Actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Pensioenfonds Recreatie Januari 2015
Inhoudsopgave INLEIDING .......................................................................................................................................... 1 1.
HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ............................ 2 1.1
DE ORGANEN VAN HET PENSIOENFONDS: BESTUUR, RAAD VAN TOEZICHT EN VERANTWOORDINGSORGAAN OP 1 JANUARI 2015.................................................................... 2 TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN HET BESTUUR ............................. 3 UITBESTEDE WERKZAAMHEDEN / SAMENWERKINGSPARTIJEN ................................................... 3 BEHEERSMAATREGELEN EN INTERNE CONTROLE ..................................................................... 4 ADVISEURS ........................................................................................................................... 5 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR ........................................................................................... 5 GEDRAGSCODE ..................................................................................................................... 5 COMPLIANCE OFFICER ........................................................................................................... 6 GESCHIKTHEIDSBEVORDERING EN OPLEIDINGSBELEID ............................................................. 6
1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 2.
PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ HET PENSIOENFONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS ............................................................................................................... 7 2.1 2.2 2.3
3.
AANSLUITING WERKGEVERS ................................................................................................... 7 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP ........................................................................................... 7 VERPLICHTSTELLING ............................................................................................................. 7 HOOFDLIJNEN VAN HET UITVOERINGSREGLEMENT ....................................................... 9
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
W IJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE ....................................................................... 9 PREMIEBETALING .................................................................................................................. 9 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVER AAN PENSIOENFONDS...................................... 9 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND ..................................................................... 9 PROCEDURES WIJZIGING PENSIOENREGLEMENT NA WIJZIGING PENSIOENOVEREENKOMST ....... 10 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING ................................................................................... 10 PROCEDURES AANGAANDE BESLUITEN OMTRENT VERMOGENSOVERSCHOTTEN EN VERMOGENSTEKORTEN ........................................................................................................ 10 VOORWAARDEN PREMIEKORTING OF -TERUGSTORTING ......................................................... 10 VRIJWILLIGE VOORTZETTING NA BEËINDIGING DIENSTVERBAND .............................................. 10 VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING IN HET PENSIOENFONDS ................................... 10
4.
HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING ................................................................. 12
5.
RISICOMANAGEMENT .......................................................................................................... 14
6
FINANCIËLE OPZET .............................................................................................................. 17 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
7
FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN .................................................................................... 30 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
8
PREMIEBELEID .................................................................................................................... 30 BELEGGINGSBELEID ............................................................................................................ 30 TOESLAGBELEID .................................................................................................................. 30 HERSTELPLAN ..................................................................................................................... 30 CRISISPLAN......................................................................................................................... 31 KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN ......................................................... 32
8.1 8.2 9.
EIGEN VERMOGEN ............................................................................................................... 17 PREMIEBELEID .................................................................................................................... 20 BELEGGINGSBELEID ............................................................................................................ 22 TOESLAGBELEID .................................................................................................................. 28 SYSTEMATIEK VASTSTELLING PARAMETERS .......................................................................... 29
KORTING VAN PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN ............................................................. 32 HERSTEL VAN GEKORTE PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN EN GEMISTE TOESLAGEN ......... 32 ONDERTEKENING ................................................................................................................. 33
2
BIJLAGE 1 – VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN ............................................. 34 BIJLAGE 2 – ERVARINGSSTERFTE .............................................................................................. 38 BIJLAGE 3 – FINANCIEEL CRISISPLAN ....................................................................................... 40 “INLEIDING” ........................................................................................................................... 41
1. 1.1 1.2 1.3 2.
ACHTERGROND EN AANLEIDING ............................................................................................ 41 DE EUROCRISIS EN DE GEVOLGEN VOOR SPR....................................................................... 41 ELEMENTEN VAN EEN CRISISPLAN ........................................................................................ 42 CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS RECREATIE ....................................... 43
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
W ANNEER IS ER SPRAKE VAN EEN CRISIS? ............................................................................ 43 BIJ WELKE ONDERGRENS QUA DEKKINGSGRAAD KAN HET FONDS NOG HERSTELLEN ZONDER KORTEN? ............................................................................................................................ 43 W ELKE MAATREGELEN HEEFT HET PENSIOENFONDS TER BESCHIKKING IN GEVAL VAN EEN CRISIS?............................................................................................................................... 44 HOE REALISTISCH IS DE INZET VAN DEZE MAATREGELEN? ...................................................... 44 W AT IS HET VERWACHTE FINANCIËLE EFFECT VAN DE INZET VAN DEZE MAATREGELEN? ........... 45 HOE IS BIJ DEZE MAATREGELEN REKENING GEHOUDEN MET EVENWICHTIGE BELANGENAFWEGING? ......................................................................................................... 46 OP WELKE WIJZE WORDT ER MET BELANGHEBBENDEN GECOMMUNICEERD EN WANNEER? ....... 46 HOE IS HET BESLUITVORMINGSPROCES VORMGEGEVEN?....................................................... 47 OP WELKE WIJZE WORDT HET CRISISPLAN JAARLIJKS GETOETST? .......................................... 48
3
Pensioenfonds Recreatie
1
Inleiding Zoals in artikel 4 lid 6 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Pensioenfonds Recreatie, statutair gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen 'het pensioenfonds' of ‘SPR’, volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Deze abtn is vastgesteld door het bestuur op 11 december 2014 en geldt met ingang van 1 januari 2015 en vervangt alle voorgaande nota’s. De beschrijvingen die deze abtn bevat zijn zodanig dat de Nederlandsche Bank op basis van deze abtn tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. De abtn is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); de hoofdlijnen van het uitvoeringsreglement (hoofdstuk 3); de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); risicomanagement (hoofdstuk 5); de financiële opzet (hoofdstuk 6); de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7); korting pensioenaanspraken en –rechten (hoofdstuk 8).
Pensioenfonds Recreatie
1.
2
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de wijze waarop het pensioenfonds is georganiseerd.
1.1
De organen van het pensioenfonds: bestuur, raad van toezicht en verantwoordingsorgaan op 1 januari 2015 Het paritaire bestuur is als volgt samengesteld: Leden
Organisatie
Leeftijd
De heer Drs. R.G.A. van Dijk
RECRON
36
De heer Drs. F.B.P. Jansen
FNV Recreatie
43
De heer M. Merks (plaatsvervangend
RECRON
53
De heer A.J.M. Schmidt
Pensioengerechtigden
54
De heer Mr. M.W. van Straten
CNV Vakmensen
41
De heer L.H.C. Vincken
RECRON
51
De heer E.P. de Vries (voorzitter)
FNV Recreatie
50
voorzitter)
De samenstelling van de raad van toezicht Leden Mevrouw H.G.I.M. Peeters
leeftijd 55
De heer H.J. Machielsen
54
De heer L.C.A. Scheepens
50
De samenstelling van het verantwoordingsorgaan
Leden
Namens
Leeftijd
vacature
actieve deelnemers
Mevrouw B. Kühne – de Vos
actieve deelnemers
62
Mevrouw M. Riedstra
werkgevers
47
Mevrouw I. Stavenuiter
actieve deelnemers
50
De heer T. Weijenborg
werkgevers
55
De heer C.J. Hilberding
gewezen deelnemers
53
De heer P. Hamelink
pensioengerechtigden
66
Pensioenfonds Recreatie
3
Ten behoeve van de samenstelling van de fondsorganen heeft het bestuur in lijn met de Code Pensioenfondsen een diversiteitsbeleid vastgesteld. Dit beleid wordt driejaarlijks geëvalueerd en indien nodig aangepast. Doel van het diversiteitsbeleid is om ervoor te zorgen dat de organen van het pensioenfonds complementair zijn samengesteld en een redelijke afspiegeling vormen van de belanghebbenden. De diversiteitsdoelstellingen voor de komende drie jaar zijn als volgt: Bestuur Verantwoordingsorgaan Raad van Toezicht
minimaal 1 man, minimaal 1 vrouw minimaal 1 lid boven en 1 lid onder de 40 jaar minimaal 1 man, minimaal 1 vrouw minimaal 1 lid boven en 1 lid onder de 40 jaar minimaal 1 man, minimaal 1 vrouw
Deze doelstellingen worden vastgelegd in het geschiktheidsplan en de bijbehorende functieprofielen. Het bestuur rapporteert in het jaarverslag over de samenstelling naar leeftijd en geslacht van het bestuur en het verantwoordingsorgaan en over de inspanningen die zijn verricht om diversiteit in de organen van het pensioenfonds te bevorderen.
1.2
Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: het beheer van het pensioenfonds; het uitvoeren van de pensioenovereenkomst zoals deze in artikel 25 van de CAO Recreatie is gesloten, en; het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: het vaststellen en/of wijzigen van statuten en pensioenreglement; het vaststellen en/of wijzigen van het uitvoeringsreglement; het vaststellen en/of wijzigen van de abtn; het vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten; het uitvoeren van betalingen; contractuele verplichtingen aangaan met derden.
1.3
Uitbestede werkzaamheden / samenwerkingspartijen Het bestuur houdt bij uitbesteding van werkzaamheden rekening met het bepaalde in artikel 34 van de Pensioenwet, hoofdstuk 4 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Dit betekent onder meer dat het bestuur ervoor zorgt dat: Alleen werkzaamheden worden uitbesteed, die het bestuur mag uitbesteden; de partij waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed: o de toepasselijke wet- en regelgeving naleeft; met de partij waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed een overeenkomst wordt gesloten waarin de werkzaamheden zijn vastgelegd; het bestuur een risicoanalyse uitvoert die samenhangt met de uitbesteding. Het bestuur heeft de bestuursondersteuning, de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe partijen. Met de uitbestedingspartijen zijn schriftelijke overeenkomsten gesloten.
Pensioenfonds Recreatie
4
Het pensioenfonds heeft aan de volgende partijen werkzaamheden uitbesteed :
Uitvoeringsorganisatie
TKP Pensioen B.V., Groningen
Bestuursondersteuning
Montae Bestuurscentrum B.V., Rijswijk
Vermogensbeheer
Black Rock, Inc., Amsterdam KAS BANK, Amsterdam (valutarisico) BNP Paribas, Amsterdam
1.4
Custodian
KAS BANK, Amsterdam
Investment consultant
Towers Watson B.V., Eindhoven
Adviserend actuaris
Towers Watson B.V., Apeldoorn
Certificerend actuaris
Towers Watson B.V., Eindhoven
Externe accountant
KPMG Accountants N.V., Utrecht
Compliance officer
Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP, Amsterdam
Beheersmaatregelen en interne controle Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Daarnaast heeft het pensioenfonds maatregelen getroffen om de door de Minister opgelegde sancties jegens derden te kunnen uitvoeren (Sanctiewet 1977). Om de kwaliteit van uitbestede werkzaamheden te waarborgen, heeft het pensioenfonds Service Level Agreements (SLA’s) met betrokken partijen afgesloten: TKP Pensioen. Deze SLA wordt periodiek geëvalueerd en indien nodig herzien. In de SLA is vastgelegd dat de uitvoerder werkzaamheden zal uitvoeren op het gebied van: o het uitvoeren van de deelnemersadministratie, uitmondend in het op de beoogde tijdstippen doen uitbetalen van de juiste uitkeringen aan de rechthebbenden; o het communiceren op pensioengebied met alle belanghebbenden; o het voeren van een financiële administratie, inclusief administratie van de beleggingen en periodieke verslaglegging, waaronder het opstellen van de jaarrekening en het jaarverslag. Met de vermogensbeheerders BlackRock en BNP Paribas is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn vastgelegd in een SLA. Het bestuur heeft een externe waarmerkend actuaris aangesteld verbonden aan Towers Watson. De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De waarmerkend actuaris rapporteert één maal per jaar aan het pensioenfondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. De werkzaamheden die worden uitgevoerd door de waarmerkend actuaris zijn vastgelegd in een opdrachtbevestiging. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld KPMG. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag/jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het bestuur. De werkzaamheden zijn vastgelegd in een opdrachtbevestiging.
Pensioenfonds Recreatie
5
Jaarlijks voert de externe accountant een controle uit op de jaarrekening en de daaraan ten grondslag liggende administratieve processen (in relatie tot de materialiteit voor de jaarrekening). Het pensioenfonds heeft een financieel crisisplan opgesteld. Hierin zijn de maatregelen beschreven die het bestuur op korte termijn effectief in kan zetten, in het geval dat de dekkingsgraad zich in korte tijd zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is als bijlage aan deze abtn toegevoegd.
1.5 Adviseurs Het bestuur maakt gebruik van een actuarieel adviseur en een adviseur voor vermogensbeheer. Beiden zijn werkzaam bij Towers Watson. Om een scheiding tussen advisering en waarmerking te waarborgen is overeengekomen dat de taken van de waarmerkend actuaris en de adviseur in persoon zijn gesplitst. Omdat zowel de waarmerkend actuaris als de adviseurs werkzaam zijn bij Towers Watson heeft het bestuur geverifieerd dat Towers Watson beschikt over een door DNB goedgekeurde gedragscode en daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 148 van de Pensioenwet. Op ad-hoc basis kan het bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen.
1.6 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur houdt zoveel als mogelijk rekening met de normen voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgelegd in de Code Pensioenfondsen die is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid. Het bestuur geeft invulling aan de normen die betrekking hebben op het bestuur. Zo evalueert het bestuur periodiek zijn eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel, als van de individuele bestuursleden. Het bestuur van het pensioenfonds heeft ook gezorgd voor de organisatie van transparant intern toezicht. Het bestuur heeft daarvoor met ingang van 1 juli 2014 een raad van toezicht aangesteld. Voor deze datum werd het intern toezicht uitgeoefend door een visitatiecommissie. Het bestuur van het pensioenfonds heeft gezorgd voor de instelling van een verantwoordingsorgaan. Dit orgaan adviseert over bepaalde voorgenomen bestuursbesluiten. Ook legt het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Dit orgaan kent in beginsel vier geledingen: vertegenwoordigers van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Het orgaan bestaat uit zeven leden (op dit moment is sprake van één vacature). Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er een of meerdere vacatures zijn..
1.7 Gedragscode Het pensioenfonds heeft een gedragscode (inclusief incidentenregeling) opgesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het pensioenfonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. De personen op wie de gedragscode van het pensioenfonds van toepassing is ondertekenen deze bij hun infunctietreding. Ook ondertekenen zij jaarlijks een verklaring over de naleving van deze gedragscode.
Pensioenfonds Recreatie
6
1.8 Compliance officer Als compliance officer is door het pensioenfonds aangesteld Holland van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP. De compliance officer is een door het bestuur aangewezen persoon die bewaakt dat het pensioenfonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. Zo is de compliance officer belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen uit de gedragscode die gelden voor de bestuursleden en overige aangewezen personen. De taken en bevoegdheden van de compliance officer van het pensioenfonds zijn vastgelegd in de gedragscode. De compliance officer heeft schriftelijk bevestigd dat hij kennis heeft genomen van zijn taken en bevoegdheden. Tevens is afgesproken dat de compliance officer jaarlijks een schriftelijke terugkoppeling aan het bestuur geeft over zijn bevindingen inzake compliance.
1.9 Geschiktheidsbevordering en opleidingsbeleid Het bestuur bevordert de geschiktheid van de individuele bestuursleden en die van het bestuur als geheel. Doel is dat de bestuursleden over voldoende kennis, inzicht, oordeelsvorming en competenties beschikken om hun taken te volbrengen. Dit kan bijvoorbeeld worden verkregen door middel van het individueel of collectief volgen van een (pensioen)opleiding of training. In het geschiktheidsplan zijn ook geschiktheidseisen opgenomen voor (de leden van) de raad van toezicht. Verder bevat het plan normen voor de geschiktheid van (de leden van) het verantwoordingorgaan.
Pensioenfonds Recreatie
7
2.
Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers
2.1
Aansluiting werkgevers Aangesloten zijn de werkgevers bij wie een of meer werknemers in dienst zijn, die vallen onder de verplichtstelling. De uitvoering is vastgelegd in het uitvoeringsreglement; Het pensioenfonds kan op grond van artikel 5 van de statuten een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het pensioenfonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het pensioenfonds wil aansluiten, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a. de loonontwikkeling bij deze werkgever is ten minste gelijk aan die volgens de CAO Recreatie en de werkgever draagt premie af aan de Stichting Sociaal Fonds Recreatie; b. de werkgever volgt de CAO Recreatie voor zijn werknemers; c. er is sprake van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of d. de vrijwillige aansluiting gebeurt aansluitend aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het pensioenfonds viel. Het pensioenfonds stelt verder onder meer als voorwaarde dat er sprake is van verwantschap met de bedrijfstak recreatie, zoals bijvoorbeeld de buitensport. Het beleid inzake vrijwillige aansluiting is vastgelegd in het Beleidsdocument Vrijwillige aansluiting.
2.2
Verkrijging deelnemerschap Alle werknemers die vallen onder de verplichtstelling nemen deel aan het pensioenfonds, tenzij aan de betreffende werkgever vrijstelling is verleend. Daarnaast nemen werknemers deel aan het pensioenfonds als onder de in paragraaf 2.1 genoemde voorwaarden een werkgever vrijwillig is toegetreden tot het pensioenfonds (en onder de voorwaarden van de statuten). Werknemers die een functie hebben boven functieniveau 9 zoals omschreven in de CAO Recreatie en van wie de werkgever is aangesloten bij het pensioenfonds, kunnen ook deelnemen (artikel 6 van de statuten).
2.3
Verplichtstelling De verplichtstelling tot deelneming is per 4 december 2013 als volgt gewijzigd. De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Recreatie is verplicht gesteld voor werknemers in loondienst van een werkgever, die in hoofdzaak activiteiten verricht in de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting, vanaf de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt tot de dag dat de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. Voor zover een werkgever een bedrijf exploiteert dat niet in hoofdzaak activiteiten verricht die tot de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting behoren, is de verplichtstelling alleen van toepassing op de werknemers die activiteiten verrichten op het terrein van de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting, tenzij deze werknemers reeds onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen.
Pensioenfonds Recreatie
8
Een bedrijf wordt geacht in hoofdzaak activiteiten in de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting te verrichten, indien de omzet uit verblijfsrecreatie en/of zweminrichting meer dan 50% van de totale omzet uitmaakt. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan: het bieden van gelegenheid tot verblijf buiten de eigen woning in tent, caravan, of vergelijkbaar kampeermiddel, dan wel in bungalow, appartement of vergelijkbare accommodatie, al dan niet in privé-eigendom van de gast, dan wel in groepsaccommodatie, voor met name vakantie of ontspanning, van ten minste één overnachting, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten winkels, horeca, sport- en spelaccommodatie en (andere) recreatieve voorzieningen. Onder verblijfsrecreatie wordt niet verstaan een horecabedrijf: De onderneming waarin het hotel-, het pension-, het restaurant-, het cafe-, het cafetaria-, het lunchroom- of het cateringbedrijf (daaronder niet begrepen het contractcateringbedrijf, zoals gedefinieerd in het verplichtstellingsbesluit van Pensioenfonds Horeca en Catering d.d. 1 januari 2008) wordt uitgeoefend; Overige ondernemingen waarin de verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden, spijzen of dranken voor gebruik ter plaatse, als bedrijf plaats heeft. Deelname van de werknemer is niet verplicht indien hij of zij als werknemer is ingedeeld boven loonschaal 9 van de functietabel. Deelname is ook niet verplicht voor de stagiair.
Pensioenfonds Recreatie
3.
9
Hoofdlijnen van het uitvoeringsreglement Inleiding De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in het uitvoeringsreglement zoals bedoeld in artikel 23 lid 2 onder b. van de Pensioenwet. In paragraaf 3.2 van de Pensioenwet staan de eisen omtrent de inhoud het uitvoeringsreglement opgesomd. Met werkgevers die op basis van een vrijwillige aansluiting de pensioenovereenkomst hebben ondergebracht bij het pensioenfonds wordt een separate uitvoeringsovereenkomst gesloten. De inhoud van deze uitvoeringsovereenkomst komt overeen met die van het uitvoeringsreglement.
3.1
Wijze vaststelling verschuldigde premie De premie voor 2015 is vastgesteld op 22,0% van de pensioengrondslag. Hiervan kan de werkgever op grond van artikel 46 lid 2 van het pensioenreglement de helft op het loon van de deelnemer inhouden. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de gedempte kostendekkende premie.
3.2
Premiebetaling Het pensioenfonds stelt na afloop van elke loonperiode voor elke werkgever de verschuldigde premie vast. De premie dient binnen twee weken na afloop van iedere loonperiode in het bezit van de administrateur te zijn.
3.3
Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds De werkgever is verplicht om alle werknemers, die aan de verplichte pensioenregeling deel moeten nemen, bij het pensioenfonds aan te melden. Daarbij dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat het pensioenfonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. De werkgever dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens volledig, juist en tijdig worden verstrekt. In- en uitdiensttredingen dienen uiterlijk bij de eerste, respectievelijk laatste, loonaanleveringen te worden gemeld. Wijzigingen in persoonlijke gegevens van deelnemers dienen uiterlijk binnen één maand te worden gemeld. Bij het niet nakomen van deze verplichting is het pensioenfonds op grond van artikel 10 lid 2 van het Uitvoeringsreglement bevoegd een door het bestuur vast te stellen boete op te leggen. De werkgever is aansprakelijk voor schade die het pensioenfonds lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever.
3.4
Procedures premiebetalingsachterstand Het pensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en het pensioenfonds op dat moment een dekkingstekort heeft. Het pensioenfonds kan een werkgever die zijn betalingstermijn niet nakomt op grond van artikel 8 van het Uitvoeringsreglement boetes en kosten in rekening brengen. Op grond van artikel 28 lid 2 van de Pensioenwet is het pensioenfonds tevens verplicht om de ondernemingsraad van de desbetreffende werkgever te informeren.
Pensioenfonds Recreatie
3.5
10
Procedures wijziging pensioenreglement na wijziging pensioenovereenkomst Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op in overeenstemming met de pensioenovereenkomst. Het pensioenfonds is bevoegd en daartoe door de CAO-partijen gemachtigd het pensioenreglement te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met de CAOpartijen indien de wijzigingen worden genoodzaakt door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouder.
3.6
Voorwaarden toeslagverlening Op de uit hoofde van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken is een voorwaardelijke toeslagverlening van toepassing. In paragraaf 6.4 is het toeslagbeleid nader omschreven.
3.7
Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten en vermogenstekorten Bij een onderdekking of reservetekort meldt het pensioenfonds die direct aan de toezichthouder. Het pensioenfonds stelt in dat geval een plan van aanpak op waaruit blijkt op welke wijze en op welke termijn de onderdekking of het reservetekort teniet zal worden gedaan. Het pensioenfonds hanteert als sturingsmiddelen het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid. Tevens kan het pensioenfonds de opbouw van toekomstige aanspraken aanpassen en kan het pensioenfonds als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen (artikel 49 van het pensioenreglement). In het laatste geval informeert het pensioenfonds tijdig en schriftelijk de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden, de werkgevers en de toezichthouder over dat besluit.
3.8
Voorwaarden premiekorting of -terugstorting Het pensioenfonds kan uitsluitend korting verlening op de kostendekkende premie indien er sprake is van een reserveoverschot en de voorwaardelijke toeslagen kunnen worden nagekomen overeenkomstig het vastgestelde toeslagbeleid van het pensioenfonds. Het pensioenfonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
3.9
Vrijwillige voortzetting na beëindiging dienstverband In geval van beëindiging van de verplichte deelneming bestaan er mogelijkheden om de deelneming voor eigen rekening voort te zetten. De voorwaarden waaronder vrijwillige voorzetting mogelijk is, zijn vastgelegd in artikel 19 van het pensioenreglement.
3.10 Vrijstelling van verplichte deelneming in het pensioenfonds Er zijn twee vormen van vrijstelling te onderscheiden: de verplichte en de onverplichte vrijstelling. Beide vrijstellingsvormen zijn opgenomen in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. In het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 zijn vier verplichte vrijstellingsgronden opgenomen, te weten: 1. vrijstelling in verband met een bestaande pensioenvoorziening; 2. vrijstelling in verband met concernvorming; 3. vrijstelling in verband met een eigen CAO; 4. vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement.
Pensioenfonds Recreatie
11
Naast deze verplichte vrijstellingsgronden heeft SPR de discretionaire bevoegdheid om op andere gronden aan vrijstelling te verlenen van de verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds (artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000), ook wel onverplichte vrijstelling. Het algemeen beleid van SPR is dat er in beginsel geen onverplichte vrijstellingen wordt verleend, tenzij er sprake is van een dusdanig zwaarwegend belang voor de werkgever en/of zijn werknemers in verhouding tot het belang van SPR. In dat geval wordt slechts overgegaan tot het verlenen van een afwikkelingsvrijstelling.
Pensioenfonds Recreatie
4.
12
Hoofdlijnen van de pensioenregeling 1
De pensioenregeling per 1 januari 2015 luidt in hoofdlijnen als volgt: - Regeling - Toetredingsleeftijd - Pensioenrichtleeftijd - Pensioengevend salaris
- Uurfranchise
- Normuren - Pensioengrondslag - Opbouwpercentage - Ouderdomspensioen
- Partnerpensioen
- Wezenpensioen - Premievrijstelling
- Toeslagen
1
Middelloon; 21 jaar; 67 jaar; Het uurloon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) vermeerderd met het werknemersdeel in de premie, maar met uitzondering van het genot van een ter beschikking gesteld auto. Het uurloon is gemaximeerd op € 26,20 (2015). Dit bedrag wordt bepaald door het maximum premieloon op jaarbasis als bedoeld in hoofdstuk 3 Wfsv te delen door het aantal normuren in het betreffende jaar; € 6,18 (2015). Deze wordt afgeleid uit het door het bestuur vast te stellen jaarbedrag gedeeld door het aantal normuren voor het betreffende jaar en afgerond op eurocenten. Voor 2015 is het jaarbedrag € 12.259; Het aantal SV-dagen in een jaar x 7,6. Voor 2015 is het aantal SV dagen 261. Het aantal normuren bedraagt 1983,6. Pensioengevend salaris minus uurfranchise voor elk gewerkt uur; 1, 788% van de pensioengrondslag; Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen (inclusief eventueel verleende toeslagen) vermenigvuldigd met de relevante opbouwpercentages; Op basis van risicodekking. Bij volledige deelnemerstijd het verschil tussen enerzijds 50% van het pensioengevend salaris en anderzijds de AOW van een ongehuwde; Voor ieder kind 14% van het (bereikbare) ouderdomspensioen; Bij een arbeidsongeschiktheid (WAO of WIA) van 35% of meer wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk premievrij voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid: - tussen 80% en 100% een opbouw van 100%; - tussen 65% en 80% een opbouw van 72,5%; - tussen 55% en 65% een opbouw van 60%; - tussen 45% en 55% een opbouw van 50%; - tussen 35% en 45% een opbouw van 40%; In geval van een WAO-uitkering, bij een arbeidsongeschiktheid: - tussen 25% en 35% een opbouw van 30%; - tussen 15% en 25% een opbouw van 20%; Er wordt naar gestreefd om, als de middelen het toelaten, de opgebouwde pensioenen en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen. Voor de voorwaardelijke toeslagen wordt geen reserve gevormd en geen premie betaald. Voor deelnemers geldt een andere maatstaf dan voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (zie verder paragraaf 6.4).
Voor verdere details wordt verwezen naar het pensioenreglement.
Pensioenfonds Recreatie
- Uitruilmogelijkheden
2
2
13
3
Op een drietal keuzemomenten heeft de (gewezen) deelnemer het recht om een deel van ouderdomspensioen uit te ruilen voor aanspraken op partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten variëren. De (gewezen) deelnemer heeft het recht partnerpensioen op de pensioeningangsdatum geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in ouderdomspensioen.
De bijbehorende uitruilfactoren worden jaarlijks collectief actuarieel vastgesteld op basis van de door het pensioenfonds gehanteerde overlevingskansen en het 10-jaarsgemiddelde van de marktrente 3 Dit zijn: bij beëindiging van de deelneming, op de pensioeningangsdatum, en bij aanvang van een partnerschap zoals gedefinieerd in het pensioenreglement.
Pensioenfonds Recreatie
Risicomanagement Het bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s waaraan het pensioenfonds zich ziet blootgesteld. Onderstaand zijn de diverse risicocategorieën die door DNB binnen de risicoanalysemethode FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) worden onderscheiden weergegeven. Naast een korte definitie van de risicocategorie wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het bestuur het beleid ten aanzien van dit risico heeft vormgegeven.
Marktrisico (incl. Kredietrisico) ( S1 t/m S5; S7 en S8)
Matchingsrisico (S1, t/m S5)
Soort risico
Verzekeringstechnisch risico (S6)
5.
14
Definitie De kans op ongewenste gevolgen van een ontoereikende afstemming van activa en passiva in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil.
Beleid ten aanzien van risico Het renterisico is voor 60% van de verplichtingen afgedekt. Dit wordt minimaal vier keer per jaar zonodig gerebalanced. Het grootste gedeelte van de beleggingen is in Euro genoteerd. Voor de overige beleggingen is het valutarisico in belangrijke mate afgedekt. Het toeslagbeleid is voorwaardelijk. In ALM-studies en continuïteitsanalyses wordt de mate van toeslagverlening in beeld gebracht.
De kans op nadelige gevolgen van wijzigingen in de marktprijzen (prijsvolatiliteit, illiquiditeit, correlatie en concentratie) van de beleggingen van het pensioenfonds.
Het prijs-, illiquiditeits- en concentratie/correlatierisico wordt gemitigeerd door diversificatie en (wereldwijde) spreiding. Daarnaast worden buffers aangehouden die afhangen van de mate van risico in de beleggingsmix. De portefeuille is in zijn algemeenheid goed verhandelbaar. Het beleggingsbeleid wordt ondersteund door ALM studies en continuïteitsanalyses en besproken met het bestuur.
De mogelijkheid dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden uit de premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige technische veronderstellingen en grondslagen bij de vaststelling van de premie en de technische voorzieningen.
De belangrijkste risico’s in dit kader zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Door toepassing van de nieuwste prognosetafel 2012-2062 in combinatie met correctiefactoren voor ervaringssterfte is het langlevenrisico overeenkomstig de huidige verwachtingen hieromtrent geheel verdisconteerd in de technische voorzieningen van het pensioenfonds. Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt gering geacht en in eigen beheer gehouden. .
Pensioenfonds Recreatie
Definitie Het risico als gevolg van buiten het pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.
Beleid ten aanzien van risico Er worden geen ontwikkelingen in de bedrijfstak verwacht die het draagvlak voor het pensioenfonds negatief zouden kunnen beïnvloeden. De bestuursleden, zowel van werkgevers- als werknemerszijde, stellen zich onafhankelijk op en behartigen belangen op evenwichtige wijze.
Mogelijke negatieve gevolgen die samenhangen met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering
Het fonds heeft de administratie/uitvoering van de regeling en het vermogensbeheer uitbesteed aan professionele partijen die meerjarige ervaring hebben op de betreffende vakgebieden. De dienstverlening door deze partijen is contractueel vastgelegd door het fonds. Het fonds wordt geïnformeerd over het verloop van de administratie en uitvoeringsprocessen middels SLA kwartaalrapportages en indien er aanleiding voor is op andere momenten. De vermogensbeheerders rapporteren op maandbasis aan het fonds.
De mogelijkheid dat de continuïteit, integriteit en/of de kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden wordt geschaad.
De externe organisaties kennen uitgebreide compliance voorschriften en interne functiescheiding. De administrateur doet eens per kwartaal verslag over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. De vermogensbeheerders leveren maandelijks en zonodig vaker informatie aan omtrent de resultaten van het vermogensbeheer.
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu en/of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT
Een groot deel van de gegevens omtrent opgebouwde pensioenrechten wordt geadministreerd in geautomatiseerde gegevensbestanden en systemen aanwezig bij de administrateur. Afspraken omtrent back-up, uitwijk, kleinere en grotere calamiteiten en beveiliging van geautomatiseerde gegevens en systemen zullen worden vastgelegd in het contract met de administrateur/uitvoerder. Ten tijde van het vaststellen van deze abtn voert het bestuur een IT risicoinventarisatie uit onder haar belangrijkste uitbestedingspartijen.
Het risico dat de integriteit van het pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers of de leiding van het pensioenfonds
Het pensioenfonds werkt volgens een gedragscode die door een ieder moet worden nageleefd. De externe organisaties kennen uitgebreide compliance voorschriften en interne functiescheiding.
Integriteitsrisico
IT-risico((S9)
Uitbestedingsrisico(S9)
Operationeel risico (S9)
Omgevingsrisico
Soort risico
15
Pensioenfonds Recreatie
Juridisch risico
Soort risico
Definitie Het risico samenhangend met veranderingen in, en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het pensioenfonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn
16
Beleid ten aanzien van risico Bij de administrateur/uitvoerder is voldoende deskundigheid en ervaring aanwezig om de pensioenregeling adequaat en correct uit te voeren. Bij bijvoorbeeld herziening of aanpassing van de pensioenregeling of wetswijziging wordt in de regel juridisch advies ingewonnen.
Pensioenfonds Recreatie
17
Financiële opzet
6
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het optimaliseren van het beleggingsrendement gegeven de risicobereidheid om de nagestreefde toeslagen te realiseren. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Uitgangspunt bij de financiële opzet is de wet- en regelgeving zoals beschreven in: de Pensioenwet (hoofdstuk 6); het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen; de Regeling Pensioenwet, inclusief de Toeslagenmatrix; de Regeling Parameters pensioenfondsen; de Beleidsregel uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van pensioenfondsen.
6.1 a.
Eigen vermogen Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds gebeurt op marktwaarde.
b.
Technische voorzieningen Het pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten.
De berekening vindt plaats op basis van marktwaardering. De bij de berekening gebruikte grondslagen inzake overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting zijn gebaseerd op prudente beginselen. De methode en grondslag van de berekening is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten.
De technische voorzieningen van het pensioenfonds bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen. Deze is gelijk aan de contante waarde van de over verstreken dienstjaren toegekende pensioenaanspraken of – rechten, inclusief de toegekende toeslagen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers is in de voorziening begrepen de actuariële contante waarde van de toekomstige - tot en met de pensioendatum - op te bouwen reglementaire pensioenen, waarbij de kans op revalidering buiten beschouwing is gelaten. Voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast.
Pensioenfonds Recreatie
18
Het fonds heeft in 2014 een onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van de benodigde kostenvoorziening. De financiële opzet is zodanig dat via de premie voldoende wordt bijgedragen aan de uitvoeringskosten van de pensioenregeling. In een situatie waarbij het pensioenfonds geen premie meer ontvangt, staat zij voor de keuze om als slapend fonds verder te gaan of het pensioenfonds te liquideren en de verplichtingen over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder (verzekeraar of pensioenfonds). Het bestuur heeft geconcludeerd dat het liquidatiescenario het meest aannemelijk is. Uit bovengenoemd onderzoek is gebleken dat een opslag van 3,3% voldoende is om, onder de geldende marktomstandigheden per 30 september 2014, de nominale opgebouwde rechten bij een pensioenverzekeraar in te kopen. Bij het bepalen van de hoogte van deze voorziening is rekening gehouden dat het fonds gedurende 2 jaren zelfstandig blijft opereren en is tevens rekening gehouden met de bij een overdracht gepaard gaande extra kosten. De opslag is niet voldoende om zelfstandig alle toekomstige uitkeringen te kunnen afwikkelen. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen. Intrest
Conform de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door De Nederlandsche Bank.
Sterfte
Er wordt gebruik gemaakt van de Prognosetafel AG 2014 met een aanpassing voor fondsspecifieke ervaringssterfte TW 2014. In bijlage 2 is deze ervaringssterfte opgenomen.
Gehuwdheid
Voor de pensioendatum is het nabestaandenpensioen op risicobasis. Hierbij worden geen gehuwdheidsfrequenties gehanteerd. Na de pensioendatum of op het moment van beëindiging deelnemerschap wordt er alleen voor nabestaandenpensioen gereserveerd voor deelnemers, die op dat moment voor een nabestaandenpensioen hebben gekozen.
Leeftijden
De leeftijd wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld.
Leeftijdsverschil
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Kosten
Voor toekomstige kosten wordt een voorziening getroffen ter grootte van 3,3% van de voorziening pensioenverplichtingen.
Uitkeringen
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
Wezenpensioen
Voor niet ingegaan wezenpensioen wordt niet gereserveerd.
Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid
Bij langdurige arbeidsongeschiktheid van een deelnemer is sprake van premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw waarvoor een voorziening wordt gevormd door uit te gaan van de per balansdatum bekende mate van arbeidsongeschiktheid.
IBNR-voorziening
De IBNR voorziening (Incurred But Not Reported) is gelijk aan het totaal van de in de premie begrepen opslag voor premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid in het betreffende boekjaar en het voorafgaande boekjaar.
Pensioenfonds Recreatie
c.
19
Voorziening niet opgevraagde pensioenen
De voorziening niet opgevraagde pensioenen wordt vastgesteld op fondsgrondslagen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met niet verrichte uitkeringen. Deze voorziening wordt vervolgens gecorrigeerd met de verwachting dat deze pensioenen alsnog worden opgevraagd. Deze verwachting is gebaseerd op de waarnemingen van de afgelopen vijf jaren.
Flexibilisering- en afkoopfactoren
De flexibiliserings- en afkoopfactoren worden jaarlijks collectief actuarieel neutraal berekend op basis van de fondsgrondslagen en het 10-jaarsgemiddelde van de marktrente. Deze factoren worden in de decembervergadering vastgesteld. Voor de berekening van het 10jaarsgemiddelde wordt voor het laatste jaar gebruik gemaakt van de marktrente per 31 oktober. Voor de voorgaande negen jaren wordt de stand per 31 december van het desbetreffende jaar gehanteerd.
Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Per 1 januari 2014 was het minimaal vereist eigen vermogen gelijk aan 4,2% van de technische voorzieningen. Dit percentage wordt jaarlijks tijdens het jaarwerk opnieuw vastgesteld op basis van de voorschriften in het Besluit FTK inzake achtergestelde leningen en uitwerking Minimum vereist eigen vermogen pensioenfondsen. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort stelt het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan op met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 140 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een dekkingstekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Uit het kortetermijnherstelplan zal blijken dat het pensioenfonds zo snel mogelijk - maar uiterlijk binnen de periode drie jaar - na ontstaan van de onderdekking het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. Voor het dekkingstekort dat eind 2008 is geconstateerd, geldt een hersteltermijn van vijf jaar (zie ook paragraaf 7.4).
d.
Vereist eigen vermogen Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het vereist eigen vermogen wordt jaarlijks door het pensioenfonds vastgesteld overeenkomstig de daarvoor geldende wet- en regelgeving met toepassing van het standaard model. Aanvullend op het standaard model heeft DNB enkele additionele risicocategorieën gekenmerkt. Risico van actief beheer: Het gevoerde beleggingsbeleid is passief, er is daarom geen aanpassing van het standaard model nodig ten behoeve van actief beheer. Liquiditeits-, operationeel en concentratierisico: Alle beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds belegt hebben dagelijkse liquiditeit en volgen een breed gespreide benchmark. Genoemde risico’s zijn daarom niet van toepassing voor de bepaling van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen, bestaat er een reservetekort. Als er sprake is van een reservetekort
Pensioenfonds Recreatie
20
stelt het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 138 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een reservetekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Eind 2008 is een reservetekort vastgesteld en begin 2009 is een herstelplan bij DNB ingediend. Dit plan is opgesteld onder de voorwaarden van het huidige FTK. In de eerste helft van 2015 wordt een nieuw herstelplan opgesteld conform de nog bekend te stellen eisen van de wetgever.
e.
Vrij vermogen Het totaal gewenst vermogen, welke door het pensioenfonds wordt nagestreefd, is gelijk aan de technische voorzieningen vermeerderd met het vereist eigen vermogen. Het pensioenvermogen boven het gewenst vermogen is het vrije vermogen van het pensioenfonds.
f.
Premiekortingsgrens De premiekortingsgrens, als bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet, is de financiële positie waarboven premiekorting dan wel premierestitutie mogelijk is. Het bestuur van het pensioenfonds heeft geen specifieke premiekortingsgrens vastgesteld. Of en in welke mate een premiekorting danwel premierestitutie mogelijk is, is afhankelijk van een bestuursbesluit dat (mede) gebaseerd zal zijn op een continuïteitsanalyse. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid tot premierestitutie uitgesloten.
6.2
Premiebeleid In deze paragraaf wordt het premiebeleid van het pensioenfonds beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: a. de hoogte van de kostendekkende premie conform de voorschriften gesteld bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet alsmede door DNB; b. de interne financiering welke gebaseerd is op toepassing van een gedempte premie; c. de feitelijke premie, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
a.
Hoogte kostendekkende premie De regels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; 2. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’; 3. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren. 4. opslag voor uitvoeringskosten; Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd. ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van individuele loonsverhogingen. De risicopremie van nog niet opgebouwde aanspraken op (tijdelijk) nabestaandenpensioen is eveneens vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van de actuariële grondslagen, zoals beschreven onder 6.1. De risicopremie voor de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid is 0,25% van de pensioengrondslag;
Pensioenfonds Recreatie
21
ad 2. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (zoals beschreven onder paragraaf 6.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1; ad 3. gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt in de premie geen element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd (zie voor een nadere omschrijving van het toeslagbeleid paragraaf 6.4 van deze abtn). ad 4. voor uitvoeringskosten wordt in de premie een component opgenomen dat gelijk is aan de feitelijke uitvoeringskosten in het betreffende jaar verminderd met de vrijval van excassokosten. b.
Interne financiering 1. Gedempte premie Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie kent dezelfde onderverdeling als de kostendekkende premie. De rekenrente waarop de actuariële benodigde premie wordt vastgesteld is gelijk aan de voor het pensioenfonds geldende gemiddelde marktrente. Onder marktrente wordt hierbij verstaan de uniforme rente die voor het pensioenfonds leidt tot dezelfde verplichtingen als de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. De gemiddelde marktrente is gelijk aan het 10-jaarsgemiddelde van de marktrente. Dit 10-jaarsgemiddelde wordt bepaald door het gemiddelde te bepalen van de rentestanden per 31 december van de tien voorafgaande jaren. 2. Solvabiliteitsopslag De solvabiliteitsopslag die wordt toegepast bij de vaststelling van de gedempte premie is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen, zoals beschreven onder paragraaf 6.1. 3. Vrijval solvabiliteitsopslagen Bij de bepaling van de premie wordt geen rekening gehouden met de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het pensioenfonds. 4. Herstelpremies Op basis van de maatregelen in een kortetermijnherstelplan en/of langetermijnherstelplan kunnen herstelpremies verschuldigd zijn. Bij de bepaling van de gedempte premie worden deze herstelpremies opgeteld bij de berekende premie. 5. Premiekorting Indien het pensioenvermogen van het pensioenfonds hoger is dan de premiekortingsgrens kan het bestuur besluiten om een premiekorting te verlenen. Als randvoorwaarde voor premiekorting geldt dat deze pas kan worden toegepast nadat eventueel niet toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn gecompenseerd. Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele korting herstel van toeslagen, nog steeds de premiekortingsgrens te boven dient te gaan.
c.
Feitelijke premie De financiering van de pensioenregeling geschiedt door betaling van een doorsneepremie. De doorsneepremie bedraagt 22,0% van de pensioengrondslag.
Pensioenfonds Recreatie
6.3
22
Beleggingsbeleid Inleiding Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan het vaststellen van: het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks, de organisatie rondom de uitvoering van het beleggingsbeleid, de selectie van de vermogensbeheerder(s) en andere externe partijen die worden ingeschakeld ten behoeve van de uitvoering van het beleggingsbeleid en voor de resultaatsevaluatie. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een ALMstudie ligt dan ook ten grondslag aan het strategisch beleggingsbeleid. In 2011 is voor het laatst een ALM studie uitgevoerd. Uit deze studie kwam naar voren dat een strategische beleggingsmix van 60% vastrentende waarden en 40% zakelijke waarden, tezamen met een afdekkingspercentage van het renterisico van 60%, het meest efficiënt is gezien de uitgangspunten welke het bestuur heeft gekozen. In 2015 zal een nieuwe ALM studie plaatsvinden. Het fonds kiest bewust voor beleggen in passief beheerde beleggingsfondsen, waarbij het beleggingsbeleid bestaat uit het zoveel mogelijk volgen van de specifieke benchmark per beleggingscategorie.. Dit wil zeggen dat de vermogensbeheerders (BlackRock en BNP Paribas) binnen de verschillende beleggingsfondsen de betreffende benchmark volgen. Dit wil zeggen dat de vermogensbeheerders, aangaande de matchingportefeuille, als primaire doelstelling meekrijgen het zoveel als mogelijk matchen van de nominale aanspraken. Voor wat betreft de returnportefeuille is de doelstelling om slechts een kleine afwijking toe te staan ten opzichte van de samengestelde benchmark. Dit zal gebeuren binnen de in deze abtn vastgestelde marges en via fondsbeleggingen gezien de beperkte omvang van het belegd vermogen van het pensioenfonds. Tenslotte heeft het bestuur besloten om geen tactisch asset allocatie beleid te voeren. Het bestuur bespreekt het strategische beleggingsbeleid in de bestuursvergaderingen, welke ten minste zes maal per jaar plaatsvinden. Tijdens deze besprekingen komen de doelstelling en de samenstelling van de portefeuille aan de orde. Daarnaast worden de rapportages van Towers Watsonbesproken, waarin de rapportages van de vermogensbeheerders en Kasbank zijn verwerkt. Kasbank draagt zorg voor de afdekking van het valutarisico. Op verzoek van het bestuur wordt extern advies met betrekking tot het vermogensbeheer ingewonnen. Dit betreft onder meer advisering aan het bestuur aangaande herbalancering van de beleggingen naar de gestelde normweging. Deze herbalancering is met name relevant ingeval van de periodieke toevoeging van nieuwe pensioenpremies. Via de risicorapportage op kwartaalbasis wordt het bestuur geïnformeerd over de effectiviteit van de nominale renteafdekking. Prudent person Bij de vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid, de invulling van dit beleid en de naleving van het vastgelegde risicokader, zal het bestuur handelen in overeenstemming met de prudent person regel. Centraal hierin staat de doelstelling om te beleggen in het belang van de deelnemers. Het bestuur zal daartoe in alle redelijkheid, rekening houdend met de specifieke verplichtingen van het fonds, tot een zorgvuldige onderbouwing van het beleggingsbeleid komen. Hiervoor wordt periodiek een ALM-studie uitgevoerd. Daarnaast wordt bij de vertaalslag (implementatie) naar de daadwerkelijke invulling van het beleggingsbeleid zorgvuldigheid betracht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de opzet van de renteafdekking, een brede spreiding over beleggingscategorieën en de keuze tussen actief en passief beheer. In samenhang hiermee worden de verschillende beleggingrisico’s geïdentificeerd en op de juiste waarde ingeschat. Dit betekent onder andere dat een risicomodel wordt gebruikt dat – indien materieel – alle
Pensioenfonds Recreatie
23
geïdentificeerde risico’s meeneemt. Deze geïdentificeerde risico’s worden vervolgens periodiek getoetst middels een specifiek daarvoor opgezette risicorapportage.
Strategische asset mix In 2011 heeft het pensioenfonds een Asset Liability Management (ALM) studie laten verrichten. De uitkomst van deze studie is onder meer een strategische beleggingsmix met een verantwoorde afweging tussen premiebeleid, toeslaguitkomsten en risico op onderdekking. De studie wees uit dat, mede gezien het profiel van de verplichtingen, een beleggingsmix met 60% vastrentende waarden en 40% aandelen, tezamen met een afdekkingspercentage van het renterisico van 60%,een efficiënte verdeling van de middelen voor het pensioenfonds vormt. De strategische mix is als volgt gespecificeerd: Beleggingscategorie
Strategische weging
Minimum
Matchingportefeuille Euro Staatsobligaties Long duration fondsen Euro Bedrijfsobligaties
56%
49%
63%
14% 70%
7% 60%
21% 80%
11,1% 9,8% 1,8% 0,9% 2,4% 4,0% 30%
8,1% 6,9% 0,9% 0,0% 1,5% 2,4% 20%
14,1% 12,9% 2,7% 1,8% 3,3% 5,4% 40%
0%
0%
5%
Returnportefeuille Aandelen Europa Aandelen VS Aandelen Japan Aandelen Pacific Rim Ex Japan Aandelen Emerging Markets Aandelen Small Caps
Liquide middelen
4
Maximum
Jaarlijks wordt in het Beleggingsplan op basis van de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds, de actuele portefeuille en de strategische afdekking van het renterisico, een nieuwe normverdeling opgesteld.
Matchingportefeuille Afdekking van renterisico Het bestuur acht het, op basis van huidige wet- en regelgeving, onverminderd van belang dat het renterisico op totaal fondsniveau in belangrijke mate wordt gemitigeerd. Dit gebeurt middels participaties in de 'Liability Solution Funds" (LSF-fondsen) van BlackRock en in een ultra long duration fonds van BNP Paribas. De verdeling over deze fondsen wordt maandelijks afgestemd op het profiel van de verplichtingen. Als benchmark voor het nominale renteafdekkingsbeleid geldt de periodieke verandering in de contante waarde van de periodiek geschatte uitkeringenstroom. Bij de uitvoering van het beleid wordt een bandbreedte van ± 3% aangehouden ter beperking van transactiekosten. Er vindt maandelijks een controle op de hoogte van de renteafdekking plaats. Indien de bandbreedte wordt overschreden, worden de beschikbare liquide middelen toegevoegd aan de matchingportefeuille teneinde het afdekkingspercentage binnen de bandbreedte te brengen.
4
Naast onder- en bovengrenzen per categorie gelden ook onder- en bovengrenzen op totaalniveau voor vastrentende waarden en aandelen. Het totaal is daarom niet gelijk aan de som van de grenzen per categorie.
Pensioenfonds Recreatie
Benchmark Nominale rentehedge als % van de Technische Voorziening
24
Strategisch
Minimum
Maximum
60%
57%
63%
Leverage Het bestuur maakt ten aanzien van leverage een onderscheid tussen structurele leverage en operationele leverage. Onder operationele leverage wordt verstaan een zeer beperkte mate van leverage die ontstaat als gevolg van de dagelijks veranderende waardering van beleggingsinstrumenten en onderpand. Binnen de looptijdfondsen van BlackRock is sprake van operationele leverage. De beheerder hanteert hierbij een kleine toegestane bandbreedte van ± 0,2 om transactiekosten te vermijden. Uitsluitend de beheerder van het long duration fonds van BNP Paribas heeft de mogelijkheid om bij de uitvoering van het beleid gebruik te maken van een bepaalde mate van structurele leverage. Als gevolg van het gebruik van leverage zal er minder kapitaal benodigd zijn voor het bereiken van de gewenste rente-exposure. Op deze wijze wordt er voor gezorgd dat met een lager kapitaalbeslag de gewenste mate van rentegevoeligheid kan worden gerealiseerd. De mate van leverage binnen dit fonds kan/mag, conform het prospectus, weliswaar maximaal 4 bedragen, maar binnen het fonds wordt een passief leverage beleid gevoerd. Hierbij wordt de mate van leverage eerst aangepast, indien bepaalde grenzen worden over- en onderschreden. Het bestuur is van dit beleid op de hoogte gesteld door de beheerder. De mate van rentematching wordt maandelijks gemonitord, rekening houdende met de impact van leverage. Dat gezegd hebbende is het bestuur terughoudend met betrekking tot het gebruik van leverage en wordt om die reden de ontwikkeling van de mate van leverage binnen het BNP Paribas Fonds separaat gemonitord binnen de risicorapportage. Een leverage van meer dan 1,5 wordt daarbij als bovengrens aangehouden. Deze bovengrens voor monitoringdoeleinden komt voor 2015 overeen met een rentestijging van circa 0,5% punt.
Randvoorwaarden vastrentende waarden Ten behoeve van de vastrentende waardenbeleggingen wordt uitsluitend gebruik gemaakt van nietbeursgenoteerde beleggingsfondsen. Het pensioenfonds heeft geen rechtstreekse invloed op het binnen de fondsen gevoerde beleid en conformeert zich door het selecteren van het betreffende fonds aan de door het fonds opgestelde richtlijnen. Onderliggende beleggingen Er wordt uitsluitend belegd in de volgende fondsen: BNP Paribas LDI 2035-2050 BlackRock Euro Corporate Bond Index Fund BlackRock Euro Government Bond Index Fund BlackRock Liability Solutions Fund Euro Fixed 2020-2029 BlackRock Liability Solutions Fund Euro Fixed 2030-2039 BlackRock Liability Solutions Fund Euro Fixed 2040-2049 Deze fondsen hebben als doel de betreffende benchmark zoveel als efficiënt mogelijk te repliceren. De LSF fondsen van BlackRock worden per eind januari 2015 opgeheven. Het bestuur onderzoekt alternatieven voor deze fondsen. Returnportefeuille De returnportefeuille bestaat geheel uit aandelenbeleggingen en heeft als doelstelling het realiseren van een overrendement ten opzichte van de verplichtingen ter financiering van het toeslagenbeleid. De omvang en het risicoprofiel van de returnportefeuille is gebaseerd op de resterende risicoruimte van het fonds, rekening houdende met het solvabiliteitsbeslag van de vastrentende waarden beleggingen.
Pensioenfonds Recreatie
25
Randvoorwaarden aandelen Ten behoeve van de aandelenbeleggingen wordt uitsluitend gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. Het pensioenfonds heeft geen rechtstreekse invloed op het binnen de fondsen gevoerde beleid en conformeert zich door het selecteren van het betreffende fonds aan de door het fonds opgestelde richtlijnen. Onderliggende beleggingen Er wordt uitsluitend belegd in de volgende fondsen: BlackRock MSCI Emerging Markets Free B BlackRock MSCI Eq Index Fd B-Europe BlackRock MSCI Equity Index Fund B-Japan BlackRock MSCI U.S. Equity Index Fund B BlackRock MSCI-Pac Rim ex-Japan Eq Index Fd B MSCI EAFE Small Cap Ord NPV Russell 2000 (NAV) Ord NPV Deze fondsen hebben als doel de betreffende benchmark zoveel als efficiënt mogelijk te repliceren.
Randvoorwaarden algemeen Pensioenfonds Recreatie conformeert zich daarom aan de richtlijnen en restricties zoals BlackRock en BNP Paribas deze in de prospectussen van de betreffende fondsen hebben vastgelegd. In de overeenkomsten met beide beheerders wordt ook expliciet verwezen naar de prospectussen. Deze richtlijnen hebben betrekking op:
Fondsdoelstellingen: alle fondsen betreffen indexfondsen met als doelstelling beleggingsresultaten te realiseren welke corresponderen met de performance, voor kosten, van een specifieke index. Beleggingsstrategie: BlackRock maakt gebruik van een replicatiestrategie voor het beheer binnen de aandelenfondsen. Beleggingsuniversum Beleggingsrestricties Beleggingsbeleid Richtlijnen met betrekking tot leverage (ingeval van de Long Duration Fondsen) Richtlijnen met betrekking tot het gebruik van derivaten: derivaten mogen worden gebruikt als tijdelijk substituut voor een belegging in het onderliggende effect. Doelstelling is om te allen tijde het beleggen te vergemakkelijken en kosten te besparen. Richtlijnen met betrekking tot uitlenen van effecten (“Securities Lending”)
Benchmarks De indices die als uitgangspunt gelden voor het beheer, staan vermeld in de onderstaande tabel. Categorie Vastrentende waarden Euro staatsobligaties Euro bedrijfsobligaties Aandelen Europa Verenigde Staten Japan Pacific Rim ex-Japan Emerging Markets Small Cap World*
Indices Citigroup Euro Government Bond Index Citigroup EuroBIG non EGBI benchmark MSCI Europe Net benchmark MSCI US Net benchmark MSCI Japan Net benchmark MSCI PacRim ex-Japan Net benchmark MSCI Emerging Markets Net benchmark MSCI EAFE Small Caps + Russell 2000
*Omdat wordt belegd via twee beleggingsfondsen, zijn hier ook twee benchmarks aangegeven.
Pensioenfonds Recreatie
26
Voor de long duration fondsen worden geen benchmarks aangehouden daar deze fondsen, tezamen met de Euro staatsobligaties en de Euro bedrijfsobligaties, als doelstelling hebben het volgen van de verandering in de waarde van de Technische Voorziening. De effectiviteit van de renteafdekking wordt per maandeinde door Towers Watson vastgesteld. Hierbij wordt de nieuwe beschikbare premie voor toevoeging aan de beleggingsportefeuille betrokken. Valuta De vastrentende waarden zijn volledig in Euro genoteerd. Binnen de aandelenbeleggingsfondsen worden valutarisico’s niet afgedekt. Het pensioenfonds loopt derhalve over een gedeelte van haar aandelenbeleggingen valutarisico, hetgeen in belangrijke mate middels een separate valutaoverlay wordt afgedekt. Op deze wijze wordt de valuta-exposure naar USD, GBP, AUD, JPY en CHF volledig afgedekt door KasBank. Hierbij wordt per valuta een bandbreedte van ± 3% aangehouden, waarbij er maandelijks een rebalancing plaatsvindt indien voor een van de valuta de bandbreedte wordt overschreden. Liquiditeiten De premie-inleg en de aanwezige liquide middelen worden maandelijks aangewend om het fonds te sturen naar de normverdeling. Deze maandelijkse aanpassing (rebalancing) vindt plaats zowel op hoofdcategorieniveau als ook binnen de matching- en de returnportefeuille. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de actuele hoogte van de afdekking van het renterisico. De procedure ten aanzien van liquiditeitsbeheer is nader omschreven in het beleggingsplan. Derivatenbeleid Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie, met uitzondering van valutatransacties. De vermogensbeheerders mogen slechts van derivaten gebruik maken om: de risicograad van de beleggingsportefeuille te verlagen; de portefeuille op een meer efficiënte wijze te beheren; tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen; op defensieve wijze (strategische) valutarisico’s af te dekken door middel van valutatermijntransacties. Daarnaast worden door de vermogensbeheerders, binnen de long duration fondsen, renteswaps gebruikt bij het afdekken van het renterisico. Er worden geen derivaten aangehouden buiten de beleggingsfondsen om, met uitzondering van valutatermijntransacties. Maandelijks wordt er via Towers Watson een rapportage opgesteld welke het bestuur doorlopend inzicht geeft in het verloop van de financiële positie. Deze rapportage geeft tevens een update van het actuele percentage van de rentehedge. Per kwartaal levert Towers Watson een risicorapportage, waarin de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds worden gerapporteerd. Clustermunitie Artikel 21a van het Besluit marktmisbruik Wft verplicht ondernemingen (en pensioenfondsen) om te vermijden dat er directe steun wordt verleend aan een (buitenlandse) onderneming die clustermunitie produceert, verkoopt of distribueert. Het artikel geeft uitwerking aan de normen voor integere en beheerste bedrijfsvoering in de Wft en in de Pensioenwet en vult deze normen nader in door expliciet op te nemen dat beleggingen, leningen of niet vrij verhandelbare deelnemingen in ondernemingen die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren, worden gezien als handelingen die in strijd zijn met een integere bedrijfsuitoefening. De doelgroepen bestaan uit de financiële ondernemingen die actief zijn op de financiële markten en ten opzichte van welke de verplichting ook daadwerkelijk kan worden gehandhaafd. Het artikel is niet alleen van toepassing op transacties die een pensioenfonds zelf uitvoert, maar ook op transacties die een pensioenfonds laat uitvoeren door bijvoorbeeld een vermogensbeheerder of fiduciair manager. Het derde lid, onderdeel a, maakt een uitzondering voor transacties gebaseerd op een index, wanneer deze index voor minder dan vijf procent van het belegd vermogen bestaat uit een onderneming die clustermunitie produceert, verkoopt of distribueert. Van een transactie gebaseerd op een index is sprake in het geval van indexfondsen, indextrackers, de replicatie van indexen via een zogeheten mandje en soortgelijke producten. Voor deze transacties geldt dat de
Pensioenfonds Recreatie
27
samenstelling van de beleggingsportefeuille regelmatig aan verandering onderhevig is, zonder dat de passieve belegger hier directe invloed op heeft. Het derde lid, onderdeel b, maakt tevens een uitzondering voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen die voor minder dan vijf procent bestaan uit onderneming die clustermunitie produceert, verkoopt of distribueert. Voor beleggingsinstellingen die beheerd worden door derden geldt dat een onderneming geen eenzijdig afdwingbare juridische maatregelen kan treffen om invloed uit te oefenen op de samenstelling daarvan. Op grond van deze bepaling kunnen ondernemingen en hun cliënten wel beleggen in bijvoorbeeld de grote technologiefondsen, terwijl de drempel van vijf procent er op ziet dat beleggingen in beleggingsinstellingen moeten worden vermeden die klaarblijkelijk het oogmerk hebben om een onderneming die clustermunitie produceert, verkoopt of distribueert. Pensioenfonds Recreatie heeft haar beleggingen getoetst op bovenstaande wet- en regelgeving. Uit de toetsing blijkt dat er relatief zeer kleine bedragen worden belegd in ondernemingen die te maken hebben met clustermunitie. Pensioenfonds Recreatie conformeert zich aan de wet- en regelgeving omtrent clustermunitie. Administratie, rapportage en communicatie BlackRock en BNP Paribas dragen zorg voor een volledige administratie van de bij haar ondergebrachte beleggingsportefeuilles en alle daarop betrekking hebbende transacties. Het bestuur ontvangt van BlackRock en van BNP Paribas zowel maand- als kwartaalrapportages. Daarnaast ontvangt het bestuur op kwartaalbasis in Microsoft Excel opmaak een volledig “look-through” van alle BlackRock beleggingsfondsen. Van BNP Paribas ontvangt het bestuur op kwartaalbasis inzage in de verdeling van de beleggingen en in de gebruikte beleggingsinstrumenten. Ten slotte ontvangt het bestuur van de beleggingsfondsen jaarlijks de jaarverslagen en ISAE verklaringen. De rapportages vanuit de vermogensbeheerders dienen uiterlijk één maand na de betreffende periode in het bezit te zijn van Towers Watson op basis waarvan zij de benodigde balansrapportages kan opstellen. De balansrapportages dienen uiterlijk één maand na maand- (A4 Watch) cq kwartaaleinde (risicorapportage) in het bezit te zijn van het secretariaat van het bestuur. Naast het bespreken van de maand- en kwartaalrapportage evalueert het bestuur ook periodiek het functioneren van de vermogensbeheerders. Daartoe worden beide vermogensbeheerders jaarlijks gevraagd zich te presenteren aan het bestuur en een toelichting te geven op het gevoerde beleid binnen de beleggingsfondsen. Bij deze evaluatie kijkt het bestuur naar zowel kwantitatieve aspecten als naar meer kwalitatieve aspecten, welke nader zijn uitgewerkt in het beleggingsplan. Daarbij en daarnaast maakt het bestuur gebruik van de kennis en kunde van de beleggingsadviseur die op doorlopende basis onderzoek verricht naar de aangestelde vermogensbeheerders. De custodian stelt maandelijks een beleggingsrapportage op over de gehele beleggingsportefeuille en verzorgt verder de aanlevering van beleggingsgegevens ten behoeve van de kwartaalrapportages aan De Nederlandsche Bank en aan de administrateur van het fonds. Eveneens verzorgt de custodian in samenspraak met de vermogensbeheerders de aanlevering van beleggingsgegevens ten behoeve van het jaarwerk aan de administrateur van het fonds. De administrateur dient de rapportages in bij De Nederlandsche Bank. Daarnaast stelt Towers Watson maandelijks een balansrapportage (A4-Watch) op welke het bestuur doorlopend inzicht geeft in het verloop van de financiële positie. Deze rapportage geeft tevens inzicht in de mate van renteafdekking, het dekkingsgraadverloop onder verschillende rentecurves en controleert tevens in hoeverre de actuele portefeuillewegingen zich bevinden binnen de bandbreedtes rondom de strategische normwegingen. Tevens verzorgt Towers Watson op kwartaalbasis een risicorapportage. Deze risicorapportage geeft inzicht in de verschillende financiële risico’s die het bestuur heeft onderkend. Deze risico’s zijn: renterisico, inflatierisico, valutarisico, marktrisico, kredietrisico (in de vorm van tegenpartij-, concentratie- en debiteurenrisico) en liquiditeitsrisico. Daarbij wordt zowel ingegaan op actuele marktbewegingen als op feitelijke risico’s in de beleggingsportefeuille van Pensioenfonds Recreatie. Voor het bestuur is hierbij enerzijds van belang te toetsen dat de feitelijke portefeuille in overstemming is met het gehanteerde beleid, maar anderzijds ook tijdig in te zien dat marktontwikkelingen een mogelijk toekomstig probleem kunnen gaan vormen. De rapportages
Pensioenfonds Recreatie
28
hierover dienen uiterlijk één maand na maand- (A4 Watch) cq kwartaaleinde (risicorapportage) in het bezit te zijn van het secretariaat van het bestuur.
6.4
Toeslagbeleid Het bestuur herziet in de eerste helft van 2015 het toeslagbeleid op basis van de nog nader in te vullen wet- en regelgeving op dit punt. Hiertoe wordt begin 2015 een ALM uitgevoerd.
a.
Voorwaardelijke toezegging De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. De toeslagen worden derhalve gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Toeslagenmatrix. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: Bij een dekkingsgraad van meer dan 100% + VEV5 wordt een volledige toeslag toegekend. Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 100% + VEV wordt er naar rato toeslag toegekend. Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend. De dekkingsgraad is hierbij de dekkingsgraad zoals die geldt na toekenning van de toeslag. Door de toeslagverlening mag het pensioenfonds niet in een situatie van reservetekort terecht komen. Voor de vaststelling van de toeslag per 1 januari van jaar t is de dekkingsgraad per 31 december van jaar t-1 bepalend. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de Toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement. Met betrekking tot de communicatie aan de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden zal het pensioenfonds in alle communicatie-uitingen ten aanzien van de aanspraken en rechten van deze belanghebbenden de formuleringen hanteren die op grond van de Toeslagenmatrix dienen te worden toegepast. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. De evaluatie van het herstelplan per 31 december 2010 was voor het bestuur aanleiding om af te wijken van bovengenoemde beleidsstaffel (zie paragraaf 7.4).
b.
Maatstaf Het pensioenfonds hanteert de volgende maatstaffen (zie artikel 28 van het pensioenreglement): voor de pensioenaanspraken van de deelnemers maximaal gelijk is aan de stijging van de loonontwikkeling van de CAO voor de Verblijfsrecreatie en zweminrichtingen;
5
VEV = Vereist Eigen Vermogen
Pensioenfonds Recreatie
6.5
29
voor de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de pensioenrechten maximaal gelijk is aan de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid over de periode 1 oktober tot 1 oktober daaraan voorafgaand, doch nooit meer dan de onder de eerste bullet genoemde stijging.
Systematiek vaststelling parameters De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de gedempte premie, het vereist eigen vermogen en de continuïteitsanalyse worden door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform de Regeling parameters pensioenfondsen.
Pensioenfonds Recreatie
7
30
Financiële sturingsmiddelen In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
7.1
Premiebeleid Het pensioenfonds hanteert een doorsneepremie. Bij tekorten kan het bestuur de premie verhogen.
7.2
Beleggingsbeleid Uit paragraaf 6.3 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid om de drie jaren te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het pensioenfonds.
7.3
Toeslagbeleid Uit paragraaf 6.4 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zonodig tot nul, indien de financiële positie van het pensioenfonds daartoe noodzaakt.
7.4
Herstelplan Door de ontwikkelingen op de financiële markten heeft zich in 2008 de situatie voorgedaan dat het pensioenfonds niet meer kan voldoen aan de vereisten ten aanzien van het (minimaal) vereist eigen vermogen. Het pensioenfonds heeft, overeenkomstig de ministeriële regeling van 4 maart 2009, gebruik gemaakt van de vrijstelling van de wettelijke hersteltermijn van drie jaar en heeft een kortetermijnherstelplan ingediend met een looptijd van maximaal vijf jaar. Uit dit plan volgt dat het pensioenfonds naar verwachting per einde 2013 zal kunnen voldoen aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen zonder korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het pensioenfonds heeft ook een langetermijnherstelplan opgesteld. In dit plan toont het pensioenfonds aan dat het naar verwachting binnen een periode van maximaal 15 jaar vanaf 31 december 2008 uit reservetekort komt. In het langetermijnherstelplan is gebruik gemaakt van de mogelijkheid de rentetermijnstructuur vanaf boekjaar 2013 gelijk te houden. Deze mogelijkheid is in de jaarlijkse evaluatie van het herstelplan niet meer toegestaan en wordt dan ook niet meer toegepast. In het herstelplan is gebruik gemaakt van de volgende sturingsmiddelen en aanvullende maatregelen: Per 1 januari 2009 worden geen toeslagen toegekend aan actieven en inactieven. Dit is in overeenstemming met het eerder geformuleerde beleid zoals opgenomen in deze abtn. Zolang sprake is van een dekkingstekort worden geen toeslagen toegekend. De premie wordt met ingang van 1 januari 2010 verhoogd tot 19,4%. Het pensioenfonds heeft met ingang van 1 januari 2009 het strategische beleggingsbeleid aangepast. In deze aanpassing is een afdekking van het renterisico voor 60% opgenomen. Het pensioenfonds heeft besloten tijdelijk af te wijken van het strategische beleggingsbeleid door de beleggingen niet te herbalanceren.
Pensioenfonds Recreatie
31
Het pensioenfonds heeft daarnaast in het herstelplan aangegeven dat in beginsel de premie wordt verhoogd als de daadwerkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad achterblijft bij de verwachting. Door het pensioenfonds zal jaarlijks worden getoetst of een dergelijke situatie ontstaan is. Op basis van de situatie eind 2010 heeft dit geleid tot de volgende aanvullende maatregelen: het opbouwpercentage wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd tot 2%. Dit is ingegeven door de toegenomen levensverwachting; de premie wordt met ingang van 1 januari 2012 verhoogd tot 20,0%; in afwijking van de toeslagstaffel uit paragraaf 6.4 worden als volgt de toeslagen vastgesteld: Stap 1: Op basis van de dekkingsgraad wordt bepaald welk percentage toegekend kan worden volgens de reguliere toeslagstaffel. De dekkingsgraad is hierbij de dekkingsgraad zoals die geldt na toekenning van de toeslag;
Stap 2; Komt het pensioenfonds voor einde hersteltermijn uit herstel, indien dit jaar het volledige percentage van punt 1 wordt verleend en daarna vooralsnog niets? Zo ja: 100% toeslagverlening van percentage onder punt 1. Zo nee: ga naar stap 3;
Stap 3: Komt het pensioenfonds voor einde hersteltermijn uit herstel indien dit jaar 50% van het percentage van punt 1 wordt verleend en daarna vooralsnog niets? Zo ja: 50% toeslagverlening van percentage onder punt 1. Zo nee: geen toeslagverlening.
Als het pensioenfonds uit herstel is, is paragraaf 6.4 weer van toepassing. Toeslagbeleid blijft een discretionair besluit van het bestuur. De daadwerkelijke toekenning van de toeslagen is echter een jaarlijks bestuursbesluit waarbij de dan geldende financiële positie en de economische vooruitzichten per 30 november bepalend zijn. Voor boekjaar 2012 heeft het pensioenfonds gebruik gemaakt van de door DNB geboden mogelijkheid om een adempauze aan te vragen voor de eis dat de premie bij moet dragen aan herstel (premiedekkingsgraadeis). Voorwaarde hiervoor was dat het pensioenfonds voortvarend aan een structurele en deugdelijke financiële opzet zou werken. Dit is vormgegeven door de premie voor 2013 te verhogen tot 22,0% van de pensioengrondslag. Op basis van financiële positie en de evaluatie van het herstelplan per 31 december 2012 heeft het pensioenfonds per 1 april 2013 een korting op de opgebouwde rechten en aanspraken doorgevoerd. De korting van 2,9% is toegepast op de vóór 1 januari 2011 opgebouwde rechten na een positief advies van het College van Belanghebbenden. Het kortetermijnherstelplan is per 31 december 2013 beëindigd. Het langetermijnherstelplan is nog steeds van kracht. De voortgang van het herstel wordt jaarlijks geëvalueerd. Op grond van de nieuwe wetgeving zal in de eerste helft van 2015 een nieuw herstelplan worden opgesteld.
7.5
Crisisplan Het huidige crisisplan is vastgesteld in 2012, zie bijlage 3. In het FTK per 1 januari 2015 zullen nieuwe eisen aan het crisisplan worden gesteld. Het bestuur zal in 2015 het crisisplan aanpassen aan de dan geldende wet- en regelgeving.
Pensioenfonds Recreatie
8
Korting pensioenaanspraken en -rechten
8.1
Korting van pensioenaanspraken en -rechten
32
Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd. Het pensioenfonds formuleert beleid hoe met korting van pensioenaanspraken en –rechten zal worden omgegaan.
8.2
Herstel van gekorte pensioenaanspraken en -rechten en gemiste toeslagen Het pensioenfonds kan gekorte pensioenaanspraken en -rechten of gemiste toeslagen herstellen. Het bestuur zal hier te zijner tijd beleid voor formuleren en dit beleid opnemen in het financieel crisisplan.
Pensioenfonds Recreatie
33
9. Ondertekening Het bestuur van het pensioenfonds heeft deze abtn op 11 december 2014 vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
Voorzitter
M. Merks
Plaatsvervangend voorzitter
E.P. de Vries
Pensioenfonds Recreatie
34
Bijlage 1 – Verklaring inzake beleggingsbeginselen 0.
Introductie Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Recreatie (hierna: het pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid; 2. de organisatie en risicobeheerprocedures; 3. de beleggingsbeginselen, in het bijzonder de toegepaste wegingmethodes voor beleggingsrisico’s en de strategische allocatie van de activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds. De Verklaring is als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt.
1.
Doelstelling van het beleggingsbeleid Het pensioenfonds voert voor (ex-)werknemers die onder de werkingsfeer van het pensioenfonds vallen, een pensioenregeling uit ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is als pensioenfonds onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de Nederlandsche Bank (DNB) ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het pensioenfonds zoals vastgesteld in het uitvoeringsreglement.
2. 2.1
Organisatie en risicobeheerprocedures Taken en verantwoordelijkheden Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het pensioenfonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het bestuur van het pensioenfonds heeft als taak onder andere de vaststelling van het (strategisch) beleggingsplan en het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerders. Het bestuur laat zich daarbij adviseren door een adviseur vermogensbeheer.
Pensioenfonds Recreatie
35
Het bestuur van het pensioenfonds heeft aan de vermogensbeheerders van het pensioenfonds het mandaat gegeven om binnen de in het beleggingsplan vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Het bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. 2.2
Nevenactiviteiten Het pensioenfonds ontwikkelt activiteiten die het fonds in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Het pensioenfonds voert geen nevenactiviteiten uit.
2.3
Uitbesteding De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Uitbesteding van vermogensbeheer vindt plaats op basis van een service level agreement (SLA). Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB daaraan te stellen eisen. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingrisico’s te beheersen.
2.4
Rapportage De vermogensbeheerders rapporteren elk kwartaal over het gevoerde en te voeren beleggingsbeleid aan het bestuur. Minimaal één keer per jaar wordt het beleid ook mondeling besproken.
2.5
Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds.
2.6
Deskundigheid Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s.
2.7
Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn het bestuur en overige verbonden personen gehouden een gedragscode na te leven. Een externe compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode.
Pensioenfonds Recreatie
2.8
36
Corporate governance Het pensioenfonds heeft in beginsel aandacht voor de langetermijndoelstellingen van de ondernemingen waarin zij belegt in termen van duurzame economische groei. Het pensioenfonds belegt in beleggingsfondsen waarbij individuele selectie van ondernemingen niet mogelijk is. Bij zwaarwegende omstandigheden kan het bestuur besluiten om vanwege een of meerdere ondernemingen die niet aan deze langetermijndoelstellingen voldoen uit een beleggingsfonds te stappen. Alvorens tot een dergelijke stap over te gaan, tracht het bestuur via de vermogensbeheerders invloed uit te oefenen op de ondernemingen dan wel de vermogensbeheerders te laten besluiten om de beleggingen in deze ondernemingen te staken. Het pensioenfonds is van mening dat duurzaamheid en corporate governance onlosmakelijk met zorgvuldig ondernemerschap verbonden zijn. De ondernemingsleiding moet in staat zijn hierover verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording is inherent aan goed ondernemingsbestuur en daarmee van belang om te voorkomen dat de onderneming zich gaat vervreemden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. De activiteiten van het pensioenfonds op het gebied van duurzaamheid en corporate governance vormen voor het pensioenfonds geen doel op zichzelf. Uitvoering van het beleid van het pensioenfonds op deze gebieden wordt steeds getoetst aan haar primaire verantwoordelijkheid om een optimaal rendement te genereren in het belang van de belanghebbenden bij het pensioenfonds.
3. 3.1
Beleggingsbeginselen Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie.
3.2
Beleggingsbeslissingen Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. In beginsel sluit het pensioenfonds geen afzonderlijke beleggingscategorie, –instrument of –techniek uit. Daarentegen werkt het pensioenfonds uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer.
3.3
Toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van het jaarlijks beleggingsplan. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie en tracking error methodieken. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere
Pensioenfonds Recreatie
maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. 3.4
Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde.
3.5
Strategische allocatie In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALMstudie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd. Op basis van de visie en macro-economische ontwikkelingen en de financiële markten zal het pensioenfonds de strategische beleggingsmix periodiek herbalanceren binnen de gestelde bandbreedtes. Het bestuur kan besluiten om de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen.
37
Pensioenfonds Recreatie
38
Bijlage 2 – Ervaringssterfte In oktober 2014 heeft Towers Watson een onderzoek uitgevoerd naar de geschiktheid van de gehanteerde overlevingsgrondslagen. Op basis van dit onderzoek heeft het bestuur de tabellen voor ervaringssterfte aangepast. Correctiefactoren hoofdverzekerde Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
0 t/m 13
0,222
0,405
44
0,810
0,592
75
1,016
0,979
14
0,222
0,405
45
0,816
0,585
76
1,019
0,982
15
0,222
0,405
46
0,817
0,580
77
1,022
0,984
16
0,222
0,405
47
0,817
0,576
78
1,024
0,985
17
0,222
0,405
48
0,816
0,573
79
1,025
0,985
18
0,222
0,406
49
0,815
0,572
80
1,027
0,983
19
0,224
0,408
50
0,814
0,573
81
1,027
0,982
20
0,227
0,413
51
0,815
0,576
82
1,028
0,979
21
0,233
0,419
52
0,816
0,583
83
1,029
0,977
22
0,241
0,427
53
0,819
0,591
84
1,029
0,975
23
0,253
0,437
54
0,821
0,603
85
1,028
0,973
24
0,268
0,447
55
0,825
0,616
86
1,028
0,972
25
0,287
0,458
56
0,829
0,631
87
1,027
0,972
26
0,311
0,471
57
0,834
0,647
88
1,026
0,973
27
0,338
0,486
58
0,839
0,663
89
1,025
0,974
28
0,370
0,502
59
0,845
0,679
90
1,024
0,976
29
0,404
0,520
60
0,850
0,696
91
1,021
0,979
30
0,441
0,538
61
0,856
0,714
92
1,019
0,981
31
0,479
0,555
62
0,862
0,734
93
1,017
0,983
32
0,516
0,571
63
0,870
0,756
94
1,014
0,986
33
0,551
0,585
64
0,881
0,781
95
1,012
0,988
34
0,585
0,597
65
0,895
0,809
96
1,009
0,991
35
0,615
0,606
66
0,913
0,837
97
1,007
0,993
36
0,642
0,614
67
0,932
0,865
98
1,005
0,995
37
0,668
0,619
68
0,950
0,892
99
1,002
0,998
38
0,692
0,621
69
0,967
0,914
100
1,000
1,000
39
0,716
0,621
70
0,982
0,933
101
1,000
1,000
40
0,740
0,618
71
0,993
0,948
102
1,000
1,000
41
0,763
0,612
72
1,001
0,959
103
1,000
1,000
42
0,783
0,606
73
1,008
0,968
104
1,000
1,000
43
0,799
0,599
74
1,012
0,974
105 e.v.
1,000
1,000
Pensioenfonds Recreatie
39
Correctiefactoren medeverzekerde
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
0 t/m 13
0,796
0,755
44
0,835
0,939
75
0,931
0,903
14
0,796
0,755
45
0,836
0,942
76
0,931
0,899
15
0,796
0,755
46
0,836
0,945
77
0,932
0,896
16
0,796
0,756
47
0,835
0,948
78
0,933
0,893
17
0,796
0,758
48
0,833
0,951
79
0,934
0,890
18
0,796
0,761
49
0,832
0,952
80
0,935
0,888
19
0,796
0,769
50
0,832
0,953
81
0,937
0,887
20
0,796
0,781
51
0,833
0,953
82
0,938
0,886
21
0,797
0,798
52
0,834
0,953
83
0,940
0,886
22
0,797
0,818
53
0,836
0,951
84
0,943
0,887
23
0,797
0,839
54
0,840
0,949
85
0,945
0,888
24
0,797
0,857
55
0,845
0,947
86
0,948
0,891
25
0,796
0,870
56
0,852
0,946
87
0,951
0,894
26
0,793
0,878
57
0,860
0,944
88
0,955
0,899
27
0,788
0,880
58
0,868
0,942
89
0,958
0,906
28
0,784
0,878
59
0,877
0,941
90
0,961
0,913
29
0,780
0,874
60
0,885
0,940
91
0,965
0,922
30
0,777
0,872
61
0,893
0,939
92
0,969
0,930
31
0,774
0,873
62
0,901
0,937
93
0,973
0,939
32
0,774
0,877
63
0,907
0,936
94
0,977
0,948
33
0,774
0,884
64
0,913
0,935
95
0,981
0,956
34
0,776
0,893
65
0,918
0,933
96
0,985
0,965
35
0,780
0,902
66
0,923
0,932
97
0,988
0,974
36
0,785
0,911
67
0,927
0,930
98
0,992
0,983
37
0,791
0,918
68
0,930
0,928
99
0,996
0,991
38
0,798
0,923
69
0,932
0,926
100
1,000
1,000
39
0,806
0,927
70
0,933
0,923
101
1,000
1,000
40
0,815
0,930
71
0,933
0,920
102
1,000
1,000
41
0,822
0,932
72
0,932
0,916
103
1,000
1,000
42
0,828
0,934
73
0,932
0,912
104
1,000
1,000
43
0,833
0,936
74
0,931
0,908
105 e.v.
1,000
1,000
Pensioenfonds Recreatie
40
Bijlage 3 – Financieel Crisisplan Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 “INLEIDING” .......................................................................................................... 41 ACHTERGROND EN AANLEIDING ........................................................................................................ 41 DE EUROCRISIS EN DE GEVOLGEN VOOR SPR ................................................................................... 41 ELEMENTEN VAN EEN CRISISPLAN..................................................................................................... 42 HOOFDSTUK 2 CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS RECREATIE ...................... 43 W ANNEER IS ER SPRAKE VAN EEN CRISIS? ........................................................................................ 43 BIJ WELKE ONDERGRENS QUA DEKKINGSGRAAD KAN HET FONDS NOG HERSTELLEN ZONDER KORTEN? 43 W ELKE MAATREGELEN HEEFT HET PENSIOENFONDS TER BESCHIKKING IN GEVAL VAN EEN CRISIS?....... 44 HOE REALISTISCH IS DE INZET VAN DEZE MAATREGELEN? .................................................................. 44 W AT IS HET VERWACHTE FINANCIËLE EFFECT VAN DE INZET VAN DEZE MAATREGELEN? ....................... 45 HOE IS BIJ DEZE MAATREGELEN REKENING GEHOUDEN MET EVENWICHTIGE BELANGENAFWEGING? ...... 46 OP WELKE WIJZE WORDT ER MET BELANGHEBBENDEN GECOMMUNICEERD EN WANNEER? ................... 46 HOE IS HET BESLUITVORMINGSPROCES VORMGEGEVEN? ................................................................... 47 OP WELKE WIJZE WORDT HET CRISISPLAN JAARLIJKS GETOETST? ...................................................... 48
Stichting Pensioenfonds Recreatie
1. 1.1
41
“Inleiding” Achtergrond en aanleiding
Stichting Pensioenfonds Recreatie (SPR) heeft een financieel crisisplan opgesteld. Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief inzet, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Het financieel crisisplan is als bijlage opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Een crisis is een acute noodsituatie waarbij het functioneren van het pensioenstelsel ernstig verstoord raakt. Daarnaast kan het ook betrekking hebben op een periode van stagnatie die zich over langere tijd uitstrekt. Deze laatste situatie wordt in dit crisisplan niet besproken, hoewel elementen uit dit crisisplan (te denken valt aan aspecten van evenwichtige belangenbehartiging) ook in die situaties toepasbaar zijn. Hoewel ze ook tot crisissituaties kunnen leiden, blijven onderstaande situaties buiten de reikwijdte van dit crisisplan:
pandemie
continuïteit van de uitvoering
juridische claims met forse financiële impact en imagoverlies
draagvlakvermindering door bijvoorbeeld (gedeeltelijke) uittreding van grote werkgevers
langlevenrisico: versnelling van de toename van de levensverwachting.
1.2
De eurocrisis en de gevolgen voor SPR
Het bestuur heeft in verband met de eurocrisis een onderzoek gedaan naar toekomstige scenario’s van de euro. Er zijn drie scenario’s opgesteld:
Eurozone blijft in de huidige samenstelling bestaan. De probleemlanden gaan verder met drastische maatregelen. In dit scenario herstelt SPR langzamerhand weer.
Escalatie van de eurocrisis: Griekenland en mogelijk Portugal gaan failliet. Italië en Spanje komen ook in de problemen. De economische groei staat sterk onder druk. Hevige recessie in Europa. De dekkingsgraad van SPR blijft rond de 90% schommelen.
Uiteenvallen van de euro. Dit leidt tot zware recessie / depressie en devaluatie van de Europese munten. De dekkingsgraad van SPR zakt verder weg tot een niveau van 70%.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
1.3
Elementen van een crisisplan
In dit crisisplan wordt ingegaan op de volgende elementen:
Wanneer is er naar de mening van het pensioenfonds sprake van een crisis?
Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten?
Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?
Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?
Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?
Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer?
Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?
Op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?
42
Stichting Pensioenfonds Recreatie
2.
43
Crisisplan van Stichting Pensioenfonds Recreatie
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de genoemde elementen van een crisisplan, om zo te komen tot een crisisplan voor door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Recreatie (SPR). Dit crisisplan is vastgesteld in de bestuursvergadering van 27 maart 2012.
2.1
Wanneer is er sprake van een crisis?
Het pensioenfonds is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor de bedrijfstakken verblijfsrecreatie en zweminrichting. Het pensioenfonds heeft ten doel werknemers en gewezen werknemers, alsmede hun nabestaanden te beschermen tegen financiële gevolgen van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. De pensioenregeling kent met name een regeling voor ouderdomspensioen. De kredietcrisis gevolgd door (met name) de eurocrisis, in combinatie met de fors toegenomen levensverwachting hebben de pensioensector laten zien dat het Nederlandse pensioenstelsel kwetsbaar is. Dat heeft het bestuur gesterkt in de overtuiging dat zowel garantie op nominale pensioenen als koopkrachtbehoud geen vanzelfsprekendheden meer zijn. Dit wordt ook onderkend in het centraal overeengekomen Pensioenakkoord. In het huidige financiële toezichtskader wordt korting van aanspraken beschouwd als een uiterste noodmaatregel. In lijn met het Pensioenakkoord is het bestuur van mening dat korting weliswaar zoveel als mogelijk moet worden voorkomen, maar dat de effectiviteit van overige sturingsmiddelen beperkt is dan wel gelimiteerd ingezet kunnen worden. Een beperkte korting van aanspraken wordt dan ook niet per definitie beschouwd als een crisissituatie. Langzamerhand zal het gemeengoed worden dat mee- en tegenvallers door het collectief van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden zullen worden gedragen. Het bestuur vindt dat goede communicatie over pensioenuitkomsten en de daaraan verbonden risico’s meer dan vroeger noodzakelijk is. Aangezien het nominale financiële toezichtskader nog van toepassing is, wordt in dit crisisplan een crisis gedefinieerd als een acute noodsituatie waarbij het pensioenfonds naar verwachting de pensioenen moet korten.
2.2
Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten?
Het minimum vereist eigen vermogen van SPR bedraagt 4,4%. De minimaal vereiste dekkingsgraad is dus gelijk aan 104,4%. De herstelkracht van het pensioenfonds is ongeveer 3% per jaar (zie bijlage). Dit kan worden bereikt indien geen toeslagen worden toegekend. In geval van een dekkingstekort worden conform de leidraad geen toeslagen verleend, zodat binnen drie jaar de dekkingsraad met ongeveer 9% toeneemt. Dit betekent dat als de dekkingsgraad lager is dan 95/96% het aannemelijk wordt dat een korting nodig is om tijdig uit herstel te komen als er geen andere maatregelen getroffen kunnen worden. Naar de mening van het bestuur is derhalve sprake van een crisis als de nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds in snelle tijd onder de ca. 95% daalt. De daadwerkelijke herstelkracht is ook afhankelijk van de hoogte van de rente, de vorm van de rentetermijnstructuur en het verwacht rendement op het vermogen. De daadwerkelijke kritische grens wordt daarom jaarlijks getoetst.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
2.3
44
Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?
Zoals bovenstaand vermeld is, mag bij een lagere dekkingsgraad dan 95% normaliter niet worden verwacht, dat het pensioenfonds kan herstellen uit de situatie van dekkingstekort zonder nadere maatregelen te nemen. Uiteraard is het van groot belang om te voorkomen dat het pensioenfonds in een crisissituatie terecht komt. Daarom wordt periodiek via ALM studies getoetst of premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid nog voldoende robuust zijn vormgegeven. Hierbij wordt het beleid getoetst binnen verschillende economische hoofdscenario’s en worden ook varianten van toeslagbeleid en beleggingsbeleid nader onderzocht. Uit de laatste ALM studie bleek dat het pensioenfonds met het huidige beleid de nominale pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten in voldoende mate kan uitkeren. Het streven om met zo veel mogelijk zekerheid (meerjarig bezien) in voldoende mate toeslagen toe te kunnen kennen, is niet eenvoudig realiseerbaar. De consistentietoets en de ALM-studie hebben laten zien dat daarvoor in de toekomst naar verwachting te weinig toeslagen worden toegekend. Om de nominale aanspraken zoveel als mogelijk veilig te stellen, wordt het renterisico voor 60% en het valutarisico vrijwel volledig afgedekt door het pensioenfonds. Maar mocht het pensioenfonds toch in een crisissituatie terecht komen, dan heeft het pensioenfonds in beginsel de volgende maatregelen ter beschikking (in volgorde van prioriteit): 1. Besluiten tot (pensioen)verbetering terugdraaien indien dit nog mogelijk is. 2. Het achterwege laten van de toekenning van voorwaardelijke toeslagen. 3. Het verhogen van de premie en/of versoberen van de pensioenregeling. 4. Het korten van rechten. 5. Het aanpassen van of ingrijpen in het beleggingsbeleid. Uiteraard is ook een combinatie van maatregelen mogelijk.
2.4
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?
Besluiten die het bestuur heeft genomen die hebben geleid tot (pensioen)verbetering (bijvoorbeeld toeslagen of premiekorting) die nog teruggedraaid kunnen worden, worden in een crisissituatie het eerst ingetrokken. Dit ter voorkoming van een verdere verslechtering van de dekkingsgraad. In hoeverre deze maatregel realistisch is, is afhankelijk van de aard van de besluiten op dat moment. De leidraad van het toeslagbeleid houdt al rekening met het achterwege laten van voorwaardelijke toeslagen bij een dekkingsgraad lager dan 105%. Deze maatregel is dus realistisch. Het verhogen van de premie behoort ook tot de mogelijkheden. Een eventuele verhoging is echter wel beperkt en levert bovendien een beperkte bijdrage aan herstel:
De premie is momenteel al op een behoorlijk niveau. Voor het herstelplan bedroeg de premie 16,4% van de pensioengrondslagsom. Deze is met ingang van 2009 verhoogd tot 19,4%. In 2012 is deze verder verhoogd tot 20,0%. Een verdere stijging naar 22,0% wordt voorzien bij de huidige rentestand.
De opbouw is vanaf 2011 (in verband met de toegenomen levensverwachting) verlaagd, terwijl de premie in 2012 wel is verhoogd.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
45
Behoud van het collectieve pensioenstelsel is voor het bestuur en de sociale partners binnen de sector erg belangrijk. Om het draagvlak hiervoor binnen de sector te behouden, is een goede prijs/kwaliteit-verhouding noodzakelijk. Dat betekent dat de grens voor premieverhoging en/of versobering van de pensioenregeling in zicht is.
Een verhoging van de bijdragen levert een beperkte bijdrage aan het herstel van de dekkingsgraad. Om een herstel van 1% dekkingsgraad te bewerkstelligen zou de premie met ongeveer 2,5% van de pensioengrondslagsom verhoogd moeten worden.
Het korten van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten is een realistische maatregel. Deze maatregel is in algemene zin als noodmaatregel door het pensioenfonds in het 1 reglement / de abtn opgenomen. Indien het eigen vermogen van het pensioenfonds gedurende een ononderbroken periode van 3 kalenderjaren minder is dan het minimum vereist eigen vermogen, worden na 3 jaar de pensioenen zodanig gekort, dat het eigen vermogen precies gelijk is aan minimum vereist eigen vermogen. Het bestuur kan besluiten om de korting eerder toe te passen. Overwegingen die daarbij een rol kunnen spelen zijn:
Verwacht het bestuur dat de oorzaak van de crisis meer structureel of tijdelijk van karakter is? Een structureel karakter (bijvoorbeeld de toegenomen levensverwachting) neigt eerder naar het sneller korten. Een beurskrach wordt eerder als een tijdelijke verstoring van de markt gezien.
Is uitstel tot einde kortetermijnherstelplan evenwichtig voor alle betrokkenen?
Een crisis (acute noodsituatie) leent zich er meestal niet voor om drastische maatregelen op het beleggingsbeleid te nemen. “9/11” heeft geleerd dat de beurzen voor opening al op flink verlies stonden en dat het bestuur dus een waardedaling door tijdige verkoop niet had kunnen voorkomen. Bovendien voert het pensioenfonds een passief beleggingsbeleid. Het bestuur houdt zich daarom ook in crisissituaties aan haar lange termijn strategisch beleggingsbeleid. Dit betekent ook dat zij zal besluiten om te rebalancen als door heftige koersbewegingen de feitelijke mix buiten de vastgestelde bandbreedtes valt.
2.5
Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?
Door het achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagen wordt in een situatie van dekkingstekort optimaal geprofiteerd van de autonome herstelkracht van de dekkingsgraad uit premies en overrendement. Verwacht mag worden dat deze herstelkracht uit premies en overrendement gelijk is aan ca. 3%-punt per jaar (zie bijlage). Als gezegd dient de premie met zo’n 2,5% te worden verhoogd om een stijging van de dekkingsgraad met 1%-punt te bewerkstelligen.
1
ARTIKEL 45 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten werkgevers onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
46
Het verwachte financiële effect van de toepassing van de noodmaatregel is weergegeven in onderstaande tabel: Dekkingsgraad bij aanvang crisis 95,8% 90,0% 85,0% 80,0% 75,0%
2.6
Dekkingsgraad na drie jaar (obv autonoom herstel) 104,4% 100,0% 95,0% 91,0% 87,0%
Resterende benodigde korting 0,0% -4,2% -9,0% -12,8% -16,7%
Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?
Het achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagen bij een dekkingsgraad lager dan ca. 105% is opgenomen als regulier beleid in de abtn. De opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en ingegane pensioenrechten worden jaarlijks op gelijke wijze met voorwaardelijke toeslagen verhoogd. De pensioenen van deelnemers kent weliswaar een andere maatstaf, maar de mate waarin toeslagen worden toegekend is wel gelijk. Er is dus sprake van evenwichtige belangenafweging als het achterwege laten van voorwaardelijke toeslagen eveneens op gelijke wijze geschiedt voor wat betreft alle groepen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het (flink) verhogen van de premie van werkgevers en van de deelnemers ligt niet voor de hand en zou naar de mening van het pensioenfonds leiden tot een onevenwichtige belangenafweging. Deelnemers zouden dan bij een dekkingsgraad lager dan ca. 105% geconfronteerd worden met het achterwege blijven van de voorwaardelijke toeslagen en met een premieverhoging. Deelnemers zouden op die manier meer dan evenredig bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad. Bovendien is de premie kostendekkend. De noodmaatregel verlaagt de pensioenen voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in beginsel in gelijke mate. Er is bij de toepassing van de noodmaatregel naar de mening van het pensioenfonds sprake van evenwichtige belangenafweging. Er kunnen echter 1 situaties voorkomen die het bestuur doen besluiten om af te wijken van dit principe . Naar de mening van het bestuur van het pensioenfonds is het gegeven de aard en de opzet van de pensioenregeling dan ook niet nodig om bij het toepassen van de noodmaatregel onderscheid te maken naar deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, dan wel naar leeftijdscohorten.
2.7
Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer?
Jaarlijks worden de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden schriftelijk door het pensioenfonds tijdig geïnformeerd over het bestuursbesluit inzake de toeslagverlening per 1 januari van het volgende jaar. Op de website van het pensioenfonds staan formele documenten van het pensioenfonds, zoals statuten, pensioenreglement, (kerncijfers) jaarverslagen en de voorwaardelijkheidsverklaring. Deze formele documenten zijn voor iedere bezoeker aan de website te vinden, te raadplegen en af te drukken.
1
Voor de voorgenomen korting per 1 april 2013 wordt de pensioenopbouw vanaf 2011 uitgesloten. Voor situaties als de kredietcrisis en de Euro-crisis heeft het pensioenfonds buffers gevormd. Deze buffers waren tot op heden toereikend. Voor de meer dan vooraf geraamde toename van de levensverwachting heeft het pensioenfonds, net als alle andere pensioenfondsen, geen buffer gevormd. Hierdoor is het pensioenfonds is een situatie terecht gekomen dat zij voornemens is om de pensioenen te korten. In verband met de toegenomen levensverwachting heeft zij met ingang van 2011 de pensioenopbouw verlaagd. Het bestuur vindt het onevenwichtig als werknemers tweemaal gekort zouden worden: vooraf in de vorm van een lagere opbouw; achteraf met aan algemene korting over alle pensioenaanspraken en -rechten.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
47
Het pensioenfonds informeert werkgevers, de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden regelmatig via haar website over actuele ontwikkelingen, waaronder de actuele dekkingsgraad. Dat opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten in uiterste instantie kunnen worden gekort, is opgenomen in artikel 45 van het pensioenreglement. Daarin staat ook dat het pensioenfonds de betrokkenen schriftelijk informeert over een dergelijke korting. Voorafgaand aan de toepassing van de noodmaatregel heeft het bestuur van het pensioenfonds het voorgenomen besluit aan het College van Belanghebbenden voor advies voorgelegd en heeft het DNB reeds tijdig en uitgebereid hierover geïnformeerd. Voorts zal in deze situatie tijdige en uitgebreide communicatie en toelichting plaatsvinden naar werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden via de website en/of brieven. Het mediaprotocol is als volgt:
Het bestuur fungeert als crisisteam. Dit team coördineert de voorlichting.
Eén persoon (in overleg) staat de pers te woord. Hierna te noemen: de persvoorlichter. Attentiepunten:
2.8
–
De pers zal altijd proberen meer mensen aan het woord te laten (ook overige bestuursleden). Alle bestuursleden verwijzen door naar de persvoorlichter. Alleen de persvoorlichter geeft informatie.
–
Geef zo nodig een persconferentie. Dit zorgt voor een goede communicatie.
–
De concepttekst van een interview/persbericht altijd vooraf door het crisisteam laten lezen voordat deze gepubliceerd wordt.
Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?
Het dagelijks beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. Besluiten kunnen in een vergadering door het bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. Hierbij dienen minimaal twee werkgevers- en twee werknemersbestuursleden aanwezig te zijn. Indien de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter dit wenselijk achten, kunnen besluiten schriftelijk aan het bestuur worden gevraagd mits door geen enkel lid van het bestuur bezwaar wordt gemaakt. Voor acute noodsituaties is een snellere procedure wenselijk. Het bestuur werkt op dit moment een dergelijke procedure uit. Kenmerken van die procedure zijn:
In een acute noodsituatie (ter beoordeling van) kunnen de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zo snel als mogelijk een vergadering bijeenroepen
Doelstelling van die vergadering is om vast te stellen of sprake is van een acute noodsituatie en om een volgende vergadering in te plannen en voorbereidingen daarvoor te treffen om tot vervolgstappen te kunnen komen.
Het bestuur is echter van mening dat in overige situaties de huidige (statutaire) bepalingen adequaat zijn. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter hebben regelmatig (buiten de reguliere bestuursvergaderingen om) overleg. Ze hebben echter geen mandaat om het dagelijks beleid van het pensioenfonds te bepalen. Omdat het bestuur wel frequent vergadert, kan het voltallige bestuur vervolgens in voorkomend geval als crisisteam optreden.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
2.9
48
Op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?
Het crisisplan van het pensioenfonds is feitelijk al opgenomen in de abtn in de vorm van de leidraad voor het toeslagbeleid en de noodmaatregel. De abtn wordt periodiek door het pensioenfonds geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ook worden premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid periodiek getoetst aan de hand van ALM studies. Voorts heeft het pensioenfonds als beleid afgesproken om jaarlijks een financiële vooruitberekening te maken, zoals in de bijlage is opgenomen. De jaarlijkse toetsing van het crisisplan zal bij deze evaluatie worden meegenomen. Tenslotte zal de effectiviteit van het crisisplan worden beoordeeld, nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht.
Stichting Pensioenfonds Recreatie
49
Bijlage bij financieel crisisplan: Vaststelling kritische grens De startdekkingsgraad waarbij het pensioenfonds zonder korting na drie jaar uit dekkingstekort komt op basis van de rentetermijnstructuur per 31 december 2011. Gemiddelde herstelkracht per jaar: bijna 3%.
Jaar 1 2 3
DG primo % 95,8 98,6 101,7
D dekkingsgraad (oorzaken voor mutaties van de dekkingsgraad) Premie Uitkering Indexatie RTS Rendement Overig M1 M2 M3 M4 M5 M6 D%-punt D%-punt D%-punt D%-punt D%-punt D%-punt 0,3 0,0 0,0 0,0 2,8 -0,3 0,3 0,0 0,0 0,0 3,0 -0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 2,7 -0,1
DG ultimo % 98,6 101,7 104,4
Feitelijke premie % 20,0 20,5 20,5
Parameters Indexatie Indexatie actieven inactieven % % 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Beleggings rendement % 4,5 4,5 4,5