Stichting Pensioenfonds Citco Nederland Actuariële en bedrijfstechnische nota 2013
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
1
INLEIDING
2
1 HOOFDLIJNEN VAN DE INTERNE ORGANISATIE 1.1 VERDELING TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN 1.2 UITBESTEDE WERKZAAMHEDEN 1.3 CONTROLE MECHANISMEN 1.4 VERANTWOORDINGSORGAAN 1.5 INTERN TOEZICHT 1.6 GEDRAGSCODE 1.7 HUISHOUDELIJK REGLEMENT 1.8 COMMUNICATIEBELEIDSPLAN 1.9 INFORMATIE/VERSLAGLEGGING 1.10 EDUCATIE
3 4 5 5 6 6 6 6 7 7 7
2 AANSLUITING WERKGEVERS EN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS 2.1 AANSLUITING WERKGEVERS 2.2 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP
8 8 8
3 HOOFDLIJNEN VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST 3.1 WIJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE 3.2 PREMIEBETALING 3.3 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVER AAN HET PENSIOENFONDS 3.4 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND 3.5 PROCEDURES WIJZIGING PENSIOENOVEREENKOMST 3.6 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING 3.7 REGELING VERMOGENSOVERSCHOTTEN, VERMOGENSTEKORTEN EN WINSTDELING 3.8 BETALINGSVOORBEHOUD WERKGEVER 3.9 PREMIEKORTING OF –TERUGSTORTING 3.10 BIJSTORTINGSVERPLICHTING 3.11 VRIJWILLIGE VOORTZETTING NA BEËINDIGING DIENSTVERBAND 3.12 AANSLUITINGSCRITERIA VOOR VRIJWILLIGE AANSLUITING 3.13 VRIJWILLIGE PENSIOENREGELINGEN
9 9 9 9 9 9 10 10 11 11 11 11 11 11
4 HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING
12
5 HERVERZEKERING
15
6 FINANCIËLE OPZET 6.1 EIGEN VERMOGEN 6.2 PREMIEBELEID 6.3 BELEGGINGSBELEID 6.4 TOESLAGBELEID 6.5 CONTINUÏTEITSANALYSE 6.6 SYSTEMATIEK VASTSTELLING PARAMETERS
16 16 18 20 25 27 27
7 FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN 7.1 PREMIEBELEID 7.2 BELEGGINGSBELEID 7.3 TOESLAGBELEID
28 28 28 28
8 KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN –RECHTEN 8.1 KORTING VAN AANSPRAKEN 8.2 HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGEN
29 29 29
9 FINANCIEEL CRISISPLAN
30
BIJLAGE I VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN
35
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
2
Inleiding Stichting Pensioenfonds Citco Nederland gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen het “Pensioenfonds” stelt zich ten doel het verstrekken van uitkeringen ter zake van ouderdom en arbeidsongeschiktheid alsmede van overlijden van de deelnemers of gewezen deelnemers, in gevallen en onder voorwaarden als nader zijn geregeld in het pensioenreglement. Het Pensioenfonds tracht zijn doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. Ter verwezenlijking van het doel kan het Pensioenfonds verzekeringen sluiten bij een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet. Zoals in artikel 7 lid 3 van de statuten is vermeld, werkt het Pensioenfonds, volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De inhoud van de hierna te beschrijven ABTN is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, in het bijzonder paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en hoofdstuk 4 van het Besluit Uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgesteld op 25 september 2007 en vervangt alle voorgaande nota’s en wijzigingsbladen. De beschrijvingen die deze ABTN bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank N.V., hierna te noemen “DNB”, op basis van deze ABTN tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. De ABTN is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: • de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); • procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het Pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); • de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst (hoofdstuk 3); • de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); • herverzekering (hoofdstuk 5); • de financiële opzet (hoofdstuk 6); • de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7); • korting pensioenaanspraken en –rechten (hoofdstuk 8).
ABTN2012
3
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
1 Hoofdlijnen van de interne organisatie Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. Hieronder is de organisatie weergegeven. In de daaropvolgende paragrafen worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven. Figuur 1: Organisatieschema Stichting Pensioenfonds Citco Nederland verantwoordingsorgaan
Werkgevers
Werknemers
Certificerend actuaris (Towers Watson)
Actuarieel adviseur (Towers Watson)
Bestuur Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
extern accountant (Deloitte)
Beleggingsadviseur (Towers Watson
Deelnemersadministratie
Financiële administratie KPMG
ABN Amro
Vermogensbeheer (BNP Paribas)
custodian
Het bestuur van het Pensioenfonds bestaat uit: Werkgeversleden:
-
H. Beers RA (voorzitter) Mr. R. Boonstra A.A. Hart
Werknemersleden:
-
P.J. Kokshoorn RA (secretaris) J. C. de Marez Oijens W.Langeveld
Het verantwoordingsorgaan is samengesteld uit de heer R.R.C. Marugg namens de werkgevers en de heer W. S. Bos namens de werknemers. Er is nog geen vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden benoemd.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
4
1.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: • Het beheer van het Pensioenfonds. • Het uitvoeren van door de werkgever toegezegde pensioenregeling en het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Het bestuur heeft deze taak gedelegeerd aan KPMG Management Services B.V. te Rotterdam. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: • Vaststellen en/of wijzigen statuten en reglementen; het pensioenbeleid wordt evenwel in overleg met de aangesloten werkgever bepaald. • Vaststellen en/of wijzigen van de overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen (in overleg met de werkgever). • Vaststellen en/of wijzigen uitvoeringsbesluiten. • Contractuele verplichtingen aangaan met derden, bevoegd door tenminste twee bestuursleden gezamenlijk. De administratie van het Pensioenfonds omvat: • De Interne Administratie met brondocumentatie omtrent deelnemers (in dienst name, uit dienst treding, salariswijzigingen, gezinssamenstelling deelnemers); • De Deelnemersadministratie: de gestructureerde vastlegging van bovenstaande gegevens. De uitvoering van de deelnemersadministratie is uitbesteed aan een gespecialiseerde service organisatie; • De Financiële Administratie met alle gegevens aangaande de beschikbare gelden, de beleggingen en de overige vorderingen en schulden en het weerstandsvermogen van het Pensioenfonds. Het bestuur komt tenminste eenmaal per jaar in vergadering bijeen of zo vaak als de voorzitter dit nodig acht, of tenminste aan de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na de ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen. Het deskundigheidsplan is uitgewerkt op basis van een tweetal matrices: een matrix “werkwijze fonds” waarin zijn opgenomen de namen van de bestuursleden en hun taken en een matrix “deskundigheid bestuursleden en beleidsbepalers” waarin zijn opgenomen de namen van de bestuursleden en hun specifieke deskundigheden. De bevoegdheden van het bestuur en de administrateur ten aanzien van financiële transacties zijn vastgelegd in de procuratieregeling. Deze procuratieregeling vormt een uitwerking van artikel 7 lid 1 en lid 2 van de statuten van het Pensioenfonds. Het bestuur heeft Deloitte als externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een certificerend actuaris aangesteld. Deze actuaris is onafhankelijk van het Pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het Pensioenfonds. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het Pensioenfonds beoordelen volgens de eisen van DNB De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het Pensioenfondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
5
jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. De certificerende actuaris is Mw. drs. J.Wijckmans AAG verbonden aan Towers Watson B.V. Tevens heeft het bestuur een extern actuarieel adviseur aangesteld in de persoon van Linda Gasteleers van Towers Watson B.V. Het bestuur wordt voor wat betreft het beleggingsbeleid ondersteund door een of meer professionele vermogensbeheerders. De dienstverlening door de vermogensbeheerder(s) is contractueel overeen gekomen. Jaarlijks wordt door de vermogensbeheerder(s) verantwoording afgelegd aan het bestuur over het gevoerde beleggingsbeleid. 1.2 Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft de Deelnemersadministratie uitbesteed aan KPMG Flex Sourcing op grond van een overeenkomst waarin de werkzaamheden ten behoeve van het Pensioenfonds nader zijn omschreven. De overeenkomst is ingegaan per 1 januari 2005. Hiervan maakt een Service Level Agreement (SLA) deel uit. Deze SLA wordt periodiek geëvalueerd en herzien. De Financiele Administratie is per 1 januari 2007 eveneens aan KPMG Management Services B.V. te Rotterdam Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Fortis Investment Management Netherlands B.V. met betrekking tot de algemene beleggingen uit oude rechten en de huidige basismodule. Het vermogen uit de beleggingsmodule is ondergebracht bij ABN AMRO Pension Services Nederland. De bestuursondersteuning en de uitvoering van het communicatiebeleid wordt gedaan in overleg met Watson Wyatt B.V. Ten behoeve van de uitbestede werkzaamheden heeft het bestuur beleidsuitgangspunten bij de uitbesteding van de uitvoeringsactiviteiten vastgesteld. 1.3 Controle mechanismen Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van het intern toezicht. Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Hierbij beoordelen zij onder andere de wijze waarop het Pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Het bestuur is verder verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het Pensioenfonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met de uitvoeringsorganisatie (KPMG) afspraken gemaakt welke zijn vastgelegd in de overeenkomst van dienstverlening. De interne controle is zoveel mogelijk gewaarborgd door de volgende maatregelen van interne controle: • Het beschermen van systemen en eigendommen door middel van procuratieregelingen, toegangsbeveiliging, beleggingsrichtlijnen en benchmarks; • Het aanbrengen van functiescheidingen binnen de afdeling interne administratie; • Het toepassen van het vier-ogen-principe bij de acceptatie en de mutaties in de deelnemersadministratie; • Het afbakenen van de bevoegdheden, door het beperken van het aantal personen per bevoegdheid.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
6
Daarnaast wordt periodiek de opzet, bestaan en werking van aanwezige interne controles getoetst en beoordeeld door de interne accountantsdienst van The Citco Group Ltd., die van zijn bevindingen verslag uitbrengt aan het bestuur. 1.4 Verantwoordingsorgaan Ingevolge artikel 10 van de statuten heeft het Pensioenfonds een verantwoordingsorgaan. Het bestuur van het Pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop het beleid is uitgevoerd en over de naleving van de bij of krachtens de wet vastgestelde principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden waarvan een wordt benoemd door de aangesloten werkgevers, een door de deelnemers en een door de gepensioneerden indien het aantal gepensioneerden minimaal 10% beloopt van de som van de deelnemers en de gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan vergadert zo dikwijls als het zulks wenselijk acht, doch ten minste een keer per jaar. De werkwijze van het verantoordingsorgaan is in een reglement vastgelegd. 1.5 Intern Toezicht Het bestuur heeft besloten het intern toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft tenminste de volgende taken: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het Pensioenfonds; • het beoordelen van de wijze waarop het Pensioenfonds wordt aangestuurd; • het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn; De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die allen deskundig zijn. De leden worden benoemd door het bestuur nadat het verantwoordingorgaan over de samenstelling van de commissie advies heeft uitgebracht. De werkwijze en rapportage van de commissie zijn in een reglement vastgelegd. 1.6 Gedragscode Het Pensioenfonds heeft een gedragscode aanvaard voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het Pensioenfonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het Pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het Pensioenfonds voor privé-doeleinden. 1.7 Huishoudelijk reglement Het Pensioenfonds kan een huishoudelijk reglement instellen waarin een aantal zaken nader is geregeld met betrekking tot het dagelijks beleid, de bezoldiging van bestuursleden, potentiële opvolgers bestuursleden, de benoeming van werknemersbestuursleden, communicatie en geheimhouding en ondersteuning.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
7
1.8 Communicatiebeleidsplan Het bestuur hanteert een communicatiebeleidsplan waarin het communicatiebeleid voor een aantal jaren is vastgelegd. Dit plan wordt op jaarbasis uitgewerkt in een jaarlijks actieplan en periodiek aangepast. Het communicatiebeleidsplan dient als basis voor de communicatie met de (gewezen) deelnemers. Het bestuur streeft daarbij een effectieve voorlichting na om de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op heldere wijze duidelijk te maken wat de pensioenregeling inhoudt met de mogelijkheden, rechten en risico’s. Van belang is daarbij het karakter van de huidige pensioenregeling en bestaande rechten van de oude regeling. Doelstelling is duidelijkheid verschaffen zoals ook wordt vereist ingevolge de vigerende regelgeving. 1.9 Informatie/verslaglegging Het bestuur wordt voorzien van management informatie die van belang is voor de beleidsvoorbereiding. Dit bestaat onder andere uit de volgende onderdelen: • Een maandrapportage inzake de beleggingen en een indicatie omtrent de daarbij behorende (geprognosticeerde) ontwikkeling van de dekkingsgraad, aangeleverd door de administrateur; • Een kwartaaloverzicht van de ontwikkelingen op effectengebied, aangeleverd door de vermogensbeheerder(s); • Tussentijdse informatieverstrekking door de secretaris aangaande beschikbare gelden en beleggingen alsmede de te verwachten inkomsten en uitgaven uit hoofde van premies, uitkeringen, herverzekeringsbedragen en koopsomoverdrachten; • De relevante ontwikkelingen op pensioengebied en de mogelijke consequenties hiervan voor het Pensioenfonds (regelmatig aangeleverd door de secretaris). Tevens worden enkele vakbladen binnen het bestuur verspreid. • Het jaarverslag van het Pensioenfonds, bestaande uit een bestuursverslag, een jaarrekening, een actuariële verklaring en een accountantsverklaring alsmede eventuele bijlagen met detailinformatie. • Een jaarrapportage van de accountant met de bevindingen omtrent de administratieve organisatie en interne controle van administratie en verslaggeving van het Pensioenfonds; • Een actuarieel rapport dat jaarlijks wordt samengesteld door het extern actuarieel bureau met een analyse van het resultaat en de beoordeling van de door het Pensioenfonds gehanteerde verzekeringstechnische grondslagen. 1.10 Educatie Teneinde de deskundigheid van het bestuur op peil te houden worden frequent cursussen en/of seminars gevolgd en vindt overleg plaats met externe adviseurs. Zelfstudie is vanzelfsprekend een goed middel om de deskundigheid te verbeteren en bij te houden. Gedacht wordt aan het lezen van pensioenliteratuur en het bezoeken van websites van diverse pensioeninstanties. Onder zelfstudie valt ook het doornemen van de bestuursstukken, met name ter voorbereiding op bestuursvergaderingen
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
8
2 Aansluiting werkgevers en het deelnemerschap van hun werknemers 2.1 Aansluiting werkgevers Aangesloten werkgevers worden gedefinieerd in artikel 5 van de statuten. Dit artikel luidt als volgt: 1. Aangesloten werkgevers zijn Citco Bank Nederland, Citco Fund Services (Europe) B.V. voorheen Cito Ephesus B.V. en Citco Nederland B.V., alsmede werkgevers, die bij bestuursbesluit als zodanig tot het Pensioenfonds zijn toegelaten. 2. Het bestuur bepaalt, na overleg met de werkgever als bedoeld in de begripsomschrijving, de voorwaarden van toetreding van werkgevers tot het Pensioenfonds. 3. Een toetreding tot de groep aangesloten werkgevers vindt plaats na overleg met de werkgever als bedoeld in begripsomschrijving. Op dit moment voert het Pensioenfonds de pensioenregeling uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen. De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een overeenkomst met de ondernemingen. 2.2 Verkrijging deelnemerschap Blijkens artikel 2 van het pensioenreglement van het Pensioenfonds worden werknemers van een aangesloten werkgever onder de volgende voorwaarden deelnemer in de regeling: 1. Voor het deelnemerschap komt in aanmerking de werknemer, met wie door een Aangesloten werkgever een pensioenovereenkomst is aangegaan op grond waarvan het Reglement van toepassing is. 2. Op schriftelijk verzoek van een van de Aangesloten werkgevers kunnen door het Bestuur ook werknemers van gelieerde ondernemingen worden toegelaten. 3. Iedere Deelnemer ontvangt bij aanvang van het deelnemerschap een bewijs van deelnemerschap, waarin de datum van aanvang van het deelnemerschap is vermeld. 4. Het deelnemerschap eindigt door: a. de beëindiging van het dienstverband, tenzij het Reglement anders bepaalt; b. het bereiken van de Pensioendatum; c. het overlijden.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
9
3 Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst 3.1 Wijze vaststelling verschuldigde premie Door de aangesloten werkgever zijn aan het Pensioenfonds premies verschuldigd voor de uitvoering van de basismodule en de pensioen-beleggingsmodule. Daarnaast stelt de aangesloten werkgever aan het Pensioenfonds ter beschikking de eventuele vrijwillige bijdragen van de deelnemer ingevolge de Module Vrijwillige Bijdragen. In Hoofdstuk 6 wordt het Premiebeleid nader toegelicht. Na het vaststellen van de premies resulteert de opslag in de premie die beschikbaar is voor het verlenen van voorwaardelijke toeslagen, namelijk 18,7% van de (ongemaximeerde) pensioengrondslagensom minus kostendekkende premie (zonder ambitie) minus toegezegde premie bijdragen. Naast de doorsneepremie worden kosten, en de premies voor de herverzekering van de arbeidsongeschiktheidsrisico’s en het overlijdensrisico separaat bij de werkgever in rekening gebracht. 3.2 Premiebetaling De financiering van de pensioenaanspraken geschiedt door betaling van jaarlijkse premies en/of koopsommen op zodanige wijze, dat de opgebouwde pensioenaanspraken steeds als volledig afgefinancierd kunnen worden beschouwd. 3.3 Informatieverstrekking door werkgever aan het Pensioenfonds De aangesloten werkgever verplicht zich aan het Pensioenfonds zo spoedig mogelijk de gegevens te verstrekken die voor de uitvoering en toepassing van de statuten en de reglementen noodzakelijk zijn. In artikel 7 van de Uitvoeringsovereenkomst zijn de verplichtingen nader gespecificeerd. 3.4 Procedures premiebetalingsachterstand Indien de aangesloten werkgever zijn verplichting tot betaling als genoemd in dit artikel niet binnen vijf maanden na afloop van de overeengekomen termijnen is nagekomen, is ieder bestuurslid gehouden er zorg voor te dragen dat dit binnen 30 dagen aan DNB wordt medegedeeld. Het Pensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemersraad, en bij ontbreken daarvan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wanneer er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het Pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en tevens indien niet voldaan wordt aan de bij of krachtens wettelijke bepalingen geldende eisen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen van het Pensioenfonds. 3.5 Procedures wijziging pensioenovereenkomst De aangesloten werkgever kan de pensioenovereenkomst wijzigen met instemming van de werknemer. De aangesloten werkgever kan evenwel de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen, indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging wordt geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
10
Het Pensioenfonds stelt een pensioenreglement op in overeenstemming met de gewijzigde pensioenovereenkomst en de onderhavige uitvoeringsovereenkomst alsmede de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. Het voorgaande is van toepassing voorzover; 1. de bepalingen uit de genoemde overeenkomsten niet strijdig zijn met de geldende pensioenregelgeving; 2. de financiële toestand van het Pensioenfonds dit toelaat; en 3. de bepalingen naar het oordeel van het bestuur van het Pensioenfonds in redelijkheid uitvoerbaar zijn. 3.6 Voorwaarden toeslagverlening De voorwaarden van de toeslagverlening zijn opgenomen en toegelicht in Hoofdstuk 6. 3.7 Regeling vermogensoverschotten, vermogenstekorten en winstdeling Ten aanzien van winstdeling zijn geen afspraken gemaakt. Ten aanzien van een vermogensoverschot en vermogenstekorten is het volgende afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst. Vermogensoverschot Indien uit een door de actuaris uitgebracht rapport mocht blijken, dat de middelen van het Pensioenfonds ruimschoots toereikend zijn om aan de verplichtingen te voldoen, kan het bestuur besluiten de aanspraken jegens het Pensioenfonds te verhogen. Een zodanige verhoging zal in de eerste plaats dienen in te houden, dat een eventuele verlaging van pensioenaanspraken in het verleden ongedaan wordt gemaakt. Het bestuur is niet bevoegd de aanspraken van de deelnemers te verhogen boven de in het reglement gestelde maxima. Dekkingstekort: Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 5% van de technische voorziening. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorziening en het minimaal vereist eigen vermogen, bestaat er een dekkingstekort. Bij een dekkingstekort zal het Pensioenfonds DNB onverwijld inlichten. Zodra er sprake is van een dekkingstekort stelt het Pensioenfonds een kortetermijnherstelplan op met inachtneming van de wettelijke eisen. Uit het kortetermijnherstelplan zal blijken dat het Pensioenfonds zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen een periode van drie jaar, na ontstaan van de onderdekking het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. In geval van een dekkingstekort kan zolang de situatie van onderdekking voortduurt, maar maximaal drie jaar, een extra premie worden geheven die gelijk is aan 1/3e deel van het dekkingstekort op de balansdatum voorafgaande aan het jaar waarop de premie betrekking heeft. Reservetekort: Het Pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het Pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorziening. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorziening en het vereist eigen vermogen, bestaat er een reservetekort. Bij een reservetekort zal het Pensioenfonds DNB onverwijld inlichten. Zodra er sprake is van een reservetekort stelt het Pensioenfonds een langetermijnherstelplan op met inachtneming van wettelijke eisen. In het langetermijnherstelplan beschrijft het Pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen maximaal 15 jaar het reservetekort op te heffen.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
11
In geval van een reservetekort kan zolang de situatie van reservetekort zich voortduurt, maar maximaal 15 jaar, een extra premie worden geheven die gelijk is aan 1/15e deel van het reservetekort op de balansdatum voorafgaande aan het jaar waarop de premie betrekking heeft. 3.8 Betalingsvoorbehoud werkgever De aangesloten werkgever behoudt zich de bevoegdheid voor om zijn bijdragen aan het Pensioenfonds tussentijds te verminderen, op te schorten of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden. Indien de aangesloten werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zullen de deelnemers en het Pensioenfonds daarvan onverwijld schriftelijk in kennis worden gesteld. 3.9 Premiekorting of –terugstorting Indien het pensioenvermogen van het Pensioenfonds hoger is dan de premiekortinggrens, kan het bestuur, conform de eisen van DNB, besluiten om premiekorting of premierestitutie aan de aangesloten werkgever te verlenen. Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele korting of restitutie, nog steeds de premiekortinggrens te boven dient te gaan. De jaarlijkse korting is in beginsel gelijk aan 10% van het verschil tussen de waarde van de aanwezige middelen en de premiekortingsgrens. De korting zal jaarlijks worden gebaseerd op een bestuursbesluit. Daarbij geldt tevens dat uit de continuïteitsanalyse dient te blijken dat het beleid van het Pensioenfonds consistent kan worden voortgezet. 3.10 Bijstortingsverplichting Niet van toepassing. 3.11 Vrijwillige voortzetting na beëindiging dienstverband Zoals vermeld in artikel 27 lid 2 van het Pensioenreglement is het bestuur bevoegd vrijwillige voortzetting op eigen kosten toe te staan voor een periode van maximaal drie jaren gerekend vanaf de datum uitdiensttreding. Ingevolge artikel 8 van de uitvoeringsovereenkomst gelden hiervoor nadere voorwaarden. 3.12 Aansluitingscriteria voor vrijwillige aansluiting Niet van toepassing. 3.13 Vrijwillige pensioenregelingen Op basis van de Module Vrijwillige Bijdragen als genoemd in artikel 14 en 15 van het pensioenreglement kan de deelnemer op vrijwillige basis extra eenmalige of maandelijkse bijdragen in de Pensioen-beleggingsmodule storten. Voor deze vrijwillige bijdragen gelden minimum en maximum normen.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
12
4 Hoofdlijnen van de pensioenregeling In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de pensioenregeling, geldend voor de deelnemers van het Pensioenfonds. De pensioenregeling is een zogenaamde hybride regeling bestaande uit een basismodule met een toegezegd pensioen en een pensioen beleggingsmodule met een toegezegde premie bijdrage. De basismodule betreft een toegezegd pensioen opgebouwd op basis van het pensioengevend salaris tot een salarisgrens (per 1 januari 2013: 37.165,51 euro) die jaarlijks wordt aangepast aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer. De basismodule omvat: een ouderdomspensioen ten behoeve van een deelnemer; een partner pensioen ten behoeve van de partner van een deelnemer; een wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van een deelnemer; een arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van een deelnemer. De pensioen-beleggingsmodule omvat een pensioenbeleggingskapitaal dat bij ingang van het ouderdomspensioen of bij overlijden van een deelnemer wordt aangewend voor de financiering van pensioen ten behoeve van een deelnemer en/of de partner van een deelnemer. De bijdragen zijn vastgelegd in artikel 11 lid 1 van het pensioenreglement. Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd is 65 jaar met flexibiliseringsmogelijkheden, zijnde: Het eerder dan de pensioenrichtdatum met pensioen gaan; Het later dan de pensioenrichtdatum met pensioen gaan; Het opgebouwde partnerpensioen op de Pensioen(richt)datum geheel of gedeeltelijk om zetten in extra ouderdomspensioen; Het opgebouwde ouderdomspensioen op de Pensioen(richt)datum gedeeltelijk om zetten in extra partnerpensioen; De hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. Ouderdomspensioen basismodule Het ouderdomspensioen is per deelnemersjaar gelijk aan 2% van de voor dat jaar vastgestelde basisgrondslag. De basisgrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris tot de salarisgrens, verminderd met een franchise zoals vermeld in artikel 4 lid 3 van het Pensioenreglement (per 1 januari 2013: 17.097,10 euro). Deze franchise wordt jaarlijks met eenzelfde percentage verhoogd of verlaagd als de ontwikkeling van de AOW-uitkering voor een gehuwde, met een echtgeno(o)t(e) van 65 jaar of ouder, over het voorafgaande jaar. Het bestuur heeft de mogelijkheid om per 1 januari van enig jaar een ander percentage voor verhoging of verlaging van de franchise voor dat betreffende jaar vast te stellen. Nabestaandenpensioen en wezenpensioen Voor de nabestaanden is partnerpensioen en wezenpensioen verzekerd. 1. Bij overlijden van een Deelnemer wordt een partnerpensioen vastgesteld ter grootte van: a. 70% van het in artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen; en b. 1,4% van de som van de basisgrondslag en beleggingsgrondslag per jaar vanaf de maand waarin de deelnemer is overleden tot aan de pensioenrichtdatum waarbij wordt
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
c.
13
verondersteld dat de overleden deelnemer met de laatstelijk vastgestelde basisgrondslag en beleggingsgrondslag deelnemer zou zijn gebleven; en wordt het pensioenbeleggingskapitaal als bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement aangewend overeenkomstig artikel 12 lid 5.
2. Bij overlijden van een gewezen deelnemer wordt een partnerpensioen vastgesteld ter grootte van 70% van het volgens artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen en wordt het pensioenbeleggingskapitaal als bedoeld in artikel 12 aangewend overeenkomstig artikel 12 lid 5 van het pensioenreglement. 3. Een wezenpensioen wordt toegekend aan de kinderen van de (gewezen) deelnemers of gepensioneerden beneden de 18-jarige leeftijd. Wezenpensioen kan eveneens worden toegekend aan een studerend kind boven 18 jaar tot uiterlijk 27 jaar, indien en zolang het kind wegens het volgen van onderwijs naar het oordeel van het bestuur onvoldoende in staat is inkomsten uit arbeid te verwerven. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt een wezenpensioen vastgesteld ter grootte van: a. 14% van het volgens artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen; en b. 0,28% van de som van de basisgrondslag en beleggingsgrondslag per jaar vanaf de maand waarin de deelnemer is overleden tot aan de pensioenrichtdatum waarbij wordt verondersteld dat de overleden deelnemer met de laatstelijk vastgestelde basisgrondslag en beleggingsgrondslag deelnemer zou zijn gebleven; en c. wordt het pensioenbeleggingskapitaal als bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement aangewend overeenkomstig artikel 12 lid 5 van het pensioenreglement. 5. Bij overlijden van een gewezen deelnemer wordt een wezenpensioen vastgesteld ter grootte van 14% van het volgens artikel 6 van het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen en wordt een deel van het pensioenbeleggingskapitaal als bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement aangewend voor de aankoop van een wezenpensioen, met inachtneming van het gestelde in artikel 21 van het pensioenreglement (fiscaal maximum). 6.
Bij overlijden van een gepensioneerde wordt een wezenpensioen vastgesteld ter grootte van 14% van de som van het volgens artikel 6 lid 2 en artikel 12 van het pensioenreglement bij standaard aankoop vastgestelde ouderdomspensioen.
7.
Het wezenpensioen, als bedoeld in de leden 3, 4 en 5 van het pensioenreglement, wordt verdubbeld indien geen (bijzonder) partnerpensioen wordt uitgekeerd.
Premievrijstelling bij invaliditeit Indien het dienstverband met een aangesloten werkgever voor het bereiken van de pensioendatum tengevolge van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid zoals omschreven in artikel 17 lid 3 van het Pensioenreglement, wordt beëindigd, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken het deelnemerschap zonder verdere premiebetaling geacht te zijn voortgezet tot de Pensioenrichtdatum of het eerdere tijdstip, waarop hij ophoudt arbeidsongeschikt te zijn. Hierbij wordt uitgegaan van het pensioengevende salaris van de betrokkene in het jaar van aanvang van de loondoorbetalingsverplichting als omschreven in het Burgerlijk Wetboek, jaarlijks vermeerderd met CBS-prijsindex cijfer oktober-oktober.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
14
Arbeidsongeschiktheidspensioen Het arbeidsongeschiktheidspensioen is geregeld in artikel 17 lid 3 e.v. van het Pensioenreglement en bestaat enerzijds uit een dekking van het verschil tussen de loongerelateerde uitkering en de vervolguitkering (alleen krachtens de WAO; WAO-hiaat) en anderzijds uit het bedrag dat berekend wordt door het verschil tussen het pensioengevend salaris en het per de aanvangsdatum van toepassing zijnde maximum salaris voor de verzekering krachtens de WAO of de WIA te vermenigvuldigen met een uitkeringspercentage dat afhankelijk is van het geldende arbeidsongeschiktheids-percentage (WAO-excedent of WIA-excedent). Dekking herverzekeraar De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen worden verleend, indien en voor zover de herverzekeraar, aan wie de verzekering van de premievrijstelling en het arbeidsongeschiktheidspensioen is overgedragen, deze verzekeringen voor de betrokken deelnemer heeft geaccepteerd. De desbetreffende herverzekeraar beslist over het aanwezig zijn van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid op basis van de voor deze verzekering geldende polisvoorwaarden. Deze voorwaarden liggen ter inzage ten kantore van het Pensioenfonds. Beperkingen als gevolg van bovenstaande worden schriftelijk medegedeeld aan de betrokken deelnemers. Voorwaardelijke aanpassing pensioenen (toeslagen) Het bestuur van het Pensioenfonds kan jaarlijks besluiten om op alle premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van gewezen deelnemers, respectievelijk gepensioneerden een toeslag te verlenen. Indien het bestuur hiertoe besluit worden ook alle nog niet ingegane partner- en wezenpensioenen op dezelfde wijze verhoogd. Met deze toeslagen streeft het bestuur naar een zo goed mogelijke compensatie van koopkrachtvermindering tengevolge van prijsinflatie. Het bestuur kan een besluit tot het verlenen van een toeslag slechts nemen indien en voor zover de middelen van het Pensioenfonds dit toelaten, gehoord het advies van de actuaris. Werknemersbijdrage De deelnemers zijn geen eigen bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
15
5 Herverzekering Gezien de omvang en het draagvlak van het Pensioenfonds worden niet alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden. Het risico bij overlijden en invaliditeit van deelnemers is herverzekerd bij de Algemene Levensherverzekerings Maatschappij (“Alhermij”). De herverzekeraar neemt de aan WAO-hiaat, WAO-excedent , overlijdensrisico en de premievrijstellings verbonden verzekeringstechnische risico’s over van de stichting. De premies voortvloeiende uit afgesloten herverzekeringen worden gedragen door de aangesloten werkgevers. Het eigen behoud is nihil. De herverzekerde verplichtingen zijn verantwoord onder de voorziening pensioenverplichtingen. De herverzekeraar vergoedt jaarlijks een aandeel in de sterftewinst behaald over het totale resultaat van de fondsen waarvoor een winstdelingsregeling geldt. Deze winst wordt door de herverzekeraar aan de in de winstdeling participerende fondsen uitgekeerd naar rato van de per fonds in het desbetreffende kalenderjaar betaalde premie voor de herverzekering van overlijdensrisico’s. Bij een positief saldo van baten minus lasten wordt het toekomende aandeel in de sterftewinst ongeacht het individuele resultaat van enig participerend fonds uitgekeerd. Naast de bovengenoemde aanspraken verleent de herverzekeraar een aandeel in de zelfstandig behaalde sterftewinst van het Pensioenfonds, zolang althans het aantal deelnemers aan het Pensioenfonds voor wie een risicokapitaal is herverzekerd op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar meer dan tien bedraagt. Het huidige contract is afgesloten voor 1 jaar en loopt af per 31 december 2013.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
16
6 Financiële opzet De voornaamste financiële doelstellingen van het Pensioenfonds zijn zoals omschreven in artikel 2 van de statuten: Het Pensioenfonds stelt zich tot doel het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen aan pensioengerechtigden in de gevallen en onder de voorwaarden als nader zijn geregeld in het pensioenreglement. Het Pensioenfonds tracht zijn doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. Ter verwezenlijking van het doel kan het Pensioenfonds verzekeringen sluiten bij een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het Pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegde vermogen, evenals de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. 6.1 Eigen vermogen Het Pensioenvermogen is de som van aale activa van het Pensioenfonds onder aftrek van de schulden en overlopende passiva. Het pensioenvermogen dient ter dekking van de pensioenverplichtingen. Het verschil tussen het Pensioenvermogen en de Technische Voorzieningen is het Eigen Vermogen van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds dient ingevolge artikel 131 van de Pensioenwet te beschikken over een Minimaal Vereist Eigen vermogen en ingevolge artikel 132 van de Pensioenwet tevens over een Vereist Eigen Vermogen. a. Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het Pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Een nadere beschrijving van de waarderingsgrondslagen is opgenomen in paragraaf 6.3. b. Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen en veronderstellingen zoals hierna omschreven. De VPV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de toeslagen zoals die op grond van het toeslagbeleid aan de slapers en gepensioneerden zijn toegekend per 1 januari volgend op de balansdatum. De VPV wordt in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de verplichtingen van het Pensioenfonds. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de actuaris getoetst. Aan de berekening van de pensioenverplichtingen liggen de volgende actuariële grondslagen en onderstellingen ten grondslag: Interest
Conform de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB
Sterfte
Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de prognosetafel 2012-2062, zoals gepubliceerd door het Actuarieel
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
17
Genootschap in 2012. Daarnaast wordt rekening gehouden met ervaringssterfte. Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd Gehuwdheid
Alle (gewezen) deelnemers zijn gehuwd verondersteld, mannen met een drie jaar jongere vrouw, vrouwen met een drie jaar oudere man.
Leeftijden
De leeftijd van de (gewezen) deelnemer wordt in maanden nauwkeurig vastgesteld
Leeftijdsverschil
Voor wat betreft het partnerpensioen wordt verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de vrouw
Kosten
Ter dekking van excassokosten van ingegane pensioenen is in de voorziening pensioenverplichtingen een opslag van 3,5% opgenomen. Voor overige kosten zijn geen opslagen opgenomen
Uitkeringen
Voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen op continue wijze worden uitbetaald.
Wezenpensioen
Voor latent wezenpensioen wordt niet gereserveerd. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 18 jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 18-jarige leeftijd; voor wezen van 21 jaar of ouder wordt aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 27-jarige leeftijd.
Arbeidsongeschiktheid Voor arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw zonder verdere betaling van bijdragen wordt voortgezet, wordt de voorziening pensioenverplichtingen gelijk gesteld aan de contante waarde van de in totaal bereikbare aanspraken Toe- en Uittredingen
Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige toetredingen en uittredingen.
Hertrouwkansen
Gegeven het bepaalde in de pensioenregeling en de onder partnerfrequentie genoemde onderstelling behoeft er geen rekening te worden gehouden met hertrouwkansen.
c. Minimaal Vereist Eigen Vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 5% van de technische voorzieningen. Indien het Eigen vermogen van het Pensioenfonds lager is dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen is er sprake van een Dekkingstekort ter grootte van het bedrag waarmee het Eigen Vermogen het Minimaal Vereist Eigen Vermogen onderschrijdt. Als er sprake is van een Dekkingstekort stelt het Pensioenfonds een kortetermijnherstelplan op met in achtneming van wettelijke eisen. Indien de situatie van een Dekkingstekort ontstaat, zal het Pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Uit het kortetermijnherstelplan zal blijken dat het Pensioenfonds zo snel mogelijk - maar uiterlijk binnen de periode van drie jaar - na ontstaan van de onderdekking het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. In dat geval kan een herstelpremie onderdeel van de genoemde maatregelen zijn.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
18
d. Vereist Eigen Vermogen Het Vereist Eigen Vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds stelt het Vereist Eigen Vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het Pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de Technische Voorzieningen. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen hanteert het Pensioenfonds het voorgeschreven standaardmodel zoals in de wet- en regelgeving is vastgelegd en waarin door middel van risicofactoren voor de gehele balans van activa en passiva rekening wordt gehouden. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de Technische Voorzieningen en het Vereist Eigen Vermogen, bestaat er een reservetekort. Als er sprake is van een reservetekort stelt het Pensioenfonds een langetermijnherstelplan op met in achtneming van wettelijke eisen. Indien de situatie van een reservetekort ontstaat, zal het Pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. In het langetermijnherstelplan beschrijft het Pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen maximaal 15 jaar het reservetekort op te heffen. In dat geval kan een herstelpremie onderdeel van de genoemde maatregelen zijn. e. Vrij vermogen Het pensioenvermogen boven het vereist eigen vermogen is het vrije vermogen van het Pensioenfonds. 6.2 Premiebeleid Het premiebeleid hanteert de kostendekkende premie als basis voor de vaststelling van de feitelijke premie. De vaststelling van de premie voldoet aan de voorschriften gesteld bij en krachtens de Pensioenwet alsmede door De Nederlandse Bank (DNB). Vaststelling premie De feitelijk te heffen premie is vastgesteld op 18,7% van de (ongemaximeerde) pensioengrondslagsom. Deze structurele premie is gebaseerd op de volgende drie onderdelen: kostendekkende premie voor de opbouw van het toegezegd pensioen; premies voor de pensioen beleggingsmodule met een toegezegde premie bijdrage; eventuele premie voor het verlenen van voorwaardelijke toeslagen. Op dit moment is de premie ad 18,7% ruim voldoende ter dekking van a. en b. waarmee een voorwaardelijke opslag bestaat voor het verlenen van eventueel toekomstige indexaties. De verhouding tussen a., b., en c. kan verschuiven door marktomstandigheden en demografische wijzigingen. Indien de benodigde premie voor a.. en b. de vaste premie van 18,7% dreigt te overschrijden zal het bestuur de premiestelling heroverwegen. Kostendekkende premie De benodigde premies voor het toegezegde pensioen worden vastgesteld conform de normen van de DNB voor de kostendekkende premie voor toegezegd pensioen zonder een ambitie om toeslagen te verlenen. Deze premie zal jaarlijks worden vastgesteld en wordt in maandelijkse termijnen betaald.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
19
De beleidsregels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het Pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; 2. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’; 3. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren. 4. opslag voor uitvoeringskosten; Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd. ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van individuele loonsverhogingen. De risicopremies van nog niet opgebouwde aanspraken op (tijdelijk) nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn eveneens vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van actuariële grondslagen waarbij rekening gehouden is met toekomstige sterftetrend. ad 2. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (zoals beschreven onder paragraaf 6.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1; ad 3. gelet op opbouw van de vaste premie, wordt in de toetsing voor de kostendekkende premie voor de opbouw van het toegezegd pensioen geen element opgenomen voor indexatie en wordt hiervoor ook niet gereserveerd (zie voor een nadere omschrijving van het indexatiebeleid paragraaf 6.4 van deze ABTN). De toeslag moet dus komen uit het verschil tussen de werkelijke premie minus de kostendekkende premies voor DB en DC onderdelen. Daarnaast kan eventueel toeslag verleend worden uit de meeropbrengsten op de beleggingen. ad 4. uitvoeringskosten worden zoals vermeld in paragraaf 3.1 geheel gedragen door de aangesloten werkgevers. Wel wordt overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 6.1 sub b rekening gehouden met een excasso-opslag van 3,5%. Bij de bepaling van de premie wordt geen rekening gehouden met de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het Pensioenfonds. Premie pensioenbeleggingsbijdragen De pensioenbeleggingsbijdragen zijn vermeld in artikel 11 van het huidige pensioenreglement en worden geheel bij achterafbetaling in maandelijkse termijnen door de aangesloten werkgevers betaald. Deze premies zijn aldus een vast gegeven. Eventuele premie ten behoeve van toeslagen Na het vaststellen van de kostendekkende premie en de premie beleggingspensioenbijdragen resulteert de premie die beschikbaar is voor het verlenen van voorwaardelijke toeslagen. Premietekort Indien de genoemde premie van 18,7% van de (ongemaximeerde) pensioengrondslagsom onvoldoende zal zijn voor het dekken van de benodigde kostendekkende premies alsmede voor de premies pensioenbeleggingsbijdragen zal het bestuur de premiestelling heroverwegen. Hierbij kan het bestuur alle sturingsmiddelen zoals beschreven in hoofdstuk 7. en 8. in beschouwing nemen.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
20
Herstelpremie Ingeval er sprake is van onderdekking (zie 6.1.c) dan wel van een reservetekort (zie 6.1.d), kan een aanvullende herstelpremie in rekening worden gebracht. De herstelpremie is onderdeel van de maatregelen die genomen worden zodat aan het einde van de gekozen herstelperiode uit de situatie van onderdekking dan wel reservetekort is gekomen. Zie ook hoofdstuk 7 - Sturingsmiddelen. Premiekortingsgrens De premiekortingsgrens wordt gedefinieerd als de som van de volgende componenten: 1. de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen voor de opgebouwde aanspraken bepaald op basis van een nominale rentetermijnstructuur; 2. de solvabiliteitsopslag bovenop de nominale voorziening. Vorengenoemde onderdelen tezamen geven de “evenwichtssituatie” van het Pensioenfonds weer; 3. opslag voor indexatie. Deze opslag is gelijk aan de reële voorziening pensioenverplichtingen, waarbij rekening wordt gehouden met volledige indexatie, verminderd met de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen, zoals geformuleerd onder punt 1. Bij de vaststelling van zowel de nominale als de reële voorziening pensioenverplichtingen wordt rekening gehouden met prudente grondslagen zoals deze, onder het FTK-beleid, door DNB worden voorgeschreven. Er wordt hierbij rekening gehouden met de ontwikkeling van de sterftekansen over de aankomende decennia. Indien het pensioenvermogen van het Pensioenfonds hoger is dan de som van bovenstaande componenten kan het bestuur, conform de eisen van DNB, besluiten om een premiekorting of premierestitutie te verlenen. Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele korting of restitutie, nog steeds de premiekortingsgrens te boven dient te gaan. De korting is in beginsel gelijk aan 10% van het verschil tussen de waarde van de aanwezige middelen en de premiekortingsgrens. De daadwerkelijke korting zal worden gebaseerd op een bestuursbesluit waarbij de uitkomsten van een continuïteitsanalyse in beschouwing worden genomen. Op basis van de continuïteitsanalyse zal worden getoetst of de beoogde voorwaardelijke toeslagen ook op de lange termijn kunnen worden verleend. Voor eventuele terugstortingen gelden bovendien de volgende voorwaarden: de achterstanden die in de laatste tien jaar zijn opgelopen met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagen zijn ingehaald; en alle pensioenkortingen in de zin van Pensioenwet artikel 134 die in de voorgaande tien jaren zijn toegepast zijn ongedaan gemaakt. 6.3 Beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid voor de algemene middelen van het Pensioenfonds beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer vastgelegd. Conform de artikelen 123 en 124 van de Pensioenwet en paragraaf 5 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt achtereenvolgens ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. De betaalde premiebijdragen die in het kader van de beleggingsmodule worden belegd voor rekening en risico van de deelnemers en vallen niet onder het beleggingsbeleid van het
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
21
Pensioenfonds. De keuze van die beleggingen geschiedt door de deelnemers zelf die daar ook voor verantwoordelijk zijn. Deze beleggingen zijn ondergebracht bij ABN AMRO Pension Services. De beleggingsmodule betreft een kapitaal dat wordt opgebouwd met een toegezegde premie bijdrage over de beleggingsgrondslag bestaande uit het pensioengevend salaris boven de salarisgrens. Deelnemers aan de beleggingsmodule zijn vrij in de keuze van de beleggingen. Dat gebeurt aan het begin van de arbeidsrelatie/deelname pensioenfonds. De deelnemer krijgt dan de startbrief met indien van toepassing alle informatie over de excedent regeling en een toelichting. Aanbevolen wordt een belegging in de life cycle fondsen. Die bestaan uit 11 fondsen, elk met een specifieke doeldatum. De deelnemer mag echter afwijken en kan ook op een later tijdstip een andere keuze maken. Iedere deelnemer kan via een website van de ABN Amro Pension Services de ontwikkeling van zijn kapitaal volgen. Het bestuur ontvangt per kwartaal rapportage van de beleggingen. Periodiek wordt uit hoofde van de zorgplicht een gesprek gevoerd met de deelnemers met afwijkende beleggingen, dat zijn de beleggingen in niet life cycle fondsen, en wordt de betrokken deelnemers gevraagd een verklaring te tekenen dat hij de afwijkende beleggingen op eigen initiatief en risico doet terwijl hij op de hoogte is van de aanbeveling van het bestuur om in life cycle fondsen te beleggen.
6.3.1. Strategisch beleggingsbeleid a) Beleggingsdoelstelling Het strategische beleggingsbeleid is afgestemd op een stabiele dekkingsgraad alsmede stabiele premies en stabiele indexatietoekenning. Het risico van onderdekking moet zoveel mogelijk worden vermeden en het renterisico wordt afgedekt, waarbij het looptijdprofiel van de beleggingen is afgestemd op de verplichtingen van het Pensioenfonds. De portefeuille van het Pensioenfonds is daartoe opgesplitst in een duration matching portefeuille en een rendementsportefeuille. b) Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes De samenstelling van de duration matching portefeuille is er opgericht het renterisico van de verplichtingen optimaal tot circa 80% af te dekken door vastrentende beleggingen met een corresponderend looptijdprofiel, waarbij een leverage factor kan worden toegepast om extra vermogen vrij te maken voor de rendementsportefeuille. De rendementsportefeuille wordt gebruikt om rendement te genereren teneinde een gedeeltelijke of volledige indexatie van de pensioenaanspraken mogelijk te maken alsmede het hoofd te bieden aan het risico van de langere levensduur en om kosten te financieren. De door het Pensioenfonds geselecteerde vermogensbeheerder dient met een actief beleggingsbeleid, binnen de in deze paragraaf vastgelegde restricties, een optimaal beleggingsresultaat te realiseren. De doelstelling van de vermogensbeheerder is om (na kosten) binnen de rendementsportefeuille een resultaat te behalen dat 0,5% hoger is dan de ‘benchmark’ welke met de vermogensbeheerder is overeengekomen. In de overeenkomst voor vermogensbeheer zijn de beleggingsrichtlijnen, de beleggingscategorieën, de strategische mix en bandbreedtes van zowel de duration matching portefeuille als de rendementsportefeuille vastgelegd. Samenstelling duration matching portefeuille
ABTN2012
22
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
Om te zorgen voor een continue, ononderbroken oplossing om de looptijd van het vermogen af te stemmen op de looptijd van de verplichtingen, is het Pensioenfonds met de vermogensbeheerder overeengekomen om te beleggen in 7 pooled duration matching fondsen: BNP Paribas LDI Solution Minima* Maxima* Duration Matching 0-5Y Euro P 0% 50% Duration Matching 5-10Y Euro P 0% 50% Duration Matching 10-15Y Euro P 0% 50% Duration Matching 15-20Y Euro P 0% 50% Duration Matching 20-25Y Euro P 0% 50% Duration Matching 20-35Y Euro P 0% 50% Duration Matching 35-50Y Euro P 0% 50% Cash / T-bills 0% 50% * Als een percentage van de totale beleggingen in de Matching Portefeuille
De zeven fondsen beleggen in obligaties en rente swaps maar ook in obligatie futures en geldmarktinstrumenten. De fondsen maken gecontroleerd gebruik van leverage om beleggingen vrij te maken voor een rendementsportefeuille. Leverage (gemiddeld 2) ontstaat door gebruik van derivaten (niet door lenen) doordat een beperkt bedrag aan collateral nodig is. Daarbij wordt een variabele interest (korte rente) betaald en een vaste rente ontvangen. Samenstelling rendementsportefeuille Bij de samenstelling van de rendementsportefeuille is gelet op diversificatie waardoor risico reductie. Daartoe heeft het bestuur een keuze gemaakt uit een aantal beleggingsfondsen die door BNP Paribas worden beheerd. Beschrijving en weging van de soorten beleggingsfondsen die in de rendements-portefeuille kunnen worden opgenomen:
verdeling rendementsportefeuille fonds
norm max
min
wereldwijde aandelen wereldwijde aandelen europses aandelen emerging markets aandelen zakelijke waarden
25% 20% 21% 16% 14% 9% 6% 0% 66% 56%
30% 26% 19% 13% 76%
BNP Paribas Global High Income Equity Fund Parvest Equity World Low Volatility Parvest Equity Best Selection Europe Parvest Equity World Emerging
bedrijfsobligaties obligaties emerging markets
16% 10%
9% 3%
23% 17%
obligaties emerging markets cash vastrentende waarden
3% 0% 5% -2% 34% 24%
8% 10% 44%
Parworld Track Euro Corporate bond Parvest Bond World Emerging Parvest Bond World Emerging Local Euro hedged
totaal
Benchmarks ABTN2012
100%
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
23
Als benchmark wordt de benchmark van het beleggingsfonds aangehouden. De doelstelling voor de vermogensbeheer is om –na kosten- binnen de rendementsportefeuille een resultaat te behalen dat 0.5% hoger is dan de gedefinieerde benchmark. Strategische mix Hoewel de rendementsportefeuille geheel bestaat uit aandelen in beleggingsfondsen kan uit de onderliggende waarden een strategische mix worden opgesteld: • Aandelen 66% • Obligaties 29% • Cash 5% met een bandbreedte die per soort beleggingsfonds kan variëren, zoals in bovenstaand overzicht is vermeld. Regioverdeling van de beleggingen Het bestuur heeft gekozen voor een selectie van wereldwijd beleggende fondsen en zal de regio verdeling binnen deze fondsen aan de hand van de kwartaalrapportages volgen. 6.3.2. Opzet en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten a) Organisatie vermogensbeheer Het bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategisch beleggingsbeleid. Onder strategisch beleggingsbeleid verstaat men de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de beleggingsportefeuille en bijbehorende bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). Verder heeft het bestuur de taak het gevoerde en te voeren beleid van de vermogensbeheerder te toetsen en te evalueren. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het tactische en operationele beleggingsbeleid. De vermogensbeheerder is binnen de in de vorige paragraaf geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan het bestuur. b) Structuur vermogensbeheer BNP Paribas Investment Partners is aangesteld als externe vermogensbeheerder van de gehele portefeuille met als doelstelling om binnen de opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. De duration matching portefeuille bestaat uit 7 LDI Solution beleggingsfondsen en de rendementsportefeuille omvat 10 beleggingsfondsen welke in de overeenkomst voor vermogensbeheer zijn omschreven. De beleggingen van zowel de duration matching portefeuille als van de rendementsportefeuille zijn in bewaring gegeven bij KasBank N.V. waar ook de financiële rekening is ondergebracht ter verrekening van de uitgevoerde transacties. c) periodieke rapportages De vermogensbeheerder stuurt binnen twaalf werkdagen na elke maandultimo een overzicht van de totale beleggingsportefeuille.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
24
De vermogensbeheerder dient in de maand, volgend op het einde van een kalenderkwartaal, een overzicht van de beleggingsportefeuille te verstrekken, op grond waarvan een duidelijk beeld wordt verkregen van: • de samenstelling ervan aan het einde van elk kwartaal; • de mutaties die gedurende het afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden; • het behaalde totale rendement van de totale portefeuille en van de portefeuille onderdelen zoals in hoofdstuk 3 weergegeven plus de daarbij behorende benchmarks. Het kwartaalrapport bevat tevens een toelichting op het gevoerde beleid en een vooruitblik op de komende periode wat betreft de economie en de financiële markten alsmede het te voeren beleid. In ieder geval een samenvatting zal in het Engels geproduceerd worden. Deze schriftelijke informatie bevat tevens minimaal de informatie die op kwartaalbasis aan DNB ter beschikking moet worden. De vermogensbeheerder berekent per kwartaal een ‘time weighted’ rendement volgens de systematiek zoals deze door AIMR wordt gehanteerd. Het behaalde portefeuille rendement wordt hierbij gesplitst naar beleggingscategorie en vergeleken met de desbetreffende benchmark. Het verstrekken van eventuele aanvullende schriftelijke informatie c.q. overzichten, bijvoorbeeld ten behoeve van de staten DNB en de statistieken CBS, vindt in nader overleg plaats. Verantwoording over het gevoerde en voorgenomen beleid worden twee keer per jaar aan het bestuur van het Pensioenfonds mondeling toegelicht door de vermogensbeheerder. 6.3.3. Wijze van risicometing en –beheersing Naast de minimum en maximum allocatie van de beleggingscategorieën in de rendementsportefeuille en de bandbreedtes van de LDI-fondsen in de duration matching portefeuille moet er wat betreft risicometing en -beheersing nog voldaan worden aan restricties op de volgende gebieden: • Het valutabeleid • Liquide middelen • Het gebruik van derivaten a) Valutabeleid Valutatransacties mogen slechts plaatsvinden voor zover zij betrekking hebben op de in buitenlandse valuta luidende beleggingen die in de portefeuille aanwezig zijn. Valuta exposure buiten het eurogebied voortvloeiende uit de onderliggende belangen in de beleggingsfondsen wordt geaccepteerd voor zover deze valuta exposure in overeenstemming is met de regels die zijn opgenomen in de diverse prospecti. b) Liquide middelen Er is een liquide middelen rekening bij de depotbank voor het Pensioenfonds. De eventuele liquide middelen worden op deze rekening geadministreerd. Liquide middelen in vreemde valuta mogen slechts in de portefeuille worden gehouden voor zover noodzakelijk voor het op korte termijn verrichten van transacties. Daarbij geldt dat de saldi op verantwoorde wijze zo laag mogelijk worden aangehouden.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
25
In incidentele gevallen kan er kortstondig een debetstand op de bankrekening ontstaan (doordat in een ruil tussen aandelen en obligaties of tussen individuele obligaties er eerder gekocht dan verkocht wordt of doordat er geld aan de portefeuille wordt onttrokken). Het is geenszins de bedoeling om bewust rood te staan of om met structureel geleend geld te beleggen. Het opnemen van kasgeldleningen is derhalve ook niet toegestaan. c) Derivaten De vermogensbeheerders mogen ten behoeve van een efficiënt beheer van de portefeuille gebruik maken van opties en futures die zijn afgeleid van aandelen of convertibles. Deze derivaten vormen geen aparte beleggingscategorie. Voor asset-allocatie doeleinden mag gebruik worden gemaakt van aandelen index futures. Binnen de vastrentende waarden portefeuille mogen futures worden gebruikt voor het bijsturen van de duration en het over- of onderwegen van looptijdsegmenten. 6.3.4. Resultaatevaluatie Het beleggingsresultaat wordt per kwartaal gemeten. De vermogensbeheerder rapporteert per kwartaal over het beleggingsresultaat en de benchmarks. De performance van de vermogensbeheerder zal over voortschrijdende periodes van drie jaar worden vergeleken met vooraf vastgestelde en in de beleggingsrichtlijnen opgenomen aspiratieniveaus. Daarnaast wordt het beleggingsresultaat over meerdere kortere perioden beoordeeld. Bij een beleggingsresultaat onder de minimale rendementsverwachting of consistent onder de standaard uitkomend, wordt van de vermogensbeheerder een gedetailleerde schriftelijke verklaring verwacht. Uit de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders dient te blijken of de gelopen beleggingsrisico’s vallen binnen de restricties die hieraan zijn gesteld. De resultaatsevaluatie geschiedt door het bestuur van het Pensioenfonds in de eerstvolgende bestuursvergadering na ontvangst van de rapportage. 6.3.5. Waarderingsgrondslagen De waardering van de vastrentende en zakelijke waarden geschiedt op marktwaarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarden. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de contante koersen per balansdatum. Alle baten en lasten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht, rekeninghoudend met overlopende posten per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de eurokoersen op transactiedatum. Indirecte beleggingsresultaten worden tot de baten en lasten gerekend. 6.4 Toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van de consumenten prijsindex (cpi) zoals vastgesteld door het CBS met referentieperiode oktober – oktober. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
26
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt gedeeltelijk uit een opslag op de premie en gedeeltijk uit beleggingsrendement gefinancierd.
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: • • •
Bij een eigen vermogen dat meer bedraagt dan het vereist eigen vermogen wordt er volledig geïndexeerd. Bij een eigen vermogen dat meer bedraagt dan het minimaal vereist eigen vermogen maar minder dan het vereist eigen vermogen vindt de toeslag lineair plaats. Bij een eigen vermogen dat minder bedraagt dan het minimaal vereist eigen vermogen vindt geen toeslag plaats.
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden. Inhaalindexatie In het verleden opgelopen indexeringsachterstand kan worden ingehaald, zodra de financiële positie van het Pensioenfonds daarvoor, gehoord de actuaris, voldoende ruimte biedt. Hierbij wordt het verleden beperkt tot de direct voorafgaande periode van tien jaar. In het geval de waarde van de aanwezige middelen boven het maximum niveau uitkomt, kan het Pensioenfonds niet eerder tot het verlenen van premiekortingen overgaan dan nadat een eventuele indexeringsachterstand volledig is ingelopen. Toeslagenmatrix Overeenkomstig de “Toeslagenmatrix” is het voorwaardelijke toeslagbeleid vastgelegd in artikel 20 van het pensioenreglement en in artikel 5 van de uitvoeringsovereenkomst. Het beleid is daarin als volgt verwoord: Voorzover er voldoende middelen aanwezig zijn, zal jaarlijks per 1 januari op alle ingegane pensioenen, voor zover deze jegens het Fonds geldend kunnen worden gemaakt, en alle opgebouwde aanspraken op pensioen van de Deelnemers en de Gewezen Deelnemers in de basis module een toeslag worden verleend van maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (cpi) zoals vastgesteld door het CBS met referentieperiode oktober-oktober. De aanpassing van de pensioenen en pensioenaanspraken is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een indexatie zal plaatsvinden. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks – gehoord de actuaris - in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd, maar wordt gedeeltelijk gefinancierd door middel van een opslag op de premie en gedeeltelijk uit beleggingsrendement. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden. ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
27
Daarnaast zal het Pensioenfonds in alle communicatie-uitingen over de verhoging zelf en over de inhoud van de regeling de wettelijk voorgeschreven voorwaardelijkheidsverklaring opnemen. Streefniveau Het Pensioenfonds streeft er naar om: • de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van het consumentenprijsindexcijfer zoals gepubliceerd door het CBS met referentie periode oktober-oktober; • de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen op basis van het zelfde consumentenprijsindexcijfer zoals gepubliceerd door het CBS met referentie periode oktober-oktober. Verwachte realisatie streefniveau Het Bestuur van het Pensioenfonds zal periodiek een continuïteitsanalyse laten uitvoeren, om de waarschijnlijkheid van het toeslagpotentieel vast te stellen. 6.5 Continuïteitsanalyse De Continuïteitsanalyse wordt uitgevoerd om de financiële opzet en positie van het Pensioenfonds voor de lange termijn te beoordelen waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen zoals premie-, toeslag- en beleggingsbeleid. Het dient als middel om inzicht in de financiële risico´s op langere termijn te verkrijgen, om keuzes ten aanzien van de feitelijke premie en toeslag te onderbouwen en indien van toepassing om als basis te dienen voor een herstelplan. De continuïteitsanalyse is een stochastische benadering. Aan de hand van de uitkomsten zal onder meer worden beoordeeld of de risico’s zich nog binnen aanvaardbare grenzen bevinden, de sturingsmiddelen nog voldoende kracht hebben en de ambitie van het Pensioenfonds met betrekking tot het voorwaardelijke toeslagbeleid nog realiseerbaar is. Indien de uitkomsten van de analyse daartoe aanleiding geven zal het beleid worden aangepast. De bij de continuïteitsanalyse te hanteren veronderstellingen zullen voorafgaand aan de analyse door het bestuur worden vastgesteld op basis van de dan geldende inzichten. Daarbij zullen de op dat moment geldende wettelijke richtlijnen met betrekking tot deze parameters in acht worden genomen. 6.6 Systematiek vaststelling parameters De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de premie, het vereist eigen vermogen en de continuïteitsanalyse worden door het bestuur van het Pensioenfonds vastgesteld in overeenstemming met de voorwaarden en conform de ministeriële regeling parameters pensioenfondsen. Voorts wordt rekening gehouden met Beleidsregel uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van pensioenfondsen, zoals gepubliceerd door DNB. De overige statische kenmerken worden bepaald in overleg met de adviserende actuaris.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
28
7 Financiële sturingsmiddelen In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet. 7.1 Premiebeleid De huidige premie is gelijk aan de premie zoals omschreven in paragraaf 6.2. Dekkingstekort In het geval van onderdekking zoals omschreven in paragraaf 6.1 sub c, kan zolang de situatie van onderdekking voortduurt een extra premie worden geheven opdat gedurende een periode van maximaal 3 jaren het dekkingstekort is opgeheven. Reservetekort In het geval van een reservetekort zoals omschreven in paragraaf 6.1 sub d, kan zolang de situatie van reservetekort voortduurt, maar maximaal 15 jaar, een extra premie worden geheven die gelijk is aan 1/15e deel van het reservetekort op de balansdatum voorafgaande aan het jaar waarop de premie betrekking heeft. 7.2 Beleggingsbeleid Uit paragraaf 6.3 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de verplichtingen van het Pensioenfonds, inclusief het streven naar waardevastheid van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Door het strategische beleggingsbeleid om de drie jaar te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. 7.3 Toeslagbeleid Uit paragraaf 6.4 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zonodig tot nul, indien de financiële positie van het Pensioenfonds daartoe noodzaakt.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
29
8 Korting pensioenaanspraken en –rechten 8.1 Korting van aanspraken Het Pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: 1. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; 2. het niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en 3. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar over het minimaal vereist eigen vermogen te beschikken. Het Pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd. 8.2 Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen Indien het Pensioenfondsvermogen groter is dan de premiekortingsgrens is herstel van gekorte pensioenaanspraken of inhaaltoeslagen mogelijk. Herstel van gekorte pensioenaanspraken is alleen mogelijk voor zover na het herstel van gekorte pensioenaanspraken de dekkingspositie boven de premiekortingsgrens op de langere termijn in stand blijft. Daarbij zal eerst de inkoop van de conform artikel 6 lid 1 van het pensioenreglement in enig jaar op te bouwen aanspraken worden hersteld. Indien na het herstel van gekorte pensioenaanspraken het Pensioenfondsvermogen nog steeds groter is dan de premiekortingsgrens, zijn inhaaltoeslagen mogelijk. Een inhaaltoeslag vindt plaats indien de afgelopen 10 jaar in één of meerdere jaren geen volledige toeslag heeft plaatsgevonden. Een inhaaltoeslag is alleen mogelijk voor zover na de inhaaltoeslag de dekkingspositie boven de premiekortingsgrens op de langere termijn in stand blijft. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden) worden aangepast.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
30
9 Financieel crisisplan Inleiding Op 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht geworden. Op basis hiervan is ieder pensioenfonds gehouden om uiterlijk op 1 mei 2012 over een crisisplan te beschikken. De bedoeling van een crisisplan is dat het bestuur van een pensioenfonds vooraf vastlegt hoe gehandeld zou kunnen worden wanneer zich een vooraf omschreven crisissituatie zich voordoet. In een crisisplan omschrijft het bestuur in ieder geval de volgende elementen: Wanneer is er sprake van een crisissituatie? In welke situatie(s) is het korten van aanspraken onontkoombaar? Welke maatregelen staan het pensioenfonds ter bestrijding van een financiële crisis ter beschikking? In hoeverre zijn de hiervoor genoemde maatregelen ook daadwerkelijk inzetbaar? Wat is het financiële effect van de inzet van de genoemde maatregelen? Hoe wordt bij het inzetten van maatregelen op evenwichtige wijze rekening gehouden met de belangen van de verschillende belanghebbenden in het pensioenfonds? Hoe wordt over de crisissituatie gecommuniceerd? Hoe wordt gecommuniceerd naar alle belanghebbenden toe, nog voor de crisissituatie zich heeft voorgedaan? Hoe verloopt het besluitvormingsproces over de te nemen maatregelen? Jaarlijks wordt het crisisplan, als onderdeel van de ABTN, geëvalueerd en vindt eventueel bijstelling van de maatregelen plaats. In dit crisisplan worden de hiervoor genoemde aspecten verder uitgewerkt. Uitgangspunten Stichting Pensioenfonds Citco Nederland, hierna te noemen “Pensioenfonds”, voert de pensioenregeling uit die in het arbeidsvoorwaardenoverleg van de aangesloten werkgevers wordt afgesproken. Dat betekent dat de opzet en de wijze van financiering van de regeling voor het bestuur een gegeven is. Wel toetst het bestuur of de afgesproken pensioenregeling voldoet aan de eisen van relevante wet- en regelgeving, uitvoerbaar is en of de door de sociale partners uitgesproken toeslagambitie realiseerbaar is. Doelstelling Pensioenfonds De hoofddoelstelling van het Pensioenfonds is het verstrekken van uitkeringen ter zake van ouderdom en arbeidsongeschiktheid en terzake van overlijden van de deelnemers of gewezen deelnemers, in de gevallen en onder de voorwaarden als nader zijn geregeld in het pensioenreglement. Het Pensioenfonds tracht zijn doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. Als afgeleide van deze doelstelling streeft het Pensioenfonds in volgorde van belangrijkheid: Veiligstellen van de nominale pensioenen Aanpassing pensioenen aan het prijsniveau
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
31
Crisissituaties Er is naar de mening van het bestuur sprake van een crisissituatie wanneer het Pensioenfonds op korte dan wel lange termijn niet kan voldoen aan de gestelde ambities. Die situaties zijn als volgt: Het Pensioenfonds onderscheidt drie niveaus van dekkingsgraad: Het minimum niveau. Het minimum niveau is de grens waaronder sprake is van een dekkingstekort en is berekend op 104,8% (2011). Het toereikend niveau. Het toereikend niveau komt overeen met de vereiste dekkingsgraad behorend bij het Vereist Eigen Vermogen (verplichtingen plus vereiste buffers) en is berekend op 113,6% (2011). Het maximum niveau. Het maximum niveau is gelijk aan de premiekortingsgrens zoals gedefinieerd in paragraaf 6.2 van de ABTN. Zodra een situatie van reservetekort en/of dekkingstekort ontstaat, stelt het Pensioenfonds een herstelplan op. De periode voor herstel bedraagt maximaal 3 jaar om uit een dekkingstekort te komen en maximaal 15 jaar om uit reservetekort te komen. De doelstelling van het Pensioenfonds komt in gevaar als: Het dekkingstekort langdurig aanhoudt en het feitelijk herstel achterblijft bij het herstelplan. Het dekkingstekort significant is en er geen vooruitzicht is op tijdig herstel. Het dekkingstekort wordt als langdurig beschouwd als deze gedurende drie jaar onafgebroken aanhoudt. Een eenmalig kortstondig herstel (minder dan drie kwartalen achtereen uit onderdekking) geldt daarbij niet als herstel. Onder een significant Het dekkingstekort wordt verstaan dat het redelijkerwijze niet mag worden verwacht dat de dekkingsgraad binnen een periode van drie jaar weer boven het minimaal vereist eigen vermogen gaat uitkomen (korte termijnherstel). Of dit het geval is, is afhankelijk van de marktsituatie en kan blijken uit een evaluatie van het herstelplan. Daarnaast is het bestuur van mening dat er ook sprake is van een crisissituatie wanneer de premie niet toereikend is en de jaarlijkse opbouw van Ouderdomspensioen en Partnerpensioen beperkt wordt omdat: de premie niet kostendekkend is; of de premie – in geval van een dekkingstekort - niet bijdraagt aan herstel.
Mede vanwege de hierboven opgesomde redenen is niet in algemene zin vast te stellen bij welke dekkingsgraad een pensioenfonds niet meer kan herstellen zonder te korten. In feite is een mogelijke korting aan de orde bij alle dekkingsgraden onder het zogenaamde kritieke pad, dat grotendeels wordt bepaald door marktomstandigheden. Sturingsmiddelen In tijden van een reserve- en dekkingstekort kunnen voor het verbeteren van de vermogenspositie de volgende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat het Pensioenfonds (dieper) in een crisissituatie terecht komt : Toeslagen worden beperkt. Als de dekkingsgraad onder de bovengrens van het toereikend niveau uitkomt, worden toeslagen beperkt of niet meer toegekend. Verhoging van de premie. ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
32
Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Verhoging van de premie Bij dekkingstekort In het geval van een dekkingstekort kan zolang de situatie van onderdekking voortduurt een premie worden verhoogd opdat gedurende een periode van maximaal 3 jaren het dekkingstekort is opgeheven. De inzet van deze maatregel is naar de mening van het bestuur in beperkte mate realistisch. Bij reservetekort In het geval van een reservetekort kan zolang de situatie van reservetekort voortduurt, maar maximaal 15 jaar, een extra premie worden geheven die gelijk is aan 1/15e deel van het reservetekort op de balansdatum voorafgaande aan het jaar waarop de premie betrekking heeft. De inzet van deze maatregel is naar de mening van het bestuur in beperkte mate realistisch. Volgorde andere maatregelen bij tekort Indien niet binnen de gestelde termijnen het dekkingstekort door herstelpremie en toeslagmatiging kan worden opgeheven, resteren de volgende maatregelen: 1. Een extra eenmalige premieverhoging als het dekkingstekort binnen de wettelijke termijn nog bestaat. Het effect van deze maatregel moet zijn dat het dekkingstekort wordt weggewerkt. 2. Bij hernieuwd dekkingstekort na een extra premieverhoging worden de pensioenen gekort (noodclausule). Het effect van deze maatregel moet zijn dat het dekkingstekort wordt weggewerkt. De inzet van deze maatregelen is naar de mening van het bestuur in beperkte mate realistisch. Korting van aanspraken Het Pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: 1. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; 2. het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en 3. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. Het Pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
ABTN2012
33
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
In onderstaande tabel is een indicatie weergegeven van de financiële effecten van de maatregelen op de dekkingsgraad van het Pensioenfonds:
Inzet
Effect dekkingsgraad na 1 jaar (ca.)
Opmerkingen
Toeslagverlaging
1,0% van de TV
1,0%-punt
Premieverhoging
1,0% vd PG
0,7%-punt
Korting
1,0%
1,0%-punt
Uitgaande van toeslag op alle aanspraken en rechten. En bij een dekkingsgraad van ongeveer 100%. Premieverhoging uitgedrukt in % ongemaximeerde pensioengrondslagsom. En bij een dekkingsgraad van ongeveer 100% Korting op alle aanspraken en rechten bij een dekkingsgraad van ongeveer 100%.
…. Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen Indien het Pensioenfondsvermogen groter is dan de premiekortingsgrens is inhaaltoeslagverlening of herstel van gekorte pensioenaanspraken- en rechten mogelijk. Herstel van gekorte pensioenaanspraken is alleen mogelijk voor zover na het herstel van gekorte pensioenaanspraken- en rechten de dekkingspositie boven de premiekortingsgrens op de langere termijn in stand blijft. Daarbij zal eerst de inkoop van de conform artikel 6 lid 1 van het pensioenreglement in enig jaar op te bouwen aanspraken worden hersteld. Indien na het herstel van gekorte pensioenaanspraken het Pensioenfondsvermogen nog steeds groter is dan de premiekortingsgrens, zijn de hierna omschreven middelen mogelijk. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden) worden aangepast. Het bestuur kan hiervan gemotiveerd afwijken. Volgorde inzet middelen bij herstel Indien de financiële positie zich herstelt, kunnen de beschikbare middelen in de volgende volgorde worden ingezet: 1. Toeslagverlening volgens de ontwikkeling van consumentenprijsindexcijfer 2. Inhaal toeslagverlening over laatste tien jaar. Een inhaaltoeslag vindt plaats indien de afgelopen 10 jaar in één of meerdere jaren geen volledige toeslag heeft plaatsgevonden. Een inhaaltoeslag is alleen mogelijk voor zover na de inhaaltoeslag de dekkingspositie boven de premiekortingsgrens op de langere termijn in stand blijft. 3. Aanleggen van buffer boven vereist eigen vermogen. 4. Herstel van korting op nominale pensioenen. 5. Premiekorting.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
34
Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging Bij besluitvorming door het bestuur zal sprake zijn van evenwichtige belangenafweging. Het bestuur heeft besloten dat deze afweging in ieder geval aan de hand van de volgende criteria wordt gedaan: • • • •
effectiviteit: wat is het effect op de dekkingsgraad? proportionaliteit: weegt het effect op tegen de impact op de verschillende doelgroepen? solidariteit: zijn de bijdragen van de verschillende belanghebbenden met elkaar in evenwicht? continuïteit: zijn de maatregelen verstandig met het oog op voorzienbare toekomstige ontwikkelingen?
Elke maatregel heeft een bepaald effect op de dekkingsgraad, Het bestuur zal bij elke maatregel overwegen of het effect heeft op de dekkingsgraad in bepaalde balans is ten opzichte van de proportionaliteit op de verschillende stakeholders. Besluitvormingsproces Het beleid van het Pensioenfonds is vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Dat geldt ook voor het beleid in een crisissituatie. Het bestuur zal zorgvuldige besluitvorming nastreven. Besluitvorming gebeurt volgens de regels van de statuten. Aan de hand van de dekkingsgraad op 31 december in enig jaar bepaalt het bestuur of de ontwikkeling verloopt volgens het beoogde herstel. Is dat niet het geval, dan wordt de afgesproken extra premie in rekening gebracht. Aan de hand van de dekkingsgraad op 31 december in het jaar daaropvolgend bepaalt het bestuur opnieuw of de ontwikkeling verloopt volgens het beoogde herstel. Is dat niet het geval, dan besluit het bestuur welke aanvullende maatregelen getroffen moeten worden waardoor wel voldaan kan worden aan het herstelplan. Het bestuur treedt in overleg met de werkgever. Als wordt vastgesteld dat herstel alleen zou kunnen door een kortingsmaatregel, dan wordt deze maatregel voorgenomen. De dekkingsgraad een jaar later is dan uiteindelijk bepalend of een voorgenomen korting van pensioenen ook daadwerkelijk wordt doorgevoerd. Het dagelijks bestuur (voorzitter en secretaris) van het Pensioenfonds ziet zichzelf bij een crisissituatie als het crisisteam. De lijnen binnen het dagelijks bestuur zijn kort en de bestuursleden kunnen elkaar eenvoudig en snel bereiken om met elkaar te overleggen over de crisissituatie. Het crisisteam zal desgewenst zorgdragen voor een snelle besluitvorming binnen het bestuur. Het bestuur zal advies inwinnen bij de externe adviseur(s) van het Pensioenfonds.] Communicatie Het bestuur communiceert via de website over de actuele financiële positie van het Pensioenfonds. In ieder geval wordt elk kwartaal de dekkingsgraad via de website bekend gemaakt. Medio juni wordt het jaarverslag op de website van het Pensioenfonds geplaatst. Daarin wordt de gang van zaken gedetailleerd weergegeven. Het beleid van een eventuele korting zal in tijden van onderdekking tijdig aan de werkgever en de deelnemers worden meegedeeld. Een voorgenomen besluit tot korten wordt direct aan alle belanghebbenden gecommuniceerd. Het bestuur van het Pensioenfonds zal over het crisisplan, en indien gebruik wordt gemaakt van de in het plan opgenomen crisismaatregelen, communiceren met de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden via in ieder geval de website. Daarnaast zal het bestuur in de startbrief met de deelnemers communiceren over het crisisplan en de gevolgen die een mogelijke crisis met zich meebrengt.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
35
Bijlage I Verklaring inzake beleggingsbeginselen Introductie Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds. De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid; 2. de organisatie en risicobeheerprocedures; 3. de beleggingsbeginselen, in het bijzonder de toegepaste wegingmethodes voor beleggingsrisico’s en de strategische allocatie van de activa in het licht van de aard en de looptijd van de verplichtingen van het Pensioenfonds. De Verklaring is als bijlage bij de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van het Pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het Pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt. 1 Doelstelling van het beleggingsbeleid Het Pensioenfonds, voor (ex) medewerkers van de aangesloten werkgevers (hierna: de werkgever), voert een regeling uit ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Deze regeling bestaat uit een toegezegd pensioen en een toegezegde premie bijdrage. Het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid van de algemene middelen voor het toegezegd pensioen; de premiebijdragen worden belegd voor rekening en risico van de betrokken deelnemers. Het Pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met wat DNB onder ‘op solide wijze’ beleggen verstaat. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “Het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategische beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het Pensioenfonds zoals vastgesteld in de financieringsovereenkomst met de werkgever. 2 Organisatie en risicobeheerprocedures 2.1 Taken en verantwoordelijkheden Het Pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het tot grote zorgvuldigheid in zijn handelen. Het Pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het gevoerde beleggingsbeleid en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
36
De door het bestuur van het Pensioenfonds aangestelde vermogensbeheerder voert het door het bestuur goedgekeurde beleggingsbeleid uit. Het bestuur van het Pensioenfonds heeft aan de vermogensbeheerder het mandaat gegeven om binnen de in het jaarlijkse Beleggingsplan vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Het bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het Pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. De vermogensbeheerder legt verantwoording af aan het bestuur. 2.2 Nevenactiviteiten Het Pensioenfonds kan activiteiten ontwikkelen die het in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken, brengt het Pensioenfonds deze onder in een aparte rechtspersoon. Tussen het Pensioenfonds en deze rechtspersoon zal geen sprake zijn van: financiële kruisstromen die de rechtspersoon tot niet marktconform concurrentievoordeel strekken; personele unies tussen de Directie of Raad van Beheer van het Pensioenfonds enerzijds en het bestuur van de rechtspersoon anderzijds; toegang tot kennis en gegevensbestanden van het Pensioenfonds, anders dan op voorwaarden die door wet- en regelgeving worden toegestaan; gebruik van de naam en het beeldmerk van het Pensioenfonds door de rechtspersoon. Op dit moment zijn door het Pensioenfonds geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon. 2.3 Uitbesteding De door het Pensioenfonds geselecteerde vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het door het bestuur geformuleerde beleggingsbeleid. De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het Pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. 2.4 Rapportage De vermogensbeheerder rapporteert elk kwartaal over het gevoerde en te voeren beleggingsbeleid aan het bestuur. In ieder geval eenmaal per jaar wordt het beleid ook mondeling besproken.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
37
2.5 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het Pensioenfonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het Pensioenfonds. 2.6 Deskundigheid Het Pensioenfonds draagt er zorg voor dat het in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s. 2.7 Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het Pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. 3 Beleggingsbeginselen Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het Pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie. Beleggingsbeslissingen Het Pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. Het Pensioenfonds sluit hierbij geen afzonderlijke beleggingscategorie, –instrument of –techniek uit. Daarentegen werkt het pensioenfonds uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het Pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Verder onthoudt het Pensioenfonds zich van beleggingstransacties indien: daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; deze in onmiddellijk verband staan met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden.
ABTN2012
Stichting Pensioenfonds Citco Nederland
38
Toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 6.3 van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en ‘value at risk’ (VAR) methodieken. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Strategische allocatie In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALMstudie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het Pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd. Op basis van de visie en macro-economische ontwikkelingen en de financiële markten zal het Pensioenfonds de strategische beleggingsmix actief beheren binnen de gestelde bandbreedtes. Het bestuur kan besluiten de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen.
ABTN2012