Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
Pensioenreglement
Oktober2003
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
1
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
1
Inhoudsopgave Artikel 1. Definities ...................................................................................................................... 3 Artikel 2. Deelnemerschap............................................................................................................ 4 Artikel 3. Pensioenen .................................................................................................................... 4 Artikel 4. Grondslagen voor de berekening van de pensioenen.................................................... 4 Artikel 5. Ouderdomspensioen ..................................................................................................... 5 Artikel 6. Nabestaandenpensioen.................................................................................................. 5 Artikel 7. Wezenpensioen............................................................................................................. 6 Artikel 8. Bijzonder nabestaandenpensioen.................................................................................. 7 Artikel 9. Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen .............................................. 7 Artikel 10. Aanspraken bij voortijdige beëindiging........................................................................ 8 Artikel 11. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen ...... 8 Artikel 12. Uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen ................................ 10 Artikel 13. Flexibiliseringsmogelijkheden.................................................................................... 11 Artikel 14. Recht op waardeoverdracht ........................................................................................ 12 Artikel 15. Aanpassing pensioenen............................................................................................... 13 Artikel 16. Fiscale bepalingen ...................................................................................................... 13 Artikel 17. Verplichtingen van de deelnemers, de aangesloten werkgevers en het fonds ............ 13 Artikel 18. Uitbetaling pensioenen ............................................................................................... 14 Artikel 19. Wijziging van de aanspraken...................................................................................... 14 Artikel 20. Herverzekering ........................................................................................................... 15 Artikel 21. Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken...................................................... 16 Artikel 22. Bijzondere bepalingen ................................................................................................ 16 Artikel 23. Kosten pensioenregeling............................................................................................. 16 Artikel 24. Inwerkingtreding......................................................................................................... 17 BIJLAGE BIJ ARTIKEL 5 LID 6: ............................................................................................... 18
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
2
Artikel 1. Definities
1.
In dit pensioenreglement gelden de omschrijvingen van de statuten van de Stichting Pensioenfonds Citco Nederland.
2.
Voorts wordt verstaan onder, tenzij in dit Pensioenreglement anders wordt aangegeven: a. fonds: de Stichting Pensioenfonds Citco Nederland gevestigd te Amsterdam; b. aangesloten werkgevers: de werkgevers als bedoeld in artikel 5 van de statuten van het fonds; c. bestuur: het bestuur van het fonds; d. deelnemers: de werknemers in dienst van de aangesloten werkgevers, die overeenkomstig artikel 2 van dit pensioenreglement als deelnemers tot het fonds zijn toegelaten; e. jaarinkomen: dertien maal het vaste maandsalaris per één januari van het desbetreffende jaar, vermeerderd met 8% vakantietoeslag over twaalf maal dit vaste maandsalaris dan wel indien tussen de werknemer en de aangesloten werkgever een andere afspraak ten aanzien van het jaarsalaris is gemaakt, het overeengekomen jaarsalaris; f. franchise: de franchise is per 1 januari 2003 gelijk aan € 14.495,- en zal per één januari van elk volgend jaar met eenzelfde percentage worden verhoogd of verlaagd als de ontwikkeling van de AOW-uitkering voor een gehuwde, met een echtgeno(o)t(e) van 65 jaar of ouder, over het voorafgaande jaar; g. pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt; h. partner: - de wettige echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits het huwelijk is gesloten voor de pensioendatum; of - de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan voor de pensioendatum; of - de partner met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioendatum samenwoont, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. er moet sprake zijn van een tussen twee ongehuwde personen bestaande relatie (geen familierelatie in de rechte lijn); en b. de ongehuwde deelnemer dient uit eigen beweging schriftelijk aan het fonds te melden dat hij/zij voor nabestaandenpensioen in aanmerking wenst te komen; en c. de partners dienen te beschikken over een notarieel samenlevingscontract, dat enige bepalingen van vermogensrechtelijke aard ter zake van de gemeenschappelijke huishouding bevat en dat ten minste voor de pensioendatum is verleden en ten tijde van het overlijden ten minste één jaar heeft bestaan; i. kind: a. het kind tot wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de beëindiging van het deelnemerschap als ouder in familierechtelijke betrekking staat; b. enig ander kind dat door een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de beëindiging van het deelnemerschap als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed;
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
3
Artikel 2. Deelnemerschap
1.
Voor het deelnemerschap komt in aanmerking de werknemer, met wie door een aangesloten werkgever een arbeidsovereenkomst van langer dan drie maanden is aangegaan, tenzij de werknemer in de individuele arbeidsovereenkomst met de aangesloten werkgever is overeengekomen dat dit pensioenreglement niet van toepassing is.
2. Op schriftelijk verzoek van een van de aangesloten werkgevers kunnen door het bestuur ook werknemers van gelieerde ondernemingen worden toegelaten. 3. Iedere deelnemer ontvangt bij aanvang van het deelnemerschap een bewijs van deelnemerschap, waarin de datum van aanvang van het deelnemerschap is vermeld. 4. Het deelnemerschap eindigt door: a. de beëindiging van het dienstverband, tenzij dit pensioenreglement anders bepaalt; b. het bereiken van de pensioendatum; c. het overlijden. Artikel 3. Pensioenen
1. De deelnemer heeft met in achtneming van het bepaalde in de statuten van het fonds en dit pensioenreglement aanspraak op de volgende pensioenen: a. ouderdomspensioen (artikel 5); b. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 11); en voor eventuele nagelaten betrekkingen: c. nabestaandenpensioen (artikel 6); d. wezenpensioen (artikel 7). Artikel 4. Grondslagen voor de berekening van de pensioenen
1. Bij de berekening van de grootte van de pensioenen wordt uitgegaan van: a. de deelnemersjaren; b. de pensioengrondslag. 2.
Onder deelnemersjaren worden verstaan de jaren gedurende welke de deelnemer ingevolge het bepaalde in artikel 2 van dit pensioenreglement heeft deelgenomen.
3.
Gedeelten van deelnemersjaren worden naar boven afgerond op volle maanden.
4.
De pensioengrondslag is voor ieder deelnemersjaar gelijk aan het jaarinkomen van de deelnemer verminderd met de franchise.
5. Bij een parttime dienstverband wordt voor de pensioenberekening de pensioengrondslag vastgesteld op basis van een normale arbeidsduur, terwijl het aantal deelnemersjaren wordt
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
4
bepaald naar evenredigheid van de feitelijke arbeidsduur. De evenredigheid wordt eveneens toegepast bij de vaststelling van de betaling van de pensioenkosten. Het vaststellen van de part-time factor geschiedt per 1 januari van elk kalenderjaar. Artikel 5. Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. 2. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,75% van de in dat deelnemersjaar geldende pensioengrondslag. 3. Zolang de deelneming voortduurt, wordt jaarlijks per 1 januari het tot die datum opgebouwde ouderdomspensioen ingevolge lid 2 aangepast conform het bepaalde in artikel 15. 4. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde is overleden. 5. Het ouderdomspensioen kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgevers worden verminderd anders dan de gevallen van afkoop als bedoeld in de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het voorgaande geldt niet indien de echtgenoten of geregistreerde partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. Elk beding strijdig met deze bepaling is nietig. 6. Voor de deelnemers aan de per 31 december 2002 geldende pensioenregeling, die recht hadden op het alleenstaandenpensioen geldt de overgangsregeling als bedoeld in de bijlage van dit pensioenreglement. Artikel 6. Nabestaandenpensioen
1.
Het nabestaandenpensioen wordt toegekend aan de partner van een overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2.
Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden.
3.
Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5, dat de overleden deelnemer zou hebben genoten, indien het deelnemerschap op basis van de in het jaar van overlijden geldende pensioengrondslag tot de pensioendatum zou zijn voortgezet, of dat de overleden gepensioneerde of gewezen deelnemer genoot.
4.
Indien een partner meer dan tien jaar jonger is dan de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, wordt het volgens de vorige leden berekende nabestaandenpensioen verminderd met 2,5% van het pensioen voor elk jaar of gedeelte daarvan dat het leeftijdsverschil meer bedraagt dan tien jaar.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
5
5.
Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner is overleden.
6.
Geen aanspraak op nabestaandenpensioen ontstaat, indien de partner zich heeft schuldig gemaakt aan enig misdrijf, dat de dood van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten gevolge heeft gehad, of aan zodanig misdrijf medeplichtig is geweest.
7.
De overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 voor de gescheiden partner van de deelnemer vastgestelde bedrag aan bijzonder nabestaandenpensioen, inclusief de aanpassingen daarvan op grond van artikel 15 lid 1, wordt op het nabestaandenpensioen in mindering gebracht, voordat de vermindering ingevolge lid 4 van dit artikel is toegepast.
8. De aanspraak op nabestaandenpensioen kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgevers worden verminderd anders dan in de gevallen van afkoop als bedoeld in de Pensioen- en spaarfondsenwet. Artikel 7. Wezenpensioen
1.
Wezenpensioen wordt toegekend aan de kinderen van de (gewezen) deelnemers of gepensioneerden beneden de 18-jarige leeftijd. Wezenpensioen kan eveneens worden toegekend aan een studerend kind boven 18 jaar tot uiterlijk 27 jaar, indien en zolang het kind wegens het volgen van onderwijs naar het oordeel van het bestuur onvoldoende in staat is inkomsten uit arbeid te verwerven.
2.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden.
3.
Het wezenpensioen bedraagt voor elke wees 14% van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 5 lid 2, dat de overleden deelnemer zou hebben genoten, indien het deelnemerschap op basis van de in het jaar van overlijden geldende pensioengrondslag tot de pensioendatum zou zijn voortgezet, of dat de overleden gepensioneerde of gewezen deelnemer genoot.
4.
Het wezenpensioen, als bedoeld in het vorige lid, wordt verdubbeld indien geen (bijzonder) nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd.
5. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de wees: a. is overleden; b. de 18-jarige leeftijd heeft bereikt; of c. het latere tijdstip, waarop een studerende wees de 27-jarige leeftijd heeft bereikt. 6. Geen aanspraak op wezenpensioen ontstaat, indien de wees zich heeft schuldig gemaakt aan enig misdrijf, dat de dood van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten gevolge heeft gehad, of aan zodanig misdrijf medeplichtig is geweest.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
6
7. Het totaal van de wezenpensioenen bedraagt tezamen met het (bijzondere) nabestaandenpensioen niet meer dan 100% van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 5 lid 2, dat de overleden deelnemer zou hebben genoten, indien het deelnemerschap op de in het jaar van overlijden geldende pensioengrondslag tot de pensioendatum zou zijn voortgezet, of dat de overleden gepensioneerde of gewezen deelnemer genoot. Bij overschrijding van dit maximum wordt het totale wezenpensioen gelijkelijk over alle wezen verdeeld. Artikel 8. Bijzonder nabestaandenpensioen
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘scheiding’ verstaan: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding. 2. Bij scheiding verkrijgt de voormalige partner van de deelnemer een zodanige premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, als de deelnemer zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de scheiding het deelnemerschap zou zijn beëindigd anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid. De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. 3. Bij scheiding verkrijgt de voormalige partner van een gewezen deelnemer of gepensioneerde de aanspraak op nabestaandenpensioen die de gewezen deelnemer of gepensioneerde bij beëindiging van het deelnemerschap heeft behouden. De gewezen partner ontvangt een bewijs van haar respectievelijk zijn aanspraak. 4. De aanspraak kan worden verminderd of uitgesloten indien gewezen partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden aangegaan bij het geregistreerd partnerschap of voorwaarden aangegaan bij de gemeenschappelijke huishouding dan wel bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Artikel 9. Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘scheiding’ verstaan: echtscheiding, de scheiding van tafel en bed en de beëindiging van het geregistreerde partnerschap. 2. Bij scheiding heeft de gewezen echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5 opgebouwd gedurende de huwelijkse periode. 3. Het in lid 2 bepaalde is niet van toepassing indien: - de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden aangegaan bij het geregistreerde partnerschap dan wel bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding is uitgesloten; of
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
7
-
het ouderdomspensioen dat krachtens de verevening aan de (gewezen) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner toekomt, gelijk of lager is dan het bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
4. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding op een bij wet voorgeschreven formulier aan het fonds is gemeld. 5. De gewezen echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner ontvangt een premievrije polis ter zake van het pensioen waarop de gewezen echtgeno(o)t(e) respectievelijk geregistreerde partner aanspraak heeft. 6. Het fonds is bevoegd om de kosten van de verevening als bedoeld in dit artikel voor de helft aan ieder van de gewezen echtgenoten of geregistreerde partners in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen. Artikel 10. Aanspraken bij voortijdige beëindiging
1. Aan de deelnemer, wiens deelnemerschap, anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, voor het bereiken van de pensioendatum wordt beëindigd, worden premievrije aanspraken op ouderdomspensioen (artikel 5), premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen (artikel 6) en wezenpensioen (artikel 7) toegekend. 2. De in het vorige lid bedoelde premievrije aanspraken zijn gelijk aan de aanspraken waarop de gewezen deelnemer aanspraak had bij een ongewijzigde voortzetting van het dienstverband tot de pensioendatum verminderd met de aanspraken berekend op dezelfde grondslagen over de jaren tussen de ontslagdatum en de pensioendatum. 3. Aan de rechthebbende zal een bewijs van zijn premievrije aanspraken ter hand worden gesteld. 4. Voorzover het fonds met het oog op de voortzetting van de pensioenvoorzieningen tijdens werkloosheid middelen ontvangt van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, heeft de deelnemer bedoeld in dit artikel aanvullende aanspraken tegenover het fonds, berekend op de wettelijk omschreven wijze. Artikel 11. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen
1.
Indien een deelnemer het dienstverband met een aangesloten werkgever voor het bereiken van de pensioendatum tengevolge van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid beëindigt, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken het deelnemerschap in dit pensioenreglement zonder verdere premiebetaling op de in het jaar van beëindiging van het deelnemerschap geldende pensioengrondslag geacht te zijn voortgezet tot de pensioendatum of het eerdere tijdstip, waarop hij ophoudt arbeidsongeschikt te zijn.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
8
2.
Als geheel blijvend arbeidsongeschikt wordt beschouwd de deelnemer, die een jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65% of meer. Alsdan wordt 100% van de pensioenopbouw voortgezet.
3.
Een deelnemer heeft gedurende de periode dat hij geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk tot de pensioendatum, recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen.
4.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld op het moment van arbeidsongeschiktheid en bestaat uit: a. het volgens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering vastgestelde verschil tussen de loondervingsuitkering en de vervolguitkering (het zogenaamde WAO-gat); b. het bedrag dat berekend wordt door het verschil tussen het jaarinkomen en het per de aanvangsdatum van toepassing zijnde maximum salaris voor de verzekering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering te vermenigvuldigen met een uitkeringspercentage dat afhankelijk is van het geldende arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij een arbeidsongeschiktheid van Minder dan 15% Van 15% tot 25% Van 25% tot 35% Van 35% tot 45% Van 45% tot 55% Van 55% tot 65% Van 65% tot 80% Van 80% tot 100%
is het uitkeringspercentage 0.00 14.00 21.00 28.00 35.00 42.00 50.75 70.00
Zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, worden jaarlijks de conform dit lid vastgestelde arbeidsongeschiktheidspensioenen per 1 januari aangepast conform het bepaalde in artikel 15 lid 1. Bij wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage worden de aanspraken overeenkomstig aangepast. 5. Het recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in lid 4 sub a. gaat in op het moment dat de vervolguitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering is ingegaan. Het recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in lid 4 sub b. gaat in op het moment dat de loondervingsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaat. 6. Zolang deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, is deze en de aangesloten werkgever vrijgesteld van zijn bijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
9
7. De deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, heeft geen recht op premievrijstelling of arbeidsongeschiktheidspensioen over dat deel van de arbeidsongeschiktheid dat reeds bestaat bij de aanvang van het deelnemerschap. Wel recht op voortzetting van pensioenopbouw dan wel arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat ingeval het arbeidsongeschiktheidspercentage tijdens het deelnemerschap toeneemt als gevolg van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de basis vormde van de op genoemd tijdstip reeds aanwezige WAO-uitkering. Recht op voortzetting van pensioenopbouw dan wel arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat in dat geval naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid. Het bestuur is bevoegd het recht op voortzetting van pensioenopbouw respectievelijk het arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg is van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap aanwezig was. 8. De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen worden verleend, indien en voorzover de herverzekeraar, aan wie de verzekering van de premievrijstelling en het arbeidsongeschiktheidspensioen is overgedragen, deze verzekeringen voor de betrokken deelnemer heeft geaccepteerd. De desbetreffende herverzekeraar beslist over het aanwezig zijn van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid op basis van de voor deze verzekering geldende polisvoorwaarden als bedoeld in artikel 20. De hoogte van de bedragen aan premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen bedragen niet meer dan uit de genoemde verzekeringsvoorwaarden voortvloeit. Deze voorwaarden liggen ter inzage ten kantore van het fonds. Beperkingen als gevolg van bovenstaande worden schriftelijk medegedeeld aan de betrokken deelnemers. Artikel 12. Uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen
1. De deelnemer die op of na 1 januari 2002 uit dienst treedt, heeft de mogelijkheid om afstand te doen van zijn aanspraken op nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 6 om daarmee zijn aanspraak op zijn ouderdomspensioen te verhogen. Deze mogelijkheid geldt onder de volgende voorwaarden: a. De keuze kan eenmalig gemaakt worden op pensioendatum en is onherroepelijk. b. De keuze dient uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum – op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier − aan het fonds kenbaar gemaakt te worden. c. De (gewezen) deelnemer, met een partner als bedoeld in artikel 1, die afstand wil doen van zijn aanspraken op nabestaandenpensioen dient het in onderdeel b. genoemd formulier mede te laten ondertekenen door voornoemde partner ter verklaring dat deze met de uitruil akkoord is. d. Het geheel of gedeeltelijk afstand doen van de aanspraken op nabestaandenpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. e. Een eventuele voor de pensioendatum verkregen premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 8, kan niet worden uitgeruild. De uitruil van
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
10
het nabestaandenpensioen leidt in dat geval tot een evenredig mindere verhoging van het ouderdomspensioen. 2. Bij gedeeltelijke of volledige afstand van het nabestaandenpensioen wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 1 de verhoging van het ouderdomspensioen vastgesteld conform de door het bestuur vast te stellen regels en uitruilfactoren. 3. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum geen partner als bedoeld in artikel 1 heeft, dient bij de toepassing van dit artikel uitgegaan te worden van de aanname dat de (gewezen) deelnemer wel een partner heeft. Het op basis van deze aanname toegekende fictieve nabestaandenpensioen zal op de pensioendatum worden aangewend ten behoeve van de in lid 1 bedoelde keuzemogelijkheid. Op dit fictieve overlevingspensioen worden in mindering gebracht eventuele voor de pensioendatum verkregen premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 8 (inclusief eventuele aanpassingen als bedoeld in artikel 15 lid 1). 4. Een zodanige uitruil van het nabestaandenpensioen kan niet plaatsvinden tot een hoger beloop dan bedoeld in artikel 18d lid 2 Wet op de loonbelasting 1964. 5. De in lid 1 bedoelde keuzemogelijkheid is niet van toepassing in de situatie dat aan de deelnemer premievrije opbouw van de pensioenaanspraken ingevolge artikel 11 is toegekend vóór 1 januari 2002. Artikel 13. Flexibiliseringsmogelijkheden
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om de hoogte van het totale ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren. De hoogte kan vanaf de pensioendatum uitsluitend zodanig worden gevarieerd dat het laagste jaarlijkse totale ouderdomspensioen gedurende een bepaalde periode van maximaal 10 jaren 75% bedraagt van het hoogste jaarlijkse totale ouderdomspensioen in de periode daarvoor. De herschikking kan slechts eenmalig plaatsvinden en dient uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum – op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier – aan het fonds kenbaar gemaakt worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de (gewezen) deelnemer en indien de (gewezen) deelnemer op dat tijdstip een partner heeft ook door die persoon. 2. Het bestuur kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer en onder het stellen van voorwaarden het ouderdomspensioen vervroegd laten ingaan, mits de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd wegens pensionering. De vervroeging is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt. Alsdan wordt het ouderdomspensioen gekort op basis van door het bestuur vast te stellen regels en factoren. Het bestuur kan op verzoek van de deelnemer en onder het stellen van voorwaarden het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen uitstellen tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 70 jaar bereikt. Alsdan wordt het ouderdomspensioen Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
11
verhoogd op basis van door het bestuur vast te stellen factoren die in de bijlage bij dit pensioenreglement zijn opgenomen Zodra bij uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen de aanspraken daarop gezamenlijk 100% van het laatstverdiende jaarinkomen bedragen, wordt het deelnemerschap beëindigd en zullen de genoemde pensioenen direct ingaan. 3. Het bestuur is bevoegd om op verzoek van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum het ouderdomspensioen als bedoeld in de artikel 5 op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid om te zetten in extra nabestaandenpensioen. Bij de omzetting wordt rekening gehouden met een eventueel bestaande aanspraak op bijzondere nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 8 en/of een eventueel bestaande aanspraak op een deel van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9. Bij de omzetting gelden de bepalingen als bedoeld in artikel 12 lid 1, sub a. en b en de door het bestuur vast te stellen regels en factoren. Artikel 14. Recht op waardeoverdracht
1.
De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij de aangesloten werkgever heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever verkrijgt, met inachtneming van de bepalingen in de Pensioen- en spaarfondsenwet, een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit pensioenreglement voor hem vastgestelde pensioenen, indien door de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever de waarde van zijn verworven aanspraken aan het fonds is overgedragen.
2.
De aan het fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van fictieve deelnemersjaren, conform de richtlijnen van het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht. Bij de vaststelling van de pensioenen ingevolge dit pensioenreglement worden de fictieve deelnemersjaren in aanmerking genomen als waren zij deelnemersjaren in de zin van artikel 4 lid 2.
3. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal het fonds, met inachtneming van het bepaalde in de Pensioen- en spaarfondsenwet, de in artikel 10 lid 4 bedoelde aanspraken vervangen door een uitkering-ineens, voorzover dit bedrag wordt besteed voor inkoop van actuarieel gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een in artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet genoemde instelling. 4. De in het vorige lid bedoelde uitkering-ineens zal worden vastgesteld en worden overgedragen, overeenkomstig de richtlijnen van het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht. 5. Op verzoek van de rechthebbende of van het bestuur wordt het pensioen of een aanspraak op pensioen vervangen door een uitkering-ineens indien het pensioen op het tijdstip van ingang een bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat. De vervanging door een uitkering-ineens geschiedt niet eerder dan op het moment van ingang van het pensioen.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
12
6. Ingeval dat de rechthebbende zich in het buitenland heeft gevestigd, zal het bestuur op verzoek van de rechthebbende de pensioenaanspraken ook vóór het tijdstip van ingang van het pensioen vervangen door een uitkering-ineens indien het pensioen op het tijdstip van afkoop het dubbele bedrag zoals genoemd in artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet te boven gaat. 7. De uitkering-ineens wordt berekend naar door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde grondslagen. Artikel 15. Aanpassing pensioenen
1.
Jaarlijks per 1 januari worden de pensioenen van de gepensioneerden en opgebouwde aanspraken van de deelnemers en de gewezen deelnemers op pensioen verhoogd op basis van een door het bestuur te nemen besluit. De omvang van de verhoging wordt jaarlijks vastgesteld op basis van een indexcijfer en is afhankelijk van de door het bestuur voor de verhoging beschikbaar gestelde financiële middelen – gehoord de actuaris − van het fonds.
2.
Indien na toepassing van het vorige lid er nog financiële middelen aanwezig zijn kan het bestuur – de actuaris gehoord - besluiten om de opgebouwde aanspraken van de deelnemers te verhogen naar een niveau ter hoogte van maximaal 1,75% van de laatst geldende pensioengrondslag maal het aantal verstreken deelnemersjaren. In dat geval wordt het nabestaanden- en wezenpensioen van dit laatste ouderdomspensioen afgeleid.
Artikel 16. Fiscale bepalingen
1.
Op de pensioendatum kan het ouderdomspensioen nooit meer bedragen dan 100% van het jaarinkomen van de deelnemer, dan wel het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer voorzover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt.
2.
Het nabestaanden- en wezenpensioen gaat niet uit boven 70% respectivelijk 14% van het jaarinkomen als bedoeld in het vorige lid.
3.
In afwijking van de voorgaande leden kunnen pensioenen meer bedragen dan de aldaar genoemde maxima, voor zover de overschrijding het gevolg is van de uitruil als bedoeld in artikel 12 en 13 lid 3, de variatie in het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 13 lid 1, de waardeoverdracht als bedoeld in artikel 14 alsmede de aanpassing van de pensioenen als bedoeld in artikel 15.
Artikel 17. Verplichtingen van de deelnemers, de aangesloten werkgevers en het fonds
1. De deelnemers zijn gehouden aan het fonds alle gegevens te verstrekken, waarover deze voor een goede uitvoering van de statuten en het pensioenreglement dient te beschikken.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
13
2. De aangesloten werkgevers zijn bevoegd tot het verrichten van extra dotaties aan het fonds en de dotaties geheel of gedeeltelijk te bestemmen tot het verlenen van aanvullende pensioenaanspraken aan door hen aan te wijzen personen of groepen van personen. 3. De aangesloten werkgevers zijn gehouden alle daarvoor in aanmerking komende werknemers b innen één maand na de indiensttreding aan het fonds op te geven. 4. Het bestuur zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de statuten en het pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld. 5. Het bestuur stelt overige belanghebbenden in staat desgewenst van de statuten en het pensioenreglement kennis te nemen. 6. Jaarlijks verstrekt het bestuur aan de deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde en te bereiken pensioenaanspraken en een opgave van de aan het desbetreffende kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken. 7. Het bestuur zorgt ervoor dat belanghebbenden onmiddellijk in kennis worden gesteld van een wijziging in de aanspraken als bedoeld in artikel 12 van de statuten. 8. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het fonds binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten. Artikel 18. Uitbetaling pensioenen
1.
De pensioenen worden uitbetaald aan de rechthebbende in maandelijkse termijnen bij achteraf betaling en naar een door de rechthebbende aan te wijzen bank- of girorekening. Ingeval van aanwijzing door de rechthebbende van een niet in Nederland gevestigde bankof girorekening is het fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen. Dit kan door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.
2.
Iedere pensioengerechtigde is verplicht, zo dikwijls het bestuur zulks verlangt, doch ten hoogste eenmaal per jaar een "bewijs van in leven zijn” te overleggen.
3.
Pensioenen en overige uitkeringen, welke niet zijn ingevorderd binnen vijf jaren na de dag waarop zij opeisbaar zijn geworden, worden niet meer uitgekeerd. Het bestuur is bevoegd een vervallen verklaard pensioenrecht te doen herleven. Het recht op pensioen vervalt echter nooit.
4.
Op de pensioenen en overige uitkeringen zullen in mindering worden gebracht de over deze bedragen verschuldigde belastingen en andere verplichte heffingen.
Artikel 19. Wijziging van de aanspraken
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
14
1.
Het bestuur is, tenzij de aangesloten werkgevers anders beslissen, verplicht de volgens het pensioenreglement vastgestelde pensioenaanspraken voorzover de wet dit toelaat, te herzien indien en voorzover in deze aanspraken wordt voorzien door: a. invoeren van nieuwe verplichte ouderdoms-, nabestaanden- en wezenvoorzieningen van overheidswege, danwel de uitbreiding of verhoging van bestaande voorzieningen, b. een bedrijfstakpensioenfonds, waarbij een of meer van de aangesloten werkgevers na een afwijzende beschikking op een daartoe door de aangesloten werkgevers ingediend dispensatieverzoek verplicht worden zich voor het gehele personeel of een gedeelte daarvan aan te sluiten. In het laatstbedoelde geval blijft de herziening beperkt tot diegenen, voor wie het dispensatieverzoek is afgewezen. Een besluit betreffende het voorgaande dient te worden genomen binnen een jaar na de invoering of wijziging van de onder a. en b. bedoelde voorzieningen. Bij een eventuele beperking blijven de pensioenaanspraken, verkregen uit de eigen bijdragen van de deelnemers, onaangetast. Eventuele, als gevolg van de aanpassing, vrijvallende reserves blijven het eigendom van het fonds.
2.
Indien een of meer van de aangesloten werkgevers de overeenkomst mochten opzeggen, zal het bestuur zodanige maatregelen treffen, dat de aanspraken van de desbetreffende deelnemers uit reeds vervulde deelnemersjaren, alsmede de aanspraken van gewezen deelnemers en gepensioneerden zoveel mogelijk worden gewaarborgd.
3. Indien zich een van de gevallen als in de beide vorige leden bedoeld voordoet, zullen de bepalingen van dit pensioenreglement, voorzover nodig, door het bestuur aan de gewijzigde verhoudingen worden aangepast. Artikel 20. Herverzekering
1.
Het bestuur is bevoegd de risico's voortvloeiende uit de krachtens het pensioenreglement te verzekeren pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een of meer maatschappijen van levensverzekering, in de zin van artikel 2, lid 4 van de Pensioen- en spaarfondsenwet, verder te noemen "de verzekeraar".
2.
In de krachtens het vorige lid af te sluiten verzekeringsovereenkomsten zal het fonds als verzekeringsnemer en begunstigde optreden. De verzekeringsvoorwaarden maken deel uit van dit pensioenreglement en liggen ter inzage ten kantore van het fonds voor iedere deelnemer.
3.
Voor de aan de verzekeraar overgedragen verzekeringen vormt de polis de grondslag van de rechten van de deelnemers en gewezen deelnemers. Deze kunnen ter zake van deze verzekering geen andere rechten ontlenen dan die, welke uit de afgesloten verzekering en de daarvoor geldende voorwaarden voortvloeien. Met name kan het fonds niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen, indien de verzekeraar om welke reden dan ook niet aan de aanvaarde verplichtingen voldoet.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
15
Artikel 21. Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken
1.
Beslag op pensioen of aanspraak op pensioen is alleen toegelaten wanneer en voorzover het beslag is geregeld bij of krachtens enige wettelijke bepaling.
2.
Overdracht, inpandgeving of elke handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde enig recht op zijn pensioen of aanspraak op pensioen aan een derde toekent, anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Invorderingswet, is slechts geldig voorzover een beslag op zijn pensioen of aanspraak op pensioen geldig zou zijn.
3.
Volmacht tot invordering van het pensioen of aanspraak op pensioen onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. Behoudens in de bij of krachtens dit pensioenreglement voorziene gevallen kan pensioen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorafgaande leden, is ten opzichte van het fonds nietig. Artikel 22. Bijzondere bepalingen
1.
Het bestuur is bevoegd, in overleg met de actuaris, op schriftelijk verzoek van een aangesloten werkgever, ten gunste van een bepaalde deelnemer of groep van deelnemers van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken. Deze afwijkende bepalingen worden in een pensioenbrief vastgelegd.
2.
Het bestuur is bevoegd met een deelnemer, wiens deelnemerschap is beëindigd overeenkomstig artikel 10 lid 2 de pensioenvoorziening vrijwillig voort te zetten voor een periode van maximaal drie jaren gerekend vanaf de datum uitdiensttreding, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. De periode van vrijwillige voortzetting sluit direct aan op het tijdstip van al dan niet vrijwillig ontslag. b. De betrokkene is ten minste drie jaren deelnemer in de pensioenregeling geweest. c. Na ontslag wordt de voor het ontslag geldende pensioenregeling voor de betrokkene niet meer gewijzigd. d. Tijdens de vrijwillige voortzetting wordt rekening gehouden met andere vormen van fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorzieningen. e. Vrijwillige voortzetting geschiedt niet binnen de periode van drie jaar direct voorafgaand aan de pensioendatum. Het bestuur kan hiervoor voorwaarden stellen, die door het bestuur op advies van de actuaris wordt vastgesteld.
Artikel 23. Kosten pensioenregeling
1. Een regeling voor de verdeling van de kosten van deze pensioenregeling is opgenomen in de arbeidsovereenkomst die tussen de aangesloten werkgever en de deelnemer is gesloten.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
16
2. Indien in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat de deelnemer een bijdrage aan de kosten van de pensioenregeling dient te voldoen, wordt de jaarlijkse bijdrage van de deelnemer door de aangesloten werkgever in evenveel termijnen op diens salaris ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De deelnemer wordt geacht de aangesloten werkgever tot inhouding te hebben gemachtigd. 3. De aangesloten werkgever is op grond van de met het fonds gesloten aansluitingsovereenkomst verplicht de kosten van de in dit pensioenreglement omschreven pensioenaanspraken aan het fonds te voldoen. De kosten worden vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen die ten tijde van die vaststelling bij het fonds in gebruik zijn. De aansluitingsovereenkomst ligt voor een belanghebbende ter inzage bij het fonds of de aangesloten werkgever. 4. De aangesloten werkgever behoudt zich de bevoegdheid voor om zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verminderen of te beëindigen, indien zijn financiële situatie zodanig is, dat hij de kosten van de pensioenregeling geheel of gedeeltelijk niet meer kan dragen. Indien de aangesloten werkgever voornemens is om van deze bevoegdheid gebruik te maken, zullen de deelnemers en het fonds daarvan meteen schriftelijk in kennis worden gesteld. Artikel 24. Inwerkingtreding
De dekking van het WAO-gat ingevolge artikel 12 lid 4 onder a. geldt vanaf 15 juni 1993. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 1986 en is nadien gewijzigd op 11 januari 1989, 9 augustus 1989, 13 november 1990, 28 november 1991, 19 januari 1994, 12 april 1995 en 16 december 1997. Dit pensioenreglement is voor het laatst gewijzigd met ingang van 1 oktober 2003 . Artikel 12 is in werking getreden per 1 januari 2002.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
17
BIJLAGE BIJ ARTIKEL 5 LID 6:
Voor de deelnemers aan de per 31 december 2002 geldende pensioenregeling die op of ná 1 januari 2002 maar vóór 1 januari 2003 het deelnemerschap hebben beëindigd, geldt dat de hun toegekende premievrije rechten op alleenstaandenpensioen zijn vervangen onder gelijktijdige toekenning van premievrije rechten op nabestaandenpensioen met terugwerkende kracht. Voor de deelnemers die op 31 december 2002 deelnemen aan de dan geldende pensioenregeling, geldt dat de uiterlijk tot 1 januari 2003 opgebouwde rechten op alleenstaandenpensioen zijn vervangen onder gelijktijdige toekenning van premievrije rechten op nabestaandenpensioen met terugwerkende kracht. In beide hierboven genoemde gevallen geldt dat het door uitruil verkregen extra ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement ten minste even hoog is als het tot uiterlijk 1 januari 2003 opgebouwde alleenstaandenpensioen, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van deze pensioenregeling, zoals deze van toepassing was per 31 december 2002.
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
18