Stichting Pensioenfonds Pensura
Actuariële en bedrijfstechnische nota
Juni 2015
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING EN MISSIE ...........................................................................................1
2.
ORGANISATIE, BEHEER EN INTERNE CONTROLE ......................................6
3.
PENSIOENREGELING ...........................................................................................17
4.
HERVERZEKERING ..............................................................................................21
5.
VOORZIENINGEN EN RESERVES .....................................................................23
6.
BELEGGINGSBELEID ...........................................................................................27
7.
PREMIEBELEID ......................................................................................................37
8.
VEREIST EIGEN VERMOGEN EN FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN.39
9.
CRISISBELEID ........................................................................................................46 BIJLAGE 1: FINANCIEEL CRISISPLAN BIJLAGE 2: COMMUNICATIEPLAN
1. Inleiding en missie 1.1
Inleiding
Stichting Pensioenfonds Pensura (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Pensura is uitvoerder van drie regelingen, te weten; -
Regeling 2003; een eindloonregeling voor een beperkt aantal deelnemers. Per 1 januari 2015 zijn er geen werknemers meer die actief pensioen opbouw in deze pensioenregeling.
-
Regeling 2006; de garantiepensioenmodule (een middelloonregeling tot het basisjaarinkomen) en daarboven de beleggingspensioenmodule (een beschikbare premieregeling). Met ingang van 1 januari 2011 is de opbouw van de middelloonregeling ondergebracht bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.
-
Een beschikbaar kapitaalregeling voor ex SC Johnson-medewerkers opgebouwd tot 31-12-2005, waarbij het rendement van gemiddeld 4% over de gehele looptijd van 31-12-2005 tot 31-12-2015 door de onderneming is gegarandeerd. Deze garantie loopt tot 31-12-2015. Een aantal deelnemers zal dan met pensioen zijn. De resterende deelnemers zullen hun opgebouwde rechten ná 31-12-2015 voortzetten binnen de kaders van de beleggingspensioenmodule (het excedent pensioen).
Het bestuur is zich ervan bewust dat het fonds na 2015, voor wat de eindloonregeling en middelloonregeling betreft, een geheel gesloten fonds zal zijn zonder actieve deelnemers. Hierbij merkt het bestuur op dat er wel nog deelnemers met excedentpensioen zijn binnen het fonds. De kapitalen van deze deelnemers zijn ondergebracht bij een derde partij. Overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt. Bij pensioeningang dienen deze deelnemers hun kapitaal in principe elders aan te wenden. Gezien de nog lange looptijd van de overgang van de resterende gewezen deelnemers naar een pensioenuitkering, acht het bestuur het gewenst om te onderzoeken hoe en 1
aan wie overdracht van de opgebouwde aanspraken en rechten verantwoord is, met inachtneming van de belangen van zowel werkgever als (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigen. Doelstelling van het bestuur is dan ook: -
het herstelplan succesvol af te ronden;
-
toeslagen te kunnen geven;
-
de complexiteit door de huidige regelingen zoveel mogelijk verminderen;
-
zoveel mogelijk waardeoverdrachten te faciliteren.
Na realisering van de doelstellingen is het te voorzien dat een overdracht van de overblijvende rechten aan een andere partij zal worden onderzocht. Uit het gestelde in artikel 145, lid 1 van de Pensioenwet vloeit voort dat een ondernemingspensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) dient vast te stellen. De inhoud van deze ABTN dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 t/m 137 en 143 van de Pensioenwet. Deze ABTN is vastgesteld tijdens de op 18 juni 2015 gehouden bestuursvergadering, geldt met ingang van 1 juli 2014 en vervangt alle voorgaande nota’s en wijzigingsbladen. Het bestuur is te allen tijde bevoegd deze ABTN te wijzigen. In deze ABTN worden dezelfde begrippen gehanteerd als de begrippen in de statuten en het pensioenreglement, tenzij anders wordt aangegeven.
2
1.2
Missie, visie en strategie
Missie Pensura heeft als doel het uitvoeren van pensioenovereenkomsten tussen enerzijds de onderneming en anderzijds haar medewerkers, en het als gevolg daarvan uitkeren of doen uitkeren van pensioen- of andere uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraak- en pensioengerechtigden. In dit kader heeft Pensura als missie het op lange termijn verzorgen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven naar het gedurig waardevast houden van ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken. Visie en strategie Om de missie te realiseren richt Pensura zich op: a. Correcte en kostenefficiënte uitvoering van de pensioenregeling: De uitvoeringskosten komen niet ten laste van de deelnemers, omdat deze volledig door de werkgever worden vergoed. Pensura heeft afspraken over kosten en te leveren diensten gemaakt met AZL (de uitvoeringsorganisatie). AZL rapporteert op kwartaalbasis over de nakoming van de gemaakte afspraken en de uitvoering van de administratie richting het bestuur. Het bestuur analyseert jaarlijks de ISAE3402rapportage en het In Control Statement van AZL. Bovendien vinden er periodiek evaluatiegesprekken plaats. De kosten van de administratie worden op doorlopende basis gemonitord door het bestuur, ongeacht het feit dat de uitvoeringskosten door de werkgever worden betaald. b. Adequate afspraken met de werkgever: De afspraken tussen Pensura en de werkgever zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. De werkgever is de verplichting aangegaan om, afhankelijk van de hoogte van de beleidsdekkingsgraad, een opslag op de premie te betalen (herstelpremie), om extra premie te storten indien Pensura de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten op grond van de Pensioenwet dient te verlagen (bijstorting) en om de feitelijke uitvoeringskosten van Pensura te betalen. Indien de werkgever de uitvoeringsovereenkomst opzegt, is de werkgever gehouden om alle toekomstige uitvoeringskosten van Pensura te betalen. Dit borgt de continuïteit voor Pensura.
3
c. Goed en solide beheer van het vermogen: Door de per 1 januari 2011 ingegane overgang van de opbouw van het middelloonpensioen naar het Bedrijfstakpensioenfonds voor schoonmaakbedrijven en glazenwassers is de bufferopslag van de opbouw als sturingsgrootheid weggevallen. Het deelnemersbestand is nog relatief jong. In combinatie met de herstelpremie betaling door de werkgever, is Pensura in staat een beleggingsbeleid te voeren waarbij de kans op een goed rendement behouden blijft. Hiertoe heeft het bestuur van Pensura aan de hand van de ALM-studie een strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. Pensura voert uit kostenoverwegingen een ‘passieve’ beleggingsstijl voor een deel van de volwassen markten en een ‘actieve’ beleggingsstijl voor sectoren en regio’s. Pensura tracht hiermee om op basis van een marktvisie een hoger rendement te behalen dan de performance benchmark. Voor de actief belegde fondsen toetst Pensura periodiek of de kosten goed gemaakt worden door een hoger rendement. Indien nodig worden naar aanleiding van deze toetsingen acties ondernomen. d. Adequaat risicobeheer: Het bestuur van Pensura heeft de risico’s die het fonds loopt vervat in een risicomatrix. Deze matrix wordt periodiek gemonitord. Het bestuur ontvangt maandelijks een QuickScan-dekkingsgraadrapport en op kwartaalbasis een RiskMaprapportage van AZL. De QuickScans en RiskMaps worden besproken in de vergaderingen van de Commissie Beleggingen en de bestuursvergaderingen. Tevens maakt de Commissie Beleggingen maandelijks een overzicht van de behaalde rendementen en een vooruitblik op fondsniveau. e. Een goed en betrouwbaar imago: Goede en proactieve communicatie helpt bij het streven naar een goed en betrouwbaar imago. De communicatiecommissie is door het bestuur ingesteld om dit te bevorderen. Het communicatieplan is als bijlage bij deze ABTN gevoegd. f.
Goed pensioenfondsbestuur: De eisen die door wet- en regelgeving worden gesteld worden steeds strenger. Een geschikt bestuur is daarom onontbeerlijk. De Code Pensioenfondsen is een leidraad voor Pensura. Deze Code richt zich op goed pensioenfondsbestuur: besturen, 4
toezicht houden en verantwoording afleggen. Het bestuur voert periodiek een evaluatie uit van de geschiktheid van de bestuurders en volgt, indien nodig, aanvullende opleidingen. Daarnaast vindt elk jaar een zelfevaluatie plaats over hoe het bestuur functioneert. g. De toekomst van Pensura: De pensioenregeling van Pensura is voor een groot deel gesloten. In de middelloonregeling (Garantiepensioenmodule van Pensioenreglement 2006) vindt sinds 1 januari 2011 geen pensioenopbouw meer plaats en zitten alleen nog ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken. Er wordt wel nog kapitaal opgebouwd in de Beleggingspensioenmodule van Pensioenreglement 2006. Vanaf 2015 zijn er geen werknemers meer die actief pensioen opbouwen in de eindloonregeling van Pensioenreglement 2003. Strengere wet- en regelgeving en een bijbehorende toename van het toezicht zullen de kosten voor pensioen- en vermogensbeheer doen toenemen. Bovendien is het deelnemersbestand sinds 1 januari 2011 kleiner geworden. Het bestuur van Pensura monitort deze ontwikkelingen en zet deze af tegen de missie van het fonds.
5
2. Organisatie, beheer en interne controle 2.1
Doelstelling pensioenfonds en uitvoeringsovereenkomst
Het pensioenfonds heeft als doel het uitvoeren van pensioenovereenkomsten tussen enerzijds Diversey Europe B.V., haar rechtsopvolger Diversey Europe Operations B.V., Diversey B.V., Diversey Netherlands Productions B.V., Diversey Netherlands Services B.V. en Sealed Air B.V. (hierna gezamenlijk te noemen “de onderneming”), en anderzijds haar medewerkers, en in het kader daarvan het uitkeren of doen uitkeren van pensioenof andere uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraak- en pensioengerechtigden, alsmede de eventueel daarop toegekende toelagen en andere uitkeringen. De onderneming heeft hiertoe een uitvoeringsovereenkomst met dit pensioenfonds gesloten, welke op 1 januari 2015 is getekend. De belangrijkste onderwerpen uit deze uitvoeringsovereenkomst betreffen: a. de wijze van vaststelling, verhoging en verlaging van de pensioenpremie; b. de betaling van de pensioenpremie, c. het verstrekken van gegevens en informatie van de onderneming aan het pensioenfonds en van het pensioenfonds aan de deelnemers, d. de voorwaardelijke toeslagverlening, e. de wijze van vaststellen en wijzigen van het pensioenreglement, en f.
de verplichtingen die de onderneming heeft jegens de leden van het bestuur en andere organen, teneinde het pensioenfonds goed te laten functioneren.
De uitvoeringsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst kan door elk der beide partijen, met een opzegtermijn van zes maanden, per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekend schrijven worden beëindigd.
6
2.2
Organisatie pensioenfonds
Het pensioenfonds heeft een paritair bestuur, bestaande uit ten minste zes en maximaal tien leden. De helft van het aantal zetels wordt bezet door werkgeversvertegenwoordigers. Werkgeversvertegenwoordigers worden voor maximaal vier jaren benoemd door het bestuur na voordracht door de onderneming. De andere helft van de zetels wordt bezet door werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden tezamen, waarbij de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden maximaal 25% van het totaal aantal bestuurszetels bezetten. Werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden worden voor maximaal vier jaren benoemd door het bestuur na verkiezing door en uit de deelnemers respectievelijk de pensioengerechtigden. De onderneming draagt een werkgeversvertegenwoordiger voor als voorzitter. De voorzitter wordt door het bestuur benoemd. De plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris worden door het bestuur benoemd uit de overige bestuurders. De samenstelling van het bestuur dient te voldoen aan de criteria zoals vastgelegd in het geschiktheidsplan en het functieprofiel voor bestuurders. Het dagelijks beleid bij het pensioenfonds berust bij minimaal twee door het bestuur daartoe aangewezen personen. Het bestuur heeft drie commissies ingesteld: Commissie Communicatie. Commissie Beleggingen. Commissie Pensioenbeheer. Op verzoek van het bestuur kunnen ook niet-bestuurders deel uitmaken van een commissie. Het bestuur heeft diverse taken uitbesteed, waarbij zij zelf de eindverantwoordelijkheid houdt en handelt conform artikel 34 van de Pensioenwet. Het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan opgericht, dat bestaat uit vier leden, overeenkomstig de eisen die ingevolge de Pensioenwet worden gesteld. 7
Daarnaast is het intern toezicht vormgegeven middels een visitatiecommissie, overeenkomstig de eisen die ingevolge de Pensioenwet worden gesteld. Het bestuur geeft de visitatiecommissie ten minste eens per jaar de opdracht het functioneren van het bestuur kritisch te bezin. Het bestuur heeft het voeren van de deelnemers-, financiële- en uitkeringsadministratie uitbesteed aan AZL N.V. Het beheer van de beleggingen is uitbesteed aan vermogensbeheerders, drie voor wat betreft de vastrentende waarden, twee voor de aandelen en één voor indirect vastgoed. Daarnaast is Kasbank aangesteld als beleggingsadministrateur/custodian. Schematisch ziet het er als volgt uit: Bestuur
Commissie Communicatie
Commissie Beleggingen
Vermogensbeheerders vastrentend
Commissie Pensioenbeheer
Administrateur
Vermogensbeheerders Zakelijke waarden
Deelnemersadministratie
Vermogensbeheerder indirect vastgoed
Financiële administratie
Beleggingsadministrateur/ Custodian
Uitkeringsadministratie
8
De administrateur werkt volgens door het bestuur opgestelde richtlijnen. Hiervoor heeft het bestuur afspraken met de administrateur vastgelegd in de zakelijke overeenkomst en SLA’s. Daarbij is procuratie verleend voor het doen van uitkeringen en het verrichten van betalingen. Er is regelmatig overleg tussen de Commissie Pensioenbeheer en de administrateur, waarbij de deelnemers-, financiële- en uitkeringsadministratie worden besproken. Deze onderwerpen worden ten minste op kwartaalbasis in bestuursvergaderingen aan de orde gesteld middels de bespreking van de administratieve rapportage van de administrateur.
De Commissie Beleggingen bestaat uit minimaal twee bestuurders van het pensioenfonds, zo nodig aangevuld met (een) externe deskundige(n). De beleggingsadministrateur is belast met de compliance meting van de vermogensbeheerders en controleert hen op het uitvoeren van de beleggingsrichtlijnen en het beleggingsbeleidsplan. Dit wordt zowel voor de vermogensbeheerders afzonderlijk als voor het geheel getoetst. Per kwartaal en per jaar wordt verslag uitgebracht aan de Commissie Beleggingen. Tevens kent het fonds een Commissie Communicatie. Deze Commissie bestaat uit minimaal twee bestuurders van het pensioenfonds. De Commissie Communicatie adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid en de in dit kader te nemen acties. Het onderwerp communicatie wordt elke bestuursvergadering geagendeerd. Het fonds beschikt over een communicatieplan dat periodiek wordt aangepast aan de actualiteit. De Commissie Communicatie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door de administrateur.
De Commissie Pensioenbeheer bestaat uit minimaal twee bestuurders van het pensioenfonds. De Commissie Pensioenbeheer bereidt in opdracht van het bestuur de jaarrekening voor en onderhoudt de noodzakelijke contacten met de administrateur, de actuaris en de accountant. De leden van de commissies worden benoemd door het bestuur. Het bestuur van het pensioenfonds laat zich bijstaan door een adviserend actuaris AG, een jurist/bestuursadviseur en eventuele overige adviseurs.
9
2.3
Uitbesteding
2.3.1 Algemeen Het fonds besteedt op structurele basis activiteiten uit aan derden. Bij alle uitbestedingsactiviteiten beschikt het fonds over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan de regelgeving op dit gebied. In voorkomende gevallen zal het fonds met de uitbestedingspartij nadere afspraken maken met betrekking tot procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten. Deze afspraken worden vastgelegd in Service Level Agreements (SLA’s) die onderdeel uitmaken van de onderliggende uitbestedingsovereenkomst. Bij het aangaan en/of verlengen van een uitbestedingsovereenkomst zal aandacht worden besteed aan onder meer de kwaliteit van de dienstverlening, de deskundigheid van de uitbestedingspartij, de communicatie, de kostenbeheersing, de integriteit van de bedrijfsvoering en de risico’s samenhangen met de uit te besteden activiteit(en).
2.3.2 Uitbestedingscyclus De uitbestedingscyclus bestaat uit de volgende onderdelen: - Welke werkzaamheden wenst het bestuur uit te besteden? - Keuze van de uitbestedingspartij. - Aangaan overeenkomst tot uitbesteding. - Monitoring van de uitbesteding. - Evaluatie van de uitbesteding.
2.3.3 Uitbestedingspartijen Het fonds heeft de volgende activiteiten uitbesteed: a. Administratie. b. Advisering. c. Certificering. d. Accountant. a. Administratie
10
AZL N.V. verzorgt de volgende zaken: - De pensioen- en deelnemersadministratie. - De financiële administratie. - De jaarverslaglegging. AZL rapporteert op kwartaalbasis over de uitvoering voor de door het fonds aan AZL uitbestede werkzaamheden. Dit gebeurt middels de administratieve kwartaalrapportage (inclusief SLA-rapportage). De rapportages worden door het bestuur in de bestuursvergadeirngen met AZL besproken. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL een ISAE3402 rapportage. Hierin worden alleen processen beschreven welke de financiële verantwoording raken. Tevens heeft de directie van AZL voor het verslagjaar een In Control Statement afgegeven. Door het overleggen van de rapportage toont AZL aan het fonds en aan de accountant van het fonds aan dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel Uitbesteding Pensioenfondsen waarin DNB heeft vastgesteld dat een fonds dat de administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Het bestuur analyseert de ISAE3402 rapportage van AZL jaarlijks en vraagt AZL, indien nodig, om een nadere toelichting.. De vragen van het bestuur zijn met AZL besproken. Het bestuur heeft geen bijzonderheden geconstateerd. De beleggingsadministratie is ondergebracht bij Kasbank N.V. b. Advisering AZL N.V. is belast met de volgende taken: - De actuariële werkzaamheden (adviserend en uitvoerend). - De bestuursondersteuning en –advisering. - De advisering met betrekking tot communicatie. c. Certificering Towers Watson B.V. voert de certificerende werkzaamheden ten behoeve van het fonds.
11
d. Accountant De controle van de jaarrekening is opgedragen aan KPMG Accountants N.V.
2.3.4 Selectiecriteriua uitbestedingspartijen Aan de partij die de uit te besteden werkzaamheden uitvoert worden de volgende eisen gesteld: - Aantoonbaar financieel gezonde onderneming. - Beschikt over de vereiste operationele en technische vaardigheden, kwaliteitsnorm, goede naam en competenties. - Waarborgt continuïteit van de dienstverlening. - Beschikt, voor zover van toepassing voor wat de uitbesteden werkzaamheden betreft, over een ISAE3402=rapportage, een gelijkwaardige certificering of een gelijkwaardige zekerherid. - Beschikt, voor zover van toepassing, over de benodigde vergunningen en/of certificeringen. - Voldoet aan de algemene kwaliteitsnormen geldend voor de specifieke beroepsgroep. - Beschikt over een eigen integriteitsregeling en/of gedragscode die minimaal gelijkwaardig is aan die van het fonds. - Stelt het fonds in staat om de kwaliteit van de dienstverlening te monitoren en verstrekt de daartoe benodigde informatie.
2.3.5 Analyse van de uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of 12
krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden ten minste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Het bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
2.4
Beheersmaatregelen en interne controle
Het bestuur komt ten minste vier maal per jaar in vergadering bijeen. Minimaal één vergadering wordt gehouden in de eerste zes maanden van het kalenderjaar, ter behandeling van de jaarstukken. o
De belangrijkste processen en procedures zijn vastgelegd.
o
Een kwartaalrapportage inzake de beleggingen, de geschatte ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichting en de daarbij behorende dekkingsgraad (Risk Map) wordt opgesteld.
o
Daarnaast worden maandelijks de beleggingen en dekkingsgraad gemonitord.
o
De voortgang van de administratie op basis van de SLA’s wordt per kwartaal gerapporteerd en besproken in de bestuursvergadering.
o
De relevante ontwikkelingen op pensioengebied en de mogelijke consequenties hiervan voor het fonds worden binnen en buiten de bestuursvergadering besproken. Tevens worden artikelen met betrekking tot actuele ontwikkelingen op pensioengebied binnen het bestuur verspreid.
o
Het jaarverslag van het fonds.
o
Een jaarrapportage van de accountant.
o
Een jaarrapportage van de certificerend actuaris.
13
Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het pensioenfonds aanwezige informatie heeft het pensioenfonds een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor bestuurders, voor leden van de Commissies, voor de leden van het verantwoordingsorgaan en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. Tevens kent het fonds een incidentenregeling. Het fonds heeft voor het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving terzake een compliance officer benoemd. De bevoegdheden van het bestuur en de medewerkers van de administrateur ten aanzien van financiële transacties zijn vastgelegd in een procuratieregeling. Het voeren van de deelnemers-, de financiële en de uitkeringsadministratie is uitbesteed aan AZL. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en kwaliteitsgaranties tegemoet te komen, heeft AZL de ISAE3402 rapportage. Tevens geeft de directie van AZL jaarlijks een In Control Statement af voor de processen die niet binnen het bereik van de ISAE3402 rapportage vallen.
2.5
Integriteitsbeleid
Integriteit is een belangrijke voorwaarde van een professionele en betrouwbare organisatie. Het bestuur richt zich op het zoveel mogelijk beperken van integriteitsrisico’s. Integriteitsrisico’s omvatten zowel (potentiële) reputatieschade als financiële schade. Hieronder zijn de integriteitsrisico’s en de beheersing daarvan nader uitgewerkt. Belangenverstrengeling Van belangenverstrengeling is sprake als een persoon meerdere belangen dient die ertoe kunnen leiden dat de integriteit in het geding komt. Ter voorkoming van belangenconflicten en heeft het pensioenfonds een gedragscode opgesteld. In de gedragscode zijn de door het fonds gestelde regels met betrekking tot onder meer relatiegeschenken, nevenfuncties en privétransacties opgenomen. Deze gedragscode geldt voor bestuurders, voor leden van de Commissies, voor de leden van het verantwoordingsorgaan en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. Het fonds heeft voor het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving terzake een compliance officer benoemd. Het bestuur heeft geanalyseerd dat de gedragscodes van de uitbestedingspartijen minimaal gelijkwaardig is aan de gedragscode van het fonds. 14
Onoorbaar handelen Het pensioenfonds loopt het risico op reputatieschade en/of financiële schade door het bewust of onbewust (faciliteren van het) overtreden van wet- en regelgeving. Het bestuur heeft een gedragscode en incidentenregeling, welke door de compliance officer worden bewaakt. Tevens heeft het bestuur vastgesteld dat de uitbestedingspartijen beschikken over een compliance programma dat minimaal gelijk is aan dat van het pensioenfonds. In overeenkomsten met uitbestedingspartijen is bovendien opgenomen dat deze partijen gehouden zijn aan de wet- en regelgeving. Benadeling van derden Het pensioenfonds loopt het risico op claims indien derden worden benadeeld naar aanleiding van handelen of nalaten van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds is eindverantwoordelijk voor het beleid en het handelen van het fonds. Bestuurders worden voorafgaand aan hun benoeming door het bestuur en De Nederlandsche Bank (DNB) getoetst op geschiktheid en betrouwbaarheid. Verbonden personen van het pensioenfonds zijn gehouden aan de gedragscode en incidentenregeling van het fonds. De naleving van deze regelingen wordt door de compliance officer. Indien deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden van mening zijn benadeeld te zijn door het pensioenfonds of een uitbestedingspartij die namens het pensioenfonds handelt, dan treedt de klachten- en geschillenregeling van het fonds in werking. Fraude en witwassen Er is sprake van fraude als zaken anders worden voorgedaan dan ze zijn. Tevens kan er sprake zijn van bewuste of onbewuste betrokkenheid bij witwassen. Dit kan leiden tot schade voor het fonds. Het bestuur hanteert het vier ogenprincipe om het risico op fraude te beperken. Beslissingen inzake vermogensbeheer worden, afhankelijk van de aard ervan, door de beleggingscommissie dan wel het bestuur genomen. De beleggingscommissie en het bestuur monitoren als collectief het beleggingsbeleid. Indien een verbonden persoon vermoedt dat er sprake is van frauduleuze handelingen, dan kan deze een beroep doen op de incidentenregeling. Het bestuur acht het risico op fraude en witwassen klein en heeft daarom geen specifiek beleid ingesteld voor deze risico’s.
15
Terrorismefinanciering en naleving Sanctiewetgeving De Nederlandsche Bank (DNB) informeert de financiële sector over nationale en internationale sanctielijsten. AZL N.V. voert een screening van de pensioenadministratie uit naar aanleiding van deze lijsten. Indien een persoon of organisatie op de sanctielijsten voorkomt in de pensioenadministratie van het pensioenfonds, informeert AZL het pensioenfonds hierover en wordt de sanctiewetgeving uitgevoerd. Het bestuur acht verdere beheersingsmaatregelen niet noodzakelijk. Indien zich een gebeurtenis of gedraging voordoet die een ernstig gevaar vormt voor de integere bedrijfsvoering van het pensioenfonds, en/of sprake is van een gebeurtenis waarbij financiële schade of reputatieschade voor het fonds ontstaat, is de incidentenregeling van het fonds van toepassing. Iedere verbonden persoon die een (dreigend) incident constateert meldt dit aan de compliance offucer. De compliance officer legt het incident vast in het incidentenregister en legt het incident voor aan het bestuur. De compliance officer monitort de afwikkeling van het incident. De regels die het bestuur hieromtrent heeft vastgesteld zijn vastgelegd in de incidentenregeling.
16
3. Pensioenregeling 3.1
Aangesloten onderneming
Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit zoals omschreven in paragraaf 1.1. De wederzijdse verantwoordelijkheden, rechten en (financiële) plichten van zowel pensioenfonds als aangesloten ondernemingen zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst zoals beschreven in paragraaf 2.1.
3.2
Deelnemerschap en pensioenregelingen
Deelnemer aan de pensioenregelingen zijn de in het pensioenreglement aangeduide werknemers met wie de onderneming een pensioenovereenkomst heeft gesloten of nog gaat sluiten. De inhoud van de pensioenovereenkomst is vastgelegd in de pensioenreglementen.
3.3
De inhoud van de pensioenregeling
Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden en nabestaanden die aanspraken of rechten hebben verworven op grond van:
pensioenreglement 2003 (voor medewerkers geboren voor 1 januari 1950 en in dienst getreden voor 31 december 2005), en
pensioenreglement 2006 (voor medewerkers geboren na 1949 en alle medewerkers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden, inclusief excedentregeling van Pensioenreglement 2006), en
voor deelnemers:
de excedentregeling van Pensioenreglement 2006 (voor medewerkers geboren na 1949 en alle medewerkers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden).
Deze regelingen zijn respectievelijk sinds 1 januari 2003 en 1 januari 2006 van kracht. De belangrijkste kenmerken van deze reglementen worden hierna weergegeven. 17
3.3.1
Pensioenreglement 2003
Pensioenreglement 2003 heeft de volgende kenmerken:
De pensioenregeling is een eindloonregeling (uitkeringsovereenkomst).
Per 1 januari 2015 bouwen er geen werknemers actief pensioen meer op in deze pensioenregeling.
De franchise was gelijk aan het per 1 januari 2011 vastgestelde bedrag van € 10.386,-. Nadien werd de franchise aangepast overeenkomstig de loonindex. De franchise werd tot 1 januari 2015 jaarlijks vastgesteld door het bestuur.
Het levenslange ouderdomspensioen wordt afgeleid uit de eindsalarisgrondslag en de deelnemerstijd. Voor elk jaar deelnemerstijd bedraagt het ouderdomspensioen (gebaseerd op pensioenleeftijd 65) tot 1 januari 2014: 1,25% voor het deel van de eindsalarisgrondslag dat lag tussen de franchise en 2,75 maal de franchise, vermeerderd met 2% voor het deel van de eindsalarisgrondslag dat lag tussen 2,75 maal de franchise en 12,5 maal de franchise, vermeerderd met 1,75% voor het deel van de eindsalarisgrondslag dat uitging boven 12,5 maal de franchise.
Het op te bouwen ouderdomspensioen bedroeg in 2014 1,63% van: de eindsalarisgrondslag die in 2014 geldt verminderd met de franchise.
Tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd wordt het levenslange ouderdomspensioen aangevuld met een tijdelijk ouderdomspensioen ter compensatie van de AOW, die dan nog niet tot uitkering is. Bij ingang op 62-jarige leeftijd bedraagt dit tijdelijke ouderdomspensioen voor elk jaar deelnemerstijd gelegen tussen 40- en 60-jarige leeftijd 7,5% van de franchise.
Partnerpensioen is verzekerd voor de nagelaten of voormalige partner van een gewezen deelnemer of gepensioneerde, indien de gewezen deelnemer of gepensioneerde een deel van het ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen.
18
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd aan de nagelaten kinderen van de overleden gewezen deelnemer of gepensioneerde. De hoogte van het wezenpensioen is afhankelijk van het aantal nagelaten kinderen.
3.3.2
Pensioenreglement 2006
De regeling heeft de volgende kenmerken:
De pensioenregeling is een hybride regeling, bestaande uit: een basisregeling (tot het excedentjaarinkomen) die vanaf 1 januari 2011 is ondergebracht bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, en de beleggingspensioenmodule, welke een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst) is die wordt uitgevoerd door het pensioenfonds. Tevens zijn de tot en met 31 december 2010 bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten in de basisregeling van het Pensioenreglement 2006 bij het pensioenfonds ondergebracht.
De standaard pensioenleeftijd is 67 jaar.
Voor het excedentsalaris geldt een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Het opgebouwde kapitaal moet worden besteed bij een levensverzekeraar of bank naar keuze.
Over het excedentsalaris is een partnerpensioen verzekerd ter hoogte van 1,4% per deelnemersjaar. Bij overlijden worden voor de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen de deelnemersjaren tussen overlijden en de pensioendatum ( op leeftijd 65 jaar) meegerekend.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd aan de nagelaten kinderen van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. De hoogte van het wezenpensioen is afhankelijk van het aantal nagelaten kinderen en het feit of het een overleden deelnemer betreft of een overleden gewezen deelnemer of gepensioneerde.
3.3.3
Toeslagverlening
Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten van de gewezen deelnemers, gewezen partners en de pensioengerechtigden wordt jaarlijks toeslag verleend van 19
maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze pensioenaanspraken en -rechten worden aangepast. Het bestuur kan een besluit tot het verlenen van een toeslag slechts nemen indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Hiermee valt de toeslagverlening op de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en gewezen partners en op de pensioenrechten van pensioengerechtigden onder toeslagcategorie D1, zoals bepaald in de toeslagmatrix behorende bij de Wijziging Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stcrt. 2007, 246). In de communicatie over de toeslagen maakt het pensioenfonds gebruik van de in de toeslagenmatrix opgenomen voorwaardelijkheidsverklaring. De beleidsrichtlijn voor het geven van toeslagen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 8. In het geval dat er voldoende middelen aanwezig zijn en er in het verleden toeslagen niet toegekend zijn, is het mogelijk om een extra toeslag toe te kennen bovenop de prijsindex om in het verleden gemist toeslagen in te halen.
3.3.4
Eigen bijdrage
Medewerkers die deelnemen aan de pensioenregeling 2006 dragen volgens het pensioenreglement 3% van de excedentgrondslag bij indien zij in dienst zijn getreden vanaf 1 januari 2006. Medewerkers die deelnemen aan de pensioenregeling 2006 en vóór 1 januari 2006 in dienst zijn getreden dragen 1,5% van de excedentgrondslag bij.
20
4. Herverzekering Overlijdensrisico - kortleven Pensura loopt kortlevenrisico bij de garantiepensioenmodules en bij de beleggingspensioenmodules. De omvang van het overlijdensrisico bij de garantiepensioenmodules is flink gereduceerd door de overgang van de deelnemers aan pensioenreglement 2006 naar het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf: het aan de nabestaande in het vooruitzicht gestelde pensioen bij overlijden is gelijk aan het opgebouwde pensioen. Hierdoor is er geen niet-gefinancierd risico bij deze groep deelnemers. Het overlijdensrisico van deelnemers aan de garantiepensioenmodule in pensioenreglement 2003 loopt als gevolg van pensionering van deze deelnemers snel terug. Voor zowel de deelnemers in pensioenreglement 2003 als 2006 wordt pensioen opgebouwd tot een maximale salarisgrens. Boven deze salarisgrens vinden stortingen als percentage van het excedentsalaris op een beleggingsrekening plaats. Als een deelnemer voor pensionering overlijdt, staat Pensura garant voor een nabestaandenpensioen. Dit wordt op risicobasis verzekerd. In ruil hiervoor valt het opgebouwde kapitaal vrij aan het fonds. Het overlijdensrisico in de beleggingspensioenmodules is volledig herverzekerd op basis van eenjarige risicokapitalen bij Elips Life.
Arbeidsongeschiktheid Voor de deelnemers aan de basisregeling van pensioenreglement 2003 die arbeidsongeschikt worden, wordt het pensioen premievrij opgebouwd tot aan de 62jarige leeftijd. Eind 2011 hebben alle deelnemers de 62-jarige leeftijd bereikt, waardoor dit deel van het arbeidsongeschiktheidsrisico is vervallen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico in verband met premievrijstelling in pensioenreglement 2006 is vervallen door de overgang van de deelnemers naar het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Indien een deelnemer arbeidsongeschikt wordt, dan vindt bij dit bedrijfstakpensioenfonds premievrije opbouw plaats. 21
Het arbeidsongeschiktheidsrisico dat nog resteert, is het arbeidsongeschiktheidsrisico in de excedentregeling. Als een deelnemer arbeidsongeschikt wordt dan zorgt Pensura voor de premievrije voortzetting van de stortingen in de excedentregeling. Het premievrijstellingsrisico in de beleggingspensioenmodules is volledig herverzekerd op basis van een premievrijstellingsrente bij Elips Life.
22
5. Voorzieningen en reserves Voor de in eigen beheer gehouden verplichtingen houdt het pensioenfonds de volgende voorzieningen en reserves aan:
5.1
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen en veronderstellingen zoals hierna omschreven. De VPV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de toeslagen zoals die op grond van het indexeringsbeleid aan de slapers en gepensioneerden zijn toegekend per 1 januari volgend op de balansdatum. Aan de berekening van de VPV liggen de volgende actuariële grondslagen en onderstellingen ten grondslag: Rekenrente Rentetermijnstructuur, gepubliceerd door de DNB, geldend per de berekeningsdatum. Indexering Er wordt geen rekening gehouden met (toekomstige) indexering. Sterftekansen Voor mannen worden de sterftekansen ontleend aan de overlevingstafel AGprognosetafel 2014, met toepassing van ervaringssterfte. Voor vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de overlevingstafel AGprognosetafel 2014, met toepassing van ervaringssterfte.
23
Uitvoeringskosten Tot eind 2011 was ter dekking van toekomstige uitvoeringskosten in de VPV een opslag van 2% opgenomen. Per 1 januari 2012 is deze opslag omgezet in een separate kostenvoorziening van € 2.056.000,- welke meegroeit met het fondsrendement. De opslag van 2% in de VPV is daarmee komen te vervallen. Daarnaast heeft Pensura eind 2011 een extra bedrag van € 577.000,- gereserveerd voor afwikkelingskosten. Deze reservering groeit ook mee met het fondsrendement. Middels de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de onderneming de uitvoeringskosten betaalt. Indien de onderneming besluit om de uitvoeringsovereenkomst op te zeggen, zal de onderneming een passende oplossing zoeken voor de toekomstige uitvoeringskosten. Het fonds zal gedurende 2015 nader onderzoeken en onderbouwen in hoeverre de gevormde kostenvoorziening adequaat is. Leeftijdsverschil Voor wat betreft het partnerpensioen, wordt verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de vrouw. Partnerfrequentie Pensioenregeling 2003 Voor deelnemers wordt het partnerpensioen op risicobasis meeverzekerd en wordt er derhalve geen voorziening voor partnerpensioen aangehouden. Voor gewezen deelnemers, die gebruik gemaakt hebben van de mogelijkheid een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen, wordt voor de berekening van de voorziening voor partnerpensioen elke gewezen deelnemer verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). Voor gepensioneerden, die gebruik gemaakt hebben van de mogelijkheid een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen, wordt alleen een voorziening voor partnerpensioen berekend, indien en zolang zij gehuwd zijn of een partner hebben (bepaalde partnersysteem). Voorts wordt verondersteld dat de partner van een mannelijke (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een vrouw is en dat de partner van een vrouwelijke (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een man is.
24
Pensioenregeling 2006
Voor de berekening van de reservering voor het nabestaandenpensioen wordt voor deelnemers en gewezen deelnemers gereserveerd op basis van het onbepaalde partnersysteem. Hierbij wordt verondersteld dat iedere deelnemer tot en met de pensioendatum een partner heeft (partnerfrequentie 100%). Voor gepensioneerden wordt gereserveerd op basis van de werkelijke burgerlijke staat. Wezenpensioen Voor opgebouwd medeverzekerd wezenpensioen van Pensioenreglement 2003 wordt een voorziening aangehouden ter grootte van 5% van de voorziening voor meeverzekerd partnerpensioen van de gewezen deelnemers.
Het wezenpensioen van het JD Combinatiepensioen 2006 wordt geacht te zijn gedekt door de marge in de gehuwdheids- c.q. partnerfrequentie van de verzekerden. Arbeidsongeschiktheid Voor arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw zonder verdere betaling van bijdragen door de onderneming aan het pensioenfonds wordt voortgezet, wordt de VPV gelijkgesteld aan de contante waarde van de in totaal bereikbare aanspraken. Uitbetalingswijze Voor de berekening van de VPV wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen op continue wijze worden uitbetaald. Toetredingen en uittredingen Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige toetredingen en uittredingen. Leeftijd De leeftijd per de berekeningsdatum wordt vastgesteld op maanden nauwkeurig (fictieve geboortedatum is gelijk aan 1ste van de maand van de werkelijke geboortedatum).
25
Rendementsgarantie Pensioenregeling 2003 Voor de reglementaire rendementsgarantie op de zogenaamde PlusPensioenen wordt voorzien door uit te gaan van een jaarlijkse stijging van de pensioenen met 2%.
5.2
Algemene reserve/eigen vermogen
Het pensioenfonds heeft een algemene reserve die per de balansdatum gelijk is aan het verschil tussen de totale activa enerzijds en de hiervoor genoemde VPV en overige schulden anderzijds. Het aanwezig eigen vermogen wordt gevormd door de algemene reserve. Voor de bepaling van het volgens de Pensioenwet (minimum) vereist eigen vermogen wordt verwezen naar hoofdstuk 8.
26
6. Beleggingsbeleid 6.1
Het strategisch beleggingsbeleid
De doelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven naar het gedurig waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Om deze doelstelling te bereiken, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van het pensioenfonds op lange termijn en met aanvaardbare risico’s zo hoog mogelijk zijn. Door de per 1 januari 2011 ingegane overgang van de opbouw van het middelloonpensioen naar het Bedrijftakpensioenfonds voor schoonmaakbedrijven en glazenwassers (het BpF) is de bufferopslag van de opbouw als sturingsgrootheid weggevallen. Het deelnemersbestand is per 1 januari 2015 nog relatief jong. In combinatie met de herstelpremie betaling en de vergoeding van de jaarlijkse uitvoeringskosten door de werkgever zoals overeen gekomen is in de uitvoeringsovereenkomst is Pensura in staat nog een beleggingsbeleid te voeren waarbij de kans op een goed rendement behouden blijft Hiertoe heeft het bestuur van het pensioenfonds aan de hand van de ALM-studie het volgende strategische beleggingsbeleid vastgesteld. Vaststelling van het strategische beleggingsbeleid vindt in beginsel telkens voor een periode van drie jaar plaats. In onderstaande tabel zijn tevens minimum en maximum allocaties vermeld, waarbinnen ruimte wordt geboden voor tactische asset allocatie.
27
Normverdeling effectenportefeuille (in percentages van de totale marktwaarde van de effectenportefeuille) Beleggingscategorie
Normportefeuille
Minimum
Maximum
Kortlopende middelen
0
-1
15
Vastrentende waarden
40
30
60
Zakelijke waarden Waarvan: - Aandelen
60
30
70
55
20
60
5
0
6
- Vastgoed
De norm verdeling is afhankelijk van de dekkingsgraad. De getoonde normverdeling behoort bij een beleidsdekkingsgraad van 110%. Ten eind het effect van renteschommelingen te verminderen heeft het bestuur besloten om de rente immunisatie afhankelijk te maken van de dekkingsgraad. Bij een stijgende dekkingsgraad zal het renterisico worden afgedekt volgens een lijn die loopt van 20% bij een dekkingsgraad van 110% tot 100% bij een dekkingsgraad van 170% nominaal. (Reëel 100%). De afdekking van dit renterisico zal plaatsvinden door middel van langlopende obligaties (direct en/of indirect middels ETF's én long duration fondsen en/of renteswaps. De afwijking van deze lijn mag niet meer bedragen dan -/- 10%. Hiermee is het renterisicobeleid op basis van dekkingsgraad vorm gegeven. Tijdens elke vergadering van de beleggingscommissie worden de dekkingsgraad en rentestand bekeken en een besluit genomen of er een toename moet plaatsvinden van de renteafdekking. De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor de bewaking en herbalancering en legt dit vast in de notulen van de commissievergaderingen.
6.2 Beleggingsstijl en gehanteerde benchmarks Het pensioenfonds voert uit kostenoverwegingen een ‘passieve’ beleggingsstijl voor een deel van de volwassen markten en een ‘actieve’ beleggingsstijl voor sectoren en regio’s. De doelstelling is om, binnen de in dit hoofdstuk vastgestelde beperkingen, op basis van een marktvisie, een hoger rendement te behalen dan de performance 28
benchmark. De performance van de beleggingen zal worden gerelateerd aan de volgende herbeleggingindices:
Kortlopende middelen: 3 maands euribor
Vastrentende waarden: Citigroup Euro BIG Index (>1 jaar)
Rente afdekkings fondsen: Barclays 20 Yr, 25 Yr, 30 Yr and 35 Yr Nominal Swap Zero Coupon EUR
Total Return Index
Blackrock ETF tracker Eurobonds 15yr-30yr. Citi EMU GBI 1-+yr Euro
Lyxor asset management ETF +25yr: Euro MTS inv. Grade Eurozone Govt Bond 25+ yr
Emerging market bonds: JPMorgan EMBI Global (Euro Hedged)
High yield ETF Blackrock: Market iBoxx Euro Liquid High Yield Index
Aandelen volwassen markten: MSCI world resp per Regio Index (Europe, Japan, USA ,Pacific Rim)
Aandelen Emerging markten: MSCI Emerging Markets
Onroerend goed: ROZ IPD Index gecorrigeerd voor de feitelijke leverage
De performance van de totale portefeuille wordt gerelateerd aan de bovenstaande herbeleggingindices, gewogen met de in de strategische mix vastgestelde weging.
6.3 Opzet vermogensbeheer en beleggingscyclus Het beheer van de portefeuille zakelijke waarden, de vastrentende waarden portefeuille en de vastgoedportefeuille zal verricht worden door externe vermogensbeheerders. Deze vermogensbeheerders worden door het bestuur aangesteld om binnen de in het beleggingsplan opgestelde doelstellingen en beperkingen het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. De beleggingscommissie van het pensioenfonds is belast met het toezicht op het vermogensbeheer. De beleggingscommissie is belast met de selectie en het toezicht op de aangestelde externe vermogensbeheerders. Hierbij zijn marktleiderschap en reputatie
29
belangrijke selectiecriteria. Met de fondsbeheerders zijn afspraken gemaakt over gewenste managementinformatie. Kasbank NV is aangesteld als custodian, draagt zorg voor de uitvoering van orders op de directe obligatiemarkt, rapporteert maandelijks de behaalde resultaten, verzamelt alle gegevens van de vermogensbeheerder nodig om aan alle rapportageverplichtingen aan DNB etc. door AZL te kunnen voldoen. Zij voert de beleggingsadministratie. De beleggingscyclus is als volgt: -
De Commissie Beleggingen stelt een beleggingsplan op. Het beleid dat in dit plan is opgenomen wordt tijdens de commissievergaderingen besproken. Indien een handeling op beleggingsgebied wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, stelt de Commissie Beleggingen een advies op dat leidt tot besluitvorming door de Commissie dan wel het bestuur.
-
De Commissie Beleggingen voert het genomen besluit uit. Transacties kunnen slechts plaatsvinden nadat ten minste twee bestuurders hiertoe een opdracht hebben getekend.
-
De Commissie Beleggingen monitort of de opdracht door de vermogensbeheerder(s) wordt uitgevoerd.
-
De Commissie Beleggingen evalueert het resultaat.
-
De Commissie Beleggingen rapporteert aan het bestuur.
6.4 Risicobeheersing De risicobeheersing is vormgegeven door de onderstaande randvoorwaarden. De vermogensbeheerders dienen deze beperkingen te respecteren. Door middel van rapportages door de vermogensbeheerders en door de beleggingsadministrateur wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie. Randvoorwaarden Vastrentende Waarden Ten behoeve van de vastrentende waarden beleggingen wordt gebruik gemaakt van beurs- en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen. Van Eurolanden (Noord-West Europa, resp. Eurolanden met een staatsschuld van < 100% BBP én een structureel 30
begrotingstekort van <4,% BBP) kunnen-on balance- directe staatsleningen worden aangehouden. De fondsen die voor belegging door de vermogensbeheerder in aanmerking komen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen: Valuta verdeling Beleggingscategorie Euro obligaties (Noord –West, zuid Europa) Euro obligaties (rest Europa) Niet Euro mature market obligaties High yield Bedrijfsobligaties
Normportefeuille
Minimum
Maximum
30 0 0 0 0
100 10 20 20
Normportefeuille
Minimum
Maximum
Conform index
3 jaar 10 jaar
8 jaar 30 jaar
Conform index
15 jaar
30 jaar
80 5 5 10
Rentegevoeligheid (duration) Beleggingscategorie Vastrentende waarden portefeuille Directe Staatsleningen (Noord-West Europa) Ten behoeve van rente immunisatie durationfondsen en ETF’s
Met de categorie van obligaties ‘staatsobligaties uitgegeven door een EMU-lidstaat’ bedoelen we de obligaties die door EMU-lidstaten uitgegeven of gegarandeerd worden, of door hun publiekrechtelijke organen, of door supranationale instellingen en organisaties met een gemeenschappelijk, regionaal of mondiaal karakter. De vastrentende waarden portefeuille dient volledig te bestaan uit obligaties waarvoor een officiële rating beschikbaar is. Er zal voornamelijk worden belegd in investment grade obligaties (minimale rating BBB). Tot maximaal 10% van de portefeuille mag worden belegd in non-investment grade obligaties (met een minimale rating van B). De duration van de vastrentende waarden ligt tussen de 3 en 30 jaar terwijl de duration van de verplichtingen tussen de 18 en 22 jaar ligt. De duration van de verplichtingen neemt jaarlijks af omdat het fonds gesloten is. Maar stijgt weer bij een dalende rente Bij het beoordelen van het renterisico worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de DNB rentecurve Incl de correctie met de UFR.
31
Het curverisico wordt beperkt beheerst door directe staatsleningen en long duration ETF’s te kopen met een bepaalde (lange) looptijd. Volledige beheersing kan ons fonds niet aan. Het valutarisico van niet Euro obligaties wordt in principe afgedekt naar de Euro. Of door in fondsen te beleggen die gehedged zijn of door een eigen valuta hedge.
Randvoorwaarden zakelijke waarden Voor mature markten wordt in principe gebruik gemaakt van Indexfondsen die gedekt zijn door aandelen. Actief beheerde fondsen komen in aanmerking indien de resultaten gedurende drie jaren de benchmark tenminste met de management fee heeft verslagen. Voor emerging markten is gekozen voor actief beheer. Voor actief beheerde fondsen is gekozen voor UBS vermogensbeheer. De portefeuille wordt vormgegeven door de wereldindex te verdelen in vier regio’s, die eventueel over-of onderwogen kunnen worden.
Regionale verdeling Beleggingscategorie
MSCI
Normportefeuille
Minimum
Maximum
Europa mature
25,5%
36,5%
10
50
USA mature
61,2%
49,2%
10
60
Asian pacific excl Japan
4,7%
7,5%
0
12
Japan
8,6%
6,8%
0
12
4,5%
0
10
0%
0
5
Emerging markets Sectorfondsen
De ex-ante tracking error van de totale aandelenportefeuille dient zich normaal gesproken te bevinden tussen de 2% en de 6%, met een maximum van 5%. Valutarisico Door de aandelen te richten op een wereldwijde aanpak met de MSCI global als richtsnoer is de US$ - € relatie significant. De afgelopen jaren is deze binnen een 32
bandbreedte van € 1,05 tot € 1,40 gebleven. Valutarisico bij aandelen wordt- gezien het mondiale karakter van de grote beursfondsen in mature markten- niet afgedekt. Afdekken is niet rendabel gebleken, reden waarom valutatransacties niet zijn uitgevoerd. Het is wel toegestaan. Echter gezien de huidige ontwikkelingen, na de impact van QE in de eurozone, wordt USA met 12% punten onderwogen en Europa met 11 % punten overwogen. Valutatransacties die geen betrekking hebben op onderliggende waarden zijn niet toegestaan. Randvoorwaarden vastgoed Beleggingen in direct vastgoed zijn niet toegestaan. Ten behoeve van vastgoedbeleggingen wordt gebruik gemaakt van niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen. Het pensioenfonds heeft daardoor geen rechtstreekse invloed op het binnen de fondsen gevoerde beleid. Op termijn willen wij afscheid nemen van vastgoed. Indien zich een aantrekkelijke gelegenheid voordoet zullen wij hierop ingaan. De huidige weging van 5% zal door verkoop dalen en worden toegevoegd aan de aandelen passief belegd. De waardering van vastgoed is op basis van taxaties, waarbij tenminste twee taxateurs zijn betrokken. De taxaties vinden jaarlijks plaats, waarbij per kwartaal 25% van de portefeuille wordt getaxeerd.
Randvoorwaarden kortlopende middelen Onder kortlopende middelen wordt verstaan: deposito’s en kasgeld in Euro’s met een looptijd van maximaal één jaar. Met betrekking tot de kortlopende middelen gelden de volgende bepalingen:
Het opnemen van kasgeldleningen is toegestaan bij de voorfinanciering van beleggingen en/of het overbruggen van tijdelijke tekorten.
Per financiële instelling, die een rating van A1 of hoger volgens Moody’s heeft, mag aan liquide middelen maximaal Euro 6 miljoen worden uitgezet.
Randvoorwaarden derivaten
33
Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerder mag slechts van derivaten gebruik maken om:
de risicograad van de beleggingsportefeuille te verlagen;
tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen;
op defensieve wijze valutarisico’s af te dekken door middel van valutatermijntransacties.
voor het afdekken van het renterisico mogen swaps gebruikt worden
6.5 Uitlenen van effecten Er kan binnen de aangewezen beleggingsfondsen gebruik gemaakt worden van het uitlenen van effecten ter verhoging van het beleggingsrendement. Zowel BlackRock als UBS maken hiervan gebruik. Security lending mag de verhandelbaarheid niet belemmeren, het tegenpartij risico middels collateral is geneutraliseerd en het per saldo bijdraagt aan het resultaat. Security lending kan een rol spelen bij het vermijden van dividend belasting. De wijze waarop het door UBS is vormgegeven is weergegeven in een bijlage.
6.6 Richtlijn UN m.b.t. landmijnen en clustermunitie De richtlijn die het investeren in bedrijven die betrokken zijn in de productie van wapens die verboden zijn in de UN conventions on cluster munitions en personnel mines is geimplementeerd door UBS en BlackRock. In hoeverre deze bedrijven nog deel uitmaken van indexen is onbekend.
6.7 Beleggingen in aangesloten ondernemingen Het is niet toegestaan rechtstreeks te beleggen in aandelen of leningen van aangesloten ondernemingen als omschreven.
34
6.8 Resultaatsevaluatie Het beleggingsresultaat wordt per kwartaal gemeten door de beleggingsadministrateur. De externe vermogensbeheerders rapporteren per maand over het beleggingsresultaat en de door de vermogensbeheerder gebruikte benchmarks. De performance van de vermogensbeheerders zal over voortschrijdende periodes van drie jaar worden vergeleken met vooraf vastgestelde en in de beleggingsrichtlijnen opgenomen aspiratieniveaus. Daarnaast wordt het beleggingsresultaat over meerdere kortere perioden beoordeeld. Uit de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders dient te blijken of de gelopen beleggingsrisico’s vallen binnen de beperkingen die hieraan zijn gesteld. De beleggingscommissie is belast met bovenstaande resultaatsevaluatie en rapporteert hierover aan het bestuur van het pensioenfonds in de eerstvolgende bestuursvergadering die vier maal per jaar plaatsvindt.
6.9 Periodieke rapportages De vermogensbeheerders dienen zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille:
portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro;
aan- en verkopen op transactiebasis in euro;
waarde vermogenswinst of –verlies in euro;
fonds- en benchmarkrendement in procenten;
attributie analyse.
Jaarlijks een overzicht van alle kosten van beleggingen
Voor de totale portefeuille:
beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; 35
verwachtingen voor de komende periode;
overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark;
overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark;
dagafschriften door de custodian.
6.10 Waarderingsgrondslag De waardering van de beleggingen op de balans geschiedt op marktwaarde.
6.10.1 Waardering van het vastgoed CBRE is nu de beheerder van onze vastgoedfondsen. De waardebepaling vindt plaats door erkende taxateurs die per kwartaal 25% van de portefeuille taxeert. Al het vastgoed wordt dan jaarlijks getaxeerd. Gerealiseerde transacties in de markt spelen hierbij een grote rol. Door de huidige kredietcrisis is dit baken niet meer duidelijk. Verder is er vooral in de kantorenmarkt een groot overschot die door gaande nieuwbouw eerder toe dan afneemt. De liquiditeit in de markt is nu zeer laag. Het staat het fonds vrij om een extra afwaardering toe te passen zolang deze situatie voortduurt
36
7. Premiebeleid 7.1
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie heeft enkel betrekking op pensioenreglement 2003 en de beleggingspensioenmodule van pensioenreglement 2006. De beleidsregels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. De kosten voor de opbouw van de pensioenaanspraken in het boekjaar (coming service). Hierin zijn begrepen de risicopremies voor het nog niet gefinancierde deel van het bereikbare nabestaandenpensioen dat wordt toegekend bij overlijden in actieve dienst en de risicopremie voor het arbeidsongeschiktheidsrisico (dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid). 2. De kosten voor de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers in het pensioenreglement 2003 (backservice). 3. Een solvabiliteitsopslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen. Deze opslag wordt in beginsel gebaseerd op de strategische beleggingsmix. 4. Een opslag voor uitvoeringskosten. Deze opslag is gebaseerd op de verwachte jaarlijks door het pensioenfonds te betalen uitvoeringskosten, verminderd met de jaarlijks over de uitkeringen vrijvallende excassokosten. Een koopsom voor de voorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren. Gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt in de premie geen element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd (zie voor een nadere omschrijving van het toeslagbeleid paragraaf 8.4 van deze ABTN). Gedempte kostendekkende premie
37
Voor de interne financiering hanteert het fonds een gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie is gelijk aan eerder benoemde kostendekkende premie met dien verstande dat een andere disconteringsvoet wordt gehanteerd. Voor de disconteringsvoet wordt uitgegaan van een 120-maands voortschrijdend gemiddelde van de rentetermijnstructuur. Praktisch gezien is er echter geen opbouw van DB-pensioenrechten meer binnen het fonds, en zal bovenstaande demping niet tot uiting komen.
7.2
De feitelijk te betalen premie
De minimaal te betalen premie is in eerste instantie gelijk aan de op basis van hoofdstuk 7.1 vastgestelde actuarieel kostendekkende premie. Zoals nader omschreven in hoofdstuk 8.4, kan het bestuur besluiten om bij voldoende eigen vermogen een korting te verlenen op deze premie. In geval van een reservetekort kan het bestuur besluiten de feitelijk te betalen premie hoger vast te stellen dan de actuarieel kostendekkende premie, binnen de in hoofdstuk 8.4 gegeven mogelijkheden. In de praktijk ontvangt het fonds niet langer premies voor de opbouw van pensioenrechten. De feitelijke premie zal derhalve bestaan uit de gelden die doorgesluist worden naar de DC-kapitalen, een compensatie voor de risicoherverzekeringen en kosten, en indien noodzakelijk de in hoofdstuk 8.4 genoemde herstelpremie.
7.3
Extra premie storting
Indien er sprake is van een dekkingstekort, dan zal de onderneming een of meerdere financiële bijstortingen verrichten. Het niveau van deze bijstortingen wordt vastgesteld in onderling overleg tussen het pensioenfonds en de onderneming. De afspraken omtrent de bijstorting zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Er is sprake van dekkingstekort indien het eigen vermogen of het 12-maands gemiddelde hiervan van het pensioenfonds lager is dan het minimaal vereiste eigen vermogen. De bijstortingen worden zodanig vastgesteld dat het eigen vermogen binnen een termijn van vijf jaar kan worden teruggebracht tot het wettelijk vereiste minimum en zodat naar verwachting binnen de voorgeschreven termijn het vereist eigen vermogen kan worden behaald.
38
8. Vereist eigen vermogen en financiële sturingsmiddelen 8.1
(Minimaal) vereist eigen vermogen
a. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006 . Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de op basis van het minimaal vereist eigen vermogen berekende minimaal vereiste dekkingsgraad bestaat er een dekkingstekort. Indien er 5 achtereenvolgende jaren sprake is van een dekkingstekort en de dekkingsgraad lager is dan minimaal vereiste dekkingsgraad neemt het fonds binnen 6 maanden maatregelen waardoor het de dekkingsgraad direct hoger wordt dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Hiertoe kan het bestuur de sturingsmiddelen zoals omschreven in het vervolg van dit hoofdstuk inzetten. b. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006. Hiertoe wordt het standaardmodel gebruikt, waarbij indien nodig ook aanvullende risico’s worden gekwantificeerd. Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen.
39
Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad berekend op basis van het vereist eigen vermogen, bestaat er een reservetekort. Als er sprake is van een reservetekort, stelt het pensioenfonds een herstelplan op met inachtneming van artikel 138 van de Pensioenwet. Indien er een reservetekort ontstaat, zal het pensioenfonds direct DNB inlichten over de ontstane situatie. In het herstelplan beschrijft het pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen het reservetekort op te heffen. Vervolgens toetst een fonds jaarlijks of er nog sprake is van een dekkingstekort. Indien dat het geval is, dient het fonds het herstelplan te actualiseren. Hiertoe kan het bestuur de sturingsmiddelen zoals omschreven in het vervolg van dit hoofdstuk inzetten.
8.2
Beleggingsbeleid
Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds, inclusief het streven naar waardevastheid van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioenverplichtingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het pensioenfonds.
8.3
Toeslagenbeleid
In hoofdstuk 3.3.3 is het beleid van het pensioenfonds opgenomen met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening. Het toeslagbeleid luidt, rekening houdend met artikel 137 van de Pensioenwet als volgt. Het fonds verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en indien de toeslagverlening toekomstbestendig is. De toeslag die het fonds verleent is een maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens over het boekjaar. Uit praktische overwegingen wordt uitgegaan van indexcijfers lopende van oktober tot oktober voor ieder jaar. Er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de middelen van het fonds. Aan een aanpassing van pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen pensioengerechtigden en (gewezen) 40
deelnemers geen rechten of verwachtingen ontlenen met betrekking tot toekomstige aanpassingen. Incidentele toeslagverlening voor in het verleden niet toegekende toeslagen of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken zullen alleen dan toegekend worden als dit geen gevolgen heeft voor de toekomstbestendigheid van de reguliere toeslagambitie. De beleidsdekkingsgraad mag door het geven van zo’n toeslag niet lager worden dan de vereiste dekkingsgraad. Bovendien zal het fonds niet meer dan 1/5e van het beschikbare vermogen hiervoor aanwenden. Het fondsbeleid is om, binnen bovengeschetste grenzen, een maximale toeslag te verlenen. Deze beleidsregel is een richtlijn. Het bestuur kan op basis van andere overwegingen hiervan afwijken.
8.4
Premiebeleid
In hoofdstuk 7.1 is aangegeven hoe actuarieel kostendekkende premie wordt bepaald. Deze premie kan worden verhoogd of verlaagd afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het fonds. Het bijstortings- en kortingsmechanisme is als volgt: Beleidsdekkingsgraad
Premiebeleid
< Minimaal vereiste dekkingsgraad
Kostendekkende premie + €2.628.000,-. (situatie 2014)
Minimaal vereiste dekkingsgraad –
Kostendekkende premie + herstelpremie
Vereiste dekkingsgraad
lineair teruglopend van €2.628.000,- naar 0. (situatie 2014)
> Vereiste dekkingsgraad
Kostendekkende premie
> Vereiste dekkingsgraad en alle gemiste
Ruimte voor premiekorting.
toeslagen en kortingen over de afgelopen 10 jaar gecompenseerd.
De berekende opslag (€2.500.000,- in 2011) zal jaarlijks worden geïndexeerd aan de hand van de stijging van de cao-lonen bij de onderneming. Ultimo 2014 bedraagt de maximale opslag ongeveer €2.628.000,-. 41
Als in geval van een dekkingstekort een pensioenkorting moet worden doorgevoerd, dan zal de onderneming een eenmalige bijstorting verrichten zodat het vermogen wordt aangevuld tot het wettelijk vereiste minimum niveau.
8.5
Noodclausule
Mocht ondanks het inzetten van de beschikbare sturingsmogelijkheden een situatie van dekkingstekort niet binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn worden weggewerkt of zeer waarschijnlijk niet worden weggewerkt, dan is het bestuur bevoegd om te besluiten opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen (korten). De verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenen zullen uitsluitend overeenkomstig artikel 134 van de PW verminderd worden, indien: - de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad of lager is dan de vereiste dekkingsgraad; - het fonds niet in staat is om binnen een redelijke termijn te beschikken over het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en - alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het (geactualiseerde) herstelplan. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en –rechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
8.6
ALM-studie
Periodiek maar minimaal eens in de drie jaar zal aan de hand van een ALM-studie het hier beschreven beleid worden getoetst. Aan de hand van de uitkomsten zal onder meer worden beoordeeld of de risico’s zich nog binnen aanvaardbare grenzen bevinden, de sturingsmiddelen nog voldoende kracht hebben en de toeslagdoelstelling nog realiseerbaar is. Indien de uitkomsten van de analyse daartoe aanleiding geeft, zal het beleid worden aangepast.
42
De bij de ALM-studie te hanteren veronderstellingen ten aan zien van beleggingsopbrengsten, loon- en prijsontwikkeling et cetera (parameters) zullen voorafgaand aan de analyse door het bestuur worden vastgesteld op basis van de dan geldende inzichten. Daarbij zullen de op dat moment geldende wettelijke richtlijnen met betrekking tot de parameters in acht worden genomen.
8.6.1 Algemeen Het pensioenfonds is in het najaar van 2014 gestart met de uitvoering van een nieuwe ALM-studie. Bij aanvang bevindt het fonds zich daarbij niet in de situatie van een dekkingstekort, wel is er sprake van een reservetekort. Dit is een vergelijkbare beginsituatie met de analyse begin 2011. Deze laat zien dat het herstel van het reservetekort naar verwachting tijdigwordt gerealiseerd
8.6.2 Sturingsmiddelen 8.6.2.1
Premiebeleid
De onderneming heeft zich middels de per 1 januari 2015 gesloten uitvoeringsovereenkomst wederom gecommitteerd tot het betalen van de jaarlijkse uitvoeringskosten én een herstelpremie, wanneer de situatie daar toe aanleiding geeft. Op basis van de huidige aannames lijkt het dan ook niet noodzakelijk om de pensioenuitkeringen en opgebouwde aanspraken te korten. Ontwikkelingen na het uitvoeren van de continuïteitsanalyse, de gedaalde marktrente en de daarmee gepaard gaande daling van de dekkingsgraad, heeft er toe geleid dat de verwachte herstelpremie inmiddels flink hoger ligt. 8.6.2.2
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een recente ALM-studie van 2014-2015, waarbij een optimalisatie van de afweging tussen risico en rendement heeft plaatsgevonden. De daadwerkelijke invulling van dit geoptimaliseerde beleggingsbeleid is overigens afhankelijk gesteld van de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Pas als de dekkingsgraad verder toeneemt, zal het renterisico verder worden afgedekt. Gedurende 2015 zal het fonds een risicohouding vaststellen en deze toetsen middels een haalbaarheidstoets. Zo wordt het beleggingsbeleid jaarlijks gemonitord en getoetst. 43
8.6.2.3 Toeslagbeleid De deelnemers in het pensioenreglement 2003 hebben een eindloonregeling. De opgebouwde pensioenaanspraken volgen daarmee de individuele stijgingen van pensioengrondslagen. De pensioenaanspraken en pensioenrechten van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden, afhankelijk van de financiële situatie van het fonds, jaarlijks verhoogd met maximaal de stijging van de consumentenprijsindex. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De ALM-studie geeft aan dat in de jaren 2015 t/m 2024 gemiddeld 1,8% aan toeslag kan worden verleend. In een slechtweer scenario is dit 0%. Voor wat betreft de ontwikkeling van de koopkracht betekent dit dat de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden gemiddeld 111,3% van de koopkracht, gemeten over de 15-jaarsperiode, behouden. Hierbij is de koopkracht eind 2014 op 100% gesteld, maar bestaat de mogelijkheid dat in het verleden gemiste toeslagen worden ingehaald. De ontwikkeling van de financiële positie na het opstellen van de continuïteitsanalyse zorgt er voor dat de verwachtingen ten aanzien van de koopkracht naar beneden bijgesteld dient te worden.
8.7
Haalbaarheidstoets
Het pensioenfonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit. Hierbij wordt op basis van stochastische analyse inzicht verkregen in de samenhang tussen financiële opzet, het verwacht pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. In de haalbaarheidstoets wordt het pensioenresultaat op fondsniveau berekend volgens de door de wetgever voorgeschreven standaardmethodiek waarbij uitgegaan wordt van 2000 voorgeschreven mogelijke toekomstige economische scenario’s. Het pensioenresultaat meet het verwachte behoud aan koopkracht van de opgebouwde en nog op te bouwen pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. In 2015 voert het fonds deze toets voor het eerst uit door middel van een zogenaamde aanvangs-haalbaarheidstoets. De normen voor de aanvangshaalbaarheidstoets dienen nog te worden vastgesteld en de toets zal vóór 1 oktober 2015 worden uitgevoerd. De resultaten van de toets zullen vervolgens in de ABTN worden verwerkt. 44
In de haalbaarheidstoets wordt vanuit het vereist eigen vermogen en vanuit de feitelijke financiële positie van het pensioenfonds berekend wat de verwachte pensioenresultaten zijn en worden door het bestuur normen (ondergrenzen) vastgesteld waaraan deze verwachtingen dienen te voldoen. Daarnaast wordt er ook gekeken naar het pensioenresultaat op basis van de 5% scenario’s die tot de slechtste resultaten leiden, ook wel het slechtweerscenario genoemd. Ook hiervoor stelt het bestuur een norm (ondergrens) vast. Bij de aanvangshaalbaarheidstoets dienen alle normen gehaald te worden. Bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets die volgt op de haalbaarheidstoets wordt door het fonds getoetst of aan de normen wordt voldaan die behoren bij de feitelijke financiële positie van het fonds. Indien één van deze normen niet gehaald wordt, treedt het fonds in overleg met de vertegenwoordiger van de belanghebbenden van het pensioenfonds. Indien nodig zal het fonds maatregelen treffen om de financiële opzet van het fonds te verbeteren. Wanneer er zich significante wijzigingen van de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement, de te gebruiken scenario’s en dergelijke voordoen dient het fonds opnieuw een aanvangshaalbarheidstoets uit te voeren.
45
9. Crisisbeleid Het beleid zoals in de vorige hoofdstukken omschreven is gericht op het reguliere besturen van het fonds. Indien echter sprake is van een crisissituatie kan voornoemd beleid onvoldoende zijn en kunnen aanvullende maatregelen benodigd zijn. In dit hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan. Het financieel crisisplan is als bijlage bij deze ABTN gevoegd.
9.1
Wanneer is sprake van een crisis?
Een crisis kan in verschillende vormen optreden. Op voorhand is geen compleet overzicht te geven van alle mogelijke crisissituaties. De duidelijkste vorm van crisis is een situatie waarin de dekkingsgraad van het fonds dermate slecht is dat (tijdig) herstel naar verwachting niet mogelijk is. Het bestuur zal het beleid in deze crisisvorm nader uitwerken. Het financieel crisisplan is als bijlage bij deze ABTN opgenomen. Andere vormen van een crisis waar het bestuur mee te maken kan krijgen zijn bijvoorbeeld:
Snelle daling dekkingsgraad richting kritische grenzen
Bestuurlijke crisis
Problemen bij de onderneming
Problemen bij de uitvoeringsorganisatie
Liquiditeitsproblemen
Samenvattend is er sprake van een crisis wanneer een gebeurtenis optreedt die directe ingrijpende gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van het fonds. Deze gebeurtenis kan door alle betrokken partijen (bijvoorbeeld bestuurder, commissie, adviseur, onderneming, uitvoeringsorganisatie, toezichthouder) gesignaleerd worden.
46
9.2
Welke acties worden ondernomen?
Het eerste overleg zal plaatsvinden tussen de partij die een crisis signaleert en de voorzitter van het fonds. In het eerste overleg wordt vastgesteld op welke termijn een overleg noodzakelijk is en wie hierbij aanwezig dient te zijn. Daarbij wordt voorop gesteld dat dit bij voorkeur het voltallige bestuur is, maar dit is niet per se noodzakelijk mocht dit organisatorisch niet haalbaar zijn. In de aanloop naar het geplande vervolgoverleg wordt de crisissituatie zoveel mogelijk in kaart gebracht en worden de alternatieven uitgewerkt. Het vervolgoverleg is er dan ook op gericht om besluiten te nemen om de crisis zo snel mogelijk aan te pakken.
Aldus vastgesteld te Utrecht, op 18 juni 2015.
Stichting Pensioenfonds Pensura
N. Mooij
D. Geerlings
(Voorzitter)
(Secretaris)
47
Bijlage 1: Financieel crisisplan
48
1.
Inleiding
Stichting Pensioenfonds Pensura (hierna: het fonds) dient op grond van artikel 145 lid 2 Pensioenwet in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds een financieel crisisplan op te nemen. Het financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de beleidsdekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het fonds in gevaar komt. Op grond van artikel 29b Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen moet het financieel crisisplan de volgende elementen bevatten: een beschrijving van één of meer financiële situaties waarin het fonds niet aan de vereisten van het vereist eigen vermogen voldoet en gevaar loopt niet aan de vereisten van het minimaal vereist eigen vermogen te gaan voldoen; een beschrijving van één of meer risico’s die naar het oordeel van het fonds kunnen leiden tot situaties die als financiële crisissituaties kunnen worden aangemerkt; een beschrijving van de maatregelen die het fonds ter beschikking staan ter bestrijding van de situaties als genoemd bij a en artikel 140, lid 1, waarbij wordt beschreven hoe het fonds deze maatregelen verwacht in te zetten; een indicatie van het financiële effect van de inzet van de ter beschikking staande maatregelen: de berekening van het niveau van de beleidsdekkingsgraad vanaf welke naar verwachting vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten nodig zijn om te voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen; - een beschrijving van de wijze waarop bij het inzetten van maatregelen op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de belanghebbenden van het fonds, waarbij wordt opgenomen hoe een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten zal worden verdeeld en of, en zo ja hoe, deze worden gespreid. In het hiernavolgende hoofdstukken komen bovenstaande elementen aan de orde zoals die zijn uitgewerkt door het bestuur van het fonds. Dit betreft ook de wijze waarop met belanghebbenden wordt gecommuniceerd over het financieel crisisplan, het besluitvormingsproces bij de uitvoering van het financiële crisisplan en het actualiseren van het financieel crisisplan.
49
2.
Doel en kader van het financieel crisisplan
Wanner het fonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het in een situatie van een tekort raakt of zal raken, dan meldt het fonds dit onverwijld bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het fonds zal dan een herstelplan indienen bij DNB, waarin uitgewerkt wordt hoe het fonds binnen 10 jaar weer beschikt over een vereist eigen vermogen. Het ingediende herstelplan gaat uit van bepaalde aannames. Deze aannames kunnen na indiening door de werkelijkheid en beleidswijzigingen worden achterhaald, waarmee het verwachte pad uit het herstelplan misschien niet meer gerealiseerd kan worden. Het is derhalve belangrijk om het herstel continu te monitoren. 2.1. Crisissituatie Bij het fonds is in twee situaties sprake van een crisissituatie. Van een crisissituatie is sprake als bij de jaarlijkse actualisatie van het herstelplan blijkt dat de verwachte beleidsdekkingsgraad aan het einde van de nieuwe hersteltermijn van 10 jaar niet uitkomt boven de vereiste beleidsdekkingsgraad en het gevaar loopt niet aan de vereisten van het vereist eigen vermogen te gaan voldoen. Het bestuur neemt dan maatregelen om de beleidsdekkingsgraad binnen de termijn van 10 jaar op het vereiste niveau te brengen. Dit zijn dus maatregelen die naast het huidige beleidskader nodig zijn vanwege onvoldoende herstel en/of een tekort dat langer aanhoudt. Daarnaast is sprake van een crisissituatie als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste beleidsdekkingsgraad. Ook dan treedt het crisisplan in werking. Het bestuur neemt dan binnen zes maanden maatregelen waardoor de feitelijke dekkingsgraad direct weer op of boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Met het financieel crisisplan is het fonds al voorbereid op een crisissituatie. Het bestuur heeft dan vooraf al nagedacht over hoe te handelen als een dergelijke situatie zich voordoet. Dit zorgt ervoor dat het bestuur niet tijdens een situatie van tekort nog moet onderhandelen over te nemen maatregelen. Structurele bewegingen zoals langer leven en daling van de rente maken geen onderdeel uit van het crisisbeleid. Evenmin is een snelle daling van de beleidsdekkingsgraad die niet leidt tot een tekortsituatie bij het fonds onderdeel van het beleid. Tot slot zijn er situaties die geen directe financiële gevolgen hebben, maar het fonds evenwel kunnen treffen. Voorbeelden hiervan zijn een bestuurscrisis, een operationele crisis of het wegvallen van de sponsor. Ook deze situaties maken geen onderdeel uit van het beleid. Het plan beperkt zich dus tot de vraag wat het bestuur gaat doen als de herstelkracht van het huidige beleidskader niet voldoende is.
50
3.1. Kritische dekkingsgraad Indien het fonds in een situatie van dekkingstekort verkeert en onder het haalbare herstelpad geraakt en zich derhalve in een crisissituatie bevindt, dan zijn maatregelen nodig om binnen de gestelde termijn te kunnen herstellen.. Hierbij gaat het fonds uit van de vanaf 2017 maximaal gestelde hersteltermijn van 10 jaar. De dekkingsgraad in deze situatie dient minimaal gelijk te zijn aan 76,5% om tijdig te kunnen herstellen. Hierbij is geen rekening gehouden met de situatie waar het fonds ex-post 5 jaar onder de minimaal vereiste dekkingsgraad komt. In de dekkingsgraad is wel rekening gehouden met de met de werkgever afgesproken herstelpremie, maar niet met een eventuele aanvullende storting van de werkgever indien de dekkingsgraad niet tijdig hersteld. Het haalbare pad wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld op basis van de dan geldende economische omstandigheden en het dan geldende beleid van het fonds. Tevens wordt het haalbare pad bij beleidswijzigingen opnieuw vastgesteld. Om op voorhand toch al enig inzicht te geven in de gevoeligheid van het haalbare pad is onderstaande tabel opgenomen. De tabel toont de dekkingsgraad die het fonds minimaal moet hebben binnen 10 jaar (maximale hersteltermijn vanaf 2017) tijdig te herstellen. De genoemde rekenrentes gelden voor alle looptijden. Een overrendement van 1,0% bij een rekenrente van 4,0% betekent dat het fondsrendement 5,0% is. In die situatie dient de dekkingsgraad minimaal 92,3% te bedragen om zonder aanvullende maatregelen tijdig te kunnen herstellen. Overzicht kritische grenzen Rekenrente 2,0% 3,0% 4,0%
Overrendement 1,0% n.v.t n.v.t 116,14%
2,0% 108,0% 95,7% 88,6%
3,0% 86,8% 81,6% 76,9%
Zonder overrendement is tijdig herstel in sommige varianten niet mogelijk, doordat ook onder het VEV toeslagen worden verleend. 3.2. Richtlijn Het in dit financieel crisisplan opgenomen beleid is een richtlijn. Het bestuur heeft de ruimte om van dit beleid af te wijken. Concrete maatregelen zal het bestuur altijd afstemmen op de situatie van dat moment.
51
3.
Maatregelen
Hieronder zijn de maatregelen weergegeven die het bestuur effectief kan inzetten om de beleidsdekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat een beleidsdekkingsgraad verder wegzakt richting een kritische grens. Van onvoldoende herstel is sprake als de beleidsdekkingsgraad, in een situatie van een tekort, onder het haalbare pad geraakt. Hiervan is ook sprake als het fonds vijf achtereenvolgende jaren niet beschikt over de minimaal vereiste beleidsdekkingsgraad en binnen zes maanden (een) maatregel(en) moet nemen die ervoor moet(en) zorgen dat de feitelijke dekkingsgraad direct op of boven het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad komt te liggen. Maatregelen zijn dus niet nodig als het beoogde herstel met het huidige beleidskader binnen het tijdspad van het herstelplan wordt gehaald. Voor zover mogelijk wordt bij iedere maatregel ingegaan in welke mate de maatregel ingezet kan worden en wat de herstelkracht is van de maatregel. Aan de maatregelen heeft het bestuur een prioritering aangebracht. De hierna gehanteerde volgorde van de maatregelen is in beginsel ook de volgorde van het inzetten van de maatregelen. Het bestuur heeft de mogelijkheid hiervan af te wijken. 3.1. Maatregel 1: premieopslagverplichting werkgever (herstelpremie) Het fonds stelt de door de werkgever af te dragen pensioenpremie op jaarbasis vast. Op deze pensioenpremie kan, afhankelijk van de hoogte van het eigen vermogen van het pensioenfonds, een opslag worden toegepast. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is overeengekomen dat: - zolang het eigen vermogen minder bedraagt dan het minimaal vereiste eigen vermogen, de werkgever op jaarbasis een aanvullende premie van €2.500.000,betaalt; - zolang het eigen vermogen tussen het minimaal vereiste eigen vermogen en het vereist eigen vermogen ligt, het bedrag van €2.500.000,- lineair aflopend wordt berekend; - zolang het eigen vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen, de werkgever geen premieopslag is verschuldigd. De berekende opslag zal op grond van de uitvoeringsovereenkomst jaarlijks worden geïndexeerd aan de hand van de stijging van de CAO-lonen bij de werkgever. Deze maatregel wordt reeds toegepast en zal, mits aan de voorwaarden van de uitvoeringsovereenkomst wordt voldaan, ook in de toekomst worden toegepast. 3.2. Maatregel 2: beperkte of geen toeslagverlening Teneinde de herstelkracht te vergroten, hanteert het fonds het volgende voorwaardelijke toeslagbeleid: het fonds verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en indien de toeslagverlening toekomstbestendig is. De toeslag die het fonds verleend is een maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens over het boekjaar. Er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. 52
In het toeslagbeleid wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelnemers enerzijds en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds. Deze groepen worden derhalve evenredig geraakt. Deze maatregel wordt reeds door het bestuur ingezet en zal ook in de toekomst, indien de financiële situatie van het fonds hier aanleiding toe geeft, worden toegepast. 3.3. Maatregel 3: bijstorting werkgever In de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever is een bijstortingsverplichting van de werkgever opgenomen. Deze bijstortingsverplichting houdt in dat indien het fonds de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten op grond van de Pensioenwet dient te verlagen (korten), de werkgever een eenmalige bijdrage zal storten zodat het vermogen van het fonds wordt aangevuld tot het wettelijk benodigde niveau om een directe korting af te wenden. Deze maatregel zal, indien noodzakelijk, conform de uitvoeringsovereenkomst worden toegepast. Middels toepassing van deze maatregel wordt het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten voorkomen.
53
4.
Maatregelen ongedaan maken
Het bestuur streeft ernaar de in hoofdstuk 3 genoemde maatregelen zo snel mogelijk ongedaan te maken. Hierbij staan het bestuur de volgende middelen ter beschikking: Premiekorting of premieterugstorting aan werkgever. Inhaaltoeslagen. Premiekorting of premieterugstorting aan werkgever Het verlenen van een premiekorting of premieterugstorting kan beschouwd worden als een reparatie van de maatregelen 1 en 3. Het fonds stelt de door de werkgever af te dragen pensioenpremie op jaarbasis vast. Op deze pensioenpremie kan niet alleen een opslag worden toegepast, maar ook een korting. Afhankelijk van de actuele financiële positie van het fonds kan het bestuur besluiten tot een korting op de pensioenpremie of een terugstorting. Een eventuele korting of terugstorting wordt per kwartaal berekend en in het volgende kwartaal ten uitvoer gebracht. Het fonds zal uitsluitend premiekorting of terugstorting verlenen indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 129 van de Pensioenwet. Een premiekorting of terugstorting kan alleen plaatsvinden indien het eigen vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen, de voorwaardelijke toeslagverlening over de voorgaande 10 jaar en voor de toekomst is verleend én eventuele kortingen over de afgelopen 10 jaar zijn gecompenseerd. Terugstorting van premie zal plaatsvinden zodanig dat het eigen vermogen na de terugstorting gelijk is aan hetgeen benodigd is voor toekomstige toeslagverlening. Inhaaltoeslagen Afhankelijk van de financiële positie van het fonds zal het bestuur besluiten tot het inhalen van wegens toepassing van maatregel 2 opgelopen toeslagachterstanden. Een inhaaltoeslag kan alleen worden verleend indien het eigen vermogen groter is dan hetgeen benodigd is voor het toekomstbestendig verlenen van een volledige toeslag. Per jaar wordt maximaal 1/5e van het overschot als inhaalindexatie toegekend. De premiekorting, premieterugstorting en het verlenen van inhaaltoeslagen zijn in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever vastgelegd.
1
5.
Toetsing maatregelen aan evenwichtige belangenafweging
Het bestuur dient bij het bepalen van het beleid op evenwichtige wijze rekening te houden met de belangen van alle bij het fonds betrokken groepen. Dit geldt ook voor het financieel crisisplan. Het uitgangspunt bij evenwichtige belangenbehartiging is dat bepaalde belanghebbenden niet onevenredig hard geraakt worden door de maatregelen. Tevens wordt daarbij rekening gehouden met proportionaliteit: de verhouding tussen het effect van de maatregel op de positie van het fonds enerzijds en anderzijds de impact op de groep belanghebbenden. Het bestuur heeft bij het opstellen van het financieel crisisplan rekening gehouden met bovenstaande aspecten. In het hiernavolgende wordt hier nader op ingegaan. Voor het antwoord op de vraag of er evenwicht is tussen de impact van de maatregelen en de herstelkracht is eerst van belang vast te stellen welke maatregelen effectief ingezet kunnen worden. Het bestuur heeft bepaald dat de volgende drie maatregelen effectief kunnen worden ingezet: 1. Premieopslagverplichting werkgever. 2. Beperkte of geen toeslagverlening. 3. Bijstortverplichting werkgever. De premieopslagverplichting en de bijstortverplichting zijn door het fonds en de werkgever overeengekomen en vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. De populatie van het fonds (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) wordt door deze maatregelen niet geraakt. Wel leiden deze maatregelen tot een (significante) verbetering van de financiële situatie van het fonds aangezien het fonds hierdoor de binnen de wettelijke termijnen uit een tekortsituatie herstelt. De maatregel inzake een beperkte of geen toeslagverlening wordt in gelijke mate toegepast op de pensioenaanspraken van deelnemers enerzijds en op de pensioenaanspraken en pensioenrechten van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds. Gelet op het pakket aan maatregelen kan de conclusie worden getrokken dat het beleid bij een tekort voldoende evenwichtig is.
1
6.
Communicatie over genomen maatregelen
In dit hoofdstuk staat de communicatie van het financieel crisisplan centraal. De in het communicatieplan vastgelegde uitgangspunten zoals duidelijke en begrijpelijke communicatie vormen ook de basis voor de communicatie omtrent het beleid bij een tekort. 6.1. Doelgroepen De primaire doelgroepen zijn de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden. De communicatie richt zich op deze drie doelgroepen. Hierna te noemen ‘de belanghebbenden’. 6.2. Doelstellingen De belanghebbenden tijdig, duidelijk en begrijpelijk informeren over de crisissituatie, de maatregelen, het waarom van de maatregelen en de gevolgen ervan voor de belanghebbenden. Tijdig informeren Op het moment dat het fonds constateert dat het zich in een crisissituatie bevindt, dan worden de belanghebbenden proactief over de crisissituatie en het proces geïnformeerd. Zodra de besluitvorming over de te nemen maatregelen heeft plaatsgevonden, informeert het fonds de belanghebbenden. Het fonds bereidt proactief de communicatie voor om de communicatie tijdig te kunnen realiseren. Als de situatie bij het fonds zodanig is, dat maatregelen ongedaan gemaakt kunnen worden, informeert het fonds de belanghebbenden hierover. Nadat maatregelen zijn genomen en hierover gecommuniceerd is, blijft het fonds de belanghebbenden regelmatig informeren over de ontwikkeling van de financiële situatie van het fonds. Dit gebeurt periodiek middels de Nieuwsbrief en website van het fonds. 6.3. Centrale boodschap Op het moment dat het bestuur besluit tot het inzetten van herstelmaatregelen, wordt hierover gecommuniceerd. De centrale boodschap is dat de financiële situatie van het fonds niet herstelt zoals verwacht en dat het bestuur heeft besloten om herstelmaatregelen in te zetten. Bij de communicatie over het inzetten van de maatregelen 1 en 3 zal worden verwezen naar de afspraken die met de werkgever zijn gemaakt en zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. In de communicatie over het inzetten van maatregel 2 zal worden uitgelegd dat toeslagverlening niet mogelijk is vanwege de financiële situatie van het fonds.
1
6.4. Communicatiemiddelen Het fonds beschikt over een set aan communicatiemiddelen. Huidige middelen: - Helpdesk - Website - Nieuwsbrief - Brief - Pensioenoverzicht (UPO) Het medium en de boodschap moeten in evenwicht zijn. 6.5. Communicatie en inzet middelen Bij onvoldoende herstel zijn diverse scenario’s / combinaties van maatregelen mogelijk. De maatregelen 1 en 3 hebben betrekking op de werkgever. De deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden door deze maatregel niet geraakt, Zij worden over het inzetten van de maatregel wel geïnformeerd. Dit gebeurt middels de Nieuwsbrief en de website van het fonds. Maatregel 2 geldt voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het fonds communiceert over het inzetten van deze maatregel per brief, Nieuwsbrief en via de website. De brief wordt naar de deelnemers en pensioengerechtigden gestuurd. De Nieuwsbrief naar de deelnemers en pensioengerechtigden. De website is voor alle belanghebbenden toegankelijk. 6.6. Planmatige aanpak De Commissie Communicatie is verantwoordelijk voor de communicatie inzake de in dit crisisplan opgenomen herstelmaatregelen. De Commissie Communicatie bestaat uit ten minste twee bestuurders en wordt begeleid door een communicatieadviseur en een bestuursadviseur/ondersteuner. De commissie start met het tegen het licht houden van deze communicatie uitgangspunten in relatie tot de actuele situatie. Want dat kan vragen om aanpassingen en/of verdere detaillering. Ook maakt de commissie afspraken over het tijdspad gekoppeld aan de communicatiefasen. De Commissie Communicatie houdt het bestuur op de hoogte. 6.7. Toetsing en evaluatie Het fonds hecht aan duidelijke en begrijpelijke communicatie. De reacties op de communicatie-uitingen van het fonds worden secuur gevolgd en telkens getoetst op de noodzaak tot (re)actie. Tussentijds wordt het geheel aan communicatie geëvalueerd in samenhang met de vragen van deelnemers en andere beschikbare gegevens. Dit kan leiden tot tussentijdse aanpassingen in de communicatie. Achteraf wordt de totale communicatie geëvalueerd.
2
7.
Besluitvormingsproces
In het bestuur hebben vertegenwoordigers van de werkgevers, de deelnemers en de pensioengerechtigden zitting. Op grond van de statuten worden besluiten van het bestuur bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Iedere bestuurder heeft één stem. Als niet alle bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn, dan brengen de aanwezige/vertegenwoordigde werkgeversvertegenwoordigers ter vergadering gezamenlijk evenveel stemmen uit als de aanwezige/vertegenwoordigde werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden tezamen, en andersom. In haar besluitvorming richt het bestuur zich op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zorgt het bestuur ervoor dat deze zich op evenwichtige wijze door het bestuur vertegenwoordigd kunnen voelen. Dit besluitvormingsproces geldt ook voor een besluit tot vaststelling, wijziging of toepassing van onderhavig crisisplan. De lijnen in het bestuur zijn kort en bestuurders kunnen elkaar snel bereiken om te overleggen over een crisissituatie. Besluiten over het toepassen van dit crisisplan kunnen derhalve snel worden genomen. Indien nodig wordt door het bestuur advies ingewonnen bij externe adviseurs.
1
8.
Jaarlijkse toetsing actualiteit beleidsplan bij tekort
Het bestuur toetst eenmaal per jaar of het crisisplan nog voldoende actueel is. Daarnaast kan het bestuur het plan gedurende het jaar aanpassen.
1
Bijlage 2: Communicatieplan
2
1. Inleiding Stichting Pensioenfonds JohnsonDiversey “Pensura” is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds voerde tot 1 januari 2011 een middelloonregeling uit. Deze werd de Garantiepensioenmodule genoemd en had het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Per 1 januari 2011 wordt geen pensioen meer opgebouwd in de Garantiepensioenmodule. Wel vindt er nog opbouw plaats in de Beleggingspensioenmodule. Deze module is voor werknemers boven een bepaalde salarisgrens (per 1 januari 2013 is deze grens EUR 53.745,12,- bruto op jaarbasis). Deze Beleggingspensioenmodule heeft het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Behalve in de Beleggingspensioenmodule wordt ook pensioen opgebouwd in Pensioenreglement 2003. Eind 2012 kende dit pensioenfonds 572 actieve deelnemers, 311 gewezen deelnemers en 83 gepensioneerden. Het belegd vermogen van Pensioenfonds “Pensura” bedroeg einde 2012 bijna EUR 112 miljoen. 1.1 Waarom een communicatieplan Begrijpelijke en duidelijke voorlichting over het pensioenreglement is van eminent belang voor de doelgroepen van een pensioenfonds. Bijvoorbeeld deelnemers kunnen in de opbouwfase van het pensioen nog bepalen of ze bij willen sparen voor een hoger pensioen. De behoefte bij de verschillende doelgroepen aan voorlichting en betere communicatie is niet nieuw. Die behoefte is in de loop der jaren wel toegenomen. Want pensioenmaterie is steeds ingewikkelder geworden en de eigen verantwoordelijkheden van deelnemers zijn toegenomen. In het kader van de flexibilisering en individualisering van de pensioenregelingen zijn de deelnemers in staat gesteld om allerlei keuzes te maken (vervroeging pensioendatum, uitruil partnerpensioen, waardeoverdracht e.d.). Tenslotte zijn met de totstandkoming van de Pensioenwet (hierna: PW) nog drie nieuwe ontwikkelingen te noemen: 1. De pensioenfondsen zijn geconfronteerd met een uitbreiding en wettelijke verankering van alle informatieverplichtingen; 2. De Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) is een toezichthouder, die specifiek toezicht houdt op de naleving van deze informatieverplichtingen. Zo is er in 2011 nog een leidraad voor communicatie uitgebracht. Deze is in 2012 geactualiseerd door AFM. 3. de Stichting van de Arbeid heeft principes ontwikkeld voor goed pensioenfondsbestuur (‘pension fund governance’) die door de wetgever eveneens een plaats in de PW hebben gekregen. Enkele van deze principes gaan expliciet in op transparantie, openheid en communicatie. Zo moet het bestuur zorg dragen voor een adequaat communicatiebeleid. Het bovenstaande is voor het bestuur reden geweest om een communicatieplan op te stellen. 1.2 Plaats van het communicatieplan Het bestuur van Pensura hecht grote waarde aan zorgvuldige communicatie naar alle betrokken partijen. Daarnaast is het bestuur vanuit wet- en regelgeving verantwoordelijk voor tijdige, duidelijke en begrijpelijke informatieverstrekking aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
2
Het bestuur heeft daarom dit communicatieplan opgesteld. In dit plan zijn alle inspanningen en verplichtingen van het fonds op het gebied van communicatie nader uitgewerkt. Dit plan wordt door het bestuur periodiek geëvalueerd en geactualiseerd. Onder communicatie wordt in dit plan verstaan alle schriftelijke, mondelinge en elektronische contacten met de doelgroepen van het fonds. De doelgroepen worden beschreven in hoofdstuk 4 van dit plan. Hoewel het communicatieplan als een zelfstandig fondsdocument kan worden beschouwd, is het plan een logisch onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
2. De organisatie van de communicatie Het bestuur is verantwoordelijk voor tijdige, duidelijke en begrijpelijke informatievoorziening met betrekking tot de pensioenregeling(en). Om het belang hiervan te onderstrepen, heeft het bestuur een commissie uit het bestuur benoemd die aangevuld met externe deskundigen - specifieke aandacht besteedt aan de communicatieen voorlichtingsaspecten van de bestuurstaken. Een afzonderlijke commissie biedt meer mogelijkheden om met deze aspecten intensiever en frequenter bezig te zijn. De commissie koppelt zijn werkzaamheden, zonodig in elke bestuursvergadering, terug naar het bestuur. In geval van uitbesteding van werkzaamheden terzake gelden de voorschriften op het gebied van uitbesteding van De Nederlandsche Bank . In het deskundigheidsplan is communicatie afzonderlijk genoemd. Met vermelding van de bestuursleden die wat betreft het aanwenden van de aanwezige deskundigheid van het bestuur zich speciaal richten op de bedoelde aspecten. In het deskundigheidsplan wordt voorzien in aanvullende maatregelen, indien de hiervoor bedoelde bestuursleden aftreden en de desbetreffende deskundigheid opnieuw moet worden opgebouwd dan wel om andere redenen moet worden uitgebreid. Het bestuur evalueert jaarlijks het onderhavige communicatieplan. De resultaten van de eigen communicatie- en voorlichtingsinspanningen worden achteraf getoetst aan de wettelijke en niet wettelijke doelstellingen en leiden zonodig tot bijstelling. Het bestuur legt voor haar communicatie-inspanningen verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. De communicatie kan onderworpen worden aan de controle van het intern toezichtorgaan (visitatiecommissie). Jaarlijks besteedt het bestuur in het bestuursverslag van het jaarverslag aandacht aan de communicatieverrichtingen in het afgelopen boekjaar.
3. Communicatiestrategie Het bestuur draagt er zorg voor dat steeds alle wettelijke informatieverplichtingen worden nagekomen. Voor een overzicht van deze verplichtingen wordt verwezen naar bijlage A bij dit communicatieplan. Centraal in deze verplichtingen staat artikel 48 PW, op grond waarvan het pensioenfonds informatie tijdig moet verstrekken en in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen. Dit vertaalt zich onder andere bij punt 3.2 en 3.3. 3.1 Doelgroepgericht en persoonlijk
3
Het onderwerp pensioen heeft niet dé attentiewaarde om mensen te interesseren. Dat maakt pensioencommunicatie tot een extra uitdaging. Hoe worden de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden bereikt? Pensioenfonds “Pensura” communiceert doelgroepgericht door: de doelgroepen met de juiste boodschap, op de juiste toon, op het juiste moment te informeren en (waar nodig) de doelgroepen te segmenteren; een persoonlijke benadering centraal te stellen. De informatie toe te spitsen op de persoonlijke situatie van de deelnemer, door gebruik te maken van de hedendaagse technieken en bijvoorbeeld brieven te personaliseren; de doelgroepen te informeren bij belangrijke veranderingen in werk en privé situaties. Denk hierbij aan in dienst, uit dienst, trouwen, scheiden. Op het moment van een belangrijke privé- of werkgebeurtenis heeft een deelnemer een verhoogde interesse hiervoor. Door met pensioeninformatie op dat moment in te haken, wordt ‘meegelift’ op deze verhoogde interesse; de doelgroepen te helpen bij te maken keuzes op het juiste moment (‘wat gebeurt er als’) en te laten zien wat de gevolgen van die keuzes kunnen zijn. Denk hier bijvoorbeeld aan keuzes te maken op pensioendatum (eerder met pensioen, uitruil, etc.). 3.2 Duidelijk en begrijpelijk Pensioenfonds “Pensura” maakt de pensioenmaterie duidelijk en begrijpelijk door: begrijpelijke teksten (zie punt 7) met een goede balans tussen het juridische (juistheid en volledigheid) en het communicatieve (duidelijkheid, begrijpelijkheid) aspect. Begrijpelijk betekent dat de boodschap overkomt; informatie goed te structureren en ‘te verdelen’ over communicatiemiddelen. Bijvoorbeeld een korte brief, waarin de essentie staat aangegeven, met een verwijzing naar website of brochure voor meer informatie; toegankelijke vormgeving: een uitnodigende opmaak en de juiste uitstraling. 3.3 Planmatig en tijdig Een planmatige en tijdige aanpak realiseert Pensioenfonds “Pensura” door: de PW richtlijnen over tijdigheid van informatieverstrekking na te leven (zie bijlage A); te bepalen welke middelen we voor welke doelgroepen inzetten (bijlage B); alle activiteiten op te nemen in de jaarkalender (Bijlage C); het uitgangspunt dat iedere communicatieactie de andere moet versterken; de communicatie (waar nodig) goed te faseren. Met dit communicatieplan wordt structuur gegeven aan de communicatie-inspanningen van het fonds. Hierin liggen afspraken en procedures vast. 3.4 Herkenbaar Het is belangrijk dat het pensioenfonds zichtbaar de afzender is van de berichtgeving. Dit doet het pensioenfonds door: gebruik te maken van een eigen herkenbaar logo en huisstijl; consistente toepassing van logo en huisstijl op alle communicatie-uitingen; een duidelijk ‘loket’ aan te geven, waar deelnemers terecht kunnen voor meer informatie. 3.5 Communicatie over communicatie Voordat Pensioenfonds “Pensura” informatie verzendt, worden betrokkenen hierover geïnformeerd: de onderneming (Human Resources);
4
het pensioenfondsbestuur; bestuursadviseur en helpdesk AZL.
4. Doelgroepen 4.1 Primaire doelgroepen Actieve deelnemers, met daarbij (mede gezien de PW) extra aandacht voor: o nieuwe deelnemers aan de Beleggingspensioenmodule; o deelnemers die uit dienst gaan, en o bijna gepensioneerden. Pensioengerechtigden o gepensioneerden, en o verdere pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers. (Gewezen) partners. 4.2 Secundaire doelgroepen de onderneming*; diverse commissies; AZL (bestuursadviseur, Pensioenbureau (helpdesk)), en stake holders en toezichthouders (AFM, vakbonden etc.). In dit plan ligt de focus op de primaire doelgroepen. Uiteraard vindt, waar nodig, communicatie met secundaire doelgroepen plaats. * Doelgroep onderneming Communicatie met de onderneming neemt een belangrijke positie in. De driehoeksverhouding werknemer, onderneming en pensioenuitvoerder - zoals beschreven in de PW - benadrukt dat. “Pensura” Reglement / startbrief
Uitvoeringsovereenkomst
Werknemer
Diversey Pensioenovereenkomst
5. Doelstellingen Algemene doelstelling = transparantie en stimuleren pensioenbewustwording.
Informeren over het pensioen in het algemeen (basiskennis), over life events én over de eigen pensioensituatie in relatie tot de pensioenregeling. Helpen bij en aanzetten tot het tijdig maken van keuzes en nemen van acties (bijv. bij life events). Bevorderen van een positieve houding ten aanzien van pensioen, het eigen pensioen en het pensioenfonds. Pensioen is immers een belangrijk onderdeel van het pakket arbeidsvoorwaarden bij Diversey.
5
6. Communicatie-instrumenten en aanpak 6.1 Communicatie-instrumenten Bijlage B bevat een overzicht van de communicatie-instrumenten die het pensioenfonds inzet richting de diverse doelgroepen. Oftewel: de doelgroep-middelen matrix. Pensioenfonds “Pensura” zet op hoofdlijnen de volgende communicatie-instrumenten in: 1. het UPO en andere middelen voor de wettelijk verplichte communicatie; 2. nieuwsbrief (vanaf 2013 1 maal per jaar), met algemene en actuele informatie van het fonds; 3. mappen en brochures, met algemene en fondsspecifieke informatie van het fonds, en 4. digitale communicatie, voor een compleet overzicht van alle beschikbare informatie en actuele informatie van het fonds. Sinds eind 2011 heeft het fonds een eigen website (www.pensioenfondspensura.nl) die door het bestuur beheerd wordt. 6.2 Periodieke vs. incidentele communicatie Dit plan betreft de periodieke structurele communicatie. In geval van eenmalige, incidentele communicatie wordt waar nodig bevonden door het bestuur een eenmalige aanvulling op dit plan gemaakt. 6.3 Geïntegreerde communicatie Het fonds kiest voor een aanpak waarbij de communicatiemiddelen elkaar versterken, oftewel geïntegreerde communicatie. Speciale aandacht daarbij voor: Digitale communicatie wordt steeds belangrijker. In dit kader heeft het bestuur sinds einde 2011 een website opgericht. In alle communicatie van het pensioenfonds wordt naar de website verwezen. Uitgangspunt is een focus op en een optimale afstemming tussen selfservice (internet) en de 1-op-1 communicatie (helpdesk). Als bijvoorbeeld vaker telefoontjes binnenkomen over een bepaald onderwerp, dan komt hierover op korte termijn informatie op de site of wordt dit onderwerp opgenomen in de Nieuwsbrief. Ook maakt pensioenfonds “Pensura” - naast het internet - gebruik van communicatiemiddelen van de onderneming. Denk bijvoorbeeld aan het intranet en de publicatieborden. 6.4 Wijze van informatieverstrekking De PW stelt extra en bijzondere eisen aan de elektronische verstrekking van informatie. Artikel 49 PW verplicht de pensioenuitvoerder bepaalde informatie schriftelijk te verstrekken tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. De PW stelt ook dat de ontvanger de informatie duurzaam moet kunnen bewaren, dat wil zeggen dat het te downloaden moet zijn en printbaar. 6.5 Informatieverstrekking verplicht – spontaan - op verzoek – eenmalig In beginsel volgt het bestuur de structuur van de PW voor zover daarin binnen de communicatie onderscheidt wordt gemaakt naar: het verplicht en spontaan verstrekken van periodieke informatie aan de verschillende doelgroepen; het verstrekken van informatie op verzoek, en het verstrekken van eenmalige informatie bij gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis (indiensttreding, tussentijdse beëindiging van de deelneming, pensionering, overlijden e.d.).
6
Indien het bestuur hierin verder wenst te gaan dan de PW, dan is dat in bijlage A aangegeven.
7. Communicatie thema’s Belangrijke communicatie thema’s zijn: Life events in dienst; uit dienst, waaronder waardeoverdracht; samenwonen of trouwen; arbeidsongeschikt; eerder of later met pensioen; etc. Hierover zijn in de afgelopen jaren separate bijlagen gemaakt die met de verschillende nieuwsbrieven werden verzonden. Fondskarakter en beleid: pensioenregeling; premie; toeslagverlening; beleggingsbeleid, en klachtenregeling.* * Klachtenregeling: in het algemeen richt het bestuur op grond van artikel 105, lid 2 PW zich met betrekking tot de beleidsbepaling naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de onderneming, en zorgt ervoor dat zij zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Deze taakvervulling geldt uiteraard ook met betrekking tot de specifieke communicatie-inspanningen. Op bestuursbeslissingen die op dit deelterrein worden genomen, is de klachten- en geschillenregeling van toepassing. Bestuur en organisatie: medezeggenschap, en pension Fund Governance. In de jaarkalender (Bijlage C) staat beschreven welke thema’s in de communicatie als speerpunt zijn benoemd.
8. Vormgeving en schrijfstijl Uitgangspunt is dat de communicatie duidelijk en begrijpelijk is. Vormgeving en schrijfstijl zijn daarvoor de bepalende factoren. Belangrijke uitgangspunten: doelgroepgericht door uit te gaan van het standpunt van de lezer; de brief personaliseren en de lezer persoonlijk aanspreken; kort en bondig formuleren; helder en eenvoudig taalgebruik (en hanteren van rekenvoorbeelden die inzichtelijk maken hoe te rekenen met de diverse pensioengetallen zoals franchise); vriendelijke, positieve toonzetting;
7
toegankelijke en overzichtelijke vormgeving (door bijvoorbeeld het visualiseren van voorbeelden); taalniveau B1 (De Nederlandse taal is in te delen in zes taalniveaus. Niveau A1 en A2 zijn heel eenvoudig. Meer dan de helft van de Nederlandse bevolking leest op taalniveau B1 of lager. Niveau B1 noemen we eenvoudig Nederlands. Teksten op taalniveau B1 zijn hanteerbaar voor lezers op vrijwel alle niveaus); consistentie in begrippen is belangrijk in het kader van de begrijpelijkheid. De PW schrijft een aantal begrippen voor. Het pensioenfonds volgt de begrippen uit de PW.
9. Tot Slot Om de uitvoering van dit Communicatieplan in goede banen te leiden heeft het pensioenfonds een Communicatiecommissie ingesteld, die hier samen met AZL sturing en invulling aan geeft. Aan de hand van de jaarlijkse evaluatie stelt het bestuur tijdens de laatste vergadering van ieder jaar dit Communicatieplan voor de daaropvolgende jaren vast. Over de naleving van de informatieverplichtingen legt het bestuur verantwoording af aan de AFM. Het bestuur werkt mee aan verzoeken om nadere informatie door deze toezichthouder en volgt eventuele aanwijzingen op en doet daarvan verslag in het jaarverslag. Stichting Pensioenfonds JohnsonDiversey “Pensura”, 3 februari 2014.
BIJLAGEN A: B: C:
Informatieverplichtingen PW Doelgroep – middelen matrix Jaarkalender 2014
8
BIJLAGE A Communicatie Stichting Pensioenfonds JohnsonDiversey “Pensura”
Informatieverplichtingen (1 januari 2008) Artikel 21 en 38 t/m 50 PW
De Pensioenwet schrijft voor dat het pensioenfonds moet voldoen aan verschillende informatieverplichtingen. Onderstaand zijn deze per doelgroep aangegeven. In de linkerkolom vindt u de artikelen uit de wet. Artikel 38 Informatieverplichtingen aan deelnemers
Pensioenfondsspecifieke toelichting
Het pensioenfonds verstrekt in de vorm van een uniform pensioenoverzicht eenmaal per jaar aan de deelnemer: a. een opgave van de hoogte van de verworven pensioenaanspraken; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; c. informatie over toeslagverlening; en d. een opgave van waardeaangroei van pensioenaanspraken (factor A) overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Vanaf 1 januari 2009 in standaard jaarlijkse UPO met voorwaardelijkheidsverklaring en toelichtende brief
Artikel 39, 40 Informatieverplichtingen aan gewezen deelnemers
Pensioenfondsspecifieke toelichting
1. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 55 PW; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds. 2. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer tenminste een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken en informatie over toeslagverlening. 3. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Vanaf 1 januari 2009 in standaard UPO met voorwaardelijkheidsverklaring en toelichtende brief
De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een UPO met toelichtende brief.
De gewezen deelnemer ontvangt een gepersonaliseerde brief met toelichting.
Artikel 41, 42 Informatieverplichtingen aan gewezen partners
Pensioenfondsspecifieke toelichting
1. Het pensioenfonds verstrekt degene die
De gewezen partner ontvangt een keer in de
9
gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen, bij aanvang en vervolgens ten minste een keer in de vijf jaar: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagverlening; en c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. 2. Het pensioenfonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
vijf jaar een UPO met toelichtende brief.
Artikel 43, 44 Informatieverplichtingen aan gepensioneerden
Pensioenfondsspecifieke toelichting
1. Het pensioenfonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt bij aanvang en vervolgens jaarlijks: a. een opgave van de hoogte van zijn pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen c. informatie over toeslagverlening. 2. Het pensioenfonds informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
De pensioengerechtigde ontvangt een UPO met toelichtende brief.
Artikel 46 Informatieverplichtingen op verzoek
Pensioenfondsspecifieke toelichting
1. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds; c. het uitvoeringsreglement; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een kortetermijnherstelplan; f. een langetermijnherstelplan; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing; i. informatie over de aanstelling van een bewindvoerder en j. informatie over de consequenties van uitruil.
In voorkomende gevallen wordt op verzoek de betreffende informatie verstrekt. Deze informatie is deels toegankelijk via de website van het pensioenfonds. Bovendien wordt hierover gecommuniceerd via de jaarlijks verschijnende nieuwsbrief.
De gewezen partner ontvangt een gepersonaliseerde brief met toelichting.
De pensioengerechtigde ontvangt een gepersonaliseerde brief met toelichting.
10
2. Het pensioenfonds verstrekt deze informatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden. 3. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. Artikel 47 Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Pensioenfondsspecifieke toelichting
Het pensioenfonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. Deze informatie is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.
Het pensioenfonds maakt geen onderscheid tussen deelnemers in Nederland en in het buitenland.
Artikel 36 Registreren deelnemersjaren 1. Het pensioenfonds administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Indien de (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van a. de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd; b. de deeltijdfactor per geadministreerd deelnemingsjaar; en c. alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt. 2. Het pensioenfonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
Deze verplichting wordt door het pensioenfonds uitgevoerd. Verzoeken van deelnemers worden schriftelijk opgevolgd.
Artikel 49 Wijze van informatieverstrekking
Pensioenfondsspecifieke toelichting
Het pensioenfonds verstrekt de informatie schriftelijk, tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische informatieverstrekking.
De verplichte informatie wordt schriftelijk verstrekt.
Artikel 50 Verstrekken informatie door het
11
pensioenfonds 1. Het pensioenfonds zal schriftelijke informatie zenden aan het laatst hem bekende adres. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn doet de pensioenuitvoerder navraag bij de gemeentelijke basisadministratie in de laatst bekende woonplaats van betrokkene. 2. Kosten die het pensioenfonds maakt, omdat betrokkene verzuimd heeft een adreswijziging door te geven, kunnen door het pensioenfonds bij betrokkene in rekening worden gebracht.
Deze artikelen worden door het pensioenfonds uitgevoerd.
Artikel 21 Informatieverplichtingen aan nieuwe deelnemers ( / Startbrief)
Pensioenfondsspecifieke toelichting
1. Het pensioenfonds verstrekt binnen drie maanden na aanvang van het dienstverband bij de (aangesloten) werkgever een startbrief. 2. De startbrief bevat ten minste de volgende informatie: a. de inhoud van de basispensioenregeling; b. de toeslagverlening; c. het recht van de werknemer om het geldende pensioenreglement op te vragen; d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds; f. het recht van de werknemer om bij de pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak. 3. Teneinde de tijdige verzending van de startbrief aan zijn nieuwe werknemer te bewerkstelligen meldt de werkgever een nieuwe werknemer zo spoedig mogelijk na aanvang van het dienstverband aan bij de pensioenuitvoerder.
Vanaf 2011 is met de nieuwe startbrochure “Een nieuwe baan, een nieuwe pensioenregeling”, de startbrief definitief ingeregeld. De startbrochure wordt jaarlijks en indien nodig frequenter gecontroleerd en geactualiseerd.
Hierover heeft het pensioenfonds afspraken gemaakt met de werkgever.
12
13
BIJLAGE B Doelgroep – middelen matrix Doelgroep Actieve deelnemers
Communicatiemiddel Telefonische helpdesk AZL Digitale helpdesk Brieven Formulieren (UPO) Pensioenopgave, incl. Factor A Jaarverslag (Populair) reglement Intranet (communicatiemiddel onderneming) Nieuwsbrief Informatiebijeenkomsten (incidenteel) Website Folders / brochures Informatieverstrekking door de onderneming of personeelsfunctionaris (memo HR) Starters in de Telefonische helpdesk Beleggingspensioenmodule Startbrief Daarna idem actieve deelnemer Deelnemers uit dienst Telefonische helpdesk Stopbrief Daarna gewezen deelnemer Bijna gepensioneerden Telefonische helpdesk Idem actieve deelnemer, aangevuld met: Specifieke brief ‘met pensioen’ Pensioengerechtigden Telefonische helpdesk Informatiepakket ‘ingang pensioen’ Brieven Website Gewezen deelnemers Telefonische helpdesk (gewezen) partners Pensioenopgave (UPO) Brieven Website
13
14
BIJLAGE C Concept Jaarkalender 2014
Speerpunten voor 2014 Gewijzigde pensioenregeling per 1 januari 2014; Gewijzigd bestuursmodel per 1 juli 2014; Wijziging naam pensioenfonds naar Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 juli 2014; Wijzigingen in pensioenwetgeving in 2014; Naar een nieuw pensioencontract in 2015.
14
15
BIJLAGE C Jaarkalender 2014 Januari
Februari Maart April
Mei Juni Juli Augustus September
Oktober
November December
Continu
Jaaropgave bruto / netto (gepensioneerden) Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Aanpassing startbrief/startbrochure in verband met wijziging regelingen Aanpassing website in verband met wijziging regelingen Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht n.a.v. bestuursvergadering op website Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht n.a.v. bestuursvergadering op website Nieuwsbericht aankondiging wijziging bestuursmodel per 1 juli Nieuwsbericht aankondiging wijziging naam Pensioenfonds Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht n.a.v. bestuursvergadering op website Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht inzake wijziging bestuursmodel Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht inzake wijziging naam pensioenfonds Verzending UPO arbeidsongeschikte deelnemers Verzending UPO naar actieven Verzending UPO naar pensioengerechtigden Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht n.a.v. bestuursvergadering op website Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht inzake wijziging naam Pensioenfonds Vergadering Commissie Communicatie Actualiseren communicatiebeleidsplan Actualiseren communicatiejaarkalender Actualiseren begroting 2015 Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Nieuwsbericht n.a.v. bestuursvergadering op website Nieuwsbrief – 2014 (met o.a. informatie uit jaarverslag 2013, feiten en cijfers van het pensioenfonds) Nieuwsbericht inzake dekkingsgraad op website Actuele informatie over stand van zaken pensioenakkoord Communicatie over proces ‘naar nieuw pensioencontract in 2015’
Volgende verzending UPO naar gewezen deelnemers: september 2015.
15