Actuariële en bedrijfstechnische nota 2014 Stichting IKEA Pensioenfonds
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
4
5 6 7
De organisatie van het pensioenfonds 1.1 Goed pensioenfondsbestuur 1.2 Organen en commissies 1.2.1 Het bestuur 1.2.2 Het verantwoordingsorgaan 1.2.3 Compliance Officer 1.2.4 Intern toezicht: de visitatiecommissie 1.2.5 BeleggingsadviesCommissie (BAC) 1.2.6 Externe deskundigen 1.3 Uitbesteding Hoofdlijnen intern beheersingssysteem en opzet administratieve organisatie en interne controle 2.1 Risico-analyse 2.2 Opzet administratieve organisatie en interne controle 2.3 Waarborging integriteit 2.4. Beheersing financiële risico’s 2.5 Beheersing uitbestedingsrisico 2.6 Managementinformatie 2.7 Beheersing financiële positie op de lange termijn 2.8 Financieel crisisplan Aansluiting van werkgevers bij het fonds en deelnemerschap van hun werknemers 3.1 Aangesloten werkgevers 3.2 Verkrijging en beëindiging deelnemerschap Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst 4.1 Premiebijdrage 4.2 Niet-nakoming premiebetaling 4.3 Vermogenstekorten 4.4 Premiekorting en terugstorting van gelden 4.5 Betalingsvoorbehoud 4.6 Opstellen en wijzigen pensioenreglement 4.7 Verstrekking startbrief door het fonds Hoofdlijnen van de pensioenregelingen Herverzekerde risico’s Financiële opzet 7.1 De balans 7.1.1 Beleggingen 7.1.2 Technische voorzieningen 7.1.3 Reserves 7.2 Vermogenspositie 7.2.1 Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 7.2.2 Vereist eigen vermogen (VEV) 7.3 Financieel beleidskader 7.4 Pensioenbeleid 7.5 Premiebeleid 7.6 Toeslagenbeleid 7.7 Beleggingsbeleid 8 Financiële sturingsmiddelen 8.1 Kenmerken van het pensioenfonds 8.2 Premiebeleid 8.3 Beleggingsbeleid 8.4 Toeslagenbeleid
5 5 6 6 6 7 7 7 8 8 10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13 13 14 14 14 14 14 15 15 15 16 19 20 20 20 20 21 21 21 21 22 24 24 26 27 32 32 32 33 33
2
8.5 Aanpassing van de pensioenaanspraken 9 Ondertekening Bijlage I Actuariële grondslagen en methoden Bijlage II Verklaring inzake beleggingsbeginselen STIP Bijlage III Financieel crisisplan
33 34 35 37 41
3
Inleiding Stichting IKEA Pensioenfonds (hierna: het fonds) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds voert de pensioenovereenkomsten uit die gelden voor de werknemers van IKEA Nederland B.V., Inter IKEA Systems B.V. en IKEA Competence B.V. Het fonds heeft de mogelijkheid om ook andere met IKEA Nederland B.V. verbonden ondernemingen toe te laten als aangesloten onderneming. Deze actuariële en bedrijfstechnische nota (hierna: ABTN) is opgesteld in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet. In deze ABTN is een omschrijving opgenomen van de organisatie en het interne beheersingssysteem van het fonds, de pensioenregeling en de uitvoeringsovereenkomst, de financiële opzet en de financiële sturingsmiddelen. Deze ABTN beschrijft de situatie per 31 december 2014. Het bestuur is te allen tijde bevoegd deze ABTN te wijzigen. Ingeval van strijdigheid tussen ABTN en uitvoeringsovereenkomst(en) heeft de uitvoeringsovereenkomst voorrang ten opzichte van de ABTN.
4
1
De organisatie van het pensioenfonds
Het fonds heeft de beleidsmatige en uitvoerende organisatie zodanig vormgegeven dat de uitvoering van de pensioenregelingen en het beheer van het vermogen op een adequate en gecontroleerde manier plaatsvinden.
Bestuur
Aangesloten werkgevers IKEA NL Inter IKEA Systems IKEA Competence
Verantwoordingsorgaan
Vistatiecommissie
Extern toezicht:
Certificerend actuaris
Accountant
DNB
(Milliman)
(KPMG)
AFM
Adviserend actuaris (Milliman)
1.1
Compliance Officer
Administrateur
Herverzekeraar
Vermogensbeheerder
(Syntrus Achmea)
(Zwitserleven)
(Aegon)
Goed pensioenfondsbestuur
In het kader van goed pensioenfondsbestuur zijn een verantwoordingsorgaan en een visitatiecommissie ingesteld met het oog op het extra beheersen van beleidsmatige aspecten van het fonds. Het bestuur van het fonds wordt bij zijn besluitvorming ondersteund door een adviserend actuaris en desgewenst ook andere externe onafhankelijke deskundigen.
5
1.2
Organen en commissies
1.2.1 Het bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit zes leden, waarvan drie werkgeversleden, twee werknemersleden en één lid namens de pensioengerechtigden De drie werkgeversleden worden voorgedragen door de directie van IKEA Nederland B.V. Een bestuurslid namens de werknemers wordt voorgedragen door FNV Bondgenoten, het andere bestuurslid namens de werknemers wordt voorgedragen door de werknemersvereniging van IKEA medewerkers. Het bestuurslid namens de pensioengerechtigden wordt voorgedragen na rechtstreekse verkiezing door de pensioengerechtigden in het fonds. De bestuursleden worden door het bestuur benoemd voor een periode van tenminste vier jaar en treden daarna af conform een door het bestuur vastgesteld rooster. De bestuursleden die niet in dienst zijn van de werkgever krijgen een beloning conform het beloningsbeleid van het fonds. De voorzitter wordt door het bestuur gekozen voor de duur van twee jaar uit afwisselend de werkgevers- en de werknemersvertegenwoordiging. De secretaris (tevens plaatsvervangend voorzitter) wordt in dezelfde periode gekozen uit werknemersrespectievelijk werkgeversvertegenwoordiging. Het bestuur bepaalt het algemene beleid van het fonds. Dit houdt in dat besluitvorming over het strategisch beleid en over de uitvoering van de werkzaamheden van het fonds bij het bestuur als geheel berust. De bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van het bestuur liggen vast in de statuten. Voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering van bepaalde taken maakt het bestuur gebruik van van externe deskundigen. Het bestuur heeft een geschiktheidsplan opgesteld, waarin is vastgelegd over welke deskundigheid het bestuur en de individuele bestuursleden dienen te beschikken en welke acties worden ondernomen om de geschiktheid van het bestuur als totaal te waarborgen en zo nodig te vergroten. Het bestuur heeft de deskundigheidsgebieden onderling verdeeld, waarbij elk bestuurslid zich met name richt op het actueel houden van de eigen expertise en deskundigheid op minimaal twee gebieden. Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld gebaseerd op het model van de Pensioenfederatie. De gedragscode is van toepassing op alle bij het fonds betrokken personen. Betrokkenen leggen jaarlijks een verklaring van naleving van de gedragscode af. Het bestuur heeft een compliance officer aangesteld die de naleving van de gedragscode toetst en registreert. De compliance officer rapporteert aan (de voorzitter van) het bestuur.
1.2.2 Het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan een aantal adviesrechten conform de Pensioenwet.
6
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zeven personen, welke door het bestuur worden benoemd. Eén lid van het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigt de werkgever en wordt door de werkgever voorgedragen. Vijf leden van het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigen de deelnemers en worden benoemd na verkiezingen. Eén lid van het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigt de pensioengerechtigden en wordt na verkiezingen benoemd. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Nadere details zijn opgenomen in het ‘Reglement verantwoordingsorgaan’.
1.2.3 Compliance Officer De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode, welke jaarlijks door het bestuur wordt ondertekend.
1.2.4 Intern toezicht: de visitatiecommissie Het bestuur heeft een visitatiecommissie ingesteld. De visitatiecommissie heeft als taak het functioneren van het bestuur kritisch te bezien. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie doet eens per jaar schriftelijk verslag van haar bevindingen. Nadere details zijn opgenomen in het ‘Reglement visitatiecommissie’.
1.2.5 BeleggingsadviesCommissie (BAC) Door het bestuur is uit zijn midden een beleggingsadviescommissie ingesteld en personeel ingevuld. De beleggingsadviescommissie bestaat minimaal uit twee leden, een werkgeversafgevaardigde en een werknemersafgevaardigde uit het bestuur,en wordt ondersteund door een extern adviseur vermogensbeheer. De beleggingsadviescommissie komt in principe viermaal per jaar bijeen of zoveel vaker als de ontwikkeling van de beleggingen, van de financiële markten of andere omstandigheden vereisen. Op de reguliere vergaderingen worden in elk geval de volgende punten behandeld: • • •
Evaluatie van de beleggingsresultaten zowel van het totaal der beleggingen als van de deelportefeuilles ten opzichte van de vastgestelde benchmarks; Vaststelling dat de beleggingsrichtlijnen door de vermogensbeheerder in acht zijn genomen; Beoordeling van (de consistentie van) het door de aangestelde beheerder gevoerde beleggingsbeleid in het licht van de marktontwikkelingen en de beleggingsbenadering van de betrokken vermogensbeheerder.
Een en ander vindt plaats op basis van de rapportages van de vermogensbeheerder(s). In de richtlijnen aan de beheerder zijn eisen opgenomen aangaande detaillering van de rapportage. De vermogensbeheerder wordt in principe vier keer per jaar uitgenodigd om in de vergadering zijn beleid en de behaalde resultaten mondeling toe te lichten.
7
Van de vergaderingen van de beleggingsadviescommissie worden notulen gemaakt; deze wordt door de beleggingsadviescommissie geaccordeerd. Deze notulen worden daarna ter kennisname aan het bestuur gezonden. Een keer per jaar evalueert de beleggingsadviescommissie het vastgestelde strategische beleggingsbeleid, de geïmplementeerde structuur en de aangestelde beheerder. Over deze punten, alsmede over de resultaten van het boekjaar, brengt de commissie verslag uit aan het bestuur. Daarbij doet de commissie tevens eventuele voorstellen tot wijziging van het document ‘Beleid en Werkwijze Beleggingen’ dat is opgesteld.
1.2.6 Externe deskundigen Accountant De accountant (KPMG) controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Certificerend actuaris De certificerend actuaris (Milliman) van het fonds controleert jaarlijks conform de Pensioenwet of de technische voorzieningen toereikend zijn en de financiële positie van het fonds. De certificerend actuaris sluit zijn controle af met een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. De certificerend actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds. Externe adviseurs Indien het bestuur dat noodzakelijk of gewenst acht, schakelt het externe adviseurs in, zoals een adviserend actuaris, een pensioenjurist, een beleggingsdeskundige of een accountant.
1.3
Uitbesteding
Het bestuur heeft besloten een aantal belangrijke taken op structurele basis uit te besteden aan daarin deskundige partijen. Dit is een strategische keuze. Belangrijkste argumenten voor de uitbesteding zijn risicobeheersing, de deskundigheid die vereist is om bepaalde processen uit te kunnen voeren en de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening. Overigens blijft de strategische beleidsvorming uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid van het bestuur. Evenals de monitoring van de uitvoering door de externe partijen. Met alle externe partijen is een uitbestedingsovereenkomst gesloten. Nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten worden
8
vastgelegd in Service Level Agreements (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. De volgende taken zijn uitbesteed aan externe partijen: •
het vermogensbeheer is uitbesteed aan AEGON Investment Management. Het economisch eigendom van de beleggingen ligt bij het pensioenfonds.
•
de pensioenadministratie en financiële administratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
•
de risicoherverzekering is uitbesteed aan Zwitserleven. In hoofdstuk 6 is de risicoherverzekering toegelicht.
•
de bestuursondersteuning en -advisering en een aantal uitvoerende taken zijn uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
9
2 Hoofdlijnen intern beheersingssysteem administratieve organisatie en interne controle 2.1
en
opzet
Risico-analyse
Het fonds heeft het risicomanagement structureel ingericht en ingebed in de organisatie. Er is begin 2011 een uitgebreide risico-analyse uitgevoerd. Dit is gebeurd aan de hand van een sjabloon dat is afgeleid van het door DNB gehanteerde FIRM-model (=Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). De analyse, waarin zowel financiële als nietfinanciële risico’s in kaart zijn gebracht, is door de bestuursleden gezamenlijk uitgewerkt. Als onderdeel van het actieplan zijn de huidige en gewenste beheersingsmaatregelen geïnventariseerd. Vervolgens zijn er concrete prioriteiten gesteld voor het doorvoeren van de gewenste extra beheersingsmaatregelen. Deze prioriteiten zijn in het actieplan verwerkt.. Wijzigingen in bijvoorbeeld de organisatie van het fonds of in de omgeving die de risico’s van het fonds beïnvloeden worden in een periodieke evaluatie betrokken. Indien noodzakelijk, kan hierop direct actie worden ondernomen. In 2013 is de risico-analyse geupdated.
2.2
Opzet administratieve organisatie en interne controle
Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven, heeft het fonds een groot deel van de processen uitbesteed aan externe partijen. Er is grote zorg besteed aan de selectie van deze partijen en er wordt grote zorg besteed aan de periodieke monitoring van de partijen. Het fonds is immers in grote mate afhankelijk van het goed functioneren van deze partijen. Teneinde de verschillende interne en externe processen exact op elkaar af te stemmen en tevens ervoor te zorgen dat er sprake is van beheerste processen, heeft het fonds een AO/IC-handboek opgesteld. Dit is een beschrijving van de administratieve organisatie en de wijze waarop de interne controle plaatsvindt. In deze AO/ICbeschrijving is een systematische beschrijving opgenomen van de administratieve processen binnen het fonds en de interne controle. De AO/IC heeft als doel de processen binnen het fonds en het Pensioenbureau vast te leggen, zodat deze strikt nageleefd worden. Door deze vastlegging wordt tevens de continuïteit gewaarborgd bij wisseling van personeel op een van de sleutelposities. Verder wordt met deze vastlegging gewaarborgd dat het fonds voldoet aan de regelgeving. In het AO/IC-handboek worden de volgende deelprocessen beschreven: •
deelnemersadministratie
•
financiële administratie
•
risicoherverzekering
•
vermogensbeheer
•
uitkeringsproces
•
verslaglegging en verantwoording
•
communicatie met belanghebbenden
•
beleidsvormingsproces
10
Bij de beschrijving van de processen wordt het doel van het proces omschreven, de aandachtspunten worden benoemd en er wordt een nauwkeurige omschrijving van het proces en de bij het proces betrokken partijen gegeven. Tevens wordt een tijdlijn vastgesteld en worden de gehanteerde IT-systemen, documenten en rapportages benoemd. Een groot deel van de werkzaamheden heeft het fonds uitbesteed. Waar dat het geval is, verwijst de AO/IC-beschrijving naar de beschrijving van deze processen bij de partij aan wie deze zijn uitbesteed. In alle gevallen wordt aandacht besteed aan de aansluiting van de (externe) processen op elkaar en op die van het fonds en wie daarbij waarvoor verantwoordelijk is.
2.3
Waarborging integriteit
Het fonds hanteert een gedragscode die toeziet op en nader richting geeft aan de scheiding van persoonlijke belangen en de belangen van het fonds. De gedragscode is gebaseerd op de modelgedragscode van de Pensioenfederatie. De bestuursleden en alle direct bij het fonds betrokken personen hebben de gedragscode van het fonds ondertekend. Jaarlijks wordt door alle betrokken personen een verklaring van naleving ondertekend. De compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode. De integriteit van het fonds wordt daarnaast gewaarborgd door alleen samen te werken met gerenommeerde (financiële) instellingen die zelf een adequate gedragscode hanteren of de gedragscode van het fonds naleven.
2.4. Beheersing financiële risico’s Onderdeel van de risico-analyse is de beoordeling van de financiële risico’s. Daarin komt naar voren dat voor dit fonds het belangrijkste financiële risico het renterisico is. Dit is het risico dat het fonds loopt door het niet volledig matchen van de beleggingen met de verplichtingen van het fonds. Het jonge deelnemersbestand van het fonds leidt tot een lange duration van de verplichtingen en daardoor een aanzienlijk potentieel renterisico. Marktrisico en kredietrisico zijn andere belangrijke financiële risico’s. In het beleggingsbeleid van het fonds wordt hiermee expliciet rekening gehouden en zijn beheersingsmaatregelen opgesteld om elk van de risico’s tot het gewenste niveau terug te brengen. Wat de verzekeringstechnische risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid betreft is bewust gekozen voor een herverzekering op basis van een stop loss constructie. Om extreme schades op te kunnen vangen is daarbij een catastrofedekking opgenomen.
2.5
Beheersing uitbestedingsrisico
Het bestuur heeft de risico’s van de uitbesteding (van de pensioenadministratie, de financiële administratie, financiële verslaglegging en de risicoherverzekering), zorgvuldig in kaart gebracht en procedures gemaakt en maatregelen benoemd, die deze risico’s verminderen. De continuïteit van de uitbestede werkzaamheden wordt daarbij gewaarborgd door uitsluitend met professionele partijen in zee te gaan, waarbij de dienstverlening
11
nauwkeurig wordt omschreven in met elkaar overeengekomen service level agreements (SLA) en periodiek wordt getoetst aan de hand van deze SLA’s. De kwaliteit van de geleverde werkzaamheden wordt eveneens bewaakt aan de hand van periodieke SLA-rapportages. Verder door de ISAE 3402 rapportages van de externe partijen te monitoren. Verdere beperking van de operationele risico’s vindt plaats door hantering van een gedegen beschrijving (AO/IC-handboek) van alle processen van het fonds en wie daarbij waarvoor verantwoordelijk is. Door integrale invoering van het 4ogenprincipe wordt de kans op fouten en fraude zoveel mogelijk gereduceerd.
2.6
Managementinformatie
Maandelijks ontvangt het bestuur van zijn adviseurs het STIP dashboard. In het STIP dashboard wordt belangrijke stuurinformatie weergegeven voor het bestuur. De stuurinformatie toont onder andere omvang en samenstelling van de beleggingen en de ontwikkeling van de financiële positie (dekkingsgraad) van het fonds. Daarnaast ontvangt het bestuur periodiek SLA-rapportages van de externe partijen. Aan de hand daarvan is het bestuur in staat de kwaliteit van de uitvoering te beoordelen en waar nodig bij te sturen.
2.7
Beheersing financiële positie op de lange termijn
Het bestuur laat minimaal eens per 3 jaar een ALM-studie uitvoeren teneinde het gevoerde pensioen-, beleggings-, premie en toeslagenbeleid te evalueren en de invloed van verschillende economische scenario’s vast te stellen. Met de ALM-studie die in 2011 is uitgevoerd, is de validiteit en robuustheid van het financiële beleid voor het laatst getoetst. Aan de hand van de uitkomsten is het huidige, in hoofdstuk 7 geschetste beleidskader vastgesteld.
2.8
Financieel crisisplan
Het fonds heeft een financieel crisisplan opgesteld waarin is beschreven welke maatregelen het bestuur van het fonds effectief kan inzetten, indien in relatief korte tijd de dekkingsgraad van het fonds zich snel beweegt richting of onder kritische waarden, waardoor de realisering van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Tevens wordt het besluitvormingsproces rondom het nemen van deze maatregelen en de (externe) communicatie ervan beschreven. Het financieel crisisplan is opgenomen in bijlage III.
12
3 Aansluiting van werkgevers bij het fonds en deelnemerschap van hun werknemers 3.1
Aangesloten werkgevers
Het fonds voert de pensioenregelingen uit voor de werknemers van de aangesloten ondernemingen in Nederland. Dit zijn: • • •
IKEA Nederland B.V. Inter IKEA Systems B.V. IKEA Competence B.V.
Het bestuur van het fonds bepaalt de voorwaarden, waaronder andere ondernemingen dan de bovengenoemde bij het fonds aangesloten kunnen worden.
3.2
Verkrijging en beëindiging deelnemerschap
Alle werknemers van de aangesloten ondernemingen, welke voldoen aan de in de pensioenreglementen van het fonds beschreven criteria, zijn als deelnemer in het fonds opgenomen. Het deelnemerschap eindigt: • • • •
door het overlijden van de deelnemer; op de pensioeningangsdatum; door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum (ontslag), echter niet bij beëindiging van het dienstverband vanwege arbeidsongeschiktheid; op het moment dat de aangesloten onderneming, waarbij de betrokkene in dienst is, niet langer als aangesloten onderneming bij het fonds kan worden beschouwd als gevolg van beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst.
Ingeval van onbetaald verlof, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen ongewijzigd in stand. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de overige pensioenen, bepalen de werkgever en werknemer in overleg.
13
4
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
Het fonds heeft uitvoeringsovereenkomsten gesloten met de aangesloten ondernemingen. Deze gelden voor onbepaalde tijd. Opzegging van de overeenkomst is mogelijk per 31 december van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
4.1
Premiebijdrage
De hoogte van de door de werkgevers verschuldigde premie is gelijk aan de zuivere kostendekkende premie. Het fonds factureert de premie maandelijks aan de aangesloten ondernemingen middels een voorschotnota. Het maandelijks voorschot is gelijk aan het twaalfde deel van de geschatte jaarpremie. De geschatte jaarpremie is gelijk aan de in het begin van het jaar geschatte kostendekkende premie. Het maandelijks voorschot wordt berekend in februari, op basis van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde deelnemersbestanden per 31 december van het voorgaande jaar. Het voorschot wordt per 1 juli opnieuw berekend op basis van de mutaties die in de eerste helft van het jaar hebben plaatsgevonden. Achteraf wordt de kostendekkende premie voor iedere aangesloten onderneming exact berekend. Het verschil met de voorlopige premie wordt afgerekend met de betreffende aangesloten ondernemingen. De werknemersbijdrage bedraagt 25% van de totale geschatte jaarpremie, uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. De werknemersbijdrage is voor alle aangesloten ondernemingen een gelijk percentage.
4.2
Niet-nakoming premiebetaling
Over een premieachterstand is de werkgever jaarlijks interest verschuldigd; deze is gelijk aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Indien de werkgever een premieachterstand van 5% van de jaarpremie of meer heeft en de dekkingsgraad minder dan het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt, meldt het fonds de premieachterstand ieder kwartaal schriftelijk aan het verantwoordingsorgaan en de centrale ondernemingsraad.
4.3
Vermogenstekorten
Het fonds kan uitsluitend in uitzonderlijke situaties overgaan tot het verminderen van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit is nader beschreven in hoofdstuk 7. Voordat er tot vermindering van aanspraken en rechten wordt overgegaan, wordt de werkgever verzocht extra premie te voldoen om de vermindering te voorkomen.
4.4
Premiekorting en terugstorting van gelden
Er kan uitsluitend premiekorting worden verleend indien tevens wordt voldaan aan het in de Pensioenwet gestelde en het eigen vermogen 20 procentpunt uitstijgt boven het vereist eigen vermogen. Middelen kunnen uitsluitend worden teruggestort aan de werkgever indien alle toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn verleend en eventuele korting op de pensioenen in de afgelopen 10 jaar zijn gecompenseerd.
14
4.5
Betalingsvoorbehoud
De werkgever kan indien het bedrijfsbelang dit noodzakelijk acht, de betaling van het werkgeversdeel van de premie staken of verminderen. De uitvoeringsovereenkomst wordt dan tijdelijk aangepast; de door het fonds toe te kennen aanspraken worden verminderd.
4.6
Opstellen en wijzigen pensioenreglement
De werkgever informeert het fonds binnen twee weken schriftelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst zoals die tussen werkgever en werknemersvertegenwoordiging is overeengekomen. Het fonds draagt zorg - binnen drie maanden na het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst - voor een gewijzigd pensioenreglement. Voorts kan het fonds het reglement wijzigen om het in overeenstemming te brengen met gewijzigde wet- en regelgeving.
4.7
Verstrekking startbrief door het fonds
Het fonds draagt zorg voor het verstrekken van een startbrief aan door de werkgever aangemelde nieuwe deelnemers.
15
5
Hoofdlijnen van de pensioenregelingen
Voor alle aangesloten werkgevers zijn dezelfde pensioenregelingen van toepassing. Er zijn in 2014 nog vier pensioenregelingen met actieve deelnemers van toepassing binnen het fonds, waarvan de inhoud is vastgelegd in vier separate pensioenreglementen. Vanaf oktober 2014 vindt er alleen nog pensioenopbouw plaats in de basisregeling. Welk pensioenreglement geldt voor welke deelnemers is zichtbaar in onderstaande opstelling: Groep
Medewerkers
Pioniers
Deelnemers geboren voor 1-1-1950 en in dienst voor 1-1-2006
Deelnemers geboren op of na 1-1-1950
Basisregeling inclusief prepensioen
Basisregeling
Pioniersregeling inclusief prepensioen
Pioniersregeling
De twee pioniersregelingen zijn gelijk aan de basisregeling voor de groep geboren voor 1 januari 1950 (en in dienst op 1 januari 2006), met uitzondering van de hoogte van de franchise, de opbouwpercentages en de deelnemersbijdrage. Onderstaand overzicht geeft de belangrijkste kenmerken van de basis regeling weer. Karakter van de regeling De pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet. Pensioensysteem Voorwaardelijk geïndexeerd middelloon Pensioengevend salaris De som van de maandsalarissen (of vervangende uitkeringen) in een kalenderjaar vermeerderd met de uitbetaalde vakantietoeslag, de uitbetaalde dertiende maand, de uitbetaalde vakantiedagen, de uitbetaalde flexuren inclusief flexurentoeslag. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd tot € 193.155 (2014) en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van het indexcijfer voor CAO-lonen.
16
Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt voor elke deelnemer op jaarbasis (achteraf) vastgesteld. Franchise De franchise bedraagt € 12.358 (2014). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkelingen van de Algemene Ouderdomswet (AOW) waarbij de ontwikkeling van de AOW voor een samenwonende als uitgangspunt wordt genomen. Pensioendatum De eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Pensioensoorten De deelnemer heeft aanspraak op: -
levenslang ouderdomspensioen;
-
WIA-excedentpensioen;
-
levenslang partnerpensioen;
-
wezenpensioen;
-
Anw-hiaatpensioen.
Ouderdomspensioen De opbouw is op jaarbasis gelijk aan 2,0 procent van de pensioengrondslag in dat kalenderjaar. Hiervan wordt een twaalfde deel per maand opgebouwd waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. WIA-excedentpensioen Het WIA-excedentpensioen bij gehele arbeidsongeschiktheid is gelijk aan 70% van dat gedeelte van het pensioengevend salaris dat uitgaat boven SV-grens (2014 € 51.414). Levenslang partnerpensioen Uitgangspunt is een opbouw van 70% van het te bereiken ouderdomspensioen. In verband met de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 zijn de opgebouwde aanspraken per 1 januari 2014 herberekend. Als gevolg hiervan is het levenslange partnerpensioen voor degene die reeds op 31 december 2013 deelnemer waren aan de basisregeling niet exact gelijk aan 70% van het te bereiken ouderdomspensioen, omdat uitsluitend het ouderdomspensioen in de herberekening is meegenomen.
17
Wezenpensioen 14% van het te bereiken pensioenleeftijd hiervoor)
ouderdomspensioen
(zie
ook
opmerking
verhoging
ANW-hiaat pensioen Het jaarlijkse Anw-hiaatpensioen bedraagt € 8.292,48 (2014)en wordt jaarlijks op 1 januari herzien aan de hand van de ontwikkeling van de wettelijke Anw-uitkeringen. Voorwaardelijke toeslagverlening Het bestuur besluit elk jaar of, en in hoeverre, toeslagen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen worden verleend gelet op de financiële positie van het fonds en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Het toeslagenbeleid wordt verder toegelicht in hoofdstuk 7.6. Deelnemersbijdrage De deelnemer betaalt een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de pensioenregeling. De som van alle deelnemersbijdragen bedraagt 25% van in het begin van het jaar geschatte kostendekkende premie.
18
6
Herverzekerde risico’s
Sinds 1 januari 2011 houdt het fonds grotendeels de sterfte- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s in eigen beheer. Het aantal deelnemers bij het fonds is relatief groot waardoor de risico’s gespreid zijn. Het deel van de risico’s die het fonds niet wenst te lopen, is herverzekerd. Hiervoor is een contract afgesloten met Zwitserleven. Het herverzekeringscontract heeft een duur van 5 jaar en loopt af per 31 december 2015. Er is gekozen voor een stoplossdekking, waarbij de verwachte jaarschade in eigen beheer wordt gehouden. Indien na afloop van de contractperiode van het herverzekeringscontract blijkt dat de totale schade over de 5jaarsperiode meer is dan 5 keer de verwachte jaarschade, keert Zwitserleven het meerdere uit aan het fonds. Het eigen behoud, het deel van de risico’s dat het fonds zelf draagt, is dus gesteld op 100% van de som van de risicopremie indien sprake zou zijn van volledige herverzekering. Zwitserleven keert maximaal 6 keer de verwachte jaarschade uit. Het concentratierisico van het fonds is ook afgedekt door herverzekering. Dit is het financiële risico dat het fonds loopt vanwege concentratie (op het gebied van sterfte en arbeidsongeschiktheid) door het optreden van een bijzondere gebeurtenis. De verzekering met Zwitserleven kent daarvoor een catastrofedekking. In geval van een catastrofe keert Zwitserleven maximaal € 50 miljoen uit aan schadevergoeding. Dit maximumbedrag geldt per gebeurtenis per jaar.
19
7
Financiële opzet
7.1
De balans
De balans van het fonds ziet er vereenvoudigd als volgt uit: Activa
Passiva
Beleggingen
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) Reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve
Vorderingen en overlopende activa Overige activa
Overige schulden en overlopende passiva
Totaal activa
Totaal passiva
Onderstaand zijn de balansposten, die in het kader van de financiële opzet van belang zijn, nader toegelicht.
7.1.1 Beleggingen De beleggingen bestaan uit vastrentende waarden (staatsobligaties, bedrijfsobligaties, Asset Backed Securities, High Yield obligaties, Emerging Market Debt en Strategic Liability Matching) en zakelijke waarden (aandelen). Alle beleggingen bestaan uit participaties in bestaande beleggingsfondsen van de vermogensbeheerder (AEGON Investment Management en haar dochter TKP Investments). Alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde.
7.1.2 Technische voorzieningen De technische voorzieningen bestaat uit de Voorziening pensioenverplichtingen (VPV). De VPV wordt gewaardeerd op actuele waarde. De VPV is gelijk aan de actuariële contante waarde van de op de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken. De opgebouwde pensioenaanspraken zijn de tijdsevenredige aanspraken conform de pensioenreglementen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de vaststelling gebaseerd op de in het vooruitzicht gestelde pensioenen op de pensioendatum. De opgebouwde pensioenaanspraken zijn voor alle verzekerden inclusief de tot de balansdatum toegekende toeslagen in het verleden. De grondslagen die worden gehanteerd bij de berekening van de actuariële contante waarde van de technische voorzieningen zijn te vinden in bijlage I.
20
7.1.3 Reserves De reserves bestaan uit het stichtingskapitaal en de algemene reserve. De algemene reserve is het vrije vermogen van het fonds. Jaarlijks wordt het volledige resultaat van het boekjaar ten gunste geboekt respectievelijk ten laste gebracht van de algemene reserve.
7.2
Vermogenspositie
De graadmeter voor de beoordeling van de vermogenspositie van het fonds is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad (DG) wordt als volgt vastgesteld: DG = (totaal activa -/- overige schulden en overlopende passiva) * 100% technische voorzieningen . Op basis van het financieel toetsingskader (FTK) is de DG de basis om vast te stellen of er sprake is van een dekkingstekort en/of een reservetekort. Er is sprake van: -
een dekkingstekort, wanneer de DG lager is dan 100% + het vastgestelde percentage van het minimaal vereist eigen vermogen een reservetekort, wanneer de DG lager is dan 100% + het vastgestelde percentage van het vereist eigen vermogen
Voor het financiële beleidskader dat in artikel 7.3 en verder is uitgewerkt wordt de beleidsdekkingsgraad (beleids-DG) vastgesteld. Deze wordt op dezelfde wijze als de DG vastgesteld, waarbij de technische voorzieningen zijn berekend op basis van de feitelijke marktrente (dus zonder UFR en middeling in de tijd). Besluiten op basis van het beleidskader worden getoetst op wettelijke voorschriften, waarbij de DG leidend is.
7.2.1 Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV), zoals bedoeld in artikel 131 PW, wordt door het fonds vastgesteld conform de rekenregels vastgelegd in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. van de VPV. Het bestuur toetst periodiek de hoogte van het MVEV conform de rekenregels van het FTK. Met MVEV% wordt het percentage van de MVEV ten opzichte van de VPV bedoeld.
7.2.2 Vereist eigen vermogen (VEV) Het fonds stelt het VEV, zoals bedoeld in artikel 132 PW, conform het standaardmodel van het FTK vast. Het VEV op basis van het standaardmodel wordt vastgesteld met de zogenaamde S-wortelformule en is als volgt: VEV = De vermelde factoren S1 tot en met S6 zijn de risicofactoren van het fonds. S1 S2 S3 S4
= = = =
renterisico aandelen- en vastgoedrisico valutarisico grondstoffenrisico
21
S5 = S6 = • =
kredietrisico verzekeringstechnische risico correlatie van 0,5 tussen S1 en S2
Uit de formule blijkt dat er een verband wordt verondersteld tussen het renterisico (S1) en het zakelijke waarden risico (S2). Daarnaast zijn in het FTK ook de risicofactoren liquiditeitsrisico (S7), concentratierisico (S8) en operationeel risico (S9) gedefinieerd. Deze risicofactoren zijn momenteel op nul gesteld. Met VEV% wordt het percentage van het VEV ten opzichte van de VPV bedoeld.
7.3
Financieel beleidskader
Het bestuur heeft een financieel beleidskader geformuleerd. Onderstaand kader geeft een integraal beeld van de ter beschikking staande instrumenten voor het bestuur en hun onderlinge samenhang. Er is daarbij een directe relatie met de beleids-DG van het fonds.
22
Beleidskader Niveau van de dekkingsgraad
Pensioenbeleid
Premiebeleid
Toeslagbeleid
Korten van rechten
Doorsneepremie + eventueel herstelpremie en/of aanvullingen
Toeslag 0%
100% + MVEV%
Beleggingsbeleid
----Doorsneepremie+ eventueel herstelpremie
100% + MVEV% + 5%
Inhaal van in verleden gekorte rechten
Gedeeltelijke toeslag (0% - 100%)
100% + VEV%
l.t. risicobudget 10,5%
Doorsneepremie en eventueel restitutie aanvullingen Toeslag 100% + eventueel inhaaltoeslag
100% + VEV% + 20%
Premiekorting (0% - 100%) 200%
Premierestitutie
Verbetering toeslag
Het bestuur stelt dat er met dit beleidskader sprake is van een evenwichtig en integraal financieel beleid. Niettemin heeft het bestuur, bijvoorbeeld ingeval van ingrijpende economische omstandigheden, het recht om gemotiveerd af te wijken van het beleidskader. Voorts bestaat de mogelijkheid te anticiperen op de toekomstige ontwikkeling van de financiële positie. Het bestuur realiseert zich namelijk dat de (beleids-)DG voortdurend aan fluctuaties onderhevig is, waardoor een rigide toepassing van de (beleids-)DG-grenzen op te nemen beslissingen niet gewenst is. In de volgende paragrafen wordt een nadere toelichting van het beleidskader gegeven. Ten aanzien van de situatie dat de dekkingsgraad zich boven de 200% begeeft geldt dat het bestuur van het fonds zich zal beraden of en op welke wijze er sprake kan zijn van:
23
• • •
een verbeterde toeslagverlening; premierestitutie; een verbetering van de pensioenrechten en pensioenaanspraken van alle verzekerden.
Het bestuur zal in dat geval een (financiële) onderbouwing dienen te geven, waarbij duidelijk is dat gedurende een langere periode de dekkingsgraad boven de 200% blijft. Dit dient te worden aangetoond met goed onderbouwde financiële analyses.
7.4
Pensioenbeleid
Het pensioenbeleid wordt bepaald door de aangesloten ondernemingen met hun werknemers(vertegenwoordigers) en is vastgelegd in de pensioenovereenkomsten. Het fonds is uitvoerder van de pensioenovereenkomsten. Een aangesloten onderneming informeert het fonds schriftelijk binnen twee weken over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst, zoals die tussen onderneming en zijn werknemers is overeengekomen. De onderneming houdt er rekening mee dat het bestuur van het fonds een besluit dient te nemen over de uitvoerbaarheid en een adequate financiering van de gewijzigde pensioenovereenkomst. Korten van rechten Indien het fonds in een situatie van dekkingstekort terecht komt, stelt het bestuur een kortetermijnherstelplan op. Het bestuur treedt in overleg met de aangesloten ondernemingen om de mogelijkheden van aanvullende financiering te bespreken, waardoor het ontstane dekkingstekort tijdig kan worden weggenomen. Wanneer er drie jaar na het ontstaan van een dekkingstekort nog steeds een dekkingstekort bestaat, dan zullen de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van alle verzekerden met een zodanig percentage worden verlaagd, dat daarmee het dekkingstekort onmiddellijk wordt weggenomen. Inhaal van gekorte rechten Bij een DG boven de 110% is het mogelijk om in het verleden gekorte rechten te herstellen. Dit herstel heeft prioriteit boven enige vorm van toeslagverlening dan wel verminderde premies.
7.5
Premiebeleid
De aangesloten ondernemingen en haar werknemers zorgen voor de financiering van de pensioenopbouw van de deelnemers door middel van betaling van premies aan het fonds.. De premie wordt per aangesloten onderneming vastgesteld. Werkgevers en werknemer komen zelf een werknemersbijdrage overeen. Het werknemersdeel is gelijk aan een percentage van de pensioengrondslag. Iedere aangesloten onderneming houdt het werknemersdeel in op het salaris van de werknemers en betaalt de totale premie aan het fonds.
24
Premiehoogte Voor iedere aangesloten onderneming wordt jaarlijks een kostendekkende premie berekend. De kostendekkende premie omvat: -
de actuarieel benodigde premie voor de reguliere pensioenopbouw en de risicopremies voor de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s de opslag die in het fonds nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen een opslag ter dekking van uitvoeringskosten van het fonds.
Herstelpremies Indien het fonds in een situatie van reservetekort terechtkomt, stelt het bestuur een langetermijnherstelplan op. Wanneer het bestuur meent dat, naast de reguliere kostendekkende premies, herstelpremies voor het gewenste herstel noodzakelijk zijn, zal het bestuur van het fonds in overleg treden met de aangesloten ondernemingen om vast te stellen of herstelpremies mogelijk zijn, waardoor het reservetekort binnen 15 jaar na het ontstaan ervan kan worden weggenomen. Aanvullingen Indien het fonds in een situatie van dekkingstekort terechtkomt, stelt het bestuur een kortetermijnherstelplan op. Wanneer het bestuur meent dat, naast de reguliere kostendekkende premies en eventuele herstelpremies, aanvullende betalingen voor het gewenste herstel noodzakelijk zijn, zal het bestuur van het fonds in overleg treden met de aangesloten ondernemingen om de mogelijkheden van aanvullende financiering te bespreken, waardoor het dekkingstekort binnen de wettelijke termijn kan worden weggenomen. Hierbij hebben de aangesloten ondernemingen een inspanningsverplichting om te voorkomen dat er sprake zal zijn van het korten op de pensioenaanspraken en -rechten. Restitutie aanvullingen Indien er sprake is van aanvullingen (extra betalingen) door de aangesloten ondernemingen als onderdeel van een herstelplan en het fonds bevindt zich niet meer in de situatie van een reservetekort, komen de aangesloten ondernemingen in aanmerking voor een restitutie van de aanvullingen. Rekening houdend met een evenwichtige belangenafweging, zal in overleg met de aangesloten ondernemingen, worden bepaald in welk tempo er sprake zal zijn van terugbetalingen, behalve indien al in de uitvoeringsovereenkomst bij het geven van een extra éénmalige betaling is vastgelegd hoe de terugbetaling zal plaatsvinden. Premiekorting Het fonds kan uitsluitend premiekorting aan de aangesloten ondernemingen verlenen, indien: -
de technische voorzieningen toereikend zijn vastgesteld, deze voorzieningen volledig door waarden worden gedekt én niet toegekende toeslagen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten in het verleden volledig zijn gecompenseerd (inhaaltoeslagen) én er consistentie blijft bestaan tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van de voorwaardelijke toeslagen én de DG zich boven een niveau van 100% + VEV% + 20% bevindt.
25
Premierestitutie Het fonds kan uitsluitend middelen terugstorten aan de werkgever indien aan de voorwaarden voor premiekorting is voldaan, en tevens: - kortingen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten die zijn toegepast in het verleden volledig zijn gecompenseerd én - de voorwaardelijke toeslagen kunnen worden verleend overeenkomstig de artikelen 95 en 137 van de Pensioenwet én - de DG zich boven een niveau van 200% bevindt.
7.6
Toeslagenbeleid
De toeslagverlening is vastgelegd in het pensioenreglement en is voorwaardelijk (toeslagcategorie D1 van de toeslagenmatrix). Er bestaat geen recht op toeslagen en het bestuur besluit of een toeslag tot de mogelijkheden behoort. De ambitie van het bestuur is om de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers te verhogen met een door het Centraal bureau voor de Statistiek gepubliceerde index CAO-lonen (meetperiode oktober-oktober) en de pensioenen van de slapers en gepensioneerden met een door het Centraal bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer (meetperiode oktober-oktober). De toeslagen worden gefinancierd uit de algemene reserve van het fonds. In de pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten worden de volgende voorwaardelijkheidsverklaringen opgenomen: Actieve deelnemers “Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het indexcijfer voor CAO-lonen van oktober tot oktober. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.” Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden “Op de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en op de pensioenrechten wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal het consumentenprijsindexcijfer afgeleid (met afgeleid wordt bedoeld dat de index is geschoond voor de invloeden van belasting- en accijnseffecten) over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van dit consumentenprijsindexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze toeslagen zullen echter nooit meer bedragen dan de toeslag voor deelnemers. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.” Bij de feitelijke beoordeling en vaststelling van een eventuele toeslag hanteert het bestuur de volgende criteria:
26
-
de hoogte van de beleids-DG, rekening houdend met het in artikel 7.3 weergegeven beleidskader én de verwachtingen voor het dan volgende jaar ten aanzien van de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds
Inhaaltoeslagen Inhaaltoeslagen zijn onderdeel van het toeslagenbeleid. Het bestuur registreert de in het verleden niet, dan wel gedeeltelijk verleende toeslagen op de pensioenen van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De richtlijnen voor inhaaltoeslagen zijn als volgt: - Inhaaltoeslagen kunnen alleen worden verstrekt als in het betreffende jaar door het bestuur eerst tot volledige reguliere toeslagverlening is besloten. - Wanneer er in enig jaar geen (volledige) reguliere toeslag is verleend, wordt het inhaalpercentage van dat jaar vastgesteld als het gemiddelde van het niet verleende deel van de vastgestelde volledige toeslag van deelnemers (loonindex) en overige verzekerden (prijsindex). - Voor het registreren van meerdere nog te verlenen toeslagen in de toekomst, wordt een inhaaltoeslagenstaffel bijgehouden. Deze staffel betekent het registreren van de hoogte van de nog in te halen toeslagen, waarbij rekening wordt gehouden met het jaar van ontstaan en de cumulatie van de toeslagen. - Bij gedeeltelijke verlening van een inhaaltoeslag wordt aan de hand van de inhaaltoeslagenstaffel een gedeelte van de inhaaltoeslag toegekend. Daarbij is het uitgangspunt dat gemiste toeslagen die het verst in het verleden liggen als eerste worden ingehaald. Er kan alleen sprake zijn van inhaaltoeslagverlening als de DG zich boven een niveau van 100% + VEV% bevindt. - Het verlenen van inhaaltoeslagen heeft alleen betrekking op toekomstige betalingen en vindt niet met terugwerkende kracht plaats, er vinden dus geen nabetalingen plaats.
7.7
Beleggingsbeleid
Algemeen Hoofddoel van het beleggingsbeleid is het, binnen aanvaardbare risicogrenzen, leveren van een optimale bijdrage aan het veiligstellen van de pensioenaanspraken van de verzekerden. Er wordt geprobeerd risico’s zo goed mogelijk te beheersen en voldoende rendement te behalen om aan de pensioenverplichtingen te voldoen. Algemeen beleggingsbeleid Het strategische beleggingsbeleid wordt door het bestuur vastgesteld en beschrijft de verdeling van de beleggingsportefeuille over de verschillende beleggingscategorieën en de mate van renteafdekking. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen het verwachte rendement en het risico van de beleggingen. Met de verplichtingenstructuur van het fonds en de daarmee samenhangende risico’s wordt expliciet rekening gehouden. Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid en de concrete invulling van richtlijnen maakt het bestuur mede gebruik van een ‘Asset Liability Management’-analyse (ALM-
27
studie). Deze wordt eens per drie jaar uitgevoerd of zoveel eerder als het bestuur dit nodig acht. De beleggingsstrategie wordt ieder jaar geëvalueerd. Jaarlijks wordt aan het einde van het jaar een beleggingsplan opgesteld voor het komende jaar. Daarin kan onder andere rekening worden gehouden met de resultaten van de genoemde evaluatie. Beleidskader Met behulp van de laatst uitgevoerde ALM-studie zijn de volgende beleidsuitgangspunten opgesteld. In het financieel beleidskader (paragraaf 7.3) is te zien dat het lange termijn risicobudget op basis van de meest recente ALM van het fonds is bepaald op 10,5%. Uit de ALM (die is gebaseerd op het huidige FTK-kader) is naar voren gekomen dat dit risicobudget op verschillende manieren verder kan worden ingevuld, zoals: de huidige strategische asset-allocatie van 30% aandelen en 70% vastrentende waarden in combinatie met een strategische afdekking van 55% het renterisico op de verplichtingen op basis van marktrente; de (naar de toekomst toe meer optimale) strategische asset-allocatie van 40% zakelijke waarden en 60% vastrentende waarden in combinatie met 80% afdekking van het renterisico op de verplichtingen. De huidige beleggingsstrategie (met ingang van 1 oktober 2014) samenvatten. Strategie Beleggingscategorie Liquiditeiten Vastrentende waarden Aandelen
Strategische Norm % 0 70 30
laat zich als volgt
Bandbreedte % 0-5 60 - 80 20 – 40
Alle beleggingen worden steeds op actuele waarde gewaardeerd. Er zal prudent worden belegd, de beleggingsportefeuille zal goed gespreid zijn. Renterisico Voor wat betreft de vastrentende portefeuille wordt het renterisico van het fonds beheersd doordat een belang is opgebouwd in het Strategic Liability Matching Fonds vanAegon. Aegon heeft voor al zijn klanten het Long Duration Overlay fonds vervangen door het Strategic Liability Matching fonds. Dit beleggingsfonds is een zogenaamde overlaystructuur met als doel (een deel van) het beoogde renterisicoprofiel van de totale vastrentende waarden portefeuille in overeenstemming te brengen met het renterisicoprofiel van de verplichtingen. Het fonds heeft bepaald dat het renterisico van de verplichtingen strategisch voor 55% wordt afgedekt (minimum 50%, maximum 60%). Het rente-afdekkingspercentage wordt op maandbasis berekend en in de dashboard van het fonds opgenomen en aan het bestuur verstrekt. Het bestuur bepaalt (op advies van de beleggingsadviescommissie) of aanpassing van het afdekkingspercentage gewenst is.
28
Kredietrisico Wat betreft kredietrisico geldt het volgende. Tenminste 47% van de uitzettingen in de sfeer van de vastrentende waarden dient in staatsobligaties en renteafdekking plaats te vinden. Beleggingen in ‘investment grade credits’ (met een minimale rating van BBB) zijn voor maximaal 31% van de portefeuille vastrentende waarden toegestaan via een participatie in het AEAM European Credit Fonds. Dit beleggingsfonds belegt in een groot aantal verschillende debiteuren, waardoor het belang van het fonds in een individuele debiteur gering is. Beleggingen in ‘asset back securities’ zijn voor maximaal 18% van de portefeuille vastrentende waarden toegestaan via participatie in het AEAM ABS Fund. Beleggingen in ‘High yields’ respectievelijk ‘Emerging markets debt’ zijn ieder voor maximaal 3% van de portefeuille vastrentende waarden toegestaan. Valutarisico Voor aandelen geldt dat per ingang van 1 november 2014 dat USD, JPY en GBP zullen worden afgedekt, andere valuta’s worden niet afgedekt. Voor vastrentende waarden geldt dat valutarisico (zover aanwezig) in principe standaard binnen ieder fonds worden afgedekt. De maximale exposure naar een valuta is steeds gekoppeld aan de omvang van de onderliggende beleggingscategorie. Valuta’s vormen geen afzonderlijke beleggingscategorie. Tactische ruimte De huidige vermogensbeheerder heeft tactische beheerruimte waarbinnen hij dient te opereren. De toegestane bandbreedtes zijn in het mandaatformulier met de vermogensbeheerder vastgelegd. Jaarlijks beleggingsplan In het jaarlijks door het bestuur op te stellen beleggingsplan worden nadere afbakeningen binnen de grenzen van het bepaalde risicobudget vastgesteld. Daarbij wordt aandacht besteed aan: •
De gewenste mate van renteafdekking en een bandbreedte ten aanzien van de renteafdekking;
•
Een bandbreedte ten aanzien van de twee hoofdcategorieën;
•
Toegestane en niet toegestane type beleggingen binnen de beleggingscategorieën. Een nadere uitsplitsing naar beleggingen binnen de twee hoofdcategorieën met bijbehorende bandbreedtes. Tevens worden de benchmarks gedefinieerd;
•
De mate van beperking van het valutarisico;
Het beleggingsplan wordt met de vermogensbeheerder(s) besproken. Na definitieve vaststelling van het beleggingsplan wordt deze mede verstrekt aan de vermogensbeheerder in de vorm van een beleggingsmandaat.
29
Resultaatsevaluatie De beleggingsadviescommissie wordt maandelijks geïnformeerd over de ontwikkeling van de beleggingen. De rapportages zijn afkomstig van de vermogensbeheerder. De rapportages bevatten portefeuillestanden op het niveau van beleggingscategorieën en subcategorieën. Tevens worden voor deze categorieën de behaalde (sub)rendementen ten opzichte van de relevante (sub)benchmark gerapporteerd. Het bestuur ontvangt op maandbasis het zogenaamde dashboard. Ook hierin wordt inzage gegeven in de waardering en verdeling van de beleggingen per maandultimo. Op kwartaalbasis vindt een uitgebreidere verantwoording door de beheerder(s) plaats. Er wordt voor een inhoudelijke beoordeling van de prestaties van de vermogensbeheerder(s) gebruik gemaakt van de kwartaalrapportages van de beheerder(s). Het fonds heeft een verklaring inzake de beleggingsbeginselen opgesteld, welke als bijlage II is opgenomen. Gebruik derivaten Derivaten dienen door de vermogensbeheerder terughoudend te worden gebruikt en met name bij de afdekking van renterisico’s (in het SLM-fonds) en valutarisico’s. Securities lending Het pensioenfonds is geen voorstander van securities lending en heeft dat ook uitgesproken naar Aegon. Met betrekking tot de beleggingsfondsen van Aegon heeft Aegon echter de mogelijkheid om te besluiten om wel of niet aan securities lending te doen. Securities lending geschiedt momenteel op relatief beperkte wijze. De wijze waarop Aegon dit vorm geeft (met name hoe het risico’s hieromtrent beperkt) wordt op jaarbasis tijdens een BAC-vergadering besproken. Ultimo 2012 heeft de accountant ook extra aandacht aan dit onderwerp besteed op verzoek van het bestuur van het pensioenfonds. In de rapportages van de beleggingsfondsen geeft Aegon meer inzage in de mate van securities lending en de opbrengsten. ESG (Verantwoord Beleggen) Het pensioenfonds heeft een aantal ESG reglementen waaraan het zich committeert. Clustermunitie Vanaf 1 januari 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. De handhaving van het verbod heeft plaats vanaf 1 april 2013. Vanaf die datum wordt een ‘redelijke’ termijn in acht genomen waarbinnen die financiële instrumenten, leningen of niet vrij verhandelbare deelnemingen van de hand gedaan of beëindigd dienen te zijn. Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast. Het pensioenfonds zal erop toezien dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe zal de periodieke lijst door het pensioenfonds gedeeld worden met haar vermogensbeheerder, vergezeld van het verbod om in de betreffende
30
ondernemingen te beleggen. De vermogensbeheerder heeft het pensioenfonds bevestigd dat het zich houdt aan dit verbod. Aegon Nederland heeft verder een Beleid Verantwoord Beleggen geformuleerd, dit is terug te vinden op haar website en gaat verder dan de Uitsluitingenlijst die het heeft opgesteld. Beleggen in eigen onderneming De moedermaatschappij IKEA is niet een beursgenoteerd bedrijf en heeft niet vrij verhandelbare aandelen. Stichting IKEA Pensioenfonds heeft geen belang in Ikea, waardoor Stichting Pensioenfonds Ikea blijft voldoen aan de wettelijke eis dat het belegd vermogen in IKEA beperkt zal blijven tot maximaal 5% van de waarde van de totale beleggingsportefeuille.
31
8
Financiële sturingsmiddelen
Het pensioenfondsbestuur heeft een aantal middelen tot haar beschikking om de financiële positie van het fonds te beïnvloeden. Deze sturingsmiddelen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.
8.1
Kenmerken van het pensioenfonds
Het fonds houdt de pensioenverplichtingen in eigen beheer. Er is wel sprake van enige mate van herverzekering van de overlijdensrisico’s en de arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Het fonds voert vier pensioenregelingen uit waarin nog actieve opbouw plaatsvindt. De inhoud van deze pensioenregelingen zijn beschreven in hoofdstuk 5. De premiestelling is gebaseerd op de betaling van de zuivere kostendekkende premie. De toeslagen voor alle verzekerden van het fonds zijn voorwaardelijk en worden gefinancierd uit het overrendement van het fonds. Voor actieve deelnemers geldt een streven naar een toeslagverlening afgeleid van de loonontwikkeling. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geldt een streven naar een toeslagverlening afgeleid van de prijsindex. Er is één integraal beleggingsbeleid voor het gehele fonds. De huidige situatie (2014) laat zich als volgt kenmerken: • het pensioenfonds is een relatief jong pensioenfonds, waarbij de VPV gerelateerd aan de deelnemers gelijk is aan ongeveer 62% van de totale VPV; • het aantal pensioengerechtigden is beperkt (ongeveer 150), de VPV gerelateerd aan ingegane pensioenen bedraagt ongeveer 6,5%. • de premiestroom bedraagt in 2013 ongeveer 13,5% van de voorziening pensioenverplichtingen, dit percentage zal weliswaar in de komende jaren afnemen, maar het premievolume blijft relatief hoog. • de gemiddelde looptijd van de verplichtingen (duration) bedraagt ca. 30 jaar. Deze relatief lange duration zal de komende jaren licht gaan afnemen, maar blijft de komende jaren lang.
8.2
Premiebeleid
Het premiebeleid is vastgesteld voor een onbepaalde periode. Het beleid kan door het bestuur worden gewijzigd, indien daar gemotiveerde argumenten voor zijn. Hierbij kan worden gedacht aan gewijzigde wet- of regelgeving dan wel gewijzigde omstandigheden waardoor een wijziging nodig is om een evenwichtig financieel beleid te behouden. Een aangesloten onderneming zou het bestuur van het fonds om een wijziging van het premiebeleid kunnen verzoeken. Dit verzoek zal dan worden behandeld in het bestuur. Omdat het fonds nog relatief jong is, is premie een goed sturingsmiddel. Daarmee wordt bedoeld dat een relatief geringe premieverhoging een groot positief effect kan hebben op de financiële positie van het fonds. Indien er zich een situatie voordoet, waarbij het fonds een herstelplan op dient te stellen, zal het premiestuur, in overleg met de
32
aangesloten ondernemingen, kunnen worden ingezet om tijdig uit de tekortsituatie te komen. Indien het bedrijfsbelang van de aangesloten ondernemingen dit noodzakelijk acht, kunnen zij de betaling van het werkgeversdeel van de premie staken of verminderen. De uitvoeringsovereenkomst wordt dan tijdelijk aangepast. De door het fonds toe te kennen aanspraken worden verminderd.
8.3
Beleggingsbeleid
Het pensioenfondsbestuur heeft de mogelijkheid om het geformuleerde (strategische) beleggingsbeleid aan te passen. Aanpassingen kunnen leiden tot het nemen van meer of minder risico, afhankelijk van de gewenste doelstellingen van de aanpassingen. Daarmee is een indirecte sturing van de financiële positie op termijn realiseerbaar.
8.4
Toeslagenbeleid
De aanspraken van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden worden voorwaardelijk verhoogd met loon- resp. prijsinflatie. Voor de hoogte van de toe te kennen toeslagverlening is een beleidskader vastgesteld (paragraaf 7.3). Het definitieve besluit omtrent toeslagverlening ligt volledig bij het pensioenfondsbestuur. Omdat het bestuur de mogelijkheid heeft om de hoogte van de toeslag te bepalen, wordt zij niet gedwongen om een besluit te nemen dat de financiële positie negatief beïnvloedt.
8.5
Aanpassing van de pensioenaanspraken
Het fonds kan de pensioenregeling(en) voor de toekomstige op te bouwen pensioenaanspraken beperken of beëindigen, indien de oudedags-, partner-, en/of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidswege zodanig ingrijpend worden gewijzigd, dat een herziening van de pensioenregeling(en) noodzakelijk is. Het bestuur van het fonds treedt alsdan in overleg met de aangesloten ondernemingen om vast te stellen welke maatregelen genomen zullen en kunnen worden. De aangesloten ondernemingen zullen in geval van een noodzakelijke aanpassing van de pensioenregeling(en) met zijn werknemersvertegenwoordigers in overleg treden om tot een gewijzigde pensioenovereenkomst te komen. Volgens het beleidskader kan er sprake zijn van het korten van opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken bij een voortdurende situatie van dekkingstekort. Het fonds kan uitsluitend in uitzonderlijke situaties overgaan tot het verminderen van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit is alleen mogelijk indien de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt en indien het fonds niet in staat is om binnen redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en indien alle overige sturingsmiddelen (met uitzondering van het beleggingsbeleid) zijn ingezet om binnen een jaar weer te beschikken over het minimaal vereist eigen vermogen. Het korten van rechten kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand nadat de werkgever, de deelnemers, de gewezen deelnemers, ex-partners, de pensioengerechtigden en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd.
33
9
Ondertekening
De ABTN is onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgesteld en vastgesteld. Wijzigingen van de ABTN worden in een bestuursvergadering vastgesteld door een bestuursbesluit. Elke wijziging van de ABTN wordt voorgelegd aan De Nederlandsche Bank. Deze ABTN is vastgesteld door het bestuur van het fonds in de bestuursvergadering van 26 januari 2015.
34
Bijlage I
Actuariële grondslagen en methoden
De berekeningen van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en van de kostendekkende premies (KDP) op marktwaarde, zijn gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Sterfte Mannen. Prognosetafel AG 2014 mannen (startkolom 2015 per 31 december 2014). Jaarlijks wordt de startkolom één jaar opgeschoven. Vrouwen. AG Prognosetafel AG 2014 vrouwen (startkolom 2015 per 31 december 2014). Jaarlijks wordt de startkolom één jaar opgeschoven. Kinderen. Sterftekansen worden voor ingegaan wezenpensioen niet gehanteerd. De sterftekansen worden gecorrigeerd voor het verschil tussen de gehele Nederlandse bevolking en de pensioenfondspopulatie door deze te vermenigvuldigen met correctiefactoren volgens de ervaringssterftetabel ES-P1, gepubliceerd door het Verbond van Verzekeraars. Rekenrente De rentefactoren voor het actuarieel contant maken worden ontleend aan de op de berekeningsdatum geldende, officieel door DNB gepubliceerde, rentetermijnstructuur. Voor vaststelling van de beleidsdekkingsgraad wordt de rentetermijnstructuur zonder toepassing UFR en driemaands middeling gehanteerd. Partnerfrequenties Bij de vaststelling van de VPV van het meeverzekerde partnerpensioen wordt tot de pensioengerechtigde leeftijd het zogenaamde ‘onbepaalde partner-systeem’ toegepast. Dit houdt in dat voor iedere verzekerde, ongeacht de burgerlijke staat of eventuele samenleving in de zin van het pensioenreglement, een partnerpensioen wordt meeverzekerd. De gebruikte partnerfrequenties zijn conform het vijfde CRC-rapport, zoals gepubliceerd door de Commissie Referentietarief Collectief van het Verbond van Verzekeraars. Voor op pensioendatum uitruilbaar partnerpensioen wordt de partnerfrequentie op pensioendatum op 1 gesteld. Na ingang van het ouderdomspensioen wordt de VPV van partnerpensioen vastgesteld volgens het bepaalde partnersysteem.
het
meeverzekerd
Wezenpensioen De VPV van het meeverzekerde partnerpensioen bij deelnemers en gewezen deelnemers wordt verhoogd met een opslag van 5% ter dekking van nog niet ingegane wezenpensioen. Voorziening toekomstige arbeidsongeschiktheid Sinds 1 januari 2011 houdt het pensioenfonds arbeidsongeschiktheidsrisico’s grotendeels in eigen beheer. Ter dekking van potentiële toekomstige schades van langdurig zieke deelnemers wordt een voorziening toekomstige arbeidsongeschiktheid aangehouden. Jaarlijks (voor het eerst in 2011) wordt de risicopremie arbeidsongeschiktheid aan de
35
voorziening gedoteerd. Na 2 jaar (voor het eerst ultimo 2012) valt de risicopremie vrij ter dekking van arbeidsongeschiktheidsschades. Administratiekosten In de KDP worden de feitelijke uitvoeringskosten van het fonds opgenomen. Excassokosten In de VPV en de KDP is een opslag van 2% ter dekking van toekomstige uitkeringskosten (excassokosten) opgenomen. Bepaling leeftijden Bij de vaststelling van de leeftijden van de verzekerden wordt er vanuit gegaan dat iedere verzekerde op de eerste van de geboortemaand is geboren. Tevens wordt verondersteld dat een mannelijke deelnemer een 3 jaar jongere vrouwelijke partner heeft en een vrouwelijke deelnemer een 3 jaar oudere mannelijke partner. Uitkeringen Bij de waardering is uitgegaan van uitkeringen per maand achteraf. Flexibiliseringsfactoren De factoren voor flexibilisering (uitruil, vervroeging, uitstel, hoog/laag) zijn per 1 januari 2014 vastgesteld. De factoren zijn sekseneutraal vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen op 1 januari 2014, inclusief een risicofactor (selectierisico) van 10%. De factoren zijn voor de duur van 5 jaar vastgesteld. Bij gewijzigde omstandigheden kan het bestuur besluiten de factoren op een eerder tijdstip aan te passen. Afkoopfactoren De afkoopfactoren worden jaarlijks opnieuw vastgesteld. De factoren voor een specifiek jaar zijn gebaseerd op de RTS van 31 oktober van het voorafgaande jaar en de fondsgrondslagen op deze datum.
36
Bijlage II Verklaring inzake beleggingsbeginselen STIP
Verklaring inzake beleggingsbeginselen STIP Introductie Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: de verklaring) beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting IKEA Pensioenfonds (hierna: het fonds). De uitgangspunten zijn door het bestuur vastgesteld. De verklaring is als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds opgenomen en wordt in ieder geval elke drie jaar geëvalueerd en indien nodig herzien. De verklaring wordt direct herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid is. De verklaring wordt opgenomen op de website van het fonds.
Gedragscode Om belangenconflicten en misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie te voorkomen, heeft het fonds een gedragscode opgesteld. De gedragscode geldt voor alle leden van het bestuur en de medewerkers van de uitvoeringsorganisatie. Daarbij dient opgemerkt te worden dat geen van de bestuursleden vanwege hun werkzaamheden als “insiders” worden beschouwd, omdat het vermogensbeheer volledig extern wordt gevoerd. Het bestuur heeft een compliance officer aangesteld die toeziet op de naleving van de regels.
Doelstelling en beleggingsbeleid Doelstelling beleggingsbeleid Hoofddoel van het beleggingsbeleid is het, binnen aanvaardbare risicogrenzen, leveren van een optimale bijdrage aan het veiligstellen van de pensioenaanspraken van de verzekerden. Er wordt gestreefd naar een situatie waarbij de risico’s acceptabel zijn en er voldoende rendement behaald kan worden om aan de pensioenverplichtingen te voldoen. Het bestuur ziet er op toe dat het vermogen van het fonds op een solide manier wordt belegd. Hierbij gelden een paar algemene uitgangspunten: • • •
Het fonds hanteert het voorzichtigheidsbeginsel (het vermogen wordt zodanig prudent belegd dat de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit van de middelen voldoende zijn gewaarborgd); Het vermogensbeheer wordt op deskundige en zorgvuldige wijze extern uitgevoerd; Op de belegde middelen wordt voldoende diversificatie toegepast.
Verantwoord beleggen Afgelopen jaren is meer aandacht gekomen voor de aspecten van duurzaamheid bij het beleggen. De externe vermogensbeheerder Aegon Investment Management heeft een “Beleid Verantwoord Beleggen” opgesteld. Voor de aandachtsgebieden mensenrechten, wapens, gezondheid en milieu zijn beleidsregels opgesteld. Op basis van de internationale verdragen en richtlijnen zoals
37
bijvoorbeeld de Universele verklaring van de Rechten van de Mens, RIO Declarations on Environment and Development, United Nations Convention against Corruption, zijn uitgangspunten vastgesteld voor de beleggingen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie worden uitgesloten om in te beleggen. Indien mogelijk zal Aegon met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot een ander gedrag te bewegen. Bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van wapens, munitie en mijnen zoals biologische wapens, chemische wapens, antipersoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium worden uitgesloten door Aegon. Er is een uitsluitingenbeleid voor bedrijven waarvan is vastgesteld dat ze de principes voor mensenrechten uit de UN Global Compact stelselmatig schenden. Dit geldt ook voor bedrijven waarvan is vastgesteld dat ze de milieuprincipes uit de Global Compact schenden. Aegon (de vermogensbeheerder) hecht eraan te beleggen in bedrijven die verantwoord omgaan met gezondheidsaspecten en giftige stoffen en aan het feit dat bedrijven niet betrokken zijn bij de uitvoering van dierproeven voor cosmetische doeleinden en het fokken van pelsdieren voor bont. STIP sluit zich aan bij deze uitgangspunten voor verantwoord beleggen. Meer informatie over verantwoord beleggen: www.aegon.nl Strategisch beleggingsbeleid Minimaal eens per 3 jaar laat het bestuur een ALM-studie uitvoeren. Deze studie wordt ook gebruikt om het toekomstige strategische beleggingsbeleid te formuleren. Het huidige beleggingsbeleid is als volgt geformuleerd: 1) Strategische Asset allocatie: 27,5% aandelen (minimum 17,5%, maximum 37,5%) en 72,5% vastrentende waarden (minimum 62,5%, maximum 82,5%) 2) Strategische rente-afdekking: Strategisch vindt 55% afdekking van het renterisico ten opzichte van de verplichtingen plaats (minimaal 50%, maximaal 60%) berekend op basis van markrente. Uit de in het najaar van 2011 uitgevoerde ALM-studie is naar voren gekomen dat de uitkomsten voor dekkingsgraad en indexatie naar verwachting beter zouden uitkomen als voor een hoger strategische allocatie zakelijke waarden in combinatie met een hogere rente-afdekking zou worden gekozen door het fonds. Een deel van een dergelijke aanpassing heeft plaatsgevonden. Het bestuur zal bezien (gezien de huidige lage rente) hoe eventuele verdere aanpassingen in de toekomst het best ingevoerd kunnen worden.
Uitvoering van vermogensbeheer Uitvoering en verantwoordelijkheid beleggingsbeleid De voorbereiding van wijzigingen in en de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur, binnen de door hem aangegeven kaders, opgedragen aan de beleggingsadviescommissie (BAC), die zal worden ondersteund door een extern beleggingsadviseur.
38
Extern beheer Het fonds heeft het vermogensbeheer volledig uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder. De bewaarfunctie van de beleggingen gebeurt, zover het geen participaties in fondsen betreft, door een gespecialiseerde partij, de custodian. De selectie van een (of meerdere) externe vermogensbeheerder (s) vindt plaats aan de hand van criteria zoals beschikbare deskundigheid, de beleggingsfilosofie, schaalvoordelen, performance en kosten. Met iedere beheerder worden richtlijnen en instructies schriftelijk vastgelegd. Het fonds heeft een gestructureerd proces van beoordeling ingericht om de resultaten van de externe vermogensbeheerder en andere relevante ontwikkelingen te volgen. Code Tabaksblat Op grond van de aanbeveling IV.4.1 dient het bestuur jaarlijks het beleid ten aanzien van het uitoefenen van het stemrecht op aandelen te publiceren. Het fonds heeft het stemrecht, via participatie in beleggingspools van de vermogensbeheerder, uitbesteed aan de vermogensbeheerder. De vermogensbeheerder voert, zoals omschreven in de prospectus van de AEAM Funds een actief aandeelhoudersbeleid en gebruikt het stemrecht ter behartiging van de cliënten die participeren in de beleggingspools, waaronder het fonds. Door de vermogensbeheerder wordt gestemd op: • Alle Nederlandse belangen uit de portefeuille van de AEAM Funds; • De 500 grootste internationale belangen uit de portefeuille van de AEAM Funds. Jaarlijks wordt er een “governance en stembeleidverslag” door de beheerder beschikbaar gesteld.
Rapportage De vermogensbeheerder geeft op maandbasis inzage in de waarde en verdeling van de assets en de behaalde performance versus de benchmark. Op kwartaalbasis en jaarbasis worden uitgebreidere verslagen geleverd. Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn, in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het fonds. Risico en rendement Voor het bereiken van de beleggingsdoelstelling is het belangrijk dat er een gedegen risicobeleid wordt gevoerd en dat de behaalde resultaten worden geëvalueerd. Hieronder wordt beschreven hoe het fonds een solide risicobeheersing en resultatenanalyse waarborgt. Waarderingsgrondslagen Voor alle bezittingen geldt dat zij gewaardeerd worden tegen de marktwaarde op het moment van meten. Als er geen beurswaarde beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat er geen officiële notering bestaat voor de betreffende investering, worden de bezittingen gewaardeerd tegen de laatst bekende intrinsieke waarde.
39
Risicobeheersing Risicospreiding wordt bereikt door in meerdere beleggingscategorieën te beleggen. Dit komt naar voren bij het vaststellen van het strategische beleggingsbeleid, het tactische beleggingsbeleid en de beleggingsrichtlijnen voor de diverse portefeuilles. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere tracking error-methodieken. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere maatregelen geïmplementeerd, waaronder een bevoegdhedenregeling. Maandelijks wordt door de beleggingsadviescommissie van het fonds gecontroleerd of de beleggingsportefeuille aansluit bij de opgegeven beleggingsrichtlijnen. Resultaatevaluatie Beleggingsresultaten worden afgezet tegen een van tevoren door het bestuur vastgestelde benchmark. Deze benchmark fungeert als graadmeter voor het gevoerde beleid en geeft inzicht in het behaalde resultaat. Maandelijks heeft de beleggingsadviescommissie inzage in de beleggingsresultaten aan de hand van maandrapportage. Minimaal op kwartaalbasis worden de resultaten besproken binnen de beleggingsadviescommissie en met de beheerder. en wordt de stand van zaken binnen het bestuur besproken aan de hand van notulen van bijeenkomsten van de BAC.
Vastgesteld door het Bestuur van STIP op 27 januari 2014
40
Bijlage III
Financieel crisisplan
Inleiding Dit financieel crisisplan bevat een beschrijving van maatregelen die het bestuur van Stichting IKEA Pensioenfonds (hierna : het fonds) op korte termijn effectief kan inzetten, indien in relatief korte tijd de dekkingsgraad van het fonds zich snel beweegt richting of onder kritische waarden, waardoor de realisering van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Tevens wordt het besluitvormingsproces rondom het nemen van deze maatregelen en de externe communicatie ervan besproken. De maatregelen die in dit crisisplan zijn opgenomen zal het bestuur in geval van een financiële crisis altijd afstemmen op de aard en ernst van de crisis en de situatie van dat moment. Hiermee onderscheidt het crisisplan zich onder andere van een herstelplan. In het crisisplan worden de mogelijke maatregelen beschreven die ingezet kunnen worden indien het fonds in een financiële crisissituatie terecht komt. Hierdoor kan de slagvaardigheid van het fonds in tijden van crisis worden vergroot. Dit crisisplan bevat de volgende vraagstukken die achtereenvolgens worden beschreven: 1. Definitie van een crisis 2. Vaststellen van een kritische dekkingsgraad 3. Beschrijving van de beschikbare maatregelen, inzet van deze maatregelen inclusief het financiële effect hiervan 4. Beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met evenwichtige belangenafweging 5. Beschrijving van het besluitvormingsproces 6. Communicatie met de belanghebbenden 7. Jaarlijkse evaluatie van het crisisplan
Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de specifieke kenmerken van het fonds. Opgemerkt wordt dat het fonds een betrekkelijk jong fonds is met relatief veel actieve deelnemers (krachtig premiestuur).
41
Overzicht Stichting IKEA Pensioenfonds per 31 december 2011 Belegd vermogen Zakelijke waarden € 24,7 miljoen Vastrentende waarden € 88,7 miljoen Overige beleggingen € 9,8 miljoen Voorziening pensioenverplichtingen Deelnemers € 87,5 miljoen Slapers € 31,8 miljoen Pensioengerechtigden € 1,6 miljoen Duration Vastrentende waarden 18,2 jaar (incl. LDO) Voorziening pensioenverplichtingen 28,2jaar Uitkeringen (per jaar) € 0,6 miljoen Jaarpremie (2012) € 21,4 miljoen 1. Definitie van een crisis De belangrijkste doelstelling van het fonds is primair het opbouwen en uitkeren van nominale pensioenen en secundair het waardevast houden van de pensioenen middels toekenning van indexatie. Het bestuur is van mening dat er sprake is van een crisissituatie als de financiële positie van het fonds zodanig onder druk komt te staan, dat de haalbaarheid van deze doelstelling langdurig in het geding komt en een zelfstandig herstel naar een gezonde situatie niet meer aannemelijk is binnen een redelijke termijn. Het bestuur van het fonds onderkent het optreden van één of meerdere van de volgende gebeurtenissen als mogelijke oorzaak van een crisissituatie met als gevolg een significante daling van de dekkingsgraad van het fonds: • • • • •
Het optreden van een reservetekort Het optreden van een dekkingstekort De dekkingsgraad bevindt zich langer dan zes maanden onder het in het lange termijn herstelplan opgenomen herstelpad De dekkingsgraad bevindt zich op enig moment onder de hieronder beschreven kritische grenzen Een combinatie van bovengenoemde situaties.
Als gevolg van deze situaties kan de financiële positie van het fonds zodanig verslechteren dat het fonds niet meer binnen een vastgestelde termijn zelfstandig kan herstellen naar wettelijke normen. In dat geval zal het bestuur overgaan tot aanvullende maatregelen, zoals beschreven in paragraaf 3 van dit plan.
42
2. Vaststellen van een kritische dekkingsgraad De kritische grens van de dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt gezien als het niveau van de dekkingsgraad vanaf welk het fonds naar verwachting niet meer binnen de gestelde termijnen bij een korte-termijn herstelplan het minimaal vereist eigen vermogen kan bereiken zonder daarbij aanvullende maatregelen te nemen. Deze kritische dekkingsgraad is afhankelijk van diverse factoren die hun invloed op de financiële positie van het fonds uitoefenen. Een van de belangrijkste factoren is het in de komende jaren te verwachten (over)rendement op investeringen. Uitgaande van de specifieke eigenschappen van het pensioenfonds, zoals ook weergegeven in de inleiding, is voor verschillende niveaus van de rekenrente een indicatie gegeven van de kritische dekkingsgraad. Scenario B is gebaseerd op de rentetermijnstructuur per 31 december 2011. Scenario A verschilt van B alleen in rekenrente: deze ligt 0,5 procentpunt lager. Scenario C kent een 0,5 procentpunt hogere rekenrente dan scenario B. Scenario A B C
Rekenrente1 2,25% 2,75% 3,25%
Verwacht rendement 5,0% 5,0% 5,0%
Kritische dekkingsgraad 86,5% 88,4% 90,3%
Hierbij is verder uitgegaan van de volgende aannames: Pensioenregeling conform huidige pensioenovereenkomst Indexatie conform huidige indexatiebeleid Premie 28,8% van de pensioengrondslagensom (per 1 januari 2012) RTS per ultimo 2011 en de daarvan afgeleide forward curves (scenario B) Demografie conform werknemersbestand ultimo 2011 De ontwikkeling van de werkelijke dekkingsgraad van het fonds moet regelmatig worden bekeken. Bij een beweging in de richting van de kritische dekkingsgraad, behorende bij het rendement op investeringen dat het bestuur in de komende jaren verwacht, of een overschrijding hiervan zal het bestuur uiteindelijk over moeten gaan tot één of meerdere maatregelen om het pensioenfonds weer financieel solvabel te krijgen. Jaarlijks worden de kritische dekkingsgraden op basis van de RTS per einde van enig jaar berekend. 3. Beschrijving van de beschikbare maatregelen, inzet van deze maatregelen inclusief het financiële effect hiervan Het fonds heeft een financieel beleidskader dat door het bestuur is vastgesteld. Met dit beleidskader is sprake van een evenwichtig en integraal financieel beleid. In dit beleidskader zijn het pensioenbeleid, het premiebeleid, het toeslagenbeleid en het beleggingsbeleid vastgelegd. 1
Gemiddelde rente obv rentetermijnstructuur
43
Eveneens is hierin aangegeven welke beleidsinstrumenten het bestuur tot haar beschikking heeft om het financiële herstel te bevorderen. Deze maatregelen houden in: 1. Afzien van toeslagverlening 2. Verhoging van de premie 3. Aanvullende (incidentele) stortingen 4. Versoberen van de pensioenregeling 5. Korten van aanspraken en rechten 6. Aanpassen beleggingsbeleid De beschikbare maatregelen worden hieronder beschreven op basis van realiteit van inzet en het financiële effect op het herstel. 1. Afzien van toeslagverlening Het afzien van toeslagverlening is een maatregel die het bestuur onmiddellijk kan doorvoeren. Volgens het beleidsplan van het pensioenfonds is het verlenen van toeslagen niet mogelijk in een crisissituatie, waarbij onvoldoende financiële middelen aanwezig zijn. Deze maatregel is effectief in de zin dat inzet hiervan alle deelnemers beïnvloedt. Voor het overige wordt verwezen naar het toeslagbeleid van het fonds. Deze maatregel zorgt niet direct voor een verbetering van de financiële situatie. Echter krijgt het fonds wel extra financiële ruimte in de komende jaren, waardoor het effect indirect redelijk groot is. Bij een verbetering in de herstelsituatie kan jaarlijks opnieuw bekeken worden of toeslagverlening of inhaalindexatie mogelijk is. 2. Verhoging van de premie In de ABTN van het pensioenfonds staat beschreven dat de premie in principe niet hoger is dan de kostendekkende premie. Echter kan hier wel, in overleg met de aangesloten ondernemingen, van worden afgeweken indien er zich een situatie voordoet waarbij het fonds een herstelplan op dient te stellen om tijdig uit de tekortsituatie te komen. Op basis hiervan kan de premie tijdelijk worden verhoogd. In de praktijk komt dit neer op een aanvullende storting of herstelpremie, zoals eerder besproken, wat de dekkingsgraad relatief veel verhoogt. Gezien de hoge duration van de actieve deelnemers wordt deze maatregel als een realistische gezien. Een bijstorting van de salarissom van 0,8% doet de dekkingsgraad stijgen met 1%. 3. Aanvullende (incidentele) stortingen Deze maatregel kan worden toegepast als de kostendekkende premie en de herstelpremie niet voldoende zijn om het benodigde herstel te realiseren. Het bestuur treedt in dat geval in overleg met de werkgever. Voor de werkgever bestaat een verplichting voor dergelijke stortingen, indien deze noodzakelijk worden geacht in een korte- of lange-termijnherstelplan. Deze maatregel kan, afhankelijk van de hoogte van de storting, een aanzienlijk effect hebben.
44
De voorziening per 31 december 2011 bedraagt ongeveer 121 miljoen euro. Een incidentele storting van bijvoorbeeld 2,1 miljoen euro (ca. 10% van de jaarpremie) zorgt voor een directe stijging van de dekkingsgraad van 1,8%, wat een relatief groot effect oplevert en daardoor een realistische optie wordt geacht. 4. Versoberen van de pensioenregeling Het versoberen van de geldende pensioenregeling, met behoud van het huidige premieniveau, is een maatregel die het bestuur niet zelfstandig kan opleggen. Hier is het akkoord van de sociale partners voor nodig, waaraan bovendien een langdurig beslissings- en onderhandelingsproces vooraf zal gaan. Gezien het onomkeerbare karakter van deze beslissing zal het bestuur zoveel mogelijk deze maatregel trachten te vermijden. Daarnaast heeft het versoberen alleen effect op de dekkingsgraad in de (nabije) toekomst, aangezien de reeds opgebouwde aanspraken buiten beschouwing zouden blijven. 5. Korten van aanspraken en rechten Het korten van pensioenaanspraken en –rechten heeft een direct en aanzienlijk effect op de financiële positie. Gezien de effectiviteit en realiseerbaarheid van deze maatregel is het een zeer serieus middel om in ultieme gevallen in te zetten. Het korten van de aanspraken en rechten met 5% doet de dekkingsgraad stijgen met ongeveer 5,5%. Het bestuur zal in principe alleen beslissen te korten op aanspraken en rechten als overige maatregelen niet redelijkerwijs tot een tijdig herstel zullen leiden. Hierbij worden de belangen van alle betrokken partijen in acht gehouden. In het geval dat het bestuur besluit tot deze maatregel, zullen de aanspraken en rechten van alle actieve deelnemers, slapers en uitkeringsgerechtigden worden gekort. Bij het vaststellen van het kortingspercentage voor de diverse groepen wordt rekening gehouden met de impact van andere maatregelen die zijn genomen. Hiermee wordt de last over alle verzekerden gelijk verdeeld en een evenwichtige belangenafweging nagestreefd (zie ook paragraaf 4). 6. Aanpassen beleggingsbeleid Volgens de resultaten uit de ALM studie 2011 is de belangrijkste driver van de ontwikkeling van de dekkingsgraad de ontwikkeling van de lange termijn rente. Gebleken is dat alle onderzochte stressscenario’s het fonds in grote problemen brengen. Het is noodzakelijk om tijdig de noodzaak van een ‘regimeswitch’ te signaleren en drastische wijzigingen door te voeren in het beleggingsbeleid om de schade te beperken. Aangezien beleidswijzigingen niet altijd mogelijk zijn en grote risico’s met zich meebrengen zijn de mogelijkheden om problemen op te lossen met alleen het beleggingsbeleid beperkt. Andere maatregelen die ook nodig zijn, zijn reeds hierboven genoemd. Het crisisplan is een richtlijn. Of het bestuur de maatregelen uitvoert, en in welke volgorde, zal afhangen van de omstandigheden van het moment.
45
4. Beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met evenwichtige belangenbehartiging Bij het inzetten van een of meerdere maatregelen zal rekening worden gehouden met de prioritering zoals die beschreven onder paragraaf 3. Het is evenwel denkbaar dat een aantal maatregelen gelijktijdig (dienen te) worden genomen. Dit hangt mede af van het effect van de te nemen maatregel. Indien het effect van één of een combinatie van maatregelen niet voldoende blijkt te zijn, worden vervolgens dusdanige maatregelen genomen dat dit wel leidt tot het gewenste effect. Hierna wordt een impactanalyse weergegeven: Impactanalyse Toeslagen verlagen Premie verhogen Extra stortingen Regeling aanpassen Korten
Actieven -
Slapers -
--
-/o --
Pensioengerechtigden Werkgevers --/o o --
Bij het korten van aanspraken en of rechten zal eenzelfde (uniform) kortingspercentage worden toegepast en wordt geen onderscheid tussen actieve deelnemers, slapers en pensioengerechtigden, zoals bepaald in de ABTN. Door de last van deze maatregel over alle verzekerden op een gelijke wijze te verdelen wordt een evenwichtige belangenbehartiging nagestreefd. Op basis van de criteria effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit is de volgende prioriteit aan de maatregelen te geven: Scoringstabel evenwichtige belangenafweging Toeslagen verlagen Premie verhogen Extra stortingen Korten Regeling aanpassen
Effectiviteit Proportioneel Solidariteit Continuïteit ++ + + +
Totaal ++
++
+
+/-
+
+
+
+/-
-
+
+/-
+ -
-+/-
+/-
+ +/-
--
46
5. Beschrijving van het besluitvormingsproces Bij de vaststelling van een financiële crisis zal het hoofd van het pensioenbureau van het fonds in overleg treden met de voorzitter en secretaris. Vanaf dat moment vormen het hoofd van het pensioenbureau, de voorzitter en de secretaris het crisisteam, dat alle (voorbereidende) werkzaamheden initieert. De overige bestuursleden worden terstond op de hoogte gesteld. Indien (uit berekeningen) blijkt dat de dekkingsgraad van het fonds zich in de richting van de kritische waarde begeeft of zich daar reeds onder bevindt zullen de beschikbare maatregelen worden besproken. Vervolgens worden deze maatregelen zo snel mogelijk (maar uiterlijk op de volgende bestuursvergadering) met het gehele bestuur besproken om te komen tot een gezamenlijk standpunt over de daadwerkelijk te nemen maatregelen. Afhankelijk van de te nemen maatregelen worden de direct betrokkenen geïnformeerd en vindt indien nodig nader overleg plaats. 6. Communicatie met de belanghebbenden Nadat het crisisplan is vastgesteld zal het bestuur van het fonds dit plan voorleggen aan het verantwoordingsorgaan voor advies. De actieve deelnemers, slapers en pensioengerechtigden zullen daarna in hoofdlijnen worden geïnformeerd over dit crisisplan. Het volgende communicatietraject wordt gevolgd in geval van een crisissituatie: Belanghebbende partij Toezichthouder Werkgever(s) CAO-partijen Verantwoordingsorgaan Actieve deelnemers Slapers Pensioengerechtigden
Vorm schriftelijk mondeling mondeling schriftelijk schriftelijk Via bericht website schriftelijk
Wanneer direct Binnen 2 weken Binnen 2 weken Binnen 2 weken Binnen 3 weken Binnen 3 weken Binnen 3 weken
Uiteraard is het bericht op de website toegankelijk voor alle belanghebbenden. 7. Jaarlijkse evaluatie van het crisisplan Het crisisplan zal eenmaal per jaar door het bestuur op een vastgestelde datum worden getoetst. De toetsing wordt uitgevoerd het bestuur of een daartoe aangewezen deel van het bestuur. Het bestuur zal op basis hiervan bepalen of het crisisplan aangepast dient te worden en hier actie op ondernemen.
47