur draagt er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het Pensioenfonds. Beheersing van de risico’s Het Pensioenfonds besteedt doorlopend aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het Bestuur heeft de risico’s van het Pensioenfonds geanalyseerd en een beschrijving en analyse van deze risico’s opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds. Het Bestuur wordt maandelijks voorzien van managementinformatie met betrekking tot de status van de beleggingen en de verplichtingen van het Pensioenfonds. Verder wordt het Bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en (financiële) positie en ontwikkeling van het Pensioenfonds goed te monitoren. Het Bestuur overlegt aan De Nederlandsche Bank de staten die De Nederlandsche Bank nodig heeft voor haar taak binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen. Het Bestuur streeft naar een zodanige invulling van haar beleid dat jaarlijks wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de financiële positie en dat dit op de lange termijn leidt tot een zo laag mogelijke en stabiele pensioenpremie. Om dit te bewerkstelligen beschikt het Bestuur over de volgende sturingsmiddelen: premiebeleid, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en pensioenbeleid. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt regelmatig geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst een rol.
24
Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het Pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een ALM-studie uit. In 2012 is er een ALM-studie uitgevoerd door Towers Watson. De belangrijkste elementen hier van worden besproken in het hoofdstuk “ALM-studie”. Het Pensioenfonds heeft een crisisplan. In dit plan worden maatregelen beschreven die het Pensioenfonds op korte termijn kan inzetten indien een crisis zich voordoet waardoor de realisatie van de doelstellingen van het Pensioenfonds in gevaar komt. Door van tevoren vast te leggen hoe het bestuur om gaat met een vooraf beschreven crisissituatie, kan het bestuur op korte termijn reageren indien het Pensioenfonds daadwerkelijk in een crisissituatie terecht komt of dreigt te komen. Het Pensioenfonds zal de concrete maatregelen hierbij wel altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat moment. Hierna wordt aandacht besteed aan de vier genoemde sturingsmiddelen. Allereerst wordt echter het geldende herstelplan besproken.
Herstelplan De dekkingsgraad van het Pensioenfonds was op 31 december 2008 gelijk aan 90,1% en daarmee lager dan het percentage dat de wetgever minimaal vereist. Dit betekende zowel een reserve- als een dekkingstekort. Het Pensioenfonds heeft dit op 14 oktober 2008 bij De Nederlandsche Bank gemeld. Volgens de Pensioenwet moest het Pensioenfonds vervolgens een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan bij De Nederlandsche Bank indienen. Dit is op 30 maart 2009 gebeurd. Het kortetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 5 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 104,2%). Het fonds maakt hierbij gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) de minimaal vereiste dekkingsgraad te bereiken. Het langetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 15 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 117,8%). Bij het opstellen van het herstelplan heeft het Bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de Beleggingscommissie. Met de werkgever en de vakbonden (namens de werknemers) is intensief overleg gevoerd over (onder andere) de bijdrage. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door De Nederlandsche Bank zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Op 10 juli 2009 heeft De Nederlandsche Bank het herstelplan van het Pensioenfonds goedgekeurd.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
25
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: – –
De bijdragen van zowel de werkgever als de deelnemers zijn verhoogd, zoals wordt toegelicht in het hoofdstuk “Premiebeleid”. Tot en met 2008 was de voorwaardelijke indexatie voor zowel actieve als inactieve deelnemers gebaseerd op de looninflatie. Vanaf 2009 geldt voor de inactieve deelnemers de prijsinflatie.
–
Het beleggingsbeleid is ongewijzigd gebleven.
Naar aanleiding van de maatregelen in het kader van het herstelplan zijn diverse fondsdocumenten –zoals de uitvoeringsovereenkomst– aangepast. Herstelkracht op korte en lange termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn: –
het Pensioenfonds zal –gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten– naar verwachting rond 2013-2014 uit de situatie van dekkingstekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstel-periode van 5 jaar;
–
het Pensioenfonds zal –gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten– naar verwachting rond 2019-2020 uit de situatie van reservetekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstel-periode van 15 jaar;
–
in de vijfjaarsperiode 2009-2013 zal er naar verwachting geen sprake zijn van toeslagverlening;
–
er bestaat een reële kans (ongeveer 50%) dat er na 5 jaar nog steeds een dekkingstekort bestaat; en
–
de continuïteitsanalyse geeft de volgende uitkomsten voor het toeslagenbeleid: •
pensioenresultaat inactieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 95%;
•
pensioenresultaat actieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 101%;
•
er bestaat consistentie tussen de toeslagambitie en de verwachte resultaten.
Evaluatie herstelplan Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. Het herstelplan is sterk afhankelijk van (met name) de economische ontwikkeling op de korte en lange termijn. Het is evident dat eventuele afwijkingen van de gehanteerde veronderstellingen tot uitdrukking komen in het daadwerkelijke herstel van het Pensioenfonds. Ook afwijkingen in het toegepaste beleid door het Pensioenfonds kunnen gevolgen hebben voor het herstelplan. Jaarlijks wordt door het Bestuur de voortgang van het herstelplan geëvalueerd. Indien op een toekomstig evaluatiemoment geldt dat het herstel achterloopt ten opzichte van het zogenaamde “haalbare pad” (bijvoorbeeld door dalende dekkingsgraden), kan dat aanleiding zijn tot het aanpassen van het herstelbeleid of tot aanvullende maatregelen. Op basis van het minimale herstelpad had de dekkingsgraad per 31 december 2012 minimaal gelijk moeten zijn aan 98,3%. De feitelijke dekkingsgraad per ultimo 2012 is gelijk aan 94,1% op basis van de rentetermijnstructuur die door De Nederlandsche Bank wordt voorgeschreven. Met ingang van 31 december 2012 hanteert De Nederlandsche Bank voor de rentetermijnstructuur het gemiddelde van deze rentetarieven over een periode van 3 maanden. Daarnaast wordt rekening gehouden met de “Ultimate Forward Rate” (UFR).
26
Ontwikkeling dekkingsgraad 120%
110%
100%
90%
80% 2009
2010
2011
2012
Dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
Verwacht pad evaluatie begin 2012
Verwacht pad evaluatie begin 2013
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
2013
27
Op basis van de uitgevoerde evaluatie ultimo 2012 gelden de volgende herstelpaden op basis van de verwachte waarden van de diverse veronderstellingen indien wordt uitgegaan van de situatie per 31 december 2012:
Effect op dekkingsgraad (%) Korte termijn
Lange termijn
Dekkingsgraad per 31-12-2008 (in %)
90,1
90,1
Dekkingsgraad per 31-12-2009 (in %)
100,2
100,2
Dekkingsgraad per 31-12-2010 (in %)
101,5
101,5
Dekkingsgraad per 31-12-2011 (in %)
94,5
94,5
Dekkingsgraad per 31-12-2012 (in %)
94,1
94,1
Premie
0,7
0,2
Uitkering
-0,2
6,2
Indexering
4,0
-22,8
Rente
0,0
0,0
Rendement
5,1
48,3
Overig
0,5
1,2
104,2
127,2
Verwachte dekkingsgraad (in %) op 31-12-2013 en 31-12-2023 De belangrijkste uitkomsten zijn als volgt: –
Ultimo 2013 is de verwachte dekkingsgraad 104,2%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een dekkingstekort; en
–
Ultimo 2023 is de verwachte dekkingsgraad 127,2%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een reservetekort.
Echter, dit is na doorvoering van de voorgenomen korting per 1 april 2014 van 3,9% die is vastgesteld op basis van de evaluatie ultimo 2012. Deze voorgenomen korting betekent dat het (opgebouwde) pensioen in 2014 mogelijk omlaag gaat met 3,9%. Als dit voor alle deelnemers uniform wordt toegepast, dan zal voor gepensioneerden de pensioenuitkering dalen met 3,9%, terwijl voor de actieve en gewezen deelnemers de opgebouwde pensioenen met 3,9% worden verminderd. Het bestuur kan te zijner tijd besluiten om de percentages voor de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden verschillend te laten zijn als daar goede redenen voor zijn. Of het pensioenfonds deze voorgenomen korting ook echt moet uitvoeren is nu nog niet zeker. Het herstel in 2013 en –daaruit resulterend– de financiële situatie aan het einde van 2013 is hiervoor bepalend.
28
Premiebeleid Bijdrage deelnemers In de eerste helft van 2009 was de eigen bijdrage voor de deelnemers gelijk aan 5,3% van de gemaximeerde pensioengrondslag volgens pensioenreglement “56-min” (€ 52.700,- minus franchise € 16.200,-). Per 1 juli 2009 is de bijdrage van de deelnemers –in het kader van het herstelplan– verhoogd met een herstelpremie van 2,2%, zodat een eigen bijdrage resulteert van 7,5% van de gemaximeerde pensioengrondslag. De bijdrage van de deelnemers voor een bepaald jaar is afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor volgens onderstaande tabel.
Bijdrage deelnemers Dekkingsgraad lager dan
Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”)
Vereiste dekkingsgraad
Structurele premie
5,3
Herstelpremie
2,2
Totaal
7,5
Bijdrage werkgever De bijdrage van de werkgever voor een bepaald jaar is eveneens afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor volgens onderstaande tabel.
Bijdrage werkgever Dekkingsgraad lager dan
Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”)
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Structurele premie Herstelpremie Extra herstelpremie
Vereiste dekkingsgraad
21,4 2,2 1,2
Totaal
24,8
Structurele premie
21,4
Herstelpremie Totaal
2,2 23,6
Daarnaast betaalt de werkgever de netto bijdragen voor de beschikbare premieregelingen: het Beleggingspakket en het Extra Beleggingspakket. De verhoging van de bijdrage van de werkgever in het kader van het herstelplan –dus van 21,4% naar 24,8%– is in werking getreden per 1 januari 2009.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
29
Bijdrage bij verschillende niveaus van de dekkingsgraad De premiebijdragen voor de deelnemers en de werkgever zijn mede afhankelijk van de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties: –
Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad;
–
Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad;
–
Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens;
–
Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens.
Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad aan het eind van de korte-termijnherstelperiode (eind 2013) hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vervalt de extra herstelpremie van de werkgever van 1,2% van de pensioengrondslag. Daarnaast wordt bekeken in hoeverre de betaalde extra herstelpremie over de voorgaande 5 jaren achteraf nodig was voor het kortetermijnherstelplan. Het eventueel teveel betaalde wordt –onder voorwaarden– teruggegeven aan de werkgever via toekomstige premiekortingen. Dit gebeurt alleen als het werkelijke herstel groter is dan het verwachte herstel. Voor de werknemers geldt in die situatie, dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van € 0,8 miljoen niet via de evaluatie binnen het Pensioenfonds wordt gerepareerd, maar (gedeeltelijk) via komende CAOonderhandelingen. Als de werkgever de gehele extra herstelpremie ontvangt, geldt dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van de deelnemers ook bij de komende CAO-onderhandelingen geen rol speelt. Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de vereiste dekkingsgraad, vervallen –onder voorwaarden– de herstelpremies van de werkgever en de deelnemers van 2,2% van de pensioengrondslag. In die situatie gelden dus alleen nog de structurele premies: voor de werkgever 21,4% en voor de deelnemers 5,3%. Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens De premiekortingsgrens is het niveau van de dekkingsgraad waarbij –bovenop de vereiste dekkingsgraad– rekening wordt gehouden met een bedrag dat naar verwachting nodig is voor het toekennen van (voorwaardelijke) toeslagen tijdens de komende 15 jaren. Per eind 2012 was de premiekortingsgrens ongeveer 150%. Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de premiekortingsgrens, worden de bijdragen voor werkgever en deelnemers verlaagd tot nihil. Hierbij worden de volgende stappen genomen: –
Eerst wordt de bijdrage van de werkgever verlaagd tot de verhouding 2/3e werkgever en 1/3e deelnemers. Dit betekent dus een verlaging van de structurele bijdrage van de werkgever tot 10,6% van de pensioengrondslag.
–
Vervolgens worden de bijdrage van de werkgever en deelnemers pro rata verlaagd totdat beide nihil zijn. De verlaging van de bijdrage van de werkgever is telkens twee maal de verlaging van de bijdrage van de deelnemers.
Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens Als de dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens wordt –en de bijdragen van werkgever en deelnemers nihil zijn– dan worden er middelen uit het Pensioenfonds beschikbaar gesteld voor de werkgever én de deelnemers. Ook hierbij geldt dat het bedrag voor de werkgever het dubbele is van het bedrag voor de deelnemers. Het geld dat hiervoor beschikbaar is, is gelijk aan de helft van het vermogen boven de 110% van de premiekortingsgrens.
30
Premies in 2012 Artikel 129 van de Pensioenwet schrijft voor dat de ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de kostendekkende premie zoals vastgesteld in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. Voor 2012 gelden de volgende bedragen (in € 1.000): –
de feitelijke premie 2012 bedraagt € 16.147;
–
de kostendekkende premie 2012 bedraagt € 14.688;
–
de gedempte kostendekkende premie 2012 bedraagt € 11.805; en
–
de gedempte kostendekkende premie 2012 (na verrekening van de solvabiliteitsvrijval) bedraagt € 9.495.
Toeslagbeleid Het Bestuur streeft ernaar, voor zover en indien de financiële middelen dit toelaten, de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers én de pensioenrechten van de pensioengerechtigden aan te passen. Of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de aanpassing door te voeren, wordt door het Bestuur jaarlijks vastgesteld. Leidend hierbij is de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Deze leidraad wordt door het Bestuur als een beleidsstaffel gehanteerd en is voor de deelnemers in te zien ten kantore van het Pensioenfonds. Indien het Bestuur van oordeel is dat de dekkingsgraad van het Pensioenfonds niet voldoende is, dan wordt de aanpassing als hiervoor bedoeld verminderd of niet verleend. De aanpassing van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers én de pensioenrechten van de pensioengerechtigden is voorwaardelijk; er is geen recht op aanpassing. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst aanpassing zal plaatsvinden. Aanpassing vindt alleen plaats als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat er geen bestemmingsreserve is gevormd en er wordt geen extra premie voor deze aanpassingen betaald. De hiervoor genoemde aanpassing wordt voor deelnemers jaarlijks gemaximeerd op de ontwikkeling in dat jaar van de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de prijsindex zoals omschreven in het reglement. Het voorwaardelijk toeslagbeleid wordt gekarakteriseerd door toeslagcategorie D1 uit de toeslagmatrix. Dit betekent een voorwaardelijk toeslagbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslag uit de beschikbare middelen. Het toeslagbeleid is gerelateerd aan de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Dat houdt –in principe– in dat: –
bij een dekkingsgraad onder de 105% wordt er geen toeslag verleend;
–
bij een dekkingsgraad boven de 120% wordt er een volledige toeslag verleend;
–
bij een dekkingsgraad tussen de 105% en de 120%, dan volgt een toeslag op basis van een lineaire interpolatie tussen de hiervoor genoemde percentages;
–
bij een dekkingsgraad boven de 135% –die derhalve minimaal gelijk is aan het gemiddelde van de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (120%) en de premiekortingsgrens (150%)– kan er een inhaalindexatie worden toegekend, waarbij alle niet toegekende indexaties over de afgelopen 10 jaar gecompenseerd kunnen worden. Voorwaarde is dat de dekkingsgraad daarmee boven de hier gehanteerde dekkingsgraad van 135% blijft.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
31
Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft, gezien de dekkingsgraad ultimo 2012, besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers én de pensioenrechten van de pensioengerechtigden, niet te verhogen per 1 januari 2013. Het Bestuur heeft eveneens besloten om de franchise in het Basispakket ongewijzigd te laten per 1 januari 2013 op een bedrag van € 16.200. Het maximum pensioengevend jaarsalaris is de afgelopen jaren ongewijzigd gebleven op € 52.700. Voor de hoogte van de pensioenopbouw is deze grens minder van belang, aangezien de Module Beleggingspakket door middel van de beschikbare premiestaffel een gelijkwaardige opbouw aan het Basispakket beoogt. Deze salarisgrens is echter wel van belang bij de vaststelling van de deelnemersbijdrage in de pensioenregeling. Tot deze grens is namelijk een eigen bijdrage verschuldigd ter grootte van 7,5% van de gemaximeerde pensioengrondslag. Boven het maximum pensioengevend salaris is geen eigen bijdrage verschuldigd. Wanneer gedurende langere tijd deze grens bevroren wordt, zal er op totaal niveau een groter deel van het salaris boven deze grens uitkomen en zal dus de verhouding tussen de bijdrage van de werkgever en de werknemer gaan verschuiven waarbij de last voor een groter deel bij de werkgever komt te liggen. Om dit te voorkomen heeft het Bestuur besloten om het maximum pensioengevend jaarsalaris wel te verhogen met de loonindex. Deze komt in 2013 dan, na afronding op 100 euro, op een bedrag van € 53.600. In de volgende tabel staan de toeslagen van de afgelopen jaren; in 2006, 2007 en 2008 is een volledige toeslag toegekend. In de jaren 2009 tot en met 2013 is er geen toeslag verleend per de 1e januari van het betreffende jaar. Toeslagverlening 2006 – 2012 Jaartal (1 januari)
Actieve deelnemers
Inactieve deelnemers
2006
1,1%
0,75%
2007
1,9%
1,3%
2008
2,2%
1,5%
2009
0,0%
0,0%
2010
0,0%
0,0%
2011
0,0%
0,0%
2012
0,0%
0,0%
2013
0,0%
0,0%
32
Beleggingsbeleid Beleggingsbeleid 2012 Belegd vermogen Het belegd vermogen van het Pensioenfonds is in het verslagjaar gestegen met € 36,3 miljoen naar € 461,9 miljoen (inclusief de waarde van rente- en valutaoverlay, lopende intrest en liquiditeiten). Het belegd vermogen is met name toegenomen door positieve ongerealiseerde koersresultaten van de beleggingscategorieën vastrentende waarden en zakelijke waarden. In 2012 heeft het Pensioenfonds een aantal beleggingstransacties uitgevoerd. In het begin van het kalenderjaar is door het Pensioenfonds besloten om de twee aandelen mandaten samen te voegen. In het eerste kwartaal zijn ook twee discretionaire staatsobligatiemandaten aangepast. Deze zijn van uitsluitend Euro-mandaten omgezet naar een meer global mandaat, waarbij de vreemde valuta’s van de nieuwe staatsobligaties zijn afgedekt conform het valutabeleid van het Pensioenfonds. In het tweede kwartaal is de overweging van aandelen deels verkocht en is het belang in commodities weer richting de strategische weging gebracht. In het derde kwartaal is de derivatenportefeuille geherstructureerd en in het vierde kwartaal is een kleine aanpassing geweest van de renteoverlay, waarbij de ontvangen liquide middelen gebruikt zijn om aandelen in de categorie volwassen markten en emerging markets bij te kopen. Het totale portefeuillerendement bedraagt in 2012 circa 11,1% (exclusief overlay strategieën). Ten opzichte van de benchmark, die een rendement van 10,0% behaalde, is dit een outperformance van 1,1%. De outperformance wordt veroorzaakt door zowel het allocatie effect (over- en onderwegen van beleggingscategorieën) als door het selectie effect (outperformance van vermogensbeheerders). De dekkingsgraad van het Pensioenfonds bedraagt ultimo jaar 94,1% en is in 2012 gedaald met -0,4%-punt. De dekkingsgraad geeft de verhouding van het pensioenvermogen ten opzichte van de voorziening pensioenverplichting van het Pensioenfonds weer. Het vermogen en de voorziening zijn in 2012 toegenomen door premie-inkomsten en door rendement op de beleggingen en zijn afgenomen door de uitkeringen die betaald zijn. De voorziening is net iets meer toegenomen door de aanpassing van de nieuwe actuariële fondsgrondslagen, die per saldo tot een lichte daling heeft geleid van de dekkingsgraad. Beleggingsmix Het beleggingsbeleid vindt plaats in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het Pensioenfonds zoekt daarbij een beleid waarbij: –
gestreefd wordt naar het nakomen van de nominale pensioenverplichtingen.
–
gestreefd wordt naar een op lange termijn zo hoog mogelijk rendement (binnen het afgesproken risicobudget) om de pensioenaanspraken en de pensioenrechten te indexeren.
Het Pensioenfonds heeft hierbij een beleggingsmix vastgesteld met behulp van een in het verleden verrichte ALM studie, waarbij getracht wordt het totale rendement op lange termijn te optimaliseren met inachtneming van het bovenstaand geformuleerd beleid en rekening houden met de aanvaardbare risico’s, die door met name spreiding en afdekking geminimaliseerd worden. Bij het vaststellen van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met het handhaven van een voldoende dekkingsgraad in overeenstemming met de richtlijnen van het Financieel Toetsingskader, ten einde aan de pensioenverplichtingen met grote mate van zekerheid te kunnen voldoen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
33
De strategische beleggingsmix is in 2012 niet gewijzigd. De beleggingsmix is als volgt in het beleggingsbeleid opgenomen: de weging vastrentende waarden (inclusief 1% liquiditeiten) bedraagt 55%, zakelijke waarden 40% en grondstoffen 5%. De actuele beleggingsmix van de beleggingsportefeuille, ook wel de tactische beleggingsmix genoemd, is gedurende het verslagjaar beperkt afgeweken van deze strategische norm. Per ultimo verslagjaar zijn de wegingen van het belegd vermogen als volgt opgebouwd: 40,8% in zakelijke waarden (2011: 41,0%), 53,9% in vastrentende waarden (2011: 55,1%), 4,7% in grondstoffen (2011: 3,5%) en 0,6% in liquide middelen (2011: 0,4%).
Grafiek 1: Weging beleggingscategorieën ultimo 2012 (in %) 60,0 53,9
54,0
50,0 40,8
40,0
40,0
30,0
20,0
10,0 5,0
4,7
0,6
1,0
0,0 Zakelijke waarden Portefeuille weging
Vastrentende waarden
Grondstoffen
Norm weging
Ultimo 2012 Beleggingscategorie:
Liquide middelen
Ultimo
Norm
2011
2012
Minimum
Maximum
(x € 1.000)
in %
in %
in %
in %
in %
Zakelijke waarden
188.409
40,8
41,0
40
25
55
Vastrentende waarden
248.779
53,9
55,1
54
44
64
21.919
4,7
3,5
5
1
10
2.793
0,6
0,4
1
-2
5
461.900
100,0
100,0
100
Grondstoffen Liquide middelen Totaal
De cijfers in bovenstaande verdeling naar beleggingscategorie zijn inclusief lopende intrest en derivaten.
34
Beleid Door een aantal beleggingstransacties in 2011 is de beleggingsportefeuille begin 2012 nagenoeg conform de strategische norm ingevuld. In het eerste kwartaal is besloten om binnen de beleggingscategorie zakelijke waarden de twee vergelijkbare mandaten voor aandelen volwassen markten samen te voegen. De aanleiding hiervoor was de underperformance van de actieve beheerder in combinatie met de hogere beheerfee. Het onderbrengen van de mandaten naar één mandaat leidt tot meer efficiency en lagere beheerkosten. Het kapitaal van de actieve beheerder is overgebracht naar het andere mandaat dat passief beheerd wordt door BlackRock. Door de goede performance van aandelen volwassen markten in het eerste en derde kwartaal is deze categorie overwogen geraakt. In het boekjaar is aan het einde van het tweede en derde kwartaal de overweging teruggebracht richting de strategische norm. Uit risico oogpunt zijn in verband met een mogelijke escalatie van de Eurocrisis de twee discretionaire staatsobligatie mandaten aangepast van een Euro-mandaat naar een meer global mandaat in het eerste kwartaal. Circa 40% van de Euro-staatsobligaties is verkocht voor staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid buiten de eurozone. In 2012 is voor deze twee mandaten het buy-hold karakter voortgezet. Uit risicoperspectief is in het beleggingsbeleid een bandbreedte opgenomen voor de waarde van de swapportefeuille. De swapportefeuille is om deze reden in het eerste kwartaal aangepast en de positieve waarde is herbelegd in het staatsobligatiemandaat. Het afbouwen van de waarde van de swapportefeuille heeft twee voordelen. Ten eerste wordt hierdoor de krediet exposure op de tegenpartij (banken) afgebouwd en ten tweede kan dit deel van het vermogen weer herbelegd worden in de beleggingscategorieën. In het tweede kwartaal is de weging van de beleggingscategorie commodities verhoogd naar de strategische norm. De swapportefeuille is in het derde kwartaal aangepast en er is rekening gehouden met de impact van de UFR methodiek. De categorie emerging markets aandelen zijn aan het einde van het vierde kwartaal beperkt bijgekocht richting de strategische norm. Aan het einde van 2012 zijn de beleggingscategorieën, op een beperkte afwijking na, conform de strategische mix ingevuld. De balansrisicomanager heeft in het verslagjaar de integrale balanscontrole verder uitgewerkt. De manager bewaakt de ontwikkelingen en controleert de rentegevoeligheid van de verwachte verplichtingenstructuur in relatie met de rentegevoeligheid van de matchingportefeuille. Hiervoor heeft de manager verschillende opdrachten uitgewerkt en hebben aanpassingen plaatsgevonden in de renteoverlay onder andere door het UFR effect. De hedge ratio1) bedraagt 62,3% aan het einde van het verslagjaar op basis van de UFR methodiek. In het vierde kwartaal is een selectietraject opgestart om de staatsobligatiemandaten, die nu bij twee vermogensbeheerders zijn ondergebracht, samen te voegen bij één beheerder. De motivatie van spreiding bij twee vermogensbeheerders is niet meer van toepassing, omdat in 2012 de buy-hold strategie en het defensief karakter van de mandaten zijn voortgezet. Door het samenvoegen van de mandaten wordt tevens een lagere beheerfee mogelijk. In het eerste kwartaal 2013 zullen de effecten “in kind” overgezet worden naar de nieuwe beheerder. Met de beheerder zal vervolgens de mandaatinvulling besproken en ingevuld worden. Het Pensioenfonds heeft ook besloten om een nieuwe ALM-studie te laten uitvoeren. Deze studie is eind 2012 opgestart en is in het eerste kwartaal 2013 afgerond. De belangrijkste punten uit de ALM-studie staan beschreven in de paragraaf “ALM-studie”. Risk management Het bestuur beheerst de risico’s van het Pensioenfonds op een doorlopende basis. Hierbij wordt aandacht besteed aan macroeconomische factoren, waaronder inflatie, deflatie en stagflatie, maar ook aan portefeuillerisico’s, zoals valuta-, rente-, krediet-, koers-, en liquiditeitsrisico’s. Risk management vindt op verschillende manieren plaats. 1)
De mate waarin de rentegevoeligheid van de verplichtingen afgedekt wordt.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
35
Op de eerste plaats zorgt de integrale balansmanager voor een geïntegreerde rapportage, waarbij ook de verplichtingen worden betrokken. Deze beheersing van de gehele balans van het Pensioenfonds geeft op elk gewenst moment inzicht in bijvoorbeeld de vereiste risicobuffers en dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Deze rapportage biedt ook de mogelijkheid om wijzigingen in het (beleggings)beleid door te rekenen en de effecten van wijzigingen in kaart te brengen. Een mogelijkheid dus om niet alleen de huidige stand te evalueren, maar ook om de verwachte uitkomsten van het beleid voor de toekomst te evalueren. Op de tweede plaats worden de vermogensbeheerders en de totale portefeuille continu geanalyseerd. Op de derde plaats evalueert de beleggingscommissie aan de hand van maandelijkse overzichten de tactische asset allocatie en de rente- en valutaoverlay. Centraal in de risicobewaking is dat het bestuur meer nadruk legt op behoud van het vermogen en een stabiele groei en minder op kortere termijn vermogenswinsten. Rendement 2012 Het totale beleggingsrendement van het belegd vermogen in 2012 bedraagt 8,2% inclusief rente- en valutaoverlay. Het rendement van de benchmark bedraagt 7,2% (grafiek 3). De outperformance van 1,0% is grotendeels te verklaren door de combinatie van het allocatie effect (0,28%) en het selectie effect (0,62%). Het vijfjarig gemiddelde van het totaal rendement (incl. overlay) van de beleggingsportefeuille bedraagt 5,4% wat 0,6% hoger is dan de index over deze periode. De outperformance in het vijfjaars gemiddelde is voornamelijk in de jaren 2008 en 2012 behaald.
Grafiek 2: Rendement totale portefeuille (in %)
incl. overlay(in %)
20,0 13,9
15,0
14,5 10,9
11,3
10,0 7,8
Benchmark
6,6
8,2
7,2 5,4
5,0
4,8
0,0 -5,0 -10,0 -10,8
-15,0
-13,9
-20,0 2008 Fonds
36
2009 Benchmark
2010
2011
2012
5-jr
In onderstaande twee tabellen zijn de rendementen inclusief en exclusief overlay opgenomen van de totale beleggingen. Het vijfjarig rendement inclusief overlay ligt 1,7% hoger dan het vergelijkbare rendement exclusief overlay. Het vijfjarig gemiddelde rendement inclusief overlay is in 2012 gestegen van 3,9% naar 5,4%.
Incl. overlay Rendement totale portefeuille (in %)
2008
2009
2010
2011
2012
5-jr
Fonds
-10,8
13,9
10,9
6,6
8,2
5,4
Benchmark
-13,9
14,5
11,3
7,8
7,2
4,8
3,1
-0,6
-0,4
-1,2
1,1
0,6
Rendement totale portefeuille (in %)
2008
2009
2010
2011
2012
5-jr
Fonds
-16,9
17,5
10,2
0,6
11,1
3,7
Benchmark
-20,0
18,1
10,6
1,7
10,0
3,2
3,1
-0,6
-0,4
-1,1
1,1
0,6
Rendement
Rendement
exclusief
exclusief
Excl. overlay
derivaten Portefeuille Beleggingscategorie Zakelijke waarden
derivaten
Weging
Benchmark ultimo 2012
%
%
%
14,9
14,4
40,8
Vastrentende waarden
9,0
7,9
53,9
Grondstoffen
0,7
-1,8
4,7
–
–
0,6
Liquide middelen
100,0 Totaal rendement excl. overlay
11,1
10,0
Totaal rendement incl. overlay
8,2
7,2
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
37
Grafiek 3: Rendement per beleggingscategorie excl. overlay 16,0
14,9
14,4
14,0 12,0
11,1 10,0
10,0
9,0 7,9
8,0 6,0 4,0 2,0
0,7
0,0 -2,0 -1,8
-4,0 Zakelijke waarden Portefeuille 2012
Vastrentend
Grondstoffen
Totaal
Benchmark 2012
Zakelijke waarden De beleggingscategorie zakelijke waarden bestaat bij het Pensioenfonds uit aandelen volwassen markten en aandelen emerging markets. Begin 2012 zijn de twee mandaten voor de volwassen markten samengevoegd. De overweging van de categorie volwassen markten is afgebouwd en bij de categorie emerging markets is aan het einde van het jaar de weging verhoogd naar de strategische norm. In 2012 is een rendement behaald voor de categorie aandelen van 14,9% , dit ligt 0,5% boven de index. Het jaarrendement is met name in het eerste kwartaal (+9,1%) en derde kwartaal (+5,6%) behaald. Het tweede kwartaal is beperkt negatief (-0,9%) en het vierde kwartaal beperkt positief (+0,6%).
38
In grafiek 5 zijn de aandelenrendementen over een langere termijn opgenomen. Het vijfjarig gemiddelde van de aandelenportefeuille bedraagt 0,8% versus de index van 0,1%. Net als bij het totaalrendement wordt het vijfjarig rendement gedrukt door het fors negatieve rendement in 2008 (de start van de kredietcrisis), dat voor een groot deel gecompenseerd werd in 2009.
Grafiek 4: Rendement zakelijke waarden (in %) 50,0 38,1
40,0
32,5
30,0 18,1
20,0
18,6 14,9
14,4
10,0 0,8
0,0 -6,0
-10,0
0,1
-3,9
-20,0 -30,0 -40,0 -40,7
-41,9
-50,0 2008 Fonds
2009
2010
2011
2012
5-jr
Benchmark
Het belegd vermogen in zakelijke waarden bedraagt ultimo verslagjaar € 188,4 miljoen (ultimo 2011 € 174,7 miljoen), inclusief de positieve waarde van het valutaoverlay van € 1,0 miljoen. De aandelenmandaten zijn in beleggingsfondsen ondergebracht bij twee vermogensbeheerders, namelijk BlackRock (volwassen markten, passief beheer) en Robeco (emerging markets, actief beheer). Vastrentende waarden De portefeuille vastrentende waarden van het Pensioenfonds bestaat uit verschillende mandaten. In deze categorie zijn de staatsobligaties, de bedrijfsobligaties, de obligaties van high yield debt en emerging markets en de annuïteitenlening opgenomen. De staatsobligaties zijn in drie discretionaire mandaten ondergebracht bij twee vermogensbeheerders. De overige obligaties worden in beleggingsfondsen van vermogensbeheerders beheerd. Begin 2012 zijn de twee discretionaire staatsobligatie mandaten aangepast naar een meer global mandaat. De nadruk van de mandaten is nog steeds een hoog kredietwaardige staatsobligatieportefeuille. Het beheer wordt middels een buy-hold strategie uitgevoerd. In het eerste kwartaal is de positieve waarde van de renteoverlay afgeroomd ten gunste van het staatsobligatiemandaat van BNP Paribas. De kredietrating van de vastrentende waarden is per ultimo 2012 hoog. De exposure naar de kredietrating AAA is 62,4% en de exposure naar investment grade bedraagt 87,1%. In het verslagjaar wordt in alle kwartalen een positief rendement behaald voor de categorie vastrentende waarden. Alle obligatiemandaten hebben 2012 afgesloten met positieve rendementen. De beleggingscategorie vastrentende waarden heeft in het verslagjaar een performance behaald van 9,0% en de index van 7,9%; een outperformance van 1,1%. Het rendement van de portefeuille over de vijfjaars periode bedraagt 6,4% en is daarbij gelijk aan de index. De hoogste performance wordt in 2012 behaald in de
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
39
risicovollere categorieën namelijk emerging market debt met een rendement van 19,3%, gevolgd door high yield debt met 18,2%. De defensieve discretionaire staatsobligatiemandaten behalen een rendement van 5,1% en 6,8%.
Grafiek 5: Rendement vastrentende waarden (in %) 12,0 10,4
10,0 9,0 8,3
7,9
8,0 7,0
6,4
6,2
6,4
6,0 4,8
4,6
4,2
4,0 2,1
2,0
0,0 2008 Fonds
2009
2010
2011
2012
5-jr
Benchmark
Het belegd vermogen in vastrentende waarden per ultimo 2012 bedraagt € 248,8 miljoen (ultimo 2011: € 234,5 miljoen), inclusief de waarde van de rente- en valutaoverlay. Deze hebben per ultimo 2012 samen een positieve waarde van € 1,8 miljoen. De verschillende mandaten zijn ondergebracht bij vijf vermogensbeheerders. Grondstoffen De beleggingscategorie grondstoffen is ondergebracht in een beleggingsfonds, dat door de manager actief beheerd wordt. In het verslagjaar behaalt de manager absoluut gezien een positieve performance van 0,7% en de index een negatief rendement van 1,8%. Dit resulteerde in een outperformance van 2,5%. De koersontwikkeling van commodities in 2012 is echter erg volatiel. In het eerste kwartaal en derde kwartaal worden positieve rendementen behaald van respectievelijk 2,5% en 10,2%. In het tweede en derde kwartaal worden negatieve rendementen behaald van respectievelijk -5,7% en -4,8%. Over een periode van vier jaar heeft het mandaat een gemiddeld rendement behaald van 10,0% en de index 5,9%, wat resulteert in een outperformance van 4,1% op jaarbasis. Per ultimo 2012 bedraagt de waarde in deze beleggingscategorie € 21,9 miljoen (ultimo 2011 € 14,8 miljoen). In het tweede kwartaal is de onderweging teruggebracht naar de strategische norm.
40
Grafiek 6: Rendement grondstoffen (in %) 40,0 33,0
33,3
30,0
20,0
19,4
11,5
10,0
10,0
5,9 0,7
0,0 -1,8
-10,0
-8,3 -13,7
-20,0 2009 Fonds
2010
2011
2012
4-jr
1)
Benchmark
Derivatenstrategieën 1) Het rente- en het valutarisico in de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds wordt door de balansrisicomanager met behulp van derivaten gereduceerd. Het beleid van het risicobeheer is vastgelegd in het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds op basis van een ALM studie. De balansrisicomanager gebruikt uitsluitend liquide, transparante en eenvoudige derivaten voor de rente- en valutaoverlay. De derivaten worden op een prudente wijze ingezet, dat wil zeggen dat ze alleen gebruikt worden om het risico, conform het geformuleerde beleid, te reduceren. De renteoverlay wordt voor het Pensioenfonds uitgevoerd middels rentederivaten ook wel de swapportefeuille genoemd. De swapportefeuille maakt deel uit van de matchingportefeuille. In de matchingportefeuille zijn verder opgenomen: de Euro-staatsobligaties, de Euro-bedrijfsobligaties en de annuïteitenlening. De balansrisicomanager stuurt de renteoverlay op basis van de rentegevoeligheid van de matchingportefeuille versus de rentegevoeligheid van de voorziening pensioenverplichting. Rentebewegingen hebben invloed op de waardeontwikkeling van de obligaties, de swapportefeuille en de voorziening pensioenverplichting. Het Pensioenfonds heeft normen en bandbreedtes gedefinieerd voor de waarde ontwikkeling van de swapportefeuille. De looptijd (modified duration) van de verplichtingen bedraagt 16,4 jaar (ultimo 2011 16,6 jaar) en is langer dan de gemiddelde looptijd van de rentegevoelige beleggingen (vastrentende waarden). Bij een renteverandering is de mutatie in de verplichtingen hierdoor groter dan de mutatie in de vastrentende beleggingen. Lange looptijden zijn immers gevoeliger voor renteveranderingen, dan korte looptijden. Om de rentegevoeligheid van de beleggingen te vergroten, worden rentederivaten aan de portefeuille toegevoegd. De volatiliteit in de rentemarkt was in het verslagjaar groot. In het begin van 2012 is de waarde van de renteoverlay (€ 14 miljoen) afgeroomd ten gunste van staatobligaties en in het derde kwartaal is de renteoverlay aangepast op de invoering van de UFR methodiek en is de negatieve waarde afgerekend.
1)
Omdat er pas sinds 2009 wordt belegd in grondstoffen, wordt hier een vierjaars gemiddelde berekend in plaats van een vijfjaars gemiddelde.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
41
De valutaoverlay heeft in het verslagjaar per saldo nauwelijks effect gehad. De overlay wordt per beleggingscategorie geëvalueerd. De buitenlandse exposure in de US dollar, het Britse pond, de Zwitserse franc, de Japanse yen, de Noorse kroon, de Zweedse kroon, de Canadese dollar en de Australische dollar worden voor 50% afgedekt. Het valutarisico wordt met behulp van valuta termijncontracten afgedekt op een driemaands rolling basis. Elke maand wordt het valutarisico en de valuta afdekking inzichtelijk gemaakt en indien nodig wordt de valuta afdekking aangepast. Op expiratie worden de valutatermijncontracten afgerekend en worden tegelijkertijd nieuwe termijncontracten afgesloten. Dit zijn liquide derivaten, die dagelijks gewaardeerd, afgesloten of tegengesloten kunnen worden. De valuta exposure van non euro valuta’s bedraagt 54,0% voor de valuta-afdekking en 29,6% na de valuta-afdekking van de eerder genoemde valuta’s. De overlay strategieën hebben over een periode van vijf jaar een positief effect gehad van 1,64% gemiddeld per jaar. Benchmark De benchmark voor het Pensioenfonds bestaat uit een mix van verschillende indices. Voor de beleggingscategorie vastrentende waarden is deze overwegend Barclays Capital georiënteerd en voor de beleggingscategorie aandelen worden de beleggingsmandaten voornamelijk vergeleken met diverse MSCI indices. Voor de beleggingscategorie grondstoffen wordt de Dow Jones UBS Commodities index gebruikt, waarbij de onderliggende sectoren gelijk gewogen zijn. 2012: Benchmark voor Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Vastrentende waarden
Beheerder
Staat
Kempen
mw
54,0
Staat
BNP
mw
Staat long
BNP
mw
Credits
Aegon
mw
Credits
Robeco
mw
Global High Yield Debt
Robeco
} }
Benchmark Merril Lynch custom index.
36,5
Merril Lynch custom index. CitigroupIndex FRFDEMNL 15 plus
10,0
Barclays Capital Euro Corporate Bond Index Barclays Capital Euro Aggregate Corporate ex financials 2% issuer constraint
3,0
Barclays US High Yield + Pan Euro High Yield ex Financials 2,5% issuer cap, EUR hedged
Emerging Market Debt
Morgan Stanley
2,5
JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Hedged to Euro’s (JPM EMBIG hedged)
Annuiteitenlening
Aegon
2,0
Aandelen
40,0
Mature markets
BlackRock
mw
Mature markets
Robeco
mw
Opkomende Markten aandelen
Robeco
Commodities Commodities
Return Private Loans
}
35,0 5,0
MSCI World index MSCI World index MSCI Emerging Markets index
5,0 Sarasin
Cash
5,0
Dow Jones UBS Commodities Swiss Hedged Total Return
1,0
1-maands Euribor
100,0
mw: desbetreffende weging op marktwaarde binnen de categorie.
In de tabel is per mandaat de beheerder, de weging en de desbetreffende benchmark opgenomen.
42
Vermogensbeheer Het belegd vermogen van het Pensioenfonds is verdeeld over verschillende vermogensbeheerders. Een aantal vermogensbeheerders hebben het mandaat ingevuld door te beleggen in beleggingsfondsen. De mandaten zijn per beleggingscategorie toegewezen Ultimo december 2012
Beheerder
categorie
MW 1)
MW %
Grafiek marktwaarde % t.o.v. totaal beleggingen 0,0
Aegon
obligaties
27.595
6,0
BlackRock
aandelen
163.072
35,3
BNP Paribas
obligaties
96.973
21,0
Kempen
obligaties
65.669
14,2
Morgan Stanley
obligaties
12.840
2,8
Robeco
aandelen, obligaties
65.164
14,1
Sarasin
grondstoffen
21.919
4,7
Cash
cash
2.793
0,6
Overlay
valuta & rente
5.875
1,3
461.900
100,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
35,0
40,0
Ultimate Forward Rate (UFR) De DNB heeft in 2012 aangekondigd dat pensioenfondsen vanaf 30 september 2012 de rentetermijnstructuur op basis van de UFR en op de driemaands rentemiddeling moeten gebruiken. De introductie van de UFR betekent een aanpassing van het deel van de rentetermijnstructuur voorbij het zogenoemde laatste liquide punt (20 jaar). Met de introductie van de UFR voor pensioenfondsen is aansluiting gezocht bij de UFR die vanaf 30 juni 2012 ook voor verzekeraars geldt. Onder de methodiek van de UFR wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forward rente na 60 jaar. De UFR wordt gebruikt voor de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. De UFR maakt die berekening minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstorende omstandigheden op de financiële markten. Het gevolg van de invoering van de UFR is dat de rentegevoeligheid van de voorziening pensioenverplichting afneemt, waardoor de dekkingsgraad eenmalig met 2,6 procentpunten is gestegen. In de hoofdlijnennota “herziening financieel toetsingskader”, waarin de contouren worden geschetst van een nieuw financieel toetsingskader, is aangekondigd dat het kabinet nog zal bezien hoe verzekerd kan worden dat deze UFR realistisch is en blijft. De Tweede Kamer heeft het kabinet verzocht om een onafhankelijke externe commissie in te stellen om dit te onderzoeken. De commissie zal voor 1 juli 2013 rapporteren.
1)
MW: Marktwaarde in Euro 1.000.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
43
Pensioenbeleid Het Pensioenfonds voert de pensioenovereenkomsten uit die werkgevers en werknemers hebben gesloten voor deelneming in de pensioenregelingen. De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in de hierna genoemde pensioenreglementen. –
“Pensioenreglement 56-min”; en
–
“Pensioenreglement 56-plus”.
Voor de pensioenregeling “56-min” gelden de volgende voorwaarden voor deelnemerschap: –
als deelnemer wordt aangemerkt de werknemer van 21 jaar of ouder met een arbeidsovereenkomst voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van het Pensioenfonds;
–
een werknemer, jonger dan 21 jaar, die overlijdt of arbeidsongeschikt wordt, wordt geacht deelnemer te zijn geweest.
De pensioenregeling “56-plus” is van toepassing op de werknemers van de werkgever die zijn geboren voor 1 januari 1950 en reeds per 31 december 2005 deelnemer waren in de pensioenregeling zoals die luidt op 31 december 2005. Dit betreft derhalve een gesloten groep deelnemers. Beide pensioenregelingen betreffen een hybride regeling; een combinatie van uitkerings- en premieovereenkomsten. Tot een bepaald salaris geldt het Basispakket –een middelloonregeling gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar met een voorwaardelijke indexatie van de opgebouwde rechten tijdens het deelnemerschap. Daarboven geldt het Beleggingspakket– een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-min” kent verder nog het Extra Beleggingspakket –een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-plus” kent verder nog het Vroegpensioen –een eindloonregeling gebaseerd op een tijdelijke uitkering van 62 tot 65 jaar.Tot slot kennen beide regelingen nog een vrijwillig Pluspakket waarmee aanvullend pensioen kan worden opgebouwd –een beschikbare premieregeling. Het Basispakket en het Vroegpensioen hebben het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Het Beleggingspakket, Extra Beleggingspakket en Pluspakket hebben het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Deelnemers die eind 2005 in dienst waren van een van de Nederlandse Smurfit Kappa ondernemingen kregen ter compensatie van hun (afgeschafte) Vroegpensioen een premie toegezegd die zij kunnen beleggen via het Extra Beleggingspakket. Op die manier bouwen zij extra vermogen op voor het aankopen van een aanvullend levenslang ouderdomspensioen. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om eventueel eerder –vóór de 65-jarige leeftijd– met pensioen te gaan. Er wordt dan wel een actuariële korting toegepast. Alle Nederlandse medewerkers kunnen ook voor extra verlof sparen via de levensloopregeling. Medewerkers van Smurfit Kappa Nederland mogen vanaf hun 60ste met pensioen. Voor het beleggen van de aan deelnemers toegezegde premies zijn door het Pensioenfonds afspraken gemaakt met Robeco. Op basis van de Robeco beleggingsfondsen zijn adviesmixen samengesteld; deelnemers kunnen zelf kiezen of zij conform de adviesmix willen beleggen of in eigen beheer willen beleggen. WGA ( Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) -hiaat Het Pensioenfonds biedt geen WGA-hiaatverzekering aan. De aangesloten ondernemingen hebben hiervoor bij een verzekeraar een apart contract afgesloten ten behoeve van de medewerkers. Deelnemers kunnen hier desgewenst aan deelnemen. Dat geldt eveneens voor het excedentgedeelte boven het maximum dagloon.
44
Garantieregeling Deelnemers vanuit het voormalige pensioenfonds Bührmann-Tetterode hebben bij de overgang van eindloon naar middelloon op individuele basis de mogelijkheid gehad voor een bepaalde periode de oude regeling voort te zetten. Daarvoor is een garantieregeling afgesproken. Het betreft een beperkte groep en de regeling heeft geen materiële impact op de financiële situatie van het fonds. Communicatiebeleid Het Pensioenfonds heeft een communicatiebeleid vastgesteld met als doel een zo toegankelijk en open mogelijke communicatie tussen het Pensioenfonds en de deelnemers. Met het beschikbaar stellen van informatie over de pensioenregeling in duidelijke en voor iedereen begrijpelijke taal, voldoet het fonds aan de –in de Pensioenwet vastgelegde– verplichtingen op dit gebied. Ter illustratie noemen we de volgende onderdelen van het beleid: –
in principe verschijnt twee maal per jaar de Smurfit Kappa Pensioen Nieuwsbrief. Via deze nieuwsbrief worden deelnemers op de hoogte gehouden van de pensioen actualiteit en ontwikkelingen binnen hun Pensioenfonds en -regeling. In 2012 is in maart en in november een nieuwsbrief uitgebracht;
–
verder is er in augustus 2012 een Jaarbericht gepubliceerd waarin specifiek aandacht wordt besteed aan het jaarverslag en de jaarrekening van het afgelopen jaar (2011);
–
in 2012 hebben de deelnemers een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. Uitgangspunt voor het UPO is dat dit model ten minste alle informatie bevat die wettelijk verplicht moet worden verstrekt;
–
voor de deelnemers is een website beschikbaar onder de naam www.smurfitkappapensioen.nl. Binnen de website is specifieke informatie opgenomen voor medewerkers, gepensioneerden en oud-medewerkers. Via de website is het pensioenreglement te downloaden, maar ook alle brochures, formulieren, nieuwsbrieven, pensioencommuniqués en jaarverslagen
Pensioenuitvoeringskosten De Pensioenfederatie heeft aanbevelingen opgesteld over de mate waarin en de manier waarop pensioenfondsen hun uitvoeringskosten in beeld moeten brengen en daarover moeten gaan rapporteren. De koepelorganisatie vraagt de pensioenfondsen deze inhoudelijk en qua fasering op te volgen of beargumenteerd aan te geven waarom ze dat op enig moment niet doen. Goed inzicht in alle kostencomponenten stelt een pensioenfondsbestuur in staat om daarover per doelgroep op maat gesneden te communiceren en verantwoording af te leggen. In deze paragraaf wordt een uiteenzetting / uitsplitsing gegeven omtrent de pensioenuitvoeringskosten: Pensioenbeheer De pensioenuitvoerings- en administratiekosten voor 2012 bedragen in totaliteit € 769 duizend. Dit is omgerekend € 233,- per deelnemer. Hierbij is het aantal deelnemers gelijk aan het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden ultimo 2012. Vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer bedragen voor 2012 totaal € 1.249 duizend. Omgerekend bedragen de kosten van vermogensbeheer 30 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van vermogensbeheer bestaan momenteel uit de beheerkosten, bewaarkosten en kosten van advisering. Het pensioenfonds sluit met deze presentatie aan bij de aanbevelingen van de Pensioenfederatie hieromtrent. Er is momenteel helaas nog onvoldoende transparantie bij de vermogensbeheerders om ook de transactiekosten volledig inzichtelijk te maken. Het pensioenfonds streeft er naar om dit inzicht binnen redelijke termijn te realiseren.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
45
ALM-studie Eind 2012 heeft het Bestuur een ALM studie uit laten voeren door Towers Watson. Op basis van het huidige beleid is gekeken hoe de financiële positie van het Pensioenfonds zich de komende 15 jaar naar verwachting ontwikkelt. Daarnaast is gekeken wat de effecten zijn van aanpassing van het beleggingsbeleid. Ook is doorgerekend hoe het Pensioenfonds er voor komt te staan in een deflatiescenario, een stagflatiescenario of in geval van escalatie van de Eurocrisis. Premiebeleid Het premiebeleid is zodanig ingestoken dat afhankelijk van de financiële positie positieve extra herstelbijdragen worden toegezegd. De feitelijke premie is naar verwachting in circa 46% van de gevallen kostendekkend, indien deze getoetst wordt aan de zuivere kostendekkende premie. Indien de feitelijke premie getoetst wordt aan de gedempte kostendekkende premie (op basis van 3% rekenrente) zal deze in ongeveer 64% van de gevallen toereikend zijn. Toeslagenbeleid Het pensioenresultaat voor de actieve deelnemers bedraagt bij de huidige mix na 15 jaar circa 94%. Voor de niet actieve deelnemers bedraagt het pensioenresultaat na 15 jaar circa 84%. Er wordt binnen het huidige beleid relatief snel toeslag verleend: de ondergrens in de toeslagstaffel is de minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit heeft naar verwachting geen bevorderend effect op de dekkingsgraad. Het verhogen van de ondergrens en bovengrens heeft tot gevolg dat de kans op een reserve- en dekkingstekort afneemt. Daarentegen zal de toeslagverlening en daarmee het pensioenresultaat lager uitvallen. Beleggingsbeleid Toepassing van de UFR voor pensioenfondsen vermindert de volatiliteit van de dekkingsgraad. Meer risicovolle mixen resulteren in een hogere verwachte dekkingsgraad en hogere toeslagresultaten, maar gaan gepaard met hogere staartrisico’s. De sturingsinstrumenten van het fonds zijn beperkt, gegeven de huidige financiële positie. Voor risicobeheersing in het beleggingsbeleid het belangrijkste sturingsinstrument. Alternatieve mixen Het toevoegen van ‘private equity’ aan de beleggingsmix resulteert naar verwachting in een hogere dekkingsgraad. De volatiliteit van de dekkingsgraad is in deze variant aanzienlijk hoger. Dit gaat gepaard met een grotere kans op een zeer lage dekkingsgraad. Het pensioenresultaat is nagenoeg gelijk ten opzichte van de huidige mix. Het toevoegen van ‘infrastructuur’ aan de beleggingsmix resulteert naar verwachting eveneens in een hogere dekkingsgraad. Hiernaast daalt de kans op een dekkingstekort, maar nemen de staartrisico’s wel toe. Het verwachte pensioenresultaat is echter ongewijzigd ten opzichte van de huidige mix. Het verhogen van de allocatie van ‘aandelen opkomende markten’ resulteert in een nagenoeg ongewijzigde situatie voor de dekkingsgraad, verwachte toeslagverlening en de kans op een tekort. Het verhogen van de allocatie van ‘emerging market debt’ leidt niet tot een substantiële verandering ten opzichte van het huidige beleid. De dekkingsgraad na 15 jaar zal gemiddeld naar verwachting rond de 120% bedragen. Het gezamenlijk verhogen van de allocatie ‘aandelen op komende markten’ en ‘emerging market debt’ leidt tot een iets hogere dekkingsgraad. In deze variant verandert er ten opzichte van de huidige mix nagenoeg niets.
46
Renteafdekking Wanneer afdekking van het renterisico toeneemt, nemen de staartrisico’s af als gevolg van een minder volatiele dekkingsgraad ten aanzien van renteschommelingen. Over het algemeen zijn de onderlinge verschillen tussen de rentevarianten echter erg klein. Uit de analyse blijkt dat het huidige rentebeleid met de dekkingsgraadafhankelijke staffel naar verwachting het beste functioneert. Dit beleid leidt bijvoorbeeld gemiddeld tot de hoogste dekkingsgraad en toeslagresultaten. Scenarioanalyse De gemiddelde nominale dekkingsgraad neemt in het deflatiescenario af (ten opzichte van het economisch basisscenario). De kans op een lage dekkingsgraad (en het korten van rechten) neemt aanzienlijk toe in dit scenario. Pensioenrechten van deelnemers worden naar verwachting gekort. Dit resulteert in een daling van de koopkracht van de deelnemers ondanks de negatieve prijsinflatie. De gemiddelde nominale dekkingsgraad neemt in het stagflatiescenario af (ten opzichte van het economisch basisscenario) door hogere toeslaglasten. In het stagflatiescenario worden pensioenrechten van de deelnemers met een groter absoluut percentage verhoogd dan in het basisscenario. De koopkracht neemt echter af door de hogere prijsinflatie. De gemiddelde nominale dekkingsgraad neemt ook in het escalatie Eurocrisis scenario af (ten opzichte van economisch basisscenario). Dit komt voornamelijk door het zeer lage rendement op zakelijke waarden waardoor er nagenoeg geen opwaarts potentieel is. De gemiddelde aanpassing van de pensioenrechten van de deelnemers is negatief en de kans op een tekort neemt aanzienlijk toe. Naar aanleiding van de ALM-studie heeft het Pensioenfonds in het eerste kwartaal van 2013 het gewicht van de emerging markets binnen het mandaat van de staatsobligaties verhoogd ten laste van met name de staatsobligaties uitgegeven door Nederland en Duitsland.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
47
Actuariële samenvatting Financiële positie van het Pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het Pensioenfonds (inclusief de voorziening langdurig zieken) is in het verslagjaar toegenomen van € 454,3 miljoen naar € 492,0 miljoen. De toename van de voorziening pensioenverplichtingen is grotendeels veroorzaakt door de sterke daling van de marktrente, die een verhogend effect op de voorziening pensioenverplichtingen had van € 30,8 miljoen. Belegd vermogen Het belegd vermogen is in het verslagjaar toegenomen van € 425,6 miljoen naar € 461,9 miljoen. De toename in het belegd vermogen is met name ontstaan door gerealiseerde en ongerealiseerde koersresultaten in de beleggingsportefeuille gedurende het verslagjaar. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is in het verslagjaar gedaald van 94,5% naar 94,1%; een daling van 0,4 procentpunten. De dekkingsgraad ultimo 2012 is lager dan zowel de vereiste dekkingsgraad als de minimale vereiste dekkingsgraad. De grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De daling is met name het gevolg van de gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de gedaalde marktrente.
140%
118,1%
120%
115,4%
115,3%
116,2%
104,2%
104,2%
100%
104,2%
104,2% 101,5%
100,2%
94,5%
94,1%
80%
60% 2012 Dekkingsgraad
48
2011 Vereiste dekkingsgraad
2010 Minimaal vereiste dekkingsgraad
2009
In de volgende grafiek staat het vermogen weergegeven, alsmede de technische voorziening gesplitst naar categorie deelnemer.
Vermogen en technische voorziening 600.000
500.000
492.014 462.876
454.281 429.240 401.448
395.586
400.000
359.685 359.012
300.000
200.000
100.000
0 2012
2011
2010
Vermogen
Actieve en arbeidsongeschikten
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
Voorziening aanpassing sterftetafels
Voorziening langdurig zieken
2009
De reële dekkingsgraad van het Pensioenfonds is ultimo 2012 gelijk aan 68,7%. Bij de reële dekkingsgraad wordt uitgegaan van een toekomstige inflatie van 2% per jaar. Bij de reële dekkingsgraad wordt in de verplichtingen rekening gehouden met toekomstige inflatie, bij de nominale dekkingsgraad wordt geen rekening gehouden met inflatie. Wanneer de dekkingsgraad hoger dan 100% is heeft het pensioenfonds genoeg in kas om de pensioenen uit te betalen. Bij een nominale dekkingsgraad van 100% kunnen dan nominale pensioenen worden uitgekeerd zonder toekomstige stijging. De reële dekkingsgraad laat zien in hoeverre de pensioenen aangepast kunnen worden aan inflatie. De reële dekkingsgraad ligt altijd lager dan de nominale dekkingsgraad. (Minimaal) vereiste dekkingsgraad De vereiste solvabiliteit onder het Financieel Toetsingskader dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De vereiste solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaardmodel. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 bedraagt 114,4%. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt ultimo 2012 104,2%. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,2% ultimo 2012. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke beleggingsmix en anderzijds op basis van de strategische beleggingsmix. Ultimo 2012 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 116,2% op basis van de feitelijke beleggingsmix en 114,4% op basis van de strategische beleggingsmix.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
49
Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide beleggingsmixen. Dit is dus 116,2% op basis van de feitelijke beleggingsmix. De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2011 en 2012.
20% 18,1%
18% 16,2%
16% 14% 12%
10,8% 10,2%
10% 8% 6% 4,5% 3,4%
4%
2,3%
2,0%
2% 0,2%
0,1%
0,0%
0,0%
0,4%
0,4%
0,0%
0,0%
Vereist Eigen Vermogen
Concentratierisico (S8):
Verzekeringstechnisch risico (S6):
Kredietrisico (S5):
Grondstoffenrisico (S4):
Valutarisico (S3):
Zakelijkewaardenrisico (S2):
Renterisico (S1):
0%
2012
2011
De aanwezige dekkingsgraad is ultimo 2012 lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad en de volgens het Financieel Toetsingskader vereiste dekkingsgraad. Hierdoor is nog steeds sprake van een reservetekort en een dekkingstekort. Analyse van het resultaat De daling van de dekkingsgraad van 0,4%-punt in 2012 volgt tevens uit het negatieve resultaat van 3.756 in het boekjaar. In 2011 was er een negatief resultaat van 30.772. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de overgang op de nieuwe AG-prognosetafel en de gewijzigde ervaringssterfte is hierin verantwoord onder ”overige mutaties technische voorzieningen”.
50
Beleggingsopbrengsten incl. rentetermijnstructuur
-0,4%
-8,3%
1,0%
Premie
1,7%
Waardeoverdrachten
0,0% 0,0%
Kosten
0,2% 0,2% -0,2%
Uitkeringen
0,1%
Kanssystemen
-0,4%
0,0% 0,0%
Toeslagverlening Overige mutaties technische voorzieningen
-1,0% 0,0% -0,1% -0,3%
Andere oorzaken -10%
0,1%
-8%
-6%
-4%
Realisatie 2012
-2%
0%
2%
4%
6%
Realisatie 2011
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2012 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een rente van 4%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt 11.805. De feitelijk betaalde premie is met 16.147 hoger. Omdat het fonds ultimo 2011 in een dekkingstekort verkeert, moet de premie bijdragen aan het herstel van het fonds. Voor 2012 dient de premie minimaal 13.196 te zijn om bij te dragen aan herstel. Aangezien de werkelijke premie over het boekjaar 16.147 bedraagt, voldoet het fonds aan deze vereiste.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
51
De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden achtereenvolgend in onderstaande grafiek weergegeven. Hierbij zijn de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
20.000 17.366 16.458
16.147
15.765
15.000 14.688 12.600
12.562 11.529
11.805
11.576 11.442
11.498
10.000
5.000
0 2012
2011
2010
2009
Basispremie
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
Herstelpremie
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag BP-regeling
Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het Pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het Pensioenfonds gegeven, noch is bevoegdheidsuitoefening van organen van het Pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder of is een bewindvoerder aangesteld.
52
Verzekerdenbestand
Gewezen Deelnemers Stand per 1 januari 2012
Pensioen-
deelnemers gerechtigden
2.076
1.176
Totaal
1.215
4.467
Mutaties door: –
Nieuwe toetredingen
–
Herintreding
–
Vertrek met premievrije aanspraak
–
Uitgaande waardeoverdracht
–
Ingang pensioen
–
Overlijden
– –
88
88
0
0
-67
67
0
0
-22
-14
56
20
-5
-2
-31
-38
Afkoop
0
-3
Andere oorzaken
-1
-2
-7
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2012
Specificatie pensioengerechtigden
2.069
2)
0 0
0
-3
-6
-4
-7
46
18
57
1.222
1.233
1)
2012
3)
4.524
2011
Ouderdomspensioen
944
931
Partnerpensioen
260
252
Wezenpensioen
29
32
1.233
1.215
Totaal
1)
Zijnde voornamelijk eliminaties dubbeltellingen (van paketten naar unieke telling).
2)
Waarvan 131 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
3)
Waarvan 109 fluitgerechtigden.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
53
Bestemming van het saldo In de bestuursvergadering van 20 juni 2013 heeft het Bestuur besloten het saldo over 2012 als volgt te verdelen: 2012 x € 1.000 Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
-4.097 341 _______ -3.756
Eindhoven, 20 juni 2013
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter
Secretaris
54
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Verklaring Verantwoordingsorgaan In het kader van de principes van goed pensioenfonds Bestuur is met ingang van 1 januari 2008 van een Verantwoordingsorgaan (VO) ingesteld. Het Bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop dit is uitgevoerd en over de naleving van de Pensioenfonds governance principes. Deze principes betreffen zorgvuldig Bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, over het door het Bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO toetst het beleid aan het principe van evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen van het pensioenfonds. Het VO heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening over boekjaar 2012, alsmede van de fondsdocumenten zoals statuten, verslagen, pensioenreglementen en het actuarieel rapport. Het VO heeft een aantal bijeenkomsten bijgewoond met de Directeur en/of het Bestuur van het fonds en de actuaris en accountant van het fonds. Voorts vond een bijeenkomst plaats met het voltallige Bestuur op 20 juni 2013, waarin het jaarverslag en de jaarrekening werden vastgesteld en waarin het Bestuur verdere toelichting verschafte aan het VO over het gevoerde beleid. Observaties van het VO: Ondanks een positief beleggingsresultaat is de dekkingsgraad van het fonds gedaald. De benodigde dekkingsgraad per ultimo 2012 werd op 3,9% na niet gehaald. Het VO is op de hoogte gebracht over de oorzaken van het dekkingstekort. De voorwaardelijke korting is met DNB afgestemd als zijnde het percentage waarmee de rechten gekort kunnen gaan worden als de dekking in 2013 niet naar 104,2% herstelt. Het fonds kan er voor kiezen de korting, als dan, voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden, gelijk te laten zijn, of groeps-afhankelijk te bepalen, mocht daar een goede reden voor zijn. Ofschoon soms verdedigbaar, roept een groeps-afhankelijke korting vaak ook vragen op bij deelnemers, die zich meer benadeeld voelen. Een goede communicatie blijft dus van belang om begrip hiervoor te creëren en het eventueel te nemen besluit uit te leggen. Het herstelplan is gebaseerd op de huidige fonds situatie en de huidige (economische) crisis en is geen generiek plan. Deze opzet was ook de bedoeling van DNB en de evaluatie van het herstelplan is goedgekeurd door de DNB. Het fonds voert een beleid vanuit een visie op passief beheer van beleggingsportefeuilles. Reden is dat actief beheer duurder was en het verwachte overrendement vaak uitbleef. Het niet hebben van overrendement doet echter geen afbreuk aan het verloop van het herstelplan. Het fonds oordeelt dat het nu niet de tijd is om langer met actief-beheer door te gaan, omdat het ook een risico introduceert dat nu niet acceptabel is. Het herstel moet risicomijdend tot stand worden gebracht. De voorwaardelijke korting van 3,9% is met de deelnemers gecommuniceerd door middel van een schrijven dat geheel volgens wet- en regelgeving is opgesteld. Uit navraag blijkt dat hierop weinig reactie door de directeur en het bestuur is ontvangen. Dit is aanleiding voor het VO nadruk te leggen op een communicatie binnen het kader van de wet- en regelgeving, maar, die op het moment dat omvang en consequenties van een eventuele korting duidelijker zijn, dit helder communiceert aan deelnemers. Ondanks de onzekerheden die er altijd zijn, moet het de communicatie ambitie zijn om deelnemers zo realistisch mogelijk te informeren op een manier die aansluit bij hun belevingswereld en wellicht indringender te betrekken bij de problematiek.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
55
Het fonds communiceert herhaaldelijk zijn toeslagambitie. Ook dit en de manier waarop, is aan wet- en regelgeving gebonden. Er wordt nu voor het 5e jaar op rij niet geïndexeerd, ook dit jaar door de effecten van langleven risico en lage rentestanden. Ook hiervoor geldt dat de communicatie naar deelnemers naast wettelijk correct, ook helder dient te zijn over de consequenties die dit voor hen heeft. De ALM bevestigt echter de lange termijn prognose, waarin wel degelijk indexatie ruimte mogelijk is op grond van het gevoerde beleid. Het pensioenprotocol uit 2009, overeengekomen tussen Smurfit Kappa en de sociale partners beschrijft op welke manier het fonds kan worden hersteld in geval van onderdekking. Ofschoon de afspraken gemaakt zijn tussen werkgever en sociale partners, kan het VO begrijpen dat de uitwerking van het protocol een nader (juridisch) advies behoeft om de mogelijke consequenties in kaart te brengen. Desalniettemin roept het VO vooral de ondertekenende partijen van het protocol op om in goed overleg te zien waar de mogelijkheden liggen en op welke manier hier in de huidige omstandigheden invulling aan gegeven moet worden zoals bedoeld in 2009. Immers slechts na voltooiing van deze discussie kan van een evenwichtige belangenbehartiging sprake zijn. Het pensioenfonds is hierbij de uitvoerder van hetgeen de sociale partners afspreken uit hoofde van het Pensioenprotocol. De wetgever verhoogt de AOW leeftijd. Arbeidscontracten en pensioenovereenkomsten (pensioenuitkering) zijn hieraan nog niet aangepast. Hoewel het pensioenfonds uitvoerder is van de afspraken tussen werkgever en werknemers, toetst het regelmatig of de pensioenregeling nog past in gewijzigde wet- en regelgeving. Te denken valt aan de te verwachten wettekst over het Financieel Toetsings Kader en de discussie over de invoering van een nominaal of reëel contract. Als deze wetgeving van kracht wordt, zullen de sociale partners in overleg moeten en overeenstemming moeten bereiken over hoe overeenkomsten en uitvoering hiermee in lijn gebracht kunnen worden. Dienstverleners worden regelmatig op prijs en kwaliteit beoordeeld. Zo zijn in 2012 de kosten verlaagd voor derivatenbeheer en balansrisico management. Dit was het gevolg van een uitgevoerde benchmark, die uiteindelijk leidde tot meer inzicht en lagere pensioenuitvoeringskosten. Ten aanzien van het vermogensbeheer wordt er onderscheid gemaakt tussen beheerkosten, bewaarkosten, kosten van advisering en transactiekosten. Mat name de transactiekosten zijn, mede door de beperkingen bij de vermogensbeheerders, momenteel moeilijk inzichtelijk te krijgen. Het VO raadt aan om te onderzoeken hoe deze kosten nog beter inzichtelijk gemaakt kunnen worden. DNB wilde met een algemeen thema onderzoek inzicht verkrijgen in de effectiviteit van het intern toezicht. Het Smurfit Kappa fonds is gevraagd hieraan vrijwillig mee te werken en heeft dat gedaan.. Hierover is het VO geïnformeerd. De bevindingen van DNB waren overwegend positief, waarbij wel aanbevelingen werden gedaan ten aanzien van zelfevaluatie van het bestuur als collectief en van de bestuursleden individueel. In de zelfevaluatie van het fonds zal nu meer met competentieprofielen worden gewerkt. Zodoende wordt duidelijk wie op welk gebied voldoende competentie bezit en of overall voldoende competentie aanwezig is. De deskundigheidsmatrix blijft hierop een aanvulling. Deze voldoet momenteel aan de wettelijke eisen. Er is voldoende deskundigheid in het bestuur. Het VO staat positief tegenover het voornemen om deskundigheid van bestuursleden op regelmatige basis onafhankelijk te laten toetsen. De verslaglegging van de compliance officer is uitgebreid en geeft meer inzicht. Het VO ziet dat als een duidelijke verbetering ten opzichte van het vorige verslagjaar. Opinie Het VO is van mening dat het handelen van het Bestuur en het door haar gevoerde beleid alsmede de beleidskeuzes voor de toekomst in overeenstemming zijn met de principes voor goed pensioenbestuur. Het Bestuur geeft getuige van deskundigheid en zorgvuldigheid, van een evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen en van openheid en voert een communicatie beleid in overeenstemming met de wet- en regelgeving.
Oosterhout, 20 juni 2013
56
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen, het oordeel en de aanbevelingen van het VO ten aanzien van het gevoerde beleid van het bestuur over het afgelopen jaar en vindt daarin geen aanleiding tot opmerkingen. Het bestuur waardeert de inzet en de betrokkenheid van de leden van het VO en heeft met instemming kennis genomen van het positieve oordeel van het VO. De aanbevelingen van het VO worden door het bestuur onderschreven en zijn –net als in 2012– mee genomen in de jaarlijkse planning voor 2013.
Eindhoven, 20 juni 2013
Het bestuur
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
57
58
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
59
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa
2012
2011
Beleggingen voor risico fonds [1] Zakelijke waarden
187.138
176.259
Vastrentende waarden
244.176
214.434
2.698
17.240
21.919
14.820
Derivaten Overige beleggingen
455.931
422.753
42.262
36.318
69
110
Vorderingen en overlopende activa [4]
3.602
4.156
Liquide middelen [5]
5.485
5.700
507.349
469.037
Beleggingen voor risico deelnemers [2] Herverzekering [3]
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
60
Passiva
2012
2011
Reserves Algemene reserve [6] Reserve solvabiliteitsoplag BPR-modules [7]
-29.138
-25.041
715
374 -28.423
-24.667
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [9]
490.906
453.185
69
110 490.975
453.295
1.039
986
42.262
36.318
1.496
3.105
507.349
469.037
Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken [10] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarkapitalen [11] Kortlopende schulden [12]
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
61
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [13]
7.116
7.525
Indirecte beleggingsopbrengsten [14]
27.907
18.956
Kosten van vermogensbeheer [15]
-1.249
-839
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [16] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [17] Bijdragen voor risico deelnemers [18] Saldo van overdrachten van rechten [19] Pensioenuitkeringen [20]
33.774
25.642
3.699
-712
18.468
21.657
4.470
4.775
25
-1.452
-17.545
-18.064
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [21] Wijziging rentetermijnstructuur
-30.840
-57.737
Benodigde intresttoevoeging
-6.955
-5.079
Toevoeging pensioenopbouw
-10.534
-9.493
Waardeoverdracht in
0
-71
Waardeoverdracht uit
0
1.697
Toevoeging kostenvoorziening
-194
-175
Vrijval excassokosten
346
358
17.434
17.937
779
-695
Verwachte uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Reguliere mutaties Toeslagverlening actief Toeslagverlening inactief Wijziging overlevingstafels Wijziging ervaringssterfte Overige mutaties
-168
-278
-2.693
-4.146
-121
-117
-30
-21
-4.520
0
-241
0
16
79 -37.721
-57.741
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
62
2012
2011
-53
-50
deelnemers [23]
-5.944
-288
Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers [24]
-2.225
-3.775
Mutatie voorziening langdurig zieken [22] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico
Herverzekering Premies [25]
-41
-40
Uitkeringen uit herverzekering [26]
78
136
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [27] Overige baten en lasten [28] Saldo van baten en lasten
37
96
-769
-892
28
33
-3.756
-30.771
Bestemming van het saldo Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
-4.097
-30.903
341
132 -3.756
-30.771
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
63
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2012
2011
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
19.224
21.891
Uitkeringen uit herverzekering
78
135
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
86
49
Overige
42
88 19.430
22.163
Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Pensioenen en afkopen Loonheffing Sociale premies en andere inhoudingen Wegens overgedragen pensioenverplichtingen
-12.618
-12.738
-4.111
-4.516
-794
-806
0
-1.540
-40
-40
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-873
-984
Overige
-100
110
Premies herverzekering
-18.536
-20.514
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen Overige
6.811
7.905
146.942
153.570
118
-93 153.871
161.382
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-153.821
-167.912
-1.159
-668 -154.980
-168.580
-215
-5.549
Saldo liquide middelen 1 januari
5.700
11.249
Saldo liquide middelen 31 december
5.485
5.700
Mutatie liquide middelen
64
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld in duizenden euro’s. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar, met uitzondering van de toegepaste schattingswijzigingen zoals opgenomen in paragraaf “schattingswijzigingen”. Schattingswijzigingen Ultimate Forward Rate DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit wordt gezien als een schattingswijziging. In onderstaand overzicht is het effect van de middeling en de UFR op de voorziening en de dekkingsgraad weergegeven.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
65
Op basis van
Op basis van
de zuivere
rentemiddeling
marktrente
en UFR
515.161
492.014
89,8%
94,1%
Voorziening voor pensioenverplichtingen Dekkingsgraad Overgang naar nieuwe overlevingstafel
Ultimo 2012 is overgegaan op de Prognosetafel AG 2012-2062. (Ultimo 2011: AG Prognosetafel 2010-2060). Deze schattingswijziging heeft geleid tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van € 4,5 miljoen. Overgang naar nieuwe ervaringssterfte Ultimo 2012 is ervaringssterfte gewijzigd. Ultimo 2011 werd de ervaringssterfte Towers Watson 2010 gehanteerd. Ultimo 2012 wordt een fondsspecifieke ervaringssterfte gehanteerd. Deze schattingswijziging heeft geleid tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van € 0,2 miljoen. Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de uitgangspunten van BW 2 Titel 9 toegepast. Tevens zijn de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) gevolgd, waarvan in het bijzonder RJ 610. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Annuïteitenlening De annuïteitenlening wordt gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs.
66
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De marktwaarde van niet-beurs genoteerde participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De marktwaarde van niet-beurs genoteerde aandelen en participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Algemene reserve Aan de algemene reserve wordt het saldo van de staat van baten en lasten toegevoegd.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
67
Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Met ingang van 1 januari 2009 houdt het fonds een bestemde reserve aan ten behoeve van de solvabiliteitsopslag over de beschikbare premie. In de kostendekkende premie is een extra solvabiliteitsopslag gedefinieerd over de in dat jaar gestorte beschikbare premie. Deze wordt toegevoegd aan de reserve. Bij inkoop van spaarkapitaal wordt de benodigde solvabiliteitsopslag vervolgens aan deze reserve onttrokken. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (TV) De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele Ultimate Forward Rate (UFR) zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rentevoet De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de Ultimate Forward Rate (UFR) zoals gepubliceerd door DNB. In 2011 was dit de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Sterfte AG-prognosetafels 2012-2062, inclusief een sterftetrendopslag met leeftijdscorrectie (2011: AG-prognosetafels 2010-2060, inclusief een sterftetrendopslag met leeftijdscorrectie). Gehuwdheid Vóór pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde partnersysteem, met gehuwdheidsfrequentie 100%. Na pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het bepaalde partnersysteem. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
68
Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 2,00% van de netto voorziening (2011: 2,00%). Een gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen is volledig herverzekerd. Voorziening langdurig zieken Met ingang van 2008 is er ook een voorziening aanwezig voor langdurig zieken. Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn, kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa het premievrijstellingsrisico slechts gedeeltelijk (met een stop-loss verzekering) heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De voorziening is ultimo 2012 gelijk aan twee maal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid in 2012, waarbij de stop-loss korting buiten beschouwing is gelaten. Deze opslag zou naar verwachting en over een langere periode bezien, voldoende moeten zijn om de kosten voor arbeidsongeschikte deelnemers te financieren. Voorziening herverzekeringsdeel TV De voorziening herverzekering TV heeft betrekking op elders verzekerde pensioenen die voor wat betreft de resultaatbepaling in mindering worden gebracht op de opgebouwde pensioenen bij Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland. Overige technische voorzieningen Overige technische voorzieningen worden opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen, zoals arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of overige uitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbare-premieregeling voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De voorziening voor rekening deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen risico deelnemers. Resultaatbepaling Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
69
Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de renteopbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt, voor wat betreft de aandelen, hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. Tevens wordt hieronder verantwoord de gedeclareerde dividenden en verdiende interest, alsmede de ontvangen provisies uit hoofde van verbruikleen van effecten. De rentes van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –
gerealiseerde en niet gerealiseerde koersverschillen van de zakelijke en vastrentende waarden;
–
boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis;
–
valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
Derivaten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen bij repo-, future-, swaps- en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden de kosten opgenomen die verband houden met het beheer en advies van de beleggingen. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
70
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico van het fonds Niet Stand
Aankopen/
ultimo
verstrek-
uitlotingen/
2011
kingen
(af)lossingen
176.259
75.200
-89.161
176.259
75.200
142.522
70.852
63.990
849
7.922
0
214.434
71.701
Valutatermijncontracten
-1.561
Swaps
17.240
Categorie
Verkopen/ Gerealiseerde
gerealiseerde
Stand
koers-
koers-
ultimo
verschillen
verschillen
2012
5.013
19.827
187.138
-89.161
5.013
19.827
187.138
-55.946
347
4.868
162.643
-6
0
8.520
73.353
-215
-32
505
8.180
-56.167
315
13.893
244.176
0
2.770
-2.770
2.832
1.271
0
-4.384
4.384
-15.813
1.427
15.679
0
-1.614
1.614
-12.981
2.698
14.820
7.001
0
0
98
21.919
14.820
7.001
0
0
98
21.919
421.192
153.902
-146.942
6.942
20.837
455.931
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen
Vastrentende waarden: Staatsobligaties Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening
Derivaten:
Overige beleggingen: Commodities
Totaal belegd vermogen excl. liquide middelen Derivaten: Valutatermijncontracten
1.561
0
Belegd vermogen passiva zijde
1.561
0
Belegd vermogen activa zijde
422.753
455.931
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
71
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Stand ultimo Level 1
Level 2
Level 3
2012
187.138
0
0
187.138
187.138
0
0
187.138
Staatsobligaties
135.275
0
0
135.275
Bedrijfsobligaties
27.368
0
0
27.368
Vastrentende beleggingsfondsen
53.938
19.415
0
73.353
0
8.180
0
8.180
216.581
27.595
0
244.176
Valutaderivaten
0
1.271
0
1.271
Rentederivaten
0
1.427
0
1.427
0
2.698
0
2.698
21.919
0
0
21.919
425.637
30.294
0
455.931
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen
Vastrentende waarden
Leningen op schuldbekentenis
Derivaten
Overige beleggingen Commodities Totaal belegd vermogen
72
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Niet-
Categorie
Stand
Aankopen
Directe
ultimo
/ Verstrek-
Verkopen
2011
kingen
aflossingen
gerealiseerde
Stand
beleggings-
koers-
ultimo
opbrengsten
verschillen
2012
Robeco Zakelijke waarden
12.707
730
-820
182
1.636
14.435
Vastrentende waarden
21.303
3.048
-1.355
256
1.575
24.827
Overige beleggingen
2.308
692
-50
0
50
3.000
36.318
4.470
-2.225
438
3.261
42.262
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
[3] Herverzekering
2012
2011
69
110
De herverzekeringen hebben betrekking op pensioenen en arbeidsongeschiktheid. Het gehele bedrag heeft een looptijd langer dan 1 jaar. [4] Vorderingen en overlopende activa Lopende intrest en dividend Hieronder is opgenomen de aan het boekjaar toe te rekenen intrest en dividend van: Vastrentende waarden Banken
3.176
2.858
1
14 3.177
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
2.872
73
2012
2011
Overige vorderingen Inkoopsommen Terug te vorderen dividendbelasting Debiteuren creditnota’s Premies Rekening-courant ondernemingen Te onttrekken spaarkapitalen Robeco Overige
0
61
89
208
0
7
99
537
193
269
0
69
44
133
Totaal vorderingen en overlopende activa
425
1.284
3.602
4.156
Alle vorderingen en overlopende activa hebben een looptijd korter dan 1 jaar. [5] Liquide middelen Depotbanken 1)
2.792
1.495
ING Bank N.V.
2.693
4.205 5.485
5.700
507.349
469.037
Liquide middelen aangehouden bij de ING Bank N.V. staan ter vrije beschikking van het fonds. De liquide middelen aangehouden bij de depotbanken staan niet ter vrije beschikking van het fonds. Deze gelden staat ter beschikking van Kas Bank N.V. Totaal activa
1)
Deze depotbanken kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Beleggingsrekening euro
2011
2.792
872
Beleggingsrekening Amerikaanse dollar
1
603
Beleggingsrekening Canadese dollar
1
7
Beleggingsrekening Zwitserse frank
-2
0
Beleggingsrekening Honkong dollar
0
8
Beleggingsrekening Zuid-Afrikaanse rand Totaal depotbanken
74
2012
0
45
______
______
2.792
1.495
Passiva
2012
2011
Reserves [6] Algemene reserve Stand per 1 januari Dotatie uit bestemming saldo
-25.041
5.862
-4.097
-30.903
Stand per 31 december
-29.138
-25.041
[7] Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Stand per 1 januari
374
242
Dotatie uit premie
809
731
Onttrekking ten behoeve van inkoop
-468
-599
Stand per 31 december Totaal reserves Het aanwezig eigen vermogen en aanwezige dekkingsgraad bedragen:
1)
715
374
-28.423
-24.667 1)
94,1%
-25.041
20.836
104,2%
19.108
104,2%
70.975
114,4%
70.691
115,6%
-29.138
94,5%
Het minimaal vereist eigen vermogen en de hierbij horende minimaal benodigde dekkingsgraad bedraagt: Het strategisch vereist eigen vermogen en de hierbij horende benodigde dekkingsgraad bedraagt: De dekkingsgraad is vastgesteld als het Totaal Vermogen (Reserves + Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds) gedeeld door de Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds. De berekening is als volgt: (-29.138 + (490.906+69)) / (490.906+69) x 100% = 94,1% Per 31 december 2012 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB. Uit de evaluatie van het herstelplan ultimo 2012 blijkt dat tijdig herstel van de dekkingsgraad tot de minimaal vereiste dekkingsgraad naar verwachting niet mogelijk is. Teneinde aan het eind van de herstelperiode te voldoen aan de minimale dekkingsgraadvereiste heeft het bestuur besloten om over te gaan tot een voorgenomen korting van 3,9% per 1 april 2014.
1)
De reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules is niet van toepassing voor de berekening van de dekkingsgraad.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
75
2012
2011
Deze voorgenomen korting betekent dat het (opgebouwde) pensioen in 2014 mogelijk omlaag gaat met 3,9%. Als dit voor alle deelnemers uniform wordt toegepast, dan zal voor gepensioneerden de pensioenuitkering dalen met 3,9%, terwijl voor de actieve en gewezen deelnemers de opgebouwde pensioenen met 3,9% worden verminderd. Het bestuur kan te zijner tijd besluiten om de percentages voor de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden verschillend te laten zijn als daar goede redenen voor zijn. Of het pensioenfonds deze voorgenomen korting ook echt moet uitvoeren is nu nog niet zeker. Het herstel in 2013 en –daaruit resulterend– de financiële situatie aan het einde van 2013 is hiervoor bepalend. Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december is als volgt opgebouwd: Deelnemers
197.069
182.715
Gewezen deelnemers
60.137
52.200
Pensioengerechtigden
233.769
218.380
Totale voorziening pensioenverplichtingen
490.975
453.295
-69
-110
490.906
453.185
453.185
395.444
37.721
57.741
Af: herverzekering Blijft: voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Stand per 1 januari Bij: mutatie via de staat van baten en lasten Stand per 31 december
490.906
453.185
[9] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari
110
142
Af: onttrekking
-41
-32
Stand per 31 december Totaal technische voorzieningen
76
69
110
490.975
453.295
2012
2011
Overige technische voorzieningen [10] Voorziening langdurig zieken Stand per 1 januari
986
936
Bij: dotatie boekjaar
53
50
Stand per 31 december
1.039
986
Totaal overige technische voorzieningen
1.039
986
Alle technische voorzieningen hebben een looptijd van langer dan 1 jaar. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [11] Pensioenspaarkapitalen Robeco Stand per 1 januari
36.318
36.030
Stortingen deelnemers
4.470
4.775
Onttrekkingen deelnemers
-2.225
-3.775
Rendement
3.699
-712
Stand per 31 december
42.262
36.318
[12] Kortlopende schulden Beleggingen
0
1.561
Vooruitontvangen inkoopsommen Elcorr 2011
0
75
Aankoop beleggingen
0
47
Naar Robeco door te storten deel inkomende WO
412
25
Beheerloon
160
110
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
195
342
Aangesloten ondernemingen (premie-afrekening 2012)
317
0
Loonheffing
317
365
Sociale lasten
64
70
0
482
31
28
Stg. Pensioenfonds Smurfit Nederland (foutief ontvangen premie) Overige
Totaal passiva
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
1.496
3.105
507.349
469.037
77
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Er zijn meerjarige contracten afgesloten met vermogensbeheerders en administrateur die jaarlijks opzegbaar zijn. Verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.
78
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland hebben geen bezoldiging ontvangen. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een onkostenvergoeding (vacatie- en reiskostenvergoeding) verstrekt. Personeel Gedurende het boekjaar 2012 had Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [13] Directe beleggingsopbrengsten Aandelen
720
1.246
6.087
6.059
136
0
Banken
7
57
FVP bijdragen
0
1
Vastrentende waarden Derivaten
Waarde-overdrachten Overig
0
-35
166
197 7.116
7.525
[14] Indirecte beleggingsopbrengsten –
–
Gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
•
Vastrentende waarden
•
Derivaten
•
Overige koersverschillen
5.013
13
315
250
1.614
12.535
0
-214
19.827
-9.511
Niet-gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
•
Vastrentende waarden
13.893
6.797
•
Derivaten
-12.981
11.526
•
Overige beleggingen
98
-1.506
•
Overige koersverschillen
128
-934 27.907
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
18.956
79
2012
2011
[15] Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
-625
-236
Bewaarloon
-50
-71
Advisering
-574
-532 -1.249
-839
33.774
25.642
De kosten vermogensbeheer voor 2012 bedragen € 378 (2011: € 255) per deelnemer. Hierbij is het aantal deelnemers gelijk aan het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. De kosten van vermogensbeheer bestaan momenteel uit de beheerkosten, bewaarkosten en kosten van advisering. Het pensioenfonds sluit met deze presentatie aan bij de aanbevelingen van de Pensioenfederatie hieromtrent. Er is momenteel helaas nog onvoldoende transparantie bij de vermogensbeheerders om ook de transactiekosten volledig inzichtelijk te maken. Het pensioenfonds streeft er naar om dit inzicht binnen redelijke termijn te realiseren. Totaal beleggingsopbrengsten voor risico fonds
[16] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten minus kosten Koersresultaat
435
570
3.264
-1.282 3.699
-712
[17] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgeversaandeel
12.386
13.334
Werknemersaandeel
3.761
4.032
Inkoopsommen Onttrekkingen spaarkapitalen Robeco waarvoor rechten worden ingekocht FVP-bijdragen
226
563
2.079
3.617
16
111 18.468
21.657
De feitelijke premie bedraagt:
16.147
17.366
De kostendekkende premie bedraagt:
14.688
12.600
De gedempte kostendekkende premie bedraagt:
11.805
11.529
De premie met bijdrage aan herstel
13.196
–
80
2012
2011
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –
Actuarieel benodigd
9.709
8.749
–
Opslag in stand houden vereist vermogen
2.752
2.147
–
Opslag voor uitvoeringskosten
1.394
1.375
–
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
833
329
14.688
12.600
De gedempte premie is als volgt samengesteld: –
Actuarieel benodigd
7.316
7.881
–
Opslag in stand houden vereist vermogen
2.310
1.961
–
Opslag voor uitvoeringskosten
1.346
1.358
–
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
833
329
11.805
11.529
De premie met bijdrage aan herstel is als volgt samengesteld: –
Actuarieel benodigd
9.709
–
–
Opslag in stand houden vereist vermogen
1.260
–
–
Opslag voor uitvoeringskosten
1.394
–
–
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
833
–
13.196
–
De feitelijke premie betreft een doorsneepremie en dient conform het premiebeleid van het fonds minimaal gelijk te zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie is hierbij vastgesteld op een vaste rente van 4%. De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van de DNB-rentetermijnstructuur. Het verschil tussen de kostendekkende premie en gedempte kostendekkende premie wordt derhalve veroorzaakt door een verschil in gehanteerde rente. De feitelijke premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie, mede vanwege de herstelpremies die momenteel van toepassing zijn. Omdat het fonds momenteel in dekkingstekort zit, dient de premie (zolang het fonds in dekkingstekort zit) bij te dragen aan herstel. De feitelijke premie is tevens hoger dan de premie met bijdrage aan herstel. Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of toeslagen. In beide boekjaren zijn geen kortingen verstrekt.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
81
2012
2011
4.470
4.775
[18] Bijdragen voor risico deelnemers Stortingen in de beleggingsfondsen bij Robeco door werkgever [19] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen Opnames Robeco kapitalen t.b.v. doorstorting als uitgaande overdracht Overgedragen pensioenverplichtingen
0
88
25
0
0
-1.540 25
-1.452
[20] Pensioenuitkeringen –
–
Pensioenen: •
Ouderdomspensioen
-15.407
-16.000
•
Invaliditeitspensioen
•
Partnerpensioen
•
Wezenpensioen
-65
-56
•
WAO-hiaatpensioen
-269
-274
•
ANW-hiaatpensioen
-143
-113
-22
-24
-5
-9
-179
-181
-1.445
-1.388
Andere uitkeringen: •
Afkoopsommen
•
WAO-uitkering aanvulling
•
Compensatie premie ZVW
-9
-18
•
Compensatie overhevelingstoeslag
-1
-1 -17.545
82
-18.064
2012
2011
21] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Wijziging rentetermijnstructuur
-30.840
-57.737
Benodigde intresttoevoeging
-6.955
-5.079
Toevoeging pensioenopbouw
-10.534
-9.493
0
-71
0
1.697
-194
-175
Waardeoverdracht in Waardeoverdracht uit Toevoeging kostenvoorziening Vrijval excassokosten Verwachte uitkeringen
346
358
17.434
17.937
Sterfte
779
-695
Arbeidsongeschiktheid
-168
-278
-2.693
-4.146
-121
-117
Toeslagverlening inactief
-30
-21
Wijziging overlevingstafel
-4.520
0
Wijziging ervaringssterfte
-241
0
16
79
Reguliere mutaties Toeslagverlening actief
Overige mutaties
-37.721
-57.741
-53
-50
[22] Mutatie voorziening langdurig zieken Mutatie boekjaar
[23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stortingen deelnemers Onttrekkingen deelnemers Rendement
-4.470
-4.775
2.225
3.775
-3.699
712 -5.944
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
-288
83
[24] Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers
2012
2011
-2.225
-3.775
Herverzekering [25] Premies Overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico
-41
-40
78
136
[26] Uitkeringen uit herverzekering WAO-hiatenpensioen Totaal herverzekering
37
96
[27] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-469
-534
Actuaris
-117
-139
-48
-44
0
-6
0
-22
-36
-31
Accountant (controle jaarrekening) Accountant (advieswerkzaamheden) Juridisch advies De Nederlandsche Bank Contributie Opf
-7
-6
Robeco Flexioen
-25
-35
AFM
-5
-7
Drukwerk
0
-11
-62
-57
Overige
-769
-892
De pensioenuitvoerings- en administratiekosten voor 2012 bedragen € 233,- (2011: € 273,-) per deelnemer. Hierbij is het aantal deelnemers gelijk aan het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. [28] Overige baten en lasten Diversen Belastingdienst (teruggaaf OB)
Saldo van baten en lasten
84
19
28
9
5 28
33
-3.756
-30.771
Analyse jaarresultaat
2012
2011
De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven technische verlies- en winstrekening. Wijziging rentetermijnstructuur
-30.840
-57.737
Beleggingsopbrengsten
26.818
20.562
Premies en koopsommen
4.141
6.899
Waardeoverdrachten Kosten
24
164
777
667
Uitkeringen
-33
9
Sterfte
800
-659
Arbeidsongeschiktheid
-168
-278
Reguliere mutaties
-489
-425
Toeslagverlening
3
1
Wijziging overlevingstafel
-4.520
0
Wijziging ervaringssterfte
-241
0
-37
29
9
-3
Incidentele mutaties voorziening Andere oorzaken Totaal jaarresultaat
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
-3.756
-30.771
85
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2012 kleiner dan het Minimaal en Vereist eigen vermogen, waardoor het Pensioenfonds in een dekkings- en een reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met het volgende additionele risicocomponent: actief risico (voornoemd risico wordt verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2012: strategisch/ feitelijk 114,4% / 116,2%; 2011: strategisch/ feitelijk 115,6% / 118,1%).
2012
2011
€
%
€
%
16.730
3,4
29.099
6,4
Zakelijke waarden risico (S2)
59.029
12,0
56.683
12,5
Valutarisico (S3)
36.678
7,5
29.081
6,4
Renterisico (S1)
Grondstoffenrisico (S4)
8.174
1,7
5.566
1,2
Kredietrisico (S5)
1.720
0,3
2.419
0,5
13.213
2,7
12.853
2,8
1.230
0,3
0
0,0
Diversificatie-effect
-57.140
-11,7
-53.501
-11,7
Vereist eigen vermogen (feitelijk)
79.634
16,2
82.200
18,1
Aanwezige dekkingsgraad
-29.138
94,1
-25.041
94,5
Minimaal vereiste dekkingsgraad
20.836
104,2
19.108
104,2
Vereiste dekkingsgraad
79.634
116,2
82.200
118,1
Verzekeringstechnisch risico (S6) Concentratierisico (S8)
86
2012
2011
€
%
€
%
16.059
3,3
22.120
4,9
Zakelijke waarden risico (S2)
57.099
11,6
53.328
11,7
Valutarisico (S3)
18.786
3,8
15.741
3,5
Renterisico (S1)
Grondstoffenrisico (S4)
8.444
1,7
7.819
1,7
Kredietrisico (S5)
1.843
0,4
3.209
0,7
13.213
2,7
12.853
2,8
1.230
0,3
0
0,0
Diversificatie-effect
-45.699
-9,4
-44.379
-9,7
Vereist eigen vermogen (strategisch)
70.975
14,4
70.691
15,6
Aanwezige dekkingsgraad
-29.138
94,1
-25.041
94,5
Minimaal vereiste dekkingsgraad
20.836
104,2
19.108
104,2
Vereiste dekkingsgraad
70.975
114,4
70.691
115,6
Verzekeringstechnisch risico (S6) Concentratierisico (S8)
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en Overlopende passiva en Overige technische voorzieningen) te delen door de totale Technische voorzieningen (exclusief Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen van 94,48% (2011) tot 94,07% (2012). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 20,0. Duratie van de pensioenverplichtingen 16,4. Duratie van de derivaten 22,6. Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
87
in €
Feitelijke
Strategische
verdeling
verdeling
%
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
45.884
45.884
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
29.154
29.825
Renterisico
16.730
Afdekkingspercentage (B/A)
2,0
%
16.059
2,1
62,9
65,0
Derivaten Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Het ongerealiseerd resultaat bedraagt € -15,8 miljoen. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 6,7 naar 20,0 jaar. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 65,0% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 16.730 (3,4%) en voor het strategisch renterisico 16.059 (3,3%) ultimo 2012. Zakelijke waarden risico Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2012 €
2011
%
€
%
163.072
87,1
154.488
87,6
24.066
12,9
21.771
12,4
187.138
100,0
176.259
100,0
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met het risico voor actief beheer. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 59.029 (12,0%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 57.099 (11,6%).
88
Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten. Verdeling totale beleggingsportefeuille (inclusief in welke valuta de belegging staat genoteerd)
Categorie
2012 €
2011 €
Zakelijke waarden Robeco aandelen mature markets
0
MIX
65.526
MIX
Robeco aandelen emerging markets
24.066
Euro
17.315
MIX
BlackRock aandelen mature markets
163.072
USD
93.418
MIX
187.138
176.259
Vastrentende waarden BNP Paribas staatsobligaties (collateral)
26.948
Euro
55.748
Euro
BNP Paribas staatsobligaties
70.025
Euro
24.439
Euro
Kempen staatsobligaties
65.669
Euro
62.335
Euro
Aegon credits
19.416
Euro
16.778
Euro
Robeco credits
26.453
Euro
23.983
Euro
Robeco high yield bonds
14.645
Euro
12.469
Euro
Morgan Stanley emerging markets debt
12.840
Euro
10.760
Euro
8.180
Euro
7.922
Euro
Aegon annuïteit
244.176
214.434
Overige beleggingen Sarasin commodities
21.919
CHF
14.820
Subtotaal
453.232
405.513
Derivaten
2.698
15.679
455.931
421.192
Totaal
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
CHF
89
Verdeling per beleggingscategorie naar valuta
Vóór
Ná
Valuta-
Valuta-
Valuta-
afdekking
afdekking
afdekking
Zakelijke waarden Euro
18.313
70.371
88.684
USD
90.416
-44.270
46.146
GBP
15.671
-7.695
7.976
CHF
0
-2.991
-2.991
JPY
13.861
-6.181
7.680
AUD
6.164
-2.920
3.244
CAD
8.023
-3.900
4.123
HKD
6.782
0
6.782
NOK
0
-318
-318
SEK
0
-1.068
-1.068
27.908
0
27.908
187.138
1.028
188.166
Euro
182.845
24.830
207.675
USD
23.119
-5.512
17.607
AUD
11.043
-5.544
5.499
CAD
10.983
-5.551
5.432
NOK
5.037
-2.569
2.468
SEK
10.406
-5.368
5.038
743
0
743
244.176
286
244.462
Overig
Vastrentende waarden
Overig
Overige beleggingen Euro
1.427
11.142
12.569
CHF
21.919
-11.185
10.734
23.346
-43
23.303
454.660
1.271
455.931
Totaal
90
Verdeling per beleggingscategorie naar valuta
Vóór
Ná
Valuta-
Valuta-
Valuta-
afdekking
afdekking
afdekking
Euro
202.585
106.343
308.928
USD
113.535
-49.782
63.753
GBP
15.671
-7.695
7.976
CHF
21.919
-14.176
7.743
JPY
13.861
-6.181
7.680
AUD
17.207
-8.464
8.743
CAD
19.006
-9.451
9.555
HKD
6.782
0
6.782
NOK
5.037
-2.887
2.150
SEK
10.406
-6.436
3.970
Overig
28.651
0
28.651
Totaal
454.660
1.271
455.931
Indien de afrekening van deze transacties (die alle aflopen in maart 2013) op 31 december 2012 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 1.271 lager uitvallen (ongerealiseerd resultaat van € 1.271) dan overeengekomen. Strategisch dekt het fonds 65,4% van haar niet-euro beleggingen af. Laatstgenoemd percentage is vastgesteld op basis van de landenverdeling van de onderliggende benchmark, waarbij rekening is gehouden met de strategische valuta-afdekking. De meeste valuta worden strategisch afgedekt behoudens de Amerikaanse dollar (50%). Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 36.678 (7,5%) en voor het strategisch valuta risico risico 18.786 (3,8%). Valutatermijntransacties
Currency
Type
End date
Expo-
Net
sure (€) position (€)
Contract
Report
Value
Hedge
Side
rate
rate
(€ 1.000)
USD
forward 14-3-2013
134.549.677
65.671.000
49%
SELL
1,30405
1,32058
570
GBP
forward 14-3-2013
12.727.831
6.247.000
49%
SELL
0,80815
0,81327
34
CHF
forward 14-3-2013
33.833.889
17.104.000
51%
SELL
1,21090
1,20633
-53
JPY
forward 14-3-2013 1.581.563.828
704.800.000
45%
SELL
107,94200
114,32832
347
SEK
forward 14-3-2013
110.937.560
55.344.000
50%
SELL
8,65380
8,60299
-42
AUD
forward 14-3-2013
22.012.184
10.815.000
49%
SELL
1,24555
1,27884
218
CAD
forward 14-3-2013
24.938.098
12.434.000
50%
SELL
1,28795
1,31590
201
NOK
forward 14-3-2013
42.565.565
21.262.000
50%
SELL
7,37130
7,36043
-4
Totale waarde
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
1.271
91
Intrest rate swaps
Counterparty
Start
End
date
date
Type
Fixed
Rabobank
15-12-2012
15-12-2013
payer
0,30%
Rabobank
15-12-2012
15-12-2014
payer
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2015
payer
Side
Position
Value
(€)
(€ 1.000)
BUY
2.600.000
1
0,33%
BUY
10.000.000
9
0,43%
BUY
9.400.000
11
rate
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2016
payer
0,58%
BUY
4.500.000
3
Rabobank
15-12-2012
15-12-2017
payer
0,77%
BUY
9.500.000
-3
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2018
payer
0,96%
BUY
6.400.000
-6
Rabobank
15-12-2012
15-12-2019
payer
1,14%
BUY
8.600.000
-13
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2020
payer
1,31%
BUY
8.700.000
-15
Rabobank
15-12-2012
15-12-2021
payer
1,45%
BUY
2.900.000
-6
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2022
payer
1,58%
BUY
1.900.000
-4
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2024
receiver
1,81%
BUY
10.000.000
31
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2027
receiver
2,05%
BUY
24.300.000
147
Rabobank
15-12-2012
15-12-2032
receiver
2,20%
BUY
40.100.000
266
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2037
receiver
2,25%
BUY
37.800.000
282
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2042
receiver
2,27%
BUY
41.900.000
362
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2052
receiver
2,36%
BUY
30.500.000
242
Deutsche Bank
15-12-2012
15-12-2062
receiver
2,43%
BUY
9.600.000
120
Totale waarde
1.427
Swaps De 17 swap-contracten hebben looptijden die variëren van 1 jaar tot 49 jaar met variërende notionals van € 1,9 miljoen tot en met € 41,9 miljoen. De contracten zijn afgesloten bij Rabobank en Deutsche Bank en de portefeuille bestaat uit receiver en payer swaps. Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt in grondstoffen en loopt daarmee het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt als gevolg van marktontwikkelingen. Het pensioenfonds belegt niet direct in grondstoffen maar doet dit met behulp van derivaten. Voorbeelden van grondstoffenderivaten zijn indexfutures en indexderivaten die kunnen worden afgesloten op verschillende categorieën zoals landbouw en vee, metalen en energie. Grondstoffen zorgen van oudsher voor diversificatievoordelen binnen de beleggingsportefeuille. Binnen het standaardmodel wordt de correlatie naar andere risico’s op nul verondersteld. Naast diversificatievoordelen bewegen grondstoffen ook mee met stijgende prijzen waardoor ze een hedge vormen tegen koopkrachtontkrachting. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch grondstoffenrisico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 30%. De buffer voor het feitelijk grondstoffenrisico bedraagt 8.174 (1,7%) en voor het strategisch grondstoffenrisico risico 8.444 (1,7%).
92
Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Voor intrest rate swaps betekent dit in het bijzonder dat onderpand wordt ontvangen en gestort (afhankelijk van het type contract, payer of receiver swap, en de ontwikkeling van de rente), om zodoende het tegenpartijrisico te mitigeren. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 1,38%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2012
2011
€
%
€
%
Rating vastrentende waarden: AAA
157.881
64,7
146.013
68,1
AA
7.325
3,0
2.913
1,4
A
19.678
8,1
17.615
8,2
BBB
30.885
12,6
22.156
10,3
Lager dan BBB
18.437
7,6
15.750
7,3
9.970
4,0
9.987
4,7
244.176
100,0
214.434
100,0
Geen rating
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 <> 5 jaar Resterende looptijd >= 5 jaar
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
4.219
1,7
0
0,0
89.876
36,8
42.728
19,9
150.081
61,5
171.706
80,1
244.176
100,0
214.434
100,0
93
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 1.720 (0,3%) en voor het strategisch kredietrisico van 1.843 (0,4%). Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 13.213 (2,7%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico eveneens 13.213 (2,7%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd.
Zakelijke waarden
2012 €
%
2011 €
%
Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
45.628
24,4
53.886
30,6
Noord-Amerika
93.522
50,0
91.209
51,7
0
0,0
11.777
6,7
3.730
2,0
0
0,0
Afrika Midden en Zuid-Amerika Azië
15.186
8,1
11.532
6,5
Oceanië
22.292
11,9
3.400
1,9
Overige
6.780
3,6
4.455
2,6
187.138
100,0
176.259
100,0
94
Zakelijke waarden
2012 €
%
2011 €
%
Verdeling zakelijke waarden per sector: Basisindustrieën
13.606
7,3
16.829
9,5
Cyclische consumentengoederen
20.813
11,1
18.720
10,6
Energie
19.847
10,6
21.572
12,2
Gezondheidszorg
17.494
9,3
12.441
7,1
Financiële instellingen
39.782
21,3
36.386
20,6
Industriële ondernemingen
19.215
10,3
13.965
7,9
Informatietechnologie
22.928
12,3
24.015
13,7
Niet-cyclische consumentengoederen
18.478
9,9
14.464
8,2
Nutsbedrijven
6.251
3,3
6.431
3,6
Telecommunicatie
8.474
4,5
10.735
6,1
250
0,1
701
0,5
187.138
100,0
176.259
100,0
Andere sectoren
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden. Robeco Institutioneel Emerging Markets Fonds Robeco Institutioneel Wereldwijd Aandelenfonds BlackRock MSCI World Index Non-Lend
24.066
12,9
17.315
9,8
0
0,0
65.526
37,2
163.072
87,1
93.418
53,0
Vastrentende waarden
2012
2011
€
%
€
%
170.620
69,9
160.936
75,1
Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Afrika
0
0,0
444
0,2
1.740
0,7
228
0,1
Oceanië
11.238
4,6
1.725
0,8
Noord-Amerika
24.056
9,9
15.746
7,3
Overige
36.522
14,9
35.355
16,5
244.176
100,0
214.434
100,0
Azië
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
95
2012
AEAM European European Credit Fund
2011
€
%
€
%
19.416
8,0
16.779
7,8
Morgan Stanley Investment Funds - Emerging Markets
12.840
5,3
0
0,0
Robeco High Yield Bonds I EUR
14.645
6,0
12.468
5,8
Robeco Capital Growth - Robeco Investment Grade Co
26.453
10,8
23.983
11,2
Netherlands Government
30.949
12,7
26.642
12,4
German Government
44.101
18,1
34.606
16,1
0
0,0
24.267
11,3
France Government
Overige beleggingen
2012
2011
€
%
€
%
21.919
0,0
14.820
100,0
Grote posten: commodities van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Sarasin Commodity Fund
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in Smurfit Kappa Group en de aan haar gelieerde ondernemingen. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 1.230 (0,3%) en voor het strategisch concentratierisico risico eveneens 1.230 (0,3%).
Eindhoven, 20 juni 2013
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter
Secretaris
96
Overige gegevens
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2012 als volgt te verdelen: 2012 x € 1.000 Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
-4.097 341 ______ -3.756
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
97
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland te Eindhoven is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
–
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, en eveneens lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan artikel 126 tot en met 140, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133 van de Pensioenwet doordat er sprake is van een dekkingstekort. Ik heb geen mening kunnen vormen over artikel 137 vanwege het ontbreken van een consistentietoets.
98
Ten aanzien van artikel 135 (Prudent Person) merk ik op, dat het pensioenfonds voor wat betreft de monitoring en realisatie van de renteafdekking de grens voor het niet prudent-person zijn heeft benaderd. Waarbij ik in mijn oordeel sterk heb laten meewegen dat het bestuur deze problematiek in de loop van 2012 heeft onderkend en vervolgens verbeterstappen heeft gezet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Apeldoorn, 20 juni 2013
ir. drs. G. Veluwenkamp AAG verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
99
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa te Oosterhout gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 28 van het bestuursverslag en pagina 75 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat, tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2013 voldoende zal zijn verbeterd, per 1 april 2014 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
100
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 20 juni 2013
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
drs. F.J. van Groenestein RA
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
101
102
Bijlagen
Beleggingsoverzicht Overzicht belegd vermogen (in duizenden euro) 2012 €
%
187.138
40,9
187.138
40,9
162.643 73.353
2011 Norm%
€
%
Norm%
176.259
41,7
176.259
41,7
35,5
142.522
33,7
16,0
63.990
15,1
8.180
1,8
7.922
1,9
244.176
53,2
214.434
50,7
Valutatermijncontracten
1.271
0,3
-1.561
-0,4
Swaps
1.427
0,3
17.240
4,1
21.919
4,8
14.820
3,5
24.617
5,4
30.499
7,2
2.792
0,6
1.495
0,4
2.792
0,6
1,0
1.495
0,4
1,0
458.723
100,0
100,0
422.687
100,0
100,0
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen
40,0
40,0
Vastrentende waarden: Obligaties Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening
54,0
54,0
Derivaten en overige beleggingen:
Commodities
5,0
5,0
Liquide middelen: Depotbanken
Totaal belegd vermogen excl. lopende intrest Lopende intrest vastrentende waarden
3.176
2.858
Lopende intrest banken
1
14
Totaal lopende intrest
3.177
2.872
461.900
425.559
Totaal belegd vermogen incl. lopende intrest
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2012
103