Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Warandelaan 2 4904 PC Oosterhout Postbus 19, 4900 AA Oosterhout Tel.: +31 (0)162 - 48 00 30 Fax.: +31 (0)162 - 48 00 99 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 32077105
Verslag over het boekjaar 1-1-2010 t/m 31-12-2010
2
Inhoud
Pagina Meerjarenoverzicht
5
Bestuursverslag Pensioenen algemeen
7
Beleggingen algemeen
10
Fondsspecifieke ontwikkelingen
13
Risicoparagraaf
17
Herstelplan
20
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
21
Premiebeleid
23
Toeslagbeleid
26
Beleggingsbeleid
27
Pensioenbeleid
37
Financiële positie van het Pensioenfonds
39
Bestemming van het saldo
41
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Verklaring Verantwoordingsorgaan
43
Reactie van het bestuur
44
Jaarrekening Balans per 31 december
46
Staat van baten en lasten
48
Kasstroomoverzicht
50
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
51
Toelichting op de balans per 31 december
54
Toelichting op de staat van baten en lasten
60
Risicoparagraaf
66
Overige gegevens Resultaatbestemming
77
Actuariële verklaring
78
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
80
Bijlagen Beleggingsoverzicht
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
83
3
4
Meerjarenoverzicht
2010
2009
2008
2007
2006
Aantallen Deelnemers
2.099
2.103
2.186
2.259
2.359
Gewezen deelnemers
1.158
1.131
1.085
1.117 1)
1.382
Pensioengerechtigden
947
880
804
952 1)
881
Fluitgerechtigden
207
209
207
176
162
4.411
4.323
4.282
4.504
4.784
352.860
282.832
300.148
Totaal Financiële gegevens (in duizenden euro) Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
395.444
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
358.255 2)
142
757
835
882
988
395.586
359.012
353.695
283.714
301.136
936
2.348
1.946
0
0
0
0
0
0
1.501
936
2.348
1.946
0
1.501
36.030
32.550
27.959
27.763
29.226
5.862
674
-34.979
23.147
9.962
Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken Toekomstige aanpassing sterftetafels
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Reserves Algemene reserve Beleggingsreserve
0
0
0
49.015
60.615
242
250
0
0
0
6.104
924
-34.979
72.162
70.577
Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
1)
Tot en met boekjaar 2006 heeft de registratie van de bij Aegon verzekerde deelnemers plaatsgevonden op basis van polisnummers, waardoor dubbeltellingen hebben plaatsgevonden. Vanaf boekjaar 2007 is dit gewijzigd en worden deze aantallen op persoonsniveau geteld.
2)
Inclusief een opslag op de voorziening pensioenverplichtingen van 4%, vooruitlopend op de nieuw te publiceren AG prognosetafels.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
5
2010
2009
2008
2007
2006
Bijdragen voor risico fonds
21.296
19.274
17.807
17.789
18.974
Pensioenuitkeringen
17.630
16.438
14.711
12.957
11.457
387.894
342.180
290.428
342.946
360.984
38.641
40.228
-38.067
57
25.766
10,90%
14,00%
-10,80%
0,62%
7,00%
FTK Dekkingsgraad 4)
101,48%
100,19%
90,11%
125,51%
121,20%
Vereiste FTK dekkingsgraad
114,70%
115,40%
117,80%
115,70%
121,80%
Beleggingen voor risico fonds Belegd vermogen 1) Beleggingsopbrengsten 2) Rendement o.b.v. total return
APP Dekkingsgraad
1)
3)
4)
123,40% 5)
Dit is exclusief lopende intrest en liquiditeiten (2010: € 14.502; 2009: € 19.450) en inclusief de onder de kortlopende schulden gepresenteerde beleggingen met een negatieve waarde op balansdatum.
2)
Tot en met boekjaar 2006 betreft dit zowel de beleggingsopbrengsten voor risico fonds als de beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers. Het aandeel van de deelnemers
3)
Total return houdt in dat niet alleen wordt gekeken naar de directe opbrengsten, zoals uitkering van rente en dividenden, maar ook naar de zogenoemde indirecte opbrengsten in
bedraagt in dat jaar: € 1.718 de vorm van waardeveranderingen van beleggingen (koersresultaten). 4)
De dekkingsgraad werd tot en met boekjaar 2007 als volgt berekend: reserves plus voorziening pensioenverplichting eigen rekening en overige technische voorzieningen gedeeld door voorziening pensioenverplichting eigen rekening en overige technische voorzieningen. Met ingang van boekjaar 2008 wordt het totaal van de reserves (excl. reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules) plus de technische voorzieningen voor risico fonds (incl. herverzekerd deel) gedeeld door de technische voorzieningen voor risico fonds.
5)
In boekjaar 2006 was de dekkingsgraad gebaseerd op een voorziening op basis van 4% rekenrente. Vanaf 2007 is het FTK van toepassing en wordt gerekend met de rentetermijnstructuur die ultimo jaar geldt.
6
Bestuursverslag
Pensioenen algemeen Ontwikkelingen in 2010 Toekomstbestendigheid van het aanvullende pensioenstelsel De kredietcrisis heeft de aanzet gegeven tot een discussie over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse aanvullende pensioenstelsel. Het kabinet Balkenende gaf het startsein voor deze discussie door de instelling van de commissies Don, Frijns en Goudswaard die op voortvarende wijze eind 2009 en in het begin van het onderhavige verslagjaar hun rapporten hebben uitgebracht. Het kabinet nam zelf de evaluatie van het Financieel Toetsingskader (FTK) ter hand. Kort daarop volgden nog onderzoeksrapporten en aanbevelingen van De Nederlandsche Bank (DNB) en van de pensioenkoepels met betrekking tot het beleggingsbeleid en beleggingsgedrag van pensioenfondsen. Met de hiervoor geschetste, in korte tijd gerealiseerde beleidsvoorbereiding kon de politiek vervolgens aan de slag. Door het voortijdig aftreden van het kabinet Balkenende bleef politieke menings- en besluitvorming echter achterwege. Wel publiceerde de demissionaire minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de heer Donner, bij brief van 7 april 2010 nog een kabinetsstandpunt over de voornoemde rapporten en naar aanleiding van de FTK-evaluatie. Ook de bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakte wetsvoorstellen tot wijziging van de AOW werden niet in behandeling genomen. Het enige politieke feit van betekenis was het besluit van de minister om de mogelijke opschorting tot 1 april 2012 van kortingen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in te trekken. Het besluit leidde, mede vanwege de gebrekkige communicatie, tot veel maatschappelijke onrust. Sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) gingen evenwel door met de discussie over het pensioenstelsel. Dit mondde uit in het Pensioenakkoord van 4 juni 2010. Het toekomstige kabinet werd uitgenodigd dit akkoord, waarin de aanvullende pensioenen en AOW integraal worden behandeld en dat dus ook voorstellen tot wijziging van de AOW bevat, in zijn geheel over te nemen. Sociale partners stelden in het akkoord voor om naast het op de huidige Pensioenwet gebaseerde nominale kader een zogenaamd reëel kader te ontwikkelen, waarbinnen de pensioentoezegging afhankelijk wordt gemaakt van de stijging van de levensverwachting en de ontwikkelingen op de financiële markten. Na een lange formatieperiode werd met het sluiten van een regeer- en gedoogakkoord op 30 september 2010 een nieuw kabinet gevormd, bestaande uit de VVD en het CDA, met gedoogsteun van de PVV. Het onderhavige boekjaar werd afgesloten met een brief van de nieuwe minister van SZW, de heer Kamp, aan de Tweede Kamer waarin de bewindsman zijn plannen en prioriteiten voor 2011 uiteenzette. Centraal in dat jaar zullen, zoals te verwachten viel, de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel en de herziening van het FTK staan. Voorts staat de herziening van de pension fund governance en medezeggenschap hoog op de politieke agenda. Het nieuwe kabinet streeft naar een breed akkoord met sociale partners, waarvan de pensioenen onderdeel zullen zijn. Rekenrentesystematiek ligt in het kader van het herstel onder vuur In 2010 bereikte de rentestand het laagste niveau in decennia. Naar het einde van het jaar was weer een stijging van de rente waar te nemen. Een weerkerend onderwerp in het boekjaar was de dreiging van kortingen, mede veroorzaakt door de lage rentestand. De roep om een andere rekenrentesystematiek werd steeds groter. Van diverse zijden werd voorgesteld om de huidige, door DNB
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
7
gepubliceerde rentetermijnstructuur die is gebaseerd op de zero-coupon-swapcurve, te vervangen. Diverse alternatieven werden aangedragen, zoals de ECB-AAA-curve en de curve voor staatsobligaties. Gezien de raad van pensioenfondsen acht DNB de huidige swapcurve echter nog steeds het meest passend. Het onderhavige onderwerp zal ongetwijfeld ten volle terugkeren in het kader van de herziening van het pensioenstelsel. Nieuwe inzichten in sterfte tonen trendbreuk Op 30 augustus 2010 publiceerde het Actuarieel Genootschap (AG) de Prognosetafel 2010-2060, waarnaar de pensioensector lang had uitgezien. Daaraan ging een periode vooraf van verwarring over de vraag of de actuariële grondslagen, in afwachting van de AG-tafel, al eerder moesten worden aangepast. DNB verwacht namelijk van pensioenfondsen dat zij steeds rekening houden met de meest recente inzichten op het gebied van sterfte. Dit leidde ertoe dat de pensioensector op basis van de laatste onderzoeksgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een extra stijging van de levensverwachting moesten meenemen in de waardering van hun pensioenverplichtingen ultimo 2009. Deze herwaardering kwam voor de vele pensioenfondsen die in een herstelsituatie verkeerden, bepaald niet op een gunstig moment. De pensioensector is er overigens niet bij gebaat dat twee verschillende instanties, met overigens verschillende meetmethoden en publicatiemomenten, met een tussenpose van circa twee jaar tot nieuwe bekendmakingen besluiten. Pension fund governance en medezeggenschap De inrichting van het ideale bestuursmodel voor pensioenfondsen bleef ook in dit boekjaar de gemoederen bezig houden. Zoals gezegd, zullen deze onderwerpen in het volgende verslagjaar veel aandacht krijgen. Een belangrijk feit was namelijk dat de Tweede Kamer akkoord ging met een initiatiefwetsvoorstel van Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de demissionaire minister Donner bij brief van 27 september 2010 geprobeerd de senatoren te overtuigen van de wenselijkheid om de wijzigingsvoorstellen op te schorten tot meer bekend zal zijn over de bredere aanpak van de stelselherziening en governance, zoals die door het nieuwe kabinet wordt voorbereid. Hij bepleitte een integrale aanpak van de deskundigheid, het interne toezicht en de verantwoording, waarbij naar zijn mening niet perse één governance model voor alle pensioenfondsen voor de hand ligt. Naast de bovenstaande ontwikkeling werd in het boekjaar gewerkt aan een convenant, getiteld ‘Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen’. Het doel van dit convenant is te bereiken dat de fondsorganen een redelijke afspiegeling vormen van de populatie van het pensioenfonds naar leeftijd, geslacht en migrantenachtergrond. Het is de bedoeling dat de afspraken te zijner tijd worden opgenomen in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Op de valreep hebben DNB en AFM de ‘Beleidsregel deskundigheid’ vastgesteld. In deze beleidsregel wordt meer invulling gegeven aan de vereisten ten aanzien van de deskundigheid. Deskundigheid bestaat volgens de toezichthouders uit kennis, vaardigheden en professioneel gedrag, hetgeen onder meer blijkt uit de opleiding, werkervaring en competenties van de fondsbestuurders, alsmede de toepassing daarvan in de praktijk. De toetsing van de deskundigheid zal onderdeel moeten zijn van de jaarlijkse zelfevaluatie. Uitvoeringssector verrijkt met twee nieuwe vormen In het boekjaar werd de uitvoeringssector van pensioenfondsen en verzekeraars uitgebreid met twee nieuwe uitvoeringsvormen, de multi-opf en premiepensioeninstelling (PPI). De multi-opf maakt de samenwerking tussen ondernemingspensioenfondsen mogelijk die geen onderlinge verwantschap hebben of tot een concernverband horen. De samenwerking is bedoeld om vooral de uitvoering van de pensioenregelingen van kleinere pensioenfondsen efficiënter en dus goedkoper te maken. Zonder deze samenwerking zouden deze fondsen min of meer worden gedwongen tot liquidatie en overdracht van de pensioenverplichtingen aan een verzekeraar.
8
De PPI is het Nederlandse antwoord op de grensoverschrijdende dienstverlening binnen de Europese Unie op het aanvullende pensioenterrein en concurrentie van buitenlandse pensioenuitvoeringsorganisaties. De PPI is zo opgezet dat hij niet alleen buitenlandse pensioenregelingen kan uitvoeren, maar ook voor louter binnenlands gebruik ingezet kan worden. Hiermee kan worden voorkomen dat Nederlandse pensioenfondsen de uitvoering overdragen aan een buitenlandse instelling. De PPI kan overigens alleen beschikbare premieregelingen uitvoeren. De uitbreiding naar loongerelateerde pensioenregelingen is nog onderwerp van nadere studie door het kabinet, waarbij het succes van de multi-opf zeker een rol zal spelen. De bovenstaande ontwikkelingen tonen aan dat de pensioensector in de komende jaren tegelijk voor uitdagingen staat met betrekking tot de inhoud van de pensioencontracten als voor keuzes ten aanzien van veranderingen wat betreft de governance, die nota bene samenvallen met uitbreiding van de uitvoeringsmogelijkheden. Hieronder volgen nog enkele andere ontwikkelingen die zich in het onderhavige verslagjaar hebben voorgedaan en de informatieverschaffing gemeen hebben. Pensioenregister moet pensioenbewustzijn vergroten In het kader van de parlementaire behandeling van de Pensioenwet is bij amendement het Pensioenregister geïntroduceerd dat met ingang van 1 januari 2011 zou moeten worden gerealiseerd. Het Pensioenregister moet rechthebbenden een volledig overzicht geven van hun pensioenrechten en te bereiken pensioen, inclusief de AOW. In het onderhavige boekjaar is de Stichting Pensioenregister erin geslaagd, in samenwerking met enkele pensioenuitvoeringsorganisaties, de noodzakelijke voorbereidingen te voltooien. Doordat AZL in een vroeg stadium hierbij betrokken is geweest, konden de pensioenfondsen die hun pensioenadministratie aan AZL hebben uitbesteed, tijdig op het register worden aangesloten. De gegevens in het register zijn gebaseerd op de informatie in de UPO’s ultimo 2009. Steeds meer aandacht gevraagd voor informatieverstrekking en communicatie Het boekjaar heeft uitgewezen dat van pensioenuitvoerders steeds meer aandacht wordt gevraagd voor de informatieverstrekking aan en communicatie met de betrokken doelgroepen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) ontpopt zich als een actieve toezichthouder die op basis van onderzoeken beleid op deze uitvoeringsaspecten ontwikkelt. Zo heeft de AFM geconstateerd dat de zorgplicht bij premieovereenkomsten niet overeenkomstig de wettelijke verplichtingen wordt nageleefd en zijn de UPO’s onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. Ook aan de startbrief valt volgens de AFM het nodige te verbeteren. In dit boekjaar verscheen in dit verband tenslotte het STAR-advies ‘Baanmobiliteit en risicodekking partnerpensioen’ dat als voornaamste drijfveer heeft dat het pensioenbewustzijn wordt vergroot.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
9
Beleggingen algemeen Ontwikkelingen in 2010 In 2010 werd in de eurozone afscheid genomen van de recessie. Na 5 kwartalen van economische krimp, werden in 2010 weer ieder kwartaal zwarte cijfers geschreven. Dit was opmerkelijk omdat in de eerste maanden van 2010 nog serieus werd getwijfeld aan het voortbestaan van de eurozone door de financiële wantoestanden in de landen in de periferie van de Europese monetaire unie. De betreffende landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) kregen al snel de naam “PIIGS-landen”. In 2010 werden achtereenvolgens Griekenland en Ierland onder curatele gesteld. Deze landen bleken geen toegang tot de kapitaalmarkt meer te hebben. Portugal, Italië en Spanje slaagden er wel nog in om middelen op te halen bij de beleggers. Uiteindelijk werd er door de EU-ministers en het IMF een noodprogramma opgetuigd van € 750 miljard. Ook werd gestart met de voorbereiding van een meer structureel steunfonds, het EFSF (European Financial Stability Fund). Sterke landen zoals Duitsland, Frankrijk en Nederland staan garant voor dit fonds. In de Verenigde Staten was er eind 2009 al sinds het 3e kwartaal van 2009 geen sprake meer van economische krimp. In heel 2010 konden ook ieder kwartaal weer plussen worden gepresenteerd. De werkeloosheid blijft in Amerika echter een groot probleem. Deze daalde slechts marginaal van 9,7% naar 9,4%. Dit zet een rem op de toekomstige groei. Emerging markets konden in 2010 mooie groeicijfers laten zien. Aan het eind van het jaar nam de zorg over inflatie wel toe. De monetaire autoriteiten in China begonnen al met het verhogen van de beleidsrente en de reserve-eisen van de banken. Inflatie is een belangrijk thema dat wordt meegenomen naar 2011. Financiële markten Nog steeds onzekerheid Ondanks positieve koersontwikkelingen hadden markten onderhuids in 2010 te maken met bovengemiddelde beleggingsrisico’s. De belangrijkste bronnen van risico waren de spanningen op de Europese markt van staatsleningen, angst voor een nieuwe recessie (‘dubbele dip’) in de VS / deflatie en te hoge inflatie in China. Wat China betreft, was er vrees voor te sterke monetaire verkrapping in deze groeimotor van de wereldeconomie. Valutamarkten De nervositeit onder beleggers was nergens beter zichtbaar dan op de sterk bewegende valutamarkten. Over 2010 daalde de euro 6,5% tegenover de Amerikaanse dollar en zelfs 23% tegenover de Japanse yen. Ook ten opzichte van de meeste andere valuta’s leverde de euro in. De zwakte van de euro was vooral te wijten aan de crisis op de Europese markt van staatsleningen, door de situatie van landen als Griekenland, Ierland en Portugal. Maatregelen van de beleidsmakers bezwoeren de crisis in mei. In november was Ierland het eerste land dat van het in mei gecreëerde vangnet gebruik maakte. Hierdoor nam de opnieuw opgelaaide spanning op de staatsleningmarkt weer af. Vergeleken met het voorjaar hadden de andere beleggingscategorieën veel minder last van de problemen op de markt van Europese staatsleningen. Zakelijke waarden De aandelenmarkten hadden in 2010 erg lang nodig om op gang te komen. De financiële crisis in de eurozone zorgde in het voorjaar voor onzekerheid, waardoor de beleggers erg terughoudend waren. In de zomerperiode werd vervolgens in de markt serieus rekening gehouden met een “double dip” scenario. Pas in september klaarde de lucht op en begonnen de aandelenmarkten aan een opmars. Naast enkele meevallende macrocijfers raakten beleggers ook geïnspireerd door meer activiteit aan het overnamefront. Dicht bij huis
10
speelde bijvoorbeeld de overname van Crucell door Johnson & Johnson. Bovendien ontstond er een heuse biedingsoorlog rondom Draka. Een andere belangrijke factor in het positieve sentiment aan het einde van 2010 was het plan van de Federal Reserve om voor $ 600 miljard staatsleningen te gaan opkopen. Hiervoor zette de Fed de geldpers aan, waardoor er vele nieuwe dollars op de markt kwamen die ook hun weg vonden naar de aandelenmarkten. De MSCI World steeg op jaarbasis met 9,6%. De bankensector kreeg in 2010 te maken met maatregelen die het gevolg waren van de kredietcrisis in voorafgaande twee jaren. Allereerst moesten de Europese banken, naar Amerikaans voorbeeld, een zogenaamde stresstest ondergaan teneinde hun financiële weerbaarheid te testen. De uitslag stelde gerust: slechts 7 van de 91 banken waren niet geslaagd. Critici waarschuwden overigens dat de test niet streng genoeg was. Daarnaast kregen de banken door het Basels Comité voor Bankentoezicht strengere kapitaaleisen opgelegd (Basel III). In 2019 moeten de banken hieraan voldoen. Over 2010 leverde de MSCI Banks Europe 12,5% in. Vastrentende waarden De Europese obligatiemarkten beleefden een uitermate turbulent jaar. Hierbij traden extreme tegenstellingen tussen de staatsrentes van de verschillende lidstaten op. In het voorjaar liepen vooral de staatsrentes van Griekenland, maar ook van de andere probleemlanden van de eurozone sterk op. Beleggers vreesden dat deze landen niet meer in staat zouden zijn om de rente en de aflossing op de uitstaande schuld te voldoen. De koersdalingen van deze obligaties leidden tot effectieve rendementen van wel circa 18%. Ook werden uitgiftes van nieuw staatspapier van deze landen met spanning gevolgd om te beoordelen of er nog voldoende vraag van beleggers was. De markt in staatsleningen van de probleemlanden van de eurozone was op een gegeven moment zo uit balans, dat de ECB besloot om in te grijpen door als tegenpartij op te treden. Dit bleek daarna in 2010 vaker nodig. Eind 2010 bezat de ECB voor € 73,5 miljard aan Europese staatsleningen. Duitse staatsleningen (met in het kielzog de swaprentes) waren daarentegen als vluchthaven erg gewild. Dit leidde tot historisch lage rentes voor Duitse, maar ook Nederlandse staatsleningen. Begin september kwam het keerpunt voor de Duitse staatsrente. Het sentiment op de financiële markten verbeterde dusdanig dat beleggers minder behoefte kregen aan de veilige vluchthaven. De posities in Duitse staatsleningen werden langzaam afgebouwd waardoor de rente vanaf september weer begon op te lopen. Een andere reden waardoor Duitse staatsleningen minder aantrekkelijk werden, was de stijgende inflatie. Ook in de Verenigde staten daalden de staatsrentes het grootste deel van het jaar. Hier speelde vooral de angst voor een dubbele dip recessie. Ook liep de markt vooruit op het plan van de Federal Reserve om staatsleningen op de kopen (quantitative easing) en kocht alvast de treasuries. Vanaf het moment dat de Amerikaanse centrale bank daadwerkelijk bevestigde deze leningen op te gaan kopen, begon de rente weer op te lopen. Het verbeterde sentiment woog dus sterker dan de aankopen van de Fed, waardoor de laatste er dus niet in slaagde om de rente nog verder omlaag te krijgen. Grondstoffen 2010 was een uitstekend jaar voor commodities. Van de 26 meest verhandelde grondstoffen sloten er maar 3 met een negatief rendement (zink, cacao en natural gas). De prijsstijgingen van commodities zoals katoen (+95%), koffie (68%) en suiker (37%) werden veroorzaakt door een combinatie van een forse vraag vanuit China en een ongunstige weersomstandigheden in de oogstgebieden (droogte, overstromingen). De gestegen prijzen van commodities zorgden voor opwaartse druk op de inflatie. Daarnaast vreesden diverse overheden in derde wereldlanden voor sociale instabiliteit (denk bijvoorbeeld aan de voedselrellen van 2008). De industriële metalen lieten een gemengd beeld zien. Nikkel en koper stegen met 33,1% resp. 26,4% behoorlijk, terwijl lood slechts 1,8% steeg. Zink nam zelfs 7,5% in waarde af. Deze metalen zijn gevoelig voor het monetair beleid in China. In de laatste maanden van 2010 begon de Chinese centrale bank over te gaan tot een krapper monetair beleid.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
11
Bij de edelmetalen bereikte goud een all time high op $1.431, dit mede door de oplopende inflatie en zorgen over het Amerikaans besluit om de geldpers aan te zetten. Over 2010 wist goud 28% te winnen. Voor zilver geen all time high, maar wel een spectaculaire stijging van ruim 82% op jaarbasis. Vooruitzichten Economische groei De verwachting dat de grote ontwikkelde economieën op korte termijn in een double dip recessie terechtkomen, een scenario waar de markten in de zomer van 2010 nog serieus rekening mee hielden, is naar de achtergrond verschoven. Alleen een ernstige schok (bijvoorbeeld door de olieprijs), zou ervoor kunnen zorgen dat voor 2011 deze vrees weer de markten in z’n greep krijgt. Uit de historie blijkt overigens dat een double dip scenario een zeldzaam verschijnsel is. Sinds de Tweede Wereldoorlog is dit in de Verenigde Staten bijvoorbeeld pas een keer gebeurd. De monetaire omgeving is voor Europa en de Verenigde Staten nog steeds ruim te noemen. De oplopende inflatie zorgt er wel voor dat centrale banken die alleen een inflatiedoelstelling hebben (ECB en Bank of England), eerder de beleidsrente zullen verhogen dan de Federal Reserve. De FED stuurt naast inflatie immers ook op groei. Analisten verwachten renteverhogingen in 2011 als eerste bij de Bank of England, vervolgens bij de ECB en tenslotte bij de Federal Reserve. Bij de laatste zal eerst in juni de vraag gaan spelen of het opkoopprogramma voor staatsleningen (quantitatieve easing) een vervolg gaat krijgen. Belangrijk hiervoor zijn de ontwikkelingen op de Amerikaanse arbeidsmarkt. In China zal de centrale bank naar verwachting de ingeslagen weg van renteverhogingen en het verhogen van de reserve-eisen voortzetten om de inflatie te bestrijden. Vastrentende waardes zijn naar verwachting in 2011 niet de categorie waar de hoogste rendementen behaald zullen worden. In een omgeving van oplopende inflatie en centrale banken die hun beleidsrente verhogen, zullen de effectieve rendementen immers eerder oplopen, wat vooral bij obligatiebeleggingen met een hoge duration tot koersverliezen leidt. Voor bedrijfsobligaties kunnen er wel licht positieve rendementen optreden door de dalende kredietpremies. Voor aandelen zijn de verwachtingen voor 2011 hoger gespannen. Het bedrijfsleven heeft de voorafgaande jaren flink gesaneerd en is nog steeds erg kostenbewust. Hierdoor is er slechts een beperkte omzetgroei nodig om nog steeds een redelijke winstgroei te kunnen laten zien. Daarnaast handhaven de bedrijven nu een gezonde kaspositie en zijn eerder bereid om eigen aandelen in te kopen. Dit laatste is positief voor de koersontwikkeling. Ook positief is de hoeveelheid liquide middelen die nog bij particulieren en pensioenfondsen tegen lage rendementen uitstaan in geldmarktbeleggingen. Op zoek naar een hoger rendement zal bij een aanhoudend positief beursentiment een deel van de middelen richting de aandelenmarkt stromen. Banken en andere financiële instellingen zullen de kapitaalmarkt veelvuldig opzoeken in 2011. De banken zullen meer risicodragend kapitaal wensen om te kunnen voldoen aan de regels voor Basel III. Daarnaast willen een aantal financiële instellingen hun afhankelijkheid van de overheid afbouwen. Rente Het extreem soepele monetaire beleid in de volwassen economieën zal voorlopig niet veranderen. Voorshands lijkt, gezien de nog steeds aanwezige overcapaciteit in de meeste landen, een sterke stijging van de tienjaarsrenten in de VS, de eurozone (Duitsland) en Japan onwaarschijnlijk. In de staatsleningen van de perifere Europese landen is veel slecht nieuws ingeprijsd. Echter, er is nog steeds sprake van veel onzekerheid en nervositeit in deze markten en met name het gebrek aan marktliquiditeit noopt tot voorzichtigheid. De risicovollere segmenten van de vastrentende markt (zoals emerging market bonds en high yield debt) kunnen hun outperformance versus staatsleningen in 2011 continueren.
12
Valuta De euro blijft, gezien de onzekerheid in de Europese staatsleningenmarkt, kwetsbaar. Veel hangt af van de manier waarop de beleidsmakers omgaan met de schuldenproblematiek in de eurozone. Aandelen Gezien het zeer soepele monetaire beleid van de centrale banken zijn er ruimschoots liquiditeiten beschikbaar. Een en ander kan positieve impulsen blijven geven aan de wereldeconomie en de financiële markten. Het jaar 2011 kan daardoor een gunstig aandelenjaar worden. Er is sprake van een positieve winstgroei en aantrekkelijke waarderingsniveaus, zowel op basis van historische vergelijkingen als versus de obligatierente.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Profiel en organisatie De Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland (hierna het Pensioenfonds) is opgericht op 24 november 1999 en statutair gevestigd te Eindhoven. Het Pensioenfonds is sinds begin 2011 kantoorhoudend in Oosterhout. Het Pensioenfonds heeft ten doel het uitvoeren van pensioenovereenkomsten conform de statuten en de aan de pensioenrechten en -aanspraken ten grondslag liggende pensioenreglementen, alsmede de uitvoering van andere uitkeringsovereenkomsten in relatie tot de pensioenovereenkomsten. Het Pensioenfonds voert deze taken uit voor de volgende aangesloten ondernemingen: Ondernemingen Smurfit Kappa Elcorr B.V. Smurftit Kappa GSF Verpakkingen B.V. Smurfit Kappa Hermes B.V. Smurfit Kappa MNL De Zeeuw Golfkarton B.V.
Vestigingsplaats Etten-Leur Oude Pekela Baarn Eerbeek
Smurfit Kappa Nederland B.V.
Eindhoven
Smurfit Kappa Paper Recycling B.V.
Eindhoven
Smurfit Kappa Paper Services B.V.
Roermond
Smurfit Kappa RapidCorr Eindhoven B.V.
Eindhoven
Smurfit Kappa Roermond Papier B.V.
Roermond
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
Bad Nieuweschans, Coevorden en Oude Pekela
Smurfit Kappa Trimbach B.V. Smurfit Kappa TWINCORR B.V. Smurfit Kappa Van Dam Golfkarton B.V. Smurfit Kappa Vandra Golfkarton B.V. Smurfit Kappa Zedek B.V.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
Bergen op Zoom Hoogeveen en Nieuwe Pekela Helmond Oosterhout Deventer
13
Voor de genoemde ondernemingen wordt het Smurfit Kappa Pensioenpakket uitgevoerd, dat bestaat uit: –
het Basispakket;
–
het Beleggingspakket;
–
het Extra Beleggingspakket; en
–
het Pluspakket.
Dit is het elfde jaarverslag van het Pensioenfonds (en haar voorgangers). Het jaarverslag heeft betrekking op het boekjaar 2010. Bestuur en Directie Het Pensioenfonds staat onder leiding van een Bestuur, dat paritair is samengesteld uit werkgevers en werknemers. De werknemersvertegenwoordigers worden benoemd door de Centrale Ondernemingsraad; de Raad van Commissarissen van Smurfit Kappa Nederland B.V. benoemt de werkgeversvertegenwoordigers. Op 31 december 2010 bestond het Bestuur uit de volgende leden: Functie
Naam
Namens
Vanuit
Aftredend
Voorzitter
G.P.F. Beurskens
werkgever
n.v.t.
2012
Algemeen lid
G. Nuus
werkgever
Smurfit Kappa Solid Board B.V.
2012
Algemeen lid
S. Stoffer
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Algemeen lid
E.C.P. Vervoort
werkgever
Smurfit Kappa Nederland B.V.
2012
Secretaris
J.A. van Gestel
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
H.H.J.M. Schoenmakers
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
P.R. van Dijk
werknemer
n.v.t.
2012
Algemeen lid
W.J. Brantjes
werknemer
pensioengerechtigden
2012
De heer M.A. Kiewiet is directeur van het Pensioenfonds en in dien hoofde belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid. Het Bestuur wordt steeds benoemd voor een periode van vier jaar. Het huidige Bestuur heeft een zittingsperiode tot ultimo 2012. Na afloop van de zittingstermijn kunnen de bestuursleden terstond opnieuw worden voorgedragen dan wel worden herkozen, en vervolgens worden herbenoemd. Gedurende 2010 heeft de volgende bestuursmutatie plaatsgevonden. De heer H.H.J.M. Schoenmakers is met ingang van 28 januari 2010 bestuurslid namens de werknemer. Tot genoemde datum bestond voor deze positie in het bestuur een vacature. In het eerste kwartaal van 2011 hebben –onder voorbehoud van de goedkeuring van De Nederlandsche Bank– vooralsnog de volgende bestuursmutaties plaatsgevonden. De heer H.H.J.M. Schoenmakers is vervangen door de heer M.P.H. van den Heuvel, en de heer G. Nuus is vervangen door de heer H.H. Siebring. De bestuursleden worden niet betaald voor het uitoefenen van hun functie. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een vacatie- en een onkostenvergoeding verstrekt. De vacatievergoeding is vastgesteld op € 225 per bijeenkomst. Het Bestuur vergadert minimaal twee keer per jaar en verder zo vaak als de voorzitter of twee andere leden van het Bestuur dit wenselijk achten. In 2010 is het Bestuur op 28 januari, 15 april, 10 juni, 16 september, 11 november en 16 december bij elkaar geweest.
14
Beleggingscommissie Het Bestuur laat zich bij het beleggen van de gelden bijstaan door een beleggingscommissie waarvan de leden door het Bestuur worden benoemd en ontslagen. De commissie bestaat uit vijf leden: twee bestuursleden namens de werkgever (de heren G.P.F. Beurskens en S. Stoffer), twee bestuursleden namens de werknemers (de heren J.A. van Gestel en P.R. van Dijk) en de directeur van het Pensioenfonds (de heer M.A. Kiewiet). De beleggingscomissie stelt in opdracht van het Bestuur een beleggingsbeleidsplan op met richtlijnen voor het vermogensbeheer. Daarnaast houdt de commissie contact met de diverse vermogensbeheerders. Zij wordt geadviseerd door Prof. Dr. R.M.M.J. Bauer van Rob Bauer Consultants en Montesquieu Finance & Treasury voor de financiële verslaglegging en rapportage. Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit drie leden. De inrichting en bevoegdheden zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. In het Verantwoordingsorgaan worden actieve deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever gelijkelijk vertegenwoordigd door één lid. Het Bestuur zal verantwoording afleggen aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het Bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het Bestuur in 2010 gevoerde beleid. Het Verantwoordingsorgaan bestaat momenteel uit de heren E. van den Bos, F. Machiels en H. Nieuwbeerta. Intern toezicht Het Bestuur zorgt voor de organisatie van transparant intern toezicht. Het intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het Bestuur door onafhankelijke deskundigen, ten minste één maal in de drie jaar. Het intern toezicht rapporteert na visitatie aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt het rapport met het Verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het fonds vermeld. Intern toezicht zal plaatsvinden door middel van visitatie. De inrichting en bevoegdheden van de Visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en in een reglement. De Visitatiecommissie beoordeelt de beleids- en bestuursprocedures en -processen en checks en balances, de wijze van aansturen, en de omgang met risico’s op langere termijn. De Visitatiecommissie is in de loop van 2009 ingesteld en heeft zijn werkzaamheden in het derde en vierde kwartaal van 2010 voor het eerst uitgevoerd. De bevindingen van de Visitatiecommissie zijn vastgelegd in een rapportage die is gedateerd op 16 december 2010. In de rapportage worden een aantal aanbevelingen gedaan, die door het pensioenfonds in 2011 zijn –en worden– uitgewerkt. Balansrisicomanager Het Bestuur heeft in de loop van 2009 een gespecialiseerde balansrisicomanager aangesteld teneinde de balansdynamiek en de risico’s die hieruit voortvloeien te kunnen monitoren en daarbij de benodigde acties te kunnen nemen. De balansrisicomanager is met name verantwoordelijk voor: –
Het in kaart brengen van de balansrisico’s en het aandragen van oplossingen ten behoeve van de mitigering van eventuele risico’s.
–
Het uitvoeren van derivatentransacties ten behoeve van de overlayportefeuille op basis van het verleende mandaat.
–
Het rapporteren over de overlay portefeuille.
–
Het uitvoeren van “Asset Liability Management”-studies gericht op de beleggingen; en
–
Het geven van het strategisch beleggingsadvies op basis van voornoemde “Asset Liability Management”-studie.
Compliance officer De compliance officer bewaakt dat het fonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance, zoals opgenomen in de gedragscode en de klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar zijn door de compliance officer geen bijzonderheden gemeld.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
15
Externe dienstverleners Het voeren van de deelnemers-, de financiële en de uitkeringsadministratie is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL verzorgt voor meerdere pensioenfondsen de administratie waarbij gebruik gemaakt wordt van een geautomatiseerd systeem. Belangrijke kenmerken van het door AZL gebruikte systeem zijn dat alle verrichte werkzaamheden aantoonbaar gecontroleerd worden en dat er duidelijke functiescheidingen zijn. AZL verstrekt jaarlijks een SAS 70-rapportage. Het betreft een rapportage over de resultaten van een SAS 70-audit die bij AZL heeft plaatsgevonden en die gericht is op de opzet, het bestaan en de werking van de beheers- en controlemaatregelen, processen en procedures van AZL. De administratie van het vermogensbeheer wordt gevoerd door Kasbank. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt actief belegd door vermogensbeheerders van goede naam en standing. Het vermogen van het Pensioenfonds wordt voornamelijk actief belegd. Per 31 december 2010 was het grootste deel van het vermogen belegd via Aegon, BlackRock, BNP Paribas, Kempen, Morgan Stanley, Robeco en Sarasin. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in beheerovereenkomsten. Deze overeenkomsten bevatten de regels met betrekking tot de beleggingen en het beheer daarvan: het beleggingsbeleid, de doelstellingen terzake, de beperkingen en de activiteiten van de vermogensbeheerders. De vermogensbeheerders zijn bevoegd binnen de afgesproken risicokaders van het beleggingsbeleid zonder voorafgaande opdracht of toestemming alle handelingen te verrichten die gewenst of noodzakelijk voorkomen. De uitvoering van de beschikbare premie modules is eveneens opgedragen aan een vermogensbeheerder. De pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds worden geheel in eigen beheer gehouden. Alleen ten aanzien van de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid wordt gebruik gemaakt van herverzekering. Ter dekking van een deel van het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico is gekozen voor herverzekering: –
het arbeidsongeschiktheidsrisico bestaat uit de premievrije voorzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid; en
–
het overlijdensrisico betreft het risicokapitaal bij overlijden.
De herverzekering vindt plaats door middel van een overeenkomst met Zwitserleven die per 1 januari 2010 aangegaan is voor een periode van 5 jaar. Het eigen risico van deze herverzekering is gelijk aan 125% van de verwachte schadelast gedurende de contractsperiode. Het Bestuur van het Pensioenfonds benoemt een externe accountant, een externe adviserend actuaris en een externe certificerend actuaris. De externe accountant is PricewaterhouseCoopers. De accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de jaarstaten voor De Nederlandsche Bank. Verder doet de accountant jaarlijks verslag van zijn controlewerkzaamheden door middel van een controleverklaring en een mondelinge en schriftelijke toelichting. Het Bestuur heeft Towers Watson benoemd als externe adviserend en certificerend actuaris. De certificerend actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate waarin de verplichtingen van het Pensioenfonds door aanwezig vermogen worden afgedekt, maakt jaarlijks een actuarieel rapport en certificeert de actuariële verslagstaten voor De Nederlandsche Bank. De adviserend actuaris adviseert het Bestuur verder bij actuele pensioenzaken. Binnen Towers Watson is de functie van certificerend actuaris gescheiden van die van adviserend actuaris. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 van de Pensioenwet heeft Towers Watson een door De Nederlandsche Bank goedgekeurde gedragscode die de onafhankelijkheid van de certificerend actuaris waarborgt. Het Bestuur vraagt advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin het dit nodig oordeelt. Verder vraagt het Pensioenfonds indien nodig adviezen met betrekking tot het beleggingsbeleid bij een externe partij. Zelfevaluatie Bestuur Overeenkomstig de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur” heeft het Bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde zijn eigen functioneren, zowel van het Bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. Deze
16
zelfevaluatie van het Bestuur zal voor het eerst in het jaar 2011 plaatsvinden waarna hierover (in algemene termen) verantwoording zal worden afgelegd in boekjaar 2011. Deskundigheidsbevordering Daarnaast besteedt het Bestuur actief aandacht aan bevordering van deskundigheid van Bestuur en Verantwoordingsorgaan. Beide organen hebben in 2008/2009 een aanvullende opleiding genoten en zullen in 2011 wederom een tweedaagse opleiding volgen.
Risicoparagraaf De verplichtingen die voortkomen uit de pensioenregelingen van het Pensioenfonds brengen risico’s met zich mee die kunnen worden onderscheiden in niet-financiële en financiële risico’s. De belangrijkste risico’s die door het Pensioenfonds worden onderscheiden, worden hierna omschreven. Matchingrisico Het matchingrisico is het risico dat de looptijd en rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen niet op elkaar zijn afgestemd. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset LiabilityManagement (ALM) is een instrument wat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. De maatregelen van het Pensioenfonds om dit risico te beheersen staan hierna omschreven bij (met name) “Renterisico” en “Liquiditeitsrisico”. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het Pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder de verwachte toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico, arbeidsongeschiktheidsrisico en looninflatie. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico is afgedekt door middel van een herverzekeringsovereenkomst met Zwitserleven. Inflatierisico Het inflatierisico heeft betrekking op de (eventuele) indexering van de verplichtingen. Bij een voldoende hoge nominale dekkingsgraad zal de nadruk gelegd worden op het afdekken van indexatie door middel van bijvoorbeeld inflatiegerelateerde beleggingen. Beleggingsrisico’s Beleggingsrisico’s betreffen renterisico, koersrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, valutarisico en concentratierisico. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de marktwaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de financiële opzet van het Pensioenfonds, hetgeen ondermeer tot uitdrukking komt door de benoeming van een balansrisicomanager. Ten aanzien van de beleggingen heeft het Pensioenfonds de rentegevoeligheid in belangrijke mate afgestemd op die van de verplichtingen, teneinde de totale mismatch van de waarde ontwikkeling van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen te reduceren.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
17
Koersrisico Koersrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het koersrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het koersrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De activa worden door het Pensioenfonds naar behoren gediversificeerd, zodat een bovenmatige afhankelijkheid van –of vertrouwen in– bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille wordt vermeden. Kredietrisico Kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als koersrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Het Pensioenfonds beperkt de risico’s doordat enerzijds de portefeuille hoofdzakelijk wordt belegd in degelijke ondernemingen met een investment grade status. Over het beperkte deel van de portefeuille dat wordt belegd in below investment grade, wordt brede spreiding over debiteuren nagestreefd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse netto-instroom; de ontvangen premies zijn hoger dan de betaalde uitkeringen. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve momenteel klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. De directie ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valuta’s worden niet beschouwd als een afzonderlijke beleggingscategorie. Valutaposities zonder dat die volledig gekoppeld zijn aan een onderliggende positie in obligaties, aandelen, onroerend goed of grondstoffen zijn niet toegestaan, tenzij valuta posities uitdrukkelijk in het mandaat geaccordeerd zijn. Uit het oogpunt van risicoreductie is een beleidsstandpunt bepaald met betrekking tot het actief afdekken van valutarisico’s. Strategisch is besloten om de beleggingen die luiden in US dollars, Britse ponden, Zwitserse francs en Japanse yens strategisch voor 100% af te dekken met een bandbreedte van 95%-105%. Uit oogpunt van actief valutabeleid kan gekozen worden om één of meerdere valuta’s bij onderwaardering tijdelijk niet volledig af te dekken. De bandbreedte voor tactisch valutabeleid is 50%-100%. De valuta afdekking wordt maandelijks getoetst aan de hand van de beleggingsoverzichten van de vermogensbeheerders en indien nodig bijgesteld. Voor de valuta afdekking worden transparante en eenvoudige derivaten ingezet. In de beleggingscommissie wordt periodiek het beleid en positie van de verschillende valuta’s behandeld. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Door de diversificatie die het Pensioenfonds in het beleggingsbeleid toepast is dit risico beperkt.
18
Beleggingsrisico’s alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen zijn net als beleggingen in de traditionele categorieën (waaronder aandelen) onderhevig aan risico’s. Risico’s worden veroorzaakt doordat beleggers zekere bedragen (hun initiële investeringen) opgeven in ruil voor onzekere inkomsten in de toekomst. Voorbeelden van algemene risico’s zijn ondermeer debiteurenrisico (tegenpartij kan failliet gaan) en inflatierisico (geldontwaarding). Alternatieve beleggingen zijn daarnaast onder te verdelen in diverse categorieën, waarvan de risico-profielen onderling aanzienlijk kunnen variëren en dus ook de beleggingsrisico’s. Het Pensioenfonds maakt geen gebruik van alternatieve beleggingen. Operationele risico’s (waaronder interne beheersing, IT en integriteitsrisico) Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL. Deze partij heeft een SAS 70-verklaring (type II). Door het overleggen van deze verklaring toont AZL aan het Pensioenfonds én aan de accountant van het Pensioenfonds aan, dat de uitvoering “in control” is. Het overleggen van de SAS 70-verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel “Uitbesteding Pensioenfondsen” waarin De Nederlandsche Bank heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Uitbesteding en de risico’s die hiermee samenhangen Het Bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het Bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het Bestuur heeft verder geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en dergelijke. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het Bestuur erkent verder dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van De Nederlandsche Bank op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement. Hierin worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiessystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Juridische risico’s Het Pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het Pensioenfonds heeft ingehuurd. Teneinde de juridische risico’s te beperken heeft het Pensioenfonds in ieder geval de volgende maatregelen genomen: –
de Directie van het Pensioenfonds toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waarnodig wijzigingen voor aan het Bestuur;
–
het Pensioenfonds heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor het Bestuur afgesloten;
–
het Pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen;
–
het Pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichtte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het Pensioenfonds eigenstandige communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren wordt bewaakt dat aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen wordt voldaan;
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
19
–
met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het Pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij;
–
jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het Pensioenfonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd;
–
het Bestuur draagt er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds. Beheersing van de risico’s Het Pensioenfonds besteedt doorlopend aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het Bestuur heeft de risico’s van het Pensioenfonds geanalyseerd en een beschrijving c.q. analyse van deze risico’s opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds. Het Bestuur wordt maandelijks voorzien van managementinformatie met betrekking tot de status van de beleggingen en de verplichtingen van het Pensioenfonds. Verder wordt het Bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Het Bestuur overlegt aan De Nederlandsche Bank de staten die De Nederlandsche Bank nodig heeft voor haar taak binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen. Het Bestuur streeft naar een zodanige invulling van haar beleid dat jaarlijks wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de financiële positie en dat dit op de lange termijn leidt tot een zo laag mogelijke en stabiele pensioenpremie. Om dit te bewerkstelligen beschikt het Bestuur over de volgende sturingsmiddelen: –
premiebeleid;
–
toeslagbeleid;
–
beleggingsbeleid; en
–
pensioenbeleid.
De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt regelmatig geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het Pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een ALM-studie uit. Het fonds heeft in het verslagjaar diverse ALM-studies uit laten voeren door NewMont. Hierna wordt aandacht besteed aan de vier genoemde sturingsmiddelen. Allereerst wordt echter het geldende herstelplan besproken.
Herstelplan De dekkingsgraad van het Pensioenfonds was op 31 december 2008 gelijk aan 90,1% en daarmee lager dan het percentage dat de wetgever minimaal vereist. Dit betekende zowel een reserve- als een dekkingstekort. Het Pensioenfonds heeft het ontstaan van de (verwachte) tekortsituatie op 14 oktober 2008 gemeld bij De Nederlandsche Bank.
20
Volgens de Pensioenwet moest het Pensioenfonds vervolgens een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan bij De Nederlandsche Bank indienen. Dit is op 30 maart 2009 gebeurd. Het kortetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 5 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 104,2%). Het fonds maakt hierbij gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) de minimaal vereiste dekkingsgraad te bereiken. Het langetermijnherstelplan toont aan dat het Pensioenfonds naar verwachting binnen een herstelperiode van 15 jaar een dekkingsgraad heeft die hoger is dan de vereiste dekkingsgraad (eind 2008: 117,8%). Bij het opstellen van het herstelplan heeft het Bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de Beleggingscommissie. Met de werkgever en de vakbonden (namens de werknemers) is intensief overleg gevoerd over de bijdrage. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door De Nederlandsche Bank zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Op 10 juli 2009 heeft De Nederlandsche Bank het herstelplan van het Pensioenfonds goedgekeurd.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: –
De bijdragen van zowel de werkgever als de deelnemers zijn verhoogd, zoals wordt toegelicht in het hoofdstuk “Premiebeleid”.
–
Tot en met 2008 was de voorwaardelijke indexatie voor zowel actieve als inactieve deelnemers gebaseerd op de looninflatie. Vanaf 2009 geldt voor de inactieve deelnemers de prijsinflatie.
–
Het beleggingsbeleid is ongewijzigd gebleven.
Naar aanleiding van de maatregelen in het kader van het herstelplan zijn diverse fondsdocumenten –zoals de uitvoeringsovereenkomst– aangepast. Herstelkracht op korte en lange termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn: –
het Pensioenfonds zal –gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten– naar verwachting rond 2013-2014 uit de situatie van dekkingstekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstelperiode van 5 jaar;
–
het Pensioenfonds zal –gegeven de gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten– naar verwachting rond 2019-2020 uit de situatie van reservetekort zijn. Hiermee zou voldaan worden aan de gestelde herstelperiode van 15 jaar;
–
in de vijfjaarsperiode 2009-2013 zal er naar verwachting geen sprake zijn van toeslagverlening;
–
er bestaat een reële kans (ongeveer 50%) dat er na 5 jaar nog steeds een dekkingstekort bestaat; en
–
de continuïteitsanalyse geeft de volgende uitkomsten voor het toeslagenbeleid: •
pensioenresultaat inactieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 95%;
•
pensioenresultaat actieve deelnemers: verwachte gemiddelde koopkracht na 15 jaar is 101%;
•
er bestaat consistentie tussen de toeslagambitie en de verwachte resultaten.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
21
Evaluatie herstelplan Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. Het herstelplan is sterk afhankelijk van (met name) de economische ontwikkeling op de korte en lange termijn. Het is evident dat eventuele afwijkingen van de gehanteerde veronderstellingen tot uitdrukking komen in het daadwerkelijke herstel van het Pensioenfonds. Ook afwijkingen in het toegepaste beleid door het Pensioenfonds kunnen gevolgen hebben voor het herstelplan. Zo geldt bijvoorbeeld dat het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds afwijkt van het beleid zoals verondersteld in het herstelplan. Door (met name) de aanhoudende onzekerheid op de financiële markten heeft het Pensioenfonds besloten om met ingang van het tweede kwartaal van 2009 tot en met de eerste helft van 2011 de tactische beleggingsmix stapsgewijs weer in overeenstemming te brengen met de strategische beleggingsmix. De snelheid waarmee dit gebeurt en is gebeurd, is mede afhankelijk (geweest) van de ontwikkelingen op de financiële markten. Maandelijks wordt door de Beleggingscommissie –in overleg met de beleggingsadviseurs– hieromtrent overleg gevoerd. Jaarlijks zal door het Bestuur de voortgang van het herstelplan worden geëvalueerd. Indien op een toekomstig evaluatiemoment geldt dat het herstel achterloopt ten opzichte van het zogenaamde “haalbare pad” (bijvoorbeeld door dalende dekkingsgraden), kan dat aanleiding zijn tot het aanpassen van het herstelbeleid. Op basis van het minimale herstelpad had de dekkingsgraad per 31 december 2010 minimaal gelijk moeten zijn aan 98,6%. De feitelijke dekkingsgraad per ultimo 2010 is gelijk aan 101,5%, zodat het herstel aanmerkelijk voorspoediger verloopt dan verwacht op basis van de veronderstellingen en uitgangspunten zoals gehanteerd in het herstelplan.
Aanwezige dekkings-
dekkings-
graad 2010
graad 2009
359.012
100,2%
90,1%
Vermogen Voorziening Primo 2010
359.685
Aanwezige
Premie
14.690
7.807
1,9%
1,7%
Uitkeringen
-17.489
-17.441
0,0%
-0,4%
Toeslagverlening Rentetermijnstructuur Overrendement Wijziging overlevingstafels en leeftijdscorrecties Overige mutaties Ultimo 2010
22
75
77
0,0%
0,0%
0
33.694
-8,6%
3,6%
38.641
4.698
9,3%
8,9%
0
3.556
-1,0%
-4,0%
5.847
4.185
-0,3%
0,3%
401.449
395.586
101,5%
100,2%
Het deterministisch dekkingsgraadsjabloon toont de volgende herstelpaden op basis van de verwachte waarden van de diverse veronderstellingen indien wordt uitgegaan van de situatie per 31 december 2010:
Effect op dekkingsgraad (%) Korte termijn
Lange termijn
Dekkingsgraad per 31-12-2008 (in%)
90,1
90,1
Dekkingsgraad per 31-12-2009 (in%)
100,2
100,2
Dekkingsgraad per 31-12-2010 (in%)
101,5
101,5
Premie
4,1
9,7
Uitkering
1,0
8,6
Indexering
-2,0
-32,0
Rente
0,0
0,0
11,6
27,4
0,7
4,1
116,9
119,3
Rendement Overig Verwachte dekkingsgraad (in%) op 31-12-2013 en 31-12-2023 De belangrijkste uitkomsten zijn als volgt: –
Ultimo 2013 is de verwachte dekkingsgraad 116,9%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een dekkingstekort; en
–
Ultimo 2023 is de verwachte dekkingsgraad 119,3%, zodat er dan geen sprake meer zou zijn van een reservetekort.
Premiebeleid Bijdrage deelnemers In de eerste helft van 2009 was de eigen bijdrage voor de deelnemers gelijk aan 5,3% van de gemaximeerde pensioengrondslag volgens pensioenreglement “56-min” (€ 52.700,- minus franchise € 16.200,-). In 2006, 2007 en 2008 was dit percentage gelijk aan respectievelijk 2,0%, 3,9% en 5,3%. Per 1 juli 2009 is de bijdrage van de deelnemers –in het kader van het herstelplan– verhoogd met een herstelpremie van 2,2%, zodat een eigen bijdrage resulteert van 7,5% van de gemaximeerde pensioengrondslag. In 2010 is deze bijdrage gehandhaafd op 7,5% van de gemaximeerde pensioengrondslag.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
23
De bijdrage van de deelnemers voor een bepaald jaar is afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor volgens onderstaande tabel.
Bijdrage deelnemers Dekkingsgraad lager dan
Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”)
Vereiste dekkingsgraad
Structurele premie
5,3
Herstelpremie
2,2
Totaal
7,5
Bijdrage werkgever De bijdrage van de werkgever voor een bepaald jaar is eveneens afhankelijk van de dekkingsgraad op 31 december van het jaar daarvoor.
Bijdrage werkgever Dekkingsgraad lager dan
Premie (als % van de gemaximeerde pensioengrondslag Pensioenreglement “56-min”)
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Structurele premie Herstelpremie Extra herstelpremie
Vereiste dekkingsgraad
21,4 2,2 1,2
Totaal
24,8
Structurele premie
21,4
Herstelpremie Totaal
2,2 23,6
Daarnaast betaalt de werkgever de netto bijdragen voor de beschikbare premieregelingen: het Beleggingspakket en het Extra Beleggingspakket. De verhoging van de bijdrage van de werkgever in het kader van het herstelplan –dus van 21,4% naar 24,8%– is in werking getreden per 1 januari 2009. Bijdrage bij verschillende niveaus van de dekkingsgraad De premiebijdragen voor de deelnemers en de werkgever zijn mede afhankelijk van de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties: –
Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad.
–
Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad.
–
Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens.
–
Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens.
24
Dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad aan het eind van de kortetermijnherstelperiode (eind 2013) hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vervalt de extra herstelpremie van de werkgever van 1,2% van de pensioengrondslag. Daarnaast wordt bekeken in hoeverre de betaalde extra herstelpremie over de voorgaande 5 jaren achteraf nodig was voor het kortetermijnherstelplan. Het eventueel teveel betaalde wordt –onder voorwaarden– teruggegeven aan de werkgever via toekomstige premiekortingen. Dit gebeurt alleen als het werkelijke herstel groter is dan het verwachte herstel. Voor de werknemers geldt in die situatie, dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van 0,8 miljoen euro niet via de evaluatie binnen het pensioenfonds wordt gerepareerd, maar (gedeeltelijk) via komende CAO-onderhandelingen. Als de werkgever de gehele extra herstelpremie ontvangt, geldt dat de te weinig betaalde jaarlijkse premie van de deelnemers ook bij de komende CAOonderhandelingen geen rol speelt. Dekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de vereiste dekkingsgraad, vervallen –onder voorwaarden– de herstelpremies van de werkgever en de deelnemers van 2,2% van de pensioengrondslag. In die situatie gelden dus alleen nog de structurele premies: voor de werkgever 21,4% en voor de deelnemers 5,3%. Dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens De premiekortingsgrens is het niveau van de dekkingsgraad waarbij –bovenop de vereiste dekkingsgraad– rekening wordt gehouden met een bedrag dat naar verwachting nodig is voor het toekennen van (voorwaardelijke) toeslagen tijdens de komende 15 jaren. Per eind 2010 was de premiekortingsgrens ongeveer 150%. Als de dekkingsgraad hoger wordt dan de premiekortingsgrens, worden de bijdragen voor werkgever en deelnemers verlaagd tot nihil. Hierbij worden de volgende stappen genomen: –
Eerst wordt de bijdrage van de werkgever verlaagd tot de verhouding 2/3e werkgever en 1/3e deelnemers. Dit betekent dus een verlaging van de structurele bijdrage van de werkgever tot 10,6% van de pensioengrondslag.
–
Vervolgens worden de bijdrage van de werkgever en deelnemers prorata verlaagd totdat beide nihil zijn. De verlaging van de bijdrage van de werkgever is telkens twee maal de verlaging van de bijdrage van de deelnemers.
Dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens Als de dekkingsgraad hoger dan 110% van de premiekortingsgrens wordt –en de bijdragen van werkgever en deelnemers nihil zijn– dan worden er middelen uit het Pensioenfonds beschikbaar gesteld voor de werkgever én de deelnemers. Ook hierbij geldt dat het bedrag voor de werkgever het dubbele is van het bedrag voor de deelnemers. Het geld dat hiervoor beschikbaar is, is gelijk aan de helft van het vermogen boven de 110% van de premiekortingsgrens. Premies in 2010 Artikel 129 van de Pensioenwet schrijft voor dat de ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de kostendekkende premie zoals vastgesteld in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. Voor 2010 gelden de volgende bedragen (in € 1.000): –
de feitelijke premie 2010 bedraagt € 16.458;
–
de kostendekkende premie 2010 bedraagt € 11.576;
–
de gedempte kostendekkende premie 2010 bedraagt € 11.460; en
–
de gedempte kostendekkende premie 2010 (na verrekening van de solvabiliteitsvrijval) bedraagt € 11.442.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
25
Toeslagbeleid Het Bestuur streeft ernaar, voorzover en indien de financiële middelen dit toelaten, de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden aan te passen. Of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de aanpassing door te voeren, wordt door het Bestuur jaarlijks vastgesteld. Leidend hierbij is de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Deze leidraad wodt door het Bestuur als een beleidsstaffel gehanteerd en is voor de deelnemers in te zien ten kantore van het Pensioenfonds. Indien het Bestuur van oordeel is dat de dekkingsgraad van het Pensioenfonds niet voldoende is, dan wordt de aanpassing als hiervoor bedoeld verminderd of niet verleend. De aanpassing van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden is voorwaardelijk; er is geen recht op aanpassing. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst aanpassing zal plaatsvinden. Aanpassing vindt alleen plaats als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat er geen bestemmingsreserve is gevormd en er wordt geen extra premie voor deze aanpassingen betaald. De hiervoor genoemde aanpassing wordt voor deelnemers jaarlijks gemaximeerd op de ontwikkeling in dat jaar van de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de prijsindex zoals omschreven in het reglement. Het voorwaardelijk toeslagbeleid wordt gekarakteriseerd door toeslagcategorie D1 uit de toeslagmatrix. Dit betekent een voorwaardelijk toeslagbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslag uit de beschikbare middelen. Het toeslagbeleid is gerelateerd aan de dekkingsgraad van het Pensioenfonds. Dat houdt –in principe– in dat: –
bij een dekkingsgraad onder de 105% wordt er geen toeslag verleend;
–
bij een dekkingsgraad boven de 120% wordt er een volledige toeslag verleend;
–
bij een dekkingsgraad tussen de 105% en de 120%, dan volgt een toeslag op basis van een linaire interpolatie tussen de hiervoor genoemde percentages;
–
bij een dekkingsgraad boven de 135% –die derhalve minimaal gelijk is aan het gemiddelde van de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (120%) en de premiekortingsgrens (150%)– kan er een inhaalindexatie worden toegekend, waarbij alle niet toegekende indexaties over de afgelopen 10 jaar gecompenseerd kunnen worden. Voorwaarde is dat de dekkingsgraad daarmee boven de hier gehanteerde dekkingsgraad van 135% blijft.
Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft, gezien de dekkingsgraad ultimo 2010, besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden, niet te verhogen per 1 januari 2011. Daarbij is eveneens besloten om de franchise en het maximum pensioengevend salaris in het Basispakket ongewijzigd te laten.
26
In de volgende tabel staan de toeslagen van de afgelopen zes jaren; in 2006, 2007 en 2008 is een volledige toeslag toegekend.
Toeslagverlening 2006 – 2011 Jaartal (1 januari)
Actieve deelnemers
Inactieve deelnemers
2006
1,1%
0,75%
2007
1,9%
1,3%
2008
2,2%
1,5%
2009
0,0%
0,0%
2010
0,0%
0,0%
2011
0,0%
0,0%
Beleggingsbeleid Belegd vermogen Het belegd vermogen is in het verslagjaar toegenomen van € 361,6 miljoen naar € 402,4 miljoen (inclusief de waarde van interest- en valutaoverlay en liquiditeiten). De toename in het belegd vermogen is voornamelijk ontstaan door (netto) aankopen en positieve ongerealiseerde koersresultaten in de beleggingsportefeuille gedurende het verslagjaar. In 2010 hebben verschillende mutaties plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerders en tussen de beleggingscategorieën. In 2010 is de reallocatie, die in 2009 is gestart, verder voortgezet. Het belang in zakelijke waarden is geleidelijk verder uitgebreid ten laste van vastrentende waarden. In het vierde kwartaal van het verslagjaar heeft een belangrijke transitie plaats gevonden, waarbij afscheid is genomen van twee beheerders en waarbij drie nieuwe beheerders aan de portefeuille zijn toegevoegd. Na deze transitie is de beleggingsportefeuille conform de strategische norm ingericht, die geldend is voor 2010. Het totale portefeuillerendement bedraagt in 2010 10,2% (exclusief overlay strategieën). Het rendement inclusief overlay strategieën bedroeg 10,9%. Ten opzichte van de benchmark, die een rendement van 10,6% behaalde, is dit een outperformance van 0,3%. De dekkingsgraad van het pensioenfonds is in het verslagjaar gestegen van 100,2% naar 101,5%. De stijging is het netto effect van een combinatie van verschillende factoren: –
De gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (negatief bijgedragen).
–
Het gestegen belegd vermogen van het pensioenfonds (positief bijgedragen).
–
Nieuw sterfte tafels (prognose AG 2006-2060) (negatief bijgedragen).
–
Vervanging leeftijdsterugstelling door ervaringssterfte factoren van Towers Watson (positief bijgedragen).
Beleggingsmix Het beleggingsbeleid vindt plaats in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds zoekt daarbij een beleid waarbij: –
Er gestreefd wordt naar het nakomen van de nominale pensioenverplichtingen.
–
Er tevens op lange termijn zoveel mogelijk rendement gemaakt wordt (binnen een afgesproken risicobudget) om de pensioenaanspraken en de pensioenrechten te indexeren.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
27
Het pensioenfonds stelt een beleggingsmix vast waarbij getracht wordt het totale rendement op lange termijn te optimaliseren met inachtneming van bovenstaand geformuleerd beleid en rekening houden met de aanvaardbare risico’s, die door met name spreiding en afdekking geminimaliseerd worden. Bij het vaststellen van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met het handhaven van een voldoende dekkingsgraad in overeenstemming met de richtlijnen van het Financieel Toetsingskader, ten einde aan de pensioenverplichtingen met grote mate van zekerheid te kunnen voldoen. De strategische asset allocatie voor het hiervoor genoemde beleggingsbeleid is in 2010 als volgt vastgesteld: de weging van vastrentende waarden (inclusief liquiditeiten) bedraagt 60%, zakelijke waarden 35% en grondstoffen 5%. De actuele mix van de beleggingsportefeuille, ook wel de tactische asset allocatie genoemd, kan van de strategische norm afwijken. Per ultimo verslagjaar zijn de wegingen van het belegd vermogen als volgt opgebouwd: 35,9% in zakelijke waarden (2009: 30,4%), 54,4% in vastrentende waarden (2009: 59,0%), 5,9% in grondstoffen (2009: 5,7%), 1,0% in overige beleggingen (2009: 0,1%) en 2,8% in liquide middelen (2009: 4,8%).
Grafiek 1: Weging beleggingscategorieën ultimo 2010
Zakelijke waarden 35,9%
Liquide middelen 2,8% Overige beleggingen 1,0% Grondstoffen 5,9% Vastrentende waarden 54,4%
28
Grafiek 2: Weging beleggingscategorieën ultimo 2010 (in %) 70,0 59,0
60,0 54,4
50,0
40,0
35,9
35,0
30,0
20,0
10,0
5,9
5,0 1,0
0,0 Zakelijke waarden
Portefeuille weging
Vastrentende waarden
Grondstoffen
1,0
Overige beleggingen
Liquide middelen
Norm weging
Ultimo 2010 Waarde Beleggingscategorie:
2,8 0,0
Norm
Minimum
Maximum Ultimo 2009
2010
(x € 1.000)
in %
in %
in %
in %
in %
Zakelijke waarden
143.246
35,9
35
20
50
30,2
Vastrentende waarden
216.955
54,4
59
49
69
59,1
23.540
5,9
5
1
10
5,7
Grondstoffen Overige beleggingen Liquide middelen Totaal
4.153
1,0
0
0
0
0,1
11.249
2,8
1
-2
5
4,9
399.143
100,0
100
100,0
Beleid Als gevolg van de hypotheek- en kredietcrisis waren de aandelen- en obligatiekoersen in 2008 fors gedaald. Het pensioenfonds heeft naar aanleiding van deze koersbeweging in 2009 verschillende maatregelen genomen. Een van de maatregelen was om de beleggingsportefeuille geleidelijk te realloceren naar de vastgestelde lange termijn beleggingsmix. Deze reallocatie is in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase is het herstel van de weging zakelijke waarden naar 35%. Deze fase startte in het vierde kwartaal 2009 en werd in het vierde kwartaal 2010 afgerond. Met deze reallocatie werd tevens rekening gehouden met een betere verhandelbaarheid van de beleggingen en de voorkeur van een additioneel discretionair vastrentende waarden mandaat. Het pensioenfonds heeft naar aanleiding van deze reallocatie afscheid genomen van twee vermogensbeheerders. Het vastrentende waarden mandaat, dat gewijzigd is, was ondergebracht in een dakfonds (fund of funds) en is herverdeeld over meerdere beheerders, waarbij ook twee contracten
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
29
zijn afgesloten met nieuwe beheerders. Het aandelenmandaat veranderde niet alleen van beheerder, maar is ook van een Europees mandaat gewijzigd in een meer gespreid wereldmandaat. De tweede fase is het herstel van de weging zakelijke waarden van 35% naar 40%, ten laste van de categorie vastrentende waarden. Deze herpositionering vindt in de eerste twee kwartalen van 2011 plaats. Begin 2010 heeft het Pensioenfonds besloten om de volledige positie van de vastrentende waarden in de “PIIGS-landen” (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) af te bouwen gezien de ongewisse toekomst van deze beleggingen. Het pensioenfonds heeft besloten om de beleggingscategorie (direct) vastgoed nog niet op te nemen in de beleggingsportefeuille. De motivatie hiervoor is dat het herstel van de directe vastgoedmarkt nog uitblijft. Besloten is om periodiek de marktsituatie van de categorie vastgoed te evalueren. De categorie commodities is in 2010 licht uitgebreid naar de strategische norm. De positie in liquide middelen is in het boekjaar gereduceerd. De balansrisicomanager heeft in het verslagjaar de integrale balanscontrole verder geïmplementeerd. Het beleid van de manager is dat de ontwikkelingen en de rentegevoeligheid van de verwachte verplichtingenstructuur gerelateerd worden aan de beleggingsportefeuille. Hiervoor heeft de manager verschillende actuariële opdrachten uitgewerkt en is actief beheer gevoerd in de uitvoering van de interest- en valuta overlay. De beleggingscommissie heeft ten aanzien van het rentebeleid besloten om de hedge ratio –de mate waarin de rentegevoeligheid van de verplichtingen afgedekt worden– geleidelijk te verhogen en aan te sluiten aan de rebalancing strategie richting zakelijke waarden. Hierbij geldt dat de hedge ratio sneller zal worden verhoogd indien de rentemarkten daartoe aanleiding geven. Deze renteafdekking heeft als doel de schommelingen in de marktwaarde van de verplichtingen door veranderingen in de rente te dempen. Het valutabeleid is in het verslagjaar licht gewijzigd. Naast de 100%-afdekking van het Britse pond, de Zwitserse franc en Japans yen is voor de afdekking van de Amerikaanse dollars een beperkt actief beleid gevoerd. De valuta’s worden op een rollover basis afgedekt. Het Pensioenfonds is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheid. In het selectietraject van externe vermogensbeheerders is het thema “Verantwoord beleggen” opgenomen. Het Pensioenfonds zal waar mogelijk en toepasbaar de externe vermogensbeheerder aanmoedigen om de UN Principles for Responsible Investments (UN PRI) te onderschrijven dan wel vrijwillig na te leven of dat de beheerder op een vergelijkbare wijze het thema verantwoord beleggen in zijn organisatie als geheel en het beleggingsproces specifiek heeft geïntegreerd en hierover desgewenst kan rapporteren. Riskmanagement Het bestuur managed de risico’s van het pensioenfonds op een doorlopende basis. Hierbij wordt aandacht besteed aan macroeconomische factoren, waaronder inflatie, deflatie en stagflatie, maar ook aan portefeuillerisico’s, zoals valuta-, rente-, krediet-, koers-, en liquiditeitsrisico’s. Risk management vindt op verschillende manieren plaats. Op de eerste plaats zorgt de integrale balansmanager voor een geïntegreerde rapportage, waarbij ook de verplichtingen worden betrokken. Deze beheersing van de gehele balans van het pensioenfonds geeft op elk gewenst moment inzicht in bijvoorbeeld de vereiste risicobuffers en dekkingsgraad van het pensioenfonds. Deze laatste rapportage biedt ook de mogelijkheid om wijzigingen in het (beleggings)beleid door te rekenen en de effecten van wijzigingen in kaart te brengen. Een mogelijkheid dus om niet alleen de huidige stand te evalueren, maar ook de verwachte uitkomsten van beleid voor de toekomst. Op de tweede plaats worden de vermogensbeheerders en de totale portefeuille continu geanalyseerd. Op de derde plaats evalueert de beleggingscommissie aan de hand van maandelijkse overzichten de Tactische Asset Allocatie en de interest- en valutaoverlay. Centraal
30
in de risicobewaking is dat het bestuur nadruk legt op behoud van het vermogen en een stabiele groei en minder op kortere termijn vermogenswinsten. Rendement 2010 Het totale beleggingsrendement van het belegd vermogen in 2010 bedraagt 10,2% exclusief valuta- en interest-overlay. Het rendement van de benchmark bedraagt 10,6% (grafiek 3). De underperformance van 0,4% is te verklaren door een negatief allocatie effect en door het netto resultaat van een outperformance in vastrentende waarden en een underperformance in zakelijke waarden en in grondstoffen.
Grafiek 3: Rendement totale portefeuille (in %) 25,0 18,1
20,0
17,5 14,3
15,0 10,0
8,6
13,9 10,9 10,6
8,4 7,0
6,0
5,0 0,6
0,0
0,2
-5,0 -10,0 -10,8
-15,0 -20,0 - 20,0
-25,0 2004
Fonds
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Benchmark
Het rendement inclusief interest- en valutaoverlay bedraagt in het verslagjaar 10,9%. In totaal heeft overlay een positief effect van 0,7% gehad op de performance. Dit komt volledig voor rekening van de interest-overlay. Valuta-overlay zorgde voor een negatief effect.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
31
Beleggingscategorie:
Rendement excl. valuta-overlay Portefeuille
Aandelen Vastrentende waarden Grondstoffen
Weging
Benchmark ultimo 2010
%
%
%
18,1
18,6
35,4
4,8
4,2
56,0
33,0
33,3
5,8
–
–
2,8
Liquide middelen
100,0 Totaal rendement excl. overlay
10,2
10,6
Totaal rendement incl. overlay
10,9
10,6
Grafiek 4: Rendement per beleggingscategorie excl. overlay 35,0 33,0
33,3
30,0
25,0
20,0
18,1
18,6
15,0
5,0
10,6
10,2
10,0 4,8
4,2
0,0 Vastrentend
Portefeuille 2010
32
Aandelen
Benchmark 2010
Grondstoffen
Totaal
Zakelijke waarden Het rendement van de zakelijke waarden heeft in het verslagjaar een rendement behaald van 18,1% versus de benchmark van 18,6%. De underperformance van 0,5% is met name te verklaren door de underperformance van de emerging aandelenmarkten. Het belegd vermogen in zakelijke waarden bedraagt ultimo verslagjaar € 142,6 miljoen (ultimo 2009 € 107,8 miljoen), inclusief de negatieve waarde van het valutaoverlay van -€ 0,7 miljoen. Gedurende het verslagjaar is de weging van de beleggingscategorie aandelen actief verder verhoogd. De zakelijke waarden zijn ondergebracht bij twee vermogensbeheerders, waarbij in het verslag jaar één beheerder is verruild. De waarde van de beleggingscategorie vastgoed, die ook deel uitmaakt van zakelijke waarden, is in het verslagjaar nihil. In 2008 is de beursgenoteerde vastgoedportefeuille geheel afgebouwd. Het bestuur overweegt om deze categorie in de toekomst weer op te nemen in de beleggingsportefeuille, wanneer het sentiment voor direct vastgoed weer positiever is.
Grafiek 5: Rendement zakelijke waarden (in %) 50,0 38,1
40,0 31,1
30,0
18,1 18,6
20,0 10,0
32,5
28,5
14,9 9,4
14,1
9,8 0,3
0,0 - 0,1
-10,0 -20,0 -30,0 -40,0 - 40,7 - 41,9
-50,0 2004
Fonds
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Benchmark
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
33
Vastrentende waarden De vastrentende portefeuille heeft in het verslagjaar een performance behaald van 4,8% en de benchmark van 4,2%, een outperformance van 0,6%. De onderliggende beleggingscategorieën (high yield en bedrijfsobligaties) hebben over het hele jaar absoluut gezien positieve rendementen behaald. De verschillende mandaten hebben, op één mandaat na, een outperformance behaald. Het belegd vermogen in vastrentende waarden per ultimo 2010 bedraagt € 220,1 miljoen (ultimo 2009: € 212,8 miljoen), inclusief de waarde van de interest-overlay. Deze heeft per ultimo 2010 een positieve waarde van € 4,8 miljoen. In het verslagjaar is afscheid genomen van één beheerder en hiervoor zijn twee gespecialiseerde vermogensbeheerders voor in de plaats gekomen. De portefeuille is onderverdeeld bij vijf vermogensbeheerders in de subcategorieën: staatsobligaties, bedrijfsobligaties, global high yield bond, emerging markets debt en een annuïteitenlening. De gemiddelde looptijd (duration) van de vastrentende waarden is gedurende het verslagjaar gedaald naar circa 6,7 jaar (ultimo 2009 7,0 jaar). De looptijd (modified duration) van de verplichtingen bedraagt 16,3 jaar (ultimo 2010) en is langer dan de gemiddelde looptijd van de rentegevoelige beleggingen (vastrentende waarden). Lange looptijden zijn gevoeliger voor renteveranderingen, dan korte looptijden. Bij een dalende rente nemen de verplichtingen (door de langere duration) sterker toe dan de waarde van de rentegevoelige beleggingen, hetgeen in 2010 gebeurd is. Door de netto rentebeweging is de waarde van de interest overlay gestegen in het verslagjaar. Het pensioenfonds heeft besloten om het renterisico tussen de beleggingen en verplichtingen geleidelijk af te bouwen en de hedge geleidelijk te verhogen naar een strategische norm van 70%.
Grafiek 6: Rendement vastrentende waarden (in %) 12,0 10,4
10,0
8,0
7,5
8,3
7,6
5,8
6,0
5,9 4,8
4,6
4,2
4,0 2,1
2,0 0,2
0,0 - 0,7
- 0,8
- 0,8
-2,0 2004
Fonds
34
2005
Benchmark
2006
2007
2008
2009
2010
Grondstoffen De beleggingscategorie grondstoffen heeft in het verslagjaar een positieve performance behaald van 33,0%, terwijl de benchmark een rendement van 33,3% heeft gerealiseerd. Dit resulteerde in een underperformance van 0,3%. Per ultimo 2010 bedraagt de waarde in deze beleggingscategorie € 23,5 miljoen (ultimo 2009 € 20,6 miljoen) en is per ultimo jaar bij één beheerder ondergebracht. In het verslagjaar is afscheid genomen van één beheerder en is het vermogen overgedragen aan de andere beheerder.
Grafiek 7: Rendement grondstoffen (in %) 40,0 33,3
33,0
30,0 19,4
20,0
11,5
10,0
0,0
-10,0
-20,0 - 20,7
- 20,9
-30,0 2008
Fonds
2009
2010
Benchmark
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
35
Benchmark De benchmark voor het pensioenfonds bestaat uit een mix van verschillende indices. Voor de beleggingscategorie vastrentende waarden is deze overwegend Barclays Capital georiënteerd en voor de beleggingscategorie aandelen worden de beleggingsmandaten met name vergeleken met diverse MSCI indices. Voor de beleggingscategorie grondstoffen worden twee verschillende indices gebruikt. De lange termijn beleggingsmix is opgenomen in de onderstaande tabel. 2010: Benchmark voor Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Vastrentende waarden
Beheerder
54,0
Staat
Kempen
mw
Staat long
BNP
mw
Staat, credits
BNP
mw
Credits
Aegon
mw
Credits
Robeco
mw
Global High Yield Debt
Robeco
Emerging Market Debt
} }
Benchmark BarCap Euro Aggregate Treasury ex-GIIPS
36,5
Citigroup WGBI index combined sector Frankrijk 15+ & Duitsland 15+ BarCap Euro Aggregate Treasury ex-GIIPS
10,0
Barclays Capital Euro Corporate Bond Index Barclays Capital Euro Aggregate Corporate ex financials 2% issuer constraint
3,0
Barclays US High Yield + Pan Euro High Yield ex Financials 2,5% issuer cap, EUR hedged
Morgan Stanley
2,5
JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Hedged to Euro’s (JPM EMBIG
–
2,0
Return Private Loans
hedged) Annuiteitenlening
Aandelen Mature markets
BlackRock
mw
Mature markets
Robeco
mw
Opkomende Markten aandelen
Robeco
}
40,0 35,0 5,0
Vastgoed
0,0
Europees indirect vastgoed
0,0
Commodities Commodities
MSCI World index MSCI Emerging Markets index
GPR 250 Europe OEPF ex Metrovacesa index
5,0 Sarasin
Cash
5,0
Dow Jones UBS Commodities Swiss Hedged Total Return
1,0
1-maands Euribor
_____ 100,0
mw: desbetreffende weging op marktwaarde binnen de categorie.
36
MSCI World index
Vermogensbeheer Het belegd vermogen van het pensioenfonds is verdeeld over verschillende vermogensbeheerders. Een aantal vermogensbeheerders hebben het mandaat ingevuld door te beleggen in beleggingsfondsen. De mandaten zijn per beleggingscategorie toegewezen. Ultimo december 2010
Beheerder
categorie
MW 1)
MW% 0,0
Aegon
obligaties
24.027
6,0
BlackRock
aandelen
52.050
12,9
BNP Parisbas
obligaties
87.819
21,8
Kempen
obligaties
64.370
16,0
Morgan Stanley
obligaties
Robeco
aandelen, obligaties
9.892
2,5
127.148
31,6
Sarasin Cash
grondstoffen
23.540
5,8
–
11.249
2,8
Overlay
–
2.301
0,6
402.396
100,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
35,0
Pensioenbeleid Het Pensioenfonds voert de pensioenovereenkomsten uit die werkgevers en werknemers hebben gesloten voor deelneming in de pensioenregelingen. De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in de hierna genoemde pensioenreglementen. –
“Pensioenreglement 56-min”; en
–
“Pensioenreglement 56-plus”.
Voor de pensioenregeling “56-min” gelden de volgende voorwaarden voor deelnemerschap: –
als deelnemer wordt aangemerkt de werknemer van 21 jaar of ouder met een arbeidsovereenkomst voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van het Pensioenfonds;
–
een werknemer, jonger dan 21 jaar met een partner en/of kinderen, die overlijdt of arbeidsongeschikt wordt, wordt geacht deelnemer te zijn geweest.
De pensioenregeling “56-plus” is van toepassing op de werknemers van de werkgever die zijn geboren voor 1 januari 1950 en reeds per 31 december 2005 deelnemer waren in de pensioenregeling zoals die luidt op 31 december 2005. Dit betreft derhalve een gesloten groep deelnemers. Beide pensioenregelingen betreffen een hybride regeling; een combinatie van uitkerings- en premieovereenkomsten. Tot een bepaald salaris geldt het Basispakket – een middelloonregeling gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar met een voorwaardelijke indexatie van de opgebouwde rechten tijdens het deelnemerschap. Daarboven geldt het Beleggingspakket – een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-min” kent verder nog het Extra Beleggingspakket – een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling “56-plus” kent verder nog het Vroegpensioen – een eindloonregeling gebaseerd op een tijdelijke uitkering van 62 tot 65 jaar. Tot slot kennen beide regelingen nog een vrijwillig Pluspakket waarmee aanvullend pensioen kan worden opgebouwd – een beschikbare premieregeling. 1)
MW: Marktwaarde in Euro 1.000.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
37
Het Basispakket en het Vroegpensioen hebben het karakter van een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Het Beleggingspakket, Extra Beleggingspakket en Pluspakket hebben het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Deelnemers die eind 2005 in dienst waren van een van de Nederlandse Smurfit Kappa ondernemingen kregen ter compensatie van hun (afgeschafte) Vroegpensioen een premie toegezegd die zij kunnen beleggen via het Extra Beleggingspakket. Op die manier bouwen zij extra vermogen op voor het aankopen van een aanvullend levenslang ouderdomspensioen. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om eventueel eerder –vóór de 65-jarige leeftijd– met pensioen te gaan. Er wordt dan wel een actuariële korting toegepast. Alle Nederlandse medewerkers kunnen ook voor extra verlof sparen via de levensloopregeling. Medewerkers van Smurfit Kappa Nederland mogen vanaf hun 60ste met pensioen. Voor het beleggen van de aan deelnemers toegezegde premies zijn door het Pensioenfonds afspraken gemaakt met Robeco. Op basis van de Robeco beleggingsfondsen zijn adviesmixen samengesteld; deelnemers kunnen zelf kiezen of zij conform de adviesmix willen beleggen of in eigen beheer willen beleggen. Pensioenreglementen De pensioenreglementen zijn de afgelopen jaren onderhevig geweest aan vele aanpassingen, die de leesbaarheid niet hebben bevorderd. Daarom is het “Pensioenreglement 56-min” in 2010 geheel herschreven. WGA ( Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) - hiaat Het pensioenfonds biedt geen WGA-hiaatverzekering aan. De aangesloten ondernemingen hebben hiervoor bij een verzekeraar een apart contract afgesloten ten behoeve van de medewerkers. Deelnemers kunnen hier desgewenst aan deelnemen. Dat geldt eveneens voor het excedentgedeelte boven het maximum dagloon. Garantieregeling Deelnemers vanuit het voormalige pensioenfonds Bührmann-Tetterode hebben bij de overgang van eindloon naar middelloon op individuele basis de mogelijkheid gehad voor een bepaalde periode de oude regeling voort te zetten. Daarvoor is een garantieregeling afgesproken. Het betreft een beperkte groep en de regeling heeft geen materiële impact op de financiële situatie van het fonds. Communicatiebeleid Het Pensioenfonds heeft een communicatiebeleid vastgesteld met als doel een zo toegankelijk en open mogelijke communicatie tussen het Pensioenfonds en de deelnemers. Met het beschikbaar stellen van informatie over de pensioenregeling in duidelijke en voor iedereen begrijpelijke taal, voldoet het fonds aan de –in de Pensioenwet vastgelegde– verplichtingen op dit gebied. Ter illustratie noemen we de volgende onderdelen van het beleid: –
in principe verschijnt twee maal per jaar de Smurfit Kappa Pensioen Nieuwsbrief. Via deze nieuwsbrief worden deelnemers op de hoogte gehouden van de pensioenactualiteit en ontwikkelingen binnen hun pensioenfonds en -regeling;
–
in 2010 hebben de deelnemers een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. Uitgangspunt voor het UPO is dat dit model ten minste alle informatie bevat die wettelijk verplicht moet worden verstrekt;
–
voor de deelnemers is een website beschikbaar onder de naam www.smurfitkappapensioen.nl. Binnen de website is specifieke informatie opgenomen voor medewerkers, gepensioneerden en oud-medewerkers. Via de website is het pensioenreglement te downloaden, maar ook alle brochures, formulieren, nieuwsbrieven, pensioencommuniqués en jaarverslagen. In 2010 is een aantal van deze documenten aangepast, en zijn relevante ontwikkelingen met betrekking tot het Pensioenfonds onder de aandacht gebracht.
38
Financiële positie van het Pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het Pensioenfonds (inclusief de voorziening langdurig zieken) is in het verslagjaar toegenomen van € 360,6 miljoen naar € 396,4 miljoen. De toename van de voorziening pensioen-verplichtingen is veroorzaakt door de daling van de marktrente en door de extra voorziening voor nieuwe overlevingstafels. Belegd vermogen Het belegd vermogen is in het verslagjaar toegenomen van € 361,6 miljoen naar € 402,4 miljoen. De toename in het belegd vermogen is met name ontstaan door gerealiseerde en ongerealiseerde koersresultaten in de beleggingsportefeuille gedurende het verslagjaar. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is in het verslagjaar gestegen van 100,2% naar 101,5%; een stijging van 1,3 procentpunten. De stijging is met name het gevolg van de gestegen waarde van het belegd vermogen. (Minimaal) vereiste dekkingsgraad De vereiste solvabiliteit onder het Financieel Toetsingskader dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De vereiste solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door De Nederlandsche Bank aangereikt standaardmodel. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2010 bedraagt 114,7%. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt ultimo 2010 104,2%. De aanwezige dekkingsgraad is ultimo 2010 lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad en de volgens het Financieel Toetsingskader vereiste dekkingsgraad. Hierdoor is nog steeds sprake van een reservetekort en een dekkingstekort. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het Pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door De Nederlandsche Bank geen aanwijzingen aan het Pensioenfonds gegeven, noch is bevoegdheidsuitoefening van organen van het Pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder of is een bewindvoerder aangesteld.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
39
Verzekerdenbestand
Gewezen Deelnemers Stand per 1 januari 2010
Pensioen-
deelnemers gerechtigden
2.103
1.131
Totaal
1.089
4.323
Mutaties door: –
Nieuwe toetredingen
–
Herintreding
–
Vertrek met premievrije aanspraak
–
Uitgaande waardeoverdracht
–
Ingang pensioen
–
Overlijden
– –
117
117
0
0
-59
59
0
0
-12
-12
-54
-21
98
23
-5
-1
-30
-36
Afkoop
0
-1
-2
-3
Andere oorzaken
-3 1)
-1 1)
-1
27
65
88
1.158
1.154
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2010
Specificatie pensioengerechtigden
-4 2.099
2)
3 1)
3)
4.411
Stand
Stand
31-12
31-12
2010
2009
Ouderdomspensioen
881
833
Partnerpensioen
244
228
Wezenpensioen
29
27
0
1
1.154
1.089
Invaliditeitspensioen Totaal
1)
Zijnde voornamelijk eliminaties dubbeltellingen (van paketten naar unieke telling).
2)
Waarvan 123 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
3)
Waarvan 207 fluitgerechtigden.
40
Bestemming van het saldo In de bestuursvergadering van 16 juni 2011 heeft het bestuur besloten het saldo over 2010 als volgt te verdelen: 2010 x € 1.000 Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
5.188 -8 ______ 5.180
Eindhoven, 16 juni 2011
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter
Secretaris
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
41
42
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Verklaring Verantwoordingsorgaan In het kader van de principes goed pensioenfondsbestuur is met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan (VO) ingesteld. Het Bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Pensioensfonds governance principes. Deze principes betreffen zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, over het door het Bestuur uitgevoerde beleid alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO toetst het beleid aan het principe van evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen van het pensioenfonds. Het VO heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening over boekjaar 2010 alsmede van de fondsdocumenten zoals statuten, pensioenreglementen en de actuariële en bedrijfstechnische nota. Het VO heeft een aantal bijeenkomsten bijgewoond met de Directeur en/of het Bestuur van het fonds en de actuaris en accountant van het fonds. Voorts vond een bijeenkomst plaats met het voltallige Bestuur op 16 juni 2011, waarin het jaarverslag en de jaarrekening werden vastgesteld en waarin het Bestuur verdere toelichting verschafte aan het VO over het gevoerde beleid. Observaties en oordeel VO 2010 Stond in het teken van het herstel van het fonds, een uitdaging gegeven de dalende marktente en de stijgende levensverwachting. Dit vereiste grote zorgvuldigheid ten aanzien van beleid en communicatie. Het Bestuur heeft gekozen voor het streven naar herstel met verantwoorde risico’s binnen de kaders van het kortetermijn- en langetermijnherstelplan. Per ultimo 2010 laat het Pensioenfonds een herstel zien dat vooruitloopt op het herstelplan. Het Bestuur besteedt veel aandacht aan risico beheer en in 2010 zijn nieuwe instrumenten ontwikkeld om het risico op dagelijkse wijze te kunnen volgen. Het Bestuur droeg zorg voor een goede communicatie naar alle belanghebbenden over alle relevante onderwerpen, zoals het verloop van het herstel van het Pensioenfonds. De Visitatiecommissie (VC) heeft in 2010 voor het eerst haar werkzaamheden uitgevoerd. Haar rapportage geeft een positief beeld van de wijze waarop het Pensioenfonds bestuurd wordt. Er zijn enkele aanbevelingen en suggesties maar geen enkele daarvan is gebaseerd op een fundamenteel probleem. Het Bestuur heeft deze aanbevelingen en suggesties inmiddels opgevolgd of zal dit in het komende jaar doen. Opinie Het VO is van mening dat het handelen van het Bestuur en het door haar uitgevoerde beleid alsmede de beleidskeuzes voor de toekomst in overeenstemming zijn met de principes voor goed pensioenbestuur. Het Bestuur geeft getuige van deskundigheid en zorgvuldigheid, van een evenwichtige behartiging van de belangen van alle betrokkenen en van openheid en effectieve communicatie.
Eindhoven, 16 juni 2011
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
43
Reactie van het bestuur Het Bestuur hecht veel waarde aan het oordeel van het VO en stelt de constructieve en transparante manier van samenwerken met het VO zeer op prijs. Het Bestuur constateert met tevredenheid –mede op basis van de Verklaring van het VO én de rapportage door de Visitatiecommissie– dat de gestelde doelstellingen in 2010 zijn gerealiseerd ten aanzien van het beleid, de uitvoering daarvan en de naleving van de principes van goed pensioenfondsbestuur. Het Bestuur is van mening dat het VO een grote toegevoegde waarde heeft binnen het pensioenfonds in de uitdagende omgeving waarin het pensioenfonds zich heeft bevonden in 2010 en zich zal bevinden in de toekomstige jaren.
Eindhoven, 16 juni 2011
44
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
45
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa
2010
2009
Beleggingen voor risico fonds [1] Zakelijke waarden
143.246
108.853
Vastrentende waarden
216.955
212.485
Derivaten Overige beleggingen
Beleggingen voor risico deelnemers [2] Herverzekering [3] Vorderingen en overlopende activa [4] Liquide middelen [5]
4.821
3.226
23.540
20.611 388.562
345.175
36.030
32.550
142
742
4.837
3.382
11.249
17.321
440.820
399.170
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
46
Passiva
2010
2009
Reserves Algemene reserve [6] Reserve solvabiliteitsoplag BPR-modules [7]
5.862
674
242
250 6.104
924
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [9]
395.444
358.255
142
757 395.586
359.012
936
2.348
36.030
32.550
2.164
4.336
440.820
399.170
Overige technische voorzieningen Voorziening langdurig zieken [10] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarkapitalen [11] Kortlopende schulden [12]
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
47
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2010
2009
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten [13] Indirecte beleggingsopbrengsten [14] Kosten van vermogensbeheer [15]
9.369
10.926
29.663
30.012
-391
-710
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [16] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [17] Bijdragen voor risico deelnemers [18] Saldo van overdrachten van rechten [19] Pensioenuitkeringen [20]
38.641
40.228
3.188
2.973
21.296
19.274
4.616
4.785
-259
16
-17.630
-16.438
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds [21] Wijziging rentetermijnstructuur
-33.694
13.540
Benodigde intresttoevoeging
-4.698
-8.910
Toevoeging pensioenopbouw
-7.807
-8.248
-198
-28
Waardeoverdracht in Waardeoverdracht uit Toevoeging kostenvoorziening Vrijval excassokosten
571
0
-158
-173
349
326
17.441
16.303
Sterfte
309
-575
Arbeidsongeschiktheid
137
70
-5.325
-3.367
-65
-378
Verwachte uitkeringen
Reguliere mutaties Toeslagverlening actief Toeslagverlening inactief
-12
-26
Wijziging actuariële grondslagen (sterftetafel)
-7.790
-13.779
Wijziging actuariële grondslagen (leeftijdscorrectie)
4.220
0
-469
-150
Overige mutaties
-37.189
-5.395
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
48
2010
2009
1.412
-402
voor risico deelnemers [23]
-3.480
-4.591
Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers [24]
-4.324
-3.167
Mutatie voorziening langdurig zieken [22] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Herverzekering Premies [25]
-23
-95
Uitkeringen uit herverzekering [26]
141
176
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [27] Overige baten en lasten [28] Saldo van baten en lasten
118
81
-1.088
-1.438
-121
-23
5.180
35.903
Bestemming van het saldo Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
5.188
35.653
-8
250 5.180
35.903
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
49
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2010
2009
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
20.843
20.214
Uitkeringen uit herverzekering
141
220
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
176
-9
Overige
-47
6 21.113
20.431
Uitgaven –
Uitgekeerde pensioenen •
Pensioenen en afkopen
-12.374
-11.215
•
Loonheffing
•
Sociale premies en andere inhoudingen
-4.534
-4.537
-698
-698
–
Wegens overgedragen pensioenverplichtingen
-430
0
–
Premies herverzekering
-38
-155
–
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-1.792
-1.425
–
Overige
279
-261 -19.587
-18.291
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen Overige
8.245
11.212
297.857
767.080
393
-228 306.495
778.064
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-314.018
-782.402
-75
-340 -314.093
-782.742
Mutatie geldmiddelen
-6.072
-2.538
Saldo geldmiddelen 1 januari
17.321
19.859
Saldo geldmiddelen 31 december
11.249
17.321
50
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de uitgangspunten van BW 2 Titel 9 toegepast, met uitzondering van artikel 390. Medio 2009 is artikel 146 van de Pensioenwet gewijzigd, waardoor volgens de Pensioenwet een herwaarderingsreserve, zoals genoemd in artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW, niet langer van toepassing is. In het verleden werd binnen Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland de herwaarderingsreserve geacht te zijn begrepen in het minimum vereist vermogen. Tevens zijn de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) gevolgd, waarvan in het bijzonder RJ 610. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Annuïteitenlening De annuïteitenlening wordt gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde vastrentende waarden zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurswaarde. De niet ter beurze genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de activa van de betreffende fondsen op marktwaarde zijn gewaardeerd. Aandelen De ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurswaarde. De niet ter beurze genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de activa van de betreffende fondsen op marktwaarde zijn gewaardeerd. Derivaten en overige beleggingen De derivaten en overige beleggingen zoals valutatermijntransacties, futures, swaps, repo’s en commodities worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Algemene reserve Aan de algemene reserve wordt het saldo van de staat van baten en lasten toegevoegd. Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Met ingang van 1 januari 2009 houdt het fonds een bestemde reserve aan ten behoeve van de solvabiliteitsopslag over de beschikbare premie. In de kostendekkende premie is een extra solvabiliteitsopslag gedefinieerd over de in dat jaar gestorte beschikbare premie.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
51
Deze wordt toegevoegd aan de reserve. Bij inkoop van spaarkapitaal wordt de benodigde solvabiliteitsopslag vervolgens aan deze reserve onttrokken. Voorziening pensioenverplichtingen (TV) In 2010 is bij de vaststelling van de TV onder andere rekening gehouden met de door DNB gepubliceerde termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. Gemiddeld, gewogen met de TV kwam de nominale rente eind 2009 voor dit fonds ongeveer overeen met een vaste rekenrente van 3,5% (2009: 3,9%). De pensioenverplichtingen worden berekend volgens overlevingskansen op basis van de AG Prognosetafel 2010-2060, inclusief de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Door toepassing van deze tafel wordt rekening gehouden met de langere levensverwachtingen van mannen en vrouwen. Het financieel effect van het toepassen van deze prognosetafel, hetgeen wordt aangemerkt als een schattingswijziging, bedraagt 3.556. Daarnaast dient er een toereikende voorziening voor toekomstige kosten te zijn. De voorziening is vastgesteld op 2% van de TV. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rentevoet Rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank. Sterfte AG Prognosetafel 2010-2060 (startjaar 2011) inclusief de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Gehuwdheid Vóór pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde partnersysteem, met gehuwdheidsfrequentie 100%. Na pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het bepaalde partnersysteem. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden Aangenomen wordt dat alle verzekerden geboren zijn op de 1ste van de maand van de werkelijke geboortedatum. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Kosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 2,00% van de netto voorziening. Een gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen is volledig herverzekerd. Voorziening langdurig zieken Met ingang van 2008 is er ook een voorziening aanwezig voor langdurig zieken.
52
Indien deelnemers langer dan twee jaar ziek zijn, kunnen ze arbeidsongeschikt verklaard worden. Aangezien Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa het premievrijstellingsrisico slechts gedeeltelijk (met een stop-loss verzekering) heeft herverzekerd, dient het fonds een voorziening voor langdurig zieken te vormen. De voorziening is ultimo 2010 gelijk aan twee maal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid in 2010, waarbij de stop-loss korting buiten beschouwing is gelaten. Deze opslag zou naar verwachting en over een langere periode bezien, voldoende moeten zijn om de kosten voor arbeidsongeschikte deelnemers te financieren. Voorziening herverzekeringsdeel TV De voorziening herverzekering TV heeft betrekking op elders verzekerde pensioenen die voor wat betreft de resultaatbepaling in mindering worden gebracht op de opgebouwde pensioenen bij Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland. Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt, voor wat betreft de aandelen, hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. Tevens wordt hieronder verantwoord de gedeclareerde dividenden en verdiende interest, alsmede de ontvangen provisies uit hoofde van verbruikleen van effecten. De rentes van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –
gerealiseerde en niet gerealiseerde koersverschillen van de zakelijke en vastrentende waarden;
–
boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis;
–
valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties.
Derivaten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen bij repo-, future-, swaps- en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden de kosten opgenomen die verband houden met het beheer en advies van de beleggingen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
53
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico van het fonds Niet
Categorie
Stand
Aankopen/
gerealiseerde
Stand
1-1
verstrek-
uitlotingen/
Verkopen/ Gerealiseerde koers-
koers-
31-12
2010
kingen
(af)lossingen
verschillen
verschillen
2010
108.853
71.595
-56.743
3.137
16.404
143.246
108.853
71.595
-56.743
3.137
16.404
143.246
97.950
180.128
-130.549
-63
-11
147.455
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen
Vastrentende waarden: Staatsobligaties Obligaties index linked
2.677
0
-2.080
-201
16
412
104.466
25.271
-71.184
1.317
1.796
61.666
7.392
0
-199
-3
232
7.422
212.485
205.399
-204.012
1.050
2.033
216.955
Repo’s
3.226
34.407
-37.633
Valutatermijncontracten
-1.030
0
6.384 1)
-101
0
121 1)
-122
103
1
-1.864
0
-1.450 1)
1.450
6.684
4.820
231
34.407
-32.578
-5.056
7.149
4.153
20.611
2.507
-5.876
513
5.785
23.540
20.611
2.507
-5.876
513
5.785
23.540
342.180
313.908
-299.209
-356
31.371
387.894
Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening
Derivaten:
Futures Swaps
0
0
0
-6.384
362
-668
Overige beleggingen: Commodities
Totaal belegd vermogen excl. liquide middelen Derivaten: Valutatermijncontracten Futures Swaps Belegd vermogen passiva zijde Belegd vermogen activa zijde 1)
54
De aan- en verkopen zijn gesaldeerd weergegeven.
1.030
668
101
0
1.864
0
2.995
668
345.175
388.562
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Stand ultimo Level 1
Level 2
Level 3
2010
0
143.246
0
143.246
0
143.246
0
143.246
135.966
11.489
0
147.455
Vastrentende beleggingsfondsen
0
61.666
0
61.666
Index linked bonds
0
413
0
413
Leningen op schuldbekentenis
0
7.421
0
7.421
135.966
80.989
0
216.955
Valutaderivaten
1
0
0
1
Rentederivaten
0
4.152
0
4.152
1
4.152
0
4.153
0
23.540
0
23.540
0
23.540
0
23.540
135.967
251.927
0
387.894
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen
Vastrentende waarden Staatsobligaties
Derivaten
Overige beleggingen Commodities
Totaal belegd vermogen
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
55
[2] Beleggingen voor risico van de deelnemers
2010
2009
36.030
32.550
142
742
Deze beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn bij Robeco ondergebracht, waar belegd wordt in diverse beleggingsfondsen. Voor het verloop verwijzen we naar de toelichting bij post [11]. [3] Herverzekering De herverzekeringen hebben betrekking op pensioenen en arbeidsongeschiktheid [4] Vorderingen en overlopende activa Lopende intrest en dividend Hieronder is opgenomen de aan het boekjaar toe te rekenen intrest en dividend van: Obligaties
3.217
337
Swaps
0
1.656
Banken
36
136 3.253
2.129
Overige vorderingen Inkoopsommen
22
27
115
507
16
42
772
319
0
-17
Rekening-courant ondernemingen
276
275
Te onttrekken spaarkapitalen Robeco
135
0
Overige
248
100
Terugvorderbare dividendbelasting Debiteuren creditnota’s Premies
bruto
907
voorzien als oninbaar
-135
netto Aegon Levensverzekering N.V.
Totaal vorderingen en overlopende activa
1.584
1.253
4.837
3.382
[5] Liquide middelen Depotbanken Deposito ING
Totaal activa
56
8.741
5.825
0
1.000
2.508
10.496 11.249
17.321
440.820
399.170
Passiva
2010
2009
Reserves [6] Algemene reserve Stand per 1 januari Dotatie uit bestemming saldo
674
-34.979
5.188
35.653
Stand per 31 december
5.862
674
[7] Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules Stand per 1 januari Dotatie uit bestemming saldo
250
0
-8
250
Stand per 31 december Totaal reserves Het aanwezig eigen vermogen en aanwezige dekkingsgraad bedragen:
5.862 1)
242
250
6.104
924
101,5%
674 1)
100,2%
Het minimaal vereist eigen vermogen en de hierbij horende minimaal benodigde dekkingsgraad bedraagt:
16.707
104,2%
15.172
104,2%
58.118
114,7%
55.131
115,4%
Het strategisch vereist eigen vermogen en de hierbij horende benodigde dekkingsgraad bedraagt: De dekkingsgraad is vastgesteld als het Totaal Vermogen (Reserves + Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds) gedeeld door de Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds. De berekening is als volgt: (5.862 + (395.444+142)) / (395.444+142) x 100% = 101,48% Per 31 december 2010 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en er is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: –
Een herstelpremie van 5,6% ten laste van zowel werkgever als
–
Geen indexatie van de pensioenaanspraken per 1 januari 2011
werknemers. van de actieve en inactieve deelnemers. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, binnen de gestelde termijn van vijf jaar (31 december 2013) wordt voldaan aan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen. 1)
De reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules is niet van toepassing voor de berekening van de dekkingsgraad.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
57
2010
2009
Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen per 31december is als volgt opgebouwd: Deelnemers
157.568
141.008
Gewezen deelnemers
45.831
39.968
Pensioengerechtigden
192.187
164.228
0
13.808
395.586
359.012
-142
-757
395.444
358.255
358.255
352.860
37.189
5.395
Voorziening aanpassing sterftetafels Totale voorziening pensioenverplichtingen Af: herverzekering Blijft: voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Stand per 1 januari Mutatie boekjaar via de staat van baten en lasten Stand per 31 december
395.444
358.255
[9] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari
757
835
Af: onttrekking
-615
-78
Stand per 31 december Totaal technische voorzieningen
142
757
395.586
359.012
Overige technische voorzieningen [10] Voorziening langdurig zieken Stand per 1 januari
2.348
1.946
Mutatie boekjaar via de staat van baten en lasten
-1.412
402
Stand per 31 december
936
2.348
Totaal overige technische voorzieningen
936
2.348
58
2010
2009
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [11] Pensioenspaarkapitalen Robeco Stand per 1 januari
32.550
27.959
Stortingen deelnemers
4.616
4.786
Onttrekkingen deelnemers
-4.324
-3.167
Rendement
3.188
2.972
Stand per 31 december
36.030
32.550
[12] Kortlopende schulden Beleggingen
668
2.995
Vooruitontvangen inkoopsommen Elcorr 2011
525
0
47
157
0
16
Aankoop beleggingen Belastingdienst Naar Robeco door te storten deel inkomende WO
10
0
Beheerloon
57
173
350
343
38
82
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Aangesloten ondernemingen Uitkeringen
1
0
Loonheffing
379
359
Sociale lasten
59
55
Overige
30
156
Totaal passiva
2.164
4.336
440.820
399.170
Er zijn verder geen niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
59
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland hebben geen bezoldiging ontvangen. Wel wordt aan gepensioneerde bestuurs- en commissieleden een onkostenvergoeding (vacatie- en reiskostenvergoeding) verstrekt. Personeel Gedurende het boekjaar 2010 had Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland geen personeel in dienst.
Baten en lasten
2010
2009
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [13] Directe beleggingsopbrengsten Aandelen
1.917
Vastrentende waarden
7.378
7.240
0
1.166
Derivaten Overige beleggingen Banken FVP bijdragen Waarde-overdrachten Verzekeringsmaatschappijen Overig
2.867
7
16
49
265
-1
5
-19
1
0
7
38
-641 9.369
10.926
[14] Indirecte beleggingsopbrengsten –
–
Gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
3.137
1.256
•
Vastrentende waarden
1.050
1.796
•
Derivaten
-5.056
12.242
•
Overige koersverschillen
513
0
Niet-gerealiseerde koersverschillen: •
Zakelijke waarden
16.404
23.379
•
Vastrentende waarden
2.033
10.662
•
Derivaten
7.149
-21.945
•
Overige beleggingen
5.785
1.661
•
Overige koersverschillen
-1.352
961 29.663
60
30.012
2010
2009
[15] Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
193
-240
Bewaarloon
-94
-154
Advisering
-490
-316
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico fonds
-391
-710
38.641
40.228
[16] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten minus kosten
1.214
411
Koersresultaat
1.974
2.562 3.188
2.973
[17] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgeversaandeel
12.636
12.679
Werknemersaandeel
3.822
3.086
411
221
4.377
3.167
50
121
Inkoopsommen Onttrekkingen spaarkapitalen Robeco waarvoor rechten worden ingekocht FVP-bijdragen
21.296
19.274
De feitelijke premie bedraagt :
16.458
15.765
De kostendekkende premie bedraagt:
11.576
12.562
De gedempte kostendekkende premie bedraagt:
11.442
11.498
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –
Actuarieel benodigd
7.882
8.419
–
Opslag in stand houden vereist vermogen
2.001
2.440
–
Opslag voor uitvoeringskosten
1.358
1.368
–
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
335
335
11.576
12.562
De gedempte premie is als volgt samengesteld: –
Actuarieel benodigd
7.769
7.375
–
Opslag in stand houden vereist vermogen
1.983
2.440
–
Opslag voor uitvoeringskosten
1.355
1.348
–
Risicopremies overlijden en arbeidsongeschiktheid
335
335
11.442
11.498
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
61
2010
2009
4.616
4.785
Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of toeslagen. In beide boekjaren zijn geen kortingen verstrekt. [18] Bijdragen voor risico deelnemers Stortingen in de beleggingsfondsen bij Robeco door werkgever [19] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
171
16
Overgedragen pensioenverplichtingen
-430
0 -259
16
[20] Pensioenuitkeringen –
–
Pensioenen: •
Ouderdomspensioen
-15.579
-14.438
•
Invaliditeitspensioen
•
Partnerpensioen
•
Wezenpensioen
-64
-63
•
WAO-hiaatpensioen
-302
-295
•
ANW-hiaatpensioen
-119
-134
-167
-189
-1.346
-1.295
Andere uitkeringen: •
Afkoopsommen
-4
-15
•
WAO-uitkering aanvulling
-8
-8
•
Compensatie premie ZVW
-40
0
•
Compensatie overhevelingstoeslag
-1
-1 -17.630
62
-16.438
2010
2009
[21] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Wijziging rentetermijnstructuur
-33.694
13.540
Benodigde intresttoevoeging
-4.698
-8.910
Toevoeging pensioenopbouw
-7.807
-8.248
Waardeoverdracht in
-198
-28
Waardeoverdracht uit
571
0
Toevoeging kostenvoorziening
-158
-173
Vrijval excassokosten
349
326
17.441
16.303
309
-575
Verwachte uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid
137
70
-5.325
-3.367
Toeslagverlening actief
-65
-378
Toeslagverlening inactief
-12
-26
Wijziging actuariële grondslagen (sterftetafel)
-7.790
-13.779
Wijziging actuariële grondslagen (leeftijdscorrectie)
4.220
0
-469
-150
Reguliere mutaties
Overige mutaties
-37.189
-5.395
1.412
-402
[22] Mutatie voorziening langdurig zieken Mutatie boekjaar [23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stortingen deelnemers Onttrekkingen deelnemers Rendement
-4.616
-4.786
4.324
3.167
-3.188
-2.972
[24] Onttrekkingen beleggingen voor risico deelnemers
-3.480
-4.591
-4.324
-3.167
Herverzekering [25] Premies Overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico
-38
-80
Afslag herverzekeraar
15
-15 -23
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
-95
63
2010
2009
[26] Uitkeringen uit herverzekering WAO-hiatenpensioen
141
Totaal herverzekering
176 141
176
118
81
[27] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-494
-488
Actuaris
-264
-468
-36
-57
Fiscale advieswerkzaamheden
-46
-55
Kosten visitatie
-20
0
Juridisch advies
-57
-128
De Nederlandsche Bank
-39
-13
Accountant (controle jaarrekening)
Contributie Opf
-6
-5
Robeco Flexioen
-23
-47
AFM
-10
-3
Drukwerk
-12
-13
Overige
-77
-79
-1.084
-1.356
-4
-82
Inzake kosten transitie Eska Graphic Board
-1.438 1)
-1.088 [28] Overige baten en lasten Diversen Afboeking premievorderingen oude jaren Naheffing omzetbelasting 2005-2007
Saldo van baten en lasten
1)
64
14
-7
-135
0
0
-16 -121
-23
5.180
35.903
Stijging van de pensioenuitvoerings- en administratiekosten door juridisch advies, en herstelbrieven. Dit maakt dat 2009 een exeptioneel jaar was.
2010
2009
Analyse jaarresultaat De ontwikkeling van het fonds in het boekjaar volgt uit de hierna gegeven technische verlies- en winstrekening. Wijziging rentetermijnstructuur
-33.694
13.540
Beleggingsopbrengsten
33.943
31.318
Premies en koopsommen
6.883
5.444
Waardeoverdrachten
114
-12
Kosten
461
63
Uitkeringen
-48
41
Sterfte
571
-332
Arbeidsongeschiktheid
183
82
Reguliere mutaties
-487
142
Toeslagverlening Incidentele mutaties voorziening Andere oorzaken Totaal jaarresultaat
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
-2
-14
-2.627
-14.331
-117
-38 5.180
35.903
65
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds per 31 december 2010 is kleiner dan het Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, zodat het langetermijnherstelplan van het Pensioenfonds –dat van kracht is per oktober 2008– onverkort van toepassing is. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Tevens wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën van zowel de feitelijke als de strategische vereiste dekkingsgraad:
2010
2009
€
%
€
%
21.750
5,5
22.763
6,3
Zakelijke waarden risico (S2)
42.372
10,7
31.499
8,8
Valutarisico (S3)
15.348
3,9
9.041
2,5
Renterisico (S1)
Grondstoffenrisico (S4)
8.143
2,1
7.033
2,0
Kredietrisico (S5)
4.669
1,2
4.093
1,1
Verzekeringstechnisch risico (S6)
13.055
3,3
11.075
3,1
Diversificatie-effect
-44.640
-11,3
-35.524
-9,8
Vereist eigen vermogen (feitelijk)
60.697
15,3
49.980
14,0
5.862
101,5
674
100,2
Aanwezige dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad
16.707
104,2
15.172
104,2
Vereiste dekkingsgraad
60.697
115,3
49.980
114,0
66
2010
2009
€
%
€
%
Renterisico (S1)
23.635
6,0
18.433
5,1
Zakelijke waarden risico (S2)
40.329
10,2
41.871
11,7
0
0,0
0
0,0
Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4)
6.806
1,7
6.201
1,7
Kredietrisico (S5)
4.773
1,2
3.695
1,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
13.055
3,3
11.075
3,1
Diversificatie-effect
-30.480
-7,7
-26.144
-7,2
Vereist eigen vermogen (strategisch)
58.118
14,7
55.131
15,4
5.862
101,5
674
100,2
Aanwezige dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad
16.707
104,2
15.172
104,2
Vereiste dekkingsgraad
58.118
114,7
55.131
115,4
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Overige technische voorzieningen) te delen door de Totale technische voorzieningen (excl. Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 100,19% (2009) tot 101,48% (2010). Renterisico Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. De stijging van de rentestanden die worden gehanteerd bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen (eind 2010: 3,45% ten opzichte van eind 2009: 3,85%) leidt tot een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen (in 2010: 33,7 miljoen euro). De beleggingen, gewaardeerd tegen marktwaarde, zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan ontwikkelingen van de rentestanden. Door de periodieke afstemming van beide ontwikkelingen wordt de dekkingsgraad nauwgezet gemonitord. Deze rentegevoeligheid is één van de actoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie en de duratie van de portefeuilles. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verkort van 13,9 naar 6,72 jaar. Duratie van de vastrentende waarden 6,72. Duratie van de pensioenverplichtingen 15,89. Duratie van de derivaten 7,70. Gevoeligheidsanalyse: Een daling van de marktrente van 1,0%-punt zou leiden tot een hogere verplichting ad € 62,8 miljoen en tegelijkertijd tot een hogere marktwaarde van de (vastrentende) beleggingen inclusief derivaten ad € 30,1 miljoen. Per saldo zou een dergelijke daling van de marktrente een verlagend effect op het eigen vermogen hebben van € 32,7 miljoen.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
67
Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (koersrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
2010
2009
€
%
€
%
122.119
85,3
92.088
84,6
21.127
14,7
16.765
15,4
143.246
100,0
108.853
100,0
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
Valutarisico De pensioenverplichtingen luiden in euro’s, de mogelijke risico’s als gevolg van valutakoersontwikkelingen komen daarom alleen bij de beleggingen tot uitdrukking. Het valutarisico is strategisch voor 100% afgedekt. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
68
Verdeling totale beleggingsportefeuille (inclusief in welke valuta de belegging staat genoteerd)
Categorie
2010 €
Zakelijke waarden Robeco volwassen markten
70.069
MIX
Robeco emerging markets
21.127
MIX
BlackRock
52.050
MIX
143.246 Vastrentende waarden BNP actief
63.773
Euro
BNP passief
21.494
Euro
Kempen
62.600
Euro
Aegon credits
16.488
Euro
Robeco credits
23.169
Euro
Robeco High Yield
12.117
Euro
Morgan Stanley EMD
9.892
Euro
Aegon annuiteit
7.422
Euro
216.955 Overige beleggingen Commodities Subtotaal Derivaten Totaal
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
23.540
CHF
383.741 4.153
Euro
387.894
69
Verdeling per beleggingscategorie naar valuta
Vóór
Ná
Valuta-
Valuta-
Valuta-
afdekking
afdekking
afdekking
Zakelijke waarden Euro
16.798
57.228
74.026
USD
65.324
-31.066
34.258
GBP
11.893
-11.586
307
CHF
4.378
-2.153
2.225
JPY
12.197
-12.423
Overig
32.656
32.656
143.246
143.246
216.955
216.955
-226
Vastrentende waarden Euro Overige beleggingen Euro
–
23.540
23.540
CHF
23.540
-23.540
–
23.540 Totaal
Totale beleggingsportefeuille naar valuta
383.741
23.540 –
Vóór
383.741
Ná
Valuta-
Valuta-
Valuta-
afdekking
afdekking
afdekking
Euro
233.753
80.768
314.521
USD
65.324
-31.066
34.258
GBP
11.893
-11.586
307
CHF
27.918
-25.693
2.225
JPY
12.197
-12.423
-226
Overig
32.656
32.656
Totaal
383.741
383.741
Indien de afrekening van deze transacties (die allen aflopen in maart 2011) op 31 december 2010 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 668 hoger uitvallen (ongerealiseerd resultaat van -€ 668) dan overeengekomen.
70
Futures aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties
transacties
einddatum
Euro
0,259
0,128
30-11-2011
Amerikaanse dollar
0,006
0,013
26-1-2011
0
0,017
15-1-2011
in miljoenen euro
Britse pound sterling Australische dollar
0,006
0
14-1-2011
Japanse yen
0,001
0,003
18-1-2011
0
0,015
12-1-2011
0,272
0,176
Canadese dollar
Swaps De 12 swap-contracten hebben looptijden variërend van 31 maart 2016 tot en met 20 december 2031 met variërende notionals van 2 miljoen tot 31 miljoen euro, in totaliteit voor 195 miljoen euro.
Repo´s in miljoenen euro Euro Britse pond sterling
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties
transacties
einddatum
8
10
11-2-2011
26
28
14-1-2011
34
38
Grondstoffenrisico Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. In het standaardmodel is een berekening van de gevoeligheid van het eigen vermogen voor grondstoffen voorgeschreven. Het grondstoffenrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in grondstoffen van 30%. Het grondstoffenrisico bedraagt op basis van de feitelijke verdeling 8.143. Op basis van de strategische verdeling bedraagt het grondstoffenrisico 6.806. Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
71
De portefeuille Vastrentende waarden bevat ook rechtstreekse beleggingen waarbij het kredietrisico mede met behulp van de Standard & Poor’s rating wordt gemonitord. Bij de balanspost Vastrentende waarden is een nadere toelichting opgenomen waaruit de verdeling van de portefeuille blijkt.
2010
2009
€
%
€
%
AAA
120.426
55,5
106.981
49,6
AA
21.964
10,1
15.112
7,0
A
22.569
10,4
45.970
21,3
BBB
23.069
10,6
21.566
10,0
Lager dan BBB
28.927
13,4
26.082
12,1
0
0,0
0
0,0
216.955
100,0
215.711
100,0
Rating vastrentende waarden:
Cash
2010 €
2009
%
€
%
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
3.915
1,8
3.901
1,8
Resterende looptijd <> 5 jaar
47.555
21,9
36.948
17,1
Resterende looptijd >= 5 jaar
165.485
76,3
174.862
81,1
216.955
100,0
215.711
100,0
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico (S6) worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend is meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Het verzekeringstechnische risico zoals dit in het standaardmodel is opgenomen onderkent de volgende drie risico’s: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend (TSO) en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde (NSA). De omvang van het verzekeringstechnische risico is afhankelijk van het aantal deelnemers (hoe groter het aantal deelnemers, hoe lager de factor), de gemiddelde leeftijd van de deelnemers (hoe jonger het fonds, hoe hoger de factor) en het karakter van de gehanteerde regeling (is bijvoorbeeld het nabestaande pensioen op spaar- of op risicobasis toegekend). Op basis van de karakteristieken van het fonds bedraagt de benodigde buffer voor het procesrisico 1.217. De benodigde buffer NSA bedraagt ultimo 2010 1.598.
72
Bij het vaststellen van de risico-opslag (TSO), wordt wederom rekening gehouden met leeftijdscohorten van de gemiddelde leeftijd van het fonds, de door het fonds gevoerde pensioenvormen en de aard van deze pensioenvormen (opbouw of risicodekking). Ook hiervoor worden de door DNB opgestelde tabellen gehanteerd. De benodigde buffer TSO bedraagt 11.729. Ultimo 2010 kent het verzekeringstechnische risico op basis van zowel de feitelijke als strategische verdelingen een omvang van 13.055. Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) gelijkgesteld aan 0%.
2010
2009
€
%
€
%
143.246
100,0
108.853
100,0
143.246
100,0
108.853
100,0
143.246
100,0
108.853
100,0
143.246
100,0
108.853
100,0
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
Verdeling zakelijke waarden per sector: Fondsen
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden
2010
2009
€
%
€
%
Robeco Institutioneel Emerging Markets Fonds
21.127
14,7
16.794
15,4
Robeco Institutioneel Wereldwijd Aandelenfonds
70.069
48,9
64.120
58,9
0
0,0
27.969
25,7
52.050
36,3
0
0
State Street Europe Index Plus SL Strategy BlackRock MSCI World Index Non-Lend
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
73
2010
2009
€
%
€
%
214.576
98,9
215.711
100,0
109
0,1
0
0,0
2.270
1,0
0
0,0
216.955
100,0
215.711
100,0
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Oceanië Noord-Amerika
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden
2010
AEAM European European Credit Fund INI Fixed Income All Grade Fund Robeco High Yield Bonds I EUR
2009
€
%
€
%
16.488
7,6
23.847
11,1
0
0,0
58.405
27,1
35.286
16,3
13.927
6,5
Netherlands Government
11.050
5,1
0
0,0
France Government
39.488
18,2
0
0,0
Overige beleggingen Grote posten: commodities van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden
2010 € State Street S&P GSCI CTF Fund Sarasin Commodity Fund
%
2009 €
%
0
0,0
5.357
26,0
23.540
0,0
15.255
74,0
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in Smurfit Kappa Group en de aan haar gelieerde ondernemingen.
74
Eindhoven, 16 juni 2011
Het Bestuur
G.P.F. Beurskens
J.A. van Gestel
Voorzitter
Secretaris
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
75
76
Overige gegevens
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2010 als volgt te verdelen: 2010 x € 1.000 Algemene reserve Reserve solvabiliteitsopslag BPR-modules
5.188 -8 ______ 5.180
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
77
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland te Eindhoven is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
–
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is, ten aanzien van de verplichtingen,aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 en 132.
78
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Apeldoorn, 23 juni 2011
Drs. W. Eikelboom AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
79
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland te Eindhoven gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland per 31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
80
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 23 juni 2011
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door
drs. F. J. van Groenestein RA
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
81
82
Bijlagen
Beleggingsoverzicht Overzicht belegd vermogen (in duizenden euro)
2010
2009
€
%
Norm
€
%
Norm
0
0,0%
0,0%
0
0,0%
3,0%
0
0,0%
0,0%
0
0,0%
3,0%
143.246
35,9%
108.853
30,4%
0
0,0%
0
0,0%
143.246
35,9%
108.853
30,4%
147.455
36,9%
97.950
27,2%
Vastgoedbeleggingen: Aandelen vastgoedmaatschappijen
Zakelijke waarden: Aandelenbeleggingsfondsen Aandelen
35,0%
37,0%
Vastrentende waarden: Obligaties Obligaties index linked Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening Deposito’s
412
0,1%
2.677
0,7%
61.666
15,4%
104.466
29,0%
7.422
2,0%
7.392
2,1%
0
0,0%
0
0,0%
216.955
54,4%
212.485
59,0%
59,0%
55,0%
Derivaten en overige beleggingen: Repo’s Valutatermijncontracten Futures Swaps Commodities
0
0,0%
3.226
0,9%
-668
-0,2%
-1.030
-0,3%
1
0,0%
-101
0,0%
4.820
1,2%
-1.864
-0,5%
23.540
5,9%
20.611
5,7%
27.693
6,9%
20.842
5,8%
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland Jaarverslag 2010
5,0%
5,0%
83
2010 €
%
2009 Norm
€
%
Norm
Liquide middelen: Depotbanken Deposito Banken
8.741
2,2%
5.825
1,6%
0
0,0%
1.000
0,3%
2.508
0,6%
10.496
2,9%
11.249
2,8%
1,0%
17.321
4,8%
0,0%
399.143
100,0%
100,0%
359.501
100,0%
100,0%
Totaal belegd vermogen excl. lopende intrest Lopende intrest vastrentende waarden Lopende intrest derivaten
3.217
337
0
1.656
Lopende intrest banken
36
136
Totaal lopende intrest
3.253
2.129
402.396
361.630
Totaal belegd vermogen incl. lopende intrest
84