ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA STICHTING PENSIOENFONDS ERNST & YOUNG 1 januari 2013
2013-11
Voorwoord In artikel 4 lid 1 van de Statuten wordt tot uiting gebracht dat het fonds werkt volgens een door het Bestuur vastgestelde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), zoals bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet en het daaruit voortvloeiende Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen. De ABTN heeft als doel: – aan de hand van een beschrijving van de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle integraal inzicht te geven in het functioneren van het fonds, en – een beschrijving te geven van het door het fonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop dit beleid berust, gemotiveerd omschreven zijn. De ABTN heeft de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. Onze pensioenregeling kan gekarakteriseerd worden als een CDC-regeling (collectieve beschikbare premieregeling). Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premie, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De werkgever geeft geen garanties en heeft na het voldoen van de premie geen enkele verplichting meer. Doordat wij via een garantiecontract herverzekeren op basis van middelloon, is het realiseren daarvan relatief zeker. De Pensioenwet kent het fenomeen CDC-regeling niet, doch onderscheidt slechts premieovereenkomst (premie vast, uitkering variabel), kapitaalovereenkomst (opbouw van een bepaald kapitaal op pensioendatum, waarmee op dat moment een pensioenuitkering wordt ingekocht) en uitkeringsovereenkomst (een bepaald pensioenuitkeringniveau). Voor de werkgever werkt een CDC-regeling uit als een premieovereenkomst; voor de deelnemers beoogt een CDC-regeling uit te werken als uitkeringsovereenkomst. De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenregeling strikt volgens deze driedeling moet worden geduid. Daarbij is gangbaar dat CDC-regelingen worden geduid als uitkeringsovereenkomst; een praktijk waarbij wij aansluiten. In onze fondsdocumenten en uitingen spreken wij derhalve van uitkeringsovereenkomst indien en voorzover formeel vereist. Waar vrijheid bestaat spreken wij in onze uitingen van CDC-regeling.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
Vaststelling Actuariële en Bedrijfstechnische Nota De voorliggende Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young is vastgesteld in de bestuursvergadering van 30 oktober 2013.
Rotterdam, 30 oktober 2013 Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
N.G. de Jager (voorzitter)
M.W. Ramaekers (secretaris)
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
INHOUDSOPGAVE
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem Organigram van het Pensioenfonds Beheersingskader van de organisatie Operationele beheersmaatregelen Beleidsmatige beheersmaatregelen Beheersmaatregelen betreffende financiële risico’s Beheersmaatregelen betreffende uitbesteding Managementinformatie Governance Deskundigheid Integriteit Communicatie
2 3 3 5 6 6 7 9 9 10 10 10
2
Aansluiting LLPs en verkrijgen deelnemerschap werknemers
12
3 3.1 3.2
De pensioenregeling en indexatie Pensioenregeling/prepensioenregeling Indexatie
13 14 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Financieel kader Herverzekering bij AEGON Reservering Premiebeleid Beleggingsbeleid Indexatiebeleid Financiële sturingsmiddelen
18 19 22 23 24 27 28
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Bijlage: Verklaring Beleggingsbeginselen Inleiding Organisatie en regeling Beleggingsbeleid van het Pensioenfonds Uitvoering
30 30 30 32 34
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
1
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de mandaatregeling van het Pensioenfonds. Daarna volgt een beschrijving van de hieraan gerelateerde operationele- en beleidsmatige beheersmaatregelen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
2
1.1 Organigram van het Pensioenfonds
Belanghebbenden EYNL/HVG
Beleid en uitvoering
Algemeen Bestuur
OR
Controle en toezicht DNB / AFM
Verantwoordingsorgaan Pensioenbureau
Actieven Gewezen deelnemers
Visitatiecommissie
Verzekeraar Accountant/Actuaris
Pensioengerechtigden
Vermogensbeheerder
1.2 Beheersingskader van de organisatie
1.2.1 Bestuur en doelstelling Het Bestuur is de beheerder van het Pensioenfonds en stelt zich ten doel rechten op pensioenen toe te kennen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun nagelaten betrekkingen en wel overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de Statuten. Het Bestuur tracht dit doel te bereiken door: • het vormen en instandhouden van fondsen; • het uitvoeren van de pensioenregeling zoals in het pensioenreglement omschreven; • al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
3
De ambitie tot het verlenen van indexatie, zoals omschreven in paragraaf 3.2.1, heeft na de dekking van de nominale pensioenrechten en pensioenaanspraken de hoogste prioriteit. Het Pensioenfonds heeft de opdracht om het beleggings- en premiebeleid in dienst te stellen van de waarborging van de pensioenrechten en pensioenaanspraken uit de pensioenovereenkomst en het risico op kortingen van pensioenopbouw of indexaties te beperken.
1.2.2 Samenstelling Bestuur Het Bestuur bestaat uit zes bestuursleden waarvan er twee worden gekozen door en uit de deelnemers, één door en uit de pensioengerechtigden en drie worden benoemd door de besturen van de LLPs. Eén deelnemersbestuurslid vertegenwoordigt de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden gezamenlijk. De door de deelnemers gekozen bestuursleden behoren tot de groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft een voorzitter, secretaris en penningmeester benoemd.
1.2.3 Bevoegdheden Het Bestuur heeft het administratieve en geldelijke beheer voor de dagelijkse werkzaamheden gedelegeerd aan het Pensioenbureau. De bevoegdheden en taken en verantwoordelijkheden van het Bestuur liggen onder andere vast in de Statuten en het Reglement taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
1.2.4 Pensioenbureau Het Bestuur heeft de dagelijkse werkzaamheden overgedragen aan het Pensioenbureau. De taken en verantwoordelijkheden van het Pensioenbureau zijn in het Reglement taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd.
1.2.5 Commissies Het Bestuur heeft vijf commissies (Cie) ingesteld, te weten een AgendaCie, AuditCie, BeleggingsCie, CommunicatieCie en PensioenCie. Het Bestuur kan besluiten een tijdelijke commissie in te stellen.
1.2.6 Externe deskundigen Als accountant fungeert Mazars en als certificerend actuaris treedt Hewitt Associates op. Beide rapporteren ten minste jaarlijks schriftelijk omtrent hun bevindingen. Het Bestuur
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
4
vraagt daarenboven advies aan de accountant en de actuaris in alle gevallen waarin zij dit nodig acht. Het Bestuur kan daarnaast andere (externe) deskundigen raadplegen.
1.3 Operationele beheersmaatregelen
1.3.1 Operationele processen en administratieve organisatie Het Pensioenfonds beschikt over een Handboek AO-IC. In dit handboek is een systematische beschrijving opgenomen van de administratieve processen en de interne controlewerkzaamheden van het Pensioenfonds/Pensioenbureau. Dit handboek heeft onder andere de volgende doelen: • Kennisoverdracht inzake de processen binnen het Pensioenfonds c.q. het Pensioenbureau. • Kennisoverdracht van specifieke controlemaatregelen voor het Pensioenfonds. • Het voldoen aan de regelgeving van De Nederlandsche Bank, principes ‘interne beheersing’. In het handboek worden de volgende processen beschreven: • Strategische management processen. • Primaire bedrijfsprocessen. • Ondersteunende processen. De beschrijving van deze processen wordt onderverdeeld in: • het doel van het proces; • de processpecifieke aandachtspunten; • een algemene beschrijving; • een flowchart van het proces en een beschrijving van de activiteiten per fase van het proces inclusief de beheersmaatregelen; • de tijdlijn; • de op te leveren documenten en rapportages; • de benodigde systemen. Betalingen vanuit de bankrekening van het Pensioenfonds tot € 100.000 worden door Manager Pensions geautoriseerd. Betalingen vanaf € 100.000 tot € 500.000 worden door Penningmeester geautoriseerd. Betalingen boven de € 500.000 dienen geautoriseerd worden door twee bestuursleden. Voorafgaand aan het autoriseren wordt de invoer en controle door twee andere personen gedaan.
de de te de
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
5
1.3.2 Bewaking en analyse managementinformatie
van
het
operationele
ondernemingsrisico
en
de
De werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle wordt vastgesteld door het Pensioenbureau en jaarlijks binnen de kaders van de jaarrekeningcontrole en Pensioenwet onderzocht door de externe accountant. Van de controlewerkzaamheden brengt de externe accountant jaarlijks verslag uit aan het Bestuur. Vanuit zijn professionaliteit zal hij indien nodig adviseren bij wijziging van operationele processen of bij specifieke controlewerkzaamheden, daarbij inspelend op actuele ontwikkelingen en bevindingen.
1.4 Beleidsmatige beheersmaatregelen
1.4.1 Beleidsmatige processen en doelstellingen Om de gestelde doelen te verwezenlijken stelt het Bestuur beleid vast, waarbij de actualiteit steeds in het oog wordt gehouden. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om (tijdelijk) een commissie in te stellen om een specifiek onderwerp te bestuderen. Hierbij kan gedacht worden aan een commissie bij bijvoorbeeld een ingrijpende (wettelijke) wijziging van de pensioenregeling, maar ook bij andere ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de doelstellingen van het Pensioenfonds. De commissie inventariseert en analyseert de risico’s voor het Pensioenfonds en brengt verslag uit aan het Bestuur. Naast de mogelijkheid om commissies in te stellen kan het Bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe deskundigen.
1.4.2 Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de managementinformatie De commissies of externe deskundigen rapporteren aan het Bestuur en op basis van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuele actie is achteraf zichtbaar in de periodieke rapportages (toetsing achteraf).
1.5 Beheersmaatregelen betreffende financiële risico’s De voor een pensioenfonds belangrijkste risico’s (beleggingsrendement, levensverwachting) zijn afgedekt door middel van herverzekering. Ten aanzien van het indexatierisico, zijnde het risico dat de indexatieambitie niet kan worden gerealiseerd, geldt dat sprake is van voorwaardelijke indexatie. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
6
Het belangrijkste niet afgedekte risico is daarmee het kredietrisico ten aanzien van de verzekeraar. Gegeven de nadrukkelijke indexatieambitie behandelt het Bestuur dit als tweede belangrijke niet afgedekte risico. Strategisch beleid is dat middelen die beschikbaar zijn en komen ten behoeve van indexatie op (prudente) wijze worden belegd. Ontwikkelingen op financiële markten worden gevolgd, teneinde te bepalen of tussentijds wijzigingen gewenst zijn. Dit is de tactische beleidsvrijheid.
1.6 Beheersmaatregelen betreffende uitbesteding Uitbesteding vindt plaats na een selectieproces, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen ondermeer kwaliteit, zekerheid en kosten. Uitgangspunt is dat een partij waaraan uitbesteding plaatsvindt, zorg draagt voor adequate processen en beheersing daarvan. Het Bestuur houdt daarop toezicht (monitoring controls) en neemt waar nodig aanvullende maatregelen (proces controls). Bij het uitbesteden van werkzaamheden worden de daaraan verbonden risico's in kaart gebracht. Het Bestuur inventariseert hiertoe gedetailleerd voor elk van de uit te besteden werkzaamheden de problemen die bij uitbesteding kunnen ontstaan. Vervolgens worden procedures en maatregelen vastgesteld die deze problemen kunnen voorkomen dan wel beheersbaar maken. Bij een nieuwe of gewijzigde uitbesteding wordt in de offerteaanvraag onderzocht welke waarborgen (boetes, exitbepalingen, verklaringen e.d.) mogelijk zijn ter voorkoming van problemen. Het Bestuur bepaalt vervolgens of de risico's en waarborgen in een redelijke verhouding tot elkaar staan alvorens zij definitief besluit tot de uitbesteding van de werkzaamheden aan een specifieke uitvoerder. Uitvoerders dienen in ieder geval te beschikken over: • interne procedures die de juistheid en tijdigheid van de werkzaamheden waarborgen; • richtlijnen die vertrouwelijke omgang met de gegevens van het Pensioenfonds garanderen en de integriteit van de werknemers van de uitvoerder waarborgen. Na afloop van een offertetraject wordt voor elk van de geïdentificeerde risico's een (nieuwe) maatregel ter beheersing van het risico geformuleerd. Een deel van deze maatregelen komt bij het Pensioenfonds zelf te liggen. De overige maatregelen worden in de overeenkomst met de uitvoerder (bijvoorbeeld in een Service Level Agreement (SLA)) vastgelegd. Daarnaast worden in de overeenkomst/SLA voor alle afzonderlijke werkzaamheden de afspraken omtrent moment, frequentie en doorlooptijd benoemd. Maatregelen als boete- en beëindigingclausules waarborgen dat afspraken ook in uiterste gevallen tijdig worden nagekomen. De procedures en maatregelen ter beheersing van de risico’s (bij bestaande en nieuwe uitbesteding) gelden in principe voor de duur van de overeenkomst, maar kunnen bij een onbevredigend resultaat in goed overleg tussentijds worden aangepast. Daarom wordt ten minste eenmaal per jaar, maar ook zodra wordt overwogen een andere uitvoerder te kiezen, Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
7
door het Bestuur nagegaan of het totaaloverzicht van risico's, procedures en maatregelen aanpassing behoeft. Een goede rapportage van incidenten en ervaringen is hierbij van groot belang. De accountant en actuaris controleren en beoordelen tevens de procedures en maatregelen ter beheersing en voorkoming van de risico's.
1.6.1 Uitbesteding deelnemersadministratie en uitkeringen Het Pensioenfonds heeft de deelnemersadministratie en het verrichten van de uitkeringen uitbesteed aan AEGON. Hiervoor is een overeenkomst afgesloten die voldoet aan de specifieke vereisten van de beleidsregel uitbesteding. Daarnaast is met AEGON een Service Level Agreement afgesproken.
1.6.2 Uitbesteding Pensioenbureau In het kader van de uitvoering van het pensioenreglement worden de administratieve werkzaamheden van het Pensioenfonds verrichtdoor het Pensioenbureau. De HR-activiteiten zijn uitbesteed aan Ernst & Young Nederland LLP. De afspraken omtrent deze uitbesteding zijn vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomst, de Transitieovereenkomst en de Uitbestedingsovereenkomst. De aansturing van het Pensioenbureau berust bij het Pensioenfonds. Het Pensioenbureau legt verantwoording af aan het Bestuur; niet aan Ernst & Young Nederland LLP.
1.6.3 Uitbesteding actuarieel advies Betreft
Risico's
· Actuariële
· Juistheid
berekeningen en adviezen
· Tijdigheid
· Actuarieel
verslag en actuariële verklaring
· Juistheid en
volledigheid
· Tijdigheid
Procedure / Maatregel · Er wordt gewerkt met het systeem van peer-
review, dat wil zeggen dat alle berekeningen en adviezen door een collega-(actuaris) worden gecontroleerd. · In overleg met de uitvoerder wordt een deadline vastgesteld die door de actuaris wordt bewaakt. · De actuaris werkt met peer-review en gebruikt
kantoorstandaarden ten aanzien van toereikendheidstoets en rapportage. · De actuaris bewaakt de voortgang zodat de deadline van 1 juli met een grote mate van zekerheid wordt gehaald.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
8
Betreft
Risico's
· Staten De
· Juistheid
Nederlandsche Bank
· Tijdigheid
· Rapportages
De Nederlandsche Bank
· Juistheid en
tijdigheid
Procedure / Maatregel · De
ingevulde actuariële staten worden gecontroleerd door twee medewerkers van het kantoor van de actuaris en het Pensioenbureau voert de laatste controle uit. · De actuaris bewaakt de voortgang zodat de deadline van 1 juli met een grote mate van zekerheid wordt gehaald. · Het
kantoor van de actuaris gebruikt de standaarden van DNB of zelf ontwikkelde standaarden om snel en volledig de noodzakelijke rapportages aan DNB op te kunnen stellen.
1.7 Managementinformatie Het Bestuur laat zich bij het vaststellen en uitvoeren van beleid ondersteunen door periodieke rapportages, die tezamen een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie van het Pensioenfonds met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. Deze periodieke rapportages zijn onder meer: • De door Lane Clark & Peacock verstrekte overzicht per kwartaal inzake de technische voorziening(en). • Het Pensioenbureau levert ieder kwartaal een rapportage op aan het Bestuur bestaande uit een financiële rapportage en een rendementsrapportage. • De ALM-studie en continuïteitsanalyse. • De rapportages voor De Nederlandsche Bank. • De SLA-rapportage van AEGON en ING Investment Management (ING IM). Ten behoeve van de informatievoorziening wordt ook het informatieschema zoals dit is vastgelegd in het Handboek AO/IC gehanteerd.
1.8 Governance
1.8.1 Verantwoordingsorgaan Overeenkomstig de principes van goed pensioenfondsbestuur heeft het Bestuur een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden. In het Verantwoordingsorgaan zijn vertegenwoordigd de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgever(s). Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van deze principes. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
9
1.8.2 Intern toezicht Het Bestuur heeft zorggedragen voor de organisatie van een transparant intern toezicht door het instellen van een Visitatiecommissie. De Visitatiecommissie heeft als taak het kritisch bezien van het functioneren van (het Bestuur van) het Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De Visitatiecommissie krijgt minimaal eens per drie jaar van het Bestuur de opdracht tot het verrichten van een onderzoek en het vervaardigen van een rapport met de bevindingen van de commissie. Dit heeft plaatsgevonden in 2009 en 2012.
1.9 Deskundigheid Het Bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld waarin is vastgelegd over welke deskundigheid het Bestuur beschikt en welke acties ondernomen worden om die deskundigheid te waarborgen en zonodig te vergroten. Het Bestuur heeft een procedure vastgesteld voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het Bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Het Bestuur vergadert ten minste zesmaal per jaar. Van deze vergaderingen worden schriftelijke verslagen gemaakt.
1.10 Integriteit Het Bestuur heeft een gedragscode opgesteld gebaseerd op het Opf-model.
1.11 Communicatie In lijn met de principes van goed pensioenfondsbestuur heeft het Bestuur een communicatieplan opgesteld. Het Bestuur refereert met dit plan naar de onder de Pensioenwet voorgeschreven communicatiestromen. Doelstellingen van het plan zijn onder andere het bevorderen van de betrokkenheid bij het fonds, het vergroten van kennis over pensioenen en pensioenregelingen, informatie over reilen en zeilen van het Pensioenfonds. Zowel interne als externe doelgroepen zijn geïdentificeerd en er zijn afspraken gemaakt over communicatievormen. De belangrijkste daarvan zijn: •
• •
De start- en aanmeldingsbrief en een jaarlijkse schriftelijke communicatie inzake het indexatiebeleid, voor deelnemers aan de regelingen en regelmatige informatie over pensioenaanspraken en -rechten aan alle deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Hiervoor wordt het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) gebruikt. Aandacht geven aan het verschijnen van het Jaarverslag met daarin opgenomen het bestuursverslag en de jaarrekening. Onderhouden van eigen e-mail adres van het fonds. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
10
• •
Het geven van presentaties op afdelingsvergaderingen. Het Pensioenfonds onderhoudt een eigen website waarop alle relevante informatie voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is terug te vinden. Hier worden onder andere de jaarstukken en het pensioenreglement gepubliceerd. Tevens is er een Pensioenplanner beschikbaar voor actieve deelnemers waarin individuele deelnemers hun eigen pensioensituatie kunnen doorrekenen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
11
2
Aansluiting LLPs en verkrijgen deelnemerschap werknemers
Na overleg met de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP, feitelijk vertegenwoordigd door het Subarea Leadership Team van Bene (hierna niet herhaald), kunnen een LLP of een gelieerde onderneming en het Pensioenfonds een overeenkomst afsluiten waarin wordt vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de Statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het Pensioenfonds is gebaseerd. Tevens verbinden partijen zich aan de besluiten van het Bestuur van het Pensioenfonds en aan de besluiten die de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP neemt op grond van de bevoegdheden door Statuten of reglementen gegeven. Het Pensioenfonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en –verplichtingen van de werknemers bij de aangesloten LLP of gelieerde onderneming, die voortkomen uit de Statuten en de reglementen behorende bij de pensioenregeling. De LLP of gelieerde onderneming zal zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de Statuten en reglementen als deelnemer wordt aangemerkt. De bij het Pensioenfonds aangesloten LLPs zijn: • Ernst & Young Nederland LLP • Ernst & Young Accountants LLP • Ernst & Young Belastingadviseurs LLP • Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP De gelieerde ondernemingen zijn: 1 Ernst & Young Actuarissen B.V. 2 Ernst & Young CertifyPoint B.V. 3 Ernst & Young Vat Rep BV 4 Ernst & Young Real Estate Advisory Services BV 5 BECO Groep BV 6 Stichting Ernst & Young Foundation 7 Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
12
3
De pensioenregeling en indexatie
De huidige pensioenregeling dateert van 31 december 2006. De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in het Pensioenreglement Ernst & Young Nederland LLP 31 december 2006 en het Pensioenreglement Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP 31 december 2006. Hierna wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
13
3.1
Pensioenregeling/prepensioenregeling
Onze pensioenregeling kan gekarakteriseerd worden als een CDC-regeling (collectieve beschikbare premieregeling). Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premie, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De pensioenregeling bij het Pensioenfonds bestaat uit een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling en een vrijwillige bijspaarregeling voor extra levenslang ouderdomspensioen. De voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling dient te worden gefinancierd op basis van de pensioenpremie zoals die in het overleg tussen het Pensioenfonds en de LLPs wordt overeengekomen (zie paragraaf 4.3). De pensioenpremie wordt uitgedrukt als percentage van de som van de pensioengevende salarissen van de deelnemers aan de pensioenregeling, rekening houdende met de deeltijdfactor. Dit percentage wordt zodanig vastgesteld dat dit op grond van de gehanteerde parameters naar verwachting toereikend zal zijn om de opbouwambitie waar te maken. De werkgever geeft geen garantie dat het vastgestelde premiepercentage voor de premieperiode voldoende zal zijn voor de opbouwambitie van de pensioenregeling. De werkgever heeft, na betaling van de overeengekomen premie, geen enkele verplichting om extra bijdragen ter beschikking te stellen. De werkgever is niet gerechtigd tot enige betaling uit het Pensioenfonds en heeft geen directe invloed op het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds. De premie over enig jaar heeft betrekking op de opbouw van het pensioen in dat jaar. Dit betekent dat de werkgever na het voldoen van de premie geen verdere financiële verplichting heeft en geen risico’s draagt. Als vergoeding voor de toekomstige risico’s die Pensioenfonds en uiteindelijk deelnemers hierdoor lopen, worden risicomarges verwerkt bij de vaststelling van het premiepercentage. Er worden aanspraken opgebouwd op ouderdomspensioen, uit te keren vanaf de leeftijd van 65 jaar en op levenslang partnerpensioen. Aanspraken op tijdelijk partnerpensioen en wezenpensioen zijn verzekerd op risicobasis. Bij overlijden voor de pensioendatum wordt voor de bepaling van het te bereiken ouderdomspensioen tevens rekening gehouden met het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen over aaneengesloten deelnemersjaren vanaf 1 januari 1997 uit hoofde van voorgaande pensioenreglementen van het Pensioenfonds. De deelnemers kunnen ook vrijwillig bijsparen voor extra levenslang ouderdomspensioen. Bepalingen hierover zijn vastgelegd in hoofdstuk C van het pensioenreglement. Bij beëindiging van de deelname door overlijden, uitdiensttreding of pensionering wordt het gespaarde kapitaal omgezet in de pensioenaanspraken zoals vermeld in het reglement. De pensioenregeling bevat de volgende keuze-elementen: uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen, uitruil van levenslang ouderdomspensioen
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
14
in levenslang partnerpensioen, variabilisering in de hoogte van het levenslange ouderdomspensioen, vervroeging en uitstel van het levenslange ouderdomspensioen. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt de deelname aan de pensioenregeling (gedeeltelijk) premievrij voortgezet. De belangrijkste kenmerken zijn opgenomen in het onderstaande overzicht.
Pensioensysteem Pensioengevend jaarsalaris Ouderdomspensioen - Franchise EY en HVG - Pensioengrondslag - Pensioenopbouw - Opbouwperiode - Uitkering OP Partnerpensioen Tijdelijk Partnerpensioen ANW-hiaatpensioen Wezenpensioen (per kind) Indexatie Eigen bijdrage
Voorwaardelijk geïndexeerd middelloon overeengekomen collectief beschikbare premie 12,96 maal het maandsalaris
o.b.v.
€ 16.165 (oktober 2012, aanpassing volgens de AOWontwikkeling voor een gehuwde) Pensioengevend jaarsalaris minus franchise 1,69% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar Tot 65 jaar Vanaf 65 jaar 75% van het te bereiken ouderdomspensioen 15% van het te bereiken ouderdomspensioen (tot 65 jaar) € 14.425 (2013 aanpassing volgens de maximale uitkering uit hoofde van ANW) 14% van het te bereiken ouderdomspensioen, gemaximeerd op 9% van het pensioengevend salaris Voorwaardelijk Premievrij voor deelnemers in dienst voor 1 oktober 2013. 4% van de pensioengrondslag per jaar voor deelnemers in dienst op of na 1 oktober 2013
Per 1 januari 2007 is de prepensioenregeling premievrij gemaakt en vindt er geen opbouw van pensioen meer plaats binnen deze regeling
3.2 Indexatie
3.2.1 Voorwaardelijke toeslagverlening Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks indexatie verleend van maximaal de prijsontwikkeling. Uit prognoseberekeningen in 2013 is gebleken dat de gemiddelde toekenning op de lange termijn naar verwachting 62% is van de prijsontwikkeling. Het Bestuur besluit zijn ambitie aan te sluiten op de uitkomsten van deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
15
prognoseberekeningen (gebaseerd op de continuiteïtsanalyse die iedere drie jaar wordt uitgevoerd of bij grote wijzigingen). Het Bestuur heeft een beleggingsmix gekozen voor de algemene reserve, zodanig dat bij een aanvaardbaar risico de ambitie realistisch gehaald kan worden. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De indexatie wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Indien het Bestuur besluit dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten aangepast worden, dan geldt dit voor de navolgende pensioenen uit hoofde van dit reglement: -
het ingegane ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen; wezenpensioen; en ANW-hiaatpensioen en de ingegane pensioenen die verworven zijn met het pensioenkapitaal;
-
de op Deelnemersjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van toekenning van de indexatie betrekking hebbende aanspraak op ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en tijdelijk partnerpensioen, met uitzondering van het pensioenkapitaal;
-
opgebouwde, nog niet ingegane pensioenaanspraken waarop aanspraak is blijven bestaan na beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioendatum.
De hiervoor genoemde pensioenrechten en pensioenaanspraken zullen in gelijke mate aangepast worden. Indexaties kunnen uitsluitend worden toegekend per 1 januari van enig jaar. Een indexatie kan niet negatief zijn. Een eenmaal toegekende indexatie maakt onderdeel uit van de pensioenrechten dan wel pensioenaanspraken. Over een genomen besluit zal het Bestuur de (gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden informeren. Tevens zal het Bestuur de (gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden er op wijzen dat indexaties geen recht zijn en dat het ook niet zeker is of en in hoeverre indexaties in de toekomst zullen worden toegekend en dat voor indexaties geen voorzieningen worden getroffen.
3.2.2 Toeslagregeling Naast de bovenstaande indexatie geldt er nog een toeslagregeling. Deze toeslagregeling geldt voor de deelnemers die zijn verzekerd ingevolge de zogenaamde ‘oude basisregeling’ en 15 of Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
16
meer deelnemersjaren hebben en betreft een voorwaardelijke regeling. Het Bestuur zal deze toeslag niet toekennen zonder schriftelijke goedkeuring van Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
17
4
Financieel kader
De pensioenverplichtingen zijn geheel herverzekerd via een garantiecontract op basis van rentestandskorting bij AEGON. Na een korte beschrijving van de overeenkomst met de herverzekeraar wordt ingegaan op de financiële opzet bij het Pensioenfonds en de daarmee samenhangende financiële sturingsmiddelen. Onderstaande overwegingen neemt het Bestuur mee in haar algemene besluitvorming: Uitgangspunt is een evenwichtige belangenafweging voor jongeren en ouderen; Met een aantal risico’s, niet limitatief, wordt rekening gehouden: o Het kredietrisico inzake de (her)verzekeraar; o Inflatieverwachting; o Financieringsrisico: dat het positieve saldo dat resteert uit de doorsneepremie en aan de algemene reserve wordt toegevoegd, wijzigt als gevolg van een veranderende samenstelling van het personeelsbestand alsmede een wijzing in de verhouding tussen pensioengrondslag en salaris; o Beleggingsrisico (vrije reserves); o Overdrachtsrisico: om (uit oogpunt van flexibiliteit voor het Pensioenfonds) de handen vrij te hebben naar een andere uitvoerder te kunnen overstappen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
18
4.1 Herverzekering bij AEGON De pensioenverplichtingen zijn volledig herverzekerd bij de herverzekeraar. De tarifering van de inkomende premiestelling is gebaseerd op de uitgaande premiestelling naar de herverzekeraar(s). Looptijden zullen worden afgestemd. De herverzekeringsovereenkomst loopt vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017. De verzekeringen zijn geadministreerd onder de nummers 8576, 8578, 24930, 34654, 35620, 60560, 60577, 60809 en 60841. Indien na beëindiging van het contract geen nieuwe overeenkomst bij de herverzekeraar wordt afgesloten heeft het Pensioenfonds de keuze om de lopende verzekering premievrij te maken, waarbij de garantie voor de volle duur van de verzekeringen blijft gelden, of om de pensioenverplichtingen met de daarbij behorende waarde aan het Pensioenfonds over te dragen. In de herverzekeringsovereenkomst wordt uitgegaan van het marktwaardeprincipe waarmee de overeenkomst aansluit bij de principes van het financieel toetsingskader (FTK). Het belangrijkste kenmerk van de overeenkomst is het principe dat met elke premiebetaling alle toekomstige beleggings- en/of technische resultaten direct verrekend worden. Een ander essentieel kenmerk van dit product is dat de betalingen voor inkoop en verzekering van pensioenen worden gebaseerd op de marktrente van het moment van sluiten. Deze elementen samen worden uitgedrukt in een correctie op de premie op basis van 3% rekenrente. Het correctiepercentage is berekend op de rentecurve van 21 december 2012 en leidt tot een kortingspercentage op de netto premie van 1,08%. Dit percentage staat gedurende de vijfjarige contractperiode vast. Eventuele koopsommen voor indexatie van de pensioenen worden altijd op de actuele marktrente berekend op overeenkomstige wijze als voor het per 1 januari 2013 vastgestelde correctiepercentage.
4.1.1
Actuariële grondslagen van de herverzekeringsovereenkomst
Hieronder volgt een opsomming van de grondslagen waarop de pensioenverplichtingen, premies en koopsommen worden vastgesteld herverzekeringsovereenkomst.
4.1.2 Sterfte:
voorziening binnen de
Sterftekansen en leeftijdsterugstelling Mannen: volgens de Pensioentafel 2010 gebaseerd op de sterftekansen van het jaar 2033; voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en geen leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen op Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
19
opbouwbasis (opbouw- en risicodeel) voor de verzekerde man 5 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en geen leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen op risicobasis voor de verzekerde man 7 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en geen leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Vrouwen: volgens de Pensioentafel 2010 gebaseerd op de sterftekansen van het jaar 2036; voor het ouderdomspensioen geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur; voor het partnerpensioen op opbouwbasis (opbouw- en risicodeel) voor de verzekerde vrouw 4 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en geen leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen op risicobasis voor de verzekerde vrouw 7 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en geen leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Netto:
4.1.3
1,005 x de continu berekende netto contante waarde.
Uniform leeftijdsverschil tussen man en vrouw
Het tarief voor nabestaandenpensioen wordt berekend naar een uniform leeftijdsverschil van drie jaar (leeftijd man minus vrouw is drie). In geval van een partnerschap waarbij beide partners van gelijk geslacht zijn, wordt voor de toepassing van het tarief aangenomen dat de medeverzekerde van het andere geslacht is dan zijn of haar werkelijke geslacht.
4.1.4 Partnerfrequenties De partnerfrequenties (inclusief huwelijkspartners en geregistreerde partners) volgens het vijfde CRC-rapport verhoogd met 1 procentpunt worden gehanteerd als in de onderstaande tabel vermeld. In de tabel staan onder “Fx” de partnerfrequenties voor de verzekerde man en onder “Fy” de partnerfrequenties voor de verzekerde vrouw. Lft
Fx
Fy
18 19 20 21 22 23 24 25
0,02 0,09 0,16 0,23 0,30 0,37 0,44 0,51
0,06 0,14 0,22 0,30 0,38 0,46 0,54 0,62
Lft 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Fx 0,60 0,70 0,79 0,81 0,81 0,82 0,83 0,84 0,86 0,87
Fy 0,68 0,73 0,77 0,83 0,83 0,84 0,84 0,84 0,84 0,84
Lft 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Fx 0,87 0,87 0,88 0,88 0,88 0,88 0,88 0,88 0,88 0,88
Fy 0,84 0,85 0,85 0,86 0,86 0,86 0,86 0,86 0,86 0,86
Lft 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55
Fx 0,89 0,89 0,90 0,91 0,91 0,91 0,91 0,91 0,91 0,91
Fy 0,86 0,86 0,86 0,85 0,85 0,85 0,84 0,83 0,81 0,81
Lft 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Fx 0,91 0,91 0,91 0,91 0,92 0,92 0,92 0,92 0,92 0,92
Fy 0,81 0,81 0,81 0,81 0,81 0,81 0,80 0,79 0,78 0,77
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
20
Na de datum van ingang van het ouderdomspensioen geschiedt reservering van het uitruilbaar partnerpensioen volgens het systeem bepaalde partner. De partnerfrequentie op de 65-jarige leeftijd wordt ten behoeve van het uitruilbaar partnerpensioen gelijkgesteld aan 1.
4.1.5
Rekenrente
Rentevoet
:
3%
MRC-factor
:
Marktrente Correctiefactor
De op een rentevoet van 3% berekende premies, koopsommen en afkoopwaarden in enig jaar worden gecorrigeerd met de MRC-factor. De MRC-factor wordt verwerkt in het hieronder vermelde correctiepercentage. Het per 1 januari 2013 voor de duur van 5 jaar vast te stellen correctiepercentage wordt toegepast op het op een rentevoet van 3% berekende netto tarief. De correctie is gelijk aan een korting van 1,08%. Eventuele koopsommen voor indexatie van de pensioenen worden altijd op de actuele marktrente berekend op overeenkomstige wijze als voor het per 1 januari 2013 vastgestelde correctiepercentage.
4.1.6
Wezenpensioen
De netto jaarpremie per € 1.000 jaarlijks wezenpensioen per kind bedraagt voor mannelijke verzekerden € 13,90 en voor vrouwelijke verzekerden € 9,80. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot 21 jaar, voor studerende en/of arbeidsongeschikte kinderen tot 27 jaar en wordt verdubbeld uitgekeerd voor volle wezen.
4.1.7 ANW-hiaatpensioen De brutopremie per € 10.000 te verzekeren jaarlijks ANW-hiaatpensioen bedraagt voor elke actieve deelnemer € 40,70 per jaar. Het tarief is gebaseerd op verplichte deelname, unisekstarief, de werkelijke uitstelduur in verband met de verzorging van een jongste kind onder de 18 jaar en medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Op de premie voor het Anw-hiaatpensioen wordt het in 4.1.5 omschreven correctiepercentage niet toegepast.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
21
Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd uiterlijk tot AOW-leeftijd van de medeverzekerde, maar niet langer dan tot leeftijd 67 jaar van de medeverzekerde.
4.1.8 Kostenopslagen •
• •
Opslag voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (6-klassen-systeem) is gelijk aan 4,0% van het bruto tarief (deze opslag geldt niet voor eenmalige koopsommen). Excassokosten (inclusief administratie na pensioeningang) zijn gelijk aan 1,5% van het netto tarief. Daarnaast zijn de administratie- en mutatiekosten gelijk aan 2,5% van het bruto tarief.
4.2 Reservering
4.2.1 Voorziening pensioenverplichtingen basisregeling Conform de wettelijke eisen van het FTK vindt de vaststelling van de technische voorzieningen plaats op actuele waarde en is rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen. In verband met de door het Actuarieel Genootschap (hierna: AG) opgestelde Richtlijnen voor rapportering door de certificerend actuaris wordt de voorziening pensioenverplichtingen eveneens vastgesteld op basis van de Prognosetafels 2012-2062, gepubliceerd door het AG in 2012, met een correctie voor ervaringssterfte voor de inkomensklasse hoog. De tafels van het AG en CBS zijn immers gebaseerd op de gehele bevolking en daarom dienen pensioenfondsen bij het gebruik van de prognoses van het AG (of het CBS) rekening te houden met de specifieke eigenschappen van hun populatie. Het CBS heeft voor het jaar 2007 de levensverwachting van mannen en vrouwen uitgesplitst naar sociaal economische status. Hiermee is zichtbaar gemaakt dat de levensverwachting van mannen en vrouwen met een hoog gestandaardiseerd inkomen langer is dan de levensverwachting voor de gehele bevolking. Op basis van de levensverwachting naar inkomen zijn ervaringssterftefactoren afgeleid. De populatie van het Pensioenfonds is enerzijds te klein en anderzijds is door het hebben van een herverzekeringsovereenkomst het belang gering om een diepgaand eigen onderzoek te verrichten. Het Bestuur volgt nauwgezet de actuele ontwikkelingen op het gebied van de voorzienbare trend in overlevingskansen, en zal indien zij dat nodig acht de voorziening pensioenverplichtingen hierop aanpassen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
22
4.2.2
Tijdsevenredige financiering
Het financieringssysteem van het Pensioenfonds (en de herverzekeraar) is erop gericht om minimaal de opgebouwde pensioenaanspraken steeds volledig gefinancierd te hebben. In de voorziening pensioenverplichtingen is ook een voorziening opgenomen voor de affinanciering van de verdere pensioenopbouw voor arbeidsongeschikten. Deze voorziening is gelijk aan de contante waarde van de in de toekomst nog op te bouwen aanspraken.
4.2.3 Financiering op basis van 1-jarige risicopremies / risicoverzekeringen Het nog niet ingekochte partnerpensioen, het tijdelijke partnerpensioen en het wezenpensioen worden gefinancierd op basis van 1-jarige risicopremies.
4.2.4 Pensioenbijspaarregeling De Pensioenbijspaarregeling wordt bepaald als de som van de netto stortingen door de werkgevers en de werknemers en de behaalde beleggingsopbrengsten.
4.2.5 Algemene reserve De algemene reserve heeft geen bestemming maar dient in feite als buffer om de verhoging van andere reserves en voorzieningen te financieren als het saldo van de rekening van baten en lasten ontoereikend is.
4.3
Premiebeleid
Ter financiering van de pensioenaanspraken uit hoofde van het pensioenreglement hebben de LLPs zich verbonden jaarlijks aan het Pensioenfonds te voldoen: · Een vaste werkgeversbijdrage ter grootte van een bepaald percentage van de som van de pensioengevende jaarsalarissen, rekening houdende met de deeltijdfactor, van alle actieven aan de in het pensioenreglement omschreven pensioenregeling. Dit percentage wordt vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Voor de jaren vanaf 2013 zal de bijdrage worden vastgesteld conform de gemaakte afspraken tussen de LLPs en de Ondernemingsraad Ernst & Young, zoals omschreven in het document “Hernieuwde afspraken over de pensioenovereenkomst” d.d. 9 juli 2010. Voor de jaren vanaf 2013 bedraagt dit percentage 14,0%. De bijdrage geldt voor een periode van in beginsel 3 jaar. Zolang het Pensioenfonds de pensioenrechten en pensioenaanspraken heeft herverzekerd op basis van een garantiecontract geldt in afwijking hiervan een afspraak over de bijdrage tussen de LLPs en het Pensioenfonds tot uiterlijk de eerstvolgende datum waarop het contract van het Pensioenfonds met de herverzekeraar(s) expireert.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
23
· Het vertrekpunt bij een beschikbare premie van 14% is 11% aan kostendekkende premie voor opbouw en 3% voor het dragen van risico’s door de werknemers (CDC-regeling). Deze 3% vindt zijn basis in: a. Het in stand houden van het eigen vermogen. b. Een vaste risico-overdracht bijdrage tot en met 2026 van 1,25% die al was afgesproken in het afsprakendocument “Hernieuwde afspraken over de pensioenovereenkomst” d.d.9 juli 2010. c. De lagere inkoopkosten als gevolg van het premievrij achterlaten van het herverzekeringscontract per 31 december 2012 op basis van de toen geldende garantie komen voor 50% ten goede aan het deel van de premie dat beschikbaar is voor risicooverdracht. Het restant van de inkoopkosten (thans ook 50%) komt ten goede aan dat deel van de premie dat beschikbaar is voor inkoop. · In afwijking van het genoemde vertrekpunt wordt in overeenstemming met werkgever en OR voor 2013 12% voor opbouw gehanteerd. De deelnemer die op of na 1 oktober 2013 in dienst treedt bij de Werkgever, is een bijdrage verschuldigd van 4% van de pensioengrondslag per jaar. Deelnemers die voor 1 oktober 2013 in dienst getreden zijn, zijn geen bijdrage verschuldigd. De bijdragen zoals hiervoor vermeld worden achtereenvolgens aangewend ter financiering van: – de uitvoeringskosten van de Stichting voorzover deze niet door EY worden vergoed; – de risicopremies; – de inkoop van de pensioenaanspraken in enig jaar; – het vormen van door de Pensioenwet en/of toezichthouder voorgeschreven reserves; – het vermogen van de Stichting.
4.4 Beleggingsbeleid
4.4.1 Beleggen voor risico van het Pensioenfonds Het Bestuur beheert de beleggingen die tegenover de Algemene Reserve staan en neemt de strategische en tactische beslissingen die hiermee verband houden. De voorbereidingen ten aanzien van de vormgeving van het beleggingsbeleid besteedt zij uit aan de BeleggingsCie. De operationele uitvoering is op basis van “execution only” via ING IM uitbesteed aan een aantal beleggingsfondsen. Voor het voorbereiden van de beleggingsbeslissingen laat de BeleggingsCie en/of het Bestuur zich naar behoefte van advies dienen . De Algemene Reserve dient voor het opvangen van risico’s en onvoorziene kosten. De Algemene Reserve omvat twee onderdelen om daarmee het indexatiebeleid te optimaliseren. Het eerste onderdeel dient om eventueel de optie uit te oefenen om op enig moment terug te keren naar een Gesepareerd Beleggingsdepot (hierna GB). Het beleggingsbeleid voor dit Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
24
onderdeel is er (mede) op gericht om de uitoefening van deze optie mogelijk te maken op het moment dat het Bestuur dit wenselijk acht. Het tweede onderdeel is ervoor bedoeld om (tezamen met het eerste onderdeel) het indexatiepotentieel van het fonds te optimaliseren. Voor beide onderdelen wordt een afzonderlijk beleggingsbeleid bepaald. 4.4.2
Continuiteïtsanalyse en indexatieresultaat
Uit de continuïteitsanalyse volgt een geschat indexatieresultaat. Het beleggingsbeleid wordt vervolgens zodanig vastgesteld dat een maximaal rendement (indexatieresultaat) kan worden behaald met een voor het Bestuur acceptabel risico (uitgedrukt in de dekkingsgraad at risk). Het indexatieresultaat uit de meest recente continuïteitsanalyse geeft aan dat in de komende 15 jaar naar verwachting gemiddeld 62% van de prijsprijsontwikkeling kan worden toegekend aan indexatie. Voor de koopkracht van het pensioen betekent het dat deze in 15 jaar naar verwachting daalt naar ongeveer 88% van de koopkracht die zou zijn bereikt op basis van volledige compensatie voor prijsprijsontwikkeling gedurende deze periode.
4.4.3
Strategische en tactische mix
Systematiek en uitgangspunten totstandkoming strategische mix Rekening houdend met het rendement (indexatieresultaat) en risico (dekkingsgraad at risk) vraagt de BeleggingsCie aan ING IM om een verzameling efficiënte beleggingsportefeuilles voor te stellen. Op basis hiervan stelt het Bestuur een risk appetite (dekkingsgraad at risk) vast. Voor 2013 is deze vastgesteld op een daling van 111,0% tot ongeveer 110,7%. Op basis hiervan wordt de strategische mix bepaald. Deze mix bepaalt het lange termijn beleggingsbeleid. Om zorg te dragen voor overeenstemming tussen doelstellingen en risico’s wordt jaarlijks de strategische allocatie herijkt c.q. gereviewed. Binnen door het bestuur gestelde bandbreedtes kan, vanwege (verwachte) ontwikkelingen op de financiële markten, van de strategische mix worden afgeweken. Dit leidt tot de tactische beleggingsmix. Deze mix bepaalt het beleggingsbeleid op kortere termijn. De BeleggingsCie is bevoegd om de binnen de gestelde bandbreedtes de tactische mix te bepalen. Door scheefgroei in de beleggingsportefeuille of door verandering in het risicoprofiel kan het zijn dat de werkelijke beleggingsmix buiten de door het bestuur vastgestelde bandbreedtes treedt en dus teveel afwijkt van de strategische mix. Er dient dan een rebalancing van de portefeuille plaats te vinden. Ten aanzien van rebalancing zijn in het algemeen twee werkwijzen mogelijk: 1. Rebalance to Plan, waarbij er steeds voor wordt gezorgd dat elke beleggingscategorie binnen de vastgestelde bandbreedtes blijft, of
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
25
2. Buy and Hold, waarbij je volgens het plan koopt met de intentie de belegging gedurende een lange periode in portefeuille te houden. In 2013 is in principe voor de eerstgenoemde strategie gekozen, maar dit dient nog nader uitgewerkt te worden. Zie verder onder ‘Tactische herallocatie’. De strategische mix wordt jaarlijks geëvalueerd, maar kan, indien nodig vanwege bijzondere ontwikkelingen, na advies van de BeleggingsCie en gestructureerde Besluitvorming van het Bestuur, ook tussentijds worden aangepast. Systematiek en uitgangspunten totstandkoming tactische mix en bepaling fondsen waarin wordt belegd Gegeven de door het Bestuur gekozen strategische mix doet de BeleggingsCie een verzoek tot het maken van een shortlist van mogelijke beleggingfondsen bij ING IM (Altis). De fondsen worden door ING IM (Altis) voorgelegd aan de BeleggingsCie en zo nodig schriftelijk of mondeling toegelicht. De BeleggingsCie besluit welke fondsen ze ter clearing aan wil bieden bij de independence desk. Indien de fondsen niet door de clearing komen, wordt door de BeleggingsCie een verzoek bij ING IM (Altis) gedaan om alternatieve fondsen aan te bieden. Indien fondsen wel door de clearing komen, worden ze door de BeleggingsCie als mogelijke fondsen (waarin belegd kan worden) gepresenteerd aan het Bestuur. Het Bestuur besluit vervolgens in welke fondsen kan worden belegd. De BeleggingsCie evalueert tenminste eenmaal per kwartaal de tactische mix. De periodieke briefings/updates van ING IM worden meegenomen in haar beoordeling. De BeleggingsCie heeft de bevoegdheid om zonodig de tactische mix binnen de daarvoor door het bestuur gestelde bandbreedtes aan te passen. Als dit plaatsvindt, wordt dat op de eerstvolgende bestuursvergadering toegelicht. Indien er bijzondere ontwikkelingen zijn die maken dat tussentijdse aanpassingen in het beleggingsbeleid moeten plaatsvinden die niet kunnen wachten tot de periodieke briefing met ING IM heeft plaatsgevonden, kan aanpassing van de tactische mix ook tussentijds door de BeleggingsCie plaatsvinden.
4.4.4 Waarderingsgrondslag van de beleggingen op de balans De beleggingen in vastrentende waarden worden gewaardeerd op basis van de grondslag marktwaarde. De beleggingen in zakelijke waarden worden eveneens gewaardeerd op basis van de grondslag marktwaarde. Er wordt hierbij uitgegaan van de daadwerkelijke stortingen en onttrekkingen.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
26
4.5 Indexatiebeleid Het Bestuur besluit in hoeverre de pensioenaanspraken en pensioenrechten geïndexeerd worden conform de stijging van het Prijsindexcijfer, alsmede of niet verleende indexatie uit het verleden wordt ingehaald. Voor toekenning van indexatie wordt de volgende prioriteitsstelling aangehouden: • De algemene reserve moet minimaal gelijk zijn aan de in het FTK opgenomen solvabiliteitsmarge. • Het meerdere in de algemene reserve is beschikbaar voor indexatie. Bij vaststelling van de indexatie wordt de indexatieambitie zoveel als mogelijk is gestand gedaan. Het indexatieresultaat, dat volgt uit de continuïteitsanalyse geldt als ambitie voor het te formuleren indexatiebeleid. Daarnaast zijn voor het jaarlijks door het Bestuur te nemen indexatiebesluit ook de op dat moment bepaalde dekkingsgraad op basis van de ongecorrigeerde RTS en de prijs- en renteontwikkeling van belang. VPV (o.b.v. ongecorrigeerde RTS) + Algemene Reserve VPV (o.b.v. ongecorrigeerde RTS)
Dekkingsgraad o.b.v. ongecorrigeerde RTS 1 =
Door gebruik te maken van de VPV op basis van de ongecorrigeerde rts wordt een goed beeld gegeven van de daadwerkelijke kostprijs van de indexatie (x% indexatie is dan ongeveer gelijk aan x% van de VPV). Het indexatiebeleid wordt in grote lijnen als volgt ingevuld. Op basis van de werkelijke ontwikkeling van rente en prijsontwikkeling in combinatie met de stand van de dekkingsgraad heeft het Bestuur de beleidsvrijheid om (onderbouwd) in positieve dan wel negatieve zin af te wijken van de ambitie. Het minimaal in stand houden van een bepaalde dekkingsgraad (op basis van de eerder genoemde “ongecorrigeerde” dekkingsgraad) kan hierbij een sturende rol spelen. Scenario’s van prijs- en renteontwikkeling In onderstaand schema is aangegeven hoe prijsontwikkeling en rente zich kunnen ontwikkelen en wat de consequenties daarvan zijn voor indexatie. Prijsontwikkeling Rente
Laag Hoog
Laag 1 2
Hoog 3 4
1 Met de ongecorrigeerde rts wordt bedoeld de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB zonder driemaands middeling en zonder toepassing van de ultimate forward rate (UFR). Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
27
Daalt de rente, dan daalt naar verwachting de dekkingsgraad en is indexatie duur. Als daarbij de prijsontwikkeling laag is, is de behoefte voor indexatie gering (scenario 1). Is daarentegen de prijsontwikkeling hoog, dan is de behoefte groot (scenario 3), terwijl inkoop van indexatie relatief duur is. Dit scenario is als een “worst case” scenario te omschrijven en een passend beleid hiervoor is niet voorhanden. Stijgt de rente, dan stijgt naar verwachting de dekkingsgraad en is indexatie goedkoop. Als de prijsontwikkeling laag is, is de behoefte voor indexatie gering (scenario 2). Is daarentegen de prijsontwikkeling hoog, dan is de behoefte groot (scenario 4). Vanwege de dan relatief lage prijs van indexatie is dit niet op voorhand een worst case scenario. Situatie per scenario: Scenario 1: Scenario 2: Scenario 3:
Scenario 4:
indexatie is duur, maar behoefte is gering: dekkingsgraad ontwikkelt zich negatief; indexatie naar beneden bijstellen t.o.v. de indexatieambitie. indexatie is goedkoop, maar behoefte is gering: dekkingsgraad ontwikkelt zich positief; indexatie conform indexatieambitie en de eventuele niet verleende indexatie uit “dure perioden” inhalen. indexatie is duur en behoefte is groot: dekkingsgraad ontwikkelt zich negatief; indexatie naar beneden bijstellen t.o.v. indexatieambitie (dit scenario doet, zoals eerder gememoreerd, pijn, maar er is geen realistisch beleid om deze pijn te voorkomen). indexatie is goedkoop en behoefte is groot: dekkingsgraad ontwikkelt zich positief; indexatie conform indexatieambitie en de eventuele niet verleende indexatie uit “dure perioden” inhalen.
Het indexatiebeleid van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young valt onder categorie D1 van de indexatiematrix (toeslagenmatrix).
4.6 Financiële sturingsmiddelen Binnen het kader van de financiële opzet heeft het Pensioenfonds de volgende financiële sturingsmiddelen: • Wijziging prioriteitsstelling. • Aanpassen van het beleggingsbeleid. • Aanpassen van de indexatie.
4.6.1
Wijziging prioriteitstelling
Met betrekking tot de vaste werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling vanaf 2007 is een prioriteitstelling overeengekomen (zie ook paragraaf 4.3) voor wat betreft de wijze waarop deze bijdrage zal worden aangewend. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om, na goedkeuring van de aangesloten LLPs of gelieerde ondernemingen, de prioriteitstelling aan te passen. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
28
4.6.2 Aanpassen van het beleggingsbeleid De situatie op de financiële markten beleggingsportefeuille aan te passen.
zouden
aanleiding
kunnen
geven
om
de
4.6.3 Aanpassen van de indexatie Het Bestuur besluit jaarlijks of de pensioenaanspraken en pensioenrechten geïndexeerd worden. Dit besluit wordt genomen op basis van gegevens over de financiële positie van het fonds in samenhang met toekomstige verplichtingen, alsmede de verwachte ontwikkeling van deze grootheden.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
29
5
Bijlage: Verklaring Beleggingsbeginselen
5.1 Inleiding Dit document, Verklaring Beleggingsbeginselen (hierna Verklaring), beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young (hierna Pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het Bestuur van het Pensioenfonds (hierna Bestuur) vastgesteld. De Verklaring vormt een onderdeel van de verplicht gestelde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) en gaat in op de organisatie en regeling (paragraaf 5.2), het beleggingsbeleid (paragraaf 5.3) en de uitvoering van het beleggingsbeleid (paragraaf 5.4). De genoemde verplichting is vastgelegd in de Pensioenwet en is gebaseerd op richtlijn 2003/41/EG. Het Pensioenfonds stelt de Verklaring op verzoek beschikbaar aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Ook is de verklaring te vinden op de website van het Pensioenfonds (www.pensioenfonds.ey.nl). De Verklaring wordt minimaal eens per drie jaar herzien of zodra er nieuw inzicht is of tussentijds belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid zich voordoen.
5.2 Organisatie en regeling 5.2.1 Organisatie Het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor de uitvoering van de collectieve pensioenregeling van Ernst & Young (inclusief de door hen aangewezen gelieerde ondernemingen) en Holland van Gijzen Advocaten en Notarissen (gezamenlijk hierna: Ernst & Young). Hiertoe is een Uitvoeringsovereenkomst van het Pensioenfonds en Ernst & Young van kracht. De operationele uitvoering wordt, conform afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst, verzorgd door het Pensioenbureau.
5.2.2 Bestuur en BeleggingsCie Het Bestuur bestaat uit zes personen. Drie leden worden aangewezen door de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP, twee leden worden gekozen uit en door de deelnemers en het derde deelnemersbestuurslid wordt gekozen uit de pensioengerechtigden.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
30
Het Bestuur besteedt de voorbereidingen ten aanzien van de vormgeving van het beleggingsbeleid uit aan de BeleggingsCie. Het Bestuur beheert zelfstandig de beleggingen die staan tegenover de Algemene Reserve. De uitvoering is op basis van “execution only” uitbesteed aan een derde partij, door wie het Bestuur zich naar behoefte van advies laat dienen (de Adviseur). De BeleggingsCie heeft ten behoeve van het Bestuur een adviserende en toezichthoudende taak: a. Adviserende taak De BeleggingsCie adviseert het Bestuur over het beleggingsbeleid, de met de vermogensbeheerder af te sluiten contracten, evenals de richtlijnen en aanwijzingen voor de Adviseur. b. Toezichthoudende taak De BeleggingsCie heeft tot taak toezicht uit te oefenen op de wijze waarop de Adviseur haar taken uitvoert. Daarnaast heeft de BeleggingsCie tot taak actuele ontwikkelingen op beleggingsgebied te volgen. Voor zover de BeleggingsCie in deze ontwikkelingen aanleiding ziet de beleggingsstrategie van het fonds aan te passen, heeft de BeleggingsCie tot taak het Bestuur hierover op eigen initiatief te adviseren en de besluitvorming hieromtrent voor te bereiden. De bepalingen inzake de BeleggingsCie zijn vastgelegd in het Reglement BeleggingsCie.
5.2.3 Pensioenregeling De pensioenregeling betreft een zogenaamde CDC-regeling, waarbij de werkgever na het voldoen van de overeengekomen premie geen enkele verplichting heeft tot verdere premiebetaling of bijstorting. Het Pensioenfonds verzekert de pensioenaanspraken vervolgens op basis van een middelloonregeling met voorwaardelijke indexatie. Daarnaast kent het Pensioenfonds een PensioenBijspaarRegeling (hierna PBR). Dit betreft een individuele beschikbare premieregeling, waarbij voor rekening en risico van de deelnemers pensioenvermogen wordt opgebouwd.
5.2.4 Medewerkers Het Pensioenfonds zorgt ervoor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over, dan wel toegang heeft tot de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; professioneel beheer van de beleggingen; de beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico's.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
31
Om belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen te voorkomen, hebben zowel het Bestuur als de medewerkers van het Pensioenbureau een Gedragscode ondertekend. De Gedragscode geldt ook voor externen. De door het Bestuur aangewezen compliance officer controleert de naleving van de Gedragscode.
5.3 Beleggingsbeleid van het Pensioenfonds 5.3.1 Algemeen De statutaire doelstelling van het Pensioenfonds luidt: “Het Pensioenfonds heeft ten doel rechten op pensioen toe te kennen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen en wel in overeenstemming met de bepalingen van het Pensioenreglement”. Uit de continuïteitsanalyse volgt een geschat indexatieresultaat. Het beleggingsbeleid wordt vervolgens zodanig vastgesteld dat een maximaal rendement (indexatieresultaat) kan worden behaald met een voor het Bestuur acceptabel risico (uitgedrukt in de dekkingsgraad at risk). Het indexatieresultaat uit de meest recente continuïteitsanalyse geeft aan dat in de komende 15 jaar naar verwachting gemiddeld 62% van de prijsprijsontwikkeling kan worden toegekend aan indexatie. Voor de koopkracht van het pensioen betekent het dat deze in 15 jaar naar verwachting daalt naar ongeveer 88% van de koopkracht die zou zijn bereikt op basis van volledige compensatie voor prijsprijsontwikkeling gedurende deze periode. Alle aanspraken zijn in een garantiecontract bij AEGON Levensverzekering N.V. (hierna AEGON) ondergebracht, waarbij sprake is van winstdeling vooraf in de vorm van rentestandskorting. De Algemene Reserve is ondergebracht bij ING Investment Management (hierna ING IM). Het beleggingsbeleid heeft dan ook alleen betrekking op de belegging van de Algemene Reserve. Om de doelstelling van het Pensioenfonds te bereiken, wordt er op zo’n manier belegd dat een optimaal rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico’s. Het algemene uitgangspunt daarbij is prudentie, dat wil zeggen dat de beleggingen en bijbehorende risico’s passen bij de doelstelling daarvan (bijvoorbeeld indexatie of protectie van het eigen vermogen). Hierbij worden door het Pensioenfonds de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: - Vanaf 2013 wordt de Algemene Reserve buiten het garantiecontract van de basisregeling beheerd. - Het doel is om met de belegging van de Algemene Reserve de indexatieambitie te realiseren alsmede om de Algemene Reserve in stand te houden of uit te breiden voor zover dat door het bestuur noodzakelijk wordt geacht. - De portefeuille heeft een duidelijk rendementskarakter, met inachtneming van aanvaardbare risico’s ten aanzien van de protectie van de Algemene Reserve - Er is een sterke betrokkenheid van de BeleggingsCie van het Pensioenfonds bij de bepaling en het monitoren van het beleggingsbeleid. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
32
-
Een goede proactieve en adviserende rol van ING IM. Periodiek inzicht in macro-economische visie (inflatieontwikkeling) en daaraan gekoppelde strategische opbouw van de portefeuille. Inzichtelijke rapportages. Transparantie m.b.t. de kostenstructuur (in lijn met de richtlijn van de Pensioenfederatie). Goede governance, met aansluiting bij de huidige PBR via ‘Mijn Pensioen’. Transitie van de startportefeuille naar, door partijen te definiëren, doelportefeuille via de weg der geleidelijkheid (‘evolutie in plaats van revolutie’).
5.3.2 Vaststellen beleggingsbeleid Het Bestuur overlegt met de BeleggingsCie en externe adviseurs aangaande het beleggingsbeleid. Zij neemt als eindverantwoordelijke de strategische beslissingen. Ten behoeve van de beleggingen van de Algemene Reserve worden de volgende twee onderdelen onderscheiden: a. Het onderdeel dat belegd wordt ten behoeve van de ondersteuning van de indexatieambitie. b. Het onderdeel dat ontstaan is vanuit de overgang van een gesepareerd beleggingsdepot naar een contract op basis van rentestandskorting. Dit onderdeel wordt belegd ten behoeve van een eventuele terugkeer naar een gesepareerd beleggingsdepot in de toekomst. Indien in de toekomst besloten wordt om niet terug te keren naar een gesepareerd beleggingsdepot dient dit onderdeel eveneens ten behoeve van de ondersteuning van de indexatieambitie. Vanuit beide doelstellingen zal een gecombineerd beleggingsbeleid voor de Algemene Reserve als geheel worden bepaald. Het Bestuur stelt het strategische beleggingsbeleid in beginsel voor een langere periode vast. Bij wijzigingen in marktomstandigheden en/of situatie van het Pensioenfonds kan het Bestuur het beleid tussentijds aanpassen. De belangrijkste beleggingskeuzes zijn: - de gewenste vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van de vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van de doelstellingen van beide onderdelen, zowel op korte als op lange termijn; - het rendement versus risico. Enerzijds is het Pensioenfonds gebaat bij een voldoende hoog rendement. Anderzijds is het belangrijk de risico’s op sterke dalingen zoveel mogelijk te beheersen; - in hoeverre het Pensioenfonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategische normportefeuille.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
33
5.3.3 Risicobeheersing in het beleggingsbeleid Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico’s, oftewel het risico door het blootstaan aan wijzigingen in de marktprijzen van beleggingen. Het Pensioenfonds verkleint beleggingsrisico’s primair door te zorgen voor een goede spreiding van de beleggingen over en binnen de diverse beleggingscategorieën en door liquiditeitsprotectie. Het beleggingsbeleid wordt gemonitord met behulp van de portal van ING IM en de daaruit voortvloeiende rapportages. Tevens wordt het Pensioenfonds hierbij ondersteund door ING IM. De beleggingsrisico’s maken onderdeel uit van de risicomatrix, zij zijn door het Bestuur geïdentificeerd, worden door diverse controlemaatregelen gemitigeerd en worden in iedere bestuursvergadering besproken.
5.3.4 Beleggingsrichtlijnen Rekening houdend met het rendement (indexatieresultaat) en risico (dekkingsgraad at risk) vraagt de BeleggingsCie aan ING IM om een verzameling efficiënte beleggingsportefeuilles voor te stellen. Op basis hiervan stelt het Bestuur een risk appetite (dekkingsgraad at risk) vast. Voor 2013 is deze vastgesteld op ongeveer 110,7%. Op basis hiervan wordt de strategische mix bepaald. Deze mix bepaalt het lange termijn beleggingsbeleid. Om zorg te dragen voor overeenstemming tussen doelstellingen en risico’s wordt jaarlijks de strategische allocatie herijkt c.q. gereviewed. Binnen door het bestuur gestelde bandbreedtes kan, vanwege (verwachte) ontwikkelingen op de financiële markten, van de strategische mix worden afgeweken. Dit leidt tot de tactische beleggingsmix. Deze mix bepaalt het beleggingsbeleid op kortere termijn. De BeleggingsCie is bevoegd om de binnen de gestelde bandbreedtes de tactische mix te bepalen.
5.4 Uitvoering 5.4.1 Uitbesteding beleggingsbeleid Ten behoeve van de uitbestede taken is een Service Level Agreement (hierna SLA) en een overeenkomst tot het geven van advies tussen het Pensioenfonds en ING IM afgesloten. ING IM verzorgt de strategische advisering over het beleggingsbeleid en voert de beleggingsbesluiten van het Pensioenfonds uit op basis van de Eigen Verdeling. Zij heeft daartoe regelmatig contact met de BeleggingsCie die vervolgens het Bestuur informeert. Periodiek vindt door ING IM kennisoverdracht plaats door middel van presentaties.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
34
Het Bestuur draagt de verantwoordelijkheid over het gevoerde beleggingsbeleid en draagt zodoende ook zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico's te beheersen. ING IM mag geen acties ondernemen die vallen buiten hetgeen wat in de SLA overeenkomst staat vermeld, zonder voorafgaande toestemming van het Bestuur.
5.4.2 Rapportage en verantwoording ING IM rapporteert per maand, per kwartaal en op jaarbasis de behaalde beleggingsresultaten aan de BeleggingsCie en het Bestuur. Uit de rapportages blijken onder meer: • de ontwikkeling van de allocaties versus benchmarkwegingen en de mutaties in een maand, in het kwartaal en in het jaar (uitgesplitst naar rendement en cash flows); • de gerealiseerde absolute en relatieve performance (versus benchmarks). In het Jaarverslag van het Pensioenfonds wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde beleggingsbeleid en de resultaten hiervan.
5.4.3 Maatschappelijke verantwoordelijkheid Onderstaande tekst is geheel geschreven vanuit ING IM. Stichting Pensioenfonds Ernst & Young conformeert zich aan het beleid van ING IM terzake. ING IM hecht veel waarde aan verantwoord beleggen en het bieden van klantgerichte oplossingen. Onze strategie voor Verantwoord Beleggen (hierna VB) is gebaseerd op onze beleggingsrichtlijnen en bestaat uit vier pijlers: • Het hanteren van de principes voor VB van de Verenigde Naties (UN PRI). • Het niet beleggen in controversiële wapens. • Het uitoefenen van het stemrecht op aandelen in overeenstemming met het belang van onze klanten. • Het aanbieden van gespecialiseerde duurzame beleggingsfondsen en op maat gemaakte oplossing voor VB. Gecommitteerd aan UN PRI – het integreren van ESG ING IM onderschrijft de principes voor VB van de Verenigde Naties (UN PRI). Deze verzameling van wereldwijde best practices helpt effectenhouders en vermogensbeheerders bij het integreren van milieu- (Environment), sociale (Social) en goed ondernemingsbestuurlijke (Governance) kwesties in de beleggingspraktijk. We zijn ervan overtuigd dat we door het integreren van ESG-factoren in het beleggingsproces rekening kunnen houden met factoren die vaak buiten de traditionele financiële analyse vallen, maar die van grote invloed kunnen zijn op de prestaties op de lange termijn. Op die manier kunnen onze analisten potentiële waarde ontsluiten door het identificeren van mogelijkheden en/of risico's vanuit een ESG-perspectief. Onze pensioenfondsmanagers nemen deze vervolgens mee in hun beleggingsbeslissingen. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
35
De voor ons belangrijke ESG-factoren zijn onder meer milieubelasting en klimaatverandering, corruptie, mensenrechten, gezondheid en veiligheid en goed ondernemingsbestuur. Deze factoren zijn geïntegreerd in het beleggingsproces voor zowel eigen activa als vermogen van derden, en ze zijn van toepassing op zowel bedrijfsaandelen als -obligaties. Voor staatsobligaties geldt een vergelijkbare procedure. Controversiële wapens We nemen een duidelijk standpunt in ten aanzien van (de handel in) controversiële wapens. Onze producten zullen dan ook niet beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. Deze wapencategorie omvat antipersoneelsmijnen, clusterbommen, munitie met verarmd uranium en biologische, chemische of nucleaire wapens. Voor de defensie-industrie hanteren we een uitsluitinglijst, die geldt voor zowel onze eigen activa als die van derden. Deze uitsluitinglijst maakt deel uit van de tradingsoftware, zodat we voorkomen dat we in de aandelen van deze bedrijven beleggen. Actief stemmen in het belang van onze klanten De fondsen van ING IM worden beheerd met als doel om een optimaal rendement voor onze klanten te behalen, in overeenstemming met de wet- en regelgeving en het beleggingsbeleid van elk afzonderlijk fonds. We zijn ervan overtuigd dat ondernemingen met een deugdelijk bestuur (corporate governance), die transparant zijn voor hun aandeelhouders en belanghebbenden, naar verwachting betere resultaten boeken op lange termijn. We beschouwen het als onze verantwoordelijkheid om deugdelijk bestuur te bevorderen bij de ondernemingen waarin we beleggen. Een van de manieren om dit te bewerkstelligen is actief gebruik te maken van het aan de aandelen verbonden stemrecht. Bij het uitbrengen van onze stem tijdens aandeelhoudersvergaderingen handelen wij in het beste belang van de economische eigenaars van de aandelen. Het stembeleid van ING IM is hoofdzakelijk gebaseerd op algemeen erkende best practices op het gebied van corporate governance, zoals de OESO-richtlijnen voor Corporate Governance en de wereldwijde Corporate Governance-richtlijnen (herzien in 2009) van het International Corporate Governance Network (ICGN). ING IM analyseert en oefent (indien mogelijk) invloed uit op het bestuurlijk beleid om de risico's te minimaliseren en de mogelijkheden bij bedrijven, waarin we voor onze klanten beleggen, te maximaliseren. Gespecialiseerde duurzame beleggingsfondsen en oplossingen op maat We bieden gespecialiseerde duurzame beleggingsfondsen en oplossingen op maat. ING IM streeft ernaar om te voldoen aan de toenemende vraag naar producten, die niet alleen goede financiële resultaten genereren, maar ook maatschappelijke en milieudoelstellingen dienen. Dit doen we door nieuwe producten en diensten te blijven ontwikkelen en op de markt te brengen, die in deze behoeften voorzien. We steunen internationale initiatieven. Door het ondertekenen van internationale initiatieven onderschrijft ING IM haar ambitie en aanpak op het gebied van verantwoord beleggen. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota – Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
36