Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
Stichting Pensioenfonds NIBC
Den Haag, 30 juni 2015
Inhoudsopgave:
Pagina
Hoofdstuk 0
:
Voorwoord
3
Hoofdstuk 1
:
Inleiding
4
Hoofdstuk 2
:
Organisatie, beheer en interne controle
6
Hoofdstuk 3
:
Pensioenregelingen
12
Hoofdstuk 4
:
Verzekering
15
Hoofdstuk 5
:
Voorziening en vermogen
16
Hoofdstuk 6
:
Beleggingsbeleid
23
Hoofdstuk 7
:
Premiebeleid
30
Hoofdstuk 8
:
Toeslagbeleid
33
Hoofdstuk 9
:
Financiele sturinegmiddelen
36
Risicoanalyse en risicomanagement
37
Hoofdstuk 10 : Bijlagen: Bijlage I
:
Overzicht pensioenregelingen en reglementen
40
Bijlage II
:
Organisatiestructuur pensioenfonds
41
Bijlage III
:
Verklaring Beleggingsbeginselen
42
Bijlage IV
:
Financieel crisisplan
52
Bijlage V
:
Risicomanagement
58
Bijlage VI
:
Ingeriteitsbeleid
69
Bijlage VII
:
Correctiefactoren
74
2
0
Voorwoord
Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN of de Nota) van Stichting Pensioenfonds NIBC per 30 juni 2015, zoals vastgesteld in de Bestuursvergadering van 30 juni 2015.
De heer Drs L.W. Punt RT
De heer Mr J.A. Nagtegaal
Voorzitter
Secretaris
3
1
Inleiding
1.1
Stichting Pensioenfonds NIBC
Stichting Pensioenfonds NIBC (hierna PF NIBC) is een ondernemingspensioenfonds dat de risico’s die uit haar reglementen voortvloeit in principe zelf draagt. In deze Nota wordt het bestuursbeleid omschreven. 1.2 Doel van de Nota Uit artikel 145 van de Pensioenwet vloeit voort dat een ondernemingspensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. Deze Nota omschrijft de wijze waarop PF NIBC de beschikbare middelen beheert en de pensioenregeling uitvoert. De inhoud van de Nota dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank (DNB) tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. 1.3 Nagestreefde mate van detaillering In deze Nota wordt het beleid van PF NIBC zoveel mogelijk in strategische zin omschreven. Wijzigingen in de omstandigheden hoeven niet direct aanleiding te geven tot nieuw beleid, maar kunnen wel leiden tot een tactische aanpassing van de gedragslijn binnen het gekozen beleid. Voorbeelden hiervan zijn de aanpassing van de berekeningsgrondslagen aan nieuwe overlevingstafels en wijzigingen van de beleggingsmix op grond van economische omstandigheden zolang deze binnen de in deze Nota omschreven grenzen blijven. Indien het Bestuur meent dat het strategische beleid bijgesteld moet worden, zal deze Nota dienovereenkomstig aangepast worden. 1.4
Algemeen beleidsuitgangspunt
De statutaire omschrijving van het doel van PF NIBC luidt als volgt: “De stichting heeft ten doel het treffen van voorzieningen in de vorm van pensioen ten bate van deelnemers of gewezen deelnemers en hun bij overlijden achter te laten betrekkingen zulks al dan niet door middel van overeenkomsten levensverzekering met één (of meer) door de werkgever goedgekeurde maatschappij(en) van levensverzekering en voorts al datgene te verrichten wat in de ruimste zin genomen, met het voorafgaande in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn.”. Gegeven deze doelstelling streeft PF NIBC naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het algemene beleidsuitgangspunt van het te voeren beleid is om de pensioenregeling, inclusief de beleidsmatig gewenste indexaties, onder een breed scala van omstandigheden uit te voeren en wel tegen een stabiele premie. De pensioenregeling wordt gekarakteriseerd als een CDC-regeling (Collecief beschikbare premieregeling) op basis van middelloon. Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het Pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premie, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De werkgever geeft hiervoor geen garanties en heeft na het voldoen van de premie geen enkele verplichting meer. Als in enig jaar de beoogde opbouw niet betaald kan worden uit de ingelegde pensioenpremies, zal de opbouw moeten worden verminderd. De werkgever heeft geen verdere verplichtingen en hoeft bijvoorbeeld bij een tekort niet bij te storten. Het risico van eventuele tekorten ligt dus bij de deelnemer. De Pensioenwet onderscheidt een premieovereenkomst (premie vast, uitkering variabel), kapitaalovereenkomst (opbouw van een bepaald kapitaal op pensioendatum, waarmee op dat moment een pensioenuitkering wordt ingekocht) en een uitkeringsovereenkomst (een bepaald pensioenuitkering niveau). Voor de werkgever werkt een CDC-regeling uit als een premieovereenkomst; voor de deelnemers beoogt een CDC-regeling uit te werken als een uitkeringsovereenkomst. De Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenregeling strikt volgens deze driedeling moet worden geduid. Daarbij is gangbaar dat CDC-regelingen worden geduid als uitkeringsovereenkomst; een praktijk waarbij wij aansluiten. In onze fondsdocumenten en uitingen spreken wij daarom van uitkeringsovereenkomst indien en voor zover formeel vereist. Waar vrijheid bestaat spreken wij in onze uitingen van een CDCregeling.
4
1.5 Goed Pensioenfondsbestuur Het Bestuur van PF NIBC streeft als eindverantwoordelijk uitvoerder van de door de werkgever en werknemers overeengekomen pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. De Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid hebben samen de Code Pensioenfondsen opgesteld. Deze bevat 83 bepalingen over het functioneren van de verschillende bestuurlijke organen binnen een pensioenfonds en gaat ook in op de daaraan gekoppelde thema’s. PF NIBC onderschrijft de bepalingen van de Code en heeft de toepassing binnen PF NIBC geëvalueerd. Geconcludeerd is dat PF NIBC de bepalingen van de Code toepast. Alleen de gestelde criteria binnen de Code voor diversiteit zijn nog niet geheel behaald. Op dit gebied zijn de afgelopen jaren wel een aantal stappen gezet.
1.6 Overig Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Na afloop van elk boekjaar wordt de balans opgesteld en wordt het financiële resultaat alsmede de bestemming daarvan opgesteld.
5
2
Organisatie, beheer en interne controle
2.1
Organisatie Stichting Pensioenfonds NIBC
De organisatie van PF NIBC kan als volgt schematisch worden weergegeven:
Verantwoordingsorgaan (4 leden)
Intern toezicht
Deelnemers Werkgever
Bestuur (6 leden en 2 aspirant leden) Pensioengerechtigd en
Beleggingscommissie
Communicatiecommissie
Manager Pensioenfonds Coördinator Pensioenfonds
Herverzekeraar
Accountant
Vermogensbeheerder
Adviserend actuaris
Investment Consultant
Pensioenadministrateur
Beleggingsadministrateur
Certificerend actuaris
Het Bestuur Het Bestuur van PF NIBC is paritair samengesteld en bestaat uit zes leden. Drie leden worden door het bestuur benoemd op voordracht van de werkgever en drie leden worden na verkiezing door de kiesgroep door het bestuur benoemd uit de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door de werkgever uit de door hem voorgedragen bestuursleden aangewezen. De secretaris en de penningmeester en hun plaatsvervangers worden door het Bestuur uit zijn midden gekozen. De aftredenden zijn terstond herkiesbaar. De bestuursleden hebben zitting voor de tijd van vier achtereenvolgende jaren. Vertegenwoordigers van de werkgever, deelnemers en pensioengerechtigden treden af volgens een door het Bestuur op te maken rooster. De afgetreden bestuursleden kunnen maximaal tweemaal, uiterlijk ac ht jaren, worden herbenoemd. In bestaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk de eerstvolgende vergadering van deelnemers na het ontstaan daarvan voorzien. Gedurende het bestaan van een vacature blijft het Bestuur wettig samengesteld en behoudt zijn volle bevoegdheid. De samenstelling van het Bestuur dient te waarborgen dat voldaan wordt aan de criteria zoals die zijn vastgelegd in het Geschiktheidsplan voor bestuursleden van PF NIBC. Daarnaast is er voor het Bestuur (en de commissies) een gedragscode van toepassing ter voorkoming van belangenconflicten, misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij PF NIBC aanwezige informatie. Delegatie of uitbesteding van het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan door het Bestuur is mogelijk op basis van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen of instellingen, aan wie delegatie of uitbesteding plaatsvindt.
6
Die gedetailleerde beschrijving wordt door het Bestuur opgesteld met inachtneming van het gestelde bij en krachtens artikel 34 van de Pensioenwet. Het Bestuur neemt de besluiten ten aanzien van de pensioenregeling en de uitvoering daarvan. Het Bestuur is bevoegd de vertegenwoordiging op te dragen aan ten minste twee Bestuursleden gezamenlijk (het zogenaamde 4-ogen principe), waaronder in ieder geval de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van het Bestuur. PF NIBC heeft ook aspirant bestuursleden aangesteld. Hiermee wordt de continuïteit van het bestuur bevorderd. Aspirant-leden functioneren volwaardig in het Bestuur, maar hebben geen stemrecht. De aspirant bestuursleden kunnen kennis en ervaring opdoen en zich zodoende goed voorbereiden op een mogelijke bestuursfunctie binnen PF NIBC. Geschikt bestuur Het bestuur heeft een geschiktheidsplan opgesteld. Het plan waarborgt dat het bestuur als collectief over de vereiste deskundigheid en ervaring beschikt. Bij elke mutatie in het bestuur gaat het bestuur na of aan de eisen van deskundigheid en ervaring nog steeds kan worden voldaan en of het bestuur geschikt is. Ten minste eenmaal per jaar gaat het bestuur na of het bestuur als collectief actuele ontwikkelingen op pensioengebied in voldoende mate volgt. Bestuursleden maken jaarlijks een persoonlijk opleidingsplan passend binnen de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur. Hierin geven zij aan op welke onderdelen zij hun deskundigheid via cursussen op peil willen houden dan wel willen uitbreiden. Functioneren van het bestuur Het bestuur bespreekt jaarlijks zijn eigen functioneren en het functioneren van de door het bestuur ingestelde commissies. De voorzitter voert in beginsel eenmaal per jaar een functioneringsgesprek met ieder bestuurslid, waarin ook het functioneren van de voorzitter aan de orde komt. Verantwoordingsorgaan Het Bestuur zal jaarlijks verantwoording afleggen over het gevoerde beleid aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit vier leden. Eén lid wordt benoemd door de werkgever, de overige drie leden worden gekozen door en uit de deelnemers en pensioengerechtigden. De deelnemers en pensioengerechtigden zijn evenredig op basis van de onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. In het kader van de verantwoording zal het Bestuur zich vergewissen van de positie van de diverse belanghebbenden om tot een juiste afweging van de eventueel onderling strijdige belangen te komen en om die afwegingen vervolgens inzichtelijk te maken voor de belanghebbenden. Verantwoording afleggen betekent in eerste instantie dat het Bestuur verslag uitbrengt over het gevoerde beheer van de toevertrouwde middelen en de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsproces geschiedt in een dialoog. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie. Dit oordeel wordt samen met de reactie van het Bestuur daarop in het jaarverslag opgenomen. Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over onder andere het communicatiebeleid, liquidatie van het fonds en het wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de te nemen besluiten. Intern toezicht (Visitatiecommissie) Het intern toezicht is georganiseerd in de vorm van een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen die door het bestuur, na bindende voordracht door het verantwoordingsorgaan, worden benoemd. Het bestuur heeft een reglement voor de visitatiecommissie opgesteld. Het intern toezicht heeft de volgende taken: 7
het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de 'checks en balances' binnen het fonds; het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico's op lange termijn.
De visitatiecommissie beziet jaarlijks het functioneren van PF NIBC. De visitatiecommissie rapporteert aan het Bestuur en aan het Verantwoordingsorgaan van PF NIBC. 2.2
Uitbestede werkzaamheden
Het bestuur richt zich met name op het vaststellen van het beleid, het houden van toezicht op de uitvoering van het beleid en het afleggen van verantwoording. Een belangrijk deel van de bestuurstaken wordt voorbereid door de manager pensioenfonds en commissies van PF NIBC. De manager pensioenfonds wordt in de dagelijkse uitvoering / administratie ondersteund door de coördinator pensioenfonds. Daarnaast worden een aantal taken uitbesteed aan derden. De manager pensioenfonds is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding, het aansturen van externe partijen, waaronder de partijen aan wie de pensioenadministratie en het vermogensbeheer zijn uitbesteed, en het ondersteunen van de verschillende organen van PF NIBC. De beleggingscommissie, bestaande uit minimaal één vertegenwoordiger van het bestuur en vier tot zes commissieleden, adviseert het Bestuur inzake de vormgeving van het beleggingsbeleid. Taken van de beleggingscommissie zijn het opstellen van het (strategisch) beleggingsplan, het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerder en het doen van voorstellen voor het tactisch beleggingsbeleid. De beleggingscommissie kan zich, na goedkeuring van het Bestuur, laten bijstaan door een investment consultant. De communicatiecommissie, bestaande uit minimaal één vertegenwoordiger van het bestuur en één tot drie commissieleden, adviseert het bestuur inzake de vormgeving en invulling van het communicatiebeleid. Taken van de communicatiecommissie zijn het opstellen van een (strategisch) communicatieplan, het monitoren en vormgeven van de communicatie vanuit de pensioenadministratie en het doen van voorstellen / vormgeven van het tactisch communicatiebeleid. De communicatiecommissie kan zich, na goedkeuring van het Bestuur, laten bijstaan door een communicatieconsultant. De adviserend actuaris woont de bestuursvergaderingen van PF NIBC bij en ondersteunt het Bestuur bij het ontwikkelen en formuleren van het beleid van PF NIBC. De administratieve uitvoering van de bij PF NIBC ondergebrachte pensioenregelingen en de financiële administratie zijn overgedragen aan hierin gespecialiseerde dienstverleners. Het beheer en de administratie van de beleggingen van PF NIBC zijn grotendeels opgedragen aan vermogensbeheerders. Aanvullende verzekeringen worden geadministreerd door de herverzekeraar. Het actuarieel bureau van de pensioenadministrateur maakt eenmaal per jaar een actuarieel rapport op en stelt de maand- en –kwartaalrapportages op ten behoeve van DNB, inclusief de maandelijkse dekkingsgraadrapportage en kwartaalrapportage ten behoeve van het Bestuur. De accountant controleert jaarlijks de door het Bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft. De certificerend actuaris van PF NIBC controleert jaarlijks of de technische voorzieningen conform de grondslagen van PF NIBC juist zijn vastgesteld. Voorts beoordeelt de certificerend actuaris of de voorziening pensioenverplichtingen op prudente grondslagen is berekend en of deze toereikend is ter dekking van de minimumvoorziening. 8
Hiernaast beoordeelt hij jaarlijks of de bij PF NIBC aanwezige middelen toereikend zijn voor een continue dekking van deze minimumvoorziening. Hiertoe voert hij onder andere een toereikendheidstoets uit. De certificerend actuaris is onafhankelijk van PF NIBC en verricht geen andere werkzaamheden voor PF NIBC. De certificerend actuaris beschikt over een gedragscode met betrekking tot de onafhankelijkheid van de certificerend actuaris, waarvoor door DNB goedkeuring is verleend. Uitgangspunt van het Bestuur is dat er een afzonderlijke deelnemersraad wordt ingesteld indien daar door de deelnemers uitdrukkelijk om verzocht wordt. De deelnemers inclusief de pensioengerechtigden hebben niet gekozen voor een deelnemersraad, maar voor inspraak via de mogelijkheid van deelname in het Bestuur van PF NIBC. 2.3
Beheersmaatregelen en interne controle
Bestuursdocumentatie en uitbesteding De bestuurlijke organisatie is vastgelegd in de statuten en in de volgende reglementen en bestuursdocumenten: - Deskundigheidsplan - Reglement verantwoordings orgaan - Reglement visitatiecommissie - Compliance Charter van PF NIBC Het Bestuur komt ten minste 1 keer per kwartaal in vergadering bijeen. Voorts belegt het Bestuur ten minste 2 keer per jaar een overleg met het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur heeft een aantal taken uitbesteed aan derden. Om de kwaliteit van dienstverlening te kunnen waarborgen worden met deze derden uitbestedingsovereenkomsten afgesloten, waarin de taken en verantwoordelijkheden worden belegd. Onderdeel van deze overeenkomsten zijn zogenaamde service level agreements. In deze overeenkomsten zijn onder meer de volgende elementen verwerkt: Vastlegging van de specifieke werkzaamheden die de uitvoerder verricht voor PF NIBC, onder te verdelen in administratieve, financiële, secretariële, actuariële, juridische, en overige werkzaamheden. De verplichting deze werkzaamheden op een efficiënte, zorgvuldige en professionele manier uit te voeren. De verplichting tot geheimhouding van de gegevens van PF NIBC en een verklaring dat ingestaan wordt voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast. Verlening van last en volmacht aan de uitvoerder om al datgene te doen wat in het belang van PF NIBC is en voortvloeiende uit de aan hem opgedragen taken gewenst, nuttig of noodzakelijk wordt geacht. Van partijen wordt een verklaring ontvangen, waaruit blijkt dat de risico’s adequaat beheerst worden, bijvoorbeeld een ISAE3402 rapportage. Het Bestuur wordt door de manager pensioenfonds in de afzonderlijke bestuursvergaderingen op de hoogte gehouden van de uitbestede werkzaamheden en ontwikkelingen op relevante gebieden. Ook wordt het Bestuur door de manager pensioenfonds in voorkomende gevallen (zowel in algemene zin als in individuele gevallen) expliciet verzocht een besluit te nemen. De door het Bestuur genomen besluiten, worden in notulen vastgelegd, die het Bestuur in de eerstvolgende vergadering, eventueel met inachtneming van op- of aanmerkingen, goedkeurt. Indien het Bestuur de manager pensioenfonds om iets verzoekt dan wel deze toestaat in bepaalde situaties volgens een vastgestelde wijze te handelen wordt dit eveneens opgenomen in de notulen. Controle vindt over het algemeen plaats via de notulen van voorgaande bestuursvergaderingen. Daarnaast wordt er een jaarplan opgesteld. Hierin wordt een overzicht gegeven van de afspraken tussen Bestuur en manager pensioenfonds zodat het Bestuur in staat is een aantal werkzaamheden te sturen en 9
te volgen. Ook kunnen er op deze manier afspraken worden gemaakt over de kwaliteit en het serviceniveau. Voor alle onderdelen waarvoor uitbesteding van werkzaamheden plaats heeft, wordt de uitbesteding en evaluatie van de uitbesteding vormgegeven conform de guidance uitbestedingsbeleid van DNB. Informatievoorziening Van groot belang zijn goede informatie van en naar en communicatie tussen alle bij PF NIBC betrokken partijen. De manager pensioenfonds vervult hierbij een spilfunctie. Ook over de opslag en het beheer van informatie dienen duidelijke afspraken te bestaan. Als beheersmaatregelen worden genoemd: Voor alle systemen is bepaald wie toegang heeft en wie bevoegd is tot het invoeren of wijzigen van de betreffende informatie; Duidelijke afspraken tussen manager pensioenfonds en het bestuur over welke informatie op welk moment aan het Bestuur van PF NIBC wordt verstrekt; Er is een communicatiebeleid opgesteld waarin opgenomen is hoe op gestructureerde wijze heldere en tijdige informatie verstrekt wordt aan alle belanghebbenden van PF NIBC. Risicobeoordeling De risicobeoordeling bestaat uit het identificeren en analyseren van risico’s die het realiseren van de doelstellingen van PF NIBC in de weg kunnen staan. Door deze risicobeoordeling ontstaat een basis voor de wijze waarop de risico’s beheerst kunnen worden. De in de uitbesteding betrokken partijen zijn ieder verantwoordelijk voor het beheersen van alle risico’s binnen hun verantwoordelijkheidsgebied. Belangrijke beheersingsmaatregelen zijn (uitgesplitst naar drie onderdelen):
Beleggingen: Belggingsdoelstellingen zijn vastgelegd in het beleggingsbeleid en de verstrekte mandaten; Tijdige vaststelling van beleggingsplannen en het derivaten- en valutabeleid door het Bestuur van PF NIBC; Duidelijke voorschriften over de activiteiten, producten en brokers die toegelaten zijn; Heldere limieten om krediet-, markt- en liquiditeitsrisico’s te beheersen; Identificatie en meting van alle risico’s; Eenduidige benchmarks. Administratieve organisatie: Doelstellingen zijn vastgelegd in administratieovereenkomsten (service level agreements). Communicatie: Communicatie van beleggings- en pensioenplannen en overzichten, waaronder de UPO aar medewerkers
Interne controle De deelnemersgegevens worden door functionarissen van de (salaris)administratie van de werkgever verstrekt. De juistheid van de geregistreerde deelnemersgegevens wordt periodiek getoetst door de manager pensioenfonds en door de accountant. Daarbij wordt er op toegezien dat ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid de controles uitvoert, waardoor zekerheden worden ingebouwd ten aanzien van de juiste registratie van de gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van de verplichtingen. Door controle van de interne beheerssystemen wordt de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden gewaarborgd. Dit betreft de controle met betrekking tot de betrouwbaarheid van de beleggings -, pensioen- en financiële administratie. Deze wordt door de accountant gecontroleerd. PF NIBC hanteert het 4-ogen principe als kwaliteitswaarborg en ter voorkoming van fraude. Naleving van wet- en regelgeving wordt enerzijds geborgd door permanente educatie van Bestuur en Commissies. Dit wordt nog verder gewaarborgd door de bijwoning van de adviserend actuaris bij alle Bestuursvergaderingen. Het intern toezicht is georganiseerd in de vorm van een visitatiecommissie. Deze commissie, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, geeft jaarlijks een oordeel over het functioneren van PF NIBC.
10
Zorgplicht Bij de uitvoering van de “collective defined contribution”-regeling is PF NIBC verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij volgens de prudent-person regel. Dit betekent dat het vermogen van de pensioenaanspraakgerechtigden zorgvuldig en in het belang van de begunstigden moet worden belegd. Tot 2015 was voor de opbouw ook een defined contribution regeling onderdeel van de pensioen regeling. Vanaf 2015 vindt er geen opbouw meer plaats in de DC regeling. PF NIBC biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid van deze beleggingen over te nemen en dus zelf te kiezen hoe er wordt belegd.PF NIBC zal in dat geval adviseren over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Vervolgens toetst PF NIBC minstens jaarlijks de beleggingen van de (gewezen) deelnemer aan het advies en informeert de (gewezen) deelnemer over de uitkomst. Om te kunnen voldoen aan deze zorgplicht voor de beschikbare premieregeling heeft PF NIBC een aanbieder gekozen, die bij de uitvoering van deze zorgplicht ondersteuning biedt. Administratieve organisatie De (financiële) jaarverslaglegging van PF NIBC wordt, met ondersteuning van de accountant en de actuaris, opgemaakt door de pensioenadministrateur. De pensioenadministrateur beschikt bij het uitvoeren van haar werkzaamheden over een handleiding die wordt bijgewerkt indien daartoe aanleiding is. De pensioenadministrateur heeft tekenbevoegdheid voor stukken die de uitvoering van de pensioenregeling betreffen. De pensioenadministrateur rapporteert eenmaal per kwartaal aan de manager pensioenfonds over de voortgang van de administratieve uitvoering en over bijzonderheden. De manager pensioenfonds rapporteert hierover in Bestuursvergaderingen. Controleerbare werkzaamheden worden door de pensioenadministrateur aan het Bestuur ter controle en fiattering voorgelegd. De accountant ziet toe op de juiste en volledige uitvoering van maatregelen met betrekking tot de interne controle. Uitvoering en controle zijn hier volledig gescheiden zoals beschreven staat in overeenkomsten. Geschillen Over alle uit en naar aanleiding van de statuten en reglementen van PF NIBC voortspruitende geschillen tussen één of meer pensioengerechtigden of andere belanghebbenden enerzijds en PF NIBC anderzijds worden in eerste aanleg beslist door het Bestuur, waarbij de klachten- en geschillenregeling als leidraad dient. Het Bestuur brengt zijn schriftelijke met redenen omklede beslissing ter kennis van de belanghebbende(n). Binnen twee maanden nadat de beslissing van het Bestuur ter kennis van de belanghebbende(n) is gebracht, kan op verzoek van één of beide partijen het geschil worden voorgelegd aan een commissie van drie sc heidslieden. De scheidslieden nemen van het geschil in tweede aanleg kennis en zullen beslissen naar billijkheid in het hoogste ressort. Over alle geschillen, die tussen de werkgever en PF NIBC mochten ontstaan, wordt op dezelfde wijze beslist. 2.4
Financieel Crisisplan
In het kader van artikel 143 van de Pensioenwet en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen heeft PF NIBC een financieel crisisplan opgesteld waarin een beschrijving wordt gegeven van de maatregelen die het Bestuur op korte termijn effectief kan inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit crisisplan is als bijlage bij deze ABTN opgenomen.
11
3
Pensioenregelingen
3.1
Werkgever
De werkgever is NIBC Bank N.V. alsmede elke met haar ten opzichte van haar in de neergaande lijn in een groep verbonden rechtspersoon of instelling die op grond van haar rechtsbanden met die vennootschap op voordracht van die vennootschap bij besluit van het Bestuur als zodanig is erkend. Voorafgaande aan het besluit van het Bestuur tot erkenning zal de deelnemersvergadering worden geraadpleegd, indien het aantal deelnemers meer bedraagt dan 20% van het aantal deelnemers werkzaam bij NIBC Bank N.V. 3.2 Deelnemer Deelnemer is de werknemer die in gevolge het bepaalde in het pensioenreglement als deelnemer van PF NIBC is / wordt toegelaten. Om te worden toegelaten dient de werknemer een dienstbetrekking te hebben met de werkgever. 3.2.1 Beëindiging van deelnemerschap Het deelnemerschap eindigt bij het bereiken van de (feitelijke) pensioendatum, bij overlijden van de deelnemer en/of bij beëindiging van het dienstverband van de deelnemer bij de werkgever. 3.2.2 Voortzetting van deelnemerschap In tegenstelling tot het bovenstaande wordt het deelnemerschap voortgezet: a. Indien die deelnemer ten tijde van de beëindiging van het dienstverband (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was. Alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt. b. Indien voor die deelnemer ten tijde van de beëindiging van het dienstverband het prepensioen is ingegaan. c. Indien het Bestuur hiertoe op verzoek van de werkgever besluit. Dit besluit bevat onder meer de voorwaarden waaronder en de periode gedurende welke het deelnemerschap wordt voortgezet. Het voortgezette deelnemerschap wordt uiterlijk op de normale pensioendatum of de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen beëindigd. 3.3 De inhoud van de pensioenregelingen Voor een precieze inhoud van de pensioenregeling wordt naar het pensioenreglement verwezen. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven waarin vanuit verzekeringstechnisch oogpunt bezien de belangrijkste elementen genoemd worden. 3.3.1 Algemeen PF NIBC kent sinds 1 januari 2015 een nieuw pensioenreglement dat geldt voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Tot eind 2014 kende PF NIBC meerdere reglementen die met ingang van 1 januari 2015 alle zijn overgegaan in het nieuwe pensioenreglement. 3.3.2
Pensioenreglement
De pensioenregeling wordt gekarakteriseerd als een CDC-regeling (Collectief beschikbare premieregeling) op basis van middelloon. Kern van de regeling is dat de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar stelt waarbij door het Pensioenfonds voor het collectief van deelnemers, vanuit deze beschikbare premie, wordt getracht een middelloonregeling te financieren. De werkgever geeft hiervoor geen garanties en heeft na het voldoen van de premie geen enkele verplichting meer. Als in enig jaar de beoogde opbouw niet betaald kan worden uit de ingelegde pensioenpremies, zal de opbouw moeten worden verminderd. De werkgever heeft geen verdere verplichtingen en hoeft bijvoorbeeld bij een tekort niet bij te storten. Het risico van eventuele tekorten ligt dus bij de deelnemer. a. Salaris, franchise en pensioengrondslag De CDC-regeling is gebaseerd op het ‘middelloon-principe’. Dat betekent dat de hoogte van het pensioen is gebaseerd op het gemiddelde salaris tot het fiscaal maximum van € 100.000. 12
‘Defined contribution’ betekent letterlijk ‘vastgestelde bijdrage’. In een CDC-regeling worden dus afspraken gemaakt over de hoogte van de premie die de werkgever en de werknemer samen betalen. De premie is zo vastgesteld, dat de werknemer naar verwachting elk jaar 1,875% van de pensioengrondslag aan pensioen op kan bouwen. Als door bijvoorbeeld een stijgende levensverwachting, tegenvallende beleggingsresultaten of een lage rente de kosten van pensioen toe nemen, kan het opbouwpercentage van 1,875% worden verlaagd. De werkgever heeft geen verdere verplichtingen en hoeft bijvoorbeeld bij een tekort niet bij te storten. Het risico van eventuele tekorten ligt dus bij de deelnemer. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris (met een maximum van EUR 100.000) minus de franchise. Met de werkgever is afgesproken dat de fiscaal minimale franchise wordt gebruikt (in 2015 EUR 12.642). b. Verzekerde pensioenen Op basis van de CDC-regeling worden de volgende pensioenen verzekerd: Levenslang ouderdomspensioen vanaf de pensioenrichtdatum voor de (gewezen) deelnemer. De pensioenrichtdatum is de dag waarop de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Levenslang partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer, ingaand op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewez en) deelnemer overlijdt. Wezenpensioen voor de kinderen van de (gewezen) deelnemer, ingaand op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de laatste dag van de maand waarin de wees de 21-jarige leeftijd bereikt. De uitkering kan onder bepaalde voorwaarden worden verlengd tot de laatste dag van de maand waarin de wees de 27-jarige leeftijd bereikt. c.
Hoogte van de pensioenaanspraken De opbouw van het levenslang ouderdomspensioen is in principe 1,875% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar. Bij een parttime dienstverband wordt dit naar rato aangepast. Als in enig jaar de beoogde pensioenopbouw van 1,875% niet betaald kan worden van de premie, wordt in dat jaar minder pensioen opgebouwd. In een CDC-regeling ligt dit risico bij de deelnemers van het pensioenfonds. Als in enig jaar de beoogde opbouw niet betaald kan worden van de ingelegde premie, kan een beroep worden gedaan op het bestemmingsfonds actieven Onder het reglement is het partnerpensioen bij overlijden van een deelnemer 70% van het te bereiken ouderdomspensioen. Dat betekent dat de partner 70% krijgt van het pensioen dat de deelnemer op had kunnen bouwen als hij/zij tot aan zijn/haar 67e bij NIBC was blijven werk en. Door conversies van pensioenrechten kan de verhouding tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen afwijken. Als een gewezen deelnemer overlijdt (dus nadat het dienstverband bij NIBC is geëindigd) krijgt de partner het opgebouwde nabestaandenpensioen uitgekeerd. Indien een pensioengerechtigde overlijdt zal het vastgestelde nabestaandenpensioen bij pensionering worden toegekend. Het wezenpensioen is bij overlijden van een (gewezen) deelnemer per kind gelijk aan 20% van het partnerpensioen. Met ingang van de eerste dag van de maand waarin het kind volle wees wordt, vindt verdubbeling van het jaarlijkse wezenpensioen plaats. Het totale wezenpensioen wordt gemaximeerd op 14% van het pensioengevend salaris minus de fiscaal minimaal toegestane franchise. Dit percentage wordt verdubbeld in geval van een volle wees.
d. Voorwaardelijke indexatie PF NIBC probeert de pensioenen elk jaar aan te passen aan de gestegen prijzen (indexatie). Dat kan alleen als de financiële situatie van het pensioenfonds dit toe laat. Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% dan mogen de pensioenen (deels) worden verhoogd. Uiteindelijk beslist het bestuur of de pensioenen wel of niet verhoogd worden. De indexatie is dus voorwaardelijk. Er wordt geen premie betaald voor indexatie. De kosten voor indexatie worden volledig uit rendementen betaald.
13
Voor medewerkers is er vanwege de overgang naar een nieuwe regeling in 2015 een eenmalige buffer gestort. Dit ‘bestemmingsfonds’ heeft als hoofdoelstelling: het opvangen van een eventueel tekort in premie. Daarnaast kan het bestemmingsfonds ook gebruikt worden als aanvulling op de indexaties. Dit kan alleen als het bestemmingsfonds voldoende groot is.
14
4
Verzekering
Gezien de omvang van PF NIBC worden de risico’s uit de aangegane pensioenverplichtingen deels verzekerd. Het betreft het risico van overlijden en voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De verzekering is ondergebracht bij ZwitserLeven. Het contract is aangegaan voor een periode van 5 jaren en loopt af op 31 december 2019. Ten behoeve van de verzekering wordt jaarlijks de hoogte van de overlijdensriscokapitalen en de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsrisico’s berekend. Met behulp van tabellen worden de bijbehorende premies berekend. Na afloop van de contractperiode wordt een winstaandeel bepaald. PF NIBC ontvangt 80% van het positieve technische resultaat. Is het technisch resultaat negatief, dan is het resultaat geheel voor rekening van ZwitserLeven.
15
5
Voorzieningen en Vermogen
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.1 beschreven hoe de Technische Voorzieningen worden vastgesteld. Het Pensioenvermogen, het Eigen Vermogen en de reserves waaruit het Eigen Vermogen bestaat, worden beschreven in paragraaf 5.2. Het Minimum Vereist Eigen Vermogen wordt beschreven in paragraaf 5.3 en het Vereist Eigen Vermogen in paragraaf 5.4 5.1 Voorzieningen De Totale Technische Voorzieningen van PF NIBC bestaan uit: -
Voorzieningen voor risico pensioenfonds Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers geadministreerd.
5.1.1 Voorziening Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De Voorziening Pensioenverplichtingen dient ter dekking van de pensioenverplichtingen van PF NIBC. De Voorziening wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen en veronderstellingen zoals hierna omschreven. De Voorziening Pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de tot en met balansdatum verkregen aanspraken op pensioen. Bij toekenning van een pensioen ten gevolge van een overlijden wordt de contante waarde van het ingegane partnerpensioen direct toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen onder verrekening met de voor het overlijden aanwezige voorziening. Indien het overlijden een actieve werknemer betreft voor wie een risicokapitaal verzekerd is, zal in een voorkomend geval een risicokapitaal van de herverzekeraar worden ontvangen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt de toekomstige pensioenopbouw ineens ingekocht waarbij de contante waarde van deze inkoop wordt toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. De werkgever is vanaf het moment van de aanvang van de WIA (bij arbeidsongeschiktheid van 35% of meer) voor de betrokkenen niet langer een bijdrage verschuldigd aan PF NIBC. Deze premievrijstelling is herverzekerd. Aan de berekening van de pensioenverplichtingen liggen de volgende actuariële grondslagen ten grondslag: Rente De rekenrente voor de Voorziening Pensioenverplichtingen is gelijk aan de door DNB laatst vastgestelde gepubliceerde rentetermijnstructuur. Sterfte Voor mannen en vrouwen wordt de AG prognosetafel 2014 gehanteerd. Op de sterftekansen worden correcties toegepast om rekening te houden met het verschil tussen bevolkingssterfte en bestandssterfte. PF NIBC hanteert hiervoor de systematiek van ervaringssterfte, op basis van inkomensklasse ‘hoog’. Dit betekent dat de sterftekansen uit de gebruikte tafel met leeftijdsafhankelijke factoren zijn vermenigvuldigd. De correctiefactoren zijn opgenomen in bijlage V. De sterftekansen van de kinderen aan wie wezenpensioen is toegekend, zijn op nul gesteld. Gehuwdheid De voorziening voor het meeverzekerde partnerpensioen is gebaseerd op het onbepaalde partnersysteem. Voor de mate van gehuwdheid wordt hierbij uitgegaan van de gehuwdheidsfrequentie zoals opgenomen in AG tafels over de waarnemeningsperiode 1980-1985. Op de pensioendatum is de gehuwdheidsfrequentie gelijk aan 100%. Na de pensioendatum vindt de waardering van het partnerpensioen plaats op basis van het bepaalde partnersysteem. Opslagen Op de voorziening pensioenverplichtingen voor ingegane pensioenen is een opslag gelegd van 1% ter dekking van de kosten van de nabetaling bij overlijden. Voor toekomstige uitvoeringskosten wordt een excassoopslag berekend van 3%.
16
-
Leeftijdsvaststelling De leeftijden van de verzekerden zijn in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Hierbij is een gedeelte van een maand naar beneden afgerond. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Niet opgevraagde pensioen De voorziening voor de pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers die op de pensioeningangsdatum niet (direct) worden opgevraagd wordt gebaseerd op de contante waarde van de pensioenaanspraak. De niet verrichte uitkeringen vallen vrij en maken dus geen onderdeel uit van de voorziening. Voorziening toekomstige uitvoeringskosten, toereikendheid De voorziening toekomstige uitvoeringskosten is vertaald in een opslag voor excassokosten. Deze opslag is onderdeel van de totale technische voorzieningen en wordt tevens toegepast bij de nieuwe opbouw (toevoeging aan de voorziening) en de uitkeringen (vrijval van de voorziening). Gehanteerde uitgangspunten De gehanteerde uitgangspunten voor de vaststelling van de voorziening toek omstige uitvoeringskosten zijn: - Het pensioenfonds moet de uitvoeringskosten kunnen dragen bij afwikkeling van de opgebouwde verplichtingen. De kosten voor de (toekomstige) inactieven moeten door het fonds kunnen worden gedragen en daartoe moet een toereikende voorziening toekomstige uitvoeringskosten worden aangehouden. De vrijval van de voorziening toekomstige uitvoeringskosten moet bij afwikkeling bij benadering minimaal gelijk zijn aan de feitelijke afwikkelingskosten. Dit voorkomt ook dat de toeslagcapaciteit van het fonds wordt overschat. - In beginsel moet de voorziening toekomstige uitvoeringskosten toereikend zijn tot de laatste deelnemer overlijdt. In de praktijk zal op een eerder moment tot overdracht van de opgebouwde pensioenen bij een andere uitvoerder worden overgegaan omdat schaalnadelen ontstaan naarmate het fonds in omvang afneemt. De methode van vaststelling De inschatting van de jaarlijkse uitvoeringskosten bij discontinuïteit is gebaseerd op kostenopslagen die door commerciële pensioenverzekeraars worden gehanteerd, in combinatie met het niveau van de rente waarop de voorziening door de betreffende verzekeraar wordt bepaald. De door de verzekeraar gehanteerde hogere rente leidt tot een lagere inkoopsom bij overdracht van de pensioenaanspraken en –rechten en daarmee tot een lagere benodigde kostenvoorziening. Uit onderzoek medio 2014 bleek dat het toetsingsmoment van de toereikendheid van de excasso-opslag zeer bepalend is voor de hoogte van de kostenopslag. Per saldo zou naar de situatie en inzichten per eind mei 2014 een kostenopslag van 3,1% en per eind juni 2014 een kostenopslag van 2,5% benodigd zijn om de voorziening op het niveau te krijgen dat bij een overdracht naar deze verzekeraar benodigd is. Het fonds heeft ten opzichte van deze niveaus besloten de kostenopslag vast te stellen op 3%. De voorziening toekomstige uitvoeringskosten wordt periodiek opnieuw getoetst. 5.1.2 Herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen De totale technische voorziening wordt vastgesteld inclusief de rechten uit hoofde van herverzekering. Het herverzekeringsdeel wordt wel apart geadministreerd. Bij de huidige verzekeraar, ZwitserLeven, is de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en overlijdensrisicodekking verzekerd. Omdat de volledige uitkeri ng van NN ten gunste komt van PF NIBC, komt ook het deel van de voorziening van de deelnemers waartoe een uitkering wordt ontvangen ondergebracht in het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen. Vanuit een eerder verzekeringscontract ondergebracht bij Delta Lloyd, zijn voor een aantal gewezen deelnemers nog oude aanspraken op ouderdomspensioen en of partnerpensioen ondergebracht. Alleen de herverzekerde voorziening voor deelnemers die ook in de pensioenadministratie van PF NIBC zijn opgenomen, wordt in mindering gebracht op de voorziening voor risico fonds en bij het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen gerapporteerd. 17
De Voorziening Pensioenverplichtingen voor dit herverzekerde deel van de pensioenaanspraken wordt op dezelfde grondslagen vastgesteld als eerder vermeld. 5.1.3 Voorziening pensioen verplichtingen voor risico deelnemers De totale technische voorziening verplichtingen voor risico deelnemers wordt gewaardeerd op de actuele waarde (marktwaarde) van de beleggingen voor risico deelnemers. 5.2 Vermogen Het Pensioenvermogen is de som van de beleggingen voor risico pensioenfonds, vorderingen en overlopende activa en liquide middelen onder aftrek van kortlopende schulden en overlopende passiva. Het pensioenvermogen dient ter dekking van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad van PF NIBC is de verhouding tussen het Pensioenvermogen (teller) en de Technische Voorziening voor risico pensioenfonds (noemer). Het verschil tussen het pensioenvermogen en de Technische voorzieningen is het E igen Vermogen van PF NIBC. Het eigen vermogen van PF NIBC bestaat uit: a) Stichtingskapitaal b) Reserve Algemene risico’s c) Solvabiliteitsreserve d) Bestemmingsfonds Actieven 5.2.1
Stichtingskapitaal
Het Stichtingskapitaal is nihil. 5.2.2 Reserve Algemene Risico’s Deze reserve dient ter opvang van de mutaties in de solvabiliteitsreserve, voor financiering van toeslagen en het dekken van andere algemene risico’s. De hoogte van de reserve algemene risico’s kan negatief zijn indien het Vereist Eigen Vermogen niet aanwezig is. Jaarlijks wordt, nadat de totale voorziening pensioenverplichtingen en de solvabiliteitsreserve op een voldoende peil zijn gebracht, het resultaat van PF NIBC ten gunste dan wel ten laste van de reserve algemene risico’s gebracht. 5.2.3 Solvabiliteitsreserve Deze reserve dient ter opvang van het risico dat het fonds binnen 1 jaar over minder middelen beschikt dan de hoogte van de Technische Voorzieningen voor de pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (vastgesteld met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5%). De hoogte van de solvabiliteitsreserve is gelijk aan de grens die in het financieel toetsingskader is gesteld voor het Vereist Eigen Vermogen. 5.2.4 Bestemmingsfonds Actieven Op het moment van overgang naar de CDC-pensioenregeling heeft het Pensioenfonds van NIBC Bank een eenmalige dotatie ontvangen ten behoeve van het vormen van een bestemmingsfonds voor actieve deelnemers van € 3,5 miljoen en daarbinnen voor actieven de overgang naar een systeem van waardebehoud middels voorwaardelijk toeslagen. Deze eenmalige vergoeding is weliswaar onderdeel van het eigen vermogen van het Pensioenfonds maar leidt er niet toe dat de dekkingsgraad van het Pensioenfonds zal wijzigen. Het bestemmingsfonds voor actieven kan verder jaarlijks worden gevuld indien in enig jaar de betaalde CDC-premie hoger is dan de gedempte kostendekkende premie. De dotatie aan het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers is gelijk aan het positieve verschil tussen de twee bedragen in Euro’s. Onttrekkingen aan het bestemmingsfonds voor actieven worden voor twee doelen gebruikt. - Primair: het aanvullen van de betaalde CDC-premie indien deze lager is dan de gedempte kostendekkende premie en voor zover het bestemmingsfonds voor actieven toereikend is, met als doel zorgdragen dat het beoogde CDC-opbouwpercentage niet hoeft te worden verlaagd. - Secundair: het verhogen van de mate van toeslag voor de actieve deelnemers tot de volledige toeslagmaatstaf indien louter op basis van de toeslagstaffel die het Pensioenfonds hanteert 18
-
geen volledige toeslag zou kunnen worden toegekend. Deze onttrekking vindt plaats boven een bepaalde drempel en voor zover het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers toereikend is. Bij het bepalen van de onttrekking voor de toeslag wordt een drempel gehanteerd van 30% van de gedempte kostendekkende premie. Dat wil zeggen dat na de onttrekking voor toeslagverlening, het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers minstens op het niveau ligt van 30% van de gedempte kostendekkende premie van dat jaar. Dit niveau kan door het bestuur van het Pensioenfonds worden herzien. Indien het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers een omvang bereikt van meer dan 200% van de gedempte kostendekkende premie, dan zal het overschot (boven de grens van 200%) vrijvallen in het vermogen van het Pensioenfonds ten gunste van alle ac tieve en inactieve deelnemers, tenzij het bestuur anders besluit.
Dit bestemmingsfonds is specifiek voor actieven en valt niet onder de algemene middelen van het fonds. Het bestemmingsfonds wordt ondergebracht in een afgescheiden depot en wordt belegd in een cash-fund. Het bestemmingsfonds volgt het rendement van het betreffende cash fund. 5.3
Minimaal Vereist Eigen Vermogen
PF NIBC dient in gevolge artikel 131 van de Pensioenwet te beschikken over een Minimaal Vereist Eigen Vermogen dat volgens wettelijke voorschriften wordt berekend. Indien het Eigen Vermogen van PF NIBC lager is dan het Minimum Vereist Eigen Vermogen. PF NIBC stelt het Minimum Vereist Eigen Vermogen vast op basis van de exacte berekening conform artikel 11 van het besluit FTK Pensioenfondsen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen wordt bepaald door het al dan niet aanwez ig zijn van beleggingsrisico’s en door beheerslasten en risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen van het Pensioenfonds wordt aangehouden ten behoeve van: - Beleggingsrisico - Risico van vooroverlijden - Risico van arbeidsongeschiktheid 5.3.1
Beleggingsrisico
Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen dat ten behoeve van het beleggingsrisico dient te worden aangehouden, wordt als volgt berekend: - Voor pensioenregelingen waarbij door het fonds beleggingsrisico wordt gelopen, wordt 4% van de Technische Voorzieningen voor risico fonds vermenigvuldigd met de verhouding tussen de bruto Technische Voorzieningen onder aftrek van de overdrachten vanuit herverzekering en de bruto technische voorziening aan het einde van het afgelopen boekjaar. Dit verhoudings getal is minimaal 85%. - Voor pensioenregelingen waarbij door het fonds geen beleggingsrisico wordt gelopen en de beheerslasten voor een periode van meer dan 5 jaar zijn vastgelegd, wordt 1% van de Technische Voorziening voor risico deelnemers aan het einde van het boekjaar gerekend. 5.3.2 Risico van vooroverlijden Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen dat ten behoeve van het risico van vooroverlijden dient te worden aangehouden, wordt als volgt berekend: 0,3% van het aanwezige risicokapitaal vermenigvuldigd met de verhouding tussen het risicokapitaal dat ten laste van het fonds blijft na aftrek van het verzekerde deel in het afgelopen boekjaar en het risico kapitaal in het afgelopen jaar. Dit verhoudingsgetal is ten minste 50%. 5.3.3 Risico van arbeidsongeschiktheid Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen dat ten behoeve van het risico van arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd op een formule die bestaat uit geboekte premies en bruto schades in de afgelopen drie jaren. Doordat volledige herverzekering plaats heeft is de aan te houden buffer voor arbeidsongeschiktheid gering.
19
5.3.4 Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen per 1 januari 2015 De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104.3%. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen per 1 januari 2015 bedraagt 10.523 en is als volgt samengesteld (in duizenden): Beleggingsrisico: Beheerlasten Overlijdensrisico Premievrijstellingsrisico Totaal
5.3.5
10.173 0 290 60 10.523
Vereist Eigen Vermogen
PF NIBC dient ingevolge artikel 132 van de Pensioenwet te beschikken over een Vereist Eigen Vermogen. Het Vereist Eigen Vermogen van PF NIBC wordt gedefinieerd in dit hoofdstuk. Indien het Eigen Vermogen van PF NIBC lager is dan het Vereist Eigen Vermogen en hoger is dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen, is sprake van een tekort en dient een herstelplan te worden opgesteld. Het Vereist Eigen Vermogen is het Eigen Vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In de evenwichtssituatie is het Eigen Vermogen zodanig dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% voor de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de Pensioenovereenkomsten wordt voorkomen dat het Pensioenvermogen binnen één jaar lager is dan de Technische Voorzieningen. Voor de berekening van het Vereist Eigen Vermogen hanteert het fonds de door DNB ontwikkelde gestandaardiseerde methode waarin door middel van risicofactoren voor de gehele balans van activa en passiva rekening wordt gehouden met: - het renterisico (zie § 5.4.1) - het aandelen- en vastgoedrisico (zie § 5.4.2) - het valutarisico (zie § 5.4.3) - het grondstoffenrisico (zie § 5.4.4) - het kredietrisico (zie § 5.4.5) - het verzekeringstechnisch risico. (zie § 5.4.6) - Liquiditeitsrisico, concentratierisico en operationeel risico (zie § 5.4.7) Het fonds berekent het Vereist Eigen Vermogen aan de hand van de strategische assetmix en de feitelijke assetmix. De hoogste van beiden geldt als Vereist Eigen Vermogen. De door de wetgeving vastgestelde risicofactoren, ook wel solvabiliteitscomponenten (S-jes) genoemd, vormen samen op basis van onderstaande ‘wortelformule’: Totaal =
(S1 S 2 (2 * * S1 * S 2 ) S 3 S 4 S 5 S 6 S 7 S8 S 9 S10 ) 2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
In deze wortelformule wordt verondersteld dat een negatieve ontwikkeling van de aandelenmarkten samengaat met een negatieve ontwikkeling van de rentestanden, derhalve wordt in de wortelformule een correlatie ( ) tussen zakelijke waarden risico enerzijds en renterisico anderzijds verondersteld van 50%. De overige risicocategorieën kennen volgens het standaardmodel geen onderlinge correlatie. In de hiernavolgende paragrafen worden de berekeningen die ten grondslag liggen aan het Vereist Eigen Vermogen nader toegelicht. 5.3.6 Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het Vereist Eigen Vermogen voor dit risico te bepalen De impact van een renteschok op de vastrentende waarden en technische voorzieningen is berekend met behulp van de kasstroommethodiek.
20
5.3.7 Zakelijke waarden risico (S2) De waarde van zakelijke waarden beleggingen is onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd lopen dus risico. In het standaardmodel is een berekening van de gevoeligheid van het eigen vermogen voor zakelijke waarden voorgeschreven. De bepaling van de omvang van het zakelijke waarden risico (S2) vindt plaats op basis van een scenario waarin de waarde van de beleggingen in zakelijke waarden daalt. Hierbij worden verschillende risicocategorieën erkend. In het standaardmodel wordt uitgegaan van vier risicocategorieën, ieder van deze klassen kent een andere veronderstelde schok. Het totale zakelijke waarden risico (S2) wordt berekend aan de hand van een wortelformule, waarbij rekening wordt gehouden met een onderliggende samenhang tussen de verschillende categorieën van 75%. 5.3.8 Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor het Pensioenfonds , omdat de verplichtingen in euro luiden en de bezittingen (deels) in vreemde valut a. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. 5.3.9
Grondstoffenri sico (S4)
PF NIBC kent geen grondstof beleggingen. Derhalve is er geen buffer voor grondstoffenrisico. 5.3.10 Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde credit spread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Voor de vaststelling van het kredietrisico wordt gebruik gemaakt van de kasstromen van alle rentegevoelige beleggingen. Het fonds loopt het risico dat de gemiddelde credit spread stijgt en daarmee de waarde van de beleggingen daalt. Het kredietrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een stijging van de gemiddelde creditspread van de kredietgevoelige beleggingen van het fonds van 40%. De mate waarin het fonds gevoelig is voor de schok in de credit spread hangt af van de looptijdkarakteristieken van de kasstromen in de rentegevoelige portefeuille. 5.3.11 Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico (S6) worden alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de Voorziening voor risico fonds. Het verzekeringstechnische risico zoals dit in het standaardmodel is opgenomen, onderkent de volgende drie risico’s: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend (TSO) en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtings waarde (NSA). De omvang van het verzekeringstechnische risico is afhankelijk van het aantal verzekerden (hoe groter het aantal deelnemers, hoe lager de factor), de gemiddelde leeftijd van de deelnemers (hoe jonger het fonds, hoe hoger de factor) en het karakter van de gehanteerde regeling (is bijvoorbeeld het nabestaandenpensioen op spaar- of op risicobasis toegekend). Op basis van de kenmerken van PF NIBC en DNB tabellen is het verzekeringstechnisch risico berekend. 5.3.12 Liquiditeitsrisico (S7), concentratierisico (S8), operationeel risico (S9) en Actief beheer risico Het Pensioenfonds loopt het risico dat het niet over voldoende liquide financiële middelen beschikt om op het beoogde moment aan de pensioenuitkeringsverplichtingen te voldoen. Ten behoeve van risicomanagement dient het Pensioenfonds rekening te houden met liquiditeitsrisico, wat kan resulteren 21
in het aanhouden van een reserve in het Eigen Vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het Vereist Eigen Vermogen voor liquiditeitsrisico (S7) gelijkgesteld aan 0%. Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het Pensioenfonds concentratierisico. Ten behoeve van hun risicomanagement dient het Pensioenfonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het Eigen Vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het Eigen Vermogen voor concentratierisico (S8) gelijkgesteld aan 0%. Operationeel risico betreft het risico dat ontstaat als gevolg van het falen of tekortschieten van interne processen, menselijke en technische tekortkomingen en onverwachte externe gebeurtenissen. Ten behoeve van risicomanagement dient het Pensioenfonds rekening te houden met operationeel risico, wat kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het Eigen Vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het Eigen Vermogen voor operationeel risico (S9) gelijkgesteld aan 0%. Actief beheerrisico ontstaat doordat vermogensbeheerders actief beheer voeren op (delen van) de Beleggingsportefeuille. Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die worden ingenomen ten opzichte van de benchmark. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van de tracking error. Uit de door de vermogensbeheerder ontvangen tracking errors blijkt dat het fonds een overwegend passief beleggingsbeleid volgt. De buffer voor actief beheer risico is dan ook gelijk gesteld aan 0%. 5.3.13 Het vereist eigen vermogen per 1 januari 2015 De onderstaande tabel toont dat het Vereist Eigen vermogen op basis van de wortelformule en de strategische assetmix per 1 januari 2015 duizend euro. Dit resulteert in een vereiste dekkingsgraad per 1 januari 2015 van 112,5%.
Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Totaal som van de S7 t/m S10 Diversificatie Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad
Strategisch 6.446 26.494 5.115 0 1.567 9.701 0 - 16.882 32.441 112,5%
22
6
Het beleggingsbeleid
6.1
Strategisch beleggingsbeleid
6.1.1
Inleiding
Om de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen belegt het bestuur de toevertrouwde middelen op een wijze die voldoet aan beginselen van veiligheid, kwaliteit en risicodiversificatie. Uitgangspunt bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille zijn de aard en de omvang van de verplichtingen van PF NIBC, met inachtneming van de eisen ten aanzien van de beleggingen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. Het Bestuur heeft een beleggingscommissie (BC) gevormd die het beleggingsbeleid voor de korte en lange termijn voorbereidt. Het strategisch beleggingsbeleid wordt vastgesteld op basis van de investment beliefs en periodiek getoetst middels ALM- studies. Het tactisch beleggingsbeleid wordt voorgesteld door de BC en vastgesteld ter besluitvorming in het Bestuur. Het strategisch beleid is vormgegeven door een strategische mix en bandbreedtes te benoemen en is vormgegeven op basis van een ‘buy & hold’-strategie, waarbinnen het tactisch beleid zich kan bewegen. Dit tactisch beleid wordt op continue basis geëvalueerd. Het fonds streeft ernaar om de deelnemers te betrekken bij keuzes over het beleggingsbeleid. De vorm, intensiteit en frequentie zal nog moeten worden bepaald. De verklaring inzake beleggingsbeginselen is in bijlage III opgenomen. 6.1.2
Strategisch rentebeleid
Het streven is om een gedeeltelijke afdekking van het renterisico te realiseren. De afdekking van het renterisico komt tot stand door het aanhouden van vastrentende beleggingen en rentederivaten. Gezien de lage risicobereidheid van het PF NIBC wordt de hefboomwerking van derivaten veelal gedempt door de combinatie met cashmiddelen of soortgelijke alternatieven met hoge liquiditeit en lage risico’s. Het strategische afdekkingspercentage bedraagt 60% op marktrente (basis point value methode op de swapcurve). De verdeling van vastrentende waarden over de rentecurve wordt uiteindelijk vastgesteld op basis van de verdeling van de verplichtingen van PF NIBC en de steilheid van de rentecurve De bandbreedte waarbinnen het tactisch beleid kan worden vormgegeven is plus en min 10% van het strategisch afdekkingspercentage. De bandbreedte waarbinnen de rente afdekking zich moet bevinden is derhalve 50% tot en met 70%. De renteafdekking wordt berekend op basis van de vergelijking van de verdisconteerde kasstromen van de rentegevoelige beleggingen met de kasstromen van de verplichtingen. De rentegevoeligheid wordt gemeten in zogeheten basis point value (bpv). De bpv geeft de verandering in waardering aan bij een parallelle rentestijging van de rentetermijnstructuur met 1 basispunt. De instrumenten die door PF NIBC kunnen worden ingezet voor de renteafdekking zijn swaps en/ of swapfondsen, Europese staatsobligaties, obligaties uitgegeven door supranationals, bedrijfsobligaties en covered bonds. Maandelijks wordt door de BC het rente afdekkingpercentage gemonitord. Indien de feitelijke renteafdekking buiten de strategische bandbreedte komt te liggen, stelt de BC het bestuur hiervan onmiddellijk op de hoogte en geeft een advies.
23
6.1.3
Strategisch valutabeleid
Het valutabeleid houdt in dat de drie belangrijkste valuta van de ontwikkelde landen (USD GBP en JPY) grotendeels worden afgedekt. Voor PF NIBC betekent dit een valuta afdekking op de genoemde valuta van haar positie in het World Equity Fund. Door de valuta samenstelling van dit fonds bedraagt de afgedekte positie in vreemde valuta naar Euro ongeveer 80%. De valuta exposure op beleggingen in opkomende landen wordt bewust niet afgedekt, omdat valuta resultaten onderdeel zijn van de rendementsverwachtingen. Daarnaast is het praktisch en kostentechnisch niet gunstig om deze valuta af te dekken. Voor PF NIBC betekent dit dat het valutarisico in het Emerging Market Fund niet is afgedekt. 6.1.4
Strategische asset allocatie
De strategische asset allocatie is vormgegeven door een strategische mix en een bandbreedte te benoemen, waarbinnen het tactisch beleid zich kan bewegen. Mede op basis van de ALM studie zijn de strategische normen voor de hoofdcategorieën bepaald: Hoofdcategorieën en bandbreedte:
Zakelijke waarden Vastrentende waarden
Strategische Norm 30% 70%
Bandbreedte 20% - 40% 60% - 80%
Strategische Norm
Bandbreedte
Sub categorieën en bandbreedte :
Zakelijke waarden: Aandelenfonds Eurozone Aandelenfonds Wereld (ontwikkeld) Aandelenfonds Emerging markets Aandelenfonds Onroerend Goed Vastrentende waarden: Matching portfolio Bedrijfsobligatiefonds Discretionaire portefeuille Cash
6.1.5
12,5% 12,5% 3,5% 1,5% 30,0%
7,5% 7,5% 2,0% 0,0%
- 17,5% - 17,5% - 5,0% - 3,0%
40,0% 15,0% 15,0% 0,0% 70,0%
25,0% 10,0% 0,0% 0,0%
-
55,0% 20,0% 30,0% 10,0%
Vormen Vermogensbeheer
Het pensioenfonds kent twee vormen van vermogensbeheer: - Extern vermogensbeheer - Eigen vermogensbeheer Extern vermogensbeheer - Blackrock (70% - 100% van het beheerd vermogen) Bij Blackrock is een passief mandaat ingericht. Op basis van een execution only mandaat kan bij Blackrock worden belegd in een (beperkt) aantal specifiek benoemde beleggingsfondsen. Deze (passieve) fondsen trachten een overeengekomen benchmark te volgen. Het mandaat bestaat uit de volgende fondsen en benchmark:
24
Beleggingscategorie Aandelen Eurozone Aandelen Wereldwijd ontwikkelde markten Aandelen onroerendgoed fondsen Aandelen Emerging Markets
Fonds BR Europe ex-UK index sub fund BR World Index Sub fund
Benchmark MSCI Europe ex-UK index MSCI World Index
Ishares FTSE/EPRA Eur. Property Fund BR Emerging markets Index Sub-fund
FTSE EPRA/NAREIT Europe Ex UK MSCI Emerging Markets index
Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Swaps
BR Euro Government Bond Index Fund BR Euro Corporate Bond Index Fund nvt
Citigroup EGBI Euro Citigroup non-EGBI Euro Fixed Rate Deferred annuities
Recentelijk heeft Blackrock besloten de verschillende Blackrock LSF Euro-fondsen op te heffen. PF NIBC heeft besloten om de swap-posities uit deze fondsen over te nemen en te beheren. Eigen Vermogensbeheer (0%-30% van het beheerd vermogen) In eigen beheer is een vastrentende portefeuille opgebouwd op basis van een ‘buy and hold strategy’. Op basis van een execution only mandaat wordt bij Kasbank in eigen beheer een portefeuille aangehouden. Er kan worden belegd in een aantal specifieke beleggingscategorieën: Beleggingscategorie
Cur
RMBS Covered Bonds
EUR EUR
Sovereign
EUR
Supranationals & agenciesEUR
Min rating at purchase *) AAA AA AA AA
Geografie
Benchmark
NL NL, GER, FR, Bel , UK, Scandi NL, GER, FR, Bel , UK, Scandi NL, GER, FR, Bel , UK, Scandi
3 mnds euribor Swap Rates looptijd Swap Rates looptijd Swap Rates looptijd
*) Basel II definition (‘2nd best’) 6.2
Beleggingsproces
PF NIBC hanteert een top-down beleggingsproces, bestaande bestaat uit de volgende stappen:
ALM-studie en verplichtingenstructuur;
Investment Beliefs
Strategisch beleid;
Tactisch beleid;
Risicomanagement;
Uitvoering door derden en administratie door derden;
Evaluatie en bijstelling.
De processtappen staan hieronder beschreven.
Asset Liability Management ALM-studies geven het Bestuur inzicht in de financiële risico’s waarmee PF NIBC thans te maken heeft of in de toekomst te maken kan krijgen. Met een ALM-studie worden deze risico’s en de effectiviteit van de verschillende beleidsinstrumenten op een structurele wijze geëvalueerd ten behoeve van verdere besluitvorming door het Bestuur. De samenstelling van de beleggingen is afhankelijk van de financiële positie van het fonds enerzijds, maar ook sterk afhankelijk van veranderen de onzekerheid in de markt anderzijds. PF NIBC gaat hier mee om door periodiek een ALM-studie uit te voeren, waarbij veranderde 25
marktomstandigheden zijn meegenomen bij het vaststellen van de economische veronderstellingen. Het doel hierbij is een beleid te formuleren wat recht doet aan de risicohouding van het fonds. De risicohouding van het fonds is door de tijd niet sterk aan verandering onderhevig, de financiële markten wel.
Strategisch beleid De uitkomst van de ALM-studie biedt het Bestuur inzicht in de gevolgen die de inrichting van de normportefeuille heeft of kan hebben voor het solvabiliteitsrisico (op basis van de nominale verplichtingen) dat PF NIBC loopt onder uiteenlopende economische omstandigheden. Een normportefeuille bevat de verschillende gewichten van de beleggingscategorieën met een zekere bandbreedte. Het strategische beleid bepaalt de bandbreedte of grenzen waarbinnen de beleggingen dienen te blijven (zie 6.1). Binnen het beleid wordt gewerkt met benchmarks om de relatieve performance te meten.
Tactisch beleid Het tactische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beleggingsmogelijkheden binnen de gestelde grenzen van de normportefeuille in relatie tot de dekkingsgraad van het fonds. Het tactische beleid behelst: • aanpassen van de assetmix binnen de door het Bestuur vastgestelde bandbreedtes; • kiezen voor een afwijkend groeipad van de feitelijke assetmix naar de strategische assetmix; • aanpassen van het beleid van het (al dan niet automatisch) rebalancen van de verhoudingen in de beleggingsportefeuille.
Risicomanagement PF NIBC hanteert een portefeuillebrede risicobeheermethodiek. Tijdens de recente ALM-studies is uitvoerig aandacht besteed aan het al dan niet afdekken van financiële risico’s en de invloed daarvan op de dekkingsgraad op korte en lange termijn. De financiële risico’s worden periodiek inzichtelijk gemaakt in de Riskmap. De ontwikkeling van de niet -financiële risico’s uit de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) van DNB wordt tevens periodiek gemonitord (zie hoofdstuk 10 en bijlage V).
Uitvoering Het Bestuur van PF NIBC is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Door het Bestuur wordt een beleggingscommissie ingesteld. De beleggingscommissie, bestaande uit minimaal één bestuurslid en vier tot zes commissieleden adviseert het Bestuur inzake de vormgeving van het beleggingsbeleid. Het Bestuur benoemt één van hen tot voorzitter. De beleggingscommissie draagt zorg voor het feitelijk (doen) beheren van het vermogen van PF NIBC en adviseert het Bestuur. De beleggingscommissie is verantwoording verschuldigd aan het Bestuur. Het dagelijkse beheer van specifieke portefeuilles wordt, na besluitvorming hierover in het Bestuur, uitbesteed aan een gespecialiseerde vermogensbeheerder of in eigen beheer uitgevoerd. De doorgifte van de door het Bestuur opgedragen orders aan de vermogensbeheerder geschiedt door ondertekening van deze order door twee tekenbevoegde personen, waaronder ten minste één Bestuurslid, welke geen zitting heeft in de beleggingscommissie. Tekenbevoegd zijn het Bestuur, de beleggingscommissie en de manager pensioenfonds De vermogensbeheerders rapporteren mede aan de beleggingsadministrateur van het PFNIBC.
Evaluatie en bijstelling De BC evalueert periodiek de rendementen van de beleggingsportefeuille op basis van rapportages van de vermogensbeheerder(s) en beleggingsadministrateur. Daarnaast worden de risico’s geanalyseerd op basis van de look through rapportages. De BC rapporteert hierover aan het Bestuur en zal voorstellen doen indien daar aanleiding toe is.
26
6.3
Verantwoordelijkheidsstructuur beleggingsproces
Het Bestuur Het Bestuur van PF NIBC is verantwoordelijk voor: Het (periodiek) vaststellen van de beleggingsdoelstellingen in relatie tot het premie- en toeslagbeleid, afgeleid uit de beleidskeuzematrix en (periodiek) vertaald naar een strategisch beleggingsraamwerk. In dit beleggingsraamwerk zijn opgenomen de normallocaties en bandbreedtes voor de gebruikte beleggingscategorieën en indien van toepassing geografische en/of valutaire onderverdeling van deze beleggingscategorieën alsmede het vaststellen van de te gebruiken instrumenten en/of technieken. Dit alles binnen het (wettelijk) kader van het nFTK (Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen); Het minimaal viermaal per jaar evalueren van (de uitvoering van) het beleggingsbeleid; Het na afloop van het boekjaar besluiten ten aanzien van decharge van de beleggingscommissie; De benoeming van de leden van de beleggingscommissie, met twee of drie vertegenwoordigers vanuit het Bestuur van PF NIBC en een aantal vertegenwoordigers vanuit de deelnemers, en één van hen tot voorzitter; Het steeds compleet ingevuld zijn van de beleggingscommissie en het toezien op een goed functioneren van deze commissie; De selectie en benoeming van de administrateur, de accountant, de actuaris en eventueel de investment consultant; Het periodiek vaststellen van dit document en het accorderen van wijzigingen daarvan. De beleggingscommissie De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor en rapporteert aan het Bestuur van PF NIBC ten aanzien van: Het voorbereiden van de vaststelling van (en van wijzigingen in) het beleggingsraamwerk door het Bestuur met inachtneming van de relevante (beleggings)richtlijnen die door de toezichthouder zijn gesteld; Het erop toezien dat de strategische benchmark geschikt is om de beleggingsdoelstellingen van PF NIBC te realiseren; Het zorgdragen voor de implementatie van het beleid en het zodanig bewaken van de uitvoering van het vermogensbeheer, dat de beleggingen vallen binnen het kader zoals dat door het Bestuur is vastgesteld; Het op basis van de strategische benchmark definiëren van beleggingsmandaten en benchmarks voor te onderscheiden portefeuilles en/of beleggingsfondsen; Het beoordelen van (de consistentie van) het door de aangestelde beheerder(s) gevoerde beleggingsbeleid, in het bijzonder ten aanzien van allocatie en selectie, in het licht van de marktontwikkelingen en de beleggingsbenadering van de betrokken vermogensbeheerder(s); Het (zorgdragen voor het) vaststellen van de beleggingsresultaten van zowel het totaal der beleggingen als van dat der deelportefeuilles ten opzichte van de vastgestelde benchmarks; Het erop toezien dat de commissie zelf en het Bestuur adequaat gerapporteerd krijgt over de ontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen; Het namens het Bestuur op kwartaalbasis (laten) rapporteren aan DNB met betrekking tot de beleggingen op de daarvoor voorgeschreven wijze; Het (schriftelijk dan wel mondeling) op kwartaalbasis rapporteren of zoveel vaker als ontwikkelingen zulks naar het oordeel van de voorzitter wenselijk maken aan het Bestuur over alle relevante zaken. In het bijzonder (de evaluatie van) de behaalde rendementen en de conclusies of maatregelen die daaruit voortvloeien, de initiatieven in het beleggingsbeleid die binnen het raamwerk zijn genomen en eventuele knelpunten die in de afgelopen periode bij de werkzaamheden van de commissie naar voren zijn gekomen; Het produceren van de beleggingscomponent van het jaarverslag, in afstemming met overige betrokkenen; Het (laten) beheren van de geldrekeningen van PF NIBC; Het voorbereiden van specifieke voorstellen aan het Bestuur als dat daarom vraagt; Het voorbereiden van voorstellen aan het Bestuur tot wijzigingen van dit document.
27
De bewaarnemer De bewaarneming vindt plaats bij een door de vermogensbeheerder geselecteerde marktpartij. Met betrekking tot de beleggingen van PF NIBC is de bewaarnemer jegens het Bestuur van PF NIBC verantwoordelijk voor: Het in bewaring houden van de activa van PF NIBC; Het afwikkelen (settlement) van de transacties; Het tijdig inzamelen van dividenden en rentecoupons, het verwerken van ‘corporate actions’ alsmede het terugvorderen van dividendbelasting in alle delen van de wereld waar PF NIBC (direct) belegt. De performance meter en administrateur van de beleggingen De administratie van en rapportage over de beleggingen is uitbesteed aan een administrateur, die tevens de performance meting voor haar rekening neemt. De administrateur van de beleggingen rapporteert aan de beleggingscommissie en het Bestuur van PF NIBC ten aanzien van: Het zorgdragen voor een juiste reconciliatie tussen de waarde van de beleggingen zoals gerapporteerd door de vermogensbeheerder(s) en de waarde zoals berekend door de bewaarnemer; Het, op kwartaalbasis, aanleveren van een (geconsolideerd) performance rapport dat voldoet aan de te stellen eisen met betrekking tot volledigheid, consistentie en tijdigheid; Het ervoor zorgdragen dat namens het Bestuur op kwartaalbasis wordt gerapporteerd aan DNB met betrekking tot de beleggingen op de daarvoor voorgeschreven wijze en binnen de door DNB gestelde termijn; Het voeren van de beleggingsadministratie van PF NIBC, waaronder financiële rapportering naar DNB; Het voeren van de (geconsolideerde) financiële administratie van PF NIBC, mede met het oog op het gereed maken van het jaarverslag van PF NIBC; Het uitvoeren van specifieke opdrachten van de beleggingscommissie of het Bestuur. De De
accountant accountant is jegens het Bestuur van PF NIBC verantwoordelijk voor: De controle op de jaarrekening van PF NIBC; Het toezien op een adequate procesvoering in het kader van het opleveren van de administratie van de beleggingen door de aangestelde financiële administrateur.
De actuaris De actuaris is jegens het Bestuur van PF NIBC verantwoordelijk voor: Het accorderen van de veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkeling van de populatie en de verplichtingen die ten grondslag liggen aan de van tijd tot tijd uit te voeren ALM studies over PF NIBC en zijn beleggingsbeleid. De vermogensbeheerder De vermogensbeheerder is jegens het Bestuur van PF NIBC verantwoordelijk voor: Het door middel van aan- en verkopen van effecten behalen van een optimaal beleggingsrendement binnen het mandaat en het overeengek omen s telsel van richtlijnen; Het doen van verslag aan de beleggingscommissie omtrent het gevoerde beheer, de behaalde resultaten en de beleggingsvisie; Het onderhouden van een goede communicatie met de bewaarnemer ten aanzien van de stukken waarin door de vermogensbeheerder wordt gehandeld; Het verschaffen van de benodigde informatie aan de bewaarnemer c.q. financieel administrateur betreffende portefeuille overzichten en –transacties, teneinde een accurate boekhouding van PF NIBC te verzekeren.
28
6.4
Waarderingsgrondslagen
Beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Vaststelling van deze reële waarde vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten:
6.5
Beleggingen met een beursnotering: tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers. Beleggingen zonder beursnotering: • Participaties in vastgoedbeleggingsfonds en, beleggingsinstellingen in aandelen, participaties in beleggingsfondsen, private equity en hedge funds: op de ultimo verslagperiode laatst bekende netto vermogenswaarde (op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de fund manager). • Niet-beursgenoteerde aandelen/obligaties of indien koersvorming niet representatief wordt geacht: vaststelling door de beheerder met behulp van objectieve en recente marktinformatie en gebruikmakend van algemeen gangbare rekenmodellen. • Leningen op schuldbekentenis: op de contante waarde van de toekomstige kasstromen; op basis van een rekenrente die gelijk is aan de geldende marktrente voor vergelijkbare leningen. • Aandelenopties, commodity swaps, valutatermijncontracten, rentederivaten: vaststelling door de custodian met behulp van objectieve en recente marktinformatie en gebruikmakend van algemeen gangbare rekenmodellen of volgens gegevens dataproviders. De overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met noodzakelijk geachte voorzieningen voor oninbaarheid. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend in euro’s tegen de contante koersen per balansdatum. Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Als directe beleggingsresultaten worden verantwoord de ontvangen en lopende interest en de ontvangen dividenden onder aftrek van de kosten voor vermogens beheer. Dividenden op aandelen worden als opbrengst verantwoord op het tijdstip dat de koers van het desbetreffende aandeel respectievelijke fonds ex-dividend noteert. Stockdividenden worden eveneens als beleggingsresultaten verantwoord: – òf voor het bedrag van het gemiste contante dividend in geval van keuzedividend; – òf voor de tegenwaarde op basis van de beurswaarde, indien er geen keuzemogelijkheid is. Indirecte beleggingsopbrengsten Zowel de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde koers- en valutakoersresultaten van beleggingen worden als indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. De ongerealiseerde en gerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten worden ten gunste of ten laste van de indirecte beleggingsopbrengsten gebracht.
Maatschappelijk verantwoord beleggen
PF NIBC heeft rendementsdoelstellingen, maar realiseert zich dat die in evenwicht moeten zijn met zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Gezien de vormgeving van het beleggingsbeleid, met voornamelijk passieve mandaten, is de mogelijkheid tot actieve sturing (en stemming op aandeelhouders vergaderingen) beperkt. Bij beleggingskeuzen zal het aspect van maatschappelijk verantwoord beleggen een rol spelen bij de te maken keuzes.
29
7
Premie beleid
PF NIBC voert een premiebeleid. Paragraaf 7.1 van de ABTN beschrijft de kostendekkende premie zoals gedefinieerd in artikel 128 van de Pensioenwet. In paragraaf 7.2 tot en met 7.7 van de ABTN wordt de door de werkgever volgens de Uitvoeringsovereenkomst te betalen premie beschreven. 7.1
De kostendekkende premie volgens de Pensioenwet
In de pensioenwet is in artikel 128 expliciet aangegeven op welke wijze de kostendekkende premie dient te worden vastgesteld. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst inclusief risicopremies voor overlijdens - en arbeidsongeschiktheidsrisico’s Een opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen Een opslag voor uitvoeringskosten De actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen van de pensioenreglementen, met in acht neming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren 7.2
7.3
Vaststelling pensioenpremie zoals overeengekomen in de uitvoeringsovereenkom st tussen PF NIBC en NIBC De door de werkgever verschuldigde premie wordt telkenmale, voor het eerst voor 2015, voor een periode van drie jaar vastgesteld. Voor de periode 2015 tot en met 2017 bedraagt de door de werkgever verschuldigde premie voor de pensioenregeling 26,0% van de som van de pensioengrondslagen. Voor de vaststelling van de premie na 2017 wordt de in de paragraaf 7.3 beschreven vaste premiesystematiek gevolgd. Op basis van deze systematiek wordt telkens voor een periode van drie jaar de premie vastgesteld. De werkgever is uitsluitend gehouden tot voldoening van de overeengekomen premie. In geen geval kan de werkgever verplicht worden om additionele (premie)betalingen te doen en de werkgever kan nimmer enige aanspraak doen gelden op de middelen van de Stichting. De Stichting zal geen premiekorting of premieterugstorting toepassen. Vaste premiesystematiek
De verschuldigde premie (CDC-premie) wordt gebaseerd op de gedempte kostendekkende premie (gKDP). De verschuldigde premie wordt telkenmale voor een periode van drie jaar vastgesteld, gebaseerd op een vaste premiesystematiek. Deze vaste premiesystematiek bestaat uit de volgende onderdelen: 1) Actuarieel benodigde premie voor de jaarinkoop van de beoogde pensioenaanspraken, risicopremies partnerpensioen, wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De hierbij te hanteren gestabiliseerde rentevoet is gelijk aan het op basis van het 60-maands voortschrijdend gemiddelde van de gepubliceerde DNB rentetermijnstructuur tot en met 30 september van het jaar voor aanvang van een nieuwe CDC periode; 2) Een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van het pensioenfonds over de actuarieel benodigde premie; 3) Een solvabiliteitsopslag over de actuarieel benodigde premie inclusief de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten, gelijk aan het volgens de richtlijnen van DNB vastgestelde Vereist Eigen Vermogen, per 30 september van het jaar voor aanvang van een nieuwe CDCperiode; 4) Een bijdrage voor jaarlijkse uitvoeringskosten 5) Een opslag voor risico-overdracht en toekomstige toeslagverlening ter grootte van 2% van de som van de pensioengrondslagen De onderdelen 1 tot en met 4 vormen samen de gKDP. De gKDP wordt gewaardeerd tegen de actuariële grondslagen zoals die door de Stichting bij aanvang van een nieuwe CDC-periode worden gehanteerd. Het bestuur van de Stichting kan de gKDP aanpassen indien daartoe een (wettelijke) noodzaak bestaat. 30
Onderdeel 5 betreft een opslag voor risico-overdracht en toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve deelnemers. De Stichting zal deze bijdrage toevoegen aan het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers voor zover deze niet benodigd is voor de voldoening van de gKDP. De verschuldigde premie kan nimmer meer bedragen dan 30% van de som van de pensioengrondslagen, tenzij de werkgever in overleg met de ondernemingsraad van de werkgever anders besluit. NB de uitvoeringskosten van het pensioenfonds worden rechtstreeks door de werkgever voldaan en worden derhalve niet separaat in rekening gebracht. 7.4
Gedempte kostendekkende premie
PF NIBC maakt gebruik van de wettelijke mogelijkheid om premiedemping toe te passen. De hierbij te hanteren gestabiliseerde rentevoet is gelijk aan het op basis van het 60-maands voortschrijdend gemiddelde van de gepubliceerde DNB rentetermijnstructuur tot en met 30 september van het jaar voor aanvang van een boekjaar. Ook de benodigde solvabiliteitsopslag wordt per peildatum van 30 september bepaald. 7.5
Financiering van de toekomstige beoogde (voorwaardelijke) pensioenopbouw
De werkgever betaalt de CDC premie (de ‘toegezegde bijdrage’) die verband houdt met de door PF NIBC uit te voeren pensioenregeling conform paragraaf 7.2. Deze vaste premie wordt voor een periode van drie jaren overeengekomen. Indien de gedempte kostendekkende premie zou uitstijgen boven de vaste premiebijdrage van de werkgever in enig jaar, dan dient mogelijk te worden overgegaan tot het verlagen van de pensioenopbouw en risicodekkingen of het aanpassen van de pensioenregeling. Alvorens zal worden overgegaan tot het verlagen van de pensioenopbouw en risicodekkingen zal worden bezien of het tekort vanuit de premie kan worden aangezuiverd vanuit het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers. 7.6
Bijdragen van de werknemer
Indien de deelnemer met de werkgever een deelnemersbijdrage is overeengekomen is de deelnemer zijn deelnemersbijdrage verschuldigd aan de werkgever. Voor de werknemersbijdragen gelden de volgende afspraken: De werknemers die tot 2015 reeds een eigen bijdrage betaalden, zullen vanaf 1 januari 2015 een werknemersbijdrage van 4% van de pensioengrondslag verschuldigd zijn. De werknemers die tot 2015 geen eigen bijdrage betaalden zullen in 2015 1,5%, in 2016 2,5% en in 2017 3% werknemersbijdrage (als % van de pensioengrondslag) verschuldigd zijn. Deze groep werknemers krijgt bij overgang naar CDC eenmalig een salariscompensatie ter grootte van de eerste jaars werknemersbijdrage.
7.7
Proces werkgeversbijdrage
De werkgever is jaarlijks de premie verschuldigd per 1 januari van het betreffende kalenderjaar. De verschuldigde premie is rentedragend PF NIBC zal op basis van de pensioengevende salarissen per 31 december van het voorafgaande jaar een voorlopige jaarpremie vaststellen. De werkgever zal, elk jaar de op 1 januari van dat jaar aan PF NIBC verschuldigde en rentedragend geworden voorlopige premie als volgt betalen: Uiterlijk 15 januari van dat boekjaar de (zo nodig geschatte) premie op basis van de pensioengevende salarissen. Na afloop van het boekjaar zal de definitieve premie bepaald worden op basis van de daadwerkelijke som van de pensioengevende salarissen gedurende het boekjaar. Vervolgens wordt het verschil bepaald met de per 1 januari van het boekjaar berekende premie. Een positief verschil zal door de werkgever uiterlijk 15 januari van het volgend boekjaar aan NIBC PF worden voldaan. Een negatief verschil zal door PF NIBC uiterlijk 15 januari van het volgend boekjaar aan de werkgever worden voldaan. 31
De werkgever is in geval van overschrijding van de termijnen verplicht over het achterstallige bedrag aan pensioenpremie rente en andere kosten voortvloeiend uit de overschrijding aan PF NIBC te voldoen. De rente is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden. Het rentepercentage is gelijk aan 3 maands EURIBOR. Over de krachtens de vorige volzinnen in enig kalenderjaar verschuldigde rente is de werkgever –indien en zolang die rente niet is voldaan– eveneens rente verschuldigd en wel vanaf 1 januari van het kalenderjaar daaropvolgend. In geval van overschrijding van de termijnen, zal PF NIBC de werkgever binnen 2 weken na het tijdstip van overschrijding, schriftelijk aanmanen tot zo spoedig mogelijke afdracht van de pensioenpremies. In het geval dat de werkgever een betalingsachterstand aan pensioenpremies heeft ter grootte van 5% van de totale door PF NIBC te ontvangen jaarpremie en PF NIBC niet beschikt over het op grond van het bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet voorgeschreven minimaal vereist eigen vermogen, informeert PF NIBC elk kwartaal schriftelijk de –indien aanwezig– ondernemingsraad van de werkgever en de Vereniging van Gepensioneerden NIBC, en de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. In het geval dat de in het vorige paragraaf bedoelde situatie ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen zich 5 jaren achtereen voordoet, zal PF NIBC de pensioenaanspraken en -rechten verminderen conform hetgeen daarover wordt bepaald in de statuten en pensioenreglement(en). Zie ook 8.5 van deze ABTN. Voordat PF NIBC de pensioenaanspraken en -rechten vermindert zullen de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank NV minimaal een maand voorafgaand aan de vermindering, schriftelijk hierover worden geïnformeerd.
32
8
Toeslagbeleid
Indexatie of toeslagverlening is de verhoging van pensioenen in verband met gestegen prijzen. Als het fonds volledig kan indexeren dan behoudt het pensioen in de toekomst zijn waarde. De toeslagverlening van zowel de (gewezen) deelnemers als de pensioengerechtigden bij pensioenfonds NIBC is voorwaardelijk. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenrechten worden aangepast. Het eventueel aangehouden pensioenspaarsaldo, dan wel de aangekochte pensioenaanspraken en -rechten uit het pensioenspaarsaldo (uit de voormalige beschikbare premieregeling) worden niet herzien bij toeslagverlening. Het Bestuur neemt jaarlijks een besluit omtrent de toeslagverlening. Voor de toeslagverlening, met uitzondering van de aanvullende toeslagverlening, is de beleidsdekkingsgraad van PF NIBC per jaarultimo de bepalende factor is. Als toeslagmoment geldt 1 januari van enig jaar. Het bestuursbesluit tot het verlenen van een toeslag wordt genomen na de formele vaststelling van het jaarverslag van PF NIBC door de deelnemersvergadering. Dit betekent dat toeslagbesluiten in beginsel elk jaar in juni worden genomen en, voor zover van toepassing, met terugwerkende kracht worden doorgevoerd per 1 januari van het jaar waarin het besluit wordt genomen. 8.1
Toeslagmaatstaf
Het is de ambitie van het fonds om jaarlijks de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te passen aan de ontwikkeling van de prijzen. De ontwikkeling van de prijzen wordt gebaseerd op de ontwikkeling van Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens over de periode september tot september voorafgaande aan het toeslagmoment, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). 8.2
Beleidskader voor vaststellen van toeslagen
De voorwaardelijke toeslag wordt gefinancierd uit beleggingsrendement. Voor de toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. Voor actieve deelnemers kan onder voorwaarden het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers (deels) worden aangewend voor aanvullende toeslagverlening. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten, pensioenaanspraken en pensioengrondslagen (van arbeidsongeschikten) worden aangepast. Het Bestuur zal zich bij de bepaling van de toeslag sterk laten leiden door de bepalingen in het financieel toetsingskader ten aanzien van de mogelijkheden tot voorwaardelijke toeslag verlening. Er wordt echter ook gekeken naar toekomstige ontwikkelingen die direct of indirect van invloed kunnen zijn op de (toekomstige) financiële positie van het fonds. De te verlenen toeslag wordt gebaseerd op de in het financieel toetsingskader vastgelegde berekeningsmethodiek: ─ bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% wordt geen toeslag verleend; ─ bij een beleidsdekkingsgraad boven 110% wordt de hoogte van de toeslag zodanig bepaald dat aan de eis van toekomstbestendig indexeren wordt voldaan. Dit wil zeggen dat de toeslag niet hoger is dan de toeslag die levenslang kan worden gegeven, rekening houdend met het niveau van de beleidsdekkingsgraad. Stel dat de verwachte stijging van de prijsindex gelijk is aan 2% per jaar, de bestendige toeslagverlening 40% van deze stijging bedraagt en de stijging van de prijsindex in de referteperiode 1% bedraagt, dan mag een toeslag worden verleend van ten hoogste 40% van 1% (0,4%).; ─ De hoogte van de toeslag wordt indien nodig dusdanig naar beneden bijgesteld dat steeds tijdig aan de eisen van het herstelplan wordt voldaan. Dit wil zeggen dat herstel van de 33
─
8.3
beleidsdekkingsgraad naar de dekkingsgraad die hoort bij het het (Minimaal) Vereist Eigen Vermogen binnen de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn mogelijk is. bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de indexatiedekkingsgraad kan volledige toeslag worden verleend. De indexatiedekkingsgraad wordt jaarlijks geijkt gegeven de economische omstandigheden en door het bestuur vastgesteld met inachtneming van de bepalingen in het financieel toetsingskader. Aanwending bestemmingsfonds actieven voor aanvullende toeslagverlening
Voor actieve deelnemers is, conform de in hoofdstuk 5 beschreven methodiek, het bestemmingsfonds actieven gevormd. Indien in enig jaar op basis van het bepaalde in paragraaf 8.2 geen volledige toekenning van de toeslagmaatstaf aan de actieve deelnemers mogelijk is, kan het bestuur besluiten een aanvullende toeslag toe te kennen aan de actieve deelnemers. De som van de toeslag zoals bepaald in paragraaf 8.2 en de aanvullende toeslag is maximaal gelijk aan de toeslagambitie in het betreffende jaar. De aanvullende toeslag wordt gefinancierd uit het bestemmingsfonds actieven, voor zover de hoogte van het bestemmingsfonds toereikend is. Hierbij is bepalend dat het bestemmingsfonds na onttrekking van de benodigde toeslagkoopsom, vastgesteld op basis van fondsgrondslagen op het toeslagmoment en verhoogd met een solvabiliteitsopslag ter grootte van het Vereist Eigen Vermogen op het toeslagmoment, minimaal gelijk is aan 30% van de gedempte kostendekkende premie van het betreffende jaar. Het bestuur kan evenwel besluiten het minimale niveau van het bestemmingsfonds na toeslagverlening te herzien. Het bestuur zal bij haar besluit voor toekenning van een aanvullende toeslag de bepalingen in de wet en regelgeving in acht nemen.
34
8.4
Inhaaltoeslag en reparatie van kortingen
Indien de financiële positie van PF NIBC niet voldoende is om een (volledige) toeslag te kunnen verlenen, wordt de ‘niet verleende toeslag’ op individueel niveau geregistreerd als gemiste indexatie. Zoals aangegeven in paragraaf 8.5 kan in geval van een hers telplan een korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden doorgevoerd. Ook deze korting wordt op individueel niveau geregistreerd. In geval de financiële positie van PF NIBC weer voldoende verbeterd is, zal in beginsel de korting gerepareerd worden en de niet volledig toegekende toeslag alsnog in de vorm van een inhaaltoeslag kunnen worden toegekend. Het bestuur beslist in hoeverre reparatie van korting en inhaaltoeslag wordt doorgevoerd. Bij de bepaling van de hoogte van de reparatie van de korting en de inhaaltoeslag wordt rekening gehouden met de restricties van het financieel toetsingskader. Dit betekent dat dit alleen mogelijk is indien de beleidsdekkingsgraad boven de indexatiedekkingsgraad ligt. E én vijfde deel van het vermogen boven de indexatiedekkingsgraad is beschikbaar voor reparatie van kortingen en toekennen van inhaaltoeslag. Bij de aanwending van het beschikbare vermogen wordt de volgende volgorde gehanteerd:
8.5
Eerst repareren van de in de voorgaande 10 jaar doorgevoerde korting op de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Indien de doorgevoerde korting niet in zijn geheel kan worden gerepareerd wordt per jaarlaag de te repareren korting naar rato vastgesteld. De “oudste” korting zal als eerste worden gerepareerd.
Dan inhaaltoeslag. De inhaaltoeslag kent een maximale inhaalperiode van 10 jaar gerekend vanaf het toeslagmoment. Indien de geregistreerde inhaaltoeslagen niet in zijn geheel kunnen worden toegekend, wordt per jaarlaag de inhaaltoeslag naar rato vastgesteld. De “oudste” inhaaltoeslag zal als eerste worden ingehaald. Herstelplan en beleid ten aanzien van kortingen
Als de beleidsdekkingsgraad van het fonds per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de dekkingsgraad die hoort bij het Vereist Eigen Vermogen, dan stelt het fonds een herstelplan op. Indien blijkt dat het fonds met inzet van de overige sturingsmiddelen van het fonds, met uitzondering van het beleggingsbeleid, niet in staat is om binnen de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn te herstellen, kan het bestuur met inachtneming van de wettelijke bepalingen de pensioenaanspraken en pensioenrechten korten. Deze korting wordt tijdsevenredig uitgesmeerd over de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn. Indien de beleidsdekkingsgraad van het fonds vijf jaar opeenvolgend ligt onder de gestelde eisen ten aanzien van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het fonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan artikel 131 van de Pensioenwet. Het fonds meldt dit onverwijld aan de toezichthouder. Indien blijkt dat het fonds met inzet van de overige sturingsmiddelen van het fonds, met uitzondering van het beleggingsbeleid, niet in staat is om binnen de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn te herstellen, kan het bestuur met inachtneming van de wettelijke bepalingen de pensioenaanspraken en pensioenrechten korten. Deze korting is onvoorwaardelijk maar wordt zodanig uitgesmeerd over de tijd dat in principe 3% per jaar wordt gekort, met een maximale uitsmeerperiode van 10 jaar. Als het tekort groter is dan 30 %, dan wordt de korting tijdsevenredig uitgesmeerd over 10 jaar.
35
9 9.1
Financiële sturingsmiddelen Beleggingsbeleid
Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van ALM -studies wordt afgestemd op de verplichtingen en doelstellingen van PF NIBC. Door het strategische beleggingsbeleid om de drie jaar te herijken aan de hand van een ALM-studie kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het Bestuur van PF NIBC. Daarnaast is er te allen tijde de mogelijkheid om bij ingrijpende wijzigingen het beleggingsbeleid te wijzigen. Hiermee is het beleggingsbeleid een sturingsmiddel. 9.2
Premiebeleid
Zoals in hoofdstuk 7 is verwoord voert PF NIBC een premiebeleid. De werkgever betaalt de vastgestelde premies die verband houden met de door PF NIBC uit te voeren pensioenregelingen. Alle premies en koopsommen worden conform de in hoofdstuk 5 weergegeven actuariële grondslagen in rekening gebracht. 9.3
Beleid ten aanzien van voorwaardelijke toeslagverlening
In hoofdstuk 8 is het toeslag beleid opgenomen. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten, pensioenaanspraken en pensioengrondslagen (van arbeidsongeschikten) worden aangepast. Het Bestuur zal zich bij de bepaling van de toeslag sterk laten leiden door de bepalingen in het financieel toetsingskader ten aanzien van de mogelijkheden tot voorwaardelijke toeslag verlening. Er wordt echter ook gekeken naar toekomstige ontwikkelingen die direct of indirect van invloed kunnen zijn op de (toekomstige) financiële positie van het fonds. Hiermee is het toeslagbeleid een sturingsmiddel.
36
10 Risicoanalyse en risicomanagement In het kader van risicobeheersing maakt het bestuur periodiek een analyse van de meest voorname, veelal strategische, risico’s. Deze risicoanalyse van het bestuur is mede gebaseerd op de uitgangspunten van FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Deze methodiek werd onder andere door de toezichthouder DNB gehanteerd om (risico gebaseerd) toezicht te houden op iedere onder haar toezicht staande onderneming. 10.1
Inherente risico’s
In de FIRM systematiek, die niet uitsluitend op pensioenfondsen is gericht, kennen de risico categorieën een aantal onderliggende risico-items, te weten:
Risicocategorie Matching-/renterisico
Marktrisico’s
Kredietrisico’s
Verzekeringstechnische risico’s
Omgevingsrisico’s
Operationele risico’s
Uitbestedingsrisico’s
IT-risico’s
Integriteitsrisico’s
Risico-item
rente; valuta; liquiditeit; inflatie. prijsvolatiliteit; marktliquiditeit; concentratie en correlatie. default probability; concentratie en correlatie; loss given default; exposure at default. sterfte; arbeidsongeschiktheid; schade; concentratie en correlatie. concurrentie; afhankelijkheid; reputatie; ondernemingsklimaat. (pre) acceptatie/transactie verwerking; uitkering/betaling/settlement; informatie; productontwikkeling; kosten; personeel; fraudegevoeligheid. continuïteit bedrijfsvoering; integriteit; kwaliteit dienstverlening. strategie en beleid; beveiliging; beheersbaarheid; continuïteit. benadeling derden; voorwetenschap; witwassen; terrorismefinanciering; 37
Juridische risico’s
10.2
onoorbaar handelen. wet- en regelgeving; naleving; aansprakelijkheid; afdwingbaarheid contracten.
Omschrijving van risico’s en beheersing
Alle risico categorieën zijn beoordeeld en beschreven in bijlage IV volgens een vaste benadering: Omschrijving van het inherent risico. Omschrijving van het beleid van PF NIBC om de risico’s te beheersen Omschrijving van het resterend risico. Niet alle risico’s zijn van toepassing voor PF NIBC. Voor de volledigheid zijn deze aan het einde van de analyse weergegeven. 10.3
Proces risicobeheersing
Twee maal per jaar wordt het risico management kader beoordeeld en indien gewenst / noodzakelijk de beheersingsmaatregelen aangepast.
38
Overzicht Bijlagen: Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
I II III IV V VI VII
: : : : : : :
Overzicht Pensioenregelingen en reglementen Organisatiestructuur pensioenfonds Verklaring Belegggingsbeginselen Financieel crisisplan Stichting Pensioenfonds NIBC Risico management Integriteitsbeleid Correctiefactoren
39
Bijlage I -
Overzicht Pensioenregelingen en reglementen
Pensioenreglement 2015 Uitvoeringsovereenkomst Reglement Verantwoordingsorgaan Reglement Visitatiecommissie Klachtenprocedure Communicatiebeleid Compliance Charter Geschiktheidsplan
40
Bijlage II
Organisatiestructuur pensioenfonds
1. Bestuur a. 3 personen benoemd door werkgever b. 3 personen gekozen door deelnemers (waaronder 1 pensioengerechtigde) 2. Dagelijks beleid a. Manager pensioenfonds b. Coördinator pensioenfonds 3. Verantwoordingsorgaan a. Lid namens werkgever b. 2 Leden namens deelnemers c. Lid namens pensioengerechtigden 4. Beleggingscommissie a. Minimaal 1 (aspirant) bestuurders b. 4 experts werkzaam bij sponsor 5. Communicatiecommissie a. Minimaal 1 (aspirant)bestuurder b. Coördinator pensioenfonds c. 1 expert werkzaam bij sponsor 6. Pensioenadministratie AZL NV 7. Beleggingsadministratie AZL Vermogensbeheer BV 8. Vermogensbeheer Blackrock Advisors (UK) Limited 9. Adviserend actuaris Mercer BV 10. Certificerend actuaris Mercer BV 11. Waarmerkend accountant KPMG Accountants NV 12. DC regeling NNIP 13. Herverzekering Zwitserleven 14. Sponsor NIBC Bank NV
41
Bijlage III
Verklaring Belegggingsbeginselen
Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds NIBC (hierna: PF NIBC). Pensioenfondsen zijn de volgens Europese Pensioenrichtlijn verplicht een dergelijke verklaring op te stellen. De Europese Pensioenrichtlijn regelt de werkzaamheden van en het toezicht op pensioenfondsen. In Nederland is de richtlijn verwerkt in de Pensioenwet. Deze wet schrijft Nederlandse pensioenfondsen voor de Verklaring op te nemen als bijlage bij de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt. Ook is de Verklaring terug te vinden op de website van PF NIBC Deze Verklaring is door het bestuur van het pensioenfonds opgesteld op 1 december 2012 en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Hoofdstuk 1 gaat over de organisatie van het pensioenfonds. In hoofdstuk 2 staan we stil bij het beleggingsbeleid. Hoofdstuk 3 gaat over de uitvoering van het beleggingsbeleid. 1.
Organisatie Pensioenfonds
Het pensioenfonds is het pensioenfonds voor (ex-)medewerkers van NIBC Bank (hierna: de werkgever) en voert de pensioenregeling ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is eindverantwoordelijk voor alle activiteiten, inclusief het beleggingsbeleid. Zij stelt het strategisch beleid vast en houdt toezicht op de uitvoering ervan. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokkenen zijn helder gescheiden. Dagelijks bestuur Het bestuur vormt samen met de manager van het Pensioenfonds het dagelijks bestuur van het pensioenfonds. Het dagelijkse bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het pensioenfonds. Voorts is de manager van PF NIBC belast met de advisering aan het bestuur en de uitvoering van de beleids en beheersbeslissingen van het bestuur. De manager PF NIBC legt verantwoording af over zijn handelen aan het bestuur. Beleggingscommissie Een beleggingscommissie (BC), bestaande uit minimaal één bestuurslid en vier tot zes inhoudelijk specialisten, adviseert het bestuur van het pensioenfonds inzake de vormgeving van het beleggingsbeleid. Taken van de BC zijn het opstellen van het (strategisch) beleggingsplan en het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerders. De BC bespreekt ten minste elk kwartaal het gevoerde en te voeren beleggingsbeleid en de ontwikkelingen op de financiële markten. Deskundigheid Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: - een optimaal beleggingsresultaat; - een professioneel beheer van de beleggingen en - een goede beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s. Het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan ten behoeve van het Bestuur. 42
Gedragscode Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. Een externe compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode. Toezicht DNB houdt toezicht op de financiële positie van pensioenfondsen op basis van de Pensioenwet. DNB heeft een belangrijk onderdeel van haar regelgeving uitgewerkt in het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK). Hierdoor heeft met name risicomanagement een veel prominentere rol gekregen binnen het financiële management van een pensioenfonds. Ook toetst DNB of de pensioenbestuurders deskundig en integer handelen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de informatieverstrekking door pensioenfondsen. De pensioenfondsen moeten bepaalde, in de wet vastgelegde informatie geven aan deelnemers, de slapers en gepensioneerden. Deze informatie moet op tijd, begrijpelijk, duidelijk en juist zijn. Kernactiviteiten Het pensioenfonds beperkt zich tot activiteiten die verband houden met pensioen en daaraan gerelateerde werkzaamheden. Het pensioenfonds ontplooit geen nevenactiviteiten. 2.
Beleggingsbeleid
2.1 Algemeen Het pensioenfonds belegt de ontvangen pensioenpremies om in de toekomst aan haar (gewezen) deelnemers pensioenuitkeringen te kunnen verstrekken. Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. Het fonds streeft ernaar om de deelnemers te betrekken bij keuzes over het beleggingsbeleid. De vorm, intensiteit en frequentie zal nog moeten worden bepaald. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de Nederlandsche Bank (DNB) ‘op solide wijze of ‘prudent person’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Zo belegt PF NIBC niet in obligaties uitgegeven door NIBC en wordt geprobeerd de afhankelijkheid ten opzichte van NIBC Bank te minimaliseren. Daarnaast wordt zo veel mogelijk belegd in instrumenten die objectief op marktwaarde gewaardeerd kunnen worden. Bij alle beleggingsactiviteiten gelden algemene uitgangspunten: - het vermogen wordt belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; - het pensioenfonds hanteert het voorzichtigheidsbeginsel: dit wil zeggen dat het vermogen op een zodanige manier wordt belegd dat de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit van de middelen voldoende zijn gewaarborgd; - het vermogensbeheer wordt op deskundige en zorgvuldige wijze uitgevoerd; - de belegde middelen worden op voldoende wijze gediversifieerd (gespreid). De doelstellingen op lange termijn ten aanzien van het beleggingsbeleid zijn: - Het beheren van solide beleggingen in overeenstemming met de prudent -personregel en de Pensioenwet, zodat met de beleggingsresultaten en de premiestortingen kan worden voldaan aan de lopende en toekomstige verplichtingen en waar mogelijk toeslagen kunnen worden verleend. Bij een lage marktwaardedekkingsgraad is er een grotere focus op het nakomen nominale pensioenaanspraken en –rechten. Beleggingen brengen echter ook het risico met zich mee dat de verwachte rendementen niet worden gehaald. Het pensioenfonds brengt de risico’s daarom regelmatig in kaart met een zogenaamde Asset Liability Management-studie (ALM). In een ALM-studie wordt onderzocht hoe de financiële positie van 43
het fonds zich op lange termijn ontwikkelt binnen verschillende economische scenario’s. Bij het bepalen van de samenstelling van de beleggingsportefeuille (Assets) wordt rekening gehouden met de specifieke verplichtingenstructuur (Liabilities) van ons pensioenfonds. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de financiering (zoals is overeengekomen met de werkgever / werknemer) en de ambitie met betrekking tot het verlenen van toeslagen. 2.2 Investment beliefs Met behulp van investment beliefs, of het vastleggen van beleggingsbeginselen, formuleert een pensioenfonds een kader hoe het omgaat met financiële markten en producten. Goed opgestelde investment beliefs vormen een lange termijn visie op de werking van financiële markten en de manier waarop het pensioenfonds hierin acteert om zijn doelstellingen te behalen. Op de kortere termijn kan het tactisch beleid de binnen de ruimte van de investment beliefs vormgegeven worden. De beliefs geven daarmee een kader voor de beleggingscommissie om nieuwe beleggingsmogelijkheden te beoordelen, zijn een ijkpunt voor het bestuur en maken een duidelijkere verantwoording naar de deelnemers, toezichthouder en andere stakeholders mogelijk. PF NIBC hanteert de volgende kern investment beliefs: 1.
De structuur van de verplichtingen en de weggevallen bijstortingsverplichting van de sponsor zijn sterk bepalend voor het beleggingsbeleid Naast de structuur van de verplichtingen en wegvallen van de sponsor zijn de risicobereidheid en beleggingshorizon van belang. De doelstelling van het pensioenfonds is om te streven naar een nominaal pensioen en indien haalbaar ook een inflatiecorrectie toe te passen. Het vermogensbeheer is grotendeels afgestemd op dit doel. Daarom: - is de ALM studie een belangrijk instrument bij het bepalen van het beleggingsbeleid. - wordt er niet gekozen voor een ‘asset only’ maar integrale benadering, waarbij zowel beleggingen als verplichtingen worden meegenomen.
2.
Strategische asset allocatie is een belangrijke keuze in het beleggingsproces Binnen randvoorwaarden, zoals het maximaal te lopen risico, het verwacht rendement en het profiel van de verplichtingen, is de strategische asset allocatie de belangrijkste component in de realisatie van het rendement. De beslissing om wel of niet in een bepaalde categorie te beleggen, heeft op lange termijn veel meer impact dan de beslissing om binnen een bepaalde categorie in een specifiek beleggingsinstrument te beleggen. Het fonds kan wel binnen de vastgestelde bandbreedtes afwijken van de strategische asset allocatie indien marktomstandigheden hier voldoende aanleiding toe geven. Daarom: - hanteert het pensioenfonds een top-down benadering bij de samenstelling van de portefeuille. Na de bepaling van de optimale asset mix worden de regio-allocatie, benchmarks, submarkten, kwaliteit (rating categorieën) van obligatiemarkten en overige componenten vastgesteld; - besteedt het pensioenfonds relatief veel tijd en energie aan de bepaling van de strategische asset mix. Door een uitgebreide ALM-studie, waarbij praktisch gezien zoveel als mogelijk verschillende asset mixen worden onderzocht, krijgt het pensioenfonds een goed inzicht in de invloed van diverse beleggingsmixen op de dekkingsgraad, premiebeleid van het pensioenfonds en pensioenresultaat; - formuleert het pensioenfonds richtlijnen omtrent de maximale afwijking van de strategische asset mix.
3.
Diversificatie is belangrijk, maar tot een bepaalde hoogte Diversificatie zorgt voor spreiding van het beleggingsrisico. Dit effect treedt op wanneer beleggingen niet gelijktijdig stijgen en dalen en wordt feitelijk gratis door de markt ter beschikking gesteld. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico recht evenredig toeneemt. Echter, een actief beheerde, breder gespreide portefeuille trekt ook een zwaardere wissel op het bestuur, bestuursbureau en vermogensbeheerder. 44
Daarom: - wordt het vermogen geïnvesteerd in breed gespreide beleggingsvormen; - wordt de toegevoegde waarde van een belegging uitgebreid onderzocht, alvorens een investering wordt gedaan; - moet een belegging een materiele bijdrage leveren aan het rendement- en/of risicoprofiel van de totale portefeuille wil het een investering waard zijn. 4.
Consistent outperformance genereren is zeer moeilijk Zowel academisch onderzoek als eigen ervaringen leren dat zelfs de meest professionele beleggers moeite hebben om de benchmark op lange termijn te verslaan. Redenen hiervoor zijn onder meer transactiekosten, management fees en de onmogelijkheid dat iedere beleggingsbeslissing goed uitpakt. Daarom: - wordt voor een groot deel van het vermogen een passief beleid gebaseerd op een ‘buy -andhold’ strategie gevoerd. Dit houdt in dat er niet van de benchmarks wordt afgeweken. Actief beleid wordt alleen toegepast bij voldoende sterke argumenten om van benchmarks af te wijken; - hanteert het pensioenfonds geen eigen timingstrategie en worden zowel grote investeringen als desinvesteringen voor zover mogelijk bewust gespreid uitgevoerd.
2.3 Sub investment beliefs Naast de kern investment beliefs in de vorige paragraaf, hanteert PF NIBC ter concretisering een vijftal subbeliefs. De hierbij gehanteerde volgorde is nadrukkelijk geen indicatie van de relevantie van een belief, maar zorgt met de kern investment beliefs voor een logisch geheel. Risico’s worden enkel genomen indien er een risicopremie tegenover staat of middels diversificatie resulteert in een lager risico voor de totale portefeuille. De reden om in beleggingscategorieën met een hoger risico te beleggen is een hoger verwacht rendement op lange termijn. Er bestaat een vergoeding (risicopremie) voor een aantal investeringen met een hoger risico.
1.
Daarom: - wordt een deel van het vermogen geïnvesteerd in beleggingscategorieën met een hoger risico; - worden risico’s waar geen additioneel verwacht rendement tegenover staat, zoveel mogelijk beperkt; dient er zowel fundamenteel als kwantitatief een sterke onderbouwing te zijn om tot een investering over te gaan. Ook de gevolgen voor rapportage worden hierbij meegewogen. Valuta’s worden voor ontwikkelde financiële markten ni et gezien als een bron van rendement Omdat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden, terwijl de valuta van de beleggingen verspreid zijn over verschillende munteenheden loopt het pensioenfonds valutarisico. Het is niet de verwachting dat dit risico in ontwikkelde markten een positieve bijdrage zal leveren aan het risico-rendementsprofiel van het fonds. In opkomende markten wordt valutaresultaat juist gezien als onderdeel van het rendement. Impliciet valutarisico (bijvoorbeeld door belegging in een onderneming die internationaal actief is en zo valutarisico loopt) wordt niet afgedekt .
2.
-
Daarom: is de risicobereidheid van het pensioenfonds op dit vlak beperkt; worden valutarisico’s grotendeels afgedekt voor zover efficiënt en praktisch haalbaar.
45
3.
Er is geen principiële voorkeur voor derivaten danwel cash beleggingsvormen Het pensioenfonds bekijkt per beleggingsvorm hoe het meest efficiënt of passend bij het beleggingsbeleid beleggingsinstrumenten worden ingezet. Daarom: wordt elk beleggingsinstrument op zijn eigen merites beoordeeld; (inclusief operationele consequenties) - worden cash- en afgeleide instrumenten tegen elkaar afgewogen waarbij rendement maar ook andere factoren in ogenschouw worden genomen. -
4.
Er vindt een bewuste afweging plaats tussen kosten van vermogensbeheer en de baten of diensten Hoge kosten worden zo veel mogelijk vermeden. Voor nieuwe beleggingsvormen wordt er een kosten-baten analyse gemaakt waarbij de kosten worden afgewogen tegen de verwachte performance of risicoverlaging.
5.
Er wordt enkel belegd in begrijpelijke, transparante beleggingscategorieën en instrumenten Alle investeringen in vermogenscategorieën hebben een duidelijk doel. Dat kan zijn het behalen van rendement, het afdekken van risico’s of het spreiden van risico’s. De doelstelling is om een optimaal rendement te realiseren binnen een vastgesteld risicokader. Daarvoor is het van belang niet geconfronteerd te worden met risico’s die bij aanvang niet onderkend zijn. Een belegging moet transparant zijn om de mogelijke risico’s van de investering in te kunnen schatten, anders heeft de samenstelling van de portefeuille mogelijk een ander rendement/risicoprofiel dan gedacht. Daarom: beoordeelt het pensioenfonds iedere belegging in de context van de andere investeringen, als onderdeel van een uitgebalanceerde en gespreide portefeuille; - doet het pensioenfonds uitgebreid onderzoek naar nieuwe investeringen, net zo lang tot alle elementen worden begrepen. -
6.
Beleggingcategorieën dienen zich over de economische cyclus he en te hebben bewezen voordat er in belegd kan worden Een pensioenfonds gaat langdurige verplichtingen aan. Om aan deze verplichtingen tegemoet te komen wil het pensioenfonds prudent omgaan met de haar toegewezen middelen. Dit houdt ondermeer in, dat geïnvesteerd wordt in strategieën die bewezen hebben toegevoegde waarde te kunnen leveren bij de realisatie van de doelstellingen. Daarom: - belegt het pensioenfonds in strategieën en belegging categorieën die zich over een langere horizon bewezen hebben; - wordt onderzoek gedaan naar markt- en productontwikkelingen als mogelijke toevoeging aan de beleggingsmix of –strategie.
7.
Illiquide beleggingscategorieën genereren een illiquiditeitspremie waar het pensioenfonds als lange termijn belegger van kan profiteren. Illiquide beleggingen worden gezien als potentieel aantrekkelijk vanuit het oogpunt dat het pensioenfonds als lange termijn belegger in de positie is deze illiquiditeitspremie te kunnen incasseren, maar vormen geen doel op zich. Een eventuele belegging in illiquide belegging categorieën moet echter gezien worden in context van de totale beleggingsmix en de verplichtingenstructuur van het fonds en kan dan als zodanig overwogen worden. Daarom: - passen illuiquide beleggingen binnen de context van het pensioenfonds gezien de lange termijn focus; 46
-
8.
is er een grens aan het vermogen dat aan illiquide categorieën kan worden gealloceerd. Het fonds waakt ervoor dat het deel van illiquide beleggingen de liquiditeitspositie van het fonds niet negatief mag beïnvloeden. Periodiek beoordeelt het fonds de benodigde liquiditeit. Dit resulteert in een maximum aan illiquide categorieën. De rendementsdoelstellingen van het pensioenfonds moeten in evenwicht zijn met maatschappelijke verantwoordelijkheid van het fonds. Binnen de mogelijkheden van het beleggingsbeleid speelt maatschappelijk verantwoord beleggen en actief aandeelhouderschap een rol, al is die beperkt vanwege de invulling daarvan door belegging in fondsen die extern beheerd worden.
Daarom: conformeert het pensioenfonds zich als belegger aan regulieren verdragen op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen zoals de UNPRI (United Nations Principles for Responsible Investing) en regelgeving zoals verwoord in artikel 21.a van het Besluit Marktmisbruik WFT (de gebodsbepalingen van de AFM inzake duurzaam beleggen). - wordt binnen de aandelenfondsen door de vermogensbeheerder actief gebruik gemaakt van aandeelhoudersrechten in lijn met de UK Stewardship Code. -
2.4 Vaststellen beleggingsbeleid Het bestuur stelt het strategische beleggingsbeleid voor een langere periode vast, in beginsel voor een periode van maximaal drie jaar. Bij grote wijzigingen (in de marktomstandigheden of in de situatie van het fonds) kan het bestuur het beleid ook tussentijds aanpassen. In het beleggingsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen twee functies. De eerste is het afdekken van risico’s met betrekking tot de verplichtingen en de tweede is het optimaal benutten van het risico dat mag worden gelopen teneinde een extra rendement te behalen. Voor de vastrentende waarden geldt dat de samenstelling en looptijd van de portefeuille jaarlijks wordt afgestemd op de verwachte uitkeringenstroom van het pensioenfonds. De overige categorieën hebben als doelstelling om op de lange termijn een rendement te genereren dat hoger is dan het benodigde rendement op de verplichtingen. Aan de hand van de uitkomsten van de ALM-studie wordt een beleggingsportefeuille gekozen met een acceptabele combinatie van premieniveau, het risico dat het fonds niet aan haar verplichtingen kan voldoen (kans op onderdekking) en kansen op toeslagverlening. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker uitgevoerd als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB. De samenstelling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën wordt vastgelegd in het beleggingsplan. Tevens worden grenzen aangegeven waarbinnen de vermogensbeheerders dienen te blijven. Naast bovengenoemde verdeling staan in de beleggingsrichtlijnen verdere beleggingsinstructies over de manier waarop door de vermogensbeheerders mag worden belegd. 2.5 Risicobeheersing Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van de beleggingsrisico’s. Het pensioenfonds maakt gebruik van de door DNB voorgeschreven methode om de risico’s in kaart te brengen. Hierbij worden de risico’s zoals onder de FIRM methodiek onderscheiden. De belangrijkste risico’s samenhangend met de beleggingen: - Renterisico: het risico dat een beweging van de rente een negatieve invloed heeft op de hoogte van de dekkingsgraad. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. - Aandelenrisico: het risico dat de aandelenkoersen fors dalen, waardoor het vermogen van het pensioenfonds afneemt. Door te zorgen voor een goede spreiding over regio’s en sectoren kan dit risico worden verkleind. - Vastgoedrisico: idem, maar dan voor de vastgoed beleggingen. 47
- Risico van commodities: idem, maar dan voor de beleggingen in commodities (grondstoffen). - Valutarisico: beleggingen die luiden in een andere valuta dan de euro zijn onderhevig aan valutarisico. Het pensioenfonds belegt het grootste deel van haar beleggingen in euro’s. Het overblijvende valutarisico wordt in beginsel niet afgedekt. - Kredietrisico: het risico dat een tegenpartij niet aan haar contractuele verplichtingen kan voldoen. - Verzekeringstechnische risico’s: dit is het risico dat samenhangt met de aard van de pensioenregeling en de deelnemerspopulatie. Bij het vaststellen van verplichtingen. wordt gebruik gemaakt van verwachtingen, die niet altijd uit hoeven te komen. 2.6 Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien er geen beurswaarde beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat er geen officiële notering bestaat voor de betreffende investering, worden de bezittingen gewaardeerd tegen een afgeleide marktwaarde op basis van andere uit de markt waarneembare data of schatting op basis van modellen. 3.
Uitvoering
3.1 Uitbesteding Een pensioenfonds kan de beleggingen zelf uitvoeren of het pensioenfonds kan de beleggingen uitbesteden aan een daartoe gecontracteerde derde partij. PF NIBC heeft ervoor gekozen om de uitvoering van het beleggingsbeleid voor een belangrijk deel uit te besteden aan derden. De selectie van externe vermogensbeheerders vindt plaats volgens een gestructureerd proces. Eerst worden vermogensbeheerders in kaart gebracht die in aanmerking komen voor het mandaat. Vervolgens worden meerdere beheerders uitgenodigd om deel te nemen aan een zogeheten beauty parade. Op basis van criteria als organisatie, beleggingsproces, samenstelling en ervaring van het beleggingsteam, performance, kosten en dienstverlening wordt uiteindelijk de meest geschikte beheerder aangesteld. Met deze beheerder worden schriftelijk vastgelegde richtlijnen en instructies afgesproken. De overeenkomsten tussen het pensioenfonds en externe partijen voldoen aan de door DNB geformuleerde uitbestedingsrichtlijnen (inclusief de brochure “Guidance: uitbesteding door pensioenfondsen”). Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid binnen de door het Bestuur geformuleerde randvoorwaarden. De vermogensbeheerders leggen periodiek verantwoording af aan de beleggingscommissie. 3.2 Monitoring beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid wordt driejaarlijks, met een jaarlijkse tussentijdse beoordeling, geanalyseerd. Een belangrijk analyse instrument hierbij is de ALM-studie, waarbij ontwikkelingen in samenhang worden beoordeeld. Eens per maand en per kwartaal evalueert de beleggingscommissie de beleggingsresultaten aan de hand van maand en kwartaalrapportages. Verder worden de beheerders periodiek uitgenodigd om het gevoerde beleggingsbeleid toe te lichten aan de beleggingscommissie. De beleggingsresultaten worden afgezet tegen een van tevoren door het bestuur vastgestelde benchmark. Deze benchmark fungeert als graadmeter voor het gevoerde beleid en verschaft inzicht in het behaalde resultaat. Daarnaast rapporteert de beleggingsadministrateur per maand het resultaat aan de beleggingscommissie van het pensioenfonds. Deze rapportages geven een goed beeld over de herkomst van het rendement en de genomen risico’s.
3.3 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die 48
redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds. Begrippenlijst Verklaring inzake beleggingsbeginselen Actief beleggen Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark, om z o te trachten een betere performance te behalen. ALM Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. het in kaart brengen van de financiële stromen; 2. de simulatie van toekomstige financiële posities; 3. de samenhang met de economische omgeving; 4. de vergelijking van beleidsvarianten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld. Beleggingsfondsen Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, CBS en Dow Jones. Commodities Letterlijk betekent het grondstoffen. Beleggen in commodities is direct investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten.
49
Indexatie Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft u met het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast. Governance De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen een pensioenfondsen zijn georganiseerd. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Monitoring Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het pensioenfonds zelf gebeuren of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan (bijv. audit). Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem. Onroerend goed Men kan direct en indirect beleggen in onroerend goed. Direct beleggingen kan men door woningen of winkels aan te kopen. Indirect kan men investeren middels participaties in beleggingsfondsen aan te kopen die beleggen in onroerend goed. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd. Passief beleggen Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten. Performance De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse wordt het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze verklaard. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie.
50
Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer). Waarde stijl (value style) Beleggingsstijl waarbij met name in aandelen wordt belegd van bedrijven die als relatief goedkoop kunnen worden gekwalificeerd. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
51
Bijlage IV
Financieel crisisplan Stichting Pensioenfonds NIBC
Inleiding In deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) zijn de risico’s waaraan PF NIBC blootstaat beschreven. Deze risico’s kunnen ertoe leiden dat de statutaire doelstelling, het uitkeren van pensioenen, nu of op langere termijn in gevaar komt. Het bestuur is in dat geval genoodzaakt aanvullende maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Dit financieel crisisplan beschrijft wanneer er sprake is van een financiële crisissituatie, welke risico’s kunnen leiden tot een financiële crisissituatie en de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien in korte tijd de beleidsdekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van PF NIBC in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is bedoeld voor het geval zich in de toekomst dergelijke situaties voordoen of dreigen voor te doen waarbij crisismaatregelen genomen moeten worden. Het plan geeft de te hanteren kritische beleidsdekkingsgraden, de te nemen maatregelen en de te volgen communi catie- en besluitvormingsprocessen aan. 1. Beschrijving tekortsituatie Als de beleidsdekkingsgraad per kwartaaleinde lager is dan het Vereist Vermogen op basis van het strategische beleggingsbeleid bevindt PF NIBC zich in een situatie van tekort en voldoet het niet langer aan de criteria van het Vereist Vermogen. PF NIBC stelt in dat geval binnen drie maanden een concreet en haalbaar herstelplan op, waarbij de in dit financieel crisisplan opgenomen maatregelen worden meegenomen. Indien vier opeenvolgende jaren de beleidsdekkingsgraad van PF NIBC onder het Minimaal Vereist Vermogen ligt en de beleidsdekkingsgraad en actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder het Minimaal Vereist Vermogen dreigen te komen, loopt PF NIBC het gevaar niet langer aan de Maatregel Minimaal Vereist Eigen Vermogen zoals verwoord in artikel 140 van de Pensioenwet te kunnen voldoen. 2. Beschrijving financiële crisissituatie Het bestuur onderkent dat marktwaardering van de pensioenverplichtingen en de bezittingen met onzekerheid is omgeven. De toekomstige rente is een voorname factor, evenals de toekomstige levensverwachting. De onzekerheid hieromtrent heeft het bestuur doen besluiten pas crisismaatregelen te treffen als naar oordeel van het bestuur sprake lijkt van een structurele en significante crisissituatie. Het bestuur voert immers een langetermijn beleid en wenst in het beleid naar alle betrokkenen niet op dagvolatiliteiten te reageren. Dit financieel crisisplan treedt in werking als de statutaire doelstelling tot het uitkeren van pensioenen in gevaar komt. Er is sprake van een financiële crisissituatie: A. Indien de beleidsdekkingsgraad van PF NIBC niet in staat is, om zonder aanvullende maatregelen die geen onderdeel uitmaken van het reguliere beleidskader, binnen de periode van tien jaar te herstellen tot het Vereist Vermogen. Op dat moment is de beleidsdekkingsgraad lager dan de “kritische beleidsdekkingsgraad”. Een toelichting op de kritische beleidsdekkingsgraad staat vermeld in hoofdstuk 4. B. Indien vijf opeenvolgende jaren de beleidsdekkingsgraad onder het Minimaal Vereist Vermogen ligt en de dekkingsgraad in het laatste jaar ook onder het Minimaal Vereist Vermogen ligt. Op dat moment voldoet PF NIBC niet langer aan de Maatregel Minimaal Vereist Eigen Vermogen zoals verwoord in artikel 140 van de Pensioenwet. 3. Risico’s De volgende risico’s kunnen volgens het oordeel van het bestuur leiden tot situaties die als financiële crisissituatie kunnen worden aangemerkt: 52
Een stijging van de technische voorziening (TV), zonder dat hier een gelijke stijging van de beleggingen tegenover staat, bijvoorbeeld door: een (langdurig) dalende rente waarmee de TV gewaardeerd dient te worden; een wijziging van de methodiek van vaststelling van de TV, zoals bijvoorbeeld de UFRmethodiek; een verhoging van de TV, door verzwaring van de grondslagen voor bijvoorbeeld sterfte, arbeidsongeschiktheid of toekomstige uitvoeringskosten. Een sterke daling van de waarde van beleggingen, bijvoorbeeld door: een sterke daling van de beurskoersen van aandelen; een sterke daling van waarde van de beleggingen, onder invloed van valuta-, krediet- of marktrisico.
4. Beleidsdekkingsgraad waarbij voor PF NIBC korten noodzakelijk is Het bestuur heeft als onderdeel van dit financieel crisisplan een zogenaamde “kritische beleidsdekkingsgraad” vastgesteld. Dit is de beleidsdekkingsgraad waarbij PF NIBC er niet langer in slaagt om binnen de wettelijk gestelde maximale termijnen te voldoen aan het Vereist Vermogen, zonder de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig te schaden en tot het korten van pensioenaanspraken en –rechten over te moeten gaan. Het niveau van de kritische beleidsdekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de rentetermijnstructuur en de verwachte meerrendementen op enig moment en wordt daarom jaarlijks bepaald. Op basis van de rentetermijnstructuur van 31 december 2014 (zonder driemaandsmiddeling), de in de ALM-studie uit 2014 gehanteerde parameters en een hersteltermijn naar het Vereist Vermogen van tien jaar bedraagt de kritische beleidsdekkingsgraad ongeveer 95%. Uiterlijk 1 oktober 2015 zal dit percentage definitief worden vastgesteld. Op dat moment zal ook de kritische beleidsdekkingsgraad worden bepaald indien wordt uitgegaan van de maximale parameters zoals vastgelegd in artikel 23a van het Besluit FTK. Het beleid van PF NIBC is reeds gericht op het beperken van de kans dat de beleidsdekkingsgraad zich richting deze kritische beleidsdekkingsgraden beweegt. Middels een ALM-studie wordt dit beleid regelmatig getoetst en herijkt. Naast bovenvermelde situaties zal PF NIBC binnen zes maanden maatregelen nemen waardoor de dekkingsgraad direct voldoet aan het Minimaal Vereist Vermogen indien: in vijf opeenvolgende jaren de beleidsdekkingsgraad van PF NIBC onder het Minimaal Vereist Vermogen ligt, en de dekkingsgraad in het laatste jaar ook onder het Minimaal Vereist Vermogen ligt. 5. Maatregelen die ter beschikking staan Het bestuur is in het geval van crisissituatie genoodzaakt maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Het bestuur heeft alle mogelijke crisismaatregelen onderzocht en komt tot de volgende conclusies: 1.
2.
3.
4.
Premieverhoging De pensioenregeling van PF NIBC betreft een zogenaamde CDC-regeling. De feitelijke premie wordt telkenmale, voor het eerst per 1 januari 2015, voor een periode van drie jaar vastgesteld. Op grond van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst is tussentijdse premieverhoging niet mogelijk. Bijstorting werkgever Op grond van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst en deze ABTN kan in geen enkel geval de werkgever verplicht worden om additionele (premie)betalingen te doen. Beperken of niet toekennen van toeslagen Het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagverlening van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt niet als crisismaatregel aangemerkt, maar als een regulier sturingsmiddel binnen het beleid.
Beperken van de opbouw als premie ontoereikend De pensioenregeling betreft een CDC-regeling. Indien de verschuldigde CDC-premie in enig jaar 53
5.
6.
7.
niet kostendekkend is kan PF NIBC besluiten tot het verlagen van de pensioenopbouw en risicodekkingen in dat jaar. Alvorens zal worden overgegaan tot genoemde verlaging zal worden bezien of het tekort vanuit de premie kan worden aangezuiverd uit het bestemmingsfonds voor actieve deelnemers. Deze maatregel volgt uit het karakter van de regeling en is daarmee regulier beleid. Dit wordt niet aangemerkt als crisismaatregel. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) PF NIBC stelt de pensioenreglementen vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst. Het bestuur kan de werkgever en vertegenwoordigers van werknemers adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen, waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft, zonder de premie te verlagen. Aanpassen beleggingsbeleid Om de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen belegt het bestuur de toevertrouwde middelen op een wijze die voldoet aan beginselen van veiligheid, kwaliteit en risicodiversificatie. Uitgangspunt bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille zijn de aard en de omvang van de verplichtingen van PF NIBC, met inachtneming van de eisen ten aanzien van de beleggingen die voortvloeien uit de wetgeving In het geval van een crisissituatie kan nader naar het beleggingsbeleid worden gekeken. Het beleggingsbeleid wordt echter niet als crisismaatregel aangemerkt, maar als een regulier sturingsmiddel binnen het beleid. Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten De pensioenaanspraken en pensioenrechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden in dit geval procentueel evenveel (uniform) gekort. Er wordt niet meer gekort dan strikt nodig is om voldoende te kunnen herstellen. De voorwaardelijke korting in crisissituatie A wordt tijdsevenredig uitgesmeerd over de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn. De onvoorwaardelijke korting in crisissituatie B wordt binnen 6 maanden geëffectueerd en zodanig uitgesmeerd over de tijd dat in principe 3% per jaar wordt gekort, met een maximale uitsmeerperiode van 10 jaar. Als het tekort groter is dan 30 %, dan wordt de korting tijdsevenredig uitgesmeerd over 10 jaar.
De conclusie is dat het fonds van de zeven mogelijke crisismaatregelen er slechts twee kwalificeren als crisismaatregel welke ter beschikking staan voor PF NIBC: 1) het versoberen van de pensioenregeling zonder de premie te verlagen 2) het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De eerste crisismaatregel kan het fonds niet zelfstandig inzetten aangezien de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers besluiten over de inhoud van de pensioenregeling. Bovendien zal deze maatregel de financiële positie niet onmiddellijk verbeteren. De tweede crisismaatregel kan het fonds zelfstandig inzetten en heeft direct effect op de financiële positie. 6. Mate van inzetbaarheid van de maatregelen Om de legitimiteit van de hierboven genoemde crisismaatregelen aan te tonen, is in onderstaande tabel per maatregel een verwijzing opgenomen naar de fondsdocumenten. Uitsluitend die crisismaatregelen die ingezet kunnen worden hieronder toegelicht.
Uitvoeringsovereenkomst
Pensioenreglement 2015
Crisismaatregel
ABTN
1 Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen)
Hoofdstuk 3 en 7
Artikel 11
Artikel 4.1 en 8.1
2 Korten van pensioenaanspraken en – rechten
Hoofdstuk 8.5
Artikel 9
Artikel 4.1 en 8.1
54
7.
Indicatie financiële effect van de maatregelen
De impact op de dekkingsgraad bij de verschillende maatregelen is in onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is telkens uitgegaan van een dekkingsgraad van 100%.
Inzet maatregel
Impact op dekkingsgraad
Effectiviteit
0,1%-punt lagere opbouw
ca. +0,12%
jaarlijks
korten 1%
ca. +1,00%
eenmalig
Crisismaatregel
1 Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) 2 Korten van pensioenaanspraken en –rechten
8.
Evenwichtige belangenafweging
Het bestuur maakt voor wat betreft de inzet van crisismaatregelen onderscheid naar de impact ervan op de verschillende groepen belanghebbenden. Hiermee draagt het bestuur zorg voor een evenwichtige verdeling van de lasten in een financiële crisissituatie. Onderstaande tabel geeft inzicht in welke groepen belanghebbenden worden beïnvloed door een specifieke maatregel. Crisismaatregel
Impact op belanghebbenden
Deelnemers
Gewezen Deelnemers en uitkeringsgerechtigden
Werkgevers
1
Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen)
Ja
Nee
Niet direct
2
Korten van pensioenaanspraken en –rechten
Ja
Ja
Niet direct
Bij de genoemde crisismaatregelen ondervindt de werkgever niet direct een impact, maar de door hem toegezegde arbeidsvoorwaarde pensioen wordt wel minder aantrekkelijk. Het bestuur heeft in zijn overwegingen ter beoordeling van de evenwic htigheid tussen de verschillende belanghebbenden de volgende overwegingen meegenomen: wat is het effect op de (beleids)dekkingsgraad van de te nemen maatregel? weegt het effect van de maatregel op de (beleids)dekkingsgraad op tegen de impact voor de diverse groepen van belanghebbenden? zijn de bijdragen van de verschillende groepen van belanghebbenden met elkaar in evenwicht? zijn de maatregelen verstandig met het oog op voorzienbare toekomstige (korte en lange termijn) ontwikkelingen. Het bestuur maakt voor wat betreft de korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten geen onderscheid tussen de verschillende groepen. Naar mening van het bestuur is dit een evenwichtige verdeling van de lasten. Het bestuur realiseert zich dat pensioengerechtigden geen verdiencapaciteit meer hebben en hierdoor in eerste instantie zwaarder getroffen lijken dan de deelnemers en gewezen deelnemers. Gelet op het feit dat de maatregel ‘versobering regeling’ en het reguliere beleid om de opbouw te bepreken bij een ontoereikende premie alleen actieve deelnemers raken vindt het bestuur dat een uniforme korting
van aanspraken samen met de overige beleidsmaatregelen alle belanghebbenden op een evenwichtige manier treffen. Op grond van de actuele omstandigheden kan het bestuur echter tot een andere verdeling besluiten. 55
9. Communicatie met belanghebbenden Na vaststelling van dit financieel crisisplan zal het bestuur het verantwoordingsorgaan informeren. De actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zullen daarna worden geïnformeerd over de hoofdlijnen van het financieel crisisplan middels een nieuwsbericht op de website van PF NIBC. In het geval van een financiële crisissituatie zal het bestuur met de toezichthouder communiceren op de daarvoor voorgeschreven wijze en met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven termijnen. Aan alle actieve en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal in aanvulling op al eerder gedane maandelijkse mededelingen over de financiële situatie van PF NIBC en herstelplan op de websit e worden gecommuniceerd dat van een crisis sprake is en dat er crisismaatregelen moeten worden genomen. Er zal tevens worden aangegeven welke crisismaatregelen dat zullen zijn en per welke datum ze zullen worden toegepast. Tijdens de deelnemersvergadering en eventueel andere bijeenkomsten zal er een toelichting volgen. PF NIBC beschikt over een communicatiecommissie die regelmatig bij elkaar komt en beslissingen neemt (in samenspraak met het Bestuur) over de communicatiemiddelen die ingezet worden. Belanghebbenden kunnen daarnaast altijd contact opnemen met pensioendeskundigen werkzaam bij de werkgever, welke indien nodig andere deskundigen kunnen inschakelen. Alvorens tot maatregelen te besluiten zal het bestuur tijdig een oordeel vragen aan het verantwoordingsorgaan. Het oordeel omvat ook de wijze van communicatie voor zover niet wettelijk of door de toezichthouder voorgeschreven. In onderstaande tabel is het communicatietraject na vaststelling van een crisissituatie weergegeven: Belanghebbende partij
Welke vorm
Wanneer
Toezichthouder
Brief
onverwijld
Werkgever
Schriftelijk
Informatie per e-mail binnen twee weken
Verantwoordingsorgaan
Schriftelijk
Informatie per e-mail binnen twee weken
Actieve deelnemers
brief en bericht op website
binnen tien weken
deelnemersvergadering en andere bijeenkomsten
nader te bepalen
Inactieve deelnemers
bericht op website
binnen tien weken
Pensioengerechtigden
brief en bericht op website
binnen tien weken
deelnemersvergadering en andere bijeenkomsten
nader te bepalen
56
10. Beleid ongedaan maken crisismaatregelen Wanneer de beleidsdekkingsgraad de indexatiedekkingsgraad heeft overschreden zal de toegepaste korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten (gedeeltelijk) ongedaan worden gemaakt. De pensioenaanspraken en pensioenrechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden in dit geval procentueel evenveel (uniform) gecompenseerd. Bij de compensatie zal ervoor worden gezorgd dat het inhalen van kortingen geen gevolgen heeft voor toeslagverlening in de toekomst en ten hoogste 1/5 deel van het vermogen wat beschikbaar is wordt aangewend. Er wordt maximaal éénmaal per jaar gecompenseerd. De compensatie van de toegepaste korting krijgt voorrang op een eventuele inhaalindexatie. De “oudste” korting, echter niet meer dan tien jaar oud, wordt als eerste gecompenseerd. Bovenstaand beleid is de leidraad. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks over het al dan niet compenseren van de toegepaste korting.
11.
Besluitvormingsproces
In het geval van crisissituatie treedt het bestuur onderling binnen één week in overleg en zal het bestuur handelen conform de wettelijk gestelde termijnen voor een herstelplan en op basis van het gestelde in dit crisisplan. Het bestuur stelt aan de hand van de uitkomst van het overleg de te nemen maatregelen vast. Deze maatregelen zullen voor een oordeel aan het verantwoordingsorgaan worden voorgelegd. 12.
Beoordeling actualiteit
Het bestuur zal het financieel crisisplan opnemen als vast agendapunt voor de jaarlijkse bestuursvergadering waarin de ABTN aan de orde komt. In deze vergadering zal het financieel crisisplan worden besproken en zal een toetsing aan de actualiteit plaatsvinden.
57
Bijlage V Risico management In de FIRM systematiek, die niet uitsluitend op pensioenfondsen is gericht, kennen de risicocategorieën een aantal onderliggende risico-items, te weten:
Risicocategorie
Risico-item
Matching-/renterisico
rente; valuta; liquiditeit; inflatie. prijsvolatiliteit; marktliquiditeit; concentratie en correlatie. default probability; concentratie en correlatie; loss given default; exposure at default. sterfte; arbeidsongeschiktheid; schade; concentratie en correlatie. concurrentie; afhankelijkheid; reputatie; ondernemingsklimaat. (pre) acceptatie/transactie verwerking; uitkering/betaling/settlement; informatie; productontwikkeling; kosten; personeel; fraudegevoeligheid. continuïteit bedrijfsvoering; integriteit; kwaliteit dienstverlening. strategie en beleid; beveiliging; beheersbaarheid; continuïteit. benadeling derden; voorwetenschap; witwassen; terrorismefinanciering; onoorbaar handelen. wet- en regelgeving; naleving; aansprakelijkheid; afdwingbaarheid contracten.
Marktrisico’s
Kredietrisico’s
Verzekeringstechnische risico’s
Omgevingsrisico’s
Operationele risico’s
Uitbestedingsrisico’s
IT-risico’s
Integriteitsrisico’s
Juridische risico’s
Alle risico categorieën zijn beoordeeld en onderstaand beschreven volgens een vaste benadering:
Omschrijving van het inherent risico. 58
Omschrijving van het beleid van PF NIBC om de risico’s te beheersen Omschrijving van het resterend risico.
Niet alle risico’s zijn van toepassing voor PF NIBC. Voor de volledigheid zijn deze aan het einde van de analyse weergegeven. 1.
Matchingrisico; rente
Omschrijving inherent risico Het risico dat rentefluctuaties, als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet, leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Beleid en beheersing Het renterisico is in de beleggingsadviescommissie geïdentificeerd en geanalyseerd met behulp van modellen. Daarnaast worden periodiek ramingen van de toekomstige uitkeringsstromen van het fonds gemaakt (door de actuaris). In de beleggingsadviescommissie zijn diverse afdekkingsvariant en geanalyseerd en zijn stresstesten uitgevoerd met diverse scenario’s ten aanzien van ontwikkeling van de marktrente. Vervolgens is het voorgestelde afdekkingsbeleid aan het bestuur toegelicht en voorgelegd ten behoeve van de besluitvorming. Periodiek wordt geanalyseerd of de matching op basis van economisch risico op 60% van de verplichtingen ligt met een mogelijke bandbreedte van + en -10%. Daarnaast wordt geanalyseerd of er wellicht secundaire effecten optreden die de mate van afdekking verstoren. Het bestuur en de beleggingsadviescommissie evalueert de renteafdekking op periodieke basis, hierbij wordt zowel gekeken naar: de gerealiseerde mate van afdekking, de wijze waarop het renteafdekkingsbeleid is vormgegeven en de gewenste mate van afdekking. Er is gekozen voor 60% afdekking om zodoende opwaarts potentieel ten aanzien van dekkingsgraad te behouden. Resterend Risico Voor 30%-50% is het renterisico niet afgedekt. Dit risico is bewust genomen door het bestuur om zodoende opwaarts potentieel ten aanzien van de ontwikkeling van de dekkingsgraad te behouden. Opwaarts potentieel is vereist om de toeslagambities van het fonds te kunnen verwezenlijken. 2.
Matchingrisico; valuta
Omschrijving inherent risico: Het risico als gevolg van onvoldoende afstemming tussen activa en passiva, dan wel inkomsten en uitgaven op het gebied van vreemde valuta. Beleid en beheersing Het grootste deel van de portefeuille is in Euro gedenomineerd, de verplichtingen luiden ook in Euro. Van de beleggingen in de ontwikkelde markten wordt de belangrijkste vreemde valuta (USD, JPY en GBP) volledig afgedekt. De valuta belegd in het emerging markets fonds worden bewust niet afgedekt. De valuta afdekking wordt uitgevoerd door de vermogensbeheerders en wordt door de BC gemonitord. Resterend risico: Een resterend risico betreft de categorie overige vreemde valuta; deze valuta betreffen valuta in emerging markets markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het Bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken (vanwege efficiency overwegingen). 3.
Matchingrisico; inflatie
Omschrijving inherent risico: Het risico dat PF NIBC onvoldoende in staat is om (toenemende) verplichtingen als gevolg van (verwachte aanpassing aan) inflatie te financieren zonder belanghebbenden te benadelen. Beleid en beheersing 59
Het beleid van PF NIBC is er op gericht om op lange termijn de aanspraken waardevast te kunnen houden. In ALM studies en continuïteitsanalyses is derhalve geanalyseerd bij welke mix de kans op dekkings - en reservetekort zo laag mogelijk zijn. De kans op indexatie is in die situatie het hoogst. Het Bestuur verleent toeslagen conform variant D1 van de toeslagmatrix, daarnaast hanteert het Bestuur een beleidskader voor toeslagverlening. De toeslagen zijn voorwaardelijk maar de ambitie is om volledig te indexeren met loonrespectievelijk prijsindex. Resterend risico: Thans is de inflatie laag en vormt de nominale dekkingsgraad (en het absoluut te maken rendement) de eerste zorg van het Bestuur. Bij een laag inflatieniveau en een voldoende hoge nominale dekkingsgraad is het inflatierisico beperkt, er kan dan voldoende indexatie verleend worden. Indien de inflatie oploopt kan het inflatierisico aanzienlijk worden, zelfs bij een relatief hoge nominale dekkingsgraad. Het risi co dient daarom te worden bewaakt. 4.
Marktrisico; prijsvolatiliteit
Omschrijving inherent risico: Het risico van veranderingen in de waarde van (verhandelbare instrumenten binnen) de portefeuille als gevolg van wijzigingen in marktprijzen. Beleid en beheersing Prijsrisico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. De beleggingsportefeuille is vergaand gediversifieerd en een relatief beperkt deel wordt in opkomende markten belegd (in opkomende markten is meer volatiliteit aanwezig dan in ontwikkelde markten). Daarnaast worden buffers aangehouden die afhangen van de mate van risico in de beleggingsmix. Resterend risico: Het Bestuur beoordeelt de aanwezige diversificatie binnen de portefeuilles als voldoende om het prijsrisico te beheersen. Prijsvolatiliteit is echter nooit uit te sluiten. Normaliter zijn vastrentende waarden en aandelen negatief gecorreleerd, de kredietcrisis heeft echter laten zien dat dit niet altijd opgaat. Inzet van derivaten zoals aandelenopties kan het prijsrisico verder beperken maar veronderstelt vrij exacte kennis omtrent toekomstige ontwikkelingen en is bovendien relatief duur. Derivaten worden wel door het fonds gebruikt om het renterisico en valutarisico te beperken. 5.
Marktrisico; marktliquiditeit
Omschrijving inherent risico: Het risico dat aanwezige activa onvoldoende snel dan wel niet tegen acceptabele prijzen kunnen worden omgezet in liquide middelen. Beleid en beheersing Er is voldoende diversificatie binnen de portefeuille, waarbij er voldoende beleggingen in bezit zijn die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt. Bij wijzigingen in de beleggingen wordt altijd expliciet aandacht besteed aan het aspect van marktliquiditeit. Ten aanzien van de beleggingen in de swapfondsen wordt periodiek onderzoek gedaan naar de liquiditeit. Het aantal participanten en de relatieve grootte van de investering in het fonds geven een goede identificatie van het liquiditeitsrisico. Resterend risico: Het Bestuur beoordeelt de liquiditeit als ruim voldoende om uitkeringsstromen te kunnen beheersen.
60
6.
Marktrisico; concentratie en correlatie
Omschrijving inherent risico: Het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de portefeuille. Beleid en beheersing Het beleggingsbeleid is zodanig vormgegeven dat risico’s van concentratie en correlatie in voldoende mate ondervangen zijn en komt aan de orde in ALM studies en continuïteitsanalyses. In de beleggingsrichtlijnen en –restricties is vastgelegd hoe er belegd wordt. Aandelen worden wereldwijd over verschillende regio’s belegd en afgezet tegen de ontwikkeling van breed samengestelde benchmarks. De aandelenbeleggingen in de portefeuille zijn ondergebracht in fondsen die open staan voor institutionele beleggers en kennen een vergaande spreiding. Door participatie in de fondsen zijn posities in afzonderlijke onderliggende bedrijven beperkt qua omvang. Een soortgelijke werkwijze als binnen de aandelenmandaten wordt ook toegepast binnen de vastrentende beleggingen. Binnen de swap overlay portefeuille wordt over en weer onderpand gestort indien een bepaalde swap at the money is. Het risico dat de waarde van een swap niet verzilverd kan worden indien dit noodzakelijk is wordt zo beperkt. Resterend risico: De portefeuille is vergaand gediversifieerd het resterende risico is beperkt (onder normale marktomstandigheden). 7.
Verzekeringstechnisch risico; sterfte
Omschrijving inherent risico: Het risico dat verliezen optreden als gevolg van verschillen tussen: de werkelijke en veronderstelde sterfte; de werkelijke en de veronderstelde ontwikkeling in de sterfteverwachtingen. Beleid en beheersing Het sterfterisico (ook wel overlijdensrisico) betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen (verschil tussen werkelijke en veronderstelde sterfte). Het langlevenrisico (ontwikkeling in sterfteverwachtingen) is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichtingen. Dit risico wordt geïdentificeerd door het bestuur in samenspraak met de actuaris door te kijken naar ontwikkelingen in de sterftetafels. Het fonds schat het langlevenrisico prudent in volgens de laatste inzichten op dit vlak (laatste AG tafels en correctiefactoren volgens inkomens klasse hoog) en mee te nemen in de vaststelling van de VPV. Resterend risico: Het sterfterisico is ondergebracht bij een verzekeraar. Het resterende risico bestaat er uit dat de huidige inzichten ten aanzien van het langlevenrisico op enig moment toch achterhaald worden door nieuwe inzichten die leiden tot een toename van de Voorziening Pensioenverplichtingen. 8.
Verzekeringstechnisch risico; arbeidsongeschiktheid
Omschrijving inherent risico: Het risico dat verliezen optreden als gevolg van verschillen tussen: de werkelijke en veronderstelde arbeidsongeschiktheid (inclusief revalidatie); de werkelijke en veronderstelde ontwikkeling in de verwachtingen inzake arbeidsongeschiktheid (inclusief revalidatie). NB: ziektegeld/ziekteverzuim wordt geacht onderdeel van dit arbeidsongeschiktheidsrisico te zijn.
61
Beleid en beheersing Dit risico wordt geïdentificeerd door het Bestuur in samenspraak met de actuaris door te kijken naar de ontwikkeling van arbeidsongeschiktheid. Het bestuur stelt de verzekeringstechnische risico’s vast. Het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt meegenomen in de premievaststelling. Resultaat op arbeidsongeschiktheid en ontwikkelingen op dit vlak worden jaarlijks in beeld gebracht tijdens het jaarwerk traject. Resterend risico: Door onderbrenging van het arbeidsongeschiktheidsrisico bij een herverzekeraar is het resterend risico beperkt. 9.
Omgevingsrisico; afhankelijkheid
Omschrijving inherent risico: Voor pensioenfondsen kan worden gedacht aan: Wijziging van het draagvlak als gevolg van grote wijzigingen in het verzekerdenbestand (groei of krimp van de sponsor); Het ontbreken van evenwichtige belangenbehartiging als gevolg van dominantie van de sponsor of dominantie van de door de sponsor benoemde bestuurders; De invloed van de sponsor op het beleggingsbeleid. Beleid en beheersing Er worden geen grote veranderingen in het verzekerdenbestand verwacht. Bestuursleden, zowel de werkgevers als werknemersleden, stellen zich onafhankelijk op en behartigen belangen op evenwichtige wijze. Er zijn voldoende checks en balances binnen het fonds ten aanzien van evenwichtige belangenafweging. Aanvullende checks en balances zijn mede ingebouwd naar aanleiding van de PFG wet en regelgeving. Resterend risico: Resterend risico laag. 10.
Operationeel risico; verwerking
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het verwerkingsproces wordt beïnvloed door als gevolg van: Inadequaat administreren van transacties en data; Inadequaat bepalen en doorberekenen van premies en andere tarieven; Inadequate klantenservice. Beleid en beheersing PF NIBC heeft de administratie/uitvoering van de regeling en het vermogensbeheer uitbesteed aan professionele partijen die allen meerjarige ervaring hebben op de betreffende vakgebieden. Met betrekking tot administratie en vermogensbeheer wordt derhalve geen operationeel risico gelopen. Dit valt onder uitbestedingsrisico. Het fonds heeft voldoende informatie over de administratie van data en transacties. De organisaties hebben zonder uitzondering een ISAE3402 rapportage. De dienstverlening door deze partijen is contractueel vastgelegd door het fonds. Bij de betreffende organisaties is weinig verloop in het personeel betrokken bij de primaire processen en de organisaties hebben voldoende omvang. Bestuursondersteuning wordt afgedekt door de manager en coördinator van het pensioenfonds en externe adviseurs. PF NIBC wordt geïnformeerd over het verloop van de administratie en uitvoeringsprocessen middels SLA kwartaalrapportages en indien er aanleiding voor is op andere momenten. De vermogensbeheerders rapporteren op maandbasis aan het fonds. Voor een onafhankelijke check op de beleggingsadministratie en performance rapportages van vermogensbeheerders is ING ICS aangesteld. Resterend risico: Beperkt resterend risico. De dienstverlening is goed. Er is voldoende informatie voorhanden om de prestaties van de externe partijen te beoordelen. Indien prestaties niet goed meer mochten zijn of 62
verslechteren dan wordt dit besproken. In de contracten zijn c lausules opgenomen over toerekenbaar tekortschieten of wanprestatie. 11.
Operationeel risico; informatie
Omschrijving inherent risico: Het risico samenhangend met de vraag hoe cruciaal juiste, tijdige en volledige informatievoorziening is voor het adequaat sturen en beheersen van de betreffende activiteit en ter ondersteuning van adequate managementbeslissingen Beleid en beheersing Er is een omvangrijke informatiestroom en de ervaring van de laatste jaren is dat er veel wijzigt in wet - en regelgeving. De informatie komt echter via diverse kanalen tijdig binnen. Daarnaast worden maandelijks heldere en begrijpelijke rapportages ontvangen t.a.v. de resultaten van vermogensbeheer. Op kwartaalbasis komt de SLA rapportage van de uitvoerder binnen. Beheerskader is voldoende afgestemd op de eisen die de aard van de pensioenfondsdienst verlening en – taken met zich meebrengt. De mensen in het Bestuur en ondersteuning hebben langjarige ervaring in de pensioensector. Het fonds (bestuur en ondersteuning) laat zich goed informeren over relevante ontwikkelingen door verschillende externe professionele partijen en adviseurs (zowel persoonlijk als via diverse nieuwsservices per mail of internet). Het fonds is lid van de OPF en participeert in meerdere relevante netwerken van onder andere OPF. De manager pensioenfonds draagt zorgt voor beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Het Bestuur is verantwoordelijk voor de beleidsbepaling. Resterend risico: Het beeld is dat de informatievoorziening op orde is. 12.
Operationeel risico; productontwikkeling
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de instelling producten introduceert die: Niet voldoen aan wet- en regelgeving; Ongewenste risico’s (voor de instelling dan wel voor haar klanten) met zich mee brengen; Bij de introductie onvoldoende ondersteund kunnen worden door de processen, IT en medewerkers van de instelling. Beleid en beheersing Het pensioenfonds is geen bedrijf dat producten ontwikkelt. Het pensioenreglement en de uitvoering hiervan kan wel als een soort product worden gezien. Het fonds heeft de taak op zich genomen om de pensioenregeling van de werkgever uit te voeren en het fonds heeft de taak om de regeling (=hoofdlijn van pensioentoezegging) om te zetten in een reglement. Het fonds dient vervolgens er voor zorg te dragen dat het reglement voldoet aan wet- en regelgeving en het fonds dient te zorgen voor een adequate uitvoering van het reglement. Binnen het fonds is voldoende deskundigheid aanwezig om een adequaat reglement op te stellen. De adviseur (Mercer) toetst op hoofdlijnen of het reglement voldoet aan wet- en regelgeving en informeert het fonds hierover. Daarnaast wordt indien nodig (bij verschillende partijen) advies ingewonnen over aanpassingen. Periodiek toetst de toezichthouder (DNB) de reglementen. Bij de administrateur/uitvoerder is voldoende deskundigheid en ervaring aanwezig om een reglement adequaat en correct uit te voeren. Bij de mensen betrokken bij het primaire proces is geen groot verloop/voldoende continuïteit. Resterend risico: Op dit moment is het beeld dat de reglementen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat de reglementen correct uitgevoerd worden. De ervaring leert echter dat wet - en regelgeving op pensioenvlak de laatste jaren nogal in beweging is. Dit risico dient dan ook bewaak t te worden. 13.
Operationeel risico; kosten
Omschrijving inherent risico: 63
Het risico dat actuele of toekomstige (ontwikkeling in) kosten onvoldoende gefinancierd uit dan wel doorvertaald kunnen worden in toekomstige premies, tarieven en/of andere activiteit en. Beleid en beheersing De actuele uitvoeringskosten van het fonds worden jaarlijks door de werkgever gefinancierd. In een situatie van discontinuïteit zal de situatie opnieuw moeten worden bekeken. Het fonds begroot jaarlijks de uitvoeringskosten en volgt de realisatie. Daarnaast wordt uiteraard expliciet aandacht besteed aan het kostenaspect bij het aangaan van overeenkomsten e.d. Resterend risico: Het resterende risico is beperkt omdat de initiële situatie van discontinuïteit, zonder aanvullende afspraken hieromtrent laag wordt ingeschat. 14.
Operationeel risico; personeel
Omschrijving inherent risico: Het risico samenhangend met de vraag hoe cruciaal: kwalitatieve en/of kwantitatieve personele bezetting; wervingsproces personeel; beloningsbeleid; opleidings- en loopbaanbeleid; motiverende cultuur; sociaal beleid; is voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de processen van de betreffende activiteit. Beleid en beheersing Kwantitatieve personele bezetting is een risico gezien het feit dat het fonds zelf slechts een beperkte personele omvang heeft. Ook kwaliteit wordt op peil gehouden. Om het risico van het wegvallen van personen met veel kennis te mitigeren wordt kennis zoveel mogelijk gedeeld en worden taken breed uitgezet en toebedeeld. De bezetting van bestuursposities kan wel een issue worden. Tot nog toe zijn vacatures binnen het bestuur vaak relatief snel vervuld. Het tijdsbeslag dat gepaard gaat met een bestuursfunctie neemt echter toe, dit kan in de toekomst een risico gaan vormen voor de bezetting van bestuursposities. Resterend risico: Beheerst. Vervulling van bestuursposities in de toekomst kan risico gaan vormen 15.
Operationeel risico; fraudegevoeligheid
Omschrijving inherent risico: Omschrijving inherent risico: Het risico samenhangend met de vraag hoe gevoelig de instelling, haar producten en processen zijn voor: fraude door werknemers van de instelling; samenspanning door werknemers met derden; fraude door externen Beleid en beheersing Beheerskader is voldoende afgestemd op de eisen die de aard van de pensioenfonds dienstverlening en – taken met zich meebrengt. Het fonds verricht zelf een relatief beperkt aantal betalingen. Bij de betalingen wordt het vier ogen principe gehanteerd, d.w.z. dat een tweetal bestuursleden de betalingen accorderen. Hetzelfde vier ogen principe wordt overigens ook gehanteerd bij andere zaken zoals het afsluiten van contracten of het wijzigen van beleggingsmandaten. Het fonds en externe partijen hanteren een gedragscode. Resterend risico: Het resterende risico wordt laag ingeschat. Kanttekening is wel dat fraude in organisaties nooit helemaal uit te sluiten is door het nemen van beheersmaatregelen. 64
16.
Uitbestedingsrisico; continuïteit bedrijfsvoering
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de continuïteit van (een deel van) de bedrijfsvoering van het fonds in gevaar komt als gevolg van ontoereikende financiële soliditeit van de tegenpartij, contractbreuk of het beëindigen van de activiteiten door de tegenpartij. Beleid en beheersing Het fonds besteed zaken als vermogensbeheer en administratie uit aan grote, gerenommeerde partijen. Het fonds onderhoud goede relaties met de betreffende partijen. Indien er zaken spelen zoals fusies, overnames of reorganisaties dan laat het fonds zich adequaat informeren over deze ontwikkelingen. Er vindt monitoring plaats van serviceniveaus en regelmatig vinden contacten plaats met betrokken partijen waaraan uitbesteed is. Resterend risico: Beperkt. Zaken als contractbreuk en beëindiging van activiteiten zijn nooit uit te sluiten. De waarschijnlijkheid dat deze zaken zich voordoen bij de partijen waar het fonds taken aan uitbesteed heeft wordt echter laag ingeschat. In de contracten met betreffende partijen zijn bepalingen opgenomen mochten deze zaken zich voordoen. 17.
Uitbestedingsrisico; integriteit
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de reputatie dan wel de financiële positie van de instelling wordt geschaad als gevolg van het niet integer zijn van de bedrijfsvoering van de partij waaraan werkzaamheden z ijn uitbesteed. Hieronder valt het risico van het ongewenst omgaan met vertrouwelijke gegevens door de tegenpartij. Beleid en beheersing De externe organisaties kennen uitgebreide compliance voorschriften en interne functiescheiding. De betreffende externe organisaties kennen allemaal een ISAE 3402 rapportage. Binnen de ISAE3402 rapportages wordt door een onafhankelijke externe accountant getoetst in hoeverre belangrijke processen en controles correct worden uitgevoerd. De ISAE 3402 rapportages bieden het bestuur informatie om met de externe partijen in gesprek te gaan over de wijze van uitvoering. Afdoende kwaliteit van de beheersing zorgt voor vermindering van het risico. Beheerskader is voldoende afgestemd op de eisen die de aard van de pensioenfondsdienst verlening en –taken met zich meebrengt. Resterend risico: Beperkt 18.
Uitbestedingsrisico; kwaliteit dienstverlening
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de door de externe partij geleverde kwaliteit van de werkzaamheden niet in overeenstemming is met het door de instelling gewenste dan wel aan belanghebbenden toegezegde kwaliteitsniveau. Beleid en beheersing Indien de kwaliteit van de dienstverlening door externe dienstverleners niet voldoende is dan worden zij hier in eerste instantie op aangesproken door de manager pensioenfonds. Daarnaast is over de kwaliteit van dienstverlening het nodige vastgelegd in contracten en SLA afspraken. Indien er signalen van deelnemers binnenkomen over de kwaliteit van de dienstverlening dan worden deze opgepakt door de manager pensioenfonds (en indien nodig door het bestuur). Het bestuur heeft als uiterste escalatie altijd de mogelijkheid om aan te geven dat men voornemens is de dienstverlening bij een andere partij onder te brengen en kan hier zo nodig naar handelen. De uitvoerder levert per kwartaal een SLA rapportage op t.a.v. de uitvoering van belangrijke processen en de score t.o.v. de overeengekomen normen. Deze SLA rapportage wordt geëvalueerd binnen het bestuur. Vermogensbeheerders leveren maandelijks en zo nodig vaker informatie aan omtrent de resultaten van het vermogensbeheer. 65
Resterend risico: Beperkt. Dit risico wordt wel continu gemonitord. 19.
IT-risico; continuïteit en beveiliging
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de continuïteit van de (kritische) bedrijfsprocessen/de gehele instelling in gevaar komt als gevolg van het niet beschikbaar zijn van de IT-infrastructuur (waaronder applicaties en systemen). Beleid en beheersing De administratie van rechten en persoonsgegevens is uitbesteed aan een professionele externe partij. Afspraken omtrent back-up, uitwijk, kleinere en grotere calamiteiten, grieppandemie en beveiliging van geautomatiseerde gegevens en systemen zijn vastgelegd in het contract met de administrateur/uitvoerder. Afdoende kwaliteit van de beheersing zorgt voor vermindering van het risico. Beheerskader is voldoende afgestemd op de eisen die de aard van de pensioenfondsdienst verlening en –taken met zich meebrengt. Resterend risico: Beperkt. 20.
Integriteitsrisico; benadeling derden
Omschrijving inherent risico: Het risico dat reputatieschade en/of claims ontstaan als gevolg van het benadelen van derden door toedoen van de instelling. Beleid en beheersing Afdoende kwaliteit van de beheersing zorgt voor vermindering van het risico. Het fonds werkt met professionele partijen als het gaat om het uitbesteden van werkzaamheden. In de gedragscode van het fonds is vastgelegd dat het ontvangen van relatiegeschenken met een waarde van € 100 of meer altijd gemeld moet worden door verbonden personen (bestuur en manager pensioenfonds) bij Compliance. Het fonds verstrekt zelf geen relatiegeschenken van € 100 of hoger. De taken omtrent naleving van de gedragscode zijn neergelegd bij de compliance officer van het fonds. Resterend risico: Beperkt 21.
Integriteitsrisico; voorwetenschap
Omschrijving inherent risico: Het risico voor het fonds dat door (betrokken personen van) het fonds misbruik wordt gemaakt van voorkennis over ontwikkelingen dan wel rechtspersonen. Onder misbruik vallen ook effectentransacties waarbij gebruik wordt gemaakt van verkregen voorkennis. Beleid en beheersing Stichting Pensioenfonds PFNIBC heeft het grootste deel van het vermogensbeheer uitbesteed aan BlackRock. Het betreft een execution only mandaat in passieve fondsen. Deze fondsen bieden geen mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de afzonderlijke transacties in financiële instrumenten Ook binnen het beleggingsbeleid in eigen beheer is misbruik met voorkennis beheerst. Het compliance framework van NIBC is ook van toepassing op de beleggingen van PF NIBC in eigen beheer. Dit betekent dat betrokken personen bij het fonds geen beleggingen kunnen verrichten in specifieke beleggingen van het Fonds. Daarnaast wordt binnen dit mandaat alleen belegd in 4 categorieën van vast rentende waarden, waarin de prijsvorming door medewerkers niet kan worden gestuurd. Resterend risico: Beperkt. Mocht er in de toekomst zaken wijzigen ten aanzien van de vormgeving van het beleggingsbeleid dan is dit mogelijk aanleiding om de beheersing aan te passen.
66
22.
Juridisch risico; wet- en regelgeving
Omschrijving inherent risico: Het risico dat de werkwijze van de instelling (waaronder processen, producten, fis cale constructies) wordt beïnvloed dan wel niet meer houdbaar is als gevolg van veranderingen in de wet - en regelgeving (Europees, (inter)nationaal, toezicht). Beleid en beheersing De mensen in het bestuur en bureau hebben langjarige ervaring in de pensioensector. Het fonds (bestuur en overig betrokken personen) laat zich goed informeren over relevante ontwikkelingen door verschillende externe professionele partijen en adviseurs (zowel persoonlijk als via diverse nieuwsservices per mail of internet). Het fonds is lid van de OPF en participeert in meerdere relevante netwerken van onder andere OPF De uitvoerder (AZL) toets op hoofdlijnen of het reglement voldoet aan wet - en regelgeving en informeert het fonds hierover. Daarnaast wordt indien nodig (bij verschillende partijen) advies ingewonnen over aanpassingen. Periodiek toetst de toezichthouder (DNB) de reglementen. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat de pensioen wet- en regelgeving nogal eens aan wijzigingen onderhevig is. Echter indien wet- en regelgeving drastisch worden aangepast dan leert de ervaring dat de pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst eveneens worden aangepast. Resterend risico: Beperkt 23.
Juridisch risico; naleving
Omschrijving inherent risico: Het risico als gevolg van het niet voldoen van beleid en/of de bedrijfsvoering van de instelling aan wet - en regelgeving, alsmede de eigen voorgeschreven beleidskaders, processen en procedures van de instelling. Beleid en beheersing Bij de administrateur/uitvoerder is voldoende deskundigheid en ervaring aanwezig om een reglement adequaat en correct uit te voeren. Bij de mensen betrokken bij het primaire proces is geen groot verloop/voldoende continuïteit. DNB houdt toezicht op pensioenfondsen. Indien er issues spelen ten aanzien van het beleid van het fonds dan vindt er doorgaans eerst een dialoog plaats. Resterend risico: Laag. 24. Juridisch risico; aansprakelijkheid Omschrijving inherent risico: Het risico dat de instelling door een rechter aansprakelijk wordt gesteld voor de (materiële of immateriële) schade van derden, onder andere als gevolg van het niet nakomen (dan wel niet in rechte houdbaar zijn) van contractvoorwaarden. Beleid en beheersing De Nederlandse markt is niet sterk aansprakelijkheidsgevoelig. Er is overigens wel enige verandering hierin waar te nemen. Het fonds heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders en NIBC heeft de bestuurders aanvullend gevrijwaard. Resterend risico: Laag. 25. Juridisch risico; afdwingbaarheid contracten Omschrijving inherent risico: Het risico dat verplichtingen van derden jegens de instelling, of van de instelling jegens derden, voortvloeiend uit contracten, niet of onvoldoende kunnen worden afgedwongen. 67
Beleid en beheersing Pensioenfonds heeft deskundige, gerenommeerde partijen van voldoende omvang gecontracteerd. Risico’s van ontoereikende financiële soliditeit, contractbreuk of het beëindigen van activiteiten worden op deze wijze gemitigeerd. Beheerskader is voldoende afgestemd op de eisen die de aard van de pensioenfondsdienst verlening…… Periodiek bijvoorbeeld bij herziening of aanpassing van contracten wordt expliciet gekeken naar formuleringen in de contracten rond contractbreuk , beëindiging van activiteiten en afdwingbaarheid in algemene zin. Hierbij wordt juridisch advies ingewonnen. Resterend risico: Beperkt. Ontwikkelingen bij de externe partijen worden gevolgd Risico’s die niet van toepassing zijn Volledigheidshalve volgt hier kort de opsomming van de risico-items waarvan is ingeschat dat deze niet van toepassing zijn op PF NIBC. Matchingsrisico; liquiditeit Kredietrisico; default probability Kredietrisico; concentratie en correlatie Kredietrisico; loss given default Kredietrisico; exposure at default NB. De kredietrisico’s zijn niet van toepassing op PF NIBC. Het kredietrisico ten aanzien van obligaties waarin een instelling belegd heeft wordt als aspect van het marktrisico beschouwd. Verzekeringstechnisch risico; schade Verzekeringstechnisch risico; concentratie en correlatie Operationeel risico; uitkering/betaling/settlement IT-risico; strategie en beleid IT-risico; beheersbaarheid Integriteitsrisico; witwassen Integriteitsrisico; terrorismefinanciering Integriteitsrisico; onoorbaar handelen
68
Bijlage VI Integriteitsbeleid Integriteitbeleid Stichting Pensioenfonds NIBC Inleiding Integriteit is een wezenlijk kenmerk van een professionele en betrouwbare organisatie. Het bevordert niet alleen de efficiëntie, de interne transparantie en samenwerking, maar ook het vertrouwen. Integriteit kan beschouwd worden als een kwaliteitskenmerk. In dit document is het integriteitbeleid van Stichting Pensioenfonds NIBC (“PF NIBC”) vastgelegd. Het integriteitbeleid is het document dat het beleid beschrijft om te komen tot beheersing van de integriteitsrisico’s die PF NIBC loopt. Het integriteitbeleid van PF NIBC heeft haar grondslag in externe wet- en regelgeving en interne procedures en (gedrags)regels, die de professionele dienstverlening en de weerbaarheid tegen mogelijke aantastingen van de soliditeit, integriteit en reputatie versterkt. Dit integriteitbeleid zet vooral in op het onderkennen en herkennen van risicosituaties en kan alleen werken wanneer alle betrokken partijen binnen PF NIBC dit beleid uit kunnen voeren en uitdragen. Integriteit Integriteit valt uiteen in drie vormen, persoonlijke, relationele en organisatorische integriteit. Onder persoonlijke integriteit valt, maar daartoe niet gelimiteerd betrouwbaarheid, openheid en bewustzijn. Bij relationele integriteit moet men denken aan vragen als wie zijn de stakeholders, welke belangen spelen er en zijn er afhankelijkheden tussen verschillende partijen? Onderwerpen als openheid, organisatiestructuur en verantwoordingscultuur vallen onder organisatorische integriteit. Risico’s op integriteitschending komen in deze drie verschijningsvormen terug in ieder integriteitcomponent. Met dit uitgangspunt zijn per integriteitcomponent mogelijke beheersmaatregelen opgenomen ten behoeve van de beheersing van de integriteitrisico’s. Integriteitbeleid Het beleid van PF NIBC is er op gericht om integriteitrisico’s tot een acceptabel niveau terug te brengen. Onder Integriteitrisico’s wordt verstaan het gevaar voor de aantasting van de reputatie, alsmede de bestaande en toekomstige bedreiging van het vermogen of resultaat van het pensioenfonds. Het gaat hierbij om de risico’s voor de organisatie, haar medewerkers en overige stakeholders (persoonlijk, relationeel en organisatorisch). Hiertoe worden risico’s geanalyseerd, onderkend en beheersmaatregelen getroffen. PF NIBC blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het integriteitbeleid, ook bij uitbestede onderdelen. Risicoanalyse Doel Integriteitbeleid Het doel van dit integriteitbeleid is het verschaffen van inzicht aan interne- en externe partijen over de onderkenning van integriteitrisico’s, de genomen beheersmaatregelen, en de controle op de beheersmaatregelen. Integriteitsrisico’s PF NIBC gaat er vanuit dat voorkomen wordt dat zij betrokken raakt bij handelingen die tegen de wet ingaan en/of handelingen die maatschappelijk onbetamelijk zijn. De ratio hiervan is vertrouwen: voor het goed functioneren als pensioenfonds is vertrouwen van de direct betrokken stakeholders, maar ook van het publiek een randvoorwaarde. Integriteit vormt een van de pijlers van dat vertrouwen. Naast de integere bedrijfsvoering is de betrouwbaarheid van bestuurders en andere beleidsbepalers van groot belang voor de integriteit van een pensioenfonds. Artikel 105 van de Pensioenwet bevat een uitgebreide bepaling hieromtrent. Financiële ondernemingen moeten immers geleid worden door betrouwbare en integere bestuurders. Bestuurders en andere (mede) beleidsbepalers worden daarom door de financiële toezichthouders bij aanvang, en wanneer dat verder noodzakelijk wordt geacht, getoetst op onder meer betrouwbaarheid. Integriteit is een wezenlijk onderdeel van een professionele organisatie. Het bevordert niet enkel de efficiëntie, de interne transparantie en samenwerking, maar ook het vertrouwen. Integriteit kan beschouwd worden als een kwaliteitskenmerk. Werk wijze Mede op basis van de in FIRM (Financiële instelling risicoanalyse methode DNB) onderkende risico’s 69
heeft PF NIBC een risicoanalyse uitgevoerd op het door haar gevoerde beleid. Met dit beleid wordt invulling gegeven aan de in FIRM benoemde integriteitrisico’s. Uit de risicoanalyse van PF NIBC zijn de volgende integriteitrisico’s naar voren gekomen:
belangenverstrengeling benadeling derden; voorwetenschap; witwassen en terrorismefinanciering; fraude onoorbaar handelen
Tenminste eenmaal per jaar voert PF NIBC een analyse uit op haar bekende integriteitrisico’s. Daarnaast wordt geïnventariseerd in hoeverre zich nieuwe risico’s hebben voorgedaan. Ter beheersing van de geïnventariseerde integriteitrisico’s zijn maatregelen geformuleerd. Het toepassen van beheersmaatregelen draagt bij aan het mitigeren van de integriteitrisico’s tot een aanvaardbaar en verantwoord niveau. Als bedrijfspensioenfonds sluit PF NIBC voor wat betreft haar Compliance Framework zoveel als mogelijk aan bij het Compliance Framework van NIBC Bank N.V. (“NIBC Bank”). Naast de in de gedragscode van NIBC Bank gevoerde regels en beheersmaatregelen zijn onderstaande beheersmaatregelen opgenomen ten behoeve van de beheersing van de integriteitrisico’s binnen PF NIBC. Onderstaande beheersmaatregelen zijn “harde” maatregelen. Naast deze maatregelen wordt invulling gegeven aan de “zachte” maatregelen (bevorderen van gewenst gedrag) door middel van een bewustwording programma. Onderdelen integriteitbeleid PF NIBC Belangenverstrengeling - PF NIBC onderschrijft de Code of Conduct van NIBC; - Onder andere melding van relatiegeschenken, uitnodigingen en privé-transacties met zakelijke relaties zijn beschreven in de Gifts & Entertainment policy; - Policy on Additional Function beschrijft de procedure voor het aanvaarden van nevenfuncties; - Policy on Chinese Walls; - De Staff Manual van NIBC beschrijft onder meer de gang van zaken bij ongewenst gedrag van een medewerker. Benadeling derden - PF NICB onderschrijft de Code of Conduct van NIBC; - Incidents Policy; - Compliants Policy; - Bestuurders en andere betrokkenen bij PF NIBC zijn overwegend medewerkers op hen is de pre-employment screening medewerkers NIBC van toepassing; - Klachtenprocedure op de website van NIBC; - Eisen aan deskundigheid, betrouwbaarheid en screening (medewerkers, management en derde partijen). Voorwetenschap - Policy Private Investment Transactions beschrijft onder ander een meldplicht, verplichting om het hebben van voorwetenschap en marktinformatie te melden (ook gelieerde derden) bij Group Compliance en een verbod om te handelen in (privé) effecten, waarover voorwetenschap of marktinformatie bestaat. Medewerkers dienen in voorkomend geval een pre-clearance tool te raadplegen; - Group Compliance houdt een Restricted list bij van fondsen/aandelen waarin niet gehandeld mag worden wegens bestaan van voorkennis; - Policy Chinese Walls beschrijft fysieke- of administratieve functiescheiding; - PF NIBC hanteert 4-ogen principe, een controlemethode waarbij twee verschillende partijen ieder afzonderlijk en zelfstandig de benodigde gegevens verifiëren. 70
Witwassen en terrorismefinanciering - Het deelnemersbestand van PF NIBC wordt door de pensioenadministateur getoetst aan de door DNB periodiek gepubliceerde “zwarte en grijze lijsten” op het gebied van terrorismefinanciering; - Customer Due Diligence (CDD)/ Know Your Clients policy op grond waarvan identificatie, verificatie, risicoclassificatie, acceptatie en monitoring van relaties plaatsvindt; - Screening van klanten en organisaties aan nationale en internationale sanctielijsten (Policy on Sanctions). Onoorbaar handelen - Normen en waarden van de aan het PF NIBC verbonden personen: elk bestuurslid heeft een eigen verantwoordelijkheid; - PF NIBC onderschrijft de Code of Conduct van NIBC; - PF NIBC onderschrijft de NIBC Sustainability Strategy Paper 2014; - Er gelden restricties in beleggingssystemen op basis van het beleggingsbeleid en monitoring hiervan; - Whistle blowing policy; - Incidents policy; - Information Security Policy “Be aware and take care”; - Staff Manual NIBC; - NIBC 7 (business principles). Fraude - PF NIBC onderschrijft de Code of Conduct van NIBC; - Global Anti Fraud, Bribery and Corruption (FBC) Policy; - PF NIBC hanteert het 4-ogen principe, een controlemethode waarbij twee verschillende partijen ieder afzonderlijk en zelfstandig de benodigde gegevens verifiëren; - Bespreking beleggingen in periodiek overleg waarbij de beleggingscommissie van het PF NIBC rapporteert aan het bestuur; - Bestuurders en andere betrokkenen bij PF NIBC zijn overwegend medewerkers op hen is de pre-employment screening medewerkers NIBC van toepassing; - Bij de aanstelling van externe vermogensbeheerders (bij uitbesteding) voor een uitgebreid selectieproces gevolg waarbij onder andere due dilligence onderzoek wordt gedaan een en ander zoals beschreven in de Outsourcing Policy; - Staff Manual NIBC; - NIBC 7 (business principals). Implementatie beheersmaatregelen en rapportage De beheersmaatregelen zijn verankerd en vastgelegd in procedure- en/of procesbeschrijvingen van PF NIBC en NIBC Bank. PF NIBC heeft een externe compliance officer en risk officer aangesteld. De compliance officer en risk officer voeren controles uit op de genomen beheersmaatregelen en rapporteren ieder jaar aan het bestuur van het pensioenfonds over de status en effectiviteit van de beheersmaatregelen. Periodiek laat PF NIBC de opzet, het bestaan en de werking van deze beheersmaatregelen toetsen door zijn accountant. Controleactiviteiten beheersmaatregelen - Opvolgen beheersmaatregelen (reactief, detectief, preventief); - Self assessments; - Controle en toetsing derde partijen (pensioenuitvoerder); - Gerichte integriteitonderzoeken; - Audits. Rapportage Over beheersing van integriteitrisico’s legt PF NIBC verantwoording af aan: - Visitatiecommissie; - Deelnemersraad; - Verantwoordingsorgaan; - De Nederlandsche Bank (DNB) 71
PF NIBC ontvangt ieder k wartaal een rapportage van zijn uitvoerder. In deze rapportage is een analyse van de integriteitrisico’s opgenomen over de risico’s die zich kunnen voordoen bij de uitvoerder. Deze rapportage wordt besproken in de bestuursvergadering.
Bewustwording Vertrouwen is cruciaal en van doorslaggevend belang voor het functioneren van een pensioenfonds. Integriteit en openheid zijn een absolute voorwaarde om het vertrouwen van deelnemers en werkgevers te winnen en te behouden. Integriteit is een van de belangrijkste pijlers onder het vertrouwen in de sector en PF NIBC. Daarbij is bewustwording van essentieel belang. Bewustwording is gericht op het veranderen en verbeteren van kennis, houding en gedrag van medewerkers en management ten aanzien van externe wet- en regelgeving en interne procedures en (gedrags)regels. Dit is essentieel omdat het, zonder het juiste gedrag van medewerkers, management en bestuur, niet effectief is om beheersmaatregelen in te voeren om de integriteit van PF NIBC te garanderen. Bewustwording met betrekking tot de integriteitrisico’s PF NIBC is er niet van de een op de andere dag. Dat vergt training van zowel bestuur, management als medewerkers. PF NIBC leeft de hoogst zakelijke normen en waarden na en waarborgt deze z odat integriteit doordringt tot in de bedrijfscultuur, processen en beslissingen. De juridische en maatschappelijke eisen die aan het toezicht worden gesteld veranderen en worden steeds strenger. Het is van groot belang dat het bestuur, management en medewerkers van PF NIBC goed geïnformeerd zijn over deze eisen. In het kader van het bewustwordingsprogramma hebben de bestuursleden van PF NIBC eenmaal per jaar een refresher meeting met de externe compliance officer waarin voor PF NIBC relevante policies en beleid en (eventuele) ontwikkelingen op het gebied van integriteit worden besproken. Een bewustwordingsprogramma heeft als doel dat betrokkenen: - Kennis hebben over de betekenis, het nut en de noodzaak van integriteitrisico’s in het algemeen en de wijze waarop PF NIBC daar invulling aan geeft; - Kennis hebben over de belangrijkste wet- en regelgeving en interne gedragsregels en procedures met betrekking tot integriteitkwesties; - Vermeende ongewenste gedragingen en incidenten leren herkennen en signaleren en weten welke procedures in geval van een incident of ongewenste gedragingen moeten worden gehanteerd.
72
Definities: Belangenverstrengeling `Belangenverstrengeling` duidt op een situatie waarbij iemand meerdere belangen vertegenwoordigt die een zodanige invloed op elkaar kunnen uitoefenen dat de integriteit van het een of het andere belang in het geding komt. Deze kwestie speelt vooral als er sprake is van zaken en/of beroepen waarin een hoge mate van integriteit mag worden verwacht. Voorwetenschap Bekendheid met informatie die concreet is en rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling waarop financiële instrumenten betrekking hebben of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van de daarvan afgeleide financiële instrumenten. Onoorbaar handelen Alle handelingen die ontoelaatbaar en/of onbetamelijk zijn die een gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het fonds kunnen opleveren: Handelen in strijd met eigen ondernemingswaarden en normen (strategie en missie). Handelen in strijd met maatschappelijke waarden en normen. Benadeling derden Het verrichten van handelingen met opzettelijke en aantoonbare benadeling van derden. Fraude Het zichzelf dan wel anderen onrechtmatig bevoordelen ten laste van derde(n) door misbruik te maken van vertrouwen. Terrorismefinanciering Het verkrijgen, verschaffen, verplaatsen en aanwenden van geld of andere waardevolle in geld om te zetten middelen door personen of organisaties die zelf terroristische activiteiten ontplooien of door hen die dit ondersteunen. Witwassen Het uitvoeren van transacties om de herkomst van illegaal verkregen vermogensbestanddelen te verbergen met als doel het illegaal verkregen vermogen te kunnen besteden en investeren zonder dat bewezen kan worden dat het van criminele afkomst is en te voorkomen dat het geld in beslag genomen wordt.
73
Bijlage VII Correctiefactoren Tabel met te hanteren inkomens- en leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen uit de Prognosetafel AG2014. Tot leeftijd 15 en vanaf leeftijd 100 is de correctiefactor gelijk aan 1. Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
Mannen 0,880 0,861 0,842 0,823 0,805 0,787 0,769 0,752 0,736 0,720 0,704 0,689 0,675 0,661 0,648 0,635 0,623 0,611 0,601 0,590 0,581 0,572 0,563 0,555 0,548 0,542 0,536 0,531 0,526 0,523 0,519 0,517 0,515 0,514 0,513 0,513 0,514 0,515 0,517 0,519 0,522 0,526 0,530
Vrouwen 1,191 1,142 1,096 1,052 1,011 0,973 0,937 0,904 0,872 0,843 0,816 0,791 0,768 0,747 0,728 0,710 0,693 0,678 0,665 0,653 0,642 0,632 0,624 0,616 0,610 0,605 0,600 0,596 0,593 0,591 0,589 0,588 0,588 0,588 0,589 0,590 0,592 0,594 0,596 0,599 0,602 0,605 0,608
Leeftijd 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
Mannen 0,535 0,540 0,546 0,553 0,560 0,567 0,575 0,583 0,592 0,601 0,611 0,621 0,631 0,642 0,653 0,664 0,676 0,688 0,700 0,712 0,724 0,737 0,749 0,762 0,775 0,787 0,800 0,813 0,825 0,837 0,850 0,862 0,873 0,885 0,896 0,907 0,917 0,927 0,937 0,952 0,968 0,984
74
Vrouwen 0,612 0,616 0,620 0,625 0,629 0,634 0,639 0,644 0,649 0,654 0,660 0,665 0,671 0,677 0,683 0,689 0,695 0,702 0,709 0,716 0,723 0,731 0,739 0,747 0,756 0,765 0,774 0,784 0,795 0,806 0,818 0,830 0,843 0,857 0,871 0,887 0,903 0,921 0,939 0,954 0,969 0,985