Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland 2015
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Inleiding 5 1.1. Het fonds 5 1.2. Doel van de nota 5 1.3. Nagestreefde mate van detaillering 6 1.4. Algemeen beleidsuitgangspunt 6 1.5. Positionering van het fonds 7 1.6. Organisatiestructuur fonds 9 Aansluitings- en deelnemerschapscriteria 17 2.1. Aangesloten ondernemingen 17 2.2. Verkrijging deelnemerschap werknemers 17 2.3. Beëindiging van deelnemerschap 17 2.4. Voortzetting van deelnemerschap 18 Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst 19 3.1. Wederzijdse verplichtingen 19 3.2. Wijze waarop en termijnen waarbinnen premie voldaan moet worden 20 3.3. Procedures bij opstellen en wijzigen van het pensioenreglement door het sluiten en wijzigen van een pensioenovereenkomst 20 3.4. Vermogenstekorten en –overschotten 20 3.5. Duur van de uitvoeringsovereenkomst 21 Algemene uitgangspunten 22 4.1. Deelnemers geboren op of na 1950 (pensioenreglement II) 22 4.2. Deelnemers geboren vóór 1950 en in dienst vóór 1 januari 2006 26 4.3. Afkoop 26 4.4. Korting pensioenaanspraken en –rechten 26 Het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (ao/ic) 28 5.1. Integraal risicomanagement als de basis voor het (interne) beheersingssysteem 28 5.2. Risicostrategie en governance 29 5.3. Risicogebieden 29 5.4. Financiële risico’s 29 5.5. Niet-financiële risico’s 31 Financiële opzet 39 6.1. (Her)verzekering 39 6.2. Technische Voorzieningen 39 6.3. Overige voorzieningen en reserves 40 6.4. Weerstandsvermogen van het fonds 41 6.5. Waarderingsgrondslagen van de beleggingen 43 6.6. Het premiebeleid 43 6.7. Toeslagen 45
2
7.
8. 9.
6.8. Systematiek vaststelling parameters 46 Het beleggingsbeleid 47 7.1. Organisatie en werkwijze 47 7.2. Strategisch beleid 49 7.3. Matching portefeuille 52 7.4. Rendementsportefeuille 54 7.5. Cashportefeuille 54 7.6. Opzet resultaatsevaluatie (rapportage en performancemeting) 54 7.7. Verklaring inzake beleggingsbeginselen 54 7.8. Beleggingsbeleid Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module54 Financiële sturingsmiddelen 56 Bijlagen 57 Bijlage I Lijst met afkortingen 57 Bijlage II Actuariële grondslagen en veronderstellingen 58 Bijlage III Bestuurssamenstelling en organisatiestructuur (1 juli 2014) 59 Bijlage IV Parameters berekening marktwaarde-voorziening en beleidsgrenzen 62 Bijlage V Uitwerking kostendekkende premie 64 Bijlage VI Uitwerking Vereist Eigen Vermogen 65 Bijlage VII Organisatie en verantwoordelijkheidsstructuur beleggingsbeleid 67 Bijlage VIII De uitkomsten van prognoses en/of ALM-studie 72 Bijlage IX De uitkomsten van de continuïteitsanalyse 76 Bijlage X Beleggingsmandaat 77 Bijlage XI Communicatiebeleidsplan 82 Bijlage XII Verklaring inzake beleggingsbeginselen 117 Bijlage XIII Crisisplan 130
3
Voorwoord Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van de Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland zoals vastgesteld op 29 januari 2015 . Deze abtn beschrijft het fonds naar de situatie per 1 januari 2015 en vervangt alle voorgaande nota’s. Ieder jaar toetst het bestuur de abtn op actualiteit. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt iedere drie jaar en onmiddellijk na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien. Wijzigingen vinden plaats door middel van een wijzigingsblad of door het vervangen van een bijlage, tenzij het bestuur meent dat een volledig nieuwe abtn noodzakelijk is. Per 2015 is er een nieuw toezichtkader van toepassing. Per juli 2015 zullen de wijzigingen die voortkomen uit dit nieuwe toezichtkader in de abtn worden verwerkt.
4
1. Inleiding 1.1.
Het fonds
De Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland (hierna te noemen: het fonds) is een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet (hierna te noemen: PW) dat zelf de risico’s draagt die voortvloeien uit haar pensioenreglementen, behoudens het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico dat is verzekerd, voorheen werd dit herverzekeren genoemd. Het fonds voert de pensioenovereenkomsten uit die Abbott ten aanzien van haar werknemers is aangegaan op basis van de met de aangesloten ondernemingen gesloten uitvoeringsovereenkomsten en conform de geldende pensioenregelingen. Onder Abbott wordt verstaan Abbott Holdings B.V., alsmede de eventueel met Abbott Holdings B.V. in een groep verbonden ondernemingen waarmee het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft afgesloten (hierna te noemen: Abbott). Met ingang van 1 augustus 2012 respectievelijk 1 oktober 2012 respectievelijk 1 januari 2014 tot 31 december 2014 voerde het fonds ook de pensioenovereenkomsten uit voor AbbVie B.V. en AbbVie Logistics B.V. en AbbVie Finance B.V. Per 1 januari 2015 vindt voor de werknemers van de AbbVie ondernemingen geen opbouw van pensioen meer plaats bij het fonds. Met ingang van 1 februari 2015 zal het fonds een uitvoeringsovereenkomst sluiten met BGP Products. Waar vervolgens in deze abtn gesproken wordt over Abbott worden ook de AbVie ondernemingen en BPG Products bedoeld tenzij uit de tekst anders blijkt. 1.2.
Doel van de nota
Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het fonds. Deze nota heeft tot doel inzicht te geven in het beleid dat het bestuur voert om de pensioenregelingen te kunnen uitvoeren. Deze nota bevat een beschrijving van het bestuursbeleid op hoofdlijnen dat wordt gevoerd om de pensioenregeling te kunnen uitvoeren. Hierbij wordt voornamelijk het strategisch beleid weergegeven. Deze nota is gebaseerd op de geldende statuten, pensioenreglementen, uitvoeringsovereenkomsten, evenals het door het bestuur vastgestelde beleid inzake het risico- en vermogensbeheer. Ook de organisatiestructuur, de interne controle, de wijze en voorwaarden waarop het bestuur werkzaamheden heeft uitbesteed, de financiële opzet van het fonds en de financiële sturingsmiddelen van het bestuur komen aan de orde. Met deze nota voldoet het bestuur aan artikel 145 van de PW. In dat kader omschrijft de nota de wijze waarop het fonds de middelen beheert en de pensioenregeling uitvoert. Hierbij gaat het vooral om de wijze waarop het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de PW.
5
1.3.
Nagestreefde mate van detaillering
De abtn bevat vooral een strategische omschrijving van het beleid. Het beleid van het bestuur is mede vastgesteld op grond van mogelijke variaties in omstandigheden die niet tot nieuw beleid aanleiding geven, maar wel tot een tactische aanpassing van het gekozen beleid. Voorbeelden hiervan zijn de aanpassing van de berekeningsgrondslagen aan nieuwe overlevingstafels en wijzigingen van de beleggingsmix op grond van economische omstandigheden zolang deze binnen de in deze nota omschreven grenzen blijven. Indien het bestuur meent dat het strategisch beleid bijstelling behoeft, zal het deze nota dienovereenkomstig aanpassen. 1.4.
Algemeen beleidsuitgangspunt
Het algemene uitgangspunt van het te voeren beleid is de verplichtingen die voortvloeien uit de pensioenregelingen onder een breed scala van omstandigheden na te komen en de risico’s uit de pensioenregelingen af te dekken. De nakoming van de verplichtingen en het afdekken van risico’s geschiedt tegen zo laag mogelijke, maar stabiele premies en uitvoeringskosten. Primaire doelstelling Het fonds stelt zich als hoofddoel het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een toeslag(ambitie), met uitzondering van het partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum. Secundaire doelstellingen Korte termijn doelstelling is het realiseren van een bepaalde buffer om de kans op bijstorten te verkleinen en voldoende zekerheid in te bouwen om tot een financieel stabiel fonds te komen. Lange termijn doelstelling is een hoge en stabiele dekkingsgraad tot een niveau waarop sprake kan zijn van premiekorting. Dit is zowel in het belang van de sponsor (lage en stabiele premie, betaalbaar houden van de pensioenregeling) als in het belang van de deelnemer. Er wordt dus gestreefd naar premie- optimalisatie en stabiliteit. Tegelijkertijd wil het bestuur geen risico lopen op de uitkering van de nominale verplichtingen. Teneinde de nominale verplichtingen zo goed mogelijk te kunnen nakomen is besloten om het renterisico voor 80% op basis van marktrente af te dekken met een LDI portefeuille. Na de introductie van de Ultimate Forward Rate, een nieuwe verdisconteringsvoet voor het waarderen van de pensioenverplichtingen, heeft het bestuur een aanvullende randvoorwaarde gesteld. De rente afdekking op basis van de Ultimate Forward Rate mag niet groter zijn dan 105%. Door de huidige lage rente-omgeving geldt er sinds oktober 2014 een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in
6
marktrente termen wordt afgedekt. De opbouw van het surplus komt vanuit de rendementsportefeuille. Tertiair doel Tenslotte is de doelstelling van het fonds om in de vaststelling en uitvoering van het beleid FTK-compliant te zijn en een adequaat risicomanagement te voeren. 1.5.
Positionering van het fonds
Het fonds heeft een contractuele relatie met Abbott via de uitvoeringsovereenkomst en met de deelnemers via de startbrief en het pensioenreglement. Abbott heeft met de deelnemers ten aanzien van pensioen een contractuele relatie door middel van de pensioenovereenkomst. Met ingang van 1 augustus 2012 resp. 1 oktober 2012 is het fonds ook een aparte contractuele relatie met AbbVie B.V. en AbbVie Logistics B.V. aangegaan middels een aparte uitvoeringsovereenkomst.. Met AbbVie Finance B.V. is per 1 januari 2014 een overeenkomst gesloten met een looptijd van 1 jaar. Deze overeenkomsten zijn geëindigd op 31 december 2014. Per 1 januari 2015 wordt een nieuwe overeenkomst met de AbbVie ondernemingen afgesproken waarin is geregeld dat er geen toekomstige opbouw plaatsvindt van pensioenaanspraken voor de werknemers van AbbVie. De werkgever streeft naar een collectieve waardeoverdracht van de reeds opgebouwde aanspraken. Het fonds zal hieraan meewerken mits hiervoor toestemming van DNB wordt verkregen. Per 1 februari 2015 zal het fonds een uitvoeringsovereenkomst sluiten met BGP Products B.V tot 31 december 2016. Op 1 februari 2015 zal een aantal werknemers van Abbott B.V., Abbott Logistics B.V., Abbott Biologicals B.V. en Abbott Healthcare Products B.V. (hierna: EPD Business) door middel van een overgang in de zin van artikel 7:663 Burgerlijk Wetboek overgaan naar BGP Products B.V. Door het aangaan van de uitvoeringsovereenkomst zal de bestaande pensioenovereenkomst tussen EPD Business en hun werknemers worden voortgezet na de overgang. Abbott is verantwoordelijk voor het doen van een aanbod tot het sluiten van de pensioenovereenkomst, die integraal onderdeel is van de arbeidsovereenkomst. Voorts is afgesproken dat Abbott een ‘eerste lijns’ rol speelt in de informatievoorziening aan deelnemers over de rechten en plichten die voortvloeien uit de pensioenovereenkomst en de bijbehorende pensioenregelingen.
7
Hieronder is een en ander schematisch weergegeven.
Pensioenfonds Abbott Nederland
Deelnemer
Pensioenovereenkomstt
Abbott
Aangesloten Ondernemingen
8
1.6.
Organisatiestructuur fonds
De organisatiestructuur van het fonds is beschreven in het organogram op de volgende bladzijde. In bijlage III is de samenstelling van het bestuur en de bestuurscommissies opgenomen en worden de in het organogram genoemde adviseurs en de in de uitbesteding betrokken organisaties nader benoemd.
9
Organogram Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland
6 stemgerechtigde leden (3 werkgever/2 werknemer/ 1 pensioengerechtigde)
Bestuur
Dagelijks Bestuur 2 leden
Extern bestuursbureau
Commissies
Pension Fund Governance
Beleggingscommissie
Verantwoordingsorgaan
Commissie van Beroep
Visitatiecommissie
Communicatie commissie
Compliance officer
Risicomanagement commissie
Uitbesteding
Pensioenadministrateur/ uitvoerend actuaris
Advisering/ certificering Beleggingsadviseurs
Adviserend actuaris Vermogensbeheerders/ beleggingsadministrateurs
(Her)verzekeraar
Certificerend actuaris
Accountant
10
1
1.6.1. Bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit zes stemgerechtigde leden. Het bestuur benoemt de bestuursleden. De aangesloten ondernemingen dragen drie stemgerechtigde leden voor. De ondernemingsraden dragen twee stemgerechtigde leden voor. Pensioengerechtigden worden vertegenwoordigd door een stemgerechtigd lid. Dit lid wordt voorgedragen uit de pensioengerechtigden door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Het bestuur vindt het belangrijk dat de belanghebbenden op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd zijn. De leden moeten een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling zijn van de betreffende geleding. Bij gelijke geschiktheid tussen kandidaten prevaleert echter de kandidaat waarmee een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling kan worden bereikt. Het bestuur heeft uit zijn midden een dagelijks bestuur benoemd bestaande uit twee leden van het bestuur. De taken van het dagelijks bestuur zijn vastgelegd in een mandaat. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een vice-voorzitter en een penningmeester, telkens voor de periode van een jaar. Het bestuur zal zo veel mogelijk de voorzitter respectievelijk de secretaris uit afwisselend de werkgevers- respectievelijk de werknemersgeleding/ geleding namens de pensioengerechtigden afkomstig doen zijn. De functie van vice-voorzitter en penningmeester kunnen verenigd zijn in een en dezelfde persoon. De voorzitter heeft als primaire taak en verantwoordelijkheid de operationele aangelegenheden. De voorzitter leidt de bestuursvergaderingen en kan indien gewenst deze taak delegeren. De leden van het bestuur worden benoemd voor een eerste termijn van maximaal vier jaar. De leden treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster aftredend lid van het bestuur is onmiddellijk herbenoembaar voor een volgende termijn van vier jaar. Op basis van de Code Pensioenfondsen kan een lid van het bestuur hoogstens twee keer worden herbenoemd. In bestaande vacatures moet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan worden voorzien. Het bestuur blijft wettig samengesteld gedurende het bestaan van een vacature. Het bestuur behoudt tegelijkertijd zijn volle bevoegdheid. Het bestuur heeft onder andere als taak het bepalen van het (dagelijks) beleid van het fonds en het (doen) verrichten van alle daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende werkzaamheden. Hierbij dient het bestuur hetgeen daarover in de PW respectievelijk in de statuten is bepaald in acht te nemen. Het bestuur kan met inachtneming van het vier-ogen-principe van artikel 105 lid 1 van de PW het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan overlaten aan ten minste twee van zijn leden. Het fonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur of door twee gezamenlijk handelende leden van het bestuur, van wie een moet behoren tot de door de aangesloten ondernemingen voorgedragen leden en een tot de op andere wijze voorgedragen leden. Daarnaast kan het fonds worden vertegenwoordigd door de administrateur, mits gezamenlijk handelend met een van de leden van het bestuur. Het bestuur kan aan een bestuurder, de administrateur of een derde procuratie verlenen. Het fonds beschikt met betrekking tot het bestuur over een deskundigheidsplan in de zin van artikel 105 en 106 van de PW en artikel 29 van het Besluit uitvoering PW. Daarnaast is er voor het bestuur, bestuurscommissies en andere direct betrokkenen van het fonds een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij
11
1
het fonds aanwezige informatie of middelen. De gedragscode voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) daaraan stellen. Het bestuur legt de procedure voor periodieke zelfevaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk vast in het deskundigheidsplan. Het fonds beschikt tevens over een beloningsbeleid. De vertegenwoordigers namens de werkgever en werknemers die in dienst zijn van de werkgever verrichten hun werkzaamheden voornamelijk in werktijd en krijgen dus feitelijk een beloning in tijd van de werkgever. Het bestuurslid namens de pensioengerechtigden ontvangt van het pensioenfonds een vergoeding conform het bepaalde in het beloningsbeleid. Extern bestuursbureau Bestuursleden namens de werkgever en werknemers voeren hun bestuurstaken uit naast hun werkzaamheden bij Abbott. Het bestuur maakt gebruik van professionele bestuursondersteuning om de bestuursleden te ontlasten. In dat kader is de operationele ondersteuning waaronder de agendavoorbereiding, het notuleren, het coördineren van uitvoering van bestuursbesluiten en het archiveren van fondsdocumenten ondergebracht bij een externe organisatie die bestuursondersteuning verleent, Montae Bestuurscentrum B.V. De bestuursondersteuning geeft voorts toegang tot de noodzakelijke deskundigheidsgebieden. Op verzoek van het bestuur kan het extern bestuursbureau desgewenst namens het bestuur in contact treden met de administrateur, adviseurs, vertegenwoordigers van de werkgevers en de organen die verbonden zijn aan het fonds zoals het verantwoordingsorgaan en met overige externe partijen. 1.6.2. Commissies Beleggingscommissie Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid (zie hoofdstuk 8.1 en bijlage VII). De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de daarvoor gestelde richtlijnen. De beleggingscommissie heeft een toezichthoudende en adviserende rol rond het vermogensbeheer en (het beheersen van) de financiële risico’s. De beleggingscommissie zal toezien op de wijze waarop de vermogensbeheerder het beleggingsbeleid uitvoert. Tevens ziet deze commissie toe op de ontwikkeling van de verhouding tussen de aanwezige dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, evenals van de aan beleggingen gekoppelde risico’s. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd op het gebied van risico- en beleggingsbeleid. Commissie van Beroep (geschillen) Het bestuur heeft een reglement vastgesteld ten aanzien van de behandeling van geschillen. Het bestuur beslist in eerste aanleg over alle geschillen tussen één of meer belanghebbenden en het fonds die voortvloeien uit en naar aanleiding van de statuten en reglementen van het fonds. Het bestuur brengt zijn schriftelijke met redenen omklede beslissing ter kennis van de belanghebbende(n). Binnen twee maanden nadat de beslissing van het bestuur ter kennis van de belanghebbende(n) is gebracht, kan op verzoek van één of beide partijen het geschil worden voorgelegd aan een Commissie van Beroep. De Commissie van Beroep neemt van het geschil in tweede aanleg kennis en beslist naar redelijkheid en billijkheid.
12
1
De Commissie van Beroep bestaat uit drie onafhankelijke leden: een door het bestuur benoemde voorzitter en twee door de voorzitter benoemde leden. Deze laatstgenoemde benoeming geschiedt op ad hoc basis als de commissie in actie moet komen. Het bestuur heeft een regeling voor de behandeling van klachten opgesteld. Deze klachtenregeling is tezamen met de geschillenregeling opgenomen in een integraal klachten- en geschillenreglement die voor advies is voorgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Onder een klacht wordt verstaan een verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Een klacht kan door een belanghebbende bij het fonds worden ingediend. Communicatiecommissie De doelstelling van het bestuur ten aanzien van de communicatie is het geven van tijdige, goed leesbare, begrijpelijke, inhoudelijk juiste en consistente informatie aan de doelgroep, die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Hiertoe is een communicatiecommissie ingesteld met als centrale taak (het begeleiden van) de uitvoering van het communicatiebeleid van het fonds richting de, deelnemers, aangesloten werkgevers en overige belanghebbenden. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd op het gebied van communicatiebeleid. Risicomanagementcommissie De risicomanagementcommissie bewaakt de risicostrategie van het fonds. Jaarlijks toets de commissie de strategie zoals vastgelegd in het risicostrategiedocument. Tevens begeleid de commissie eens per jaar de integrale risicoanalyse. Verder bewaakt de commissie de niet-financiële risico’s. De financiële risico’s worden bewaakt door de beleggingscommissie. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd op het gebied van risicostrategie en -beleid als het gaat om de niet financiële risico’s. 1.6.3. Pension Fund Governance Verantwoordingsorgaan Het fonds kent een verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in artikel 115 van de PW. Dit orgaan dient te waarborgen dat het bestuur van het fonds verantwoording over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd aflegt aan de aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever. Het verantwoordingorgaan bestaat uit negen leden, te benoemen door het bestuur. Eén van de leden wordt voor benoeming voorgedragen door de werkgever, zes leden door de deelnemers en twee leden door de pensioengerechtigden. De leden namens de werknemers en pensioengerechtigden worden door verkiezingen gekozen indien zich meer kandidaten aanmelden dan aanwezige zetels. De stemverdeling is één stem voor het werkgeverslid, één stem voor de leden namens de deelnemers en één stem voor de leden namens de pensioengerechtigden. Leden van het bestuur of van de visitatiecommissie kunnen geen lid zijn van het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van: het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie;
het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst; en
de bevindingen van de visitatiecommissie.
Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over: a. het beleid inzake beloningen;
13
1
b. c.
d. e. f. g. h. i. j.
gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen door het fonds; de vorm en inrichting van het intern toezicht. Het verantwoordingsorgaan heeft bindende voordracht bij de benoeming en ontslag van de leden van de visitatiecommissie; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfondsen in artikel 1 van e Pensioenwet; de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten
Daarbij heeft het verantwoordingsorgaan recht op: a. overleg met het bestuur; b. overleg met de externe accountant en de externe (certificerend) actuaris; c. alle informatie die het nodig acht om zijn taak goed uit te kunnen voeren; d. een schriftelijke en beargumenteerde reactie op het oordeel dat het heeft gegeven over het door het bestuur uitgevoerde beleid. De leden van het verantwoordingsorgaan genieten geen bezoldiging met uitzondering van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. Het lid namens de pensioengerechtigden ontvangt van het pensioenfonds een vergoeding conform het beloningsbeleid van het pensioenfonds. Visitatiecommissie Het bestuur geeft invulling aan het intern toezicht zoals bedoeld in artikel 33 en artikel 104 van de PW door het instellen van een visitatiecommissie die ten minste eenmaal per jaar de opdracht heeft een oordeel te geven over: de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds;
de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd, en de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenbehartiging.
De visitatiecommissie bestaat uit drie leden, en wordt jaarlijks op ad hoc basis benoemd door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft een bindende voordracht in de benoeming. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk van het bestuur en deskundig wat betreft een of meer van de terreinen waarvoor het bestuur verantwoordelijkheid draagt. Leden van het bestuur of van het verantwoordingsorgaan kunnen geen lid zijn van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever en in het jaarverslag. De eerstvolgende visitatie heeft het bestuur gepland in de eerste helft van 2015. Compliance officer Het bestuur van het fonds heeft een compliance officer benoemd. De compliance officer vervult een onafhankelijke rol binnen het fonds. De compliance officer heeft tot taak toe te zien op de naleving van relevante wet- en regelgeving en de gedragscode en toezicht te houden op de deugdelijkheid en effectiviteit van de interne regels en procedures van het fonds. De compliance officer
14
1
rapporteert aan de voorzitter van het bestuur, zowel voor de dagelijkse gang van zaken, als in het geval zich een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan De accountant ziet toe op de in het kader van de naleving van de gedragscode door de compliance officer uitgevoerde werkzaamheden. 1.6.4. Uitbesteding Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden uitbesteed. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de PW en de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds laat voor iedere extern uit te voeren activiteit onder meer een uitbestedingsovereenkomst opstellen die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. Pensioenadministrateur Het bestuur heeft de pensioenadministratie (met uitzondering van de communicatie voortvloeiende uit de wettelijke zorgplicht, het registreren van individuele pensioenkapitalen en het verstrekken van (dag)afschriften met de stand van de beleggingen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module) uitbesteed aan AZL N.V. Onder pensioenadministratie vallen ook de uitvoerende actuariële werkzaamheden die niet zijn uitbesteed aan Mercer. De pensioenadministrateur is van al zijn daden en werkzaamheden met betrekking tot het fonds verantwoording verschuldigd aan het bestuur. Vermogensbeheerders/beleggingsadministrateurs Het bestuur heeft het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie (met uitzondering van de uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module opgebouwde pensioenkapitalen) uitbesteed aan BNP Paribas Investments Partners Netherlands N.V. (de vermogensbeheerder). Voor een aantal specifieke producten wordt het vermogensbeheer gevoerd door BlackRock, Vanguard en Oaktree Capital Management. BNP Paribas ondersteunt het fonds bij de transacties in deze producten, verzorgt de integrale rapportages en performance meting. Het vermogensbeheer en de (beleggings)administratie voor zover dit de communicatie voortvloeiende uit de wettelijke zorgplicht, de registratie van individuele pensioenkapitalen en het verstrekken van digitale (dag)afschriften met de stand van de beleggingen van de uit hoofde van de hiervoor genoemde modules opgebouwde pensioenkapitalen betreft, is per 1 juni 2012 uitbesteed aan ING Asset Management B.V. (ING AM). (Her)verzekeraar De financiële risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid van deelnemers zijn per 1 januari 2012 (her)verzekerd bij Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. (hierna CBA). Deze overeenkomst heeft een looptijd van vijf jaar. 1.6.5. Advisering en certificering Beleggingsadviseur Het bestuur heeft Mercer Nederland B.V. en Huub van Capelleveen als beleggingsadviseurs aangesteld. De beleggingsadviseurs wonen de vergaderingen van de beleggingscommissie bij en op uitnodiging de bestuursvergaderingen en ondersteunen het bestuur ten aanzien van het formuleren en uitvoeren van het beleggingsbeleid. Adviserend Actuaris
15
1
Het bestuur heeft Mercer Nederland B.V. (Mercer) als adviserend actuaris aangesteld. De adviserend actuaris adviseert over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling, te hanteren levensverwachting en andere beslissingen die de financiële positie van het fonds beïnvloeden. Certificerend Actuaris In het kader van verdere waarborging van de scheiding tussen adviserende en controlerende werkzaamheden heeft het bestuur besloten om vanaf de controle over het boekjaar 2008 een andere certificerende partij aan te stellen. Het bestuur streeft hierbij naar optimale samenwerking tussen betrokken partijen en naar kostenefficiency. In dit kader maakt het bestuur jaarlijks een keuze voor de certificerend actuaris. Het bestuur heeft AonHewitt B.V. als certificerend actuaris bij het jaarwerk aangesteld, voor het eerst bij het jaarwerk over 2009. De certificerend actuaris van het fonds controleert jaarlijks of de Technische Voorzieningen, conform de grondslagen van het fonds, juist zijn vastgesteld. Voorts beoordeelt de certificerend actuaris of de Technische Voorzieningen op voldoende veilige grondslagen zijn berekend en of deze toereikend zijn vastgesteld. Hiernaast voert hij jaarlijks de volgende werkzaamheden uit: de toetsing van de kostendekkende premie;
het beoordelen van de financiële positie inzake de opgebouwde nominale aanspraken; de toetsing van de fondsmiddelen aan de door toezichthouder DNB gestelde criteria (dekkingstekort, reservetekort of toereikende solvabiliteit);
het inschatten van de kans op realisatie van een eventueel kortetermijn- of langetermijnherstelplan zoals voorgelegd bij DNB, het beoordelen van de gehanteerde parameters in de daaraan ten grondslag liggende continuïteitsanalyse;
de toetsing aan de overige bepalingen genoemd in de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, zoals nakoming van de prudent person bepaling ten aanzien van het gevoerde beleggingsbeleid, de toeslagverlening en een juist gebruik van leningen en garanties.
De certificerend actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds. Accountant Het bestuur heeft KPMG Accountants N.V. als accountant aangesteld. De accountant controleert jaarlijks het onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarverslag, de jaarrekening (die bestaat uit de balans en de staat van baten en lasten met de toelichting) en de verslagstaten voor DNB. Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening en de verslagstaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten en het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
16
1
2. 2.1.
Aansluitings- en deelnemerschapscriteria Aangesloten ondernemingen
De op basis van uitvoeringsovereenkomst aangesloten ondernemingen zijn: Abbott B.V., gevestigd te Hoofddorp;
Abbott Laboratories B.V., gevestigd te Zwolle; Abbott Logistics B.V., gevestigd te Zwolle; Abbott Vascular Netherlands B.V. te Heerlen ; Abbott Healthcare Products B.V. te Weesp; Abbott Healthcare B.V. te Weesp; Abbott Biologicals B.V. te Weesp; AMO Netherlands B.V. te Nieuwegein; Abbott Informatics B.V. te Nieuwegein; AMO Groningen B.V. te Groningen; APO Netherlands A.G. te Zwolle
Het bestuur van het fonds bepaalt de voorwaarden, waaronder andere ondernemingen dan de bovengenoemde ondernemingen als aangesloten ondernemingen kunnen worden toegelaten. Met ingang van 1 augustus 2012 respectievelijk 1 oktober 2012 respectievelijk 1 januari 2014 tot 31 december 2014 zijn AbbVie B.V. respectievelijk AbbVie Logistics B.V. respectievelijk AbbVie Finance B.V. toegelaten als aangesloten werkgever bij het fonds. Vanuit het Abbott concern zijn werknemers toegetreden tot de Abbvie ondernemingen en blijven gedurende de periode van de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de Abbvie ondernemingen deelnemer aan het pensioenfonds van Abbott Nederland (met behoud van deelnemersjaren vanaf datum in dienst bij Abbott). Per 1 januari 2015 vindt voor de werknemers van AbbVie geen toekomstige opbouw meer plaats bij het fonds. Per 1 februari 2015 wordt BGP Products B.V tot 31 december 2016 toegelaten als aangesloten werkgever bij het fonds. Op 1 februari 2015 zal een aantal werknemers van Abbott B.V., Abbott Logistics B.V., Abbott Biologicals B.V. en Abbott Healthcare Products B.V. (hierna: EPD Business) door middel van een overgang in de zin van artikel 7:663 Burgerlijk Wetboek overgaan naar BGP Products B.V. Door toetreding tot het fonds zal de bestaande pensioenovereenkomst tussen EPD Business en hun werknemers worden voortgezet na de overgang.
2.2.
Verkrijging deelnemerschap werknemers
Abbott meldt als deelnemers in principe alle personen aan waarmee het een arbeidsovereenkomst sluit. De pensioenovereenkomst is integraal onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Het bestuur van het fonds is verplicht de desbetreffende personen als deelnemer toe te laten. 2.3.
Beëindiging van deelnemerschap
Het deelnemerschap eindigt bij overlijden van de deelnemer en bij beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en een aangesloten onderneming behoudens wanneer het dienstverband wordt gevolgd door een dienstverband met een andere aangesloten onderneming. Bovendien eindigt het deelnemerschap op het moment dat de onderneming, waarbij de betrokkene in dienst is, niet langer als aangesloten onderneming kan worden beschouwd.
17
1
Indien geen overdracht van pensioenaanspraken van het fonds naar een nieuwe pensioenuitvoerder plaatsvindt wordt betrokkene een gewezen deelnemer (ook wel slaper genoemd). Een gewezen deelnemer verwerft geen pensioen meer bij het fonds maar heeft bij beëindiging van zijn deelneming (anders dan door overlijden vóór de pensioenrichtdatum of pensionering) aanspraken op een ouderdoms-, partner en wezenpensioen behouden op het fonds.
2.4.
Voortzetting van deelnemerschap
In tegenstelling tot de bovengenoemde bepalingen wordt het deelnemerschap voortgezet indien die deelnemer ten tijde van de eindiging van het dienstverband (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. In dit geval blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt.
18
1
3.
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten werkgevers (vertegenwoordigd door Abbott) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de PW. De uitvoeringsovereenkomst met de AbbVie ondernemingen is per 31 december 2014 geëindigd. Per 1 januari 2015 zal een nieuwe separate uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Deze overeenkomst regelt dat per 1 januari 2015 de aanspraken premievrij achterblijven in het fonds. Partijen zullen zich inspannen om in 2015 tot een collectieve waardeoverdracht te komen. Per 1 februari 2015 wordt met BGP Products B.V een aparte uitvoeringsovereenkomst gesloten tot 31 december 2016. Deze uitvoeringsovereenkomst eindigt van rechtswege. 3.1.
Wederzijdse verplichtingen
Abbott is verplicht: het fonds in kennis te stellen van de inhoud van de pensioenovereenkomst en al haar werknemers op wie die pensioenovereenkomst van toepassing is aan te melden bij het fonds;
alle gegevens omtrent de deelnemers die voor de uitvoering van de pensioenregeling van belang zijn tijdig, juist en volledig aan het fonds te verstrekken, zoals bepaald in de Service Level Agreement (SLA).
Het fonds verplicht zich tegenover Abbott: een of meer pensioenreglementen vast te stellen in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst en deze uit te voeren met inachtneming van de toepasselijke wettelijke regels;
een pensioenreglement pas uit te voeren nadat de werkgever heeft verklaard dat het in overeenstemming is met de pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst. Het fonds is hierbij niet gehouden:
- in een of meer pensioenreglementen bepalingen op te nemen of te handhaven waarvan onherroepelijk vaststaat dat deze in strijd zijn met enige wettelijke bepaling; - een of meer pensioenreglementen te wijzigen voor zover het fonds niet bereid is het gewijzigde risico te aanvaarden; om de werkgever onmiddellijk te informeren:
- indien de toezichthouder het fonds een aanwijzing geeft wat betreft de inhoud van een of meer pensioenreglementen; - indien tegen het fonds een klacht of gerechtelijke procedure is ingesteld wat betreft de inhoud van een of meer pensioenreglementen; dat alle daarvoor tijdig door Abbott aangemelde werknemers binnen de wettelijke termijn een startbrief ontvangen in de zin van de PW, overeenkomstig een tussen Abbott en het fonds overeengekomen Service Level Agreement (SLA).
Het is Abbott verboden om de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten te verpanden. Tevens is het Abbott verboden om handelingen te verrichten waardoor aan anderen dan de aanspraak- of pensioengerechtigden rechten worden verleend. Verpanding of handelingen van dien aard zijn van rechtswege nietig.
19
1
3.2.
Wijze waarop en termijnen waarbinnen premie voldaan moet worden
Abbott is aan het fonds een premie verschuldigd voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten. Het fonds stelt in het eerste kwartaal van het kalenderjaar een voorlopige premie vast. Abbott is gehouden per 1 januari van het betreffende jaar de voorlopige premie af te dragen aan het fonds. Per 31 december van het betreffende jaar wordt de definitieve verschuldigde premie vastgesteld en zal een verrekening plaatsvinden met de aan het begin van het betreffende kalenderjaar vastgestelde voorlopige premie. Bij te late premiebetaling, waaronder wordt verstaan premiebetaling na verloop van dertig dagen na het opeisbaar worden van de vordering van het fonds, wordt de verschuldigde premie vermeerderd met de wettelijke rente. Indien en zodra Abbott een premieachterstand heeft opgelopen als bedoeld in de vorige zin, kan het bestuur van het fonds maatregelen nemen tot invordering. De totale verschuldigde premie wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan. Indien er sprake is van beëindiging van de deelneming wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen 13 weken voldaan. Zolang sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de wettelijke eis inzake het Minimaal Vereist Eigen Vermogen zal het fonds elk kwartaal voldoen aan zijn wettelijke verplichting om schriftelijk het verantwoordingsorgaan de ondernemingsraden van Abbott te informeren.
3.3. Procedures bij opstellen en wijzigen van het pensioenreglement door het sluiten en wijzigen van een pensioenovereenkomst Abbott informeert het fonds schriftelijk over iedere voorgenomen wijziging in de pensioenovereenkomst van Abbott. Het bestuur van het fonds besluit of de wijziging kan worden uitgevoerd door het fonds. Vervolgens zal het fonds uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement opstellen. Een wijziging van het pensioenreglement treedt in werking per de datum waarop de wijziging van de pensioenovereenkomst van kracht is geworden. Het door het fonds vast te stellen pensioenreglement dient in overeenstemming te zijn met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst van Abbott, met de uitvoeringsovereenkomst en de statuten.
3.4.
Vermogenstekorten en –overschotten
Wanneer het fonds een tekort constateert of voorziet ten aanzien van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen maakt het fonds in overleg met Abbott een kortetermijnherstelplan voor het voldoen van een extra premie. Wanneer het fonds een tekort constateert of voorziet ten opzichte van het Vereist Eigen Vermogen maakt het fonds in overleg met Abbott een langetermijnherstelplan voor het voldoen van een extra premie. Deze herstelplannen worden opgesteld binnen de wettelijk voorgeschreven termijn en conform de wettelijke en door de toezichthouder opgestelde (beleids)voorschriften. Het fonds is bevoegd de premie in evenredigheid te verlagen dan wel (een deel van) de hiervoor genoemde premie terug te storten aan de werkgever, rekening houdend met de uitvoeringsovereenkomst en de geldende wet- en regelgeving.
20
2
Indien het fonds een tekort heeft zal het fonds in overleg met de aangesloten werkgevers (conform uitvoeringsovereenkomst) een herstelplan conform de Pensioenwet opstellen voor het voldoen van een extra premie. De voorwaarden waaronder vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten kan plaatsvinden zijn weergegeven in hoofdstuk 5.3.
3.4.1. Herstelplan Op dit moment heeft het fonds geen kortetermijnherstel- dan wel langetremijnherstelplan. 3.4.2. Crisisplan In december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van DNB gepubliceerd. Het fonds heeft een financieel crisisplan opgesteld Het financieel crisisplan is als bijlage XIII als onderdeel in de abtn opgenomen.
3.5.
Duur van de uitvoeringsovereenkomst
De uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en Abbott Holdings B.V. en de Nederlandse entiteiten die (in)direct een meerderheidsdeelneming zijn van Abbott Laboratories gevestigd te Abbott Park Illinois is, op 1 januari 2012 in werking getreden en vervangt de voorgaande uitvoeringsovereenkomsten over dezelfde onderwerpen. De uitvoeringsovereenkomst is aangegaan voor drie jaar. Na afloop van deze periode wordt de uitvoeringsovereenkomst stilzwijgend verlengd met drie jaar. Opzegging geschiedt schriftelijk en is mogelijk met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Voor bepalingen die gelden na het beëindigen van de bovengenoemde uitvoeringsovereenkomsten wordt verwezen naar de specifieke overeenkomst. De nieuwe uitvoeringsovereenkomst met de AbbVie ondernemingen zal worden aangegaan op 1 januari 2015. De uitvoeringsovereenkomst met BGP Products zal worden aangegaan per 1 februari 2015 en eindigt van rechtstwege op 31 december 2016.
21
2
4.
Algemene uitgangspunten
Bij het vaststellen van de toe te passen actuariële technieken, het beleggingsbeleid en de balanswaardering heeft het bestuur zich laten leiden door de volgende algemene verwachtingen ten aanzien van de onderneming en het deelnemersbestand. Continuïteit van de onderneming Gezien de historie van de onderneming, waaronder het geheel van aangesloten ondernemingen wordt verstaan, en de ontwikkeling van de markten waarin deze opereert, is de continuïteitsverwachting hoog. Omvang van het deelnemersaantal In de nabije toekomst voorziet het fonds een groeiend deelnemersbestand. Het deelnemersbestand heeft per 31 december 2013 de volgende kenmerken: de verhouding tussen actieve deelnemers en inactieve deelnemers is 71,3% versus 24,7% gewezen deelnemers, 0,6% arbeidsongeschikten en 3,4% pensioengerechtigden;
de gemiddelde leeftijd van de actieve deelnemers in het fonds is ongeveer 44 jaar; in het jaar 2040 wordt de piek in de pensioenuitkeringen verwacht, anders gezegd de duration van de pensioenverplichtingen bedraagt 24,9 jaar (ultimo december 2012).
Door de gewijzigde overeenkomst van de AbbVie ondernemingen en het pensioenfonds per 1 januari 2015 zullen bovengenoemde verhoudingen wijzigen. Inhoud van de regelingen Hieronder volgt een korte samenvatting van de pensioenregeling waarin de belangrijkste verzekeringstechnische elementen worden genoemd. Voor een precieze inhoud van de pensioenregelingen verwijst het bestuur naar de pensioenreglement.
4.1.
Deelnemers geboren op of na 1950 (pensioenreglement II)
4.1.1. Basis Module De Basis Module is een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het laatst verdiende salaris. Deze eindloonregeling is vastgelegd in een pensioenreglement en is met ingang van 1 januari 2006 ingevoerd. Deze regeling geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar;
partnerpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner, geregistreerde partner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft;
wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Het deelnemerschap vangt aan op de datum dat de werknemer in dienst komt van een van de aangesloten werkgevers. Het deelnemerschap eindigt uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ofwel de 67-jarige leeftijd. De deelnemingstijd bedraagt het aantal jaren en volle maanden tussen de toetredingsdatum en de pensioendatum. Voor de berekening van de pensioenaanspraken wordt een pensioengrondslag Basis Module (pensioengrondslag I) vastgesteld. Pensioengrondslag I is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise van €14.305, - (voor 2015).
22
2
Onder pensioengevend salaris wordt verstaan: 13 maal het vast overeengekomen maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventueel de gemiddelde ploegentoeslag, tot aan een salarisgrens van € 58.711,- respectievelijk €59.151,- (1 januari 2015 respectievelijk 1 april 2015). De franchise en de salarisgrens worden jaarlijks aangepast op basis van een door het bestuur vast te stellen indexatiepercentage. Als richtlijn voor het indexatiepercentage geldt de ontwikkeling van het prijsindexcijfer, met dien verstande dat het indexatiepercentage nooit hoger kan zijn dan dit prijsindexcijfer. Het prijsindexcijfer is het afgeleide indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens vanaf het basisjaar 2000, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op de meest recente tijdsbasis. Voor het prijsindexcijfer wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het CBS voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de dag van de maand waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden. Het ouderdomspensioen bedraagt per deelnemersjaar 1,657% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag I. Het ouderdomspensioen is nadrukkelijk een nominale toezegging, de regeling voorziet niet in een toeslagverlening. (behoudens discretionaire bevoegdheid van het bestuur). Partnerpensioen Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de partner. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het in vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen. Door wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2014 in verband met de omrekening van het ouderdomspensioen naar pensioenleeftijd 67 is het percentage voor deelnemers die reeds voor 1 januari 2014 deelnemer waren lager dan 70%. Indien het partnerpensioen ingaat voor de pensioendatum van de overleden (gewezen) deelnemer, wordt het pensioen jaarlijks op 1 januari, voor de eerste maal op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, verhoogd met 3% van het pensioen van het vorig jaar. Voor de laatste maal wordt het pensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Wezenpensioen Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het in vooruitzicht gestelde ouderdomspensioen. Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een volle wees. Door wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2014 in verband met de omrekening van het ouderdomspensioen naar pensioenleeftijd 67 is het percentage voor deelnemers die reeds voor 1 januari 2014 deelnemer waren lager dan 14%. Indien het wezenpensioen ingaat voor de pensioendatum van de overleden (gewezen) deelnemer, wordt het pensioen jaarlijks op 1 januari, voor de eerste maal op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, verhoogd met 3% van het pensioen van het vorig jaar. Voor de laatste maal wordt het pensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
23
2
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vindt (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenopbouw plaats volgens de WIA (6-klassensysteem). 4.1.2. Beschikbare Premie Module De Beschikbare Premie Module heeft het karakter van een excedentregeling voor dat deel van het salaris dat niet valt binnen de salarisgrens van de Basis Module van pensioenreglement II (€ 58.711,-- respectievelijk €59.151- voor 1 januari 2015 respectievelijk 1 april 2015). Het salaris wordt begrensd op €100.000,-. Dit bedrag wordt aangepast indien fiscale regels daartoe aanleiding geven. Deze module is met uitzondering van de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen een premieovereenkomst. De aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen zijn een uitkeringsovereenkomst. Deze regeling geeft de actieve deelnemers aanspraak op een reglementair vastgestelde beschikbare premie voor de opbouw van een individueel pensioenkapitaal. De beschikbare premie wordt vastgesteld door een leeftijdsafhankelijk percentage te berekenen over pensioengrondslag II, die gelijk is aan het pensioengevend salaris verminderd met de salarisgrens uit de Basis Module. Het leeftijdsafhankelijke percentage wordt bepaald volgens de onderstaande staffel:
Leeftijd van
Werkgeversbijdrage
Totaal
20 tot en met 24 25 tot en met 29
Werknemersbijdrage 4,1% 4,1%
0,60% 1,60%
4,70% 5,70%
30 tot en met 34 35 tot en met 39
4,1% 4,1%
2,80% 4,30%
6,90% 8,40%
40 tot en met 44 45 tot en met 49
4,1% 4,1%
6,10% 8,40%
10,20% 12,50%
50 tot en met 54 55 tot en met 59
4,1% 4,1%
11,30% 14,80%
15,40% 18,90%
60 tot en met 64 65 tot en met 66
4,1% 4,1%
19,50% 23,60%
23,60% 27,70%
De beschikbare premies vermeerderd met het behaalde beleggingsrendement (hierna saldo Beschikbare Premie Module) worden op de pensioendatum aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen en/of partnerpensioen en/of wezenpensioen tegen dan geldende tarieven. Deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de rentestand en de levensverwachting op dat moment. Partnerpensioen Het partnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Tijdens het actieve dienstverband is er naast het partnerpensioen uit de Basis Module een partnerpensioen verzekerd ter grootte van 1,225% van pensioengrondslag II op 31 december 2014 vermenigvuldigd over de deelnemingstijd tot 1 januari 2015 en vermeerderd met 1,1599% van de laatstvastgestelde pensioengrondslag III vermenigvuldigd met de deelnemingstijd na 1 januari 2015. (berekend tot de reglementaire pensioenrichtdatum). Indien de pensioengrondslag III na 1 januari 2015 boven pensioengrondslag II stijgt, wordt dit partnerpensioen nog verhoogd met 1,1599% van die stijging, vermenigvuldigd met de deelnemingstijd tot 1 januari 2015.
24
2
Indien het partnerpensioen ingaat voor de pensioendatum van de overleden deelnemer, wordt het pensioen jaarlijks op 1 januari, voor de eerste maal op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de deelnemer, verhoogd met 3% van het pensioen van het vorig jaar. Voor de laatste maal wordt het pensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. Bij overlijden na uitdiensttreding of pensionering is het partnerpensioen gelijk aan de aanspraak die aangekocht is of kan worden uit het saldo van de Beschikbare Premie Module. Wezenpensioen Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Tijdens het actieve dienstverband is er naast het wezenpensioen uit de basisregeling een wezenpensioen verzekerd ter grootte van 0,245% van pensioengrondslag II over de deelnemingstijd (berekend tot de reglementaire pensioenrichtdatum). Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een volle wees indien geen partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd. Indien het wezenpensioen ingaat voor de pensioendatum van de overleden deelnemer, wordt het pensioen jaarlijks op 1 januari, voor de eerste maal op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de deelnemer, verhoogd met 3% van het pensioen van het vorig jaar. Voor de laatste maal wordt het pensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. Bij overlijden na uitdiensttreding of pensionering is het wezenpensioen gelijk aan de aanspraak die aangekocht is of kan worden uit het saldo van de Beschikbare Premie Module. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt de storting van de beschikbare premie op staffelvolgende wijze (gedeeltelijk) voortgezet volgens de WIA (6-klassensysteem). Netto beschikbare premies De premies conform de staffel worden zonder aftrek van kosten en risicopremies belegd. Er vinden derhalve geen onttrekkingen plaats voor de dekking van partnerpensioen, wezenpensioen of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De kosten voor die dekkingen worden in rekening gebracht bij Abbott. Er worden geen aan- of verkoopkosten en switchkosten bij de deelnemers of de werkgever in rekening gebracht.
4.1.3. Vrijwillige Bijspaar Module De Vrijwillige Bijspaar Module is een premieovereenkomst die met ingang van 1 januari 2006 is ingevoerd. Als deelnemer aan deze module wordt aangemerkt de werknemer die op of na 1 januari 2006 in dienst is getreden bij Abbott en deelneemt in de pensioenregeling of die deelnemer was in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling. Deze module biedt deze deelnemer de mogelijkheid om een extra pensioenkapitaal op te bouwen ten behoeve van de aankoop van een aanvullend ouderdomspensioen en partnerpensioen voor zover fiscale maximale grenzen niet worden overschreden. De opbouw vindt plaats door middel van een storting van premies op een aparte beleggingsrekening, die door het fonds op naam van de deelnemer geopend wordt bij een door het fonds aan te wijzen vermogensbeheerder.
25
2
Omdat de fiscale ruimte in de Basis Module en de Beschikbare Premie Module nihil is vinden er vanaf 2015 geen nieuwe stortingen meer plaats. De huidige kapitalen blijven belegd conform het in het pensioenreglement bepaalde. 4.1.4. Overgangsbepalingen Voor de deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren aan de pensioenregelingen van het fonds zijn overgangsbepalingen toegezegd, welke zijn vastgelegd in het pensioenreglement. Deze overgangsbepalingen geven een nadere invulling van de wijzigingen in de pensioenregelingen voor: deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (zie de regelingen onder 5.2); deelnemers geboren op of ná 1 januari 1950;
‘aspirant’-deelnemers die door de verlaging van de leeftijdsgrens per 1 januari 2006 deelnemer zijn geworden. De overgangsbepalingen geven voorts invulling aan de rechten voor de deelnemers waarvan de deelname aan de vroegpensioenregeling is geëindigd (geboren op of na 1 januari 1950) In het pensioenreglement zijn de aanvullende aanspraakberekeningen nader omschreven. Tenslotte is een overgangsbepaling opgenomen voor (gewezen) deelnemers die op 31 december 2013 een aanspraak op ouderdomspensioen hebben bij het fonds. De overgangsbepaling regelt dat deze aanspraken per 1 januari 2014 zijn omgerekend naar pensioenleeftijd 67. 4.2.
Deelnemers geboren vóór 1950 en in dienst vóór 1 januari 2006
4.2.1. Vroegpensioenreglement (pensioenreglement III) Dit reglement voorziet in een tijdelijk ouderdomspensioen en is een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het laatst verdiende salaris (eindloonregeling). Deze regeling is gesloten. Er worden geen nieuwe deelnemers toegelaten. Deze regeling is daardoor uitsluitend van toepassing op de deelnemers die zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 deelnemer waren. Het deelnemerschap van deelnemers geboren na 31 december 1949 is reglementair op 1 januari 2006 geëindigd. De regeling is derhalve beperkt tot deelnemers geboren voor 1 januari 1950. Op de ingegane pensioenen van reglement III wordt geen toeslagverlening toegepast. 4.2.2. Basispensioenreglement (pensioenreglement I) Deze pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het laatst verdiende salaris (eindloonregeling). Deze regeling is gesloten. Er zijn geen actieve deelnemers meer. 4.3.
Afkoop
Het fonds voert een actief afkoopbeleid ten aanzien van kleine pensioenaanspraken en -rechten. 4.4.
Korting pensioenaanspraken en –rechten
Het fonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: de Technische Voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de PW;
het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de Technische Voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad, en
26
2
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Een dergelijke vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
27
2
5.
5.1.
Het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (ao/ic) Integraal risicomanagement als de basis voor het (interne) beheersingssysteem
Het integraal risicomanagement van SPAN richt zich op een drietal aspecten: 1) de doelstelling van het fonds, 2) de activiteiten om de doelstellingen te realiseren en 3) de (risico)cultuur. De risicostrategie, waarin wordt aangegeven op welke wijze SPAN omgaat met de risico’s, is in een separaat strategiedocument beschreven. Hiervoor heeft het bestuur een raamwerk vastgesteld dat uit de volgende componenten bestaat:
De risicostrategie: wat zijn de doelstellingen van het risicobeleid, wat is de risicobereidheid en welke strategie hanteert SPAN om deze doelstellingen te bereiken? Governance rondom risicomanagement: hoe is risicomanagement binnen het fonds georganiseerd en hoe neemt het bestuur verantwoordelijkheid? Risicobeleid: zijn alle gedefinieerde risico‘s uitgeschreven in beleid? Risicomanagement processen: is er een proces om jaarlijks te evalueren en bij te sturen? Informatie: hoe wordt het risicobeleid gemonitord en geëvalueerd?
Binnen het raamwerk heeft het bestuur bepaald dat zij zich minimaal op het volwassenheidsniveau 3 bevindt (zie figuur voor de verschillende stadia). Volwassenheidsniveau 3 betekent dat het fonds gestructureerd met het risicomanagementproces omgaat en dat alles eveneens geformaliseerd is. Op verschillende onderdelen vindt een periodieke evaluatie plaats (niveau 4). Belangrijk onderdeel van integraal risicomanagement is het proces van de risicoanalyse. Dit bestaat uit het identificeren en analyseren van die risico’s die het realiseren van de doelstellingen in de weg kunnen staan en de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen kunnen bedreigen. Op basis van deze uitkomsten worden de beheersmaatregelen getroffen om de risico’s binnen de door het fonds gewenste tolerantie niveau te houden c.q. te brengen. De risicoanalyse vindt jaarlijks plaats.
28
2
Door het risicomanagement op een integrale manier te benaderen is het bestuur van mening dat zij nog beter in staat is om te kunnen anticiperen op de veranderingen in de interne en externe omgeving van het fonds die de ambitie van het fonds beïnvloeden.
5.2.
Risicostrategie en governance
De huidige risicostrategie is erop gericht om, met de gekozen “technische” beleidsuitgangspunten (overlevingstafel, leeftijdsterugstellingen, opslag uit hoofde van excassokosten), de kans zo groot mogelijk te maken dat het fonds langdurig aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. Het bestuur heeft zich daarbij laten adviseren door de adviserend actuaris op basis van het principe van prudente aannames, die onderzocht zijn met behulp van ALM-studies en continuïteitsanalyses. Het fonds heeft in april 2011 een ALM-studie laten uitvoeren met een update in november 2011 (zie bijlage VIII voor de uitkomsten Deze update is in verband met de aansluiting van Abbott Healthcare (circa 600 actieven) per 1 januari 2012 uitgevoerd. Het bestuur heeft begin 2012 de risicobereidheid van het fonds vastgesteld. Hierbij zijn vanuit evenwichtige belangenbehartiging, de afspraken met de werkgevers in de uitvoeringsovereenkomst en de doelstellingen van het fonds vastgesteld en is geconstateerd dat de risicobereidheid van het bestuur behoudend is. In het strategische beleggingsbeleid komt deze behoudende risicohouding tot uiting door een relatief beperkt deel te beleggen in risicovollere beleggingen als aandelen en grondstoffen en het renterisico ten opzichte van de verplichtingen voor 80% op basis van marktrente af te dekken. In de huidige lage rente-omgeving geldt er sinds oktober 2014 een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in marktrente termen wordt afgedekt. De beleggingscommissie richt zich op de financiële risico’s en de risicomanagementcommissie richt zich op de niet-financiële risico’s. Vanuit de beleggingscommissie en de risicomanagementcommissie worden onder andere voorstellen gedaan aan het bestuur voor beheersingsmaatregelen, wanneer risico’s buiten de toleranties dreigen te komen. Tevens vindt continue monitoring plaats van de ontwikkeling van de risico’s. Hierna worden de belangrijkste risicogebieden beschreven plus de daarbij behorende maatregelen. De opbouw volgt de indeling van FIRM die gehanteerd is bij de risicoanalyse.
5.3.
Risicogebieden
De risicogebieden worden onderverdeeld in financiële en niet-financiële risico’s van het fonds. Per risico wordt beschreven welke maatregelen door het fonds zijn genomen ter beheersing.
5.4.
Financiële risico’s
De financiële risico’s die het fonds loopt hebben betrekking op: matching en rente, markt, krediet en verzekeringstechnisch. 5.4.1. Matching- en renterisico Renterisico Het renterisico heeft betrekking op obligaties en leningen op schuldbekentenis, maar ook op de verplichtingen. Onder het Financieel Toetsingskader (FTK) dat per 2007 door DNB is ingevoerd is het (verschil in) renterisico tussen beleggingen en verplichtingen van belang. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in de gemiddelde looptijd van de beleggingen (kort) versus de verplichtingen
29
2
(lang). Hierdoor zijn verplichtingen meer rentegevoelig en dat betekent een risico voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad in het geval dat de rente gaat dalen. Het fonds beheerst dit risico door de matching portefeuille, die is gericht op het reduceren van het renterisico tussen beleggingen en verplichtingen (zie ook hoofdstuk 8.3). Doelstelling van het bestuur is om 80% van het renterisico op de verplichtingen af te dekken in marktrente termen. Een randvoorwaarde hierbij is dat de renteafdekking op basis van de Ultimate Forward Rate (‘UFR’) niet groter is dan 105%. Door de huidige lage rente-omgeving geldt sinds oktober 2014 een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in marktrente termen wordt afgedekt. Valutarisico Valuta vormen geen afzonderlijke beleggingscategorie. De vastrentende beleggingen binnen de rendementsportefeuille worden wereldwijd belegd. Beleggingen in niet-euro leningen worden grotendeels afgedekt naar de euro. Het valutarisico in de internationale aandelen-portefeuille wordt in beginsel niet afgedekt. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat het valutarisico relatief gering is en omdat er sprake is van correlatie tussen valuta’s en resultaten. Anderzijds varieert het strategische valutarisico doordat binnen de aandelenportefeuille het valutarisico afgedekt mag worden als de manager dit opportuun acht. Het valutarisico binnen de grondstoffenportefeuille wordt niet afgedekt. Liquiditeitsrisico Het fonds staat op verschillende manieren bloot aan liquiditeitsrisico. Daar de inkomsten van het fonds groter zijn dan de uitgaven, is het liquiditeitsrisico uit dien hoofde beperkt. Hierbij gaat het er om of het fonds tijdig aan haar verplichtingen kan voldoen. Desalniettemin is de portefeuille belegd in dagelijks of wekelijks verhandelbare beleggingsfondsen. Het liquiditeitsrisico speelt eveneens binnen de matchingportefeuille, aangezien binnen de Liability Driven Investment pools (‘LDI’ pools) sprake is van leverage (zogenaamde hefboom) en belegd wordt in onder andere rentederivaten. Indien de hefboomwerking wijzigt kan er een situatie ontstaan van bijstorten of desinvesteren in een situatie waarin zowel de korte als de lange rente (hard) stijgen. Als (1) de lange rente hard stijgt dan daalt de waarde van de lange vastrentende beleggingen in de funds. Als (2) de korte rente fors boven de lange uit zou komen dan zullen de LDI pools meer moeten betalen uit hoofde van de te betalen korte rente van de kortlopende interest rate swaps dan dat er aan de lange kant binnen komt. De LDI pools lopen dan langzaam leeg. Het obligatiefonds in de matchingportefeuille fungeert hier als vehikel waarmee bijsturing uit dien hoofde plaatsvindt. Maandelijks worden renteontwikkelingen door de beleggingscommissie gevolgd. 5.4.2. Marktrisico Dit is het risico dat gelopen wordt als gevolg van het beleggen zelf en de ontwikkelingen op de financiële markten. Beleggingscategorieën met een hoog risico, zoals zakelijke waarden, stijgen en dalen door omstandigheden in de markten waarin wordt belegd. Dit risico wordt enerzijds geaccepteerd voor het behalen van rendement en anderzijds zo veel mogelijk beheerst door de beleggingen te spreiden over meerdere markten. Het belang in zakelijke waarden wordt bepaald aan de hand van een ALM-studie. Naast zakelijke waarden zijn ook langlopende vastrentende beleggingen uit hoofde van het afdekken van het renterisico ten opzichte van de verplichtingen zeer volatiel en afhankelijk van renteontwikkelingen.
30
3
5.4.3. Kredietrisico Kredietrisico (ofwel tegenpartijrisico) is het risico dat tegenpartijen niet aan hun verplichtingen richting het fonds kunnen voldoen. Het fonds loopt kredietrisico in de beleggingsportefeuille zelf, bij het aangaan van derivatentransacties met tegenpartijen en bij het uitlenen van effecten tegen een vergoeding (securities lending). Binnen de rendementsportefeuille wordt bewust kredietexposure gelopen binnen de credit portefeuille, emerging market staatsobligaties en Global High Yield. In de matchingportefeuille wordt kredietexposure gelopen op staatsobligaties. Door het gebruik van collectieve beleggingsfondsen en binnen de matchingportefeuille door alleen obligaties van veilige landen te accepteren (een zogenaamde AAA-rating) wordt dit risico over vele verschillende debiteuren gespreid. Kredietrisico wordt gelopen in de matching portefeuille door het aangaan van swaps met tegenpartijen. Alleen partijen met een degelijke kredietwaardigheid (minimaal een investment grade rating) worden hiervoor geaccepteerd. Binnen de beleggingsfondsen van de vermogensbeheerder is in beperkte mate securities lending toegestaan. Hier wordt tegenpartijrisico gelopen indien de uitgeleende effecten niet terug komen. 5.4.4. Verzekeringstechnische risico’s Langlevenrisico en premie-incasso risico Deze risico’s worden in eigen beheer gedragen door het fonds. Overlijden en arbeidsongeschiktheid De financiële gevolgen van overlijden en arbeidsongeschiktheid van deelnemers zijn herverzekerd bij de herverzekeraar. Dit met uitzondering van de deelnemers van Abbott Health Care die reeds arbeidsongeschikt waren voor 31 december 2011. Voor deze deelnemers wordt het arbeidsongeschiktheidsrisico in eigen beheer gehouden. Ter dekking van dit risico is in 2012 een eenmalige storting gedaan en wordt een opslag op de premie gelegd (in 2013 en 2014). Toeslagrisico De onvoorwaardelijke toeslagverlening op het partnerpensioen en het wezenpensioen dat ingaat voor de pensioenrichtdatum wordt voor de Basis Module verwerkt in de vaststelling van de premie, de Technische Voorzieningen en de herverzekerde risicokapitalen en voor de Beschikbare Premie Module in de premie en de herverzekerde risicokapitalen Het fonds loopt hierdoor geen toeslagrisico. Voor het overige zijn er geen toegezegde toeslagen in de pensioenregelingen. 5.5.
Niet-financiële risico’s
Onder de niet financiële risico’s worden verstaan: omgeving, operationeel, uitbesteding, IT, integriteit en juridische risico’s. 5.5.1. Omgevingsrisico Kenmerken die het omgevingsrisico beïnvloeden zijn: economische en politieke ontwikkelingen, ontwikkelingen sponsor(en), gedrag en verwachtingen deelnemers en wet- en regelgeving. Om deze risico’s te beheersen zijn de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd. Communicatiebeleid Om de risico’s als gevolg van het gedrag en de verwachtingen van de deelnemers te beheersen is het communicatiebeleid ontwikkeld. Communicatie voldoet aan de eisen van de pensioenwet en pension fund governance. Het pensioenfonds stelt aanvullend de volgende criteria aan de informatie. De informatie moet: relevant zijn; aansluiten bij de behoefte van de deelnemer;
31
3
aansluiten bij het opleidingsniveau van de deelnemer; volledig zijn; bondig en gedoseerd worden aangeboden; de juiste doelgroep bereiken; op een in bepaalde mate zakelijke toon gebracht worden; uitnodigen om te lezen; kostenefficiënt zijn; verwijsinformatie bevatten, zodat de lezers weten waar ze met vragen terecht kunnen. In lijn met deze uitgangspunten heeft het fonds een communicatiebeleid geformuleerd. Het communicatiebeleidsplan zal worden geactualiseerd in 2015. De communicatie is erop gericht om de belangrijkste partijen rond de pensioenregelingen van het fonds in begrijpelijke bewoordingen te informeren. Op onderdelen zal het fonds over de communicatie overleg hebben met Abbott. De belangrijkste elementen in het communicatiebeleid zijn: startbrief;
pensioenreglement; pensioenopgaven (Uniform Pensioenoverzicht, overzichten aan gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners);
Brieven bij life events (overlijden, scheiding, ontslag, pensionering) informatie op verzoek; informatie in geval van ‘calamiteiten’; communicatie met het verantwoordingsorgaan; jaarstukken en jaarvergadering; nieuwsbrief; Newsflash; website van het fonds; voorbereiding en uitvoering van het communicatiebeleid.
Het fonds hanteert een eigen huisstijl. Het volledige communicatiebeleidsplan is opgenomen in bijlage XI. Het pensioenfonds heeft tot taak de pensioenregeling op een betrouwbare en efficiënte wijze uit te voeren. Het fonds zal zich dan ook onthouden van uitspraken en commentaar over de inhoud van de regeling, aangezien dit een taak is van de werkgever en werknemers. 5.5.2. Operationeel risico De operationele risico’s hangen samen met het falen van menselijk handelen, systemen en processen. Een belangrijke beheersmaatregel voor deze risicogebieden is de inrichting en beschrijving van de administratieve organisatie met de daarin opgenomen maatregelen van interne controle. Het fonds hanteert bij de interne controle het vier-ogen principe om de risico’s van onjuiste uitvoering van de dienstverlening te minimaliseren. Voor de inrichting van de organisatie wordt gebruik gemaakt van de volgende entiteiten. Bestuur Ieder bestuurslid is verplicht te zorgen dat het bepaalde bij of krachtens de PW alsmede de bepalingen van de statuten en reglementen worden nageleefd, en dat het beleid van het fonds gevoerd wordt overeenkomstig de abtn van het fonds. De personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen richten zich bij het vervullen van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de aangesloten ondernemingen. Zij
32
3
zorgen ervoor dat alle belanghebbenden zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur heeft de verantwoordelijkheid toe te zien op de juistheid, tijdigheid en rechtmatigheid van de uitvoering van de aan haar toevertrouwde zaken. Het bestuur van het fonds maakt bij de uitvoering van haar taken gebruik van derden. Het bestuur zorgt ervoor dat binnen het bestuur voldoende deskundigheid bestaat om de diverse risico’s die het fonds loopt te kunnen identificeren en buiten het bestuur gelegde bevoegdheden en taken adequaat te kunnen bewaken. De zienswijze van het bestuur aangaande zijn deskundigheid wordt vastgelegd in het deskundigheidsplan. Het bestuur vergadert ten minste zes maal per jaar. Ter bevordering van de voortgang voert het bestuur periodiek een conference call. Deze calls hebben dezelfde functie en waarde als een bestuursvergadering. Waarbij in de bestuursvergadering het accent ligt op strategie en in de calls op uitvoering. Dagelijks bestuur Vanaf 1 januari 2012 heeft het fonds een dagelijks bestuur. Binnen het dagelijks bestuur is de heer J.M. Negro het eerste aanspreekpunt met betrekking tot het vermogensbeheer. Het hierboven onder “bestuur” gestelde zal tevens van toepassing zijn op het dagelijks bestuur. Vanaf 1 januari 2014 vinden er 1 keer per twee weken conference calls plaats. Beleggingscommissie De beleggingscommissie oefent toezicht uit op de mandaten die het bestuur heeft gegeven aan de vermogensbeheerders en toetst de maandrapportages van de vermogensbeheerders aan de beleggingsrichtlijnen. De commissie rapporteert haar bevindingen aan het bestuur. Tevens bereidt de beleggingscommissie de wijzigingen voor van het beleggingsbeleid mede op basis van de ALMstudies en continuïteitsanalyses. De beleggingscommissie heeft op een aantal punten naast adviesbevoegdheden ook beslissingsbevoegdheden. Op deze wijze kan de beleggingscommissie op bepaalde punten en ontwikkelingen sneller en efficiënter reageren. Het bestuur blijft verantwoordelijk voor besluiten ten aanzien van de strategische invulling. In het beleggingsmandaat dat is opgenomen in bijlage XI zijn de taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie nader beschreven. Communicatiecommissie De communicatiecommissie heeft als centrale taak (het begeleiden van) de uitvoering van het communicatiebeleid van het fonds richting de deelnemers, aangesloten werkgevers en overige belanghebbenden. Specifieke communicatie met de deelnemers, de werkgever, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan wordt alleen in separate opdracht van het bestuur gedaan. De commissie vergadert vier maal per jaar. De uitkomsten worden mondeling teruggekoppeld aan het bestuur in de eerstvolgende bestuursvergadering. Risicomanagementcommissie De risicomanagementcommissie bewaakt de risicostrategie van het fonds. Jaarlijks toets de commissie de strategie zoals vastgelegd in het risicostrategiedocument. Tevens begeleid de commissie eens per jaar de integrale risicoanalyse. Verder bewaakt de commissie de niet-financiële risico’s. De financiële risico’s worden bewaakt door de beleggingscommissie. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd op het gebied van risicostrategie en -beleid als het gaat om de niet financiële risico’s.
33
3
Adviserend actuaris, certificerend actuaris en accountant De adviserend actuaris woont de bestuursvergaderingen bij. Door zijn rol als actuarieel deskundige en deskundige op het gebied van wet- en regelgeving rond pensioenen is de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot actuariële onderwerpen gewaarborgd. De jaarlijkse controle van de certificerend actuaris versterkt dit proces. Jaarlijks wordt een onafhankelijk beeld over de positie van het fonds verkregen door verklaringen van de accountant en de certificerend actuaris van het fonds. Het bestuur controleert periodiek en systematisch de effectiviteit van gemaakte afspraken en stuurt waar nodig bij. Aangesloten ondernemingen Met Abbott is afgesproken dat het Abbott HR Shared Service Center verantwoordelijk is voor het aanleveren van gegevens en mutaties van deelnemers aan de pensioenadministrateur. Deze werkzaamheden zijn vastgelegd in een bijlage bij de uitvoeringsovereenkomst. Het bestuur heeft minimaal vier per jaar overleg met Abbott om de taken nader af te stemmen en de uitvoering van de taken te verifiëren. 5.5.3. Uitbestedingsrisico’s Het fonds voert de pensioenregelingen uit in eigen beheer. Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen. Het pensioenbeheer van de pensioenregelingen is in verschillende onderdelen uitbesteed aan: de pensioenadministrateur AZL;
de vermogensbeheerders BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V, Vanguard, BlackRock, Oaktree Capital en ING Asset Management B.V.;
de beleggingsadministrateurs BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V en ING Asset Management B.V.;
de custodian ABN AMRO Clearing; de (her)verzekeraar CBA; het externe bestuursbureau Montae.
Het bestuur onderkent het risico van de afhankelijkheid van de uitbesteding van werkzaamheden. Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform artikel 34 PW, waarbij ervoor wordt zorggedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico’s die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door het fonds. Uitbesteding is alleen geoorloofd indien er voldoende waarborgen kunnen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering evenals ter zake van fraudepreventie. Het fonds is met derden een uitbestedingsovereenkomst aangegaan die voldoet aan de gestelde wettelijke eisen. In deze overeenkomsten is vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden van bovengenoemde partijen zijn. Zogenaamde Service Level Agreements (SLA’s) maken deel uit van deze overeenkomsten. De laatste jaren heeft het bestuur acties ondernomen om de uitbestedingsrisico’s te beperken. Deze betroffen het verduidelijken en aanscherpen van SLA’s en het aanpassen van het besturingsmodel, zodanig dat het bestuur voldoet aan hetgeen door de StAR is vastgelegd in de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. In de SLA’s zijn onder meer de volgende elementen verwerkt: de specifieke werkzaamheden die de uitvoerder verricht voor het fonds, onderverdeeld in administratieve, financiële, actuariële, juridische, en overige werkzaamheden;
34
3
de verplichting deze werkzaamheden op een efficiënte, zorgvuldige en professionele manier uit te voeren. De uitvoerder wordt last en volmacht verleend om al datgene te doen wat gewenst, nuttig of noodzakelijk is in het belang van het fonds en wat voortvloeit uit de hem opgedragen taken;
het zorgvuldig beheer van documentatie, informatie en gegevens van het fonds, deelnemers en pensioengerechtigden, alsmede een borging van behoud van informatie in geval van calamiteiten;
de verplichting tot geheimhouding van de (persoon)gegevens van het fonds en de verklaring in te staan voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast;
alle vermogensbeheerders geven een verklaring af die nodig is voor een adequate beheersing van de risico’s;
met BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V. zijn aanvullende SLA-afspraken gemaakt. Een deel van de vermogensbeheerkosten is afhankelijk gemaakt van deze SLAafspraken.
Het bestuur heeft zich ervan overtuigd dat de pensioenadministrateur respectievelijk BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V. en ING AM beschikken over een ISAE 3402 type I- en IIverklaring. Deze worden jaarlijks beoordeeld door de risicomanagementcommissie. Onderstaand worden de uitbesteedde onderdelen nader beschreven. Aangezien de pensioenadministrateur een centrale rol heeft in de uitvoering van het pensioenreglement wordt op deze rol uitgebreider ingegaan. 5.5.4. Uitbesteding pensioenadministrateur De pensioenadministrateur voert haar werkzaamheden uit aan de hand van de SLA. De taken van de pensioenadministrateur omvatten: de administratie van de pensioenaanspraken (met uitzondering van de communicatie voortvloeiende uit de wettelijke zorgplicht, het registreren van individuele pensioenkapitalen en het verstrekken van digitale (dag)afschriften met de stand van de beleggingen van de pensioenkapitalen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module);
de administratie van de ingegane pensioenrechten van de aanspraak- en pensioengerechtigden;
de pensioenuitkeringen van de pensioengerechtigden van het fonds te berekenen, betalingsgereed te maken, uit te keren en aan het fonds te rapporteren;
de financiële administratie van het fonds te voeren en de verplichte, periodieke rapportages ten behoeve DNB (jaarverslag en verslagstaten) (mee) op te stellen;
de rapportage voor bestuursvergaderingen over de voortgang van de administratieve uitvoering en over bijzonderheden op dat gebied;
zorg dragen voor de Uniforme Pensioenoverzichten voor de Basis Module, de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillig Bijspaar Module; de communicatie met de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden,
De pensioenadministrateur legt de resultaten van de werkzaamheden aan het bestuur ter controle en fiattering op grond van de SLA. De accountant ziet toe op de juiste en volledige
35
3
uitvoering van maatregelen met betrekking tot de interne controle. Uitvoering en controle zijn hier volledig gescheiden. Met ingang van 1 januari 2013 stelt de actuaris van AZL N.V. jaarlijks een actuarieel rapport op, waarin hij zijn bevindingen heeft vastgelegd en waaruit tevens blijkt dat de actuaris van AZL:
de Technische Voorzieningen en de actuariële onderdelen van het jaarverslag heeft gecontroleerd en geanalyseerd;
de financiële opzet van het fonds heeft beoordeeld; de financiële positie van het fonds aan de hand van de door DNB gestelde criteria heeft getoetst en de daarvoor benodigde (Minimaal) Vereist (Eigen) Vermogen heeft vastgesteld.
De pensioenadministrateur houdt het bestuur van het fonds op de hoogte van de aan deze uitbesteedde taak verbonden werkzaamheden en ontwikkelingen op relevante gebieden. De administratie voert deze werkzaamheden uit op basis van de geldende pensioenreglementen. De pensioenadministrateur legt situaties waarin de reglementen niet voorzien voor aan het bestuur. Indien het bestuur de pensioenadministrateur toestaat in bepaalde situaties volgens een vastgestelde wijze te handelen, legt de administrateur dat vast in een aanvullende werkinstructie. Daarnaast stelt de pensioenadministrateur een jaarplan op met de onderwerpen die in de bijlage van de SLA zijn opgenomen. In de SLA wordt een overzicht gegeven van afspraken tussen bestuur en pensioenadministrateur zodat het bestuur in staat is een aantal werkzaamheden te sturen en te volgen. De pensioenadministrateur zorgt voor een omschrijving van de voor de administratie benodigde gegevens van deelnemers. Tevens zorgt de pensioenadministrateur voor een instructie in welke gevallen mutaties dienen te worden aangeleverd en geeft informatie over de werkwijze rond jaarlijkse aanlevering van pensioensalarissen/grondslagen. De pensioenadministrateur borgt dat de personeelsafdelingen van Abbott de benodigde instructie hebben ontvangen en toetst de aangeleverde gegevens. De pensioenadministrateur bereidt de (financiële) jaarverslaglegging van het fonds voor met ondersteuning van de accountant en de actuaris. Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar overlegt het fonds een jaarrekening, het jaarverslag en overige gegevens aan DNB. De jaarrekening wordt gedeponeerd bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. 5.5.5. Uitbesteding vermogensbeheerder/beleggingsadministrateur Basis Module en voor de aanspraken uit pensioenreglement I en III Het bestuur heeft het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie (met uitzondering van de communicatie voortvloeiende uit de wettelijke zorgplicht, het registreren van individuele pensioenkapitalen en het verstrekken van digitale (dag)overzichten met de stand van de beleggingen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module opgebouwde pensioenkapitalen) uitbesteed aan BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V., Vanguard, BlackRock en Oaktree Capital Management. De taak van de vermogensbeheerders is om het vermogen van het fonds te beleggen in overeenstemming met het door het bestuur bepaalde beleggingsbeleid. Uitgangspunt daarbij is dat er een zodanige balans is tussen het benutten van rendementskansen en het beheersen van risico’s, dat het fonds zijn pensioenverplichtingen op
36
3
lange termijn gestand kan doen. Tevens is het beleggingsbeleid erop gericht een extra rendement te behalen dat het fonds kan aanwenden voor versterking van de reserves. 5.5.6. Uitbesteding vermogensbeheerder/beleggingsadministratie Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module Het fonds heeft het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie voor zover dit de communicatie voortvloeiende uit de wettelijke zorgplicht, het registreren van individuele pensioenkapitalen en het verstrekken van overzichten met de stand van de beleggingen betreft van de uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module opgebouwde pensioenkapitalen per 1 juni 2012 uitbesteed aan ING AM. ING AM belegt de premies, registreert de individuele pensioenkapitalen op een voor elke deelnemer afzonderlijke rekening. De rekeningen zijn juridisch eigendom van het fonds. Het fonds loopt geen direct risico ten aanzien van de beleggingen van deze modules. Het beleggingsrisico in deze is voor de deelnemer. 5.5.7. Uitbesteding (her)verzekeraar De (her)verzekering van de financiële gevolgen van overlijden en arbeidsongeschiktheid is in de overeenkomst vastgelegd tussen het fonds en CBA (zie ook hoofdstuk 7.1). 5.5.8. Uitbesteding bestuursbureau Het fonds heeft het verzorgen van het bestuursbureau uitbesteed aan Montae Bestuurscentrum B.V. (Montae). Hiertoe is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen het fonds en Montae. Onder de taken van Montae vallen onder meer: het proactief adviseren van het bestuur van het fonds bij het ontwikkelen en formuleren van beleid en op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, communicatie, risicomanagement en beleggingen;
bestuursondersteuning en ondersteuning van de beleggings-, de communicatie- en de risicomanagementcommissie (met als voornaamste werkzaamheden implementatie van besluiten, beleidsvoorbereiding, opstellen van vergaderschema en jaaragenda, opstellen van beslisnotities, uitzetten van acties en bewaken van de voortgang, monitoren van rapportages van pensioenuitvoerders en het aansturen van adviseurs en uitvoerders).
Het bestuur heeft in 2013 het bestaande contract geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe overeenkomst voor de duur van drie jaar, met als aanvangstijdstip 1 januari 2014. Het bestuursbureau wordt gezien als onderdeel van het fonds en heeft een mandaat van het bestuur om namens het bestuur informatie in te winnen en opdrachten uit te zetten bij derden. Het bestuursbureau is verantwoordelijk voor het informeren van het bestuur van bijzonderheden die het bestuursbureau bij het uitoefenen van haar functie tegen komt. Eind 2011 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 een dagelijks bestuur te benoemen. In verband hiermee zijn de statuten van het fonds aangepast. Op dit moment vormen de heer J.M. Negro en de heer C.M.A. Merison (tijdelijk) het dagelijks bestuur. De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn in een mandaat vastgelegd. 5.5.9. IT risico Goede informatie en communicatie tussen alle bij het fonds betrokken instanties is van groot belang. De relaties aan wie de diensten zijn uitbesteed en het bestuur van het fonds vervullen hierbij een spilfunctie. Als beheersmaatregelen worden genoemd:
37
3
voor alle systemen is bepaald wie toegang heeft en wie bevoegd is tot het invoeren of wijzigen van de betreffende informatie;
alle uitvoerders dienen (periodieke) informatie te verstrekken aan het fondsbestuur en/of de beleggingscommissie.
5.5.10.Integriteitsrisico De bestuursleden dragen integriteit hoog in het vaandel. Ter voorkoming van de mogelijke verstrengeling van belangen en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie is er een gedragscode opgesteld. De gedragscode is van toepassing op ieder bestuurslid en de leden van de beleggings-, risicomanagement en communicatiecommissie van het fonds. Het bestuur van het fonds heeft een onafhankelijke compliance officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode, zie ook hoofdstuk 1.6.4. 5.5.11.Juridisch risico Kenmerken zijn dat dit kan leiden tot aansprakelijkheid van fonds en bestuurders, contracten voldoende afdwingbaar zijn, schadeclaims deelnemers en de pensioendeal voldoende expliciet is. Om deze risico’s’ te beperken wordt gebruik gemaakt van externe juridische adviseurs, vindt periodieke evaluatie plaats van de contracten en is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Tevens is de klachten- en geschillenregeling ingeregeld. Klachten en geschillen Een deelnemer of een andere belanghebbende heeft het recht om bij het fonds een met redenen omklede schriftelijke klacht in te dienen over de wijze waarop hij/zij door het fonds is bejegend. Een deelnemer of een andere belanghebbende kan tegen een (schriftelijke) beslissing van het fonds inzake voor hem of haar uit de deelneming voortvloeiende rechten en plichten een geschil aanhangig maken. De wijze waarop een klacht of een geschil aanhangig gemaakt moet worden is beschreven in de door het bestuur vast te stellen klachten- en geschillenregeling.
38
3
6.
Financiële opzet
6.1.
(Her)verzekering
De financiële gevolgen van overlijden en arbeidsongeschiktheid van deelnemers zijn per 1 januari 2012 op risicobasis (her)verzekerd bij CBA. De (her)verzekeringsovereenkomst is afgesloten per 1 januari 2012 en heeft een looptijd van vijf jaar. Hiertoe worden jaarlijks per 1 januari de premies voor de som van de risicokapitalen van de deelnemers, evenals de premies voor de vrij te stellen pensioenpremies bij arbeidsongeschiktheid berekend. Het risicokapitaal wordt per deelnemer bepaald. Dit geldt ook voor de vrij te stellen premie in de vorm van een arbeidsongeschiktheidskapitaal. De verschuldigde premies aan de (her)verzekeraar worden berekend op basis van de grondslagen en tarieven die zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen het fonds en de (her)verzekeraar. In geval van een overlijden of arbeidsongeschiktheid keert de (her)verzekeraar het risicokapitaal wegens overlijden of arbeidsongeschiktheid uit aan het fonds. Het fonds heeft inzake de aansluiting van Abbott Healthcare Products B.V. per 1 januari 2012 besloten het inlooprisico ten aanzien van het arbeidsongeschiktheidsrisico inzake voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid te accepteren en zelf te dragen wat betreft degene die per 1 januari 2012 deelnemer is geworden in de pensioenregeling volgens het pensioenreglement II Abbott, voor zover deze arbeidsongeschikt is en die: op 31 december 2011 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was (categorie I), of reeds voor 1 juli 2011 ziek was (categorie II), of reeds op of na 1 juli 2011 ziek was (categorie III). Dit inlooprisico wordt dus door het fonds zelf gedragen en is niet (her)verzekerd. De hiervoor benodigde financiering vindt plaats door middel van een combinatie van een eenmalige storting en een opslag op de premie gedurende de periode 2012-2014. Het mogelijk te behalen technische resultaat komt volledig ten goede aan het fonds en zal niet middels een (indirecte) premiekorting aan deze werkgever en/of de overige bij het fonds aangesloten werkgevers terugvloeien. Tevens voert het fonds de per 1 januari 2012 geldende garantieregeling partner- en wezenpensioen uit voor werknemers die op 31 december 2011 deelnemer waren aan de pensioenregeling(en) van Stichting Pensioenfonds Abbott Healthcare Products en direct aansluitend per 1 januari 2012 deelnemer zijn geworden aan de pensioenregeling(en) van het fonds. Het fonds heeft het risico dat voortvloeit uit de garantieregeling ondergebracht bij CBA als (her)verzekeraar van het fonds. De jaarlijks door het fonds benodigde risicopremie wordt als opslag op de jaarlijks verschuldigde premie gelegd.
6.2.
Technische Voorzieningen
Het fonds stelt toereikende Technische Voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. Bij het vaststellen van Technische Voorzieningen neemt het fonds de volgende beginselen in acht: berekening vindt plaats op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur;;
de gebruikte grondslagen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting
zijn gebaseerd op prudente beginselen; de methodiek blijft van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij juridische, demografische of economische omstandigheden wijzigingen rechtvaardigen.
39
3
De Technische Voorzieningen zijn voor de basisregeling van pensioenreglement II en pensioenreglementen I en III gelijk aan de contante waarde van de pensioenverplichting per de balansdatum, waarbij deze is berekend op basis van de AG Prognosetafel 2014-2064, op 31 december 2014 is het startjaar 2015, met correctietabel “Hoog” (leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren op basis van gewogen gemiddelde inkomensniveau van het fonds) . Indien voorzien wordt dat een aanpassing van de gehanteerde overlevingstafel op basis van verbeterde levensverwachtingen noodzakelijk is, worden de Technische Voorzieningen verhoogd met een voorziening voor aanpassing van de overlevingstafel. Deze voorziening kan tijdelijk, totdat de nieuwe overlevingstafel administratief kan worden verwerkt, worden vastgesteld als percentage van de Technische Voorzieningen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de Technische Voorzieningen opgenomen. Voor toekomstige excassokosten is een voorziening gevormd. Deze voorziening is per 1 januari 2013 verhoogd naar 2,0% (was 1,5%) van de netto Technische Voorzieningen. In bijlage II bij deze nota zijn de actuariële grondslagen en veronderstellingen vermeld. De Technische Voorzieningen worden berekend aan de hand van de rentetermijnstructuur zoals die door DNB wordt gepubliceerd. De pensioenen zijn continu betaalbaar verondersteld. De Technische Voorzieningen voor het (tijdelijk) ouderdoms-, partner- en ingegaan wezenpensioen worden gesteld op de contante waarde van de reglementair opgebouwde pensioenaanspraken. Voor het latent wezenpensioen worden de Technische Voorzieningen verhoogd met een opslag op de Technische Voorzieningen van het latent verzekerde partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen. Bij toekenning van een pensioen ten gevolge van overlijden (het partnerpensioen en wezenpensioen) wordt de contante waarde van het ingegane pensioen direct toegevoegd aan de Technische Voorzieningen. Een beperkt deel van de Technische Voorzieningen bestaat uit de voorziening schadereserve arbeidsongeschiktheid bij de herverzekeraar. Deze voorziening wordt vastgesteld als de contante waarde van de vrijgestelde premies in verband met arbeidsongeschiktheid.
6.3.
Overige voorzieningen en reserves
Het fonds kent naast de Technische Voorzieningen de volgende reserves en voorziening: risicoreserve;
algemene reserve; voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers.
Risicoreserve De risicoreserve heeft ten doel prijsschommelingen op de beurzen en markten op te vangen. Het bestuur stelt deze reserve ieder jaar opnieuw vast, waarbij het rekening houdt met de relatieve hoogte van de beurs- en koersniveaus en met het risicoprofiel van de portefeuille. In de jaarrekening wordt voor de risicoreserve aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toereikendheidstoets. De hoogte van de risicoreserve is maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het Vereist Eigen Vermogen (VEV) en is minimaal nihil. Bijlage VI bij deze nota bevat een uitwerking van de meest recente berekening van het VEV.
40
4
De risicoreserve wordt gevormd door positieve beleggingsopbrengsten toe te voegen aan deze reserve tot het maximum niveau is bereikt. Indien in enig jaar sprake is van negatieve beleggingsopbrengsten worden deze in eerste instantie ten laste van de algemene reserve en vervolgens ten laste van de risicoreserve gebracht. Algemene reserve De algemene reserve dient als algemene buffer om financiële tegenvallers op te kunnen vangen. Hierbij valt te denken aan nadelige technische resultaten en tegenvallers in de beleggingsopbrengsten die niet door de risicoreserve kunnen worden opgevangen. Jaarlijks wordt het resultaat van het fonds, nadat de risicoreserve op het hierboven beschreven niveau (zowel maximaal of minimaal) is gebracht, ten gunste dan wel ten laste van de algemene reserve gebracht. De algemene en risicoreserve geven op deze wijze direct inzage in de financiële positie van het fonds. Wanneer het niveau van de algemene reserve: positief is, is de risicoreserve volledig aanwezig en beschikt het fonds over voldoende financiële middelen omdat het VEV aanwezig is;
nihil is, is de risicoreserve voor een deel aanwezig en is er sprake van een reservetekort of dekkingstekort indien de risicoreserve minder bedraagt dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) (zie hiervoor hoofdstuk 7.4);
negatief is, worden de Technische Voorzieningen niet meer volledig gedekt door de aanwezige financiële middelen van het fonds en is sprake van onderdekking: de dekkingsgraad is lager dan de ondergrens van 100%.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers voor de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module van pensioenreglement II is gelijk aan het saldo van de beleggingsrekeningen per de balansdatum. Deze muteert jaarlijks door toevoeging c.q. onttrekking van door deelnemers gespaarde bedragen alsmede het behaalde rendement. Deze voorziening komt volledig voor rekening en risico van de deelnemers.
6.4.
Weerstandsvermogen van het fonds
Het weerstandsvermogen wordt gevormd door de middelen die niet nodig zijn voor de dekking van de Technische Voorzieningen. Het beleid van het fonds is erop gericht een weerstandsvermogen ter grootte van minimaal het door DNB vereiste niveau van de risicoreserve, zoals beschreven in hoofdstuk 7.3 van deze nota, te hebben dan wel te krijgen (het zogenoemd VEV). Dit betekent dat het fonds periodiek zal toetsen hoe het vermogen van het fonds zich op dat moment verhoudt tot de grenzen zoals die op dat moment kunnen worden berekend conform de richtlijnen van DNB. Indien die toets daartoe aanleiding geeft, zal het fonds een korte- en/of langetermijn herstelplan opstellen c.q. wijzigen om richting het gewenste vermogen te sturen. Eerste uitgangspunt bij het opstellen c.q. wijzigen van een dergelijk plan zal zijn hetgeen in hoofdstuk 9 van deze abtn is beschreven.
41
4
Het fonds hanteert een premiekortingsgrens ofwel streefgrens, die gelijk is aan de vereiste vermogensgrens. Deze grens is mede bepaald op basis van het feit dat de pensioenregelingen geen toeslagen kennen. De onvoorwaardelijke verhogingen in partner- en wezenpensioenen zijn in de verplichtingen opgenomen. De waarschuwingsgrens is gelijk aan het MVEV zoals berekend conform de richtlijnen van DNB. Deze grens is gelijk aan de Technische Voorzieningen verhoogd met een opslag van 5% voor algemene risico’s. Op grond van Europese richtlijnen dient de norm van 5% nader bezien te worden. In de praktijk betekent dit een zeer gering fonds afhankelijke neerwaartse aanpassing. Voor het fonds is deze aanpassing nader gekwantificeerd waarmee het MVEV op 104,6% uitkomt. Naast de gedefinieerde streefgrens en een waarschuwingsgrens heeft het bestuur een ondergrens vastgesteld. Deze grens is gelijk aan 100% van de Technische Voorzieningen. De drie grenzen worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld, waarbij de streefgrens en de waarschuwingsgrens geactualiseerd (kunnen) worden op basis van de dan geldende situatie en de ondergrens ongewijzigd blijft. De grenzen worden bepaald als percentage van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen (de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen is gelijk aan de Technische Voorzieningen berekend tegen de rentetermijnstructuur).
Grens (definitie)
Grenzen per 31122014als % van (de marktwaarde van) de nominale pensioenverplichtingen
Actuele dekkingsgraad
Conform PW
117,8%
Streefgrens
Vereist Eigen Vermogen conform PW
108,1%
Waarschuwingsgrens
Minimaal Vereist Eigen Vermogen 104,6% conform PW
Ondergrens
100% Technische Voorzieningen
100,0%
De genoemde grenzen worden jaarlijks geijkt op basis van de economische omstandigheden. Indien gedurende het jaar het beleid structureel wijzigt, kan het bestuur de grenzen op dat moment herijken.
42
4
6.5.
Waarderingsgrondslagen van de beleggingen
In overeenstemming met de PW worden beleggingen gewaardeerd op actuele marktwaarde. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Onderstaand volgt een nadere toelichting van de belangrijkste balansposten die voor het financieel beleid van belang zijn. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Grondstoffen Beursgenoteerde grondstofbeleggingen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico polishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden. In het boekjaar 2012 is het gedeelte, bestemd voor de Beschikbare Premie Module overgedragen aan ING Asset Management B.V. 6.6.
Het premiebeleid
Het bestuur van het fonds stelt jaarlijks het bedrag vast voor de premie die de aangesloten werkgevers aan het fonds zijn verschuldigd om het fonds in staat te stellen aan de pensioenverplichtingen te voldoen. De aangesloten werkgevers zijn als partij in de uitvoeringsovereenkomst aansprakelijk voor de gehele premie. Voor zover er een deelnemersbijdrage is verschuldigd voor de regelingen is de werkgever gerechtigd die bijdrage te verhalen op de deelnemer. 6.6.1. Vaststelling verschuldigde premie uitkeringsovereenkomsten Bij de vaststelling van de verschuldigde premie voor de Basis Module en de aanspraken op het partner- en wezenpensioen van de Beschikbare Premie Module van pensioenreglement II en de pensioenreglementen I en III wordt uitgegaan van een actuariële premie die de toename van de aanspraken uit hoofde van toekomstige diensttijd en achterliggende diensttijd dekt.
43
4
De actuariële premie omvat in een kalenderjaar de volgende elementen:
de koopsommen voor de pensioenopbouw; de backservicekoopsommen; de risicopremies aan de herverzekeraar voor partnerpensioen, wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; de opslag voor excassokosten van 2,0% vanaf boekjaar 2013; de solvabiliteitsopslag; de uitvoeringskosten van het fonds (exclusief de kosten van het vermogensbeheer).
De actuariële premie wordt voor 2015 vastgesteld op basis van de volgende grondslagen: AG prognosetafel 2014-2064; startjaar 2015, met correctietabel “Hoog” (leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren op basis van gewogen gemiddelde inkomensniveau van het fonds); de rentetermijnstructuur ultimo van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de premie wordt vastgesteld. Het betreft de rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd. Indien een wijziging plaatsvindt in de grondslagen (met uitzondering van de rentetermijnstructuur) waarmee het fonds de actuariële premie en de Technische Voorzieningen vaststelt, wordt deze grondslagwijziging in de verschuldigde premie doorberekend. Na overleg met de werkgever bepaalt het fonds de termijn waarop de grondslagwijziging in de verschuldigde premie wordt doorberekend. De huidige grondslagen zijn met ingang van 31 december 2014 van kracht.
6.6.2. Vaststelling verschuldigde premie Beschikbare Premie Module Bij de vaststelling van de verschuldigde premie voor de Beschikbare Premie Module van reglement II wordt uitgegaan van: de totale premies op basis van de beschikbare premiestaffel zoals vermeld in het pensioenreglement; de kosten voor rekening van het fonds zoals overeengekomen met de uitvoerder van de Beschikbare Premie Module; de risicopremies aan de herverzekeraar voor partnerpensioen, wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; De verschuldigde premie is de som van de drie hiervoor genoemde delen. 6.6.3. Vaststelling verschuldigde premie Vrijwillige Bijspaar Module Bij de vaststelling van de verschuldigde premie voor de Vrijwillige Bijspaar Module van reglement II wordt uitgegaan van: de totale premies die voortvloeien uit de Vrijwillige Bijspaar Module;
de kosten voor rekening van het fonds zoals overeengekomen met de uitvoerder van de Vrijwillige Bijspaar Module.
De verschuldigde premie is de som van de twee hiervoor genoemde delen. 6.6.4. Kostendekkende premie Het fonds hanteert een kostendekkende premie zoals bedoeld in artikel 128 van de PW en stelt deze jaarlijks vast. De kostendekkende premie is gelijk aan de totaal verschuldigde premie in paragraaf 7.6.1, waarbij de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module van reglement II, gezien het karakter van deze regelingen, buiten beschouwing zijn gelaten. In bijlage V bij deze nota is de kostendekkende premie nader gespecificeerd.
44
4
6.6.5. Betalingsvoorbehoud werkgever De werkgever heeft zich in de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst het recht voorbehouden om zijn bijdrage te verminderen of te beëindigen indien zijn financiële situatie zodanig is dat hij de kosten van de pensioenregeling geheel of gedeeltelijk niet meer kan dragen. Van een dergelijke financiële situatie is alleen sprake in het geval van een mogelijk faillissement van de werkgever. Uit een verklaring van een externe accountant moet blijken dat van de hiervoor bedoelde financiële situatie sprake is. De op grond van al gedane betalingen verworven pensioenaanspraken zullen niet worden aangetast. 6.6.6. Extra premie ingeval van reservetekort of onderdekking Het fonds streeft met zijn beleid naar een gezonde financiële situatie waarbij wordt voorkomen dat het fonds in een situatie van reservetekort of onderdekking komt. Indien het fonds desondanks met een van beide situaties te maken krijgt, stelt het fonds in overleg met de werkgever een herstelplan conform de PW op voor het voldoen van een extra premie. In dit kader heeft het fonds op 1 april 2009 een korte- en langetermijnherstelplan ingediend die mede gebaseerd zijn op deze afspraak tot bijstorting. In 2009 hebben de werkgevers een extra storting gedaan. Op basis van de uitkomsten van een begin 2010 verzorgde update van de in 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse en het verloop van de dekkingsgraad ten opzichte van het herstelpad gedurende 2010-2011 is besloten om de werkgevers niet te vragen om extra stortingen over 2010 en 2011. De aangesloten ondernemingen hebben de bijstorting in 2009 naar rato van hun aandeel in de Technische Voorzieningen betaald. Inmiddels zijn beide herstelplannen beëindigd. De aangesloten werkgevers hebben eind 2010 en eind 2012 conform de uitvoeringsovereenkomst wel een extra storting gedaan als gevolg van de verzwaring van grondslagen in verband met de stijging van het langlevenrisico. Bij het vaststellen van het benodigde bedrag was als doel gesteld dat de werkgevers een zodanige extra storting zouden doen dat deze de daling van de dekkingsgraad als gevolg van de verzwaring van de grondslagen zou compenseren. 6.7.
Toeslagen
(Bijzonder) partner- en wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum Op het (bijzonder) partner- en het wezenpensioen dat ingaat voor de pensioenrichtdatum, wordt een onvoorwaardelijke toeslag verleend van 3% van het (bijzonder) partnerpensioen dan wel wezenpensioen van het voorafgaande jaar. De toeslag wordt verleend tot de datum waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Deze onvoorwaardelijke toeslag wordt voor de Basis Module verwerkt in de vaststelling van de premie, de Technische Voorzieningen en de risicokapitalen en voor de Beschikbare Premie Module in de premie en de risicokapitalen. Het fonds loopt hierdoor geen toeslagrisico. Het toeslagbeleid ten aanzien van het (bijzonder) partner- en het wezenpensioen dat ingaat voor de pensioenrichtdatum is te typeren conform categorie F1 van de Toeslagenmatrix. Overige pensioenen Op de overige pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt geen toeslag verleend.
45
4
6.8.
Systematiek vaststelling parameters
De parameters die worden gehanteerd bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de Technische Voorzieningen, de kostendekkende premie, de feitelijke premie, het (Minimaal) Vereist Eigen Vermogen en de continuïteitsanalyse worden door het bestuur vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform de Regeling parameters pensioenfondsen. In bijlage IV bij deze nota zijn de parameters voor de berekening van de marktwaardevoorziening en beleidsgrenzen per 1 januari 2012 gespecificeerd.
46
4
7.
Het beleggingsbeleid
7.1.
Organisatie en werkwijze
De beschikbare gelden van het fonds zullen op een solide wijze worden belegd. Met het oog op een professionele en verantwoorde besluitvorming ten aanzien van de beleggingen heeft het fonds een beleggingscommissie ingesteld met een adviserende en controlerende rol. Voor een aantal specifieke zaken heeft de beleggingscommissie beslissingsbevoegdheden. Het mandaat is omschreven in bijlage X. Het bestuur heeft het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie uitbesteed (zie hoofdstuk 6.1.5. en 6.1.6). Het navolgende beleggingsbeleid heeft alleen betrekking op het vermogen belegd door en voor risico van het fonds en dus niet op de beleggingen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module. In bijlage VII bij deze nota is de organisatie en verantwoordelijkheidstructuur van het beleggingsbeleid nader weergegeven. Het bestuur formuleert het strategisch beleggingsbeleid gebruikmakend van de Asset Liability Management (ALM) studies en continuïteitsanalyses. In deze studie zijn de verplichtingen en het vermogen op marktwaarde gebaseerd en zijn de ontwikkelingen van verplichtingen en vermogen onder uiteenlopende scenario’s berekend. Voor de berekeningen zijn uitgangspunten gehanteerd die vallen binnen de door DNB gestelde richtlijnen. In de ALM-studie is tevens verkend welk risicobudget het fonds zich onder verschillende omstandigheden kan veroorloven. Het feitelijke beleggingsbeleid is daarvan afgeleid en wordt hieronder nader uitgewerkt. Het bestuur heeft investment beliefs vastgesteld. Investment beliefs beschrijven op een heldere en beknopte wijze de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid. De investment beliefs, ook wel beleggingsbeginselen, vormen daarmee de basis of de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer, de verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende beleggingscategorieën, beleggingsstijlen en het risicomanagement. De investment beliefs zijn opgenomen in bijlage XII. Periodiek bespreekt de beleggingscommissie met de vermogensbeheerder(s) het gehele beleggingsraamwerk en de behaalde resultaten. Deze bespreking vindt plaats tegen het licht van de dan geldende dekkingsgraad, de bijbehorende tracking error en het (beoogde) extra rendement. Voorts toetst de beleggingscommissie de belangrijkste risico’s (zie hoofdstuk 6.1.2) die gepaard gaan met beleggingen en adviseert zij het bestuur over haar bevindingen. Het strategisch beleggingsbeleid is afgeleid van de volgende doelstellingen: Primaire doelstelling Het fonds stelt zich als hoofddoel het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een toeslag(ambitie), met uitzondering van het partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum.
47
4
Secundaire doelstellingen Korte termijn doelstelling is het realiseren van een bepaalde buffer om de kans op bijstorten te verkleinen en voldoende zekerheid in te bouwen om tot een financieel stabiel fonds te komen. Lange termijn doelstelling is een hoge en stabiele dekkingsgraad tot een niveau waarop sprake kan zijn van premiekorting. Voor het realiseren van de eerste doelstelling is een matchingportefeuille ingericht. Voor het realiseren van de tweede doelstelling is een returnportefeuille ingericht, waarmee getracht wordt extra rendement te behalen ten opzichte van de waarde ontwikkeling van de nominale verplichtingen, rekening houdend met een vastgestelde tracking error. Het te behalen extra rendement kan dan worden aangewend voor versterking van de reserves. Ten aanzien van de eerste doelstelling heeft het fonds besloten, het renterisico op de verplichtingen voor 80% (in plaats van 100%) af te dekken, inclusief het renterisico op de jaarlijkse premie. Als gevolg van een wijziging in de methode voor het berekenen van de waarde van de verplichtingen is een aanvullende randvoorwaarde gesteld. De randvoorwaarde is dat de renteafdekking op basis van de UFR niet groter mag zijn dan 105%. Door de huidige lage rente-omgeving geldt een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in marktrente termen wordt afgedekt. De looptijd van een deel van het vermogen wordt in overeenstemming gebracht met de looptijd van de Technische Voorzieningen. Dit gebeurt door gebruik te maken van Liability Driven Investments (LDI’s). Deze zijn ondergebracht in de zogenaamde Matching portefeuille. Het beleid van het bestuur is dat binnen de Matching portefeuille gestuurd wordt op een rente afdekking in een marktwaarde omgeving. Hierbij worden zowel de renteafdekking op basis van marktrente als de UFR wel strak gemonitord. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 7.3. Ten aanzien van de tweede doelstelling wordt een rendementsportefeuille gehanteerd waarin aandacht wordt gegeven aan allocaties en bandbreedtes betreffende: verdeling over beleggingscategorieën; valutabeleid; samenstelling vastrentende portefeuille; samenstelling aandelenportefeuille, inclusief grondstoffen. De uitwerking van de kaders rondom deze portefeuille is uitgewerkt in de paragrafen 7.2 en 7.3. De vastrentende portefeuille in de rendementsportefeuille maakt geen onderdeel uit van de matchingportefeuille. Het werkelijke afdekkingspercentage van de verplichtingen ligt hierdoor dus iets hoger. Het totale afdekkingspercentage wordt op kwartaalbasis wel berekend en gemonitord. Ten behoeve van het cashmanagementbeleid wordt er bij BNP Paribas een cashportefeuille aangehouden. De hoogte van het aan te houden bedrag wordt aan het begin van een jaar bepaald op basis van een jaarlijkse cashprognose. Gedurende een jaar wordt deze portefeuille gebruikt voor het doen van uitkeringen en betalen van kosten.
48
4
De beleggingscommissie ziet er met behulp van specifieke risicorapportages op maand- en kwartaalbasis op toe dat het geheel past binnen de risicopositie die het fonds zich kan veroorloven. Het bestuur wordt in de bestuursvergadering van de uitkomsten op de hoogte gesteld en indien daar aanleiding toe is gevraagd om een besluit te nemen. 7.2.
Strategisch beleid
Het bestuur stelt periodiek het strategisch beleid vast inclusief de verdeling van de portefeuille over de beleggingscategorieën aandelen (inclusief grondstoffen) en vastrentende waarden. Voor de onder 7.1 genoemde beleggingsdoelstelling van het strategisch beleggingbeleid wordt gebruik gemaakt van ALM-studies, continuïteitsanalyses en eventuele andere beleidsondersteunende studies. Om deze beleggingsdoelstelling te bereiken, kan het fonds gebruik maken van de volgende beleggingscategorieën, alle -met uitzondering van de cash - uitgevoerd met behulp van collectieve beleggingsinstrumenten:
vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven; aandelen; grondstoffen; rentederivaten (binnen de LDI fondsen mag gebruik worden gemaakt van rentederivaten om de duratie te verlengen); liquiditeiten.
Valuta vormen geen afzonderlijke beleggingscategorie. Om inhoud te kunnen geven aan het beleggingsbeleid zijn de rendements- en risicoverwachtingen van diverse beleggingscategorieën in de portefeuille met behulp van een risicomodel nader geanalyseerd. De eerder genoemde beleggingsdoelstelling dient te worden gerealiseerd met een verdeling over de hoofdcategorieën, zoals opgenomen in de beleggingsrichtlijnen van december 2014. In de onderstaande tabel zijn de beleggingscategorieën weergegeven. Ter beoordeling en bewaking van de uitvoering van het totale beleggingsbeleid is een strategische benchmark vastgesteld door het fonds. Deze is tevens in onderstaande tabel per beleggingscategorie aangegeven. De beleggingsportefeuille is verdeeld in een matching portefeuille, een rendementsportefeuille en een cashportefeuille. Er is geen vaste of gewenste verhouding tussen deze drie portefeuilles. Het zijn op zichzelf staande mandaten. Door marktontwikkelingen zal de waarde van de portefeuilles bewegen. De beleggingscommissie monitort de wegingen en adviseert het bestuur over mogelijke bijsturing. De matchingportefeuille betreft een passieve portefeuille die belegt in staatsobligaties en rentederivaten via LDI Pools en dient ter dekking van de nominale verplichtingen. In de matchingportefeuille wordt gebruikt gemaakt van leverage. Met een belegging in de LDI Pools kan een groter deel van het renterisico t.o.v. de verplichtingen worden afgedekt dan de marktwaarde van de LDI Pools: dit is de zogenaamde leverage. Teneinde de leverage in de LDI portefeuille te verminderen is een deel van de matching structuur belegd in een kortlopend staatsobligatiefonds. Dit is een actief beheerd fonds.
49
4
Binnen de rendementsportefeuille geeft de normweging de strategische weging weer. De bandbreedte geeft aan in welke mate de feitelijke beleggingen mogen afwijken van de strategische mix. Deze bandbreedtes vormen de tactische ruimte waarbinnen de vermogenssamenstelling mag bewegen als gevolg van marktbewegingen en het actieve beleid van de vermogensbeheerder. Indien als gevolg van (extreme) marktbewegingen de uitvoering van het vermogensbeheer niet conform de beleggingsrichtlijnen kan geschieden of geschiedt, zal de vermogensbeheerder in overleg met het fonds treden. In het kader van het beleggingsmandaat zal het bestuur bepalen op welke wijze aanpassingen plaatsvinden als de tactische ruimte c.q. de bandbreedte wordt overschreden bij dergelijke omstandigheden.
50
5
Beleggingscategorie
Normweging
Matching portefeuille**
N.v.t. Doel: N.v.t. Reduceren renterisico voor 80% (o.b.v. marktrente). Bandbreedte 7090. Er geldt momenteel een dynamisch beleid
Bandbreedte* Benchmark Er worden twee benchmarks gehanteerd: 1) Nominale verplichtingen benchmark 2) Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van het staatsobligatiefonds en LDI pools.
Rendementsportefeuille**
N.v.t. Doel: behalen van extra rendement
Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van de verschillende beleggingsfondsen
N.v.t.
Cashportefeuille
N.v.t. Doel: N.v.t. Voeren cashmanagement
Beleggingscategorie binnen rendementsportefeuille
Normweging *
Bandbreedte* Benchmark
Zakelijke waarden
54
44-64
Aandelen wereldwijd High Dividend
16
11-21
16% S&P High Income Equity World (hedged to euro) NR
Aandelen wereldwijd Low volatility Aandelen emerging markets
16
11-21
15
10-20
Grondstoffen
7,0
2-12
16% MSCI World Index (EUR) (NR) index 15% MSCI Emerging Markets (Free) (EUR) NR DJ UBS Commodity Index (RI)
Vastrentende waarden Credits (investment grade) (bedrijfsobligaties) Global High Yield (bedrijfsobligaties)
46 19,0
36-56 9-29
11,0
6-16
Emerging Markets Debts 11,0 6-16 (hard currency) (overheidsobligaties) Emerging Markets Debt 5,0 0-10 (local currency) (overheidsobligaties) Liquiditeiten 0,0 -2-5 * als percentage van de rendementsportefeuille. ** De verhouding bedraagt per 30 november 2014 70-30%
EONIA Overnight Index Average
24% Markit iBoxx Euro Liquid Corporate Bond Index BofA ML Non-Financial Dev Markets HY Constrained Index 14% JPM EMBI Global Div (hedged to euro) RI 6% JPM GBI-EM Global Diversified Composite (hedged to euro) (RI) Cash Index Eonia
De cashportefeuille betreft een portefeuille die is ingericht voor het voeren van cashmanagement voor pensioenuitkeringen. De middelen zijn belegd in een Geldmarkt beleggingsfonds (zie hoofdstuk 8.5). Door de huidige lage rente-omgeving geldt een dynamisch renteafdekkingsbeleid (zie hoofdstuk 7.3)
51
5
7.2.1. Prudent-person Het bestuur voert een strategisch beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudentperson regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten: het fonds doet de beleggingen in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun pensioengerechtigde nabestaanden; de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering; de activa worden naar behoren gediversificeerd; Indien sprake is van beleggingen in de werkgever worden deze beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel; ingeval de werkgever tot een groep behoort, worden beleggingen in de werkgever die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. 7.2.2. Aangaan van leningen Het fonds gaat geen leningen aan, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen, en treedt niet namens derde partijen op als garant. 7.3.
Matching portefeuille
7.3.1. Beleid Strategisch Het bestuur heeft in 2012 besloten de afdekking van het renterisico op de verplichtingen op marktrente te handhaven op 80%. De Nederlandsche Bank heeft de methode voor het berekenen van de waarde van de verplichtingen de afgelopen periode tweemaal gewijzigd vanwege uitzonderlijke marktomstandigheden. Eind 2011 heeft een eerste wijziging plaatsgevonden. Fondsen mochten hun verplichtingen berekenen op basis van de gemiddelde rente in de periode oktober tot en met december 2011 in plaats van op basis van de rentestand per eind december. Deze 3-maands middeling van de rente wordt nog steeds gehandhaafd. In september 2012 heeft De Nederlandsche Bank de methode wederom gewijzigd, daar de marktomstandigheden nog steeds uitzonderlijk waren. Deze wijziging was onderdeel van het Septemberpakket. De Nederlandsche Bank heeft de Ultimate Forward Rate (‘UFR’) geïntroduceerd. Dit is een risicovrije rekenrente voor langere looptijden. De mening bestaat dat rentes voor langere looptijden niet juist gewaardeerd worden vanwege onvoldoende transacties en waarvoor beperkte liquiditeit is in de markt. De Nederlandsche Bank heeft voor looptijden na 20 jaar bepaald dat de marktrente in 40 jaar toegroeit naar een vastgesteld renteniveau van 4,2%. De onderbouwing van de 4,2% is een historisch gemeten lange termijn inflatie van 2% en een verwachte reële rente van 2,2%. Door de introductie van de UFR wordt niet alleen gekeken naar de renteafdekking in marktwaarde termen (dus gebaseerd op de daadwerkelijke marktrente), maar eveneens naar de renteafdekking op basis van de UFR. Een renteafdekking groter dan 100% in UFR-termen betekent dat de dekkingsgraad een daling laat zien als de rente stijgt. Het bestuur heeft om die reden besloten de aanvullende randvoorwaarde vast te stellen en het rente afdekkingspercentage op basis van UFR te maximaliseren op 105% Tegelijkertijd heeft het bestuur maximale belangen in de langstlopende LDI pools vastgesteld. Dit in verband met de gewijzigde methode voor het waarderen van de verplichtingen, waarbij na een looptijd van 20 jaar gestaag toegroeit naar de stabiele forward rente van 4,2%. Dit betekent dat hoe langer de looptijd, hoe minder de daadwerkelijke marktrente meeweegt. Een volledige renteafdekking op de langere looptijden is niet langer nodig en gewenst.
52
5
Met de invoering van het nieuwe toetsingskader per 2015 wordt berekening van de rentecurve gewijzigd. De 3-maandsmiddeling van de rente komt te vervallen en de beleidsdekkingsgraad (gemiddelde maanddekkingsgraad over het afgelopen jaar) wordt geïntroduceerd. Dynamisch Per oktober 2014 is vanwege het huidige lage renteniveau een dynamisch renteafdekkingsbeleid ingevoerd. In het dynamische afdekkingsbeleid zijn ‘triggers’ ingebouwd voor het renteniveau. Op het moment dat er ‘trigger’niveaus worden bereikt, wordt een conferencecall voor de beleggingscommissie georganiseerd en kan worden besloten van het strategisch beleggingsbeleid af te wijken. De beleggingscommissie gebruikt hierbij de volgende richtlijnen voor het afdekkingspercentage: 30 jaars swaprente
>2,4
[2,4-2,2]
[2,2-2,0]
[2-1,8]
[1,8-1,6]
<1,6
Afdekkings %
80
75
70
65
60
60
Bandbreedten
[70,90]
[65,85]
[60,80]
[55,75]
[55,70]
[55,65]
Het dynamische renteafdekkingsbeleid is geen automatisme. In de conference call kan besloten worden hiervan af te wijken binnen de opgegeven bandbreedten, of daarbuiten na afstemming met het bestuur. Voor het dynamische renteafdekkingsbeleid wordt per kwartaal een separate monitoringrapportage opgesteld. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste renteafdekkingsregime met een rente-afdekking van 60% en bandbreedte 55% - 65%. 7.3.2. Implementatie De rente afdekking is gerealiseerd door gebruik te maken van ’een aantal LDI pools met verschillende looptijden en (Solution Sicav) en het ‘restricted’ euro staatsobligatie fonds van BNP. Met behulp van deze fondsen met verschillende looptijdklassen kan het renterisico van de verplichtingen gematched worden. De LDI fondsen van BNP beleggen in staatsobligaties in combinatie met Interest Rate Swaps (IRS) en rente futures. Door gebruik te maken van rentederivaten kan de LDI portefeuille kleiner zijn dan de af te dekken verplichtingen (zogenaamde leverage), maar dit wordt beperkt door tevens te beleggen in het staatsobligatiefonds waarin geen derivaten zijn opgenomen. Uit hoofde van de IRS-en ontvangt het fonds lange tot zeer lange termijn rente, terwijl korte rente betaald moet worden. Dit betekent dat het fonds voor een groot deel van de rendementsportefeuille en de staatsobligatieportefeuille binnen de matchingportefeuille moet streven naar een rente die hoger is dan de variabele rente die nodig is om het hefboomeffect te financieren. De minimale rating van het restricted staatsobligatiefonds is AAA, waarbij een belegging in obligaties in AA door een neerwaartse bijstelling gemaximeerd is. Zo is in 2012 het belang in Frankrijk ondanks de downgrade van AAA naar AA gehandhaafd. Het renteafdekkingspercentage wordt maandelijks gemonitord. Eenmaal per kwartaal wordt de renteafdekking aangepast aan de meest actuele nominale pensioenverplichtingen. Als de afdekking zich buiten de bandbreedten bevindt, zal met de beleggingscommissie worden overlegd over een herallocatie binnen de matching portefeuille.
53
5
7.4.
Rendementsportefeuille
In deze portefeuille worden alle beleggingscategorieën/producten opgenomen die beogen additioneel rendement te behalen. Het fonds heeft gekozen voor een portefeuille met exposure naar verschillende deelmarkten binnen aandelen (global en emerging markets), verschillende deelmarkten binnen vastrentende waarden (credits, high yield en emerging market debt) en grondstoffen. Tussen de verschillende beleggingscategorieën wordt tactisch allocatiebeleid gevoerd om waarde toe te voegen. Het doel van de grote spreiding binnen deze portefeuille is het risico te verminderen. Alle beleggingsfondsen, met uitzondering van bedrijfsobligaties met een goede kredietwaardigheid (investment grade) en aandelen van opkomende markten, worden actief beheerd. Dit betekent dat de vermogensbeheerder binnen de fondsen actief mag afwijken van de benchmark om waarde toe te voegen. De mate van actief beheer wordt bepaald door het risicobudget dat het bestuur heeft meegegeven. De creditportefeuille wordt sinds eind 2010 passief beheerd. De portefeuille aandelen opkomende markten wordt vanaf 1 april 2014 passief beheerd. De beleggingscommissie ziet er met behulp van specifieke risicorapportages op maand- en kwartaalbasis op toe dat het geheel past binnen de risicopositie die het fonds zich kan veroorloven. Het bestuur wordt in de bestuursvergadering van de uitkomsten op de hoogte gesteld. 7.5.
Cashportefeuille
De middelen in de cashportefeuille zijn geheel belegd in een geldmarktfonds van de vermogensbeheerder. Dit fonds heeft als doelstelling het verzekeren van een dagelijkse hoeveelheid liquiditeiten en het behoud van de hoofdsom ten einde de belegger een optimaal rendement te bezorgen. Het fonds belegt in een gespreide portefeuille van geldmarktinstrumenten, in kortlopende obligaties en liquiditeiten. 7.6.
Opzet resultaatsevaluatie (rapportage en performancemeting)
De vermogensbeheerder rapporteert per maand over de performance en de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de positie van de portefeuille ten opzichte van de afgesproken benchmark. De beleggingscommissie toetst deze rapportages aan de beleggingsrichtlijnen en rapporteert haar bevindingen via de maandelijkse risicomonitor aan het bestuur. Tijdens de kwartaalvergadering van de beleggingscommissie doet de vermogensbeheerder, indien gewenst, verslag van het door hen over het afgelopen kwartaal gevoerde beheer. 7.7.
Verklaring inzake beleggingsbeginselen
Het bestuur stelt een verklaring inzake beleggingsbeginselen op. Deze is opgenomen in bijlage X bij deze nota. 7.8.
Beleggingsbeleid Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module
Het fonds heeft de individuele beleggingsadministratie van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module tot 1 juni 2012 ondergebracht bij Robeco (in het product Flexioen). Begin 2012 heeft het bestuur besloten de regelingen onder te brengen bij ING Asset Management B.V. In het kader van de invoering van de PW en de hieruit voortvloeiende zorgplicht heeft ING AM MijnPensioen ontwikkeld. MijnPensioen zorgt ervoor dat standaard de premies worden belegd in
54
5
leeftijdsgerelateerde life cycle mixen, die zijn vastgesteld door het bestuur van het fonds. Het fonds heeft hier keuze uit een defensieve, neutrale of offensieve life cycle. Deze life cycles zijn dusdanig opgesteld dat naarmate de leeftijd van de deelnemer hoger en de beleggingshorizon tot aan de pensioendatum korter wordt, de beleggings- en renterisico’s telkens verder worden beperkt. De samenstelling van de life cycle mixen wordt periodiek bekeken en opnieuw vastgesteld aan de hand van ontwikkelingen in de markt, wet- en regelgeving en performance. De default beleggingsoptie binnen MijnPensioen, waarbij ook de opgebouwde beleggingsportefeuille jaarlijks automatisch in overeenstemming wordt gebracht met de voor de deelnemer geldende beleggingsmix, wordt Life Cycle Mix genoemd. De deelnemer kan kiezen voor de defensieve, neutrale of offensieve Life Cycle. Indien de deelnemer zelf de keuze niet maakt, zal de premie worden belegt in de Life Cycle Mix Neutraal. De deelnemer heeft bij deze beleggingsoptie geen enkel omkijken naar de beleggingen. Naast de keuze voor de default Life Cycle heeft de deelnemer de mogelijkheid om te kiezen voor de volgende beleggingsopties: Eigen Verdeling en Sparen: de deelnemer belegt in de beleggingsfondsen die ook in de Life Cycle zijn opgenomen, maar bepaalt zelf de verdeelsleutel. De deelnemer kan de premies ook op een spaarrekening zetten. Vrije Keus: de deelnemer kan zelf beslissen hoe de premies te beleggen, waarbij de mogelijkheid bestaat ook niet-ING fondsen te kiezen. Het bestuur besluit welke ING en nietING fondsen in aanmerking komen. Het bestuur heeft getoetst dat de beheersmaatregelen ten aanzien van de service niveaus voldoen aan de eisen van zorgplicht zoals opgenomen in de Pensioenwet. Deelnemers die kiezen voor serviceniveau Vrije Keus hebben allen een individueel beleggingsprofiel ingevuld. Jaarlijks toetst ING AM het door de deelnemer gekozen beleggingsbeleid aan het ingevulde beleggingsprofiel en informeert de deelnemer over eventuele afwijkingen. Het is echter aan de deelnemer te beslissen het beleggingsbeleid aan te passen. Onderdeel van de site van Mijn Pensioen is de Zorgplichtmodule. In deze module worden deelnemers in een aantal stappen geïnformeerd over wat beleggen voor hun pensioen inhoudt, welke risico’s zij lopen en hoe een beleggingsportefeuille die aansluit bij het risicoprofiel opgebouwd kan worden. Elke deelnemer doorloopt verplicht de Zorgplichtmodule. Heeft de deelnemer na het doorlopen van de Zorgplichtmodule gekozen voor een bepaalde wijze van beleggen, dan ondersteunt de module bij het regelmatig controleren van het risicoprofiel en de wijze van beleggen. Is het risicoprofiel verouderd of sluiten de beleggingen niet meer aan bij de adviesmix, passend bij het risicoprofiel en de beleggingshorizon, dan krijgt de deelnemer een waarschuwingsmelding. De deelnemer kan dan via de Zorgplichtmodule zelf actie ondernemen.
55
5
8.
Financiële sturingsmiddelen
Indien het bestuur een herstelplan moet maken, kan het daartoe sturingsmiddelen inzetten. De voor het fonds belangrijkste sturingsmiddelen zijn: het premiebeleid (zie hoofdstuk 7.6);
Het fonds is een jong fonds: er is sprake van een sterke groei van de Technische Voorzieningen (van circa 108 mln. euro in 2010 naar circa 578 mln. euro in 2025). De premie loopt op van circa 10 mln. euro in 2010 tot ca.30 mln. euro in 2025. Gesteld kan worden dat het fonds een sterk premiestuur heeft; het beleggingsbeleid (zie hoofdstuk 8); De verschuldigde premie zoals gedefinieerd in de uitvoeringsovereenkomst wordt jaarlijks vastgesteld en is gelijk aan de kostendekkende premie in enig jaar. Gegeven de verschuldigde premie is het beleggingsbeleid afgestemd op de uitkomsten van de ALM-studie, die in bijlage VIII zijn opgenomen.
Het bestuur kan in het uiterste geval overgaan tot het verminderen van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 134 van de PW (zie ook hoofdstuk 5.4.). Periodieke toetsing De toets in hoeverre het gevoerde beleid tot het gewenste resultaat leidt vindt per maand plaats aan de hand van de door het fonds en zijn adviseurs uitgebrachte rapportages. Jaarlijks zal het bestuur in ieder geval toetsen of het voldoet aan de in hoofdstuk 7.4 en bijlage VI bij deze nota genoemde grenzen voor het MVEV en VEV. Bijlage VI bevat een specificatie van de meest recente uitwerking van het VEV. Daarnaast wordt maandelijks op basis van een schatting van de Technische Voorzieningen door het bestuur gevolgd hoe het verloop van de dekkingsgraad en daarmee de financiële positie van het fonds zich ontwikkelt. Rapportages over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en over de beleggingsresultaten vinden per maand plaats. De beleggingscommissie analyseert minimaal ieder kwartaal de bevindingen en adviseert het bestuur tot bijstelling indien daar aanleiding voor is. Op basis van de ontwikkeling van de uitkomsten in de loop der jaren kan bijstelling van het beleid of de invulling daarvan plaatsvinden. Ondertekening Het bestuur van het pensioenfonds heeft deze abtn op 29 januari 2015 vastgesteld. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Voorzitter
J.M. Negro
Secretaris
C.M.A. Merison
56
5
9.
Bijlagen
Bijlage I Lijst met afkortingen Abtn
: actuariële en bedrijfstechnische nota
ALM
: Asset Liability Management
AZL
: AZL N.V. en Stichting AZL samenwerkende pensioenfondsen
CBA
: Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.
CBS
: Centraal Bureau voor de Statistiek
FTK
: Financieel toetsingskader pensioenfondsen
ING AM
: ING Asset Management B.V.
LDI
: Liability Driven Investment
MVEV
: Minimaal Vereist Eigen Vermogen
PW
: Pensioenwet
RTS
: rentetermijnstructuur
SLA
: Service Level Agreement
TV
: Technische Voorzieningen
UPO
: Uniform Pensioenoverzicht
VEV
: Vereist Eigen Vermogen
WIA
: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
57
5
Bijlage II Actuariële grondslagen en veronderstellingen Financieringsmethodiek
Sterftegrondslagen (ultimo 2008)
Stortingskoopsommen (dit betekent dat de netto Technische Voorzieningen op elk moment gelijk is aan de contante waarde van de verkregen pensioenaanspraken). AG prognosetafel 2014-2064, op 31 december 2014 is het startjaar 2015, met correctietabel “Hoog” (leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren op basis van gewogen gemiddelde inkomensniveau van het fonds)
Leeftijdsverschil man - vrouw
3 jaar
Huwelijksfrequenties (van toepassing bij de berekening van de Technische Voorzieningen voor uitgesteld partnerpensioen voor actieve deelnemers en slapers) Rekenrente
Partnerfrequentie van 1.
Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten Opslag voor excassokosten
De rentetermijnstructuur zoals die door DNB wordt gepubliceerd (DNB-RTS). Opslag van 5% op de voorziening van uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen. De contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw is voor 100% opgenomen in de Technische Voorzieningen. 1,5% t/m boekjaar 2012 2,0% vanaf boekjaar 2013 (onderdeel van de voorziening).
58
5
Bijlage III
Bestuurssamenstelling en organisatiestructuur (1 januari 2015)
Samenstelling bestuur Werkgeversdelegatie: De heer J.M. Negro (voorzitter, tevens lid DB) De heer B.C. Broecks (penningmeester) vacature Werknemersdelegatie: De heer R. Voorhaar (bestuurslid) vacature Vertegenwoordiger pensioengerechtigde: De heer C.M.A. Merison (bestuurslid, tevens ad-interim lid DB) Extern bestuursbureau Montae Bestuurscentrum B.V. (Montae) De eerste overeenkomst tussen het fonds en Montae is gesloten op 8 januari 2008 en gewijzigd op 1 november 2009. Met ingang van 1 januari 2012 hebben het fonds en Montae een nieuwe overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is per 1 januari 2014 vernieuwd voor de duur van 3 jaar en een opzegtermijn van zes maanden. Ieder jaar in september of oktober evalueren partijen de overeenkomst naar aanleiding van werkzaamheden in het voorgaande jaar. Samenstelling beleggingscommissie De heer J. Negro (namens bestuur) De heer R. Voorhaar (namens bestuur) De heer B.C. Broecks (namens het bestuur) De heer H. van Cappelleveen (adviseur) De heer D. Richert (Mercer Investment Consulting) (adviseur) Mevrouw Y. Hellegers (Montae Bestuurscentrum, tevens operationele ondersteuning) Samenstelling communicatiecommissie: De heer C.M.A. Merison (namens bestuur) Mevrouw K. Vriend (Montae, tevens operationele ondersteuning) Samenstelling risicomanagementcommissie:De heer R. Voorhaar (namens bestuur) De heer C. Merison (namens bestuur) De heer P. van Schijndel (Montae) Samenstelling verantwoordingsorgaan: De heer M. Mol (namens de deelnemers) Mevrouw D.C. Groen (namens deelnemers) De heer W. Jans (namens deelnemers) De heer F.H.V. Naron (namens de deelnemers) De heer G.F.M. Holtmaat (namens deelnemers) De heer J. Zandstra (namens de pensioengerechtigden) De heer H.T.E. Kemperman (namens deelnemers) Mevrouw E. Minnesma (namens werkgever). Samenstelling visitatiecommissie:
59
5
De samenstelling van de visitatiecommissie heeft een ad hoc karakter. In 2015 wordt weer een visitatie uitgevoerd. Eerdere visitaties zijn uitgevoerd door visiteurs van Stichting ITP. Over de samenstelling van de visitatiecommissie voor 2015 wordt aan het verantwoordingsorgaan advies gevraagd. Pensioenadministrateur AZL N.V. De overeenkomst tussen het fonds en AZL is gesloten op 1 januari 2012 en is aangegaan voor de duur van vijf jaren, derhalve tot en met 31 december 2016. De Overeenkomst zal vervolgens met een termijn van vijf jaren worden verlengd, behoudens schriftelijke en aangetekende opzegging door één der partijen met inachtneming van een termijn van tenminste 12 kalendermaanden. AZL zal in het laatste kwartaal van het 4e contractjaar met het Fonds in overleg treden over de voorwaarden en financiële condities voor de contractverlenging over de periode 2017 t/m 2022. Vermogensbeheerder/beleggingsadministrateur BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V. (de vermogensbeheerder). De overeenkomst tussen het fonds en de vermogensbeheerder is gesloten op 1 augustus 2006 en is gewijzigd per 15 september 2011. De overeenkomst en de beleggingsrichtlijnen zijn laatstelijk gewijzigd in december 2014. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan en kan te allen tijde worden opgezegd bij aangetekend schrijven. Met Vanquard, BlackRock en Oaktree Capital wordt gewerkt op basis van een application-form. Vermogensbeheerder/beleggingsadministrateur Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module ING Asset Management B.V. De overeenkomst tussen het fonds en ING AM is gesloten op 1 juni 2012. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan en is direct opzegbaar met een opzegtermijn van zes maanden voor het fonds en 12 maanden voor ING. De overeenkomst eindigt dan per de laatste dag van de zesde respectievelijk twaalfde kalendermaand van ontvangst van de opzegging door de wederpartij. Herverzekeraar Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. Deze overeenkomst is gesloten op 1 januari 2012 en heeft een looptijd van vijf jaar en loopt tot en met 31 december 2016. Op grond van bepaalde omstandigheden zoals deze in de overeenkomst zijn opgenomen kunnen partijen de overeenkomst tussentijds opzeggen. De beleggingsadviseur van de beleggingscommissie De beleggingsadviseurs van de beleggingscommissie zijn: Mercer Investment Consulting - de heer D. Richert De overeenkomst tussen het fonds en Mercer Investment Consulting maakt onderdeel uit van de overeenkomst met Mercer (Nederland) B.V. de heer H. van Cappelleveen; Adviserend actuaris Mercer (Nederland) B.V. – de heer M. de Wit AAG De overeenkomst tussen het fonds en Mercer is in 2009 definitief opgesteld. De opzegtermijn is één maand.
60
6
Certificerend actuaris AonHewitt, A. den Hartogh AAG. Het fonds heeft AonHewitt voor het eerst over 2009 (toen nog Hewitt Associates B.V.) opdracht gegeven tot certificering van het jaarwerk. Jaarlijks worden opdrachten conform een opdrachtbrief verstrekt. Accountant KPMG Accountants N.V. - de heer J. Van Kleef RA Opdrachten worden conform een opdrachtbrief verstrekt. De opdrachtbrief heeft een looptijd van een jaar. Compliance officer De heer drs. J. de Graaf RA (Cijf’rs) is op 1 september 2009 door het bestuur benoemd als compliance officer van het fonds. De werkzaamheden zijn vastgelegd in een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Er geldt een opzegtermijn van twee maanden.
61
6
Bijlage IV
Parameters berekening marktwaarde-voorziening en beleidsgrenzen
Voor het bepalen van de voorzieningen op marktwaarde wordt uitgegaan van de door de DNB uitgegeven rentetermijnstructuur (RTS). Deze is per 31 december 2012 Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
1
0,351%
16
2,259%
31
2,674%
46
3,112%
2
0,413%
17
2,288%
32
2,710%
47
3,134%
3
0,524%
18
2,315%
33
2,745%
48
3,155%
4
0,690%
19
2,338%
34
2,779%
49
3,176%
5
0,884%
20
2,359%
35
2,812%
50
3,195%
6
1,085%
21
2,373%
36
2,844%
51
3,215%
7
1,275%
22
2,393%
37
2,875%
52
3,233%
8
1,449%
23
2,418%
38
2,905%
53
3,251%
9
1,605%
24
2,446%
39
2,934%
54
3,268%
10
1,741%
25
2,477%
40
2,961%
55
3,285%
11
1,872%
26
2,507%
41
2,989%
56
3,301%
12
1,981%
27
2,539%
42
3,015%
57
3,316%
13
2,075%
28
2,571%
43
3,041%
58
3,331%
14
2,155%
29
2,604%
44
3,066%
59
3,346%
15
2,225%
30
2,637%
45
3,089%
60
3,360%
De beleidsgrenzen worden jaarlijks vastgesteld. Uiterlijk op 1 mei 2014, na vaststelling van het jaarwerk, zullen de eventuele wijzigingen in de abtn worden bijgewerkt. Per 31 december 2013 is de RTS: Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
1
0,379%
16
2,656%
31
3,002%
46
3,332%
2
0,504%
17
2,689%
32
3,028%
47
3,349%
3
0,688%
18
2,719%
33
3,053%
48
3,365%
4
0,927%
19
2,746%
34
3,078%
49
3,382%
5
1,772%
20
2,770%
35
3,103%
50
3,397%
6
1,407%
21
2,780%
36
3,126%
51
3,412%
7
1,609%
22
2,795%
37
3,150%
52
3,427%
8
1,796%
23
2,814%
38
3,172%
53
3,441%
9
1,966%
24
2,836%
39
3,194%
54
3,454%
10
2,121%
25
2,860%
40
3,216%
55
3,468%
11
2,256%
26
2,881%
41
3,237%
56
3,481%
12
2,368%
27
2,903%
42
3,257%
57
3,493%
13
2,464%
28
2,927%
43
3,276%
58
3,505%
14
2,547%
29
2,951%
44
3,295%
59
3,517%
15
2,618%
30
2,976%
45
3,314%
60
3,528%
Per 31 december 2014 is de RTS:
62
6
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
Looptijd
RTS
1
0,181%
16
1,498%
31
2,145%
46
2,712%
2
0,207%
17
1,545%
32
2,190%
47
2,741%
3
0,255%
18
1,587%
33
2,235%
48
2,769%
4
0,330%
19
1,624%
34
2,279%
49
2,796%
5
0,424%
20
1,657%
35
2,321%
50
2,823%
6
0,533%
21
1,689%
36
2,362%
51
2,848%
7
0,654%
22
1,728%
37
2,403%
52
2,873%
8
0,780%
23
1,770%
38
2,442%
53
2,897%
9
0,906%
24
1,816%
39
2,479%
54
2,921%
10
1,022%
25
1,864%
40
2,516%
55
2,943%
11
1,132%
26
1,910%
41
2,551%
56
2,965%
12
1,223%
27
1,957%
42
2,585%
57
2,986%
13
1,308%
28
2,004%
43
2,618%
58
3,007%
14
1,381%
29
2,052%
44
2,650%
59
3,027%
15
1,445%
30
2,099%
45
2,682%
60
3,046%
63
6
Bijlage V
Uitwerking kostendekkende premie
In onderstaande tabel is de kostendekkende premie in duizenden euro’s weergegeven. De kostendekkende premie voor 2013 is berekend aan de hand van de rentetermijnstructuur ultimo 2012.
Boekjaar 2013
Bedrag (duizenden euro’s)
Opbouw kostendekkende premie a. onvoorwaardelijke onderdelen
20.440
b. opslag solvabiliteit
1.186
c. kostenopslag
1.230
Zuivere kostendekkende premie Feitelijk ontvangen premie
22.856 22.892
64
6
Bijlage VI
Uitwerking Vereist Eigen Vermogen
De systematiek voor de vaststelling van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) staat beschreven in de 'Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling' en het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen zoals laatstelijk gewijzigd op 23 december 2010. Het VEV is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het fonds. In die evenwichtsituatie is het vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de Technische Voorzieningen voor de pensioenverplichtingen. Voor een zestal risicofactoren moet het effect gemeten worden van een onmiddellijke verandering op het vermogen, en wel op de volgende manier:
renterisico (S1)
Voor de vaststelling van het renterisico worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de technische voorziening voor risico fonds. Het renterisico is gelijk aan het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente(termijnstructuur) volgens een vastgestelde tabel. Doorgaans zal een rentedaling het meest ongunstig zijn. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de voorziening en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze effecten geeft het renterisico weer. De vastgestelde tabel geeft ook factoren voor een rentestijging, mocht dit het meest ongunstig zijn.
zakelijke waarden risico (S2)
Het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de benchmark voor aandelen met 25% voor beursgenoteerde aandelen in ontwikkelde markten, met 35% voor emerging markets en met 30% voor private equity, en een daling van de benchmark voor direct vastgoed met 15% en indirect vastgoed met 25%. Tussen de hier onderscheiden risico's wordt een correlatie van 0,75 gehanteerd.
valutarisico (S3)
Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20%.
commodities risico (S4)
Het effect van een daling van de benchmark voor commodities met 30%.
kredietrisico (S5)
Het kredietrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de gewogen gemiddelde rentemarge (creditspread) voor het kredietrisico van het fonds met 40%. De gewogen gemiddelde rentemarge wordt bepaald op basis van de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen.
verzekeringstechnisch risico (S6)
De verzekeringstechnische risico's betreffen drie risicofactoren die verband houden met sterfte. Het procesrisico, TSO en NSA bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De risicofactoren TSO en NSA houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. De effecten S1 tot en met S6 worden gecombineerd aan de hand van onderstaande formule:
65
6
Totaal =
(S12 S 2 2 2 * 0,50 * S1 * S 2 S 3 2 S 4 2 S5 2 S 6 2 )
Daarbij geeft de waarde 0,50 de correlatie weer tussen de effecten van het renterisico en het zakelijke waarden risico. Voor alle overige onderlinge verbanden zijn de correlaties gelijk aan nul gezet. Op deze wijze is diversificatie tussen verschillende risicofactoren, dat wil zeggen dat niet alle risico´s gelijktijdig optreden, meegenomen in de formule. De evenwichtssituatie is de situatie waarin het aanwezige vermogen (bij benadering) gelijk is aan het VEV. Het VEV is gelijk aan de uitkomst van de wortelformule. Volgens de standaardmethode van toetsing is sprake van voldoende vermogen ten opzichte van het VEV indien het aanwezige vermogen groter is dan de uitkomst van de wortelformule. Per 31 december 2013 leidt bovenstaande formule tot de volgende uitkomsten:
S-jes formule
Bedrag bij strategische beleggingsmix (duizenden euro's
Bedrag bij huidige beleggingsmix (duizenden euro's)
S1: renterisico
3.126
5.439
S2: zakelijke waarden risico
8.918
8.405
S3: valutarisico
6.159
4.347
S4: commodities risico
1.506
1.399
S5: kredietrisico
1.890
2.191
S6: verzekeringstechnisch risico
7.058
7.058
14.518
14.880
177.553
177.553
8,2%
8,4%
Vereist Eigen Vermogen Technische Voorzieningen ultimo december 2013 Percentage
66
6
Bijlage VII
Organisatie en verantwoordelijkheidsstructuur beleggingsbeleid
Organisatie Teneinde de besluitvorming rond het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan effectief en transparant te laten verlopen, geldt de volgende organisatie- en verantwoordelijkheidsstructuur. Bij de beleggingen van het fonds zijn de volgende partijen betrokken: het bestuur van het fonds;
de beleggingscommissie en adviseurs van het fonds; de bewaarnemer, performance meter en administrateur van het fonds; de accountant; de actuaris; de vermogensbeheerder(s).
Het bestuur stelt op basis van ALM-studies en continuïteitsanalyses de strategische beleggingsdoelstelling vast, weergegeven door een (nominale) verplichtingen benchmark met een outperformance doelstelling en een daarbij behorende tracking error. Het bestuur delegeert zijn beleidsvoorbereidende en uitvoerende taken met betrekking tot de beleggingen. Het bestuur stelt daartoe een beleggingscommissie in en benoemt de leden van de commissie. Eén van deze leden fungeert als voorzitter van de beleggingscommissie. De beleggingscommissie draagt zorg voor het feitelijk (doen) beheren van het vermogen van het fonds. Daartoe geeft de beleggingscommissie een nadere invulling aan het beleggingsbeleid en bewaakt dit binnen de doelstelling die door het bestuur is gegeven. De beleggingscommissie bereidt tevens voorstellen voor aangaande wijziging van de beleggingsdoelstelling en het strategische beleid ten behoeve van het bestuur. De beleggingscommissie is verantwoording verschuldigd aan het bestuur. De beleggingscommissie kan zich bij de uitvoering van de aan haar gedelegeerde bevoegdheden laten adviseren door een of meerdere investment consultants. Het dagelijkse beheer van de portefeuille wordt na besluitvorming hierover in het bestuur op advies van de beleggingscommissie uitbesteed aan (de) gespecialiseerde vermogensbeheerder(s). De administratie van en rapportage over de beleggingen is uitbesteed aan de bewaarnemer, die tevens zorg draagt voor de performance meting.
67
6
Verantwoordelijkheidsstructuur beleggingsproces Het bestuur van de stichting Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor: 1. Het (periodiek) vaststellen van de beleggingsdoelstellingen in relatie tot het premie- en toeslagbeleid, afgeleid uit de beleidskeuzematrix en (periodiek) vertaald naar een strategisch beleggingsraamwerk. In dit beleggingsraamwerk zijn opgenomen de normallocaties en bandbreedtes voor de gebruikte beleggingscategorieën en, indien van toepassing, geografische en/of valutaire onderverdeling van deze beleggingscategorieën, alsmede het vaststellen van de te gebruiken instrumenten en/of technieken. Dit alles binnen het (wettelijk) kader van het sinds 1 januari 2007 van kracht geworden FTK (Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen); 2. Het minimaal eenmaal per jaar aan de hand van de notulen van de beleggingscommissievergadering en/of een specifieke presentatie evalueren van (de uitvoering van) het beleggingsbeleid; 3. Het na afloop van het boekjaar besluiten ten aanzien van decharge van de beleggingscommissie; 4. De benoeming van de leden van de beleggingscommissie, met vertegenwoordigers van de werkgever en werknemers, en haar voorzitter; 5. Het steeds compleet ingevuld zijn van de beleggingscommissie en het toezien op een goed functioneren van deze commissie; 6. De selectie en benoeming van de administrateur, de accountant, de actuaris (en mogelijk de beleggingsadviseur van het bestuur); 7. Het periodiek vaststellen van dit document en het accorderen van wijzigingen daarin. De beleggingscommissie van het fonds De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor en rapporteert aan het bestuur van het fonds over: 1. Het voorbereiden van de vaststelling van (en van wijzigingen in) het beleggingsraamwerk door het bestuur met inachtneming van de relevante (beleggings)richtlijnen die door de toezichthouder zijn gesteld en in relatie tot de verplichtingen. 2. Het erop toezien dat de strategische benchmark geschikt is om de beleggingsdoelstellingen van het fonds te realiseren; 3. Het zorgdragen voor de uitvoering van het beleid en het zodanig bewaken van de uitvoering van het vermogensbeheer, dat de beleggingen vallen binnen het kader dat door het bestuur is vastgesteld; 4. Het op basis van de strategische benchmark definiëren van beleggingsmandaten en benchmarks voor te onderscheiden portefeuilles en/of beleggingsfondsen; 5. Het beoordelen van (de consistentie van) het door de aangestelde beheerders gevoerde beleggingsbeleid, in het bijzonder ten aanzien van allocatie en selectie, in het licht van de marktontwikkelingen en de beleggingsbenadering van de betrokken vermogensbeheerders; 6. Het (zorgdragen voor het) vaststellen van de beleggingsresultaten van zowel het totaal der beleggingen als van dat der deelportefeuilles ten opzichte van de vastgestelde benchmarks; 7. Het erop toezien dat de commissie en het bestuur adequate rapportages ontvangen over de ontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen; 8. Het namens het bestuur op kwartaalbasis rapporteren aan DNB met betrekking tot de beleggingen op de daarvoor voorgeschreven wijze. De uitvoering hiervan is opgedragen aan AZL en is als zodanig vastgelegd in de administratieovereenkomst tussen het fonds en AZL;
68
6
9. Het (schriftelijk dan wel mondeling) rapporteren per jaar of zoveel vaker als ontwikkelingen dit naar het oordeel van de voorzitter wenselijk maken aan het bestuur over alle relevante zaken. In het bijzonder (de evaluatie van) de behaalde rendementen en de conclusies of maatregelen die daaruit voortvloeien, de initiatieven in het beleggingsbeleid die binnen het raamwerk zijn genomen en eventuele knelpunten die in de afgelopen periode bij de werkzaamheden van de commissie naar voren zijn gekomen; 10. Het produceren van de beleggingscomponent van het jaarverslag. Dit wordt afgestemd met de overige betrokkenen; 11. Het beheren van de geldrekeningen van het fonds; 12. Het voorbereiden van specifieke voorstellen aan het bestuur als dat daarom vraagt; 13. Het voorbereiden van voorstellen aan het bestuur tot wijzigingen van dit document; 14. Het beheersen en monitoren van de financiële risico’s en hierover rapporteren aan het bestuur. De bewaarnemer, performance meter en administrateur van het fonds Met betrekking tot de beleggingen van het fonds is de bewaarnemer ten opzichte van het bestuur verantwoordelijk voor: 1. Het in bewaring houden van de activa van het fonds; 2. Het afwikkelen (settlement) van de transacties; 3. Het tijdig inzamelen van dividenden en rentecoupons, het verwerken van ‘corporate actions’ alsmede het terugvorderen van dividendbelasting in alle delen van de wereld waar het fonds (direct) belegt voor zover er sprake is van beleggingen in obligaties en dividendgevende aandelen. Momenteel houdt het pensioenfonds alleen belangen in beleggingsfondsen aan, waardoor dit niet van toepassing is. De vermogensbeheerder verzorgt de volgende zaken: 1. Het monitoren van de in de vermogensbeheerovereenkomst vastgelegde wegingen en bandbreedtes en de beleggingscommissie op de hoogte brengen wanneer schendingen van deze regels voorkomen; 2. Het zorg dragen voor een juiste reconciliatie tussen de waarde van de beleggingen zoals gerapporteerd door de vermogensbeheerder(s) en de waarde zoals berekend door de bewaarnemer; 3. Het, op maandbasis, aanleveren van een (geconsolideerd) performance rapport dat voldoet aan de te stellen eisen met betrekking tot volledigheid, consistentie en tijdigheid; 4. Het ervoor zorg dragen dat namens het bestuur op kwartaalbasis wordt gerapporteerd aan DNB met betrekking tot de beleggingen op de daarvoor voorgeschreven wijze en binnen de door DNB gestelde termijn; 5. Het voeren van de beleggingsadministratie van het, waaronder financiële rapportering naar DNB; 6. Het voeren van de (geconsolideerde) financiële administratie van het fonds, mede met het oog op het gereed maken van het jaarverslag van het fonds; 7. Het uitvoeren van specifieke opdrachten van de beleggingscommissie of het bestuur. De accountant De accountant is ten opzichte van het bestuur verantwoordelijk voor: 1. De controle op de jaarrekening van het fonds; 2. Het toezien op een adequate procesvoering in het kader van het opleveren van de administratie van de beleggingen door de aangestelde financiële administrateur.
69
6
De actuaris De actuaris van het fonds is ten opzichte van het bestuur verantwoordelijk voor: het accorderen van de veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkeling van de populatie en de verplichtingen die ten grondslag liggen aan de van tijd tot tijd uit te voeren ALM studies over het fonds en zijn beleggingsbeleid. De vermogensbeheerder Elke vermogensbeheerder is ten opzichte van het bestuur verantwoordelijk voor: 1. Het door middel van aan- en verkopen van effecten behalen van een optimaal beleggingsrendement binnen het mandaat en het overeengekomen stelsel van richtlijnen; 2.
Het doen van verslag aan de beleggingscommissie omtrent het gevoerde beheer, de behaalde resultaten en de beleggingsvisie;
3.
Het onderhouden van een goede communicatie met de bewaarnemer ten aanzien van de stukken waarin door de vermogensbeheerder wordt gehandeld;
4.
Het verschaffen van de benodigde informatie aan de bewaarnemer c.q. financieel administrateur en beleggingsadviseur betreffende portefeuille overzichten en -transacties, teneinde een accurate boekhouding en juiste en volledige rapportages van het fonds te verzekeren.
70
7
Stroomschema van aansturing en rapportage
Bestuur Jaarverslag
Beleggingscommissie / Beleggingsadviseur / Adviserend Actuaris
Beheerders/
Bewaarnemers
DNB / AFM
Pensioenadministratie
Externe accountant
Beleggingsadministratie
Primaire input / Reporting Bewaking / aansturing
71
7
Bijlage VIII
De uitkomsten van prognoses en/of ALM-studie
In april 2011 is een ALM-studie uitgevoerd. In november is een update van deze studie uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met de toetreding van Abbott Healthcare deelnemers per 1-1-2012. De belangrijkste conclusie luidde dat de kans op en de omvang van het reservetekort relatief hoog waren. Deze uitkomsten zijn in 2012 gebruikt, uitgaande van het algemene beleidsuitgangspunt (paragraaf 1.4), voor de vaststelling van de risicohouding van het fonds en de werkgever. Voor het beleggingsbeleid gelden de volgende uitgangspunten: 1. Indexatie van opgebouwde pensioenaanspraken is geen sturingselement in het beleid van het pensioenfonds. 2. Een bijstorting door de werkgever bij een te lage dekkingsgraad aan de orde kan zijn.
Aannames demografie Het startpunt voor het uitvoeren van de prognose is het deelnemersbestand per 31 december 2010 inclusief de deelnemers van Abbott Healthcare. De pensioenlasten worden berekend op basis van de gegevens van dat deelnemersbestand (leeftijd, dienstjaren, salaris, et cetera). De samenstelling van het deelnemersbestand zal in de komende jaren veranderen. Er kunnen groepen deelnemers toetreden tot de populatie zoals Abbott Healthcare maar daarnaast veranderen deelnemers van baan, gaan zij met pensioen of komen zij te overlijden en treden er nieuwe deelnemers toe.
72
7
Aantal deelnemers
Arbeidsongeschiktheidskansen
Vertrek
Toetreding
Het aantal actieve deelnemers groeit met 3% per jaar. zie onderstaande tabel.
73
7
Waardeoverdrachten
De effecten van individuele inkomende en uitgaande waardeoverdrachten zijn per saldo nihil verondersteld.
Algemene loonronde Individuele promoties
3,5% 0%
Intredersloon
Nieuwe deelnemers hebben het gemiddelde salaris van de reeds actieve deelnemers van dezelfde leeftijd.
Verhouding man / vrouw
De verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen onder de toetredingen is gelijk aan de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen van de huidige deelnemers.
Aannames economie Informatie ten aanzien van rendementsverwachtingen en inflatieverwachtingen kan worden ontleend aan de financiële markten. In deze opzet zijn de rendementen en inflatie geënt de situatie per 30 september 2011.
74
7
Resultaten ALM studie: Aan de hand van de doelstellingen van het fonds is het niveau van een streefgrens gekoppeld aan het verkleinen van de te verwachten toekomstige bijstortingen. Bij het bepalen van een streefgrens wordt gekeken naar de maximale hoogte van de bijstorting die de werkgever wenst te betalen, de mate van waarschijnlijkheid dat dit maximum niet wordt overschreden en de termijn waarop de streefgrens bereikt kan worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van onderstaande grafiek.
75
7
Bijlage IX
De uitkomsten van de continuïteitsanalyse
In september 2013 heeft het fonds een continuïteitsanalyse 2013 laten uitvoeren. De belangrijkste uitkomsten van de continuïteitsanalyse zijn:
Solvabiliteit
De dekkingsgraad kent een prima verloop. De gemiddelde nominale (UFR) dekkingsgraad ontwikkelt zich van 116,4% tot circa 129% over een periode van 15 jaar. Dit beeld verandert niet wezenlijk als de bijstortingsregeling buiten beschouwing wordt gelaten.
Beleggingsbeleid
Het fonds hanteert een relatief prudent beleggingsbeleid met circa 19% zakelijke waarden en een percentage renteafdekking van 80%. De resulterende Tracking Error (UFR) is 4,6%. In combinatie met een startdekkingsgraad van 116,4% resulteert deze risicohouding in beperkte onderdekkingskansen en bijstortingen.
Financiering
De kostendekkende premie is gemiddeld 22,0% van de salarissom. Daarnaast kent het fonds een bijstortingsregeling. Gegeven het huidige beleid is de gemiddelde cumulatieve bijstorting na 15jaar circa € 2,3 miljoen, wat overeenkomt met circa 1,7% van de salarissom.
Koopkracht
Het fonds heeft geen toeslagambitie en kent daarom ook geen toeslagbeleid. Dit leidt tot een verwacht koopkrachtverlies van circa 29% over een periode van 15 jaar.
76
7
Bijlage X Beleggingsmandaat Mandaat Beleggingscommissie Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland De beleggingscommissie van de Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland is een commissie met een adviserende en controlerende rol naar het bestuur op het gebied van balansbeheer, beleggingen en risicobeheer. De leden worden door het bestuur benoemd: Twee werkgevers- en/of werknemersbestuursleden, waarbij de competentieniveaus en voorkeur van de bestuursleden leidend zijn;
Twee onafhankelijke leden met expertise op het gebied van beleggingen en risicobeheer alsmede kennis van de Nederlandse pensioenmarkt.
Het Bestuur van het Fonds is verantwoordelijk voor strategische besluiten met betrekking tot balansbeheer, beleggingen en risicomanagement. De beleggingscommissie werkt binnen de richtlijnen zoals omschreven in dit mandaat en voldoet aan alle besluiten van het Bestuur. De beleggingscommissie is binnen het mandaat belast: 1. Met betrekking tot beleggingen: 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10. 1.11. 1.12.
1.13. 1.14. 1.15.
Wanneer nodig of tenminste elke drie jaar een ALM-studie of continuïteitsanalyse laten uitvoeren. Het bestuur beslist over het doel van de ALM-studie, als ook de uitgangspunten; Het Bestuur adviseren over strategische keuzes gebaseerd op een ALM-studie of continuïteitsanalyses (gebruik van risicobudget en strategische asset allocatie); Het Bestuur adviseren over bandbreedten en het tactische asset allocatie beleid; Beleggingsbeleid opstellen en het Bestuur hierover adviseren. Het bestuur besluit over het beleggingsbeleid; Initiatief nemen voor het ontwikkelen van nieuwe beleggings- of afdekkingsstrategieën en het bestuur hierover adviseren; Het Bestuur adviseren hoe de jaarlijkse premie te beleggen; Uitvoering geven aan het rebalancen van de beleggingsportefeuille (in geval beleggingen zich niet binnen de tactische bandbreedte bevinden); Aanpassingen met betrekking tot risicomanagement initiëren; De bestaande vermogensbeheerders monitoren en, in voorkomende gevallen, een selectie van nieuwe vermogensbeheerders samenstellen; Monitoren of de uitvoering van de strategische asset allocatie overeenkomt met het Bestuursbeleid; De performance van de relevante mandaten ten opzichte van de specifieke benchmarks uit het beleggingsbeleid monitoren; Monitoren dat vermogensbeheerders binnen het mandaat werken welke voor hun portefeuille is afgesproken (of vermogensbeheerders rebalancen binnen hun portefeuille overeenkomstig de richtlijnen die in hun specifieke mandaat is afgesproken); De allocatie van beleggingscategorieën monitoren en waar nodig actie ondernemen, e.e.a. binnen de richtlijnen van het Fonds; Monitoren dat de beleggingen aan de afgesproken strategische asset allocatie voldoen; Monitoren dat alle vermogensbeheerders op basis van de overeengekomen contracten, richtlijnen, SLA (en/of SAS70) werken.
77
7
2. Met betrekking tot risico’s: 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
De feitelijke dekkingsgraad versus het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen monitoren; De feitelijke dekkingsgraad en de impact ervan op het beleggingsbeleid (bijv. veranderingen in het risicobudget) monitoren; Adviseren met betrekking tot de feitelijke dekkingsgraad in relatie tot de economische omgeving; Monitoren van het risico van de beleggingen t.o.v. de verplichtingen met behulp van risicorapportages opgesteld door de extern adviseur, in relatie tot het risicobudget volgend uit de ALM-studie; Adviseren over mogelijke wijzigingen in het beleggingsbeleid als gevolg van het werkelijke risico t.o.v. het risicobudget; Specifieke risico’s monitoren, zoals: 2.6.1. renterisico (overeenkomstig de uitgevoerde matchingstrategie); 2.6.2. aandelenrisico; 2.6.3. valutarisico; 2.6.4. kredietrisico; 2.6.5. Grondstoffenrisico.
3. Met betrekking tot vastlegging: 3.1. 3.2. 3.3.
De beleggingscommissie informeert het Bestuur (minstens) op kwartaalbasis inzake balansmanagement, de beleggingen en de risico’s met behulp van rapportages opgesteld door de externe adviseur en het Bestuursbureau De beleggingscommissie rapporteert op een ad hoc basis als de performance, risico’s of dekkingsgraad hiertoe aanleiding geven; De beleggingscommissie rapporteert op een ad hoc basis over specifieke risico’s zoals omschreven in het crisisplan of over specifieke verzoeken vanuit het Bestuur.
Gedelegeerde taken Beleggingscommissie Het Bestuur van het Fonds kan de beleggingscommissie autoriseren om over specifieke onderwerpen te besluiten. In dit mandaat wordt hiertoe voor onderstaande onderwerpen specifiek toestemming verleend. De beleggingscommissie zal het bestuur over deze besluiten achteraf informeren. De Beleggingscommissie is via het Bestuursbureau eerste aanspreekpunt voor externe partijen met betrekking tot formele zaken. Het Bestuur van het Fonds autoriseert de Beleggingscommissie besluiten te nemen over: 1.1. Het monitoren en rebalancen van de portefeuille binnen de beleggingsrichtlijnen; 1.2. Het onderzoeken van nieuwe beheerders en/of beleggingscategorieën en hieraan uitvoering te geven na formeel akkoord van het Bestuur; 1.3. De wijze waarop beschikbare middelen belegd worden of de verkoop van beleggingen in het geval van liquiditeitsproblemen, e.e.a. binnen de beleggingsrichtlijnen; 1.4. Stappen t.a.v. het rente afdekkingspercentage binnen de restricties zoals vastgelegd in het beleggingsplan; 1.5. Asset allocatiewijzigingen tussen bestaande asset categorieën in de returnportefeuille tot maximaal 5% van het totaal belegd vermogen ten opzichte van de strategische allocatie zoals in de beleggingsrichtlijnen beschreven; 1.6. In noodgevallen uitsluitend besluiten te nemen over mutaties binnen de beleggingsportefeuille (teneinde verliezen op de portefeuille te voorkomen), in samenspraak met één of meerdere bestuursleden, zijnde geen lid van de Beleggingscommissie. Onder noodgevallen wordt verstaan besluiten die binnen enkele dagen genomen moeten worden. Daar waar mogelijk worden alle bestuursleden betrokken. Minimaal één externe adviseur heeft aangegeven dat het inderdaad een noodgeval betreft.
78
7
Het Bestuur van het Fonds kan de Beleggingscommissie voor aanvullende onderwerpen beslissingsbevoegdheid geven in een formele Bestuursvergadering. Vergaderingen De beleggingscommissie heeft periodieke vergaderingen met de vermogensbeheerders van de mandaten. Wanneer de situatie erom vraagt, heeft de beleggingscommissie extra vergaderingen of conference calls naast de periodieke vergaderingen. Bij spoedgevallen (gebeurtenissen zoals omschreven in het crisisplan) die de onmiddellijke aandacht van het Bestuur van het Fonds vereisen, kan de beleggingscommissie om een ad hoc vergadering of ad hoc conference call met het Bestuur of een schriftelijk (per e-mail) besluit van alle individuele Bestuursleden vragen. Verslaglegging, verantwoording en rapportage Van de vergaderingen van de Beleggingscommissie worden notulen gehouden. Deze notulen worden na vaststelling aan het Bestuur via eShare ter beschikking gesteld. Besluiten genomen door de Beleggingscommissie worden vastgelegd in de centrale database waarin alle door het Bestuur, commissies en werkgroepen genomen besluiten worden vastgelegd (als onderdeel van eShare). De Beleggingscommissie rapporteert: 1. Maandelijks via de RisicoMonitor aan het Bestuur inzake balansmanagement, de beleggingen en de risico’s; 2. Op een ad hoc basis als de performance, risico’s of dekkingsgraad hiertoe aanleiding geven; 3. Op een ad hoc basis over specifieke risico’s zoals omschreven in het crisisplan of over specifieke verzoeken vanuit het Bestuur. Besluitvorming Besluiten dienen te allen tijden genomen te worden op basis van unanimiteit van de leden die namens het Bestuur in de Beleggingscommissie zitting hebben. Indien er geen sprake is van unanimiteit, zal het voorstel aan het Bestuur worden voorgelegd. Externe adviseurs hebben geen beslissingsbevoegdheid. Bovengenoemde wijze van besluitvorming geldt voor alle besluiten zoals opgenomen in artikel 5, met uitzondering van besluiten in geval van noodgevallen zoals opgenomen in artikel 5, lid 1.6. De besluitvorming in geval van noodgevallen is in lid 1.6 opgenomen. Besluiten dienen te alle tijden schriftelijk te worden vastgelegd. Evaluatie De commissie evalueert en rapporteert jaarlijks aan het Bestuur met betrekking tot beleggingsgerelateerde kosten: De kosten van beleggingsrapporten/-monitors; De kosten van beleggingsadviseurs; De kosten van de externe adviseurs van de commissie; De opleidingskosten van de leden van de commissie; Alle kosten die nodig zijn voor het proactief en effectief functioneren van de commissie met betrekking tot haar controlerende en adviserende rol inzake beleggingen en risico’s.
79
7
Rol Externe adviseurs Beleggingscommissie Externe adviseurs hebben slechts adviesrecht en derhalve geen beslissingsbevoegdheid. De Externe adviseurs zijn belast met: 1.
2.
3. 4. 5.
Het leveren van een bijdrage in de periodieke vergaderingen (en incidenteel in andere vergaderingen of conference calls) van de beleggingscommissie na voorbereiding en op basis van de ontvangen documenten: 1.1. Een korte en beknopte analyse of advies leveren; 1.2. Om een extra vergadering vragen als de (maandelijkse of driemaandelijkse) rapportages hierom vragen; 1.3. Proactief actie ondernemen op het gebied van beleggingsbeleid. Het uitbrengen van advies over algemene ontwikkelingen in de financiële markten en de consequenties van die ontwikkelingen op de institutionele portefeuilles in het algemeen en op het Fonds in het bijzonder. Dit advies wordt ondersteund door de impliciete kennis over andere pensioenfondsen. Bijdragen aan het strategisch en tactisch advies van de Beleggingscommissie aan het Bestuur. De discussie op gang brengen als de financiële markten veranderingen in het risicoprofiel of risicoallocatie vereisen. Ondersteuning bieden bij het vertalen van besluiten naar specifieke richtlijnen ten behoeve van de beheerder(s) van het Fonds en de communicatie van het Fonds aan die beheerder(s).
Beperkingen op het mandaat Het Bestuur van het Fonds kan aangeven zelf een besluit te willen nemen. In alle gevallen waarbij twijfels bestaan binnen de Beleggingscommissie over het te nemen besluit zal de besluitvorming worden voorgelegd aan het Bestuur van het Fonds. In die gevallen waarbij precedentwerking kan worden verwacht of waarbij de risico’s en/of de financiële consequenties voor het Fonds niet duidelijk kunnen worden overzien, zal besluitvorming aan het Bestuur van het Fonds worden overgelaten. Buiten het mandaat vallen de bevoegdheden en besluitvorming welke door het Bestuur bij of krachtens mandaat aan het Dagelijks Bestuur of de Communicatiecommissie zijn toegekend. In geval van onvoorziene omstandigheden besluit het Bestuur.
80
8
Bijlage: Samenvatting van de strategisch asset allocatie: * als percentage van de rendementsportefeuille. Beleggingscategorie
Normweging
Bandbreedte* Benchmark
Matching portefeuille**
N.v.t. N.v.t. Doel: Reduceren renterisico voor 80% (o.b.v. marktrente). Bandbreedte 7090. Er geldt momenteel een dynamisch beleid
Er worden twee benchmarks gehanteerd: 1) Nominale verplichtingen benchmark 2) Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van het staatsobligatiefonds en LDI pools.
Rendementsportefeuille**
N.v.t. Doel: behalen van extra rendement
Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van de verschillende beleggingsfondsen
N.v.t.
Cashportefeuille
N.v.t. Doel: N.v.t. voeren cashmanagement
Beleggingscategorie binnen rendementsportefeuille
EONIA Overnight Index Average
Normweging *
Bandbreedte* Benchmark
Zakelijke waarden Aandelen wereldwijd High Dividend Aandelen wereldwijd Low volatility Aandelen emerging markets
54 16
44-64 11-21
16
11-21
15
10-20
Grondstoffen Vastrentende waarden
7,0 46
2-12 36-56
DJ UBS Commodity Index (RI)
Credits (investment grade) 19,0 (bedrijfsobligaties)
9-29
24% Markit iBoxx Euro Liquid Corporate Bond Index
GlobalHigh Yield (bedrijfsobligaties)
11,0
6-16
BofA ML Non-Financial Dev Markets HY Constrained Index
Emerging Markets Debts (hard currency) (overheidsobligaties)
11,0
6-16
14% JPM EMBI Global Div (hedged to euro) RI
Emerging Markets Debt (local currency) (overheidsobligaties)
5,0
0-10
6% JPM GBI-EM Global Diversified Composite (hedged to euro) (RI)
Liquiditeiten 0,0 -2-5 *als percentage van de rendementsportefeuille ** De verhouding bedraagt per 30 november 2014 70%-30%
16% S&P High Income Equity World (hedged to euro) NR 16% MSCI World Index (EUR) (NR) index 15% MSCI Emerging Markets (Free) (EUR) NR
Cash Index Eonia
81
8
Bijlage XI Communicatiebeleidsplan 1.
Inleiding
De wet- en regelgeving stelt eisen aan het communicatiebeleid van pensioenuitvoerders. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland (hierna: het pensioenfonds) is daarbij verantwoordelijk voor het communicatiebeleid en de uitvoering daarvan. Dit communicatiebeleidsplan beschrijft de doelstellingen van het bestuur ten aanzien van de communicatie en de criteria die het pensioenfonds daaraan stelt. Het communicatiebeleidsplan is een bundeling van uitgangspunten voor de communicatie over pensioenen. Het plan is bedoeld als beleidskader, achtergrond en raamwerk voor alle zowel verplichte als niet-verplichte communicatieactiviteiten. 2.
Pensioenwet en Pension Fund Governance
In de Pensioenwet zijn informatieverplichtingen opgenomen waaraan de uitvoerder van een pensioenregeling zich vanaf 1 januari 2008 moet houden. Pension Fund Governance schrijft voor dat een pensioenfonds een visie op communicatie ontwikkelt en laat zien wat het communicatiebeleid is. 3.
Doelstelling en criteria
De doelstelling van het bestuur ten aanzien van de communicatie is het geven van tijdige, goed leesbare, begrijpelijke, inhoudelijk juiste en consistente informatie aan de doelgroep, die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De informatie die het pensioenfonds dan wel de pensioenadministratie verstrekt, moet volgens de Pensioenwet en Pension Fund Governance minstens voldoen aan de volgende voorwaarden:
tijdig zijn;
juist zijn, zowel juridisch als feitelijk;
voor de gemiddelde deelnemer duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld.
Informatie aan derden wordt alleen verstrekt na toestemming van de deelnemer, tenzij het pensioenfonds wettelijk verplicht wordt deze informatie te verstrekken. Met betrekking tot de te verstrekken informatie over de toeslagverlening hanteert het pensioenfonds met toestemming van zowel De Nederlandsche Bank als de Autoriteit Financiële Markten andere teksten dan de wettelijk verplichte teksten uit de toeslagenmaxtrix. In bijlage 2 van dit Communicatiebeleidsplan is een overzicht van de teksten die het pensioenfonds hanteert
82
8
opgenomen, uitgesplitst naar communicatie-uiting. Deze teksten zijn expliciet goedgekeurd door DNB en de AFM. Het pensioenfonds stelt aanvullend aan de wettelijke eisen de volgende criteria aan de informatie. De informatie moet:
relevant zijn;
aansluiten bij de behoefte van de deelnemer;
aansluiten bij het opleidingsniveau van de deelnemer;
volledig zijn;
bondig en gedoseerd worden aangeboden;
de juiste doelgroep bereiken;
op een in bepaalde mate zakelijke toon gebracht worden;
uitnodigen om te lezen;
kostenefficiënt zijn;
verwijsinformatie bevatten, zodat de lezers weten waar ze met vragen terecht kunnen.
Daarnaast wordt de huisstijl toegepast en wordt voor de terminologie gebruik gemaakt van de standaardbegrippenlijst van het pensioenfonds (bijlage 5). Het pensioenfonds streeft ernaar informatie zo in te richten dat deze opnieuw te gebruiken is, door zo veel mogelijk gebruik te maken van standaard tekstblokken. Dit draagt bij aan de consistentie van de informatie. Het pensioenfonds heeft tot taak de pensioenregeling op een betrouwbare en efficiënte wijze uit te voeren. Het pensioenfonds zal zich dan ook onthouden van uitspraken en commentaar over de inhoud van de regeling, aangezien dit een taak is van de werkgever en werknemers. 4.
Doelgroep
De informatieverstrekking van het pensioenfonds richt zich op: 1) Deelnemers: a) gepensioneerden (hieronder vallen ook de nabestaanden); b) actieve deelnemers; c)
nieuwe deelnemers;
d) arbeidsongeschikte deelnemers; e) gewezen deelnemers; f)
ex-partners;
83
8
2) Deelnemersraad 3) Werkgever 4) Pensioenadministrateur 5) Toezichthouders 6) Verantwoordingsorgaan De focus van dit Communicatieplan ligt op de communicatie aan Deelnemers. Voor de andere doelgroepen is een korte paragraaf opgenomen over afstemmingsfrequentie en de wijze van aanlevering van documenten. Communicatie met adviseurs, de herverzekeraar en de vermogensbeheerder(s) valt buiten dit communicatieplan. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de communicatie per doelgroep. 5.
Communicatiemiddelen
De communicatie zal naar keuze schriftelijk, digitaal of mondeling plaatsvinden. Het pensioenfonds zet ook twee websites in om over pensioen te communiceren: www.pensioenfondsabbott.nl en voor de producten van de Beschikbare Premie Module (BPM) en Vrijwillige Bijspaar Module (VBM) via de website van ING: www.mijnpensioen.ingim.nl. Doel van de website www.pensioenfondsabbott.nl is om (gewezen) deelnemers gemakkelijk compacte en heldere informatie over de belangrijkste zaken rond de pensioenregeling te kunnen aanbieden. In de wettelijke bepalingen over communicatie met Deelnemers wordt onderscheid gemaakt tussen verplichte communicatie en informatie op verzoek:
Verplichte communicatie Verplichte communicatie moet schriftelijk verstrekt worden, tenzij de deelnemer toestemming geeft voor digitale verstrekking.
Informatie op verzoek Deelnemers, gewezen deelnemers, ex-partners en pensioengerechtigden hebben het recht om bij de pensioenuitvoerder informatie op te vragen. Het moet duidelijk zijn dat aan het opvragen van informatie kosten verbonden kunnen zijn. Om welke
84
8
informatie het gaat is beschreven in de overzichten in bijlage 1. Het pensioenreglement wordt kosteloos verstrekt. Deelnemers kunnen hun correspondentie richten aan de administrateur van het pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland p/a AZL Postbus 4471 6401 CZ Heerlen E-mail:
[email protected] Telefoon: 045 - 576 36 86
Pensioenregister Website (www.mijnpensioenoverzicht.nl ) waar de deelnemers on-line al zijn opgebouwde pensioenaanspraken plus de AOW kan bekijken. De deelnemer heeft een DIGID code nog om in te loggen (zo'n code kan aangevraagd worden via www.digid.nl). 6. Crisisplan Het onderstaande is een citaat uit het crisisplan en is opgenomen ter informatie. De actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zijn geïnformeerd over de hoofdlijnen van het crisisplan middels een nieuwsbericht van het pensioenfonds. In het geval van een crisis zoals gedefinieerd in het crisisplan, zal het bestuur met de toezichthouder communiceren op de daarvoor voorgeschreven wijze en met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven termijnen. De aangesloten ondernemingen worden geïnformeerd over de crisissituatie middels de vertegenwoordiging in het bestuur van het pensioenfonds. Indien de mogelijkheid tot een additionele bijdrage van de aangesloten ondernemingen aan de orde komt, zal daarover tijdig met de aangesloten ondernemingen in overleg worden getreden. Aan alle actieve deelnemers, gewezen deelnemers, ex-partners en pensioengerechtigden zal middels een brief worden gecommuniceerd dat van een crisis sprake is en dat maatregelen moeten worden genomen. Er zal tevens worden aangegeven welke maatregelen dat zullen zijn en per welke datum ze zullen worden toegepast. Alvorens tot maatregelen te besluiten zal het bestuur tijdig advies vragen aan de deelnemersraad. Het te vragen advies omvat ook de wijze van communicatie voor zover niet wettelijk of door de toezichthouder voorgeschreven. Alle communicatie over het crisisplan vindt plaats door de communicatiecommissie in overeenstemming met het (reguliere) communicatiebeleid zoals vastgelegd in dit plan. De communicatie van het fonds kan naar keuze schriftelijk, mondeling of digitaal plaatsvinden. De verplichte communicatie moet schriftelijk vertrekt worden tenzij de deelnemer toestemming geeft voor digitale vertrekking. In onderstaande tabel is het communicatietraject na vaststelling van een crisissituatie weergegeven (zoals bovenstaand beschreven):
85
8
Belanghebbende partij
Welke vorm
Wanneer
toezichthouder
Brief
Onverwijld
aangesloten ondernemingen
mondeling/brief
direct/onverwijld
Deelnemersraad
Brief
Onverwijld
deelnemers:
Brief
zo spoedig mogelijk nadat
- pensioengerechtigden
de situatie zich voordoet
(incl. nabestaanden) - actieve deelnemers - nieuwe deelnemers - arbeidsongeschikte deelnemers - gewezen deelnemers - ex-partners Indien geen aanvullende maatregelen benodigd zijn, kan worden volstaan met de opmerking op het UPO dat er sprake is van een herstelplan. Indien wel aanvullende maatregelen nodig zijn, wordt een brief verstuurd. 7.
Mandaat Communicatie Commissie
Het bestuur van het pensioenfonds heeft het beleid en de uitvoering van de communicatie ondergebracht bij de Communicatie Commissie. Het mandaat van het bestuur aan de Communicatie Commissie is als bijlage 3 bij dit Communicatiebeleidsplan gevoegd. Hierin is ook de samenstelling van de Commissie opgenomen.
8.
Planning uitvoering communicatie uitingen
Als kader voor de planning van diverse communicatie uitingen is in bijlage 4 bij dit Communicatiebeleidsplan een jaarkalender opgenomen.
9.
Inwerkingtreding
Dit communicatiebeleidsplan is vastgesteld door het bestuur op 25 januari 2012 en geldt voor de periode van 2012 tot 2015. Het plan is in 2013 geactualiseerd en opnieuw door het bestuur vastgesteld op d.d. 21 maart 2013.
86
8
Bijlage 1: Communicatie per doelgroep 1.
Deelnemers
De communicatie aan deelnemers wordt in drie categorieën gesplitst: 1. Reguliere informatie 2. Incidentele informatie 2.1. aan de individuele deelnemer 2.1.1. verplichte informatie 2.1.2. verplichte informatie op verzoek 2.2. aan alle deelnemers 2.2.1. verplichte informatie 3. Informatie bij calamiteiten 3.1. verplichte informatie 3.2. verplichte informatie op verzoek 4. Overige verplichtingen op verzoek Met verplichte informatie wordt bedoeld dat de informatie in de aangegeven situatie wordt verstrekt op initiatief van het fonds, zonder dat de deelnemer daartoe een verzoek hoeft in te dienen. De overige informatie hoeft alleen verstrekt te worden indien de deelnemer daartoe een verzoek heeft ingediend. 1. Reguliere informatie
Wat
Wanneer
Uitbesteed
Gehanteerde
aan
termijn Binnen 3 maanden na
Startbrief (nieuwe
Binnen 3 maanden na
AZL
deelnemers)
start verwerving
(inhoud en
pensioenaanspraken
1
distributie )
start verwerving pensioenaanspraken (conform PW voorschrift
Informatie Vrijwillige 1
Startbrief/voorafgaand
AZL
Voor 1 april 2013 is de werkgever verantwoordelijk voor de distributie van de startbrief
87
8
Bijspaar Module aan
aan deelname Vrijwillige
nieuwe deelnemers:
Bijspaar Module
inhoud regeling (gelijk aan eisen startbrief), opgave te bereiken aanspraken en toeslagverlening (opgenomen in de startbrief)
88
8
Wat Inloggegevens voor website ING
Wanneer
Uitbesteed
Gehanteerde
aan
termijn
Binnen 4 weken na
ING via
Binnen 4 weken na
aanmelding nieuwe
2
aanmelding nieuwe
Payroll
deelnemer aan BPM en/of
deelnemer aan BPM
VBM (geen wettelijke
en/of VBM
verplichting) Openingsbericht aan
Voor nieuwe deelnemers
ING
deelnemer voor de BPM
Binnen 2 weken na aanmelding
en/of VBM regeling via email online overzicht ING
Bij elke financiële mutatie
ING
Binnen 2 werkdagen na mutatie
Risicotoets ING
Eens per jaar
ING
Jaarlijks op 1 december
Uniform Pensioenoverzicht
UPO jaarlijks uiterlijk op
(UPO) aan actieve en
30 september ontvangen
AZL
Jaarlijks uiterlijk in juni
arbeidsongeschikte deelnemers
Factor A binnen 10
(het pensioenfonds heeft
maanden na afloop van
ervoor gekozen om de
het kalenderjaar
Factor A op te nemen in het UPO) Tevens wordt het UPO inzake de BPM/VBM uitgebreid met een bijlage waarin voorbeeldberekeningen worden gemaakt.3 Pensioenoverzicht
Jaarlijks, op zodanig
pensioengerechtigden
tijdstip dat het met de
AZL
Jaarlijks in het najaar
AZL
Gewezen
informatie beoogde doel bereikt kan worden Uniform Pensioenoverzicht
Eens in de 5 jaar nadat
gewezen deelnemers en
een persoon gewezen
deelnemers:
2
Tot 1 april 2013 loopt dit via AZL
3
Het bestuur heeft gekozen om naast het verplichte scenario ook een voorzichtig en optimistisch scenario te
berekenen om de deelnemer beter te informeren.
89
8
ex- partners
deelnemer/ex-partner is
Een keer in de vijf
geworden, uiterlijk voor
jaar in het najaar
het eerst in 2013
voor het eerst in januari 2011 verstrekt, dus volgende in het najaar van 2016 Gewezen partners: Een keer in de vijf jaar in het najaar. Is nog niet verstrekt , planning in het najaar van 2013
Fiscale jaaropgave
Eens per jaar
AZL
Jaarlijks in januari
pensioengerechtigden
90
9
2.
Incidentele informatie
2.1.1. Incidentele informatie aan individuele deelnemer: Verplichte informatie Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
UPO uit dienst
Op zodanig tijdstip dat het
(brief uit dienst)
met de informatie beoogde
AZL
Binnen 1 maand na ontvangst mutatie
doel bereikt kan worden (op of rond beëindigingsdatum) Afkoop klein
Gewezen deelnemer: binnen
AZL
Binnen 6 maanden
ouderdomspensioen, klein
6 maanden na afloop van
na afloop van twee
(bijzonder) partnerpensioen
periode van 2 jaar na
jaar einde
beëindiging deelname
deelnemerschap. Uitbetaling:
Gepensioneerde: binnen 6
maximaal 40
maanden na ingangsdatum
werkdagen na
partnerpensioen
ontvangst van benodigde
Partner: binnen 6 maanden
formulieren
na ingangsdatum partnerpensioen Gewezen partner: binnen 6 maanden na melding scheiding Scheidingsbericht ex- partners
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Verzoeken worden
met de informatie beoogde
binnen 20
doel bereikt kan worden
werkdagen afgehandeld
Gevolgen Arbeidsongeschiktheid
Binnen 2 maanden na
AZL
melding van AO
De ontvangen mutaties worden binnen twintig werkdagen afgehandeld
Brief pensioeningang
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Aanschrijven 3
pensioengerechtigden
met de informatie beoogde
maanden voor
doel bereikt kan worden
pensioendatum
91
9
Brief eventueel recht op
Als wees de 18-jarige leeftijd
wezenpensioen na 18 jaar
bereikt kan recht op
aantal maanden
wezenpensioen blijven
voor de 18-jarige
bestaan
leeftijd
Brief jaarlijkse studieverklaring
Brieven aan wezen die
AZL
Aanschrijven een
AZL
Jaarlijks
AZL
Zodra blijkt dat
studeren Brief einde wezenpensioen bij
Brief wordt verstuurd als
bereiken leeftijdsgrens
blijkt dat een wees niet meer
kind niet meer
studeert of dat wees de 27-
studeert of een
jarige leeftijd bereikt
aantal maanden voor de 27-jarige leeftijd
Brief aan slapers om uitgaande
waardeoverdracht te stimuleren
Als na vier maanden na
AZL
Als na vier
uitdiensttreding geen
maanden na
verzoek tot
uitdienst-
waardeoverdracht is
treding geen
ontvangen
verzoek tot waardeoverdracht is ontvangen, daarna één keer per jaar
Jaarlijks
Als ontvangende
Zo snel mogelijk
pensioenfondsen uit
nadat bekend is
onderdekking komen
dat de pensioenfondsen uit onderdekking zijn
92
9
2.1.2. Incidentele informatie aan individuele deelnemer: Verplichte informatie op verzoek Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
Informatie aan (gewezen)
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
deelnemers en gepensioneerden
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
over pensioenaanspraken en
doel bereikt kan worden
wordt binnen vijf
Binnen 10 werkdagen na
pensioenrechten bij vertrek naar
werkdagen vermeld
een andere EU-lidstaat
binnen welke termijn het verzoek wordt beantwoord.
Informatie bij individuele
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Binnen 10 werkdagen na
waardeoverdracht aan gewezen
met de informatie beoogde
deelnemer
doel bereikt kan worden
Informatie over de
Op zodanig tijdstip dat het
consequenties van uitruil aan
met de informatie beoogde
(gewezen) deelnemer
doel bereikt kan worden
Informatie bij afkoop klein
Op zodanig tijdstip dat het
ouderdomspensioen bij einde
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
deelneming
doel bereikt kan worden
wordt binnen vijf
ontvangst verzoek
AZL
Binnen 10 werkdagen na ontvangst verzoek
AZL
Binnen 10 werkdagen na
werkdagen gemeld binnen welke termijn het verzoek wordt beantwoord Informatie bij afkoop klein
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Binnen 10 werkdagen na
(bijzonder) partnerpensioen bij
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
scheiding
doel bereikt kan worden
wordt binnen vijf werkdagen gemeld binnen welke termijn het verzoek wordt beantwoord
Opgave hoogte opgebouwde
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Binnen 10 werkdagen na
pensioenaanspraken gewezen
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
deelnemer
doel bereikt kan worden
wordt binnen vijf werkdagen vermeld binnen welke termijn het verzoek wordt beantwoord.
93
9
Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
Indicatie te bereiken -voor
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
periodieke uitkeringen aan te
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
wenden- kapitaal op de
doel bereikt kan worden
wordt binnen 5 werkdagen
Binnen 10 werkdagen na
pensioendatum en de daarbij
gemeld binnen welke
gehanteerde veronderstellingen
termijn het verzoek wordt
(gewezen) deelnemer en ex-
beantwoord.
partner Beschikbare Premie en/of Vrijwillige Bijspaar Module Indicatie hoogte van de
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Binnen 10 werkdagen na
periodieke uitkeringen bij
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
aanwending van het mogelijk te
doel bereikt kan worden
wordt binnen 5 werkdagen
bereiken kapitaal op de
gemeld binnen welke
pensioendatum (gewezen)
termijn het verzoek wordt
deelnemer en ex-partner
beantwoord
Beschikbare Premie en/of Vrijwillige Bijspaar Module Opgave geadministreerde
Binnen 3 maanden na
deelnemingsjaren (gewezen)
ontvangst verzoek
AZL
Binnen 10 werkdagen na ontvangst verzoek of er
deelnemers, opgave alle
wordt binnen 5 werkdagen
schriftelijke bescheiden die de
gemeld binnen welke
perioden, voorafgaand aan een
termijn het verzoek wordt
voor 1 januari 2005 gedane
beantwoord
waardeoverdracht, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt, zo nauwkeurig mogelijke opgave perioden waarin de deelnemingsjaren zijn opgebouwd en van de deeltijdfactor per geadministreerd deelnemingsjaar Overige informatie die specifiek
Op zodanig tijdstip dat het
AZL
Binnen 10 werkdagen na
relevant is voor de (gewezen)
met de informatie beoogde
ontvangst verzoek of er
deelnemer en/of ex- partner
doel bereikt kan worden
wordt binnen 5 werkdagen
(o.a. richtniveau
gemeld binnen welke
pensioenuitkeringen en niveau
termijn het verzoek wordt
uitkeringen in geval van
beantwoord
beëindiging dienstbetrekking)
94
9
2.2
Alle deelnemers
2.2.1
Incidentele informatie aan alle deelnemers:
Verplichte informatie Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
Informatie aan werknemer over
Binnen 3 maanden na
Fonds
Binnen 3 maanden na
iedere wijziging in de
wijziging
wijziging
pensioenovereenkomst en
pensioenovereenkomst
mogelijkheid om gewijzigde pensioenreglement op te vragen Informatie over wijziging
Binnen 3 maanden na
toeslagbeleid aan (gewezen)
wijziging van het
deelnemers, ex-partners en
toeslagbeleid
Fonds
Binnen 3 maanden na wijziging toeslagbeleid
pensioengerechtigden Informeren over voornemen tot
Z.s.m. nadat het
collectieve waardeoverdracht
voornemen bekend is
Fonds
Z.s.m. nadat het voornemen bekend is
(inkomend of uitgaand) aan in de overdracht betrokken deelnemers, ex- partners en pensioengerechtigden 3
Informatie bij calamiteiten:
3.1
Verplichte informatie
Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
Informatie aan (gewezen)
Realisatie besluit kan
Fonds
Z.s.m. na voorgenomen
deelnemers, pensioengerechtigden,
pas plaatsvinden 1
werkgever en DNB bij besluit tot
maand nadat
korting pensioenaanspraken en -
(gewezen) deelnemers,
rechten
pensioengerechtigden,
besluit
werkgever en DNB geïnformeerd zijn Informatie aan (gewezen)
Zo spoedig mogelijk
deelnemers, pensioengerechtigden,
nadat de situatie zich
werkgever en DNB bij onderdekking
voordoet
Fonds
Z.s.m. nadat de situatie zich voordoet
95
9
en/of reservetekort Informatie aan (gewezen)
Zo spoedig mogelijk
deelnemers, pensioengerechtigden,
nadat zich een crisis
werkgever en DNB in geval van een
voordoet
Fonds
Zie hoofdstuk 6 van dit plan
crisis Melding premieachterstand ter
Eerste melding op
Fonds
Eerste melding op zodanig
grootte van 5% van de totaal te
zodanig tijdstip dat het
tijdstip dat het met de
ontvangen jaarpremie en indien
met de informatie
informatie beoogde doel
tevens niet voldoen wordt aan de
beoogde doel bereikt
bereikt kan worden.
geldende eisen omtrent het
kan worden
Daarna elk kwartaal
Minimaal Vereist Eigen Vermogen
Daarna elk kwartaal
aan de ondernemingsraad van de
melding doen
onderneming die nog premie verschuldigd is.
3.2
Informatie bij calamiteiten
Verplichte informatie op verzoek Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
Informatie over de inhoud van
Op zodanig tijdstip dat
Fonds
Zo spoedig mogelijk na
aanwijzingen van de
het met de informatie
ontvangst aanwijzing van
toezichthouder aan (gewezen)
beoogde doel bereikt kan
de toezichthouder
deelnemer, ex- partner en
worden
pensioengerechtigde Informatie over de aanstelling van
Op zodanig tijdstip dat
een bewindvoerder aan (gewezen)
het met de informatie
deelnemer, ex- partner en
beoogde doel bereikt kan
pensioengerechtigde
worden
3.3
Fonds
Zo spoedig mogelijk na aanstelling bewindvoerder
Overige verplichtingen op verzoek
Wat
Wanneer
Wie
Gehanteerde termijn
pensioenreglement(en)
Op zodanig tijdstip dat
AZL
Uiterlijk 10 werkdagen na
jaarverslag, jaarrekening
het met de informatie
ontvangst verzoek of er
uitvoeringsovereenkomst
beoogde doel bereikt
wordt binnen 5 werkdagen
hoogte dekkingsgraad
kan worden
gemeld binnen welke
96
9
korte- en
termijn het verzoek wordt
langetermijnherstelplan (indien
beantwoord.
van toepassing)
verklaring inzake
De meeste van deze
beleggingsbeginselen
documenten zijn ook te
relevante informatie over de
vinden op de website
beleggingen
www.pensioenfondsabbott.
aan (gewezen) deelnemer, ex-
nl
partner en pensioengerechtigde Informatie over de Beschikbare
Op zodanig tijdstip dat
ING
Uiterlijk driewerkdagen na
Premie en aan Vrijwillige Bijspaar
het met de informatie
ontvangst verzoek indien
Module:
beoogde doel bereikt
gegevens niet op website
beleggingsmogelijkheden
kan worden
zijn te vinden
feitelijke beleggingsportefeuille
risicopositie
beleggingskosten aan (gewezen) deelnemer
97
9
2.
Deelnemersraad
1) Het bestuur en de deelnemersraad komen ten minste twee keer per jaar bijeen om in ieder geval de volgende onderwerpen te bespreken: a) aangevraagde adviezen; b) ontvangen adviezen; c)
(een selectie van) in het bestuur behandelde onderwerpen in de afgelopen periode.
2) Het bestuur stuurt iedere maand aan de deelnemersraad: a) een overzicht van het verloop van de dekkingsgraad; b) de risicomonitor. 3) Het bestuur informeert de deelnemersraad over voorgenomen communicatie-uitingen richting alle deelnemers dan wel specifieke groepen van deelnemers. 4) Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van het pensioenfonds tot: a) het nemen van maatregelen van algemene strekking; b) wijziging van de statuten en reglementen van het pensioenfonds; c)
vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een langetermijnherstelplan;
d) vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten; e) het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; f)
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
g) liquidatie van het pensioenfonds; h) het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i)
het terugstorten van premie of geven van premiekorting.
5) Het bestuur informeert de deelnemersraad onverwijld schriftelijk over: a) de verplichting tot opstelling van een kortetermijnherstelplan; b) de verplichting tot opstelling van een langetermijnherstelplan; c)
premieachterstand ter grootte van 5% van de totaal te ontvangen jaarpremie indien tevens niet voldaan wordt aan de geldende eisen omtrent het Minimaal Vereist Eigen Vermogen;
d) de aanstelling van een bewindvoerder; e) de beëindiging van de situatie waarin de bevoegdheiduitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van een of meer door de toezichthouder aangewezen personen.
98
9
Het advies van de deelnemersraad wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de door het bestuur te nemen besluiten.
3.
Werkgever
Het bestuur streeft ernaar één keer per jaar bijeen te komen met de werkgever om ten minste de volgende onderwerpen te bespreken:
de in het kader van de uitvoeringsovereenkomst aan de werkgever uitbesteedde werkzaamheden;
afstemming communicatie over pensioenen door werkgever en pensioenfonds;
de financiële positie van het fonds en de begroting;
wijzigingen in de pensioenovereenkomst (door de werkgever);
wijzigingen in het pensioenreglement (door het pensioenfonds);
vaststellen van de uitvoeringsovereenkomst (eenmaal per 3 jaar vanaf 2008);
eventuele collectieve waardeoverdracht.
4.
Pensioenadministrateur
Het bestuur komt minimaal 1 keer per jaar bijeen met de pensioenadministrateur. Tijdens dit overleg wordt onder andere gesproken over:
lopende werkzaamheden;
de performance ten opzichte van de SLA;
jaarwerkplanning;
planning UPO traject;
relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds;
eventuele collectieve waardeoverdracht.
Daarnaast wordt het bestuur door de pensioenadministrateur ieder kwartaal via een rapportage geïnformeerd over de dienstverlening van de pensioenadministrateur. Daarnaast heeft het bestuursbureau minimaal 1 keer per kwartaal overleg met de pensioenadministrateur al dan niet in aanwezigheid van (een delegatie van) het bestuur. Het bestuur stuurt na elke bestuursvergadering informatie over voor de administrateur relevante onderwerpen die in de vergadering aan de orde zijn geweest.
5.
Toezichthouders (DNB en AFM)
Het bestuursbureau en/of de secretaris van het bestuur onderhoudt contact met de toezichthouder. Bijzondere gebeurtenissen (zoals verslechtering financiële positie,
99
9
voorgenomen uitgaande waardeoverdracht, financiële problemen bij de sponsor) worden onverwijld aan De Nederlandsche Bank (DNB) gemeld. Het pensioenfonds zendt binnen twee weken na totstandkoming van een wijziging de volgende informatie aan de toezichthouder:
een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten;
een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijziging van de reglementen;
een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst;
een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota;
een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de eventuele overeenkomst tot herverzekering, overdracht of onderbrenging.
Het pensioenfonds werkt actief mee aan de periodieke self-assessments van de AFM en evalueert het communicatiebeleid mede op basis van de uitkomsten van deze assessments. Mochten de uitkomsten van de self-assessments hiertoe aanleiding geven dan vindt bijsturing plaats van/in het communicatiebeleid van het pensioenfonds.
6.
Verantwoordingsorgaan
1) Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste één keer per jaar in overleg bijeen of zoveel vaker als in onderling overleg wordt vastgesteld. 2) Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een oordeel te geven over: a) het handelen van het bestuur; b) het door het bestuur gevoerde beleid over het betreffende kalenderjaar; c)
de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn.
3) Het bestuur draagt er zorg voor dat het verantwoordingsorgaan uiterlijk op 1 juni van ieder jaar kan beschikken over alle stukken die het redelijkerwijs voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. 4) Het verantwoordingsorgaan verstrekt de bevindingen uiterlijk drie weken voorafgaand aan de bestuursvergadering tijdens welke het jaarverslag wordt vastgesteld, schriftelijk aan het bestuur. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en opgenomen in het jaarverslag.
100
10
5) Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur, gevraagd of uit eigen beweging over: a) het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; b) het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; c)
de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht;
d) het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; e) het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; f)
bevindingen van de visitatiecommissie.
Het advies van het verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstipgevraagd, dat het van wezenlijke betekenis kan zijn.
7.
Visitatiecommissie
1) Het bestuur geeft de visitatiecommissie eens in de drie jaar, en incidenteel op verzoek, de opdracht het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien, waarbij in ieder geval onderstaande zaken aan de orde komen: a) het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds; b) het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; c)
het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
2) De visitatiecommissie heeft recht op informatie die zij in redelijkheid nodig heeft om haar opdracht te vervullen. Het bestuur verstrekt deze informatie. 3) De visitatiecommissie heeft recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de actuaris van het fonds. 4) De visitatiecommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bestuur. Het bestuur stelt hiervoor de uiterste datum vast. 5) Nadat het bestuur kennis heeft genomen van de rapportage als bedoeld in lid 3, bespreekt het bestuur deze rapportage met het verantwoordingsorgaan. Tijdens dat overleg zal het bestuur zijn mening geven over de rapportage. 6) De bevindingen van de visitatiecommissie alsmede de reactie erop van het bestuur worden opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan geeft een reactie op de bevindingen van de visitatiecommissie en deze wordt eveneens opgenomen in het jaarverslag.
101
10
8.
Compliance officer
Het doel van compliance is het bevorderen van de naleving van de regels en richtlijnen die zijn neergelegd in de gedragscode van het pensioenfonds en van de externe regelgeving die dient ter bescherming de integriteit van het pensioenfonds en de bij haar organisatie betrokken personen. Het bestuur is de eindverantwoordelijke voor de compliance. Het bestuur heeft bepaalde compliance taken uitbesteed aan de compliance officer:
het registreren van meldingen van betrokkenen ter zake van het aanvaarden van relatiegeschenken en uitnodigingen, alsmede van pogingen van relaties tot oneigenlijke beïnvloeding;
het bijhouden van een lijst van ondernemingen en instellingen waarmee het fonds zakelijke betrekkingen onderhoudt; het beoordelen en registreren van offertes en facturen uitgebracht aan betrokkenen van door deze zakelijke dienstverleners van het fonds aan die betrokkenen zelf te verlenen respectievelijk verleende diensten;
het beoordelen van en adviseren over door betrokkenen gemelde potentiële belangenconflicten, alsmede de toepasselijkheid of de uitleg van de gedragscode;
het informeren van de voorzitter van het bestuur over mogelijke overtredingen van de gedragscode;
het op verzoek van de voorzitter van het bestuur adviseren over de toepassing van de gedragscode;
de compliance officer documenteert zijn werkmethoden en werkzaamheden en administreert en archiveert alle informatie die hem door betrokkenen of derden is verstrekt in het kader van deze gedragscode.
hij bewaart afschriften van alle jaarlijkse verklaringen die betrokkenen hem moeten verstrekken (waarin zij verklaren zich aan de gedragscode te zullen houden).
tevens administreert en archiveert de compliance officer alle door hem verleende autorisaties, verrichte controles en onderzoeken en de genomen acties, alsmede overige van belang zijnde informatie, memoranda en correspondentie.
het jaarlijks rapporteren van de uitkomsten van zijn onderzoek aan het bestuur.
De compliance officer heeft de volgende bevoegdheden:
adviseren (gevraagd en ongevraagd) over compliance-vraagstukken;
namens het bestuur uitvoeren van het monitoringsprogramma;
opvragen, zo nodig vorderen, van alle informatie voor het uitvoeren van het
monitoringsprogramma;
voeren van interviews met betrokkenen;
overleg voeren met de externe accountant van het pensioenfonds;
rapporteren aan de (voorzitter van) het bestuur.
102
10
Bijlage 2: Overzicht teksten toeslagverlening Variant
Tekst
A
“Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Zo lang u werkt, bouwt u ieder jaar pensioen op. Dit noemen we het opgebouwde pensioen. Uw opgebouwde pensioen groeit mee met de stijging van uw loon. Hoeveel pensioen u krijgt als u stopt met werken, wordt dus helemaal gebaseerd op het loon dat u vlak daarvoor heeft ontvangen.”
B
“Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen? Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten wij nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van: - Hoeveel pensioenpremie is betaald; - Hoeveel kapitaal er is na het beleggen van de pensioenpremie; - Hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.”
C
“Uw pensioenfonds verhoogt ieder jaar het (bijzonder) partnerpensioen en het wezenpensioen dat in is gegaan voor de pensioenrichtdatum met 3% van het (bijzonder) partnerpensioen dan wel wezenpensioen van het voorafgaande jaar, tot de datum waarop u de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.”
D
“Uw pensioenfonds verhoogt ieder jaar het (bijzonder) partnerpensioen en het wezenpensioen dat in is gegaan voor de pensioenrichtdatum met 3% van het (bijzonder) partnerpensioen dan wel wezenpensioen van het voorafgaande jaar, tot de datum waarop u de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Op de overige pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt geen toeslag verleend.”
E
“Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt geen toeslag verleend.”
103
10
Communicatie-uiting
Varianten (in volgorde van vermelding)
Startbrief
A+D
UPO actieven Basis Module
A+D
UPO actieven Beschikbare Premie Module
B+D
UPO actieven Vrijwillige Bijspaar Module
B+E
UPO ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen
4
E
UPO uit dienst Basis Module
D
UPO uit dienst Beschikbare Premie Module
B+D
UPO uit dienst Vrijwillige Bijspaar Module
B+E
Brief Ingang PP (PW event-brief)
E+C
Overlijden bijzonder partnerpensioen (PW event-brief)
C
Brief ingang WZP
C
Brief Ingang OP (PW event-brief)
E
Toekenningsbrief TOP (PW event-brief)
D
Brief scheiden (PW event-brief)
D
Brief scheiden ex (PW event-brief)
C
Formulier echtscheiding deelnemer uitkering (PW event-brief)
D
Formulier echtscheiding ex-partner (PW event-brief)
C
4
Dit betreft pensioenrechten die zijn ontstaan toen het arbeidsongeschiktheidspensioen nog
uitgevoerd werd door het pensioenfonds en niet door de werkgever
104
10
Bijlage 3: Mandaat van bestuur aan Communicatie Commissie Onderwerp:
inrichting en mandaat Communicatie Commissie
Datum:
21 maart 2013
Mandaat communicatiecommissie In lijn met de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het pensioenfonds een communicatiebeleid geformuleerd. De communicatie is erop gericht om de belangrijkste partijen rond de pensioenregelingen van het fonds in begrijpelijke bewoordingen te informeren over besluiten van het bestuur. De Communicatie Commissie geeft uitvoering aan of draagt zorg voor de begeleiding van de uitvoering van het communicatiebeleid van het pensioenfonds richting de deelnemersraad, (gewezen) deelnemers, gepensioneerden, nabestaanden, expartners, aangesloten werkgevers en overige belanghebbenden. Specifieke communicatie met de(gewezen) deelnemers, gepensioneerden, nabestaanden, ex-partners, de werkgever, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan wordt alleen in separate opdracht van het bestuur gedaan. De belangrijkste elementen in het communicatiebeleid zijn:
Communicatie met de deelnemers en gepensioneerden o.a. via:
startbrief;
pensioenopgave (Uniform Pensioenoverzicht);
nieuwsbrief/Newsflash
website van het fonds
inhoud van de standaardcommunicatie met (gewezen) deelnemers
pensioenreglement;
informatie op verzoek;
informatie in geval van ‘calamiteiten’;
communicatie met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan;
Besluit bestuur Het bestuur besluit dat de onderstaande personen de Communicatie Commissie zullen vormen:
de heer H.G.A. van Dam (namens bestuur)
de heer E. Geervliet (namens bestuur)
mevrouw K. Vriend (Montae Bestuurscentrum B.V.).
De leden van de Communicatie Commissie onderschrijven en ondertekenen de gedragscode van het pensioenfonds. De Communicatie Commissie krijgt van het bestuur de opdracht het bovenstaande mandaat uit te voeren. F. Hemeryck
H.G.A. van Dam
bestuurslid
voorzitter
106
Bijlage 4: Jaarkalender Communicatie uitingen
Datum
Onderwerp
Maandelijks
Het opnemen van de dekkingsgraad op de website; Het opnemen van actuele nieuwsberichten op de website (in overleg met communicatiecommissie)
januari
Update standaard communicatie uitingen Jaaropgave pensioengerechtigden
februari
Newsflash
juni
15 april verslag van het bestuur naar verantwoordingsorgaan
14 mei jaarverslag naar het verantwoordingsorgaan
28 mei reactie van verantwoordingsorgaan naar bestuur
nieuwsbrief
UPO en factor A aan actieve deelnemers Pensioenoverzicht aan september
pensioengerechtigden, jaarlijks UPO aan gewezen deelnemers en gewezen
2e week december
partners, een keer in de vijf jaar gewezen deelnemers voor het eerst in 2011, gewezen partners voor het eerst in 2013.
Overleg met Deelnemersraad, Verantwoordingsorgaan, Werkgever en Administrateur is opgenomen in het vergaderschema van het pensioenfonds.
107
Bijlage 5: Begrippenlijst Aangesloten onderneming (alleen voor de statuten) De werkgevers, alsmede de eventueel met de werkgever in een groep verbonden ondernemingen, die door de werkgever zijn aangemeld en door het bestuur zijn toegelaten. Aanspraakgerechtigde Degene die op grond van pensioenreglement I, II of III begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
AOW-uitkering De uitkering uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet voor een gehuwde deelnemer, inclusief de vakantie-uitkering en exclusief de toeslag voor een jongere partner.
Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA.
Arbeidstijd De in de arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidstijd.
Beëindiging van een partnerrelatie Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk, beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond.
Beschikbare premie salarisgrens De salarisgrens waarboven de Beschikbare Premie Module geldt.
Bestuur
108
Het bestuur van het fonds.
Bijzonder partnerpensioen Het pensioen ten behoeve van de nagelaten voormalige partner.
Deelnemer De werknemer die deelneemt aan de in pensioenreglement I, II of III omschreven pensioenregeling. De deelnemer ontleent zijn pensioenaanspraken aan de pensioentoezegging van de werkgever bij wie hij in dienst is.
Deelnemersjaar Elk jaar dat de werknemer als deelnemer in pensioenregeling I, II of III is opgenomen waarbij een jaar wordt gesteld op 12 maanden en een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
Deelnemingstijd De tijd tussen de toetredingsdatum en de pensioenrichtdatum. De deelnemingstijd wordt bepaald in jaren en maanden waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
Deeltijdpercentage De verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de normale arbeidsduur die behoort bij de, voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort, volledige dienstbetrekking bij de werkgever. Deeltijdwerknemer De werknemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de arbeidstijd die behoort bij de, voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort, volledige dienstbetrekking bij de werkgever.
Ex-partner Onder ex-partner wordt in pensioenreglement I, II of III verstaan: a.
degene van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Uitsluitend in geval van pensioenverevening;
109
degene van wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door scheiding van tafel en bed.; b.
degene van wie het geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk;
c.
degene van wie de gemeenschappelijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond.
Franchise Het bedrag van het pensioengevend salaris waarboven pensioenaanspraken worden opgebouwd overeenkomstig de bepalingen van pensioenreglement I, II of III.
FVP De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wet privatisering FVP.
Gemeenschappelijke huishouding Er is sprake van een gemeenschappelijke huishouding mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1.
de gemeenschappelijke huishouding is notarieel vastgelegd in een samenlevings- overeenkomst waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met het oog op partnerpensioen diens partner als rechthebbende heeft aangewezen;
2.
uit een opgave uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens dient te blijken dat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner op hetzelfde adres wonen.
Het bestuur is bevoegd om in afwijking van de bovenstaande voorwaarden en op verzoek van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde andere personen als partner in de zin van pensioenreglement I, II of III aan te merken.
110
Gemiddelde ploegendienstfactor Deze factor wordt als volgt vastgesteld: a.
van iedere periode gedurende welke de ploegendienstfactor niet verandert,
wordt de duur bepaald in jaren en maanden; b.
de volgens a vastgestelde duur van iedere periode wordt vermenigvuldigd met de ploegendienstfactor van de desbetreffende periode.
Het quotiënt van de som van de volgens b bepaalde producten en de deelnemingstijd is gelijk aan de gemiddelde ploegendienstfactor. Bij de vaststelling van de gemiddelde ploegendienstfactor wordt de laatst vastgestelde ploegendienstfactor geacht tot de pensioendatum ongewijzigd te blijven.
Gepensioneerde De persoon die krachtens de bepalingen van pensioenreglement I, II of III een ouderdomspensioen ontvangt.
Gewezen deelnemer Degene van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het fonds heeft verkregen en behouden en wiens ouderdomspensioen nog niet is ingegaan.
Groep Een groep van ondernemingen als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek.
Het fonds De Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland.
Kind Onder kind wordt in dit pensioenreglement verstaan: 1.
het kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
2.
het pleegkind of aangehuwd kind van de (gewezen) deelnemer of
111
gepensioneerde, dat naar het oordeel van het bestuur grotendeels door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt onderhouden; 3.
andere kinderen die naar het oordeel van het bestuur door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed. Kinderen dienen vóór de pensioendatum aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen.
Ondernemingsraden De ondernemingsraden respectievelijk personeelsvertegenwoordiging van de aangesloten onderneming.
Ouderdomspensioen Het levenslange pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Partner Onder partner wordt in pensioenreglement I, II of III verstaan: a.
de wettige echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b.
de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
c.
de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer dan wel ongehuwde gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert in de zin van pensioenreglement I, II of III, gedurende tenminste een onafgebroken periode van twee jaar.
Partnerpensioen Het levenslange pensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer en de gepensioneerde.
Partnerrelatie Een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een gemeenschappelijke huishouding met een partner.
112
Pensioendatum De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat.
Pensioengerechtigde De persoon voor wie op grond van pensioenreglement I, II en III van het fonds het (tijdelijk) pensioen is ingegaan. Pensioengevend salaris (alleen voor pensioenreglement I) Het jaarsalaris, zijnde 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen, minus 1,9% van datzelfde jaarsalaris met een maximum van € 792 en vermenigvuldigd met één plus de gemiddelde ploegendienstfactor.
Pensioengevend salaris (alleen voor pensioenreglement II) Het jaarsalaris, zijnde 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen en vermenigvuldigd met één plus de gemiddelde ploegendienstfactor.
Pensioengrondslag (alleen voor pensioenreglement I) Het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
Pensioengrondslag I (alleen voor pensioenreglement II) Het pensioengevend salaris, voor zover dit bedrag niet hoger is dan het bedrag van de voor dat jaar geldende beschikbare premie salarisgrens, verminderd met de franchise.
Pensioengrondslag II (alleen voor pensioenreglement II) Het gedeelte van het pensioengevend salaris boven de beschikbare premie salarisgrens.
Pensioengrondslag (alleen voor pensioenreglement III) Het jaarsalaris, zijnde 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse
113
salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen, minus 1,9% van datzelfde jaarsalaris en bedraagt maximaal € 792.
Pensioenovereenkomst De in pensioenreglement I, II of III vervatte pensioenovereenkomst in de zin van hoofdstuk 2 van de PW.
Pensioenregeling De regeling omtrent pensioen tussen een werkgever en werknemers, zoals deze regeling geldt vanaf 1 januari 2006.
Pensioenreglement Het pensioenreglement I, II of III van de werkgever.
Pensioenrichtdatum De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Ploegendienstfactor De verhouding tussen de ploegentoeslag en 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen.
Ploegendienstjaren Elk jaar dat de deelnemer als werknemer bij de werkgever in ploegendienst werkt.
Ploegentoeslag 13 maal de toeslag die de deelnemer per maand wegens ploegendienst geniet, vermeerderd met de vakantietoeslag over deze toeslag.
Prijsindexcijfer Het afgeleide indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens vanaf het basisjaar 2000, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober
114
voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd.
PW De Pensioenwet.
Restverdiencapaciteit Het verschil tussen 100% en de mate van arbeidsongeschiktheid.
Scheiding Echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap met wederzijds goedvinden en ontbinding van het geregistreerd partnerschap op verzoek van één van de partners. Statuten De statuten van het fonds.
Toetredingsdatum De datum bedoeld in artikel 3 lid 2 van Pensioenreglement I of II.
Uitvoeringsovereenkomst Een overeenkomst tussen de werkgever en het fonds die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de PW. Vervroegde pensioendatum De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt.
Volle wees De wees van wie de langstlevende ouder of verzorger is overleden.
Wajong De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
WAO De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Waz De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
115
Wees Degene die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn pensioengerechtigd kind is.
Werkgever Abbott Holdings B.V., alsmede de eventueel aan deze vennootschap in een groep verbonden ondernemingen volgens de statuten van het fonds. Tevens wordt onder werkgever verstaan AbbVie B.V. en AbbVie Logistics B.V. Werknemer Degene die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever.
Wezenpensioen Het pensioen ten behoeve van het (de) nagelaten kind(eren).
WIA De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
116
Bijlage XII Verklaring inzake beleggingsbeginselen Artikel 1.
Introductie
1. Inleiding Deze verklaring inzake beleggingsbeginselen (ofwel investment beliefs) geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland (hierna: het fonds). Investment beliefs beschrijven op een heldere en beknopte wijze de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid. De investment beliefs vormen daarmee de basis of de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer, de verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende beleggingscategorieën, beleggingsstijlen en het risicomanagement. De investment beliefs worden door het bestuur vastgesteld. Het in deze verklaring weergegeven beleggingsbeleid heeft alleen betrekking op het vermogen belegd door en voor risico van het fonds en dus niet op de beleggingen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module. Op verzoek van een belanghebbende bij het fonds wordt de verklaring inzake beleggingsbeginselen verstrekt. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de verklaring in op: de doelstelling van het beleggingsbeleid;
de organisatie en risicobeheerprocedures;
de beleggingsbeginselen, in het bijzonder de toegepaste wegingmethodes voor beleggingsrisico’s en de strategische allocatie van de activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen van het fonds.
2. Doelstelling beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid is afgeleid van de volgende doelstellingen: Primaire doelstelling Het fonds stelt zich als hoofddoel het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een toeslag(ambitie), met uitzondering van het partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum. Secundaire doelstellingen Korte termijn doelstelling is het realiseren van een bepaalde buffer om de kans op bijstorten te verkleinen en voldoende zekerheid in te bouwen om tot een financieel stabiel fonds te komen. Lange termijn doelstelling is een hoge en stabiele dekkingsgraad tot een niveau waarop sprake kan zijn van premiekorting.
3. Wijzigen van de verklaring
117
De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt minimaal eens in de drie jaar herzien. Indien tussentijds belangrijke wijzigingen optreden in het beleggingsbeleid of in de uitvoerende partijen wordt de verklaring tussentijds herzien. Artikel 2.
Organisatie
1. Het pensioenfonds Het fonds is het pensioenfonds voor medewerkers van Abbott Holdings B.V. alsmede de eventueel met Abbott Holdings B.V. in een groep verbonden ondernemingen waarmee het fonds een uitkeringsovereenkomst heeft afgesloten (hierna: Abbott). Het fonds stelt zich als hoofddoel het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een indexatie(ambitie), met uitzondering van het partner- en wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum. Het fonds belegt en beheert het pensioenvermogen in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden. Met ingang van 1 augustus 2012 respectievelijk 1 oktober 2012 respectievelijk 1 januari 2014 zijn ook de medewerkers van AbbVie B.V. respectievelijk AbbVie Logistics B.V. respectievelijk AbbVie Finance B.V. tot het fonds toegetreden. Per 1 januari 2015 vindt voor de werknemers van de AbbVie ondernemingen geen opbouw van pensioen meer plaats.
2. Het bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit zes stemgerechtigde leden. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor alle activiteiten, inclusief het beleggingsbeleid, van het fonds. Het bestuur stelt het beleid van het fonds vast. Het bestuur kan met inachtneming van het vier-ogen-principe van artikel 105 lid 1 van de Pensioenwet het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan overlaten aan ten minste twee van zijn leden. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggen van de beschikbare gelden in overeenstemming met de beleggingsbeginselen zoals omschreven in deze verklaring inzake beleggingsbeginselen.
3. De beleggingscommissie Het bestuur heeft in 2008 een beleggingscommissie in het leven geroepen met een toezichthoudende, adviserende, beslissingsbevoegde en controlerende rol rond risicoen vermogensbeheer. De beleggingscommissie ziet toe op de wijze waarop de vermogensbeheerder(s) het beleggingsbeleid uitvoeren. Tevens ziet deze commissie toe op de ontwikkeling van de verhouding tussen de aanwezige dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, evenals van de aan beleggingen gekoppelde risico’s. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd op het gebied van risico- en beleggingsbeleid.
118
4. Deskundigheid Het fonds zorgt ervoor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de juiste deskundigheid die vereist is voor:
een optimaal beleggingsresultaat;
een correct beheer van de beleggingen;
een goede beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico’s.
5. Scheiding van belangen Het fonds zorgt ervoor dat bij de personen die belast zijn met (de uitvoering van) het beleggingsbeleid geen sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. De personen die belast zijn met (de uitvoering van) het beleggingsbeleid zijn gebonden aan de door het fonds opgestelde gedragscode. Deze gedragscode voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten hieraan stelt. De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. Artikel 3.
Uitvoering
1. Uitbesteding Het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie is uitbesteed aan BNP Investment Partners Netherlands N.V., BlackRock, Vanguard en Oaktree Capital Management (de vermogensbeheerders). Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de Pensioenwet en de regelgeving van De Nederlandsche Bank op het gebied van uitbesteding. Het fonds stelt voor iedere extern uit te voeren activiteit onder meer een uitbestedingsovereenkomst op die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. Zogenaamde Service Level Agreements (SLA’s) maken deel uit van deze overeenkomsten.
2. Beleggingsadviseur Het bestuur heeft twee beleggingsadviseurs aangesteld die de vergaderingen van de beleggingscommissie bijwonen en op uitnodiging de vergaderingen van het bestuur. De beleggingsadviseurs adviseren de beleggingscommissie ten aanzien van het formuleren en uitvoeren van het beleggingsbeleid en financiële risico’s.
3. Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur stelt periodiek het strategisch beleid vast inclusief de verdeling van de portefeuille over de beleggingscategorieën aandelen, vastrentende waarden, grondstoffen en het strategische renteafdekkingspercentage.
119
Primaire doelstelling Het fonds stelt zich als hoofddoel het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een toeslag(ambitie), met uitzondering van het partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum. Secundaire doelstellingen Korte termijn doelstelling is het realiseren van een bepaalde buffer om de kans op bijstorten te verkleinen en voldoende zekerheid in te bouwen om tot een financieel stabiel fonds te komen.
Lange termijn doelstelling is een hoge en stabiele dekkingsgraad tot een niveau waarop sprake kan zijn van premiekorting.
Voor het realiseren van de eerste doelstelling is een matchingportefeuille ingericht. Voor het realiseren van de tweede doelstelling is een returnportefeuille ingericht, waarmee getracht wordt extra rendement te behalen ten opzichte van de waarde ontwikkeling van de nominale verplichtingen, rekening houdend met een vastgestelde tracking error. Het te behalen extra rendement kan dan worden aangewend voor versterking van de reserves. Ten aanzien van de eerste doelstelling heeft het fonds besloten, het renterisico op de verplichtingen voor 80% (in plaats van 100%) af te dekken, inclusief het renterisico op de jaarlijkse premie. Als gevolg van een wijziging in de methode voor het berekenen van de waarde van de verplichtingen is een aanvullende randvoorwaarde gesteld. De randvoorwaarde is dat de renteafdekking op basis van de UFR niet groter mag zijn dan 105%. In de huidige lage rente-omgeving geldt er sinds oktober 2014 een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in marktrente termen wordt afgedekt. De looptijd van een deel van het vermogen wordt in overeenstemming gebracht met de looptijd van de Technische Voorzieningen. Dit gebeurt door gebruik te maken van Liability Driven Investments (LDI’s). Deze zijn ondergebracht in de zogenaamde Matching portefeuille. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 7.3. Ten aanzien van de tweede doelstelling wordt een rendementsportefeuille gehanteerd waarin aandacht wordt gegeven aan allocaties en bandbreedtes betreffende: verdeling over beleggingscategorieën;
valutabeleid;
samenstelling vastrentende portefeuille;
samenstelling aandelenportefeuille, inclusief grondstoffen.
120
In 2012 is een tijdelijke cashportefeuille ingericht. Na aankondiging van de splitsing van het bedrijf in AbbVie B.V. en AbbVie Logistics B.V. heeft het bestuur besloten een deel van de portefeuille cash aan te houden in verband met een mogelijke onttrekking als gevolg van de splitsing per 1 augustus 2012. Op dat moment was er nog geen zekerheid over de gevolgen van de splitsing voor het fonds. Eind 2012 is vastgesteld dat de splitsing vooralsnog geen effect zal hebben op het fonds. Het bestuur zal begin 2013 bekijken hoe de aanwezige cash te beleggen. Het uitvoering geven aan de beleggingsdoelstelling van het strategisch beleggingbeleid is gebaseerd op de meest recent uitgevoerde Asset Management Liability (ALM)-studie, continuïteitsanalyses en eventueel andere beleidsondersteunende studies. De taak van de vermogensbeheerders is om het vermogen van het fonds te beleggen in overeenstemming met het door het bestuur bepaalde beleggingsbeleid. Uitgangspunt daarbij is dat er een zodanige balans is tussen het benutten van rendementskansen en het beheersen van risico’s, dat het fonds zijn pensioentoezeggingen op lange termijn gestand kan doen. Tevens is het beleggingsbeleid erop gericht een extra rendement te behalen dat het fonds kan aanwenden voor versterking van de reserves.
121
4. Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen Bij de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid staat de ‘prudent-person’ regel centraal: Deze regel heeft de onderstaande uitgangspunten:
het fonds doet de beleggingen in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun pensioengerechtigde nabestaanden;
de activa worden naar behoren gediversificeerd;
de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering;
indien sprake is van beleggingen in de werkgever worden deze beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel; ingeval de werkgever tot een groep behoort, worden beleggingen in de werkgever die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille.
Het bestuur heeft investment beliefs vastgesteld welke onderverdeeld zijn naar: 1. Financiële markten 2. Organisatie 3. Beleggingsproces 4. Maatschappelijk verantwoord en governance Investment beliefs financiële markten Beleggingsrisico wordt beloond Het nemen van weloverwogen beleggingsrisico bij de selectie van beleggingen wordt op lange termijn beloond in de vorm van een hoger rendement. Niet ieder risico draagt bij tot een beter verwacht rendement, maar een hoger rendement kan niet zonder het nemen van beleggingsrisico. Diversificatie voegt waarde toe zonder rendement te kosten Spreiding over verschillende beleggingscategorieën, stijlen, regio’s, etc. is een effectieve manier om de verhouding tussen rendement en risico op portefeuille niveau te verbeteren. Het risico per categorie wordt hierdoor niet kleiner, maar wel op het niveau van de totale portefeuille zonder dat hier verwacht rendement voor hoeft te worden ingeleverd. Het bestuur van het pensioenfonds heeft een visie op de ontwikkeling van financiële markten en gebruikt deze in haar beleid Het bestuur heeft een visie op de ontwikkeling van de financiële markten en baseert deze visie op o.a. marktconsensus en de visie van externe partijen. Onderdeel van deze visie zijn de volgende overtuigingen: Het pensioenfonds ziet renterisico als een rendementsbron; Het pensioenfonds ziet valutarisico niet als een rendementsbron. De visie wordt gehanteerd bij:
122
Het uitvoeren van een ALM-studie; De implementatie van een nieuwe strategische beleggingsmix (inclusief renteafdekking); Het beleggen van nieuwe gelden en herbalancering; Na implementatie van het strategisch beleid, oftewel het pensioenfonds heeft een visie op rentebewegingen op basis waarvan de strategische renteafdekking wordt aangepast en tactisch wordt ingevuld; Om tactisch beleid binnen en over beleggingscategorieën uit te voeren.
Niet alle markten zijn volledig efficiënt Als professionele belegger kan het pensioenfonds profiteren van deze marktinefficiënties door het voeren van een actief beleid. Echter, sterk ontwikkelde markten zijn dermate efficiënt dat daar geen voordeel voor actief beleggen te behalen is. Daardoor kan bijvoorbeeld in ontwikkelde aandelenmarkten gebruik worden gemaakt van passieve producten, gezien de hoge mate van efficiëntie van de markt en de lagere kosten. Daarentegen kan bijvoorbeeld actief beleid worden gevoerd in inefficiënte/opkomende markten. Ook actief beleid in de vorm van tactische asset allocatie kan waarde toevoegen aan de portefeuille. Het verwachte extra rendement bij actief beleid moet de extra uitvoeringskosten meer dan compenseren. Pensioenfondsen moeten zorg dragen voor een hoge liquiditeit in de portefeuille Beleggers houden er niet van als ze hun beleggingen moeilijk kunnen verkopen en ze verplicht zijn ze lang aan te houden. De huidige tijd eist liquiditeit, eenduidige waardering en flexibiliteit. Het pensioenfonds kan hooguit in zeer beperkte mate (maximaal 10% van het balanstotaal) gebruik maken van illiquide beleggingen. Derivaten kunnen gebruikt worden om op een efficiënte manier de portefeuille in te richten Met derivaten is het mogelijk om op een efficiënte en goedkope manier de gewenste strategische portefeuille te implementeren. De werking van de te gebruiken derivaten moet in hoofdlijnen begrijpelijk zijn. Het gebruik van derivaten door de vermogensbeheerder is toegestaan binnen collectieve beleggingvehikels die door de vermogensbeheerder, na toestemming van het pensioenfonds, worden gebruikt. Dit betreft in het bijzonder rentederivaten en grondstoffenderivaten. Ten einde het renterisico ten opzichte van de verplichtingen op een efficiënte wijze te beheersen wordt het de vermogensbeheerder toegestaan rentederivaten aan te gaan. Door middel van het gebruik van leverage is het mogelijk om met de matchingportefeuille een groter deel van het renterisico ten opzichte van de verplichtingen af te dekken dan de marktwaarde van de matchingportefeuille (ofwel met minder middelen wordt een bepaalde gewenste positie ingenomen).
123
Om op een efficiënte wijze exposure op te bouwen naar grondstoffen is het de vermogensbeheerders toegestaan binnen collectieve beleggingsvehikels gebruik van grondstoffenderivaten. Hoewel leverage bij deze beleggingscategorie geen doel op zich is, kan het door marktontwikkelingen voorkomen dat de exposure naar grondstoffen groter is dan de onderliggende waarde binnen het beleggingsvehikel. Valuta is geen rendementsbron Valutakoersen zijn door de tijd heen slecht voorspelbaar en modelleerbaar. Wel kan strategisch voor valuta-afdekking gekozen worden, omdat dit de volatiliteit van de dekkingsgraad positief kan beïnvloeden Er wordt alleen belegd in beleggingen die transparant en begrijpelijk zijn Indien er een gebrek is aan transparantie of een product een te hoge mate van complexiteit bezit, wordt niet in dit product belegd. De werking van producten dient op hoofdlijnen door het bestuur en de beleggingscommissie begrepen te worden. Daarnaast moeten het bestuur en de beleggingscommissie de grootste risico’s en de impact hiervan kennen en begrijpen. Er wordt vanuit dat oogpunt dan ook gestreefd naar een zo groot mogelijke mate van transparantie in beleggingsfondsen. Het bestuur wenst te allen tijde inzicht te hebben in het risicoprofiel en de risicokarakteristieken van een beleggingsfonds. Investment beliefs vanuit een organisatorisch oogpunt De beste beleggingsresultaten worden behaald door een gespecialiseerd beleggingsteam gecombineerd met een hoge mate van uitbesteding aan externe managers Op deze manier kan het bestuur de aandacht volledig richten op de pensioenverplichtingen en de doelstellingen van de organisatie zelf. Kosten die verband houden met het beleggingsbeleid dienen goed in ogenschouw genomen te worden Kosten staan vast, rendementen zijn onzeker. Hogere kosten voor een actief beleid zijn zeker, terwijl dit voor het extra beleggingsresultaat niet geldt. De kosten dienen dus minimaal goedgemaakt te worden door de verwachte outperformance en dienen continu goed geanalyseerd te worden. Daarbij geldt dat de kosten van vermogensbeheer vergeleken zullen worden met een institutionele benchmark voor vermogensbeheerkosten. Investment beliefs vanuit het oogpunt van het beleggingsproces De basis van de strategische portefeuille is de structuur van de verplichtingen De beleggingsportefeuille van een pensioenfonds is onlosmakelijk verbonden met de structuur van haar verplichtingen. Beleggingen dienen dan ook niet separaat bekeken te worden, maar vanuit haar gevoeligheid ten opzichte van de passivazijde van de balans.
124
Goede processen zijn een essentiële voorwaarde voor prestaties Consistente en systematische beleggingsprocessen zijn een belangrijke bron voor een duurzaam rendement. Het managen van beleggingsrisico’s is minimaal zo belangrijk als het genereren van rendementen Risico’s bepalen of de beleggingsdoelstelling kan worden behaald. Belangrijke maatstaven hierbij zijn scenario’s, de kansen dat een bepaald scenario zich voordoet en de mate van verlies dat optreedt in een bepaald scenario. Investment beliefs vanuit een sociaal oogpunt en governance Het pensioenfonds kiest er vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor dat niet alle organisaties in aanmerking komen voor de uitbesteding van taken van SPAN De vermogensbeheerorganisaties waar het pensioenfonds mee samenwerkt, erkennen en maken de algemeen door de Verenigde Naties vastgestelde minimale maatschappelijke normen onderdeel van hun ondernemingsbeleid, strategie, cultuur en dagelijkse gang van zaken (ondertekenaars UNPRI). Het fonds vermijdt te beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. Deze wapencategorie omvat antipersoneelsmijnen, clusterbommen, munitie met verarmd uranium en biologische, chemische of nucleaire wapens. Het fonds zal zich houden aan het verbod dat is opgenomen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2013, waarbij maximaal 5% is toegestaan in beleggingsinstellingen en indices. In de beleggingsfondsen van de vermogensbeheerder worden deze bedrijven volledig uitgesloten.
5. Beleggingen Het pensioenfonds kan gebruik maken van de volgende beleggingscategorieën, alle met uitzondering van de cash - uitgevoerd met behulp van: vastrentende waarden, waaronder obligaties uitgegeven door overheden en bedrijven;
aandelen; grondstoffen; rentederivaten, en liquiditeiten.
Valuta vormen geen afzonderlijke beleggingscategorie.
De beleggingsportefeuille is als volgt: Beleggingscategorie
Normweging
Bandbreedte* Benchmark
125
Beleggingscategorie
Normweging
Bandbreedte* Benchmark
Matching portefeuille**
N.v.t. N.v.t. Doel: Reduceren renterisico voor 80% (o.b.v. marktrente). Bandbreedte 7090. Er geldt momenteel een dynamisch beleid
Er worden twee benchmarks gehanteerd: 1) Nominale verplichtingen benchmark 2) Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van het staatsobligatiefonds en LDI pools.
Rendementsportefeuille**
N.v.t. Doel: behalen van extra rendement
Samengestelde benchmark van de afzonderlijke benchmarks van de verschillende beleggingsfondsen
N.v.t.
Cashportefeuille
N.v.t. Doel: N.v.t. Voeren cashmanagement
Beleggingscategorie binnen rendementsportefeuille
Normweging *
Bandbreedte* Benchmark
Zakelijke waarden
54
44-64
Aandelen wereldwijd High Dividend Aandelen wereldwijd Low volatility Aandelen emerging markets
16
11-21
16
11-21
15
10-20
Grondstoffen
7,0
2-12
Vastrentende waarden Credits (investment grade) (bedrijfsobligaties)
46 19,0
36-56 9-29
Global High Yield (bedrijfsobligaties)
11,0
6-16
BofA ML Non-Financial Dev Markets HY Constrained Index
Emerging Markets Debts (hard currency) (overheidsobligaties)
11,0
6-16
14% JPM EMBI Global Div (hedged to euro) RI
Emerging Markets Debt 5,0 0-10 (local currency) (overheidsobligaties) Liquiditeiten 0,0 -2-5 * als percentage van de rendementsportefeuille. ** De verhouding bedraagt per 30 november 2014 70-30%
EONIA Overnight Index Average
16% S&P High Income Equity World (hedged to euro) NR 16% MSCI World Index (EUR) (NR) index 15% MSCI Emerging Markets (Free) (EUR) NR DJ UBS Commodity Index (RI) 24% Markit iBoxx Euro Liquid Corporate Bond Index
6% JPM GBI-EM Global Diversified Composite (hedged to euro) (RI) Cash Index Eonia
De cashportefeuille betreft een portefeuille die is ingericht voor het voeren van cashmanagement voor pensioenuitkeringen. De middelen zijn belegd in een
126
Geldmarkt beleggingsfonds. De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Het fonds beoordeelt elke belegging op basis van risico- en rendementsoverwegingen en het totale effect op de beleggingsportefeuille in samenhang met de totale verplichtingenstructuur.
6. Grenzen aan beleggingsbeslissingen Het fonds onthoudt zich, of werkt niet mee aan een beleggingstransactie die: verboden is, bijvoorbeeld wegens strijd met (inter)nationale wet- en regelgeving;
in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten en/of de fundamentele vrijheden.
7. Risicobeheersing In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de beleggingsdoelstelling van het strategisch beleggingbeleid gebaseerd op Asset Management Liability (ALM)-studies en continuïteitsanalyses. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, of zoveel vaker als het bestuur van het fonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd. De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in dit document. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Het bestuur heeft besloten de afdekking van het renterisico op de verplichtingen te handhaven op 80%. In de huidige lage rente-omgeving geldt er sinds oktober 2014 een dynamisch renteafdekkingsbeleid. Afhankelijk van marktomstandigheden kan gekozen worden voor een lager renteafdekkingsregime. Per januari 2015 bevindt het pensioenfonds zich in het laagste regime, waarin 60% renterisico op de verplichtingen in marktrente termen wordt afgedekt. De Nederlandsche Bank heeft de methode voor het berekenen van de waarde van de verplichtingen de afgelopen periode tweemaal gewijzigd vanwege uitzonderlijke marktomstandigheden. Eind 2011 heeft een eerste wijziging plaatsgevonden. Fondsen mochten hun verplichtingen berekenen op basis van de gemiddelde rente in de periode oktober tot en met december 2011 in plaats van op basis van de rentestand per eind december. Deze 3-maands middeling van de rente wordt nog steeds gehandhaafd. In september 2012 heeft De Nederlandsche Bank de methode wederom gewijzigd, daar de marktomstandigheden nog steeds uitzonderlijk waren. Deze wijziging was onderdeel van het Septemberpakket. De Nederlandsche Bank heeft de Ultimate Forward Rate (‘UFR’) geïntroduceerd. Dit is een risicovrije rekenrente voor langere looptijden. De mening bestaat dat rentes voor langere looptijden niet juist gewaardeerd worden vanwege onvoldoende transacties en waarvoor beperkte liquiditeit is in de markt. De Nederlandsche Bank heeft voor looptijden na 20 jaar bepaald dat de marktrente in 40 jaar toegroeit naar een vastgesteld renteniveau van 4,2%. De onderbouwing van de
127
4,2% is een historisch gemeten lange termijn inflatie van 2% en een verwachte reële rente van 2,2%. Met de invoering van het nieuwe toetsingskader per 2015 wordt de berekening van de rentecurve gewijzigd. De 3-maandsmiddeling van de rente komt te vervallen en de beleidsdekkingsgraad (gemiddelde maanddekkingsgraad over het afgelopen jaar) wordt geïntroduceerd. Door de introductie van de UFR wordt niet alleen gekeken naar de renteafdekking in marktwaarde termen (dus gebaseerd op de daadwerkelijke marktrente), maar eveneens naar de renteafdekking op basis van de UFR. Een renteafdekking groter dan 100% in UFR-termen betekent dat de dekkingsgraad een daling laat zien als de rente stijgt. Het bestuur heeft om die reden besloten het rente afdekkingspercentage op basis van UFR te maximaliseren op 105%. Tegelijkertijd heeft het bestuur maximale belangen in de langstlopende LDI pools vastgesteld. Dit in verband met de gewijzigde methode voor het waarderen van de verplichtingen, waarbij na een looptijd van 20 jaar gestaag toegroeit naar de stabiele forward rente van 4,2%. Dit betekent dat hoe langer de looptijd, hoe minder de daadwerkelijke marktrente meeweegt. Een volledige renteafdekking op de langere looptijden is niet langer nodig en gewenst. De rente afdekking is gerealiseerd door gebruik te maken van een aantal LDI Pools (LDI Solution Sicav) en het restricted euro staatsobligatie fonds van BNP Paribas Investment Partners. Met behulp van deze fondsen met verschillende looptijdklassen kan het renterisico van de verplichtingen gematched worden. De LDI fondsen van BNP beleggen in staatsobligaties in combinatie met Interest Rate Swaps (IRS) en rente futures. Door gebruik te maken van rentederivaten kan de LDI portefeuille kleiner zijn dan de af te dekken verplichtingen (zogenaamde leverage), maar dit wordt beperkt door tevens te beleggen in het staatsobligatiefonds waarin geen derivaten zijn opgenomen. Uit hoofde van de IRS-en ontvangt het fonds lange tot zeer lange termijn rente, terwijl korte rente betaald moet worden. Dit betekent dat het fonds voor een groot deel van de rendementsportefeuille en de staatsobligatieportefeuille binnen de matchingportefeuille moet streven naar een rente die hoger is dan de variabele rente die nodig is om het hefboomeffect te financieren. De minimale rating van het restricted staatsobligatiefonds is AAA, waarbij een belegging in obligaties in AA door een neerwaartse bijstelling gemaximeerd is. Zo is in 2012 het belang in Frankrijk ondanks de downgrade van AAA naar AA gehandhaafd. De vastrentende beleggingen binnen de rendementsportefeuille worden wereldwijd belegd. Beleggingen in niet-euro leningen dienen volledig te zijn afgedekt naar de euro. Het valutarisico in de internationale aandelenportefeuille wordt in beginsel niet afgedekt.
Kredietrisico wordt gelopen in de matching portefeuille door het aangaan van swaps met tegenpartijen. Alleen partijen met een degelijke kredietwaardigheid worden hiervoor geaccepteerd. Binnen de rendementsportefeuille wordt bewust kredietexposure gelopen
128
binnen de credit portefeuille, emerging market staatsleningen en Global High Yield. Door het gebruik van collectieve beleggingsvehikels wordt dit risico over vele verschillende debiteuren gespreid. Binnen de beleggingsvehikels is het uitlenen van effecten tegen een vergoeding in beperkte mate toegestaan. Ook hier wordt kredietrisico gelopen. Het beleggingsbeleid wordt ten minste om de drie jaar, met een jaarlijkse tussentijdse beoordeling, geanalyseerd. Belangrijk analyse instrument hierbij is de Asset Liability Management studie, waarbij ontwikkelingen in de beleggingen en verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld. Artikel 4. Financiële sturingsmiddelen Het bestuur van het fonds heeft een aantal sturingsmiddelen voorhanden die worden ingezet als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. De financiële sturingsmiddelen zijn: premiebeleid;
beleggingsbeleid.
Het bestuur kan in het uiterste geval overgaan tot het verminderen van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 134 van de Pensioenwet. Artikel 5.
Aanvullende bepalingen
Corporate governance/stembeleid Volgens de in 2003 gepubliceerde Code Tabaksblat hebben institutionele beleggers verantwoordelijkheden ten aanzien van goed ondernemingsbestuur. Het vermogensbeheer van aandelen is uitbesteed aan externe vermogensbeheerder(s). Het fonds houdt belangen in beleggingsfondsen van deze vermogensbeheerders. Het fonds is derhalve niet bevoegd om zelf bij aandeelhoudersvergaderingen te stemmen. Er is dan ook geen sprake van een actief stembeleid. BNP Paribas Investment Partners Netherlands N.V. heeft de mogelijkheid stemrecht uit te (laten) oefenen op de aandelen die in de door haar beheerde beleggingsfondsen worden aangehouden.
129
Bijlage XIII Crisisplan FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS ABBOTT NEDERLAND Inleiding In hoofdstuk 6.1 van deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) (Risico’s en risicobeoordeling voor onverminderde uitvoering van de regeling) zijn de risico’s waaraan het pensioenfonds blootstaat beschreven. Deze risico’s kunnen ertoe leiden dat de statutaire doelstelling – het uitkeren van pensioenen – nu of op langere termijn in gevaar komt. Het bestuur is in dat geval genoodzaakt aanvullende maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Doel van een crisisplan is dat het bestuur vooraf beschrijft welke crisismaatregelen beschikbaar zijn, wat de impact van deze maatregelen is en welke procedures doorlopen moeten worden. Zodoende kan het bestuur slagvaardig opereren wanneer een crisis daadwerkelijk optreedt. Belangrijke (door DNB getoetste) aspecten van een crisisplan zijn evenwichtige belangenbehartiging (pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, actieven en werkgever) en (mogelijke) communicatie naar alle betrokkenen. Een crisisplan zal jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld moeten worden. Een evaluatie vindt tevens plaats nadat zich een crisis heeft voorgedaan, uitvoering is gegeven aan de ter beschikking staande maatregelen en het fonds weer uit de crisissituatie is geraakt. Dit crisisplan bevat een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit crisisplan is bedoeld voor het geval zich in de toekomst dergelijke situaties voordoen waarbij crisismaatregelen genomen moeten worden. Het plan geeft de te hanteren kritische ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen communicatie- en besluitvormingsprocessen aan. Bij het opstellen van dit financieel crisisplan is rekening gehouden met de bepalingen uit de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van DNB (per 5 december 2011) die gepubliceerd is in de Staatscourant op 9 december 2011. 1. Beschrijving crisissituatie Het bestuur onderkent dat marktwaardering van de pensioenverplichtingen en de bezittingen met onzekerheid is omgeven. De toekomstige rente is een voorname factor, evenals de toekomstige levensverwachting. De onzekerheid hieromtrent heeft het bestuur doen besluiten pas crisismaatregelen te treffen als naar oordeel van het bestuur sprake lijkt van een structurele en significante crisissituatie. Het bestuur voert immers een langetermijnbeleid en wenst in het beleid naar alle betrokkenen toe niet op dagvolatiliteiten te reageren. Het bestuur heeft in lijn met haar algemene beleidsuitgangspunt de volgende drie doelen geformuleerd: 1. Het primaire doel van het fonds is het nakomen van haar pensioenverplichtingen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verplichtingen nominaal zijn en er geen sprake is van een toeslag(ambitie),
130
met uitzondering van het (bijzonder) partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande voor de pensioenrichtdatum. 2. Korte termijn doelstelling is het realiseren van een bepaalde buffer om de kans op bijstorten te verkleinen en voldoende zekerheid in te bouwen om tot een financieel stabiel fonds te komen. 3. Lange termijn doelstelling is een hoge en stabiele dekkingsgraad tot een niveau waarop sprake kan zijn van premiekorting. Dit crisisplan treedt in werking als de primaire doelstelling tot het uitkeren van pensioenen in gevaar komt. Het bestuur stelt vast dat sprake is van een financiële crisis als de dekkingsgraad lager is dan het Minimaal Vereist Vermogen (104,6%). 2. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen Wanneer de dekkingsgraad zich op enig moment onder het Minimaal Vereist Vermogen bevindt, meldt het fonds dit terstond aan de toezichthouder. Het fonds stelt in dat geval binnen de wettelijk gestelde termijn een kortetermijnherstelplan op waarin wordt aangegeven hoe het pensioenfonds binnen de wettelijk gestelde termijnen een dekkingsgraad boven het Minimaal Vereist Vermogen zal bereiken. Het bestuur heeft als onderdeel van dit crisisplan daarnaast een zogenaamde “kritische dekkingsgraad” vastgesteld. Dit is de dekkingsgraad waarbij het fonds er niet langer in slaagt om binnen de wettelijk gestelde maximale termijnen de technische voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen van waarden te voorzien, zonder de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten ondernemingen onevenredig te schaden en tot het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten over te moeten gaan. Het niveau van de kritische dekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de rentetermijnstructuur en de verwachte meerrendementen op enig moment. In de volgende tabel is de kritische dekkingsgraad voor een aantal scenario’s opgenomen (uitgaande van een wettelijke hersteltermijn naar het Minimaal Vereist Vermogen van drie jaar).
Rekenrente
verwacht meerrendement 2,0%
0,0% 103,0%
0,5% 101,2%
1,0% 99,4%
1,5% 97,7%
2,0% 96,0%
2,5% 94,3%
2,5% 3,0%
103,1% 103,1%
101,3% 101,3%
99,5% 99,6%
97,8% 97,9%
96,1% 96,2%
94,5% 94,6%
3,5% 4,0%
103,1% 103,2%
101,4% 101,4%
99,7% 99,7%
98,0% 98,1%
96,3% 96,5%
94,7% 94,9%
4,5% 5,0%
103,2% 103,2%
101,5% 101,5%
99,8% 99,9%
98,2% 98,3%
96,6% 96,7%
95,0% 95,1%
Toelichting: de kritische dekkingsgraad uit bovenstaande tabel is het niveau vanaf waar het fonds naar verwachting in drie jaar (zonder korten) kan herstellen tot het Minimaal Vereist Vermogen gegeven een bepaald renteniveau (dat vanaf het begin van de herstelperiode drie jaar lang op dat niveau blijft) en bij een jaarlijks verondersteld meerrendement (t.o.v. de verplichtingen). Voorbeeld: als de rente 3,5% is (en blijft) en het fonds een jaarlijks meerrendement van 1,5% haalt (ten opzichte van het benodigde rendement op de pensioenverplichtingen), dan kan het
131
fonds vanaf een (kritische) dekkingsgraad van 98,0% binnen drie jaar nog zonder korten herstellen naar het Minimaal Vereist Vermogen. Onderstaande tabel toont eveneens de kritische dekkingsgraad voor de hierboven aangegeven scenario’s (uitgaande van een wettelijke hersteltermijn naar het Minimaal Vereist Vermogen van drie jaar) maar waarbij er thans voor de beeldvorming van is uitgegaan dat de aangesloten ondernemingen een bijstorting doen van in totaal € 20 mln.5.
rekenrente
verwacht meerrendement 2,0%
0,0% 91,6%
0,5% 89,9%
1,0% 88,2%
1,5% 86,6%
2,0% 85,1%
2,5% 83,5%
2,5% 3,0%
90,2% 88,8%
88,6% 87,2%
87,0% 85,7%
85,4% 84,1%
83,9% 82,6%
82,4% 81,2%
3,5% 4,0%
87,3% 85,8%
85,8% 84,2%
84,3% 82,7%
82,8% 81,3%
81,3% 79,8%
79,8% 78,4%
4,5% 5,0%
84,1% 82,3%
82,6% 80,9%
81,1% 79,4%
79,7% 78,0%
78,3% 76,7%
76,9% 75,4%
Het beleid van het pensioenfonds is reeds gericht op het beperken van de kans dat de dekkingsgraad zich richting deze kritische dekkingsgraden beweegt. Middels een ALM-studie wordt dit beleid regelmatig getoetst en herijkt. 3. Maatregelen die ter beschikking staan Het bestuur is in het geval van een crisissituatie genoodzaakt maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Het bestuur heeft alle mogelijke crisismaatregelen onderzocht en besproken: 1. Bijstorting aangesloten ondernemingen. Het fonds streeft met zijn beleid naar een gezonde financiële situatie waarbij wordt voorkomen dat het fonds in een situatie van reservetekort of onderdekking komt. De aangesloten ondernemingen hebben in het verleden aanvullende stortingen aan het fonds gedaan op basis van de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde afspraken. In de lopende uitvoeringsovereenkomst is eveneens sprake van additionele bijdragen door de aangesloten ondernemingen. Indien het fonds met een situatie van reservetekort of onderdekking te maken krijgt, stelt het fonds in overleg met de aangesloten ondernemingen een herstelplan conform de Pensioenwet op voor het voldoen van een extra premie, zoals omschreven in hoofdstuk 7.6.6 van deze ABTN. 2. Premieverhoging De premie die door de aangesloten ondernemingen verschuldigd is, is de actuariële premie. Deze wordt vastgesteld als de kostendekkende premie op basis van het Financieel Toetsingskader. Dit staat ook als zodanig beschreven in hoofdstuk 7.6 van deze ABTN (Premiebeleid). De kostendekkende premie betreft de koopsommen voor de pensioenopbouw, de backservicekoopsommen, de indexatiekoopsom voor de 5
In een concrete situatie van bijstorting zal het bij te storten bedrag in overleg tussen het bestuur en
de aangesloten ondernemingen worden vastgesteld. Tevens zal in een dergelijke situatie afstemming met Abbott US dienen plaats te vinden.
132
tijdelijke vaste toeslag van het partner- en wezenpensioen, de risicopremies aan de herverzekeraar voor partnerpensioen, wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, de opslag voor excassokosten van 1,5%, de solvabiliteitsopslag en de uitvoeringskosten van het fonds (exclusief de kosten van het vermogensbeheer). 1. Het fonds streeft met zijn beleid naar een gezonde financiële situatie waarbij wordt voorkomen dat het fonds in een situatie van reservetekort of onderdekking komt. Indien het fonds desondanks met een van beide situaties te maken krijgt, treedt het fonds tijdig (paragraaf 7 van dit crisisplan) in overleg met de aangesloten ondernemingen over een mogelijke verhoging van de verschuldigde premie. 3. Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten Als uiterste crisismaatregel kan het bestuur besluiten tot vermindering van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien: a. de technische voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten ondernemingen onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde vereisten ten aanzien van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, ex-partners, pensioengerechtigden en de aangesloten ondernemingen schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd. De pensioenaanspraken en -rechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en ex-partners worden in dit geval procentueel evenveel (uniform) gekort. Er wordt niet meer gekort dan strikt nodig is om voldoende te kunnen herstellen. De korting wordt geëffectueerd één jaar en drie maanden na het peilmoment, mits de korting dan nog noodzakelijk is. 4. Aanpassen beleggingsbeleid Het aanpassen van het beleggingsbeleid bij verschillende niveaus van de dekkingsgraad is onderdeel van het reguliere beleidskader zoals beschreven in hoofdstuk 7 van deze ABTN. 5. Beperken of niet toekennen van toeslagen Behoudens de tijdelijke vaste toeslag van het partner- en wezenpensioen worden er geen toeslagen verleend op de pensioenen. Er kan zodoende geen sprake zijn van het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagverlening van de deelnemers zodat dit niet als crisismaatregel wordt aangemerkt. 6. Toepassen gesplitste kortingsregeling (zonder premie te verlagen)
133
De gesplitste kortingsregeling houdt in dat als er in een jaar onvoldoende premie beschikbaar is, alleen de in dat jaar op te bouwen aanspraken kunnen worden gekort. In hoofdstuk 7.6 van de ABTN (Premiebeleid) is vastgelegd dat de aangesloten ondernemingen ten minste de kostendekkende premie op basis van het Financieel Toetsingskader aan het fonds verschuldigd zijn. Gezien dit premiebeleid, kan er bij het fonds in beginsel geen sprake zijn van onvoldoende beschikbare premie. 7. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) Het fonds voert de pensioenregelingen van Abbott Nederland uit. In hoofdstuk 7.6 van de ABTN (Premiebeleid) is vastgelegd dat de aangesloten ondernemingen ten minste de kostendekkende premie op basis van het Financieel Toetsingskader aan het fonds verschuldigd zijn. Het versoberen van de pensioenregeling zonder de premie te verlagen is derhalve niet aan het fonds, maar aan de aangesloten ondernemingen (in samenwerking met de ondernemingsraad en/of de vakbonden) en wordt daarmee niet als crisismaatregel aangemerkt. Bovenstaande resulteert in de volgende crisismaatregelen (in volgorde van prioriteit) die, waar nodig, gelijktijdig zullen worden ingezet: 1. Bijstorting door aangesloten ondernemingen. 2. Premieverhoging. 3. Korten van pensioenaanspraken en -rechten.
134
4. Mate inzetbaarheid van de maatregelen Om de legitimiteit van de hierboven genoemde crisismaatregelen aan te tonen, is in onderstaande tabel per maatregel een verwijzing opgenomen naar de verschillende fondsdocumenten.
Crisismaatregel
UitvoeringsPensioenovereenkomst reglement
Statuten
ABTN
1 Bijstorting aangesloten ondernemingen
-
Hoofdstuk 3.4 en 7.6.6
Artikel 5 lid 2
-
2 Premieverhoging
-
Hoofdstuk 3.4 en 7.6.6
Artikel 5 lid 2
-
3 Korten van pensioenaanspraken Artikel 14 en pensioenrechten
Hoofdstuk 5.4
-
Rgl I artikel 21 lid 3, Rgl II artikel 31 lid 3, Rgl III artikel 17 lid 3
4 Aanpassing beleggingsbeleid
Nvt
nvt
nvt
Nvt
5 Beperken of niet toekennen van toeslagen
Nvt
nvt
nvt
Nvt
6 Toepassen gesplitste Nvt kortingsregeling (zonder premie te verlagen)
nvt
nvt
Nvt
7 Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen)
nvt
nvt
Nvt
Nvt
De mogelijkheid tot het korten van pensioenaanspraken en -rechten is in alle relevante fondsdocumenten opgenomen. 5. Indicatie financiële effect van de maatregelen De inzet van de verschillende crisismaatregelen heeft telkens een andere impact op de financiële positie van het pensioenfonds. De hierna volgende analyse geeft inzicht in de effectiviteit van de beschikbare crisismaatregelen. Hierbij is telkens uitgegaan van een dekkingsgraad van 100%.
Crisismaatregel
Inzet maatregel
Impact op dekkingsgraad
Effectiviteit
1
Bijstorting aangesloten ondernemingen
+ 1% v/d salarissom
ca. + 0,7%
Jaarlijks
2
Premieverhoging
+ 1% v/d salarissom
ca. + 0,7%
Jaarlijks
3
Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Korten 1% evenredig
ca. +1%
Eenmalig
135
Crisismaatregel
Inzet maatregel
Impact op dekkingsgraad
Effectiviteit
4
Aanpassing beleggingsbeleid
+ 0,50% verwacht rendement
ca. + 0,50%
Jaarlijks
5
Beperken of niet toekennen van toeslagen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
6
Toepassen gesplitste kortingsregeling (zonder premie te verlagen)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
7
Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Uitgaande van een dekkingsgraad van 80%, een bijstorting door de aangesloten ondernemingen van in totaal € 20 miljoen in het derde jaar en een uniforme korting van de pensioenaanspraken en –rechten van 4,1% voor alle groepen, kan het pensioenfonds (bij een rekenrente van 3,0% en een verwacht meerrendement van 1,0%) naar verwachting binnen de wettelijk gestelde termijnen herstellen naar het Minimaal Vereist Vermogen. 6. Evenwichtige belangenafweging Het bestuur maakt voor wat betreft de korting van pensioenaanspraken en -rechten geen onderscheid tussen de verschillende groepen. Naar de mening van het bestuur is dit een evenwichtige verdeling van de lasten. Het bestuur realiseert zich dat pensioengerechtigden geen verdiencapaciteit meer hebben en hierdoor in eerste instantie zwaarder getroffen lijken dan de deelnemers en gewezen deelnemers. Het uitsluiten of beperken van korting voor pensioengerechtigden zou echter een te zwaar beslag leggen op de solidariteit. Naar mening van het bestuur is ook bij een premieverhoging en/of bijstorting door de aangesloten ondernemingen sprake van een evenwichtige belangenbehartiging daar hierin is voorzien in de uitvoeringsovereenkomst. De aangesloten ondernemingen hebben in het (recente) verleden enkele malen aanvullende stortingen gedaan omdat zij zeer veel waarde hechten aan een stabiel fonds voor haar werknemers. Slechts een beperkt deel van deze bijstortingen worden als kosten voor de ondernemingen gezien, het overige deel wordt geactiveerd op de balans (conform de rekenregels voor US -beursgenoteerde- ondernemingen: US GAAP). Naar de mening van het bestuur is de financiële positie van de aangesloten ondernemingen op dit moment dermate goed, dat een eventuele bijstorting niet tot een onevenredige grote last voor de aangesloten ondernemingen zou leiden. Onderstaande tabel geeft inzicht in welke groepen belanghebbenden worden beïnvloed door een specifieke crisismaatregel.
Crisismaatregel
1
Bijstorting aangesloten ondernemingen
Impact op belanghebbenden Deelnemers
Gewezen deelnemers, ex- partners en pensioengerechtigden
Aangesloten ondernemingen
nee
nee
Ja
136
Crisismaatregel
Impact op belanghebbenden
2
Premieverhoging
ja
nee
Ja
3
Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten
ja
ja
Nee
4
Aanpassing beleggingsbeleid
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
5
Beperken of niet toekennen van toeslagen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
6
Toepassen gesplitste kortingsregeling (zonder premie te verlagen)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
7
Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
De evenwichtige belangenafweging bij de inzet van crisismaatregelen zal per crisissituatie door het bestuur beoordeeld worden. Hierbij wordt tevens gekeken naar de kans en de termijn waarop de inzet van een crisismaatregel weer ongedaan gemaakt kan worden. Hulpmiddelen om de evenwichtige belangafweging te onderbouwen zijn een ALM-studie, een continuïteitsanalyse en het herstelplan. 7. Communicatie met belanghebbenden Na vaststelling van dit crisisplan zal het bestuur het plan voor advies voorleggen aan de deelnemersraad. De actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zullen daarna worden geïnformeerd over de hoofdlijnen van het crisisplan middels een nieuwsbericht van het pensioenfonds. In het geval van een crisis zoals gedefinieerd onder punt 1, zal het bestuur met de toezichthouder communiceren op de daarvoor voorgeschreven wijze en met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven termijnen. De aangesloten ondernemingen worden geïnformeerd over de crisissituatie middels de vertegenwoordiging in het bestuur van het pensioenfonds. Indien de mogelijkheid tot een additionele bijdrage van de aangesloten ondernemingen aan de orde komt, zal daarover tijdig met de aangesloten ondernemingen in overleg worden getreden. Zie hiervoor ook het gestelde onder punt 4.Aan alle actieve deelnemers, gewezen deelnemers, ex-partners en pensioengerechtigden zal middels een brief worden gecommuniceerd dat van een crisis sprake is en dat maatregelen moeten worden genomen. Er zal tevens worden aangegeven welke maatregelen dat zullen zijn en per welke datum ze zullen worden toegepast. Alvorens tot maatregelen te besluiten zal het bestuur tijdig advies vragen aan de deelnemersraad. Het te vragen advies omvat ook de wijze van communicatie voor zover niet wettelijk of door de toezichthouder voorgeschreven. Alle communicatie over het crisisplan vindt plaats door de communicatiecommissie in overeenstemming met het (reguliere) communicatiebeleid zoals vastgelegd in Bijlage XI Communicatiebeleidsplan van deze ABTN. De communicatie van het fonds kan naar keuze schriftelijk, mondeling of digitaal plaatsvinden. De verplichte communicatie moet schriftelijk vertrekt worden tenzij de deelnemer toestemming geeft voor digitale vertrekking. In onderstaande tabel is het communicatietraject na vaststelling van een crisissituatie weergegeven (zoals bovenstaand beschreven):
137
Belanghebbende partij
Welke vorm
Wanneer
toezichthouder
brief
onverwijld
aangesloten ondernemingen
mondeling/brief
direct/onverwijld
deelnemersraad
brief
onverwijld
deelnemers: - pensioengerechtigden (incl nabestaanden) - actieve deelnemers - nieuwe deelnemers - arbeidsongeschikte deelnemers - gewezen deelnemers - ex-partners
brief
zo spoedig mogelijk nadat de situatie zich voordoet
Indien geen aanvullende maatregelen benodigd zijn, kan worden volstaan met de opmerking op het UPO dat er sprake is van een herstelplan. Indien wel aanvullende maatregelen nodig zijn, wordt een brief verstuurd. Beleid ongedaan maken crisismaatregelen Het bestuur heeft op dit moment nog geen beleid voor het ongedaan maken van crisismaatregelen gedefinieerd in de ABTN. Het hierna omschreven beleid betreft daarom een voorstel voor een te hanteren leidraad. Het fonds hanteert een premiekortingsgrens ofwel streefgrens, die gelijk is aan de vereiste vermogensgrens. Wanneer de dekkingsgraad het niveau van de streefgrens heeft overschreden zal de toegepaste korting van de pensioenaanspraken (gedeeltelijk) ongedaan worden gemaakt. De pensioenaanspraken en -rechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden in dit geval procentueel evenveel (uniform) gecompenseerd. Gemiste pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden door korting van pensioenrechten in het verleden worden, in geval van ongedaan maken van deze korting, niet gecompenseerd. Bij de compensatie zal ervoor worden gezorgd dat de dekkingsgraad het niveau van de streefgrens niet zal onderschrijden en wordt rekening gehouden met de haalbaarheid van het lopende herstelplan. Er wordt maximaal eenmaal per jaar gecompenseerd. Bovenstaand beleid is de leidraad. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks over het al dan niet compenseren van de toegepaste korting. Indien de toegepaste korting (in eerdere jaren) volledig is gecompenseerd kan het bestuur bij een dekkingsgraad hoger dan de premiekortingsgrens besluiten een korting te verlenen op de premie. 8. Besluitvormingsproces In het geval van een crisissituatie zal het bestuur handelen conform de wettelijk gestelde termijnen voor een kortetermijnherstelplan en op basis van het gestelde in dit crisisplan. In het kader van de mogelijke premieverhoging of bijstorting zullen gesprekken met de aangesloten ondernemingen plaatsvinden. De aangesloten ondernemingen beslissen, met inachtneming van hetgeen hierover vastgelegd is in de uitvoeringsovereenkomst, over een eventuele premieverhoging of bijstorting. Het bestuur stelt aan de hand van de uitkomst van het overleg met de aangesloten ondernemingen de te nemen maatregelen vast. Met betrekking tot de besluitvorming geldt hetgeen hierover in artikel 10 lid 5, 6 en 7 van de statuten is vastgelegd:
138
geldige besluiten kunnen slechts worden genomen wanneer minimaal de helft plus één van het totaal aantal der stemgerechtigde leden van het bestuur ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Alle bestuursbesluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, uitgebracht door de ter vergadering aanwezige en vertegenwoordigde leden van het bestuur. Een besluit is slechts rechtsgeldig, indien dit door ten minste één lid van het bestuur, benoemd door de aangesloten ondernemingen en één lid van het bestuur, benoemd op andere wijze, wordt ondersteund. De maatregelen zullen voor advies aan de deelnemersraad worden voorgelegd. Gedurende de periode van crisis zal het bestuur wekelijks de situatie en de genomen c.q. te nemen maatregelen evalueren. 9. Beoordeling actualiteit Het bestuur zal het crisisplan opnemen als vast agendapunt voor de jaarlijkse bestuursvergadering in september. In deze vergadering zal het crisisplan worden besproken en zal een toetsing aan de actualiteit plaatsvinden. Indien de pensioenovereenkomst en/of de uitvoeringsovereenkomst wordt gewijzigd, zal het bestuur het crisisplan hierop toetsen.
139