ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA STICHTING PENSIOENFONDS ERNST & YOUNG 31 december 2010
2010-12
Voorwoord In artikel 4 lid 1 van de Statuten wordt tot uiting gebracht dat het fonds werkt volgens een door het Bestuur vastgestelde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), zoals bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet en het daaruit voortvloeiende Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen. De ABTN heeft als doel: – aan de hand van een beschrijving van de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle integraal inzicht te geven in het functioneren van het fonds, en – een beschrijving te geven van het door het fonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop dit beleid berust, gemotiveerd omschreven zijn. De ABTN heeft de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. In deze ABTN wordt meerdere malen verwezen naar de herverzekeraar(s). Hierbij wordt de coassurantie bedoeld tussen AEGON en Nationale-Nederlanden, waarbij AEGON als administrateur en aanspreekpunt fungeert. Daarnaast voert AEGON de pensioenadministratie. Onze pensioenregeling kan gekarakteriseerd worden als een CDC-regeling (collectieve beschikbare premieregeling). Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premie, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De werkgever geeft geen garanties en heeft na het voldoen van de premie geen enkele verplichting meer. Doordat wij via een garantiecontract herverzekeren op basis van middelloon, is het realiseren daarvan relatief zeker. De Pensioenwet kent het fenomeen CDC-regeling niet, doch onderscheidt slechts premieovereenkomst (premie vast, uitkering variabel), kapitaalovereenkomst (opbouw van een bepaald kapitaal op pensioendatum, waarmee op dat moment een pensioenuitkering wordt ingekocht) en uitkeringsovereenkomst (een bepaald pensioenuitkeringniveau). Voor de werkgever werkt een CDC-regeling uit als een premieovereenkomst; voor de deelnemers beoogt een CDC-regeling uit te werken als uitkeringsovereenkomst. De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenregeling strikt volgens deze driedeling moet worden geduid. Daarbij is gangbaar dat CDC-regelingen worden geduid als uitkeringsovereenkomst; een praktijk waarbij wij aansluiten. In onze fondsdocumenten en uitingen spreken wij derhalve van uitkeringsovereenkomst indien en voorzover formeel vereist. Waar vrijheid bestaat spreken wij in onze uitingen van CDC-regeling.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
Vaststelling Actuariële en Bedrijfstechnische Nota De voorliggende Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young is vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2010.
Rotterdam, 16 december 2010 Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
N.M. Pul (voorzitter)
H. Strating (secretaris)
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
INHOUDSOPGAVE
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem Organigram van het Pensioenfonds Beheersingskader van de organisatie Operationele beheersmaatregelen Beleidsmatige beheersmaatregelen Beheersmaatregelen betreffende financiële risico’s Beheersmaatregelen betreffende uitbesteding Managementinformatie Governance Deskundigheid Integriteit Communicatie
2 3 3 5 6 6 7 9 10 10 10 11
2
Aansluiting LLPs en verkrijgen deelnemerschap werknemers
12
3 3.1 3.2
De pensioenregeling en indexatie Pensioenregeling/prepensioenregeling Indexatie
13 14 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Financieel kader Herverzekering bij AEGON en Nationale-Nederlanden Reservering Premiebeleid Beleggingsbeleid Indexatiebeleid Financiële sturingsmiddelen
17 18 22 23 24 26 26
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
1
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de mandaatregeling van het Pensioenfonds. Daarna volgt een beschrijving van de hieraan gerelateerde operationele- en beleidsmatige beheersmaatregelen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
2
1.1 Organigram van het Pensioenfonds
Belanghebbenden EYNL/HVG
Beleid en uitvoering
Algemeen Bestuur
OR
Controle en toezicht DNB / AFM
Verantwoordingsorgaan
Actieven
Pensioenbureau
Visitatiecommissie
Herverzekeraars
Accountant/ Actuaris
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
1.2 Beheersingskader van de organisatie
1.2.1 Bestuur en doelstelling Het Bestuur is de beheerder van het Pensioenfonds en stelt zich ten doel rechten op pensioenen toe te kennen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun nagelaten betrekkingen en wel overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de Statuten. Het Bestuur tracht dit doel te bereiken door: • het vormen en instandhouden van fondsen; • het uitvoeren van de pensioenregeling zoals in het pensioenreglement omschreven; • al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
3
De ambitie tot het verlenen van indexatie, zoals omschreven in paragraaf 3.2.1, heeft na de dekking van de nominale pensioenrechten en pensioenaanspraken de hoogste prioriteit. Het Pensioenfonds heeft de opdracht om het beleggings- en premiebeleid in dienst te stellen van de waarborging van de pensioenrechten en pensioenaanspraken uit de pensioenovereenkomst en het risico op kortingen van pensioenopbouw of indexaties te beperken.
1.2.2 Samenstelling Bestuur Het Bestuur bestaat uit zes bestuursleden waarvan er twee worden gekozen door en uit de deelnemers, één door en uit de pensioengerechtigden en drie worden benoemd door de besturen van de LLPs. Eén deelnemersbestuurslid vertegenwoordigt de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden gezamenlijk. De door de deelnemers gekozen bestuursleden behoren tot de groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft een voorzitter, secretaris en penningmeester benoemd.
1.2.3 Bevoegdheden Het Bestuur heeft het administratieve en geldelijke beheer voor de dagelijkse werkzaamheden gedelegeerd aan het Pensioenbureau. De bevoegdheden en taken en verantwoordelijkheden van het Bestuur liggen onder andere vast in de Statuten en het Reglement taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
1.2.4 Pensioenbureau Het Bestuur heeft de dagelijkse werkzaamheden overgedragen aan het Pensioenbureau. De taken en verantwoordelijkheden van het Pensioenbureau zijn in het Reglement taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd.
1.2.5 Commissies Het Bestuur heeft een viertal commissies (Cie) ingesteld, te weten een AgendaCie, AuditCie, CommunicatieCie en PensioenCie. Het Bestuur kan besluiten een tijdelijke commissie in te stellen.
1.2.6 Externe deskundigen Als accountant fungeert Mazars en als certificerend actuaris treedt Hewitt Associates op. Beide rapporteren ten minste jaarlijks schriftelijk omtrent hun bevindingen. Het Bestuur
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
4
vraagt daarenboven advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin zij dit nodig acht. Het Bestuur kan daarnaast andere (externe) deskundigen raadplegen.
1.3 Operationele beheersmaatregelen
1.3.1 Operationele processen en administratieve organisatie Het Pensioenfonds beschikt over een Handboek AO-IC. In dit handboek is een systematische beschrijving opgenomen van de administratieve processen en de interne controlewerkzaamheden van het Pensioenfonds/Pensioenbureau. Dit handboek heeft onder andere de volgende doelen: • Kennisoverdracht inzake de processen binnen het Pensioenfonds c.q. het Pensioenbureau. • Kennisoverdracht van specifieke controlemaatregelen voor het Pensioenfonds. • Het voldoen aan de regelgeving van De Nederlandsche Bank, principes ‘interne beheersing’. In het handboek worden de volgende processen beschreven: • Strategische management processen. • Primaire bedrijfsprocessen. • Ondersteunende processen. De beschrijving van deze processen wordt onderverdeeld in: • het doel van het proces; • de processpecifieke aandachtspunten; • een algemene beschrijving; • een flowchart van het proces en een beschrijving van de activiteiten per fase van het proces inclusief de beheersmaatregelen; • de tijdlijn; • de op te leveren documenten en rapportages; • de benodigde systemen. Bankrekening betalingen van het Pensioenfonds tot € 100.000 worden door de Manager Pensions geautoriseerd. Betalingen vanaf € 100.000 tot € 500.000 worden door de Penningmeester geautoriseerd. Betalingen boven de € 500.000 dienen geautoriseerd te worden door twee bestuursleden. Voorafgaand aan het autoriseren wordt de invoer en de controle door twee andere personen gedaan.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
5
1.3.2 Bewaking en analyse managementinformatie
van
het
operationele
ondernemingsrisico
en
de
De werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle wordt vastgesteld door het Pensioenbureau en jaarlijks binnen de kaders van de jaarrekeningcontrole en Pensioenwet onderzocht door de externe accountant. Van de controlewerkzaamheden brengt de externe accountant jaarlijks verslag uit aan het Bestuur. Vanuit zijn professionaliteit zal hij indien nodig adviseren bij wijziging van operationele processen of bij specifieke controlewerkzaamheden, daarbij inspelend op actuele ontwikkelingen en bevindingen.
1.4 Beleidsmatige beheersmaatregelen
1.4.1 Beleidsmatige processen en doelstellingen Om de gestelde doelen te verwezenlijken stelt het Bestuur beleid vast, waarbij de actualiteit steeds in het oog wordt gehouden. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om (tijdelijk) een commissie in te stellen om een specifiek onderwerp te bestuderen. Hierbij kan gedacht worden aan een commissie bij bijvoorbeeld een ingrijpende (wettelijke) wijziging van de pensioenregeling, maar ook bij andere ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de doelstellingen van het Pensioenfonds. De commissie inventariseert en analyseert de risico’s voor het Pensioenfonds en brengt verslag uit aan het Bestuur. Naast de mogelijkheid om commissies in te stellen kan het Bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe deskundigen.
1.4.2 Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de managementinformatie De commissies of externe deskundigen rapporteren aan het Bestuur en op basis van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuele actie is achteraf zichtbaar in de periodieke rapportages (toetsing achteraf).
1.5 Beheersmaatregelen betreffende financiële risico’s De voor een pensioenfonds belangrijkste risico’s (beleggingsrendement, levensverwachting) zijn afgedekt door middel van herverzekering. Ten aanzien van het indexatierisico, zijnde het risico dat de indexatieambitie niet kan worden gerealiseerd, geldt dat sprake is van voorwaardelijke indexatie.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
6
Het belangrijkste niet afgedekte risico is daarmee het kredietrisico ten aanzien van de herverzekeraars. Ter maximale bescherming van de positie van deelnemers is eind 2009 met de herverzekeraars overeengekomen dat het Bestuur de optie heeft om de herverzekeringsovereenkomst niet alleen bij einde contractduur, maar ook gedurende de contractperiode om te zetten in een direct verzekerde regeling. In dit kader volgt het Bestuur nauwlettend de ontwikkeling van de rating van de herverzekeraars alsmede de ontwikkeling ten aanzien van toezichtregelgeving dienaangaande. Gegeven de nadrukkelijke indexatieambitie behandelt het Bestuur dit als tweede belangrijke niet afgedekte risico. Strategisch beleid is dat middelen die beschikbaar zijn en komen ten behoeve van indexatie op dezelfde (prudente) wijze worden belegd als de middelen die de herverzekeraars beleggen ter dekking van de herverzekerde nominale pensioenverplichtingen. Ontwikkelingen op financiële markten worden gevolgd, teneinde te bepalen of tussentijds wijzigingen gewenst zijn. Dit is de tactische beleidsvrijheid.
1.6 Beheersmaatregelen betreffende uitbesteding Uitbesteding vindt plaats na een selectieproces, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen ondermeer kwaliteit, zekerheid en kosten. Uitgangspunt is dat een partij waaraan uitbesteding plaatsvindt, zorg draagt voor adequate processen en beheersing daarvan. Het Bestuur houdt daarop toezicht (monitoring controls) en neemt waar nodig aanvullende maatregelen (proces controls). Bij het uitbesteden van werkzaamheden worden de daaraan verbonden risico's in kaart gebracht. Het Bestuur inventariseert hiertoe gedetailleerd voor elk van de uit te besteden werkzaamheden de problemen die bij uitbesteding kunnen ontstaan. Vervolgens worden procedures en maatregelen vastgesteld die deze problemen kunnen voorkomen dan wel beheersbaar maken. Bij een nieuwe of gewijzigde uitbesteding wordt in de offerteaanvraag onderzocht welke waarborgen (boetes, exitbepalingen, verklaringen e.d.) mogelijk zijn ter voorkoming van problemen. Het Bestuur bepaalt vervolgens of de risico's en waarborgen in een redelijke verhouding tot elkaar staan alvorens zij definitief besluit tot de uitbesteding van de werkzaamheden aan een specifieke uitvoerder. Uitvoerders dienen in ieder geval te beschikken over: • interne procedures die de juistheid en tijdigheid van de werkzaamheden waarborgen; • richtlijnen die vertrouwelijke omgang met de gegevens van het Pensioenfonds garanderen en de integriteit van de werknemers van de uitvoerder waarborgen. Na afloop van een offertetraject wordt voor elk van de geïdentificeerde risico's een (nieuwe) maatregel ter beheersing van het risico geformuleerd. Een deel van deze maatregelen komt bij het Pensioenfonds zelf te liggen. De overige maatregelen worden in de overeenkomst met de uitvoerder (bijvoorbeeld in een Service Level Agreement (SLA)) vastgelegd. Daarnaast worden in de overeenkomst/SLA voor alle afzonderlijke werkzaamheden de afspraken omtrent
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
7
moment, frequentie en doorlooptijd benoemd. Maatregelen als boete- en beëindigingclausules waarborgen dat afspraken ook in uiterste gevallen tijdig worden nagekomen. De procedures en maatregelen ter beheersing van de risico’s (bij bestaande en nieuwe uitbesteding) gelden in principe voor de duur van de overeenkomst, maar kunnen bij een onbevredigend resultaat in goed overleg tussentijds worden aangepast. Daarom wordt ten minste eenmaal per jaar, maar ook zodra wordt overwogen een andere uitvoerder te kiezen, door het Bestuur nagegaan of het totaaloverzicht van risico's, procedures en maatregelen aanpassing behoeft. Een goede rapportage van incidenten en ervaringen is hierbij van groot belang. De accountant en actuaris controleren en beoordelen tevens de procedures en maatregelen ter beheersing en voorkoming van de risico's.
1.6.1 Uitbesteding deelnemersadministratie en uitkeringen Het Pensioenfonds heeft de deelnemersadministratie en het verrichten van de uitkeringen uitbesteed aan AEGON. Hiervoor is een overeenkomst afgesloten die voldoet aan de specifieke vereisten van de beleidsregel uitbesteding. Daarnaast is met AEGON een Service Level Agreement afgesproken.
1.6.2 Uitbesteding Pensioenbureau In het kader van de uitvoering van het pensioenreglement zijn de administratieve werkzaamheden van het Pensioenfonds uitbesteed aan Ernst & Young Nederland LLP. Ter uitvoering hiervan verplicht Ernst & Young Nederland LLP zich tot het in stand houden van een Pensioenbureau. De afspraken omtrent deze uitbesteding zijn vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomst. De aansturing van het Pensioenbureau berust bij het pensioenfonds. Het Pensioenbureau legt verantwoording af aan het Bestuur; niet aan Ernst & Young Nederland LLP.
1.6.3 Uitbesteding actuarieel advies Betreft
Risico's
· Actuariële
· Juistheid
berekeningen en adviezen
· Tijdigheid
Procedure / Maatregel · Er wordt gewerkt met het systeem van peer-
review, dat wil zeggen dat alle berekeningen en adviezen door een collega-(actuaris) worden gecontroleerd. · In overleg met de uitvoerder wordt een deadline vastgesteld die door de actuaris wordt bewaakt.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
8
Betreft
Risico's
· Actuarieel
· Juistheid en
· De actuaris werkt met peer-review en gebruikt
verslag en actuariële verklaring
· Tijdigheid
kantoorstandaarden ten aanzien van toereikendheidstoets en rapportage. · De actuaris bewaakt de voortgang zodat de deadline van 1 juli met een grote mate van zekerheid wordt gehaald.
· Staten De
· Juistheid
· De
Nederlandsche Bank
volledigheid
Procedure / Maatregel
· Tijdigheid
· Rapportages
De Nederlandsche Bank
· Juistheid en
tijdigheid
ingevulde actuariële staten worden gecontroleerd door twee medewerkers van het kantoor van de actuaris en het Pensioenbureau voert de laatste controle uit. · De actuaris bewaakt de voortgang zodat de deadline van 1 juli met een grote mate van zekerheid wordt gehaald. · Het
kantoor van de actuaris gebruikt de standaarden van DNB of zelf ontwikkelde standaarden om snel en volledig de noodzakelijke rapportages aan DNB op te kunnen stellen.
1.7 Managementinformatie Het Bestuur laat zich bij het vaststellen en uitvoeren van beleid ondersteunen door periodieke rapportages, die tezamen een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie van het Pensioenfonds met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. Deze periodieke rapportages zijn onder meer: • De door AEGON verstrekte maandelijkse overzichten inzake de dekkingsgraad en het rendement. • De manager levert iedere maand een rapportage op aan het Bestuur bestaande uit een mutatierapportage, een financiële rapportage en een rendementsrapportage. • De kwartaal- en jaarcijfers. • De ALM-studie en continuïteitsanalyse. • De rapportages voor De Nederlandsche Bank. • Het depotverslag van de AEGON. • De SLA-rapportage van AEGON en AEGON Bank. Ten behoeve van de informatievoorziening wordt ook het informatieschema zoals dit is vastgelegd in het Handboek AO/IC gehanteerd.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
9
1.8 Governance
1.8.1 Verantwoordingsorgaan Overeenkomstig de principes van goed pensioenfondsbestuur heeft het Bestuur een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden. In het Verantwoordingsorgaan zijn vertegenwoordigd de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgever(s). Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van deze principes.
1.8.2 Intern toezicht Het Bestuur heeft zorggedragen voor de organisatie van een transparant intern toezicht door het instellen van een Visitatiecommissie. De Visitatiecommissie heeft als taak het kritisch bezien van het functioneren van (het Bestuur van) het Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De Visitatiecommissie krijgt minimaal eens per drie jaar van het Bestuur de opdracht tot het verrichten van een onderzoek en het vervaardigen van een rapport met de bevindingen van de commissie. De eerste maal heeft dit plaatsgevonden in 2009.
1.9 Deskundigheid Het Bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld waarin is vastgelegd over welke deskundigheid het Bestuur beschikt en welke acties ondernomen worden om die deskundigheid te waarborgen en zonodig te vergroten. Het Bestuur heeft een procedure vastgesteld voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het Bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Het Bestuur vergadert ten minste zesmaal per jaar. Van deze vergaderingen worden schriftelijke verslagen gemaakt.
1.10 Integriteit Het Bestuur heeft een gedragscode opgesteld gebaseerd op het Opf-model.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
10
1.11 Communicatie In lijn met de principes van goed pensioenfondsbestuur heeft het Bestuur een communicatieplan opgesteld. Het Bestuur refereert met dit plan naar de onder de Pensioenwet voorgeschreven communicatiestromen. Doelstellingen van het plan zijn onder andere het bevorderen van de betrokkenheid bij het fonds, het vergroten van kennis over pensioenen en pensioenregelingen, informatie over reilen en zeilen van het Pensioenfonds. Zowel interne als externe doelgroepen zijn geïdentificeerd en er zijn afspraken gemaakt over communicatievormen. De belangrijkste daarvan zijn: •
• • • •
De start- en aanmeldingsbrief en een jaarlijkse schriftelijke communicatie inzake het indexatiebeleid, voor deelnemers aan de regelingen en regelmatige informatie over pensioenaanspraken aan alle deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Hiervoor wordt het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) gebruikt. Aandacht geven aan het verschijnen van het Jaarverslag met daarin opgenomen het bestuursverslag en de jaarrekening. Onderhouden van eigen e-mail adres van het fonds. Het geven van presentaties op afdelingsvergaderingen. Het Pensioenfonds onderhoudt een eigen website waarop alle relevante informatie voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is terug te vinden. Hier worden onder ander de jaarstukken en het pensioenreglement gepubliceerd. Tevens is er een Pensioenplanner beschikbaar voor actieve deelnemers waarin individuele deelnemers hun eigen pensioensituatie kunnen doorrekenen.
Het Bestuur zal vanaf 2008 jaarlijks de resultaten van de communicatie-inspanningen evalueren.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
11
2
Aansluiting LLPs en verkrijgen deelnemerschap werknemers
Na overleg met de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP, feitelijk vertegenwoordigd door het Subarea Leadership Team van Bene (hierna niet herhaald), kunnen een LLP of een gelieerde onderneming en het Pensioenfonds een overeenkomst afsluiten waarin wordt vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de Statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het Pensioenfonds is gebaseerd. Tevens verbinden partijen zich aan de besluiten van het Bestuur van het Pensioenfonds en aan de besluiten die de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP neemt op grond van de bevoegdheden door Statuten of reglementen gegeven. Het Pensioenfonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en –verplichtingen van de werknemers bij de aangesloten LLP of gelieerde onderneming, die voortkomen uit de Statuten en de reglementen behorende bij de pensioenregeling. De LLP of gelieerde onderneming zal zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de Statuten en reglementen als deelnemer wordt aangemerkt. De bij het Pensioenfonds aangesloten LLPs zijn: • Ernst & Young Nederland LLP • Ernst & Young Accountants LLP • Ernst & Young Belastingadviseurs LLP • Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP De gelieerde ondernemingen zijn: 1 Regioplan Beleidsonderzoek B.V. 2 Ernst & Young Security & Integrity Services B.V. 3 Ernst & Young Actuarissen B.V. 4 Ernst & Young CertifyPoint B.V. 5 Ernst & Young Transaction Advisory Services B.V.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
12
3
De pensioenregeling en indexatie
De huidige pensioenregeling dateert van 31 december 2006. De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in het Pensioenreglement Ernst & Young Nederland LLP 31 december 2006 en het Pensioenreglement Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP 31 december 2006. Hierna wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
13
3.1
Pensioenregeling/prepensioenregeling
Onze pensioenregeling kan gekarakteriseerd worden als een CDC-regeling (collectieve beschikbare premieregeling). Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premies, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De pensioenregeling bij het Pensioenfonds bestaat uit een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling en een vrijwillige bijspaarregeling voor extra levenslang ouderdomspensioen. De voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling dient te worden gefinancierd op basis van de pensioenpremie zoals die in het overleg tussen het Pensioenfonds en de LLPs wordt overeengekomen (zie paragraaf 4.3). De pensioenpremie wordt uitgedrukt als percentage van de som van de pensioengevende salarissen van de deelnemers aan de pensioenregeling, rekening houdende met de deeltijdfactor. Dit percentage wordt zodanig vastgesteld dat dit op grond van de gehanteerde parameters naar verwachting toereikend zal zijn om de opbouwambitie waar te maken. De werkgever geeft geen garantie dat het vastgestelde premiepercentage voor de premieperiode voldoende zal zijn voor de opbouwambitie van de pensioenregeling. De werkgever heeft, na betaling van de overeengekomen premie, geen enkele verplichting om extra bijdragen ter beschikking te stellen. De werkgever is niet gerechtigd tot enige betaling uit het Pensioenfonds en heeft geen directe invloed op het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds. De premie over enig jaar heeft betrekking op de opbouw van het pensioen in dat jaar. Dit betekent dat de werkgever na het voldoen van de premie geen verdere financiële verplichting heeft en geen risico’s draagt. Als vergoeding voor de toekomstige risico’s die Pensioenfonds en uiteindelijk deelnemers hierdoor lopen, worden risicomarges verwerkt bij de vaststelling van het premiepercentage. Er worden aanspraken opgebouwd op ouderdomspensioen, uit te keren vanaf de leeftijd van 65 jaar en op levenslang partnerpensioen. Aanspraken op tijdelijk partnerpensioen en wezenpensioen zijn verzekerd op risicobasis. Bij overlijden voor de pensioendatum wordt voor de bepaling van het te bereiken ouderdomspensioen tevens rekening gehouden met het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen over aaneengesloten deelnemersjaren vanaf 1 januari 1997 uit hoofde van voorgaande pensioenreglementen van het Pensioenfonds. De deelnemers kunnen ook vrijwillig bijsparen voor extra levenslang ouderdomspensioen. Bepalingen hierover zijn vastgelegd in hoofdstuk C van het pensioenreglement. Bij beëindiging van de deelname door overlijden of pensionering wordt het gespaarde kapitaal omgezet in de pensioenaanspraken zoals vermeld in het reglement. De pensioenregeling bevat de volgende keuze-elementen: uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen, uitruil van levenslang ouderdomspensioen
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
14
in levenslang partnerpensioen, variabilisering in de hoogte van het ouderdomspensioen en vervroeging van het levenslange ouderdomspensioen.
levenslange
Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt de deelname aan de pensioenregeling (gedeeltelijk) premievrij voortgezet. De belangrijkste kenmerken zijn opgenomen in het onderstaande overzicht.
Pensioensysteem Pensioengevend jaarsalaris Ouderdomspensioen - Franchise EY en HVG - Pensioengrondslag - Pensioenopbouw - Opbouwperiode - Uitkering OP Partnerpensioen Tijdelijk Partnerpensioen ANW-hiaatpensioen Wezenpensioen (per kind) Indexatie Eigen bijdrage
Voorwaardelijk geïndexeerd middelloon overeengekomen collectief beschikbare premie 12,96 maal het maandsalaris
o.b.v.
€ 15.683 (oktober 2010, aanpassing volgens de AOWontwikkeling voor een gehuwde) Pensioengevend jaarsalaris minus franchise 1,75% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar Tot 65 jaar Vanaf 65 jaar 75% van het te bereiken ouderdomspensioen 15% van het te bereiken ouderdomspensioen (tot 65 jaar) € 13.880 (2010 aanpassing volgens de maximale uitkering uit hoofde van ANW) 14% van het te bereiken ouderdomspensioen, gemaximeerd op 9% van het pensioengevend salaris Voorwaardelijk Premievrij
Per 1 januari 2007 is de prepensioenregeling premievrij gemaakt en vindt er geen opbouw van pensioen meer plaats binnen deze regeling
3.2 Indexatie
3.2.1 Voorwaardelijke toeslagverlening Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag (hierna indexatie) verleend van de prijsontwikkeling. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd en uit een opslag in de premie betaald.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
15
Indien het Bestuur besluit dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten aangepast worden, dan geldt dit voor de navolgende pensioenen uit hoofde van dit reglement: -
het ingegane ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen; wezenpensioen; en ANW-hiaatpensioen en de ingegane pensioenen die verworven zijn met het pensioenkapitaal;
-
de op Deelnemersjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van toekenning van de indexatie betrekking hebbende aanspraak op ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en tijdelijk partnerpensioen, met uitzondering van het pensioenkapitaal;
-
opgebouwde, nog niet ingegane pensioenaanspraken waarop aanspraak is blijven bestaan na beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioendatum.
De hiervoor genoemde pensioenrechten en pensioenaanspraken zullen in gelijke mate aangepast worden. Indexaties kunnen uitsluitend worden toegekend per 1 januari van enig jaar. Een indexatie kan niet negatief zijn. Een eenmaal toegekende indexatie maakt onderdeel uit van de pensioenrechten dan wel pensioenaanspraken. Over een genomen besluit zal het Bestuur de (gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden informeren. Tevens zal het Bestuur de (gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden er op wijzen dat indexaties geen recht zijn en dat het ook niet zeker is of en in hoeverre indexaties in de toekomst zullen worden toegekend en dat voor indexaties geen voorzieningen worden getroffen.
3.2.2 Toeslagregeling Naast de bovenstaande indexatie geldt er nog een toeslagregeling. Deze toeslagregeling geldt voor de deelnemers die zijn verzekerd ingevolge de zogenaamde ‘oude basisregeling’ en 15 of meer deelnemersjaren hebben en betreft een voorwaardelijke regeling. Het Bestuur zal deze toeslag niet toekennen zonder schriftelijke goedkeuring van Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
16
4
Financieel kader
De pensioenverplichtingen zijn geheel herverzekerd via een co-assurantie tussen AEGON en Nationale-Nederlanden. Na een korte beschrijving van de overeenkomst met de herverzekeraar(s) wordt ingegaan op de financiële opzet bij het Pensioenfonds en de daarmee samenhangende financiële sturingsmiddelen. Onderstaande overwegingen neemt het Bestuur mee in haar algemene besluitvorming: Uitgangspunt is een evenwichtige belangenafweging voor jongeren en ouderen; Met een aantal risico’s, niet limitatief, wordt rekening gehouden: o Het kredietrisico inzake de (her)verzekeraars; o Inflatieverwachting; o Financieringsrisico: dat het positieve saldo dat resteert uit de doorsneepremie en aan de algemene reserve wordt toegevoegd, wijzigt als gevolg van een veranderende samenstelling van het personeelsbestand alsmede een wijzing in de verhouding tussen pensioengrondslag en salaris; o Beleggingsrisico (vrije reserves); o Overdrachtsrisico: om (uit oogpunt van flexibiliteit voor het Pensioenfonds) de handen vrij te hebben naar een andere uitvoerder te kunnen overstappen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
17
4.1 Herverzekering bij AEGON en Nationale-Nederlanden De pensioenverplichtingen zijn volledig herverzekerd bij de herverzekeraar(s). De tarifering van de inkomende premiestelling is gebaseerd op de uitgaande premiestelling naar de herverzekeraar(s). Looptijden zullen worden afgestemd. De herverzekeringsovereenkomst loopt vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2012. De verzekeringen zijn geadministreerd onder de nummers 8576, 8577, 8578, 24930, 30919, 34654, 35620, 60517, 60518, 60560, 60577, 60809, 60841 en 64344. Indien na beëindiging van het contract geen nieuwe overeenkomst bij de herverzekeraar(s) wordt afgesloten heeft het Pensioenfonds de keuze om de lopende verzekering premievrij te maken, waarbij de garantie voor de volle duur van de verzekeringen blijft gelden, of om de waarde van de beleggingen die dan bij de herverzekeraar(s) aanwezig zijn met de daartegenover staande rechten en verplichtingen aan een andere herverzekeraar over te dragen of in eigen beheer te houden. Indien gedurende de contractperiode de rating van één van de verzekeraars dusdanig wordt aangepast dat De Nederlandsche Bank aanvullende vermogenseisen aan het Pensioenfonds stelt, heeft het Pensioenfonds de mogelijkheid in liquidatie te treden en het contract door de bij het Pensioenfonds aangesloten werkgever(s) ongewijzigd voort te laten zetten met beide verzekeraars. In de herverzekeringsovereenkomst wordt uitgegaan van het marktwaardeprincipe waarmee de overeenkomst aansluit bij de principes van het financieel toetsingskader (FTK). De belangrijkste kenmerken van de overeenkomst zijn de volgende: • Bij aanvang van de overeenkomst is de rentetermijnstructuur voor het bepalen van de premie voor de gehele contractduur vastgezet. De hierbij gehanteerde rentetermijnstructuur is die van 16 mei 2007. • Jaarlijks wordt de voorziening pensioenverplichtingen vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. • De duration van de beleggingen is (volledig) gematcht met de duration van de verplichtingen. • Bij aanvang van de overeenkomst ingaande 1 januari 2007 is uit het eigen vermogen een buffer gevormd. Deze buffer is een gebonden reserve. Een negatief resultaat in enig jaar zal in mindering worden gebracht op de buffer. • De winstdeling op beleggingsrendement wordt jaarlijks vastgesteld. Op balansdatum worden de onder het garantiecontract bij de herverzekeraars aangehouden middelen exclusief die met betrekking tot de algemene reserve, inclusief het daaraan toegekende rendement, vergeleken met de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. Als er sprake is van een surplus aan middelen komt dit surplus toe aan het fonds, met dien verstande dat tegenover een surplus primair een bufferreserve moet worden gevormd/aangehouden ter grootte van (maximaal) 9,94%
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
18
• •
van de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen en secundair het meerdere ter vrije beschikking is van het fonds. Met het hanteren van de buffer neemt het fonds een deel van het beleggingsrisico voor eigen rekening en wordt hiervoor gecompenseerd met een lagere opslag voor garantie in de tarieven van de herverzekeraars. Het behaalde beleggingsrendement over de algemene reserve wordt toegerekend aan de algemene reserve. De technische winstdeling heeft met name betrekking op de behaalde resultaten op sterfte en arbeidsongeschiktheid en wordt jaarlijks vastgesteld. Een positief resultaat komt volledig ten goede aan het fonds, een negatief resultaat komt ten laste van het fonds tot maximaal 50% van de voor dat jaar berekende winstdeling op beleggingsrendement en het meerdere komt voor rekening van de herverzekeraars.
4.1.1
Actuariële grondslagen van de herverzekeringsovereenkomst
Hieronder volgt een opsomming van de grondslagen waarop de pensioenverplichtingen, premies en koopsommen worden vastgesteld herverzekeringsovereenkomst.
4.1.2
voorziening binnen de
Sterftekansen en leeftijdsterugstelling
Sterfte:
Mannen: volgens de tafel Collectief 2003; voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde man 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Vrouwen: volgens de tafel Collectief 2003; voor het ouderdomspensioen 2 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde vrouw 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur.
Netto:
1,005 x de continu berekende netto contante waarde.
4.1.3
Uniform leeftijdsverschil tussen man en vrouw
Het tarief voor nabestaandenpensioen wordt berekend naar een uniform leeftijdsverschil van drie jaar (leeftijd man minus vrouw is drie).
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
19
4.1.4 Partnerfrequenties De partnerfrequenties (inclusief huwelijkspartners en geregistreerde partners) volgens het vijfde CRC-rapport worden gehanteerd als in de onderstaande tabel vermeld. In de tabel staan onder “Fx” de partnerfrequenties voor de verzekerde man en onder “Fy” de partnerfrequenties voor de verzekerde vrouw. Lft
Fx
Fy
18 19 20 21 22 23 24 25
0,01 0,08 0,15 0,22 0,29 0,36 0,43 0,50
0,05 0,13 0,21 0,29 0,37 0,45 0,53 0,61
Lft 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Fx 0,59 0,69 0,78 0,80 0,80 0,81 0,82 0,83 0,85 0,86
Fy 0,67 0,72 0,76 0,82 0,82 0,83 0,83 0,83 0,83 0,83
Lft 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Fx 0,86 0,86 0,87 0,87 0,87 0,87 0,87 0,87 0,87 0,87
Fy 0,83 0,84 0,84 0,85 0,85 0,85 0,85 0,85 0,85 0,85
Lft 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55
Fx 0,88 0,88 0,89 0,90 0,90 0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
Fy 0,85 0,85 0,85 0,84 0,84 0,84 0,83 0,82 0,80 0,80
Lft 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Fx 0,90 0,90 0,90 0,90 0,91 0,91 0,91 0,91 0,91 0,91
Fy 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,79 0,78 0,77 0,76
Voor het uitruilbaar partnerpensioen, zijnde het vanaf 1 januari 2002 opgebouwde partnerpensioen en de aanspraken op partnerpensioen ingeval van waardeoverdracht is in aanvulling/afwijking van het voorgaande het volgende van toepassing: De partnerfrequentie op de 65-jarige leeftijd wordt ten behoeve van het uitruilbaar partnerpensioen gelijkgesteld aan 1. Na de datum van ingang van het ouderdomspensioen geschiedt reservering van het uitruilbaar partnerpensioen volgens het systeem bepaalde partner.
4.1.5
Rekenrente
Rentevoet
:
4%
MRC-factor
:
Marktrente Correctiefactor
De op 1 januari 2007 voor de duur van de contractperiode vast te stellen MRC-factor is de correctiefactor die het verschil weergeeft tussen: – de marktwaarde van de voorziening voor de tegen premiebetaling op te bouwen pensioenaanspraken door deze te projecteren als toekomstige kasstromen en deze contant te maken op basis van de door Merrill Lynch gepubliceerde rentecurve per 16 mei 2007 en – de waarde van deze voorziening op basis van de hiervoor in dit lid vermelde rentevoet van 4%.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
20
De op een rentevoet van 4% berekende premies, koopsommen en afkoopwaarden in enig jaar worden gecorrigeerd met de op 1 januari 2007 vastgestelde MRC-factor.
4.1.6
Wezenpensioen
De netto jaarpremie per € 1.000 jaarlijks wezenpensioen per kind bedraagt voor mannelijke verzekerden € 19,90 en voor vrouwelijke verzekerden € 10,90.
4.1.7 ANW-hiaatpensioen De brutopremie per € 10.000 te verzekeren jaarlijks ANW-hiaatpensioen bedraagt voor elke actieve deelnemer € 40,70 per jaar.
4.1.8 Kostenopslagen •
• •
• •
•
Opslag voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (6-klassen-systeem) is gelijk aan 4,5% van het brutotarief (deze opslag geldt niet voor eenmalige koopsommen). Excassokosten (inclusief administratie na pensioeningang) zijn gelijk aan 1,5% van het nettotarief. Daarnaast zijn de jaarlijkse kosten voor administratie- en mutatiekosten gelijk aan een vaste bijdrage van € 120.000 en een variabele bijdrage van € 30 voor actieve deelnemers en € 15 voor inactieve deelnemers (niet zijnde gepensioneerde deelnemers of deelnemers voor wie vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend). Voor gepensioneerde deelnemers of nabestaanden van (gepensioneerde) deelnemers bedraagt de vergoeding voor elke uitkeringsgerechtigde afzonderlijk € 60. Deze vergoeding is verschuldigd indien zij niet verrekend kan worden met de in enig jaar vrijvallende excassoreserve. Stop-losspremie is gelijk aan s% van het bruto tarief voor stortingskoopsommen en risicopremies. s% = 1,0% / MRC-factor (Marktrente Correctiefactor). De totale jaarlijkse vergoeding voor uitkeringsgarantie, rentegarantie en kosten vermogensbeslag bedraagt 0,41% van de som van premiereserve en schadereserve, zoals vastgelegd in de herverzekeringsovereenkomst. De genoemde vergoeding geldt bij een buffer van 9,94%, een rentevaste periode voor de premie die gelijk is aan de contractperiode en een dollar duration match van 100%. De beheerkosten bedragen per jaar 0,32% van het gemiddeld uitstaand belegd vermogen. Deze vergoeding voor beheerkosten wordt op ultimo jaar vastgesteld en ingehouden.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
21
4.2 Reservering
4.2.1 Voorziening pensioenverplichtingen basisregeling Conform de wettelijke eisen van het FTK vindt de vaststelling van de technische voorzieningen plaats op actuele waarde en is rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen. In verband met de door het Actuarieel Genootschap (hierna: AG) opgestelde Richtlijnen voor rapportering door de certificerend actuaris wordt de voorziening pensioenverplichtingen eveneens vastgesteld op basis van de Prognosetafels 2005-2050, gepubliceerd door het AG in januari 2007, waarbij in verband met de te verwachten ervaringssterfte rekening is gehouden met een leeftijdsverlaging van 3 jaar voor mannen en van 1 jaar voor vrouwen. De resulterende voorziening ligt naar verwachting hoger dan de voorziening pensioenverplichtingen die door de herverzekeraar(s) aangehouden wordt voor het pensioenfonds. Op basis van de Prognosetafels wordt derhalve verondersteld dat de deelnemers langer leven dan op basis van de grondslagen die de herverzekeraar(s) hanteert. In verband met de verzekerde uitkeringsgarantie loopt het pensioenfonds hierover geen risico. In overleg met de certificerend actuaris is besloten om een extra technische voorziening aan te houden ter grootte van de resulterende voorziening om te voorzien in deze verwachte sterfteontwikkeling. In verband met de uitkeringsgarantie van de herverzekeraars wordt een even zo groot bedrag als (niet opeisbare) vordering opgenomen. Het Bestuur volgt nauwgezet de actuele ontwikkelingen op het gebied van de voorzienbare trend in overlevingskansen, en zal indien zij dat nodig acht de voorziening pensioenverplichtingen hierop aanpassen.
4.2.2
Tijdsevenredige financiering
Het financieringssysteem van het Pensioenfonds (en de herverzekeraar) is erop gericht om minimaal de opgebouwde pensioenaanspraken steeds volledig gefinancierd te hebben. In de voorziening pensioenverplichtingen is ook een voorziening opgenomen voor de affinanciering van de verdere pensioenopbouw voor arbeidsongeschikten. Deze voorziening is gelijk aan de contante waarde van de in de toekomst nog op te bouwen aanspraken.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
22
4.2.3 Financiering op basis van 1-jarige risicopremies / risicoverzekeringen Het nog niet ingekochte partnerpensioen, het tijdelijke partnerpensioen en het wezenpensioen worden gefinancierd op basis van 1-jarige risicopremies.
4.2.4 Pensioenbijspaarregeling De Pensioenbijspaarregeling wordt bepaald als de som van de netto stortingen door de werkgevers en de werknemers en de behaalde beleggingsopbrengsten.
4.2.5 Algemene reserve De algemene reserve heeft geen bestemming maar dient in feite als buffer om de verhoging van andere reserves en voorzieningen te financieren als het saldo van de rekening van baten en lasten ontoereikend is.
4.3
Premiebeleid
Ter financiering van de pensioenaanspraken uit hoofde van het pensioenreglement hebben de LLPs zich verbonden jaarlijks aan het Pensioenfonds te voldoen: · Een vaste werkgeversbijdrage ter grootte van een bepaald percentage van de som van de pensioengevende jaarsalarissen, rekening houdende met de deeltijdfactor, van alle actieven aan de in het pensioenreglement omschreven pensioenregeling. Dit percentage wordt vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Voor de jaren 2011 en 2012 bedraagt dit percentage 13,1%. Voor de jaren vanaf 2013 zal de bijdrage worden vastgesteld conform de gemaakte afspraken tussen de LLPs en de Ondernemingsraad Ernst & Young, zoals omschreven in het document “Hernieuwde afspraken over de pensioenovereenkomst” d.d. 9 juli 2010. De bijdrage geldt voor een periode van in beginsel 3 jaar. Zolang het Pensioenfonds de pensioenrechten en pensioenaanspraken heeft herverzekerd op basis van een garantiecontract geldt in afwijking hiervan een afspraak over de bijdrage tussen de LLPs en het Pensioenfonds tot uiterlijk de eerstvolgende datum waarop het contract van het Pensioenfonds met de herverzekeraar(s) expireert. Aangezien het huidige contract eind 2012 eindigt, heeft de afspraak over de huidige bijdrage betrekking op twee in plaats van drie jaren. · De deelnemers dragen niet bij aan de kosten van de pensioenregeling. De bijdragen zoals hiervoor vermeld worden achtereenvolgens aangewend ter financiering van: – de uitvoeringskosten van de Stichting voorzover deze niet door EY worden vergoed; – de risicopremies; – de inkoop van de pensioenaanspraken in enig jaar;
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
23
– –
het vormen van door de Pensioenwet en/of toezichthouder voorgeschreven reserves; het vermogen van de Stichting.
4.4 Beleggingsbeleid
4.4.1 Opzet van de uitvoering van de activiteiten met betrekking tot het vermogensbeheer De herverzekeraar(s) dekt de herverzekerde verplichtingen door beleggingen aan te houden. Gelet op de voor Ernst & Young Nederland LLP geldende voorschriften inzake onafhankelijkheid is het daarbij niet mogelijk om een gesepareerd depot met reële beleggingen te creëren. Bovendien gelden in verband met het garantiecontract restricties ten aanzien van het belang in zakelijke waarden (aandelen). In verband met het vorenstaande geldt vanaf 1 januari 2003 de afspraak dat het behaald rendement wordt vastgesteld op basis van de ontwikkeling van een aantal indices. Het vermogen wordt momenteel voor ongeveer 70% geacht te zijn belegd in vastrentende waarden en voor ongeveer 30% in aandelen. Door middel van een rentehedge wordt de duratie van de beleggingsportefeuille afgestemd op de pensioenverplichtingen. Er is sprake van een prudent beleggingsbeleid. Aangezien er wordt belegd in beleggingsindexen voert het pensioenfonds geen zelfstandig beleid op het gebied van verantwoord beleggen en geen stembeleid. Wel heeft het Bestuur gewezen op de algemene verantwoordelijkheden die de herverzekeraar(s) naar de mening van het Bestuur op dit punt heeft, mede in het licht van de relevantie die daaraan maatschappijbreed tegenwoordig wordt gehecht. Voor het surplusvermogen boven de voorziening verzekeringsverplichtingen gelden dezelfde afspraken met betrekking tot de rendementsberekening. Met betrekking tot de overrenteberekening zijn de volgende afspraken gemaakt. • Vermogen wordt vanaf het eind van iedere maand waarin de storting/onttrekking plaats heeft gevonden geacht te zijn belegd in de hierboven vermelde indexen. Het interestpercentage bij een storting gedurende de lopende maand vindt plaats op basis van het u-rendement. • De herschikking naar de genoemde beleggingsmix wordt maandelijks uitgevoerd.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
24
4.4.2
Beleggingsportefeuille
De beleggingen worden geacht te hebben plaatsgevonden volgens een in de verzekeringsovereenkomst vastgelegde beleggingsmix zoals vermeld in onderstaande tabel. Beleggingscategorie Gewicht Staatsobligaties AAA (inclusief het 38,1% rentehedge instrument) Bedrijfsobligaties 24,7% Vastgoed (beursgenoteerd)
7,3%
Aandelen Aandelen (EM) Emerging market debt
17,0% 1,5% 3,6%
Asset backed Securities
4,9%
High Yield Obligaties
2,9%
Benchmark Citi EGBI unhedged BlackRock Capital Euro Corporate Bond Index GPR 250 Global Hedged Net Dividends Index MSCI DM World (net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (net) JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) BlackRock Capital Euro Mirror Swap Corporate Unhedged 70% LB US HY, 2% iss. cap, 30% LB Pan European HY, 2% iss. cap (both hedged)
Het Pensioenfonds heeft de mogelijkheid de weging van de benchmarks per 1 januari van enig jaar in overleg met de herverzekeraar(s) te wijzigen. Daarnaast kan het Pensioenfonds gedurende de contractperiode jaarlijks per 1 januari de strategische mix wijzigen als zij het nodig acht, dit onder voorbehoud dat het een substantiële aanpassing betreft en de gevolgen met betrekking tot garantiepremie en transitiekosten worden geaccepteerd. De beleggingen van de algemene reserve staan volledig los van de beleggingen (inclusief de bufferreserve) die tegenover de voorzieningen staan. Het rendement in enig jaar over de beleggingen die tegenover de voorzieningen staan, wordt ook toegerekend aan de beleggingen van de algemene reserve.
4.4.3 Waarderingsgrondslag van de beleggingen op de balans De beleggingen in vastrentende waarden worden gewaardeerd op basis van de grondslag marktwaarde. De beleggingen in zakelijke waarden worden eveneens gewaardeerd op basis van de grondslag marktwaarde. Er wordt hierbij uitgegaan van de daadwerkelijke stortingen en onttrekkingen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
25
4.5 Indexatiebeleid Het Pensioenfonds heeft een garantiecontract afgesloten met AEGON en NationaleNederlanden als gevolg waarvan de algemene reserve aangewend kan worden om de indexatie te financieren. Het Bestuur besluit in hoeverre de pensioenaanspraken en pensioenrechten geïndexeerd worden conform de stijging van het Prijsindexcijfer, alsmede of niet verleende indexatie uit het verleden wordt ingehaald. Voor toekenning van indexatie wordt de volgende prioriteitsstelling aangehouden: • De algemene reserve moet minimaal gelijk zijn aan de in het FTK opgenomen solvabiliteitsmarge. • Het meerdere in de algemene reserve is beschikbaar voor indexatie. Bij vaststelling van de indexatie wordt de indexatieambitie zoveel als mogelijk is gestand gedaan. In de uitvoering van het indexatiebeleid betrekt het Bestuur ondermeer de volgende elementen: De ontwikkeling van de dekkingsgraad; De ontwikkeling van de algemene reserve; De marge in de premie en het verwachte rendement op de algemene reserve die mede bepalend zijn voor de toekomstige ontwikkeling van de algemene reserve; De resultaten van de meest recente ALM-studie en continuïteitsanalyse. Het indexatiebeleid van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young valt onder categorie D6 van de indexatiematrix (toeslagenmatrix).
4.6 Financiële sturingsmiddelen Binnen het kader van de financiële opzet heeft het Pensioenfonds de volgende financiële sturingsmiddelen: • Wijziging prioriteitsstelling. • Aanpassen van het beleggingsbeleid. • Aanpassen van de indexatie.
4.6.1
Wijziging prioriteitstelling
Met betrekking tot de vaste werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling vanaf 2007 is een prioriteitstelling overeengekomen (zie ook paragraaf 4.3) voor wat betreft de wijze waarop deze bijdrage zal worden aangewend. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om, na goedkeuring van de aangesloten LLPs of gelieerde ondernemingen, de prioriteitstelling aan te passen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
26
4.6.2 Aanpassen van het beleggingsbeleid De situatie op de financiële markten beleggingsportefeuille aan te passen.
zouden
aanleiding
kunnen
geven
om
de
4.6.3 Aanpassen van de indexatie Het Bestuur besluit jaarlijks of de pensioenaanspraken en pensioenrechten geïndexeerd worden. Dit besluit wordt genomen op basis van gegevens over de financiële positie van het fonds in samenhang met toekomstige verplichtingen, alsmede de verwachte ontwikkeling van deze grootheden.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
27