ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA VAN STICHTING PENSIOENFONDS HEINZ
Versie: 2.2 Zeist, oktober 2014
Inhoudsopgave ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA ....................................................... 1 STICHTING PENSIOENFONDS HEINZ ............................................................................ 1 1.
Inleiding...................................................................................................................... 4
2.
Intern beheersingssysteem en AO/IC ...................................................................... 5 2.1. Mandaatregeling ......................................................................................................... 5 2.2. Organogram ................................................................................................................ 5 2.3. Het bestuur .................................................................................................................. 6 2.4. Uitbesteding van taken ................................................................................................ 8 2.4.1. Verzekeren van risico's ................................................................................................ 8 2.4.2. Administratie ............................................................................................................... 8 2.4.3. Vermogensbeheer ........................................................................................................ 9 2.4.4. Communicatie............................................................................................................ 10 2.4.5. Operationele besturing .............................................................................................. 10 2.4.6. bestuursondersteuning en archivering ...................................................................... 11
3. Aansluitings- en deelnemerschapscriteria en hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst ....................................................................................................... 12 3.1. Aangesloten werkgever(s) ......................................................................................... 12 3.2. Deelnemers pensioenregeling ................................................................................... 12 3.3. Deelnemers prepensioenregeling .............................................................................. 12 3.4. Uitvoeringsovereenkomst .......................................................................................... 12 4.
Herverzekering ........................................................................................................ 20
5.
Samenvatting van de pensioenregelingen ............................................................. 21 5.1. Samenvatting van de pensioenregelingen ................................................................. 21
6.
Risicomanagement................................................................................................... 27
7.
Financiële opzet ....................................................................................................... 36 7.1
Eigen vermogen ......................................................................................................... 36
7.2
Premiebeleid .............................................................................................................. 40
7.3
Beleggingsbeleid ....................................................................................................... 41
7.4. Toeslagenbeleid ......................................................................................................... 52 7.5. Systematiek vaststelling parameters.......................................................................... 54 8.
Sturingsmiddelen ..................................................................................................... 55 8.1. Premiebeleid .............................................................................................................. 55 8.2. Beleggingsbeleid salarisdiensttijdregelingen............................................................ 55 8.3. Toeslagenbeleid ......................................................................................................... 55
2 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
9.
Korting pensioenaanspraken en -rechten ............................................................. 56 9.1. Korting van aanspraken ............................................................................................ 56 9.2
Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen ............................................. 56
Bijlage A – Minimaal vereist eigen vermogen ..................................................................... 58 Bijlage B – Vereist eigen vermogen ...................................................................................... 60 Bijlage C – Toetsing premiebeleid ........................................................................................ 68 Bijlage D – Verklaring inzake beleggingsbeginselen ........................................................... 69 Bijlage E – Algemene gegevens ............................................................................................. 78 Bijlage F – Overzicht ruil-, vervroegings- en conversiefactoren ........................................ 82 Bijlage G – Robeco Beleggingsfondsen ................................................................................. 95 Bijlage H – Ervaringssterfte .................................................................................................. 96 Bijlage I – Investment Beliefs ................................................................................................ 97 Bijlage J –Crisisplan............................................................................................................ 104
3 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
1. Inleiding Zoals in artikel 8 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Pensioenfonds Heinz gevestigd te Zeist, hierna te noemen 'het pensioenfonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De inhoud van de hierna te beschrijven ABTN is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet: Artikel 145 van de Pensioenwet, en; Paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Deze ABTN is vastgesteld op 21 oktober 2014 en vervangt alle voorgaande nota’s. De beschrijvingen die deze ABTN bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis van deze ABTN tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. Omdat per 1 januari 2015 het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen wijzigt, beschrijft deze ABTN de situatie tot en met 31 december 2014. De ABTN is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 2); procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers en de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst (hoofdstuk 3); herverzekering (hoofdstuk 4); de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 5); het risicomanagement (hoofdstuk 6); de financiële opzet (hoofdstuk 7); de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 8); korting pensioenaanspraken en –rechten (hoofdstuk 9); De bijlagen omvatten algemene gegevens en fondsstukken die aan wijziging onderhevig kunnen zijn, zodat niet steeds de hele ABTN hoeft te worden aangepast, indien bijv. de hoogte van de franchise wijzigt: De berekening van het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen (bijlage A en B); De vaststelling van de kostendekkende premie en de toetsing van het premiebeleid (bijlage C); Verklaring inzake beleggingsbeginselen en een afkortingenlijst met een beknopte omschrijving (bijlage D); Algemene gegevens en franchises en indexatiepercentages (bijlage E); De flexibiliseringsfactoren (bijlage F); Robeco beleggingsfondsen en adviesmixen (bijlage G); Leeftijdsafhankelijke vermenigvuldigingsfactoren ervaringssterfte (bijlage H); Investment Beliefs van het pensioenfonds (bijlage I); Crisisplan van het pensioenfonds (bijlage J).
4 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2. Intern beheersingssysteem en AO/IC
2.1.
Mandaatregeling
Het bestuur van de stichting heeft de administrateur gemandateerd om de administratie uit te voeren. Het gaat daarbij om de financiële administratie, de uitkeringsadministratie en de deelnemersadministratie. In een contract met de administrateur is het mandaat vastgelegd. Naast een administrateur zijn vijf vermogensbeheerders en een herverzekeraar aangesteld, waaronder het beheer van het vermogen in het kader van de beschikbare premie regelingen. Met deze partijen zijn contracten gesloten, waarin mandaten zijn opgenomen. Voor het beheer en de administratie van de beleggingen heeft het pensioenfonds een contract afgesloten met een custodian. De stichting heeft geen personeel in dienst. Wel wordt bij de aangesloten werkgevers van het pensioenfonds door HR-personeelsleden tijd ingeruimd voor het doorgeven aan het pensioenfonds van mutaties in het werknemersbestand van de aangesloten werkgevers en voor de communicatie met de deelnemers in de pensioenregelingen. Het bestuur van de stichting heeft een adviserend en certificerend actuaris en een accountant aangesteld. In de bijlage worden de namen van partijen genoemd. 2.2.
Organogram
De uitvoeringsorganisatie van de stichting kan als volgt worden geschetst:
PFG
Commissies:
Verantwoordingsorgaan
1 Beleggingen 2 Pensionfund Governance 3 Communicatie 4 Beschikbare premie
Intern Toezicht
Compliance officer Adviserend Actuaris
Bestuur Accountant
Certificerend Actuaris
Uitbesteding Adviseurs - Adviserend actuaris - investmentconsulting -Juristen
Administrateur
Herverzekeraar
Custodian
Vermogensbeheerders
Contactpersonen bij aangesloten werkgevers
Bestuursondersteuning
- Communicatie’ e.a. 5 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2.3.
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit zes leden: drie leden voorgedragen door de directie van Heinz en twee voorgedragen door de ondernemingsraad. In het bestuur wordt geen vertegenwoordiger uit de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden opgenomen. De namen van de bestuursleden staan in de bijlage vermeld. Het bepalen van het beleid (de besluitvorming over het door de stichting te voeren lange termijn of strategisch beleid betreffende de algemene uitvoering van diens werkzaamheden) geschiedt door het hele bestuur. Onder het dagelijks beleid wordt verstaan de besluitvorming over het door de stichting te voeren beleid betreffende de dagelijkse uitvoering van diens werkzaamheden. Bij beslissingen die genomen worden aangaande een aspect van het dagelijks beleid dienen te allen tijde twee bestuursleden te zijn betrokken. Ieder aspect van het dagelijks beleid is daarom in 'portefeuille' bij ten minste twee bestuursleden: de voorzitter en de secretaris. Het bestuur volgt de gedragscode van de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF). Het bestuur komt ten minste 6 maal per jaar bijeen. Bij deze vergaderingen is doorgaans de adviserend actuaris aanwezig en op uitnodiging de administrateur, de vermogensbeheerder, de accountant, de certificerend actuaris, het verantwoordingsorgaan en het intern toezicht van het pensioenfonds aanwezig. Bestuurscommissies Het pensioenfonds kent de volgende commissies: 1. Beleggingscommissie 2. Pensionfund Governance 3. Communicatie 4. Beschikbare premie De commissies hebben een beleidsvoorbereidende en adviserende rol. Besluitvorming ten aanzien van uitvoering vindt plaats op basis van specifieke mandatering. De taken en bevoegdheden van de commissies zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de desbetreffende commissie. Goed pensioenfondsbestuur Het fonds heeft de wijzigingen op het gebied van Pensionfund Governance als gevolg van de WVPB per 01 juli 2014 doorgevoerd. Verantwoordingsorgaan Aan het fonds is verantwoordingsorgaan (VO) verbonden op grond van de WVPB. Het verantwoordingsorgaan is ingesteld per 01-07-2014 conform de bepalingen in de WVPB en bestaat uit maximaal zes leden. De deelnemers en de pensioengerechtigden zijn evenredig vertegenwoordigd op basis van onderlinge getalsverhoudingen (respectievelijk 4 en 2). De leden worden respectievelijk door de deelnemers en door de pensioengerechtigden gekozen. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben vier jaar zitting in het verantwoordingsorgaan. Een lid kan één keer worden herbenoemd. De leden genieten geen bezoldiging. De stichting vergoedt de kosten die het VO heeft gemaakt, na goedkeuring van het bestuur.
6 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het verantwoordingsorgaan heeft de taken en bevoegdheden die de Pensioenwet aan het verantwoordingsorgaan toekent. Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. De bevoegdheden welke voorheen golden voor de deelnemersraad zijn in onderling overleg aanvullend op de wettelijke bevoegdheden toegevoegd. Bovenop de wettelijke adviestaken, als bedoeld in artikel 115a van de Pensioenwet, wordt het verantwoordingsorgaan ook in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit tot: a. Het nemen van besluiten van algemene strekking; b. Wijziging van de statuten en reglementen van de stichting; c. Vaststelling van het jaarverslag, de begroting, de actuariële en bedrijfstechnische nota, de jaarrekening met inbegrip van de overige gegevens over het verstreken boekjaar en een herstelplan als bedoeld in de Pensioenwet; d. Vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 van de Pensioenwet; e. Gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of overname van verplichtingen door de Stichting; f. Vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; g. Liquidatie van de stichting; h. Het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. Het terugstorten van premie of het geven van premiekorting bedoeld als in de Pensioenwet. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Tenminste twee keer per kalenderjaar, komen het bestuur en de leden van het verantwoordingsorgaan in vergadering bijeen. Intern toezicht Het bestuur van het pensioenfonds heeft gezorgd voor de organisatie van een transparant intern toezicht per 1 januari 2008. Daartoe was door het bestuur tot en met het jaarwerk van 2010 een auditcommissie ingesteld bestaande uit een accountant, een door de aangesloten onderneming te benoemen medewerker en een deskundige aangewezen door de OR. Op basis van een evaluatie heeft het bestuur besloten om over te gaan op toetsing door een Visitatiecommissie. De eerste visitatie is uitgevoerd over de boekjaren 2011-2012. De visitatiecommissie zal over de boekjaren 2013/2014 uiterlijk 1 juli 2015 een visitatie uitvoeren en vervolgens zal de visitatie conform WVPB jaarlijks plaatsvinden. Bestuursondersteuning Het bestuur ontvangt ondersteuning op het gebied van: a) Voorbereiden van bestuursvergaderingen waaronder het opstellen van de agenda, het notuleren tijdens de bestuursvergadering en het opstellen van de notulen; b) Kennisontwikkeling; c) Uitvoeren van actiepunten voortvloeiend uit bestuursbesluiten; d) Archivering en documentatie; e) Overige bestuursondersteuning De ondersteuning wordt nader beschreven in een Service Level Agreement (SLA). In 2008 is besloten de bestuursondersteuning extern uit te besteden.
7 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Gedragscode Het fonds heeft een gedragscode ingesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het fonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het fonds en de privé-belangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden. Het bestuur stelt voor het toezicht op de naleving van de gedragscode een compliance officer aan. Deskundigheidsplan In haar deskundigheidsplan beschrijft het bestuur hoe zij haar deskundigheid op het gewenste niveau brengt c.q. houdt. Daarbij wordt gehandeld naar de Beleidsregel Deskundigheid 2011. Dit houdt onder meer in dat aantredende bestuursleden dienen te voldoen aan deskundigheidsniveau 1 en dienen te beschikken over specifieke competenties. Middels een deskundigheidsmatrix is vastgesteld dat het bestuur op de vereiste gebieden als geheel aan deskundigheidniveau 2 voldoet. Deze matrix wordt door de bestuursondersteuning onderhouden en wordt jaarlijks geëvalueerd (Pensioendag bestuur). Nieuw aantredende bestuursleden hebben bij aantreden de vereiste geschiktheid die hen in staat stelt de bestuursfunctie conform het geldende functieprofiel te vervullen. Mocht het deskundigheidsplan daartoe aanleiding geven, dan kunnen bestuursleden individueel of collectief opleidingen volgen. Ieder bestuurslid is verantwoordelijk voor het onderhoud van de eigen kennis en deskundigheid. Op de pensioendag wordt de deskundigheid van bestuursleden als collectief beoordeeld en een opleidingsplan samengesteld (jaarplan). De PFG-commissie is belast met de individuele toetsing van deskundigheid (o.a. tijdens selectie).
2.4.
Uitbesteding van taken
Het bestuur heeft een groot aantal van haar taken uitbesteed aan derden. In deze paragraaf wordt ingegaan op deze uitbesteding. 2.4.1. Verzekeren van risico's De overeenkomst tot het herverzekeren van risico’s is schriftelijk vastgelegd in de overeenkomst tussen het pensioenfonds en Leidsche Verzekeringen. 2.4.2. Administratie De overeenkomst tot uitbesteding van de administratie is schriftelijk vastgelegd in de overeenkomst d.d. 25 oktober 2010 tussen het pensioenfonds en AZL. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan, met een opzegmogelijkheid na 5 jaar . Daarnaast is een SLA opgesteld.
8 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De door het bestuur benoemde administrateur voert o.a. de volgende taken uit: 1. Inrichten en bijhouden van de deelnemersadministratie 2. Berekenen van de herverzekeringspremies 3. Verzorgen van de financiële administratie 4. Verzorgen van de uitkeringenadministratie 5. Verzorgen van de boekhoudkundige en actuariële verslagstaten (hiertoe zal er overleg zijn tussen de administrateur enerzijds en de certificerend actuaris en de accountant anderzijds) 6. Verzorgen van de jaarlijkse pensioenopgaven 7. Verzorgen van waardeoverdrachten en (andere) actuariële berekeningen (als gevolg van echtscheiding, etc.) 8. Vraagbaak voor vragen van deelnemers, die door de aangesloten werkgevers zijn verzameld De accountant van de stichting zal de door de administrateur uitgevoerde werkzaamheden jaarlijks controleren en in samenspraak met de accountant van de aangesloten werkgevers vaststellen of bij het uitvoeren van de werkzaamheden de juiste gegevens zijn gebruikt. (AZL procedures gelden) 2.4.3. Vermogensbeheer Er zijn vier vermogensbeheerders: Vastrentend / LDI Enhanced Index Equity Particuliere hypotheken Beheer kapitaal uit beschikbare premies
-
Black Rock Robeco Syntrus Achmea Vastgoed Robeco
De overeenkomst tot uitbesteding van het vermogensbeheer is per mandaat schriftelijk vastgelegd in vermogensbeheerovereenkomsten. Binnen de bandbreedtes die door het bestuur zijn bepaald (zie ook hoofdstuk 7.3) beleggen de vermogensbeheerders de gelden die in eigen beheer worden gehouden door het pensioenfonds. De rapportage voor de eerste vier (bovenstaand) genoemde vermogensbeheerders wordt verzorgd door de custodian BNY Mellon. De rapportage over het beheerde vermogen in het kader van de beschikbare premie regelingen wordt verzorgd door de betreffende vermogensbeheerder. BNY Mellon verzorgt daarnaast ook de valuta afdekking alsmede de EMIR-rapportages. De renteafdekking wordt verzorgd op instructie van het bestuur door BlackRock op basis van de duratie van respectievelijk verplichtingen en het vastrentende vermogen. Voor de renteafdekking worden waar nodig rentederivaten ingezet. BlackRock verzorgt de vereiste EMIR rapportages rond rentederivaten. Sinds 2008 werkt het pensioenfonds met een aanvullende rapportage in de vorm van een pensioen-dashboard waarin naast het vermogen ook de verplichtingen en de belangrijkste risico’s in de rapportage worden betrokken. Deze rapportage wordt door een extern deskundige (Sprenkels&Verschuren) verzorgd.
9 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2.4.4. Communicatie De communicatietaak van het pensioenfonds behelst het verzorgen van pensioenopgaven, evenals het communiceren van de pensioenregelingen naar haar deelnemers. De pensioenopgaven worden door de administrateur verzorgd, de overige communicatie door de bij de aangesloten werkgevers aangewezen HR-functionarissen. De pensioenopgaven volgen de opzet van het Uniform Pensioen Overzicht conform artikel 38 van de Pensioenwet. In de communicatie wordt met name aandacht gegeven aan de voortdurende consistentie in de diverse uitingen voor wat betreft de voorwaardelijke toeslagverlening. Er is in 2011 een afzonderlijk communicatiebeleidsplan geformuleerd en een jaarlijks communicatieplan. Beide worden op de Pensioendag van het bestuur geëvalueerd. Voor de veranderingen welke vanaf medio 2014 zullen worden doorgevoerd is een communicatieproject van toepassing, de sturing vindt plaats door het bestuur, de uitvoering door Bridgevest. 2.4.5. Operationele besturing Het fonds draagt zorg voor de uitvoering conform paragraaf 8 van het Besluit FTK. De volgende onderwerpen worden hierbij in acht genomen: Beheerste bedrijfsvoering; Integriteitsrisico; Belangenverstrengeling; Soliditeit van het fonds; Continuïteitsanalyse. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid en het toetsen van het pensioenbeheer ondersteunen door diverse periodieke rapportages. Deze rapportages en de signalen die het bestuur anderszins bereiken, vormen samen een totaalbeeld. Met dit totaalbeeld moet een voldoende inzicht verkregen worden van de (financiële) positie van het pensioenfonds met de daarbij te onderkennen en eventueel nader te analyseren risico’s. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende, periodiek op te stellen rapportages: - het jaarverslag en verslagstaten voor de DNB; - de maandelijkse cashflow analyses vanuit de financiële administratie; - de rapportages van de administrateur; - de maandelijkse en kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders en de custodian; - een ALM-studie (laatstelijk in 2010 uitgevoerd door Sprenkels & Verschuren): In 2014 is in het kader van de strategische heroriëntatie door Towers Watson een aangepaste ALM-studie uitgevoerd ten aanzien van de toekomst van het fonds; - het jaarlijkse rapport van de accountant en de certificerend actuaris; - de managementletters van de accountant; - maandelijkse rapportages met een inschatting van de financiële positie van het fonds; - kwartaalrapportages met een vaststelling van de financiële positie van het fonds; - de continuïteitsanalyse conform artikel 22 van het Besluit FTK (laatstelijk in 2011 uitgevoerd door Sprenkels & Verschuren).
10 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2.4.6. bestuursondersteuning en archivering Voor de bestuursondersteuning ter voorbereiding van en het notuleren van de bestuursvergaderingen is Montae Pensioen aangesteld. Tevens is Montae verantwoordelijk voor de archivering van de juridische documenten met ingang van 1 januari 2008. Voor de periode vóór 1 januari 2008 zijn de juridische documenten gearchiveerd bij de toenmalige administratie van het pensioenfonds (Towers Watson). Archivering van administratieve documenten is een verantwoordelijkheid van de administrateur.
11 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
3. Aansluitings- en deelnemerschapscriteria en hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst 3.1.
Aangesloten werkgever(s)
De stichting is opgericht met als doel de pensioentoezeggingen aan de werknemers van de aangesloten werkgevers uit te voeren. De aangesloten werkgevers staan genoemd in de bijlage. Tussen de stichting en de aangesloten werkgevers is een uitvoeringsovereenkomst overeengekomen en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd. In 2013 zijn er met Heinz aanvullende afspraken gemaakt, welke vormgegeven zijn middels een addendum (d.d. 22-02-2013) bij de uitvoeringsovereenkomst. Het is denkbaar dat in de toekomst één of meerdere nieuwe werkgevers zich bij de stichting zullen aansluiten. Uiteraard kan niet iedere onderneming zich aansluiten bij de stichting. In de Pensioenwet zijn bepalingen opgenomen betreffende de (economische) verbondenheid tussen de aangesloten werkgevers van een (ondernemings)pensioenfonds. Naast deze bepalingen zal het bestuur van de stichting de voorwaarden stellen waaronder eventueel nieuwe werkgevers zullen worden toegelaten. Met nieuwe werkgevers zal, net als met de huidige, een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten. In 2013 is het bestuur een project strategische herorientatie gestart met het doel om het bestaansrecht van het fonds op langere termijn te beoordelen en de noodzakelijke maatregelen te nemen. Het bestuur heeft de continuïteit van het bestuur tot eind 2016 geborgd en houdt vooralsnog rekening met een mogelijke liquidatie uiterlijk eind 2016. 3.2.
Deelnemers pensioenregeling
De werknemers van de aangesloten werkgevers worden per de eerste dag van de maand opgenomen als deelnemer in de pensioenregeling zoals beschreven in hoofdstuk 5. Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. bij het bereiken van de pensioendatum; c. door beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever voor de pensioendatum anders dan door arbeidsongeschiktheid of het deelnemen aan de bij de aangesloten werkgever geldende regeling voor vervroegde uittreding. 3.3.
Deelnemers prepensioenregeling
Deze regeling is gesloten en kent uitsluitend gewezen deelnemers: de regeling vervalt per 1/1/2015. 3.4.
Uitvoeringsovereenkomst
De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. In paragraaf 3.2 van de Pensioenwet staan de eisen omtrent de inhoud ervan opgesomd. 12 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Wijze vaststelling verschuldigde premie 1. De volgende premies: a. De premies voor de middelloonregeling (uitkeringsovereenkomst). Deze bedragen 30,3% van de totale pensioengrondslagsom van de deelnemers aan de basis middelloonregeling van het fonds. De middelloonpremie is kostendekkend en is opgebouwd uit: i. Actuarieel vastgestelde koopsommen t.b.v. middelloon ii. Herverzekeringspremies van de deelnemers in de middelloonregeling iii. Aandeel van kosten die het fonds maakt voor de middelloonregeling (6% van de pensioengrondslagsom) iv. Solvabiliteitsopslag overeenkomstig het benodigde Eigen Vermogen van het fonds maar ten minste het op basis van het strategisch beleggingsbeleid minimaal benodigd Eigen Vermogen over de onderdelen i. en ii. b. De premies voor de basis beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). Deze bedragen de totale premie zoals voortvloeit uit de beschikbare premiestaffel. Deze staffel luidt als volgt: Indien de leeftijd van de deelnemer per de 1e dag van de maand volgend op zijn verjaardag in volle jaren Ten minste gelijk is aan 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
Bedraagt de door de werkgever beschikbaar te stellen premie van de pensioengrondslag. maar minder dan 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
4,0% 4,6% 5,6% 6,8% 8,3% 10,1% 12,5% 15,3% 19,1% 24,1%
c. De beschikbare premies voor de aanvullende regeling zoals bedoeld in artikel 44 van het reglement (premieovereenkomst). Deze bedragen 2,9% van de totale pensioengevende salarissom van alle deelnemers aan deze pensioenregeling; d. De premies voor de financiering van de pensioenaanspraken uit de pensioenregeling (uitkeringsovereenkomst) die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten. Dit lid heeft een tijdelijk karakter en geldt tot en met 31 december 2014.
13 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De premies zijn opgebouwd uit: i. Actuarieel vastgestelde koopsommen t.b.v. de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten ii. Herverzekeringspremies van de deelnemers in de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten iii. Aandeel van kosten die het fonds maakt voor de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten. Deze kosten worden bij de werkgevers in rekening gebracht via een vast percentage van de pensioengrondslag. Het percentage is in 2009 vastgesteld op 3% van de pensioengrondslagsom. iv. Aanvullende opslag ten behoeve van de omrekening van de actuarieel vastgestelde koopsom naar de grondslagen op basis van de reële dekkingsgraad v. Solvabiliteitsopslag overeenkomstig het benodigde Eigen Vermogen van het fonds maar ten minste het op basis van het strategisch beleggingsbeleid minimaal benodigd Eigen Vermogen over de onderdelen i., ii en iv. e. ad 1) De premies voor de financiering van de pensioenaanspraken uit de pensioenregeling (uitkeringsovereenkomst) voor degenen die op 31 december 2012 de leeftijd van ten minste 55 jaar zullen bereiken en een uitkering genieten krachtens een sociaalplan dat na 31 december 2005 tot stand is gekomen. De premie is opgebouwd uit: i. Actuarieel vastgestelde koopsommen (basis middelloonregeling) op basis van de reglementen die per einde dienstverband gelden voor de deelnemers waarvoor in het sociaal plan voorzien is in de voortzetting van pensioenopbouw. Voor zover overgangsbepalingen op basis van artikel 55 van het reglement gelden, blijven die van kracht en zullen die in de bepaling van de koopsommen worden begrepen. ii. Herverzekeringspremies van de deelnemers in de pensioenregeling die krachtens een sociaal plan pensioen opbouwen. iii. Aandeel van kosten die het fonds maakt voor de pensioenregeling die betrekking heeft op de voortgezette pensioenopbouw voor deelnemers die krachtens een sociaal plan pensioen opbouwen. Deze kosten worden bij de werkgevers in rekening gebracht via een vast percentage van de pensioengrondslag. Het percentage is in 2009 vastgesteld op 3% van de pensioengrondslagsom iv. Aanvullende opslag ten behoeve van de omrekening van de actuarieel vastgestelde koopsom naar de grondslagen op basis van de reële dekkingsgraad v. Solvabiliteitsopslag overeenkomstig het benodigde Eigen Vermogen van het fonds maar ten minste het op basis van het strategisch beleggingsbeleid minimaal benodigd Eigen Vermogen over de onderdelen i., ii en iv. vi. Aanvullende beschikbare premies voor de individueel vastgestelde overgangsmaatregelen op basis van artikel 55, lid 5 van het reglement ad 2) De premies voor de basis beschikbare premieregeling (premieovereenkomst) voor degenen die op 31 december 2012 de leeftijd van ten minste 55 jaar zullen bereiken en een uitkering genieten krachtens een sociaalplan dat na 31 december 2005 tot stand is gekomen. De premie is opgebouwd uit:
14 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
i.
2.
3.
4.
5. 6.
de totale premie zoals voortvloeit uit de beschikbare premiestaffel van de deelnemers in de pensioenregeling die krachtens een sociaal plan pensioen opbouwen. ii. de aanvullende premie ter dekking van de herverzekeringspremies, de kosten van de deelnemers in de pensioenregeling die krachtens een sociaal plan pensioen opbouwen. Deze aanvullende premies worden bij de werkgevers in rekening gebracht via een vast percentage van de pensioengrondslag. Het percentage is in 2013 vastgesteld op 4,6% van de pensioengrondslagsom van de deelnemers in de basis beschikbare premieregeling (*). Dit percentage zal worden herzien indien de toe te rekenen kosten aan de beschikbare premieregelingen meer gaan bedragen dan de vastgestelde 4,6%. iii. Aanvullende beschikbare premies voor de individueel vastgestelde overgangsmaatregelen op basis van artikel 55, lid 5 van het reglement f. Premies voor de individueel vastgestelde overgangsmaatregelen (premieovereenkomst); g. Premies voor de overgangsmaatregel partnerpensioen; h. Vrijwillige premies van de werknemers voor de aanvullende- en keuzepensioenregeling (premieovereenkomst). Herverzekeringspremies voor het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico: a. Voor de middelloonregeling vormen deze premies onderdeel van de premie als bedoeld onder 1.a. bovenstaand; b. Voor de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten vormen deze premies onderdeel van de premie bedoeld onder 1.d bovenstaand. Dit lid heeft een tijdelijk karakter en geldt tot en met december 2014. c. Voor de deelnemers in de basis beschikbare premieregeling worden de risicopremies bij de werkgevers in rekening gebracht. De specifieke kosten die het fonds maakt ten aanzien van de geldende uitkeringsovereenkomsten (zijnde de middelloonregeling en de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten), zijnde de algemene uitvoeringskosten. Deze kosten vormen onderdeel van de premie als bedoeld onder 1.a. en 1.d. beschreven. De algemene kosten die het fonds maakt om tot een goede uitvoering van zijn taken te komen, bijvoorbeeld: - kosten van opleidingen; - de kosten voor het inschakelen van adviseurs; - kosten van de administrateur en accountant - overige kosten die niet uitdrukkelijk aan een van de regelingen zijn toe te wijzen. Deze kosten vormen onderdeel van de premie als bedoeld onder 1.a. en 1.d. beschreven. De kosten van het beheer van het vermogen dat samenhangt met de beschikbare premie regelingen komen voor rekening van werkgevers. De kosten van tijdsbeslag van bestuursleden (**): De tijdsbesteding van bestuursleden en andere functionarissen met uitzondering van de tijdsbesteding van de voorzitter en secretaris van het fonds vindt plaats in bedrijfstijd en is derhalve voor rekening van werkgever. H.J. Heinz B.V. zal de loon- en overige kosten van de voorzitter en van de secretaris op basis van de tijdsbesteding als voorzitter respectievelijk secretaris en bestuurslid die geschat worden op 50% voor de voorzitter en 40% voor de secretaris mogen doorbelasten aan het
15 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
fonds. H.J. Heinz B.V. zal eenmaal per jaar aan het fonds een opgave doen van de hoogte van de door te belasten kosten. 7. Voor de afzonderlijke regelingen geldt: a. Voor de middelloonregeling vormen alle kosten onderdeel van de premie als bedoeld onder 1.a. bovenstaand; b. Voor de pensioenregeling die reeds van toepassing was per 31 december 2005 voor degenen die op 31 december 2005 een uitkering krachtens een sociaal plan of een regeling voor vervroegde uittreding genoten vormen de genoemde kosten onderdeel van de premie bedoeld onder 1.d bovenstaand c. Voor de deelnemers in de basis beschikbare premieregeling worden de kosten zoals hierboven beschreven in 2.1.2.c, 2.1.4 en 2.1.6 bij de werkgevers in rekening gebracht via een vast percentage van de pensioengrondslag. Het percentage is in 2013 vastgesteld op 4,6% van de pensioengrondslagsom van de deelnemers in de basis beschikbare premieregeling (*). Dit percentage zal worden herzien indien de toe te rekenen kosten aan de beschikbare premieregeling meer gaan bedragen dan de vastgestelde 4,6%. 8. Bovengenoemde percentages zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, vastgesteld voor een periode van vijf jaar. De percentages zullen voor het eerst heroverwogen worden per 1 januari 2017, eventuele bijzondere omstandigheden daargelaten, waarna deze weer voor vijf jaar zullen worden vastgesteld.
(*) De bijdrage van 4,6% is in 2013 vastgelegd in een addendum op de uitvoeringsovereenkomst. Bij de bepaling van dit percentage is rekening gehouden met een bijdrage in de kosten voor het instandhouden van een ondernemingspensioenfonds. (**)De kosten die samenhangen met de beloning van bestuursleden conform het geformuleerde beloningsbeleid vormen onderdeel van de kosten die opgenomen zijn in de kostenopslagen/premies zoals omschreven in de uitvoerinsgovereenkomst en addendum van de uitvoeringsovereenkomst. Deze afspraak is vastgelegd in een separaat document.
16 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Premiebetaling De werkgevers zijn jaarlijks aan het fonds een bijdrage verschuldigd. De werkgevers zullen maandelijks aan het fonds een twaalfde deel van de jaarlijkse som aan het fonds betalen. Het fonds verzendt aan het begin van iedere maand nota’s aan de werkgevers. De nota’s zijn gebaseerd op de door de werkgevers voor 15 februari op te geven bestandsgegevens voor het betreffende jaar. Deze nota’s dienen door de werkgevers binnen 30 dagen na dagtekening van de nota aan het fonds te worden voldaan. Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds De werkgevers geven maandelijks de mutaties door waarover het fonds dient te beschikken voor een goede uitvoering van de reglementen. Het fonds deelt de werkgevers schriftelijk mede welke mutaties dienen worden gemeld en op welke wijze de aanlevering dient plaats te vinden. Procedures premiebetalingsachterstand Bij het uitblijven van betaling van de aan het fonds verschuldigde premies en koopsommen op de vervaldag is de werkgever zonder ingebrekestelling in verzuim. Vanaf de vervaldag tot het moment van betaling is de betreffende werkgever over het aan het fonds verschuldigde bedrag vertragingsrente verschuldigd. Deze rente is gelijk aan het u-rendement per 1 januari van het betreffende jaar vermeerderd met 1 procentpunt. Indien sprake is van een situatie van onderdekking zal het fonds aan het eind van ieder maand het Verantwoordingsorgaan informeren, indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie. Het fonds zal tevens de ondernemingsraad van de werkgever die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd is, hierover informeren. Procedures wijziging pensioenovereenkomst Het fonds beoordeelt of een wijziging in de pensioenovereenkomst naast aanpassing van het pensioenreglement ook van invloed is op de uitvoeringsovereenkomst. In dat geval overlegt het fonds met de werkgever over de gevolgen van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijziging van de uitvoeringsovereenkomst. Ingeval het fonds geen overeenstemming bereikt met de werkgever over de aanpassing van de uitvoeringsovereenkomst, dan zal het bestuur besluiten om de aanpassingen van de pensioenovereenkomst niet uit te voeren. Indien het fonds de uitvoeringsovereenkomst zo nodig heeft aangepast, zal het fonds een aangepast pensioenreglement in concept opstellen en legt dit concept ter goedkeuring voor aan de werkgever (en evt. de ondernemingsraad). De genoemde partijen wordt hierbij gevraagd om aan te geven of de in het concept pensioenreglement opgenomen wijzigingen volledig in overeenstemming zijn met de wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Ter verifiëring zal aan partijen gevraagd worden het pensioenreglement te accorderen. Voorwaarden toeslagverlening In de uitvoeringsovereenkomst is het toeslagbeleid vastgelegd zoals verwoord in 7.4 van deze ABTN (toeslagenbeleid).
17 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten, vermogenstekorten dan wel winstdeling Vermogensoverschotten Ingeval van een overschot zal een notitie worden opgesteld met betrekking tot het geconstateerde overschot. In de notitie wordt mede betrokken: - de uitkomsten van een ALM-studie/continuïteitsanalyse; - de vergrijzing van de Nederlands bevolking en de inzichten hierover; - ontwikkelingen in de gemiddelde levensduur van mannen en vrouwen. Deze notitie wordt vervolgens behandeld in een bestuursvergadering. Aan de hand hiervan kan een bestuursbesluit worden genomen ter zake van het geconstateerde overschot of, indien dit besluit mede het terugstorten van gelden aan de werkgever of het verlenen van premiekorting inhoudt, het voorleggen van het voorgenomen bestuursbesluit aan hetVerantwoordingsorgaan. Indien het bestuur van oordeel is dat kan worden besloten tot een terugstorting aan de werkgever of het verlenen van premiekorting, dan wordt in de besluitvorming rekening gehouden met de aspecten: - de evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden; - een – in de afgelopen tien jaar – in het kader van een korte- of langetermijnherstelplan of een bestaand dekkingstekort onverplicht verleende bijdragen door de werkgever; - een – in de afgelopen tien jaar – in het kader van een korte- of langetermijnherstelplan of een bestaand dekkingstekort verhoogde werknemersbijdrage. Het terugstorten van gelden naar de werkgever, anders dan in de vorm van een premiekorting, kan niet eerder plaatsvinden dan nadat een compensatie heeft plaatsgevonden van de voorwaardelijke toeslagen die in de voorgaande tien jaar niet (volledig) zijn verleend en een in de voorgaande tien jaar toegepaste korting op de pensioenaanspraken. Het fonds stelt het verantwoordingsorgaan (VO) in de gelegenheid advies uit te brengen over een voorgenomen besluit tot het terugstorten van gelden of het geven van een premiekorting. Hierbij wordt het volgende in acht genomen: - Bij het vragen van advies wordt aan het VO een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor dit besluit, de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de betrokkenen zal hebben en de termijn waarbinnen het advies moet worden uitgebracht (zes weken); - Indien het fonds het advies niet of niet geheel volgt, deelt het fonds dit zo spoedig mogelijk aan het VO schriftelijk mee, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken. Nadat het VO het gevraagde advies heeft uitgebracht dan wel de termijn hiervoor is verstreken, zal in de eerstvolgende bestuursvergadering het voorgenomen besluit kunnen worden bekrachtigd dan wel worden aangepast, waarna deze kan worden bekrachtigd. Vermogenstekorten Er geldt bij vermogenstekort geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers. Het bestuur zal een vermogenstekort of een dreigend vermogenstekort melden aan de aangesloten ondernemingen. De aangesloten ondernemingen worden in de gelegenheid gesteld om in overleg met ondernemingsraad en/of werknemersverenigingen betrokken bij de totstandkoming van de pensioenregeling nader afspraken te maken voor aanvullende financiering en/of aanpassing van de premies. Indien ultimo maand sprake is van een reservetekort wordt een langetermijnherstelplan ingediend bij de toezichthouder 18 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Indien aan het einde van een maand sprake is van een dekkingstekort meldt het fonds dit onverwijld aan de toezichthouder en wordt er binnen twee maanden een kortetermijnherstelplan ingediend om binnen drie jaar uit dit dekkingstekort te komen. Ingeval er sprake is van een dekkingstekort kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken te verminderen indien het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn het dekkingstekort op te lossen. Betalingsvoorbehoud werkgever Indien in enig jaar de kostendekkende premie voor de middelloonregeling van het fonds meer bedraagt dan de overeengekomen premie voor de middelloonregeling, treden het fonds en de werkgevers in overleg over aanpassing van de percentages dan wel een aanpassing van de over de toekomst nog op te bouwen pensioenaanspraken. Werkgevers worden in de gelegenheid gesteld om in overleg met ondernemingsraad en/of werknemersverenigingen betrokken bij de totstandkoming van de pensioenregeling nader afspraken te maken in de pensioenovereenkomst. Indien tot vermindering van pensioenaanspraken wordt besloten, zal dit slechts geschieden op grond van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden, terwijl geen inbreuk zal worden gemaakt op het gedeelte van de aanspraken dat correspondeert met het gedeelte van de aanspraken dat tot de datum van de vermindering van de toegekende pensioenaanspraken is verkregen uit de betalingen die tot die datum aan het fonds zijn gedaan of nog verschuldigd zijn.
Vrijwillige premies in de aanvullende- en keuzepensioenregeling Het fonds voert via de aanvullende- en keuzepensioenregeling een pensioenregeling uit waar alle deelnemers aan kunnen deelnemen. Op grond van deze vrijwillige pensioenregeling kan de deelnemer vrijwillig een extra bedrag beschikbaar stellen (de keuze beschikbare premie) voor een aanvullend pensioen. Bij aanmelding en vervolgens jaarlijks geeft de deelnemer aan welk bedrag hij in het betreffende jaar vrijwillig extra beschikbaar wenst te stellen voor het sluiten en verhogen van het pensioenkapitaal. Aan de pensioenspaarpremie en –koopsom is geen minimum verbonden. De maximum pensioenspaarpremie en –koopsom zijn fiscaal bepaald. Jaarlijks wordt de deelnemer door het pensioenfonds geïnformeerd over het voor hem maximale extra bedrag. Wijze van inhouding en afdracht deelnemersbijdrage De deelnemersbijdrage wordt door de werkgever van het salaris van de betrokken deelnemer ingehouden in 12 maandelijkse termijnen als waarin het salaris verschuldigd is. Maandelijks wordt een 1/12 deel van de totaal beschikbaar gestelde premie door de werkgever aan het fonds afgedragen.
19 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
4. Herverzekering
De financiële gevolgen van overlijden en optredende arbeidsongeschiktheid van deelnemers zijn herverzekerd. Hiertoe wordt jaarlijks per 1 januari de premies voor de som van de risicokapitalen van de deelnemers, evenals de premies voor de vrij te stellen pensioenpremies bij invaliditeit berekend. Het risicokapitaal wordt per deelnemer bepaald en is gelijk aan de actuariële contante waarde van de stroom uitkeringen die bij overlijden moeten worden gedaan verminderd met de voorziening pensioenverplichtingen op het berekeningsmoment. Ook de premies voor de arbeidsongeschiktheidsrente worden per deelnemer bepaald. De risicokapitalen en de vrij te stellen pensioenpremies worden berekend op basis van de actuariële en economische grondslagen van het pensioenfonds. De verschuldigde premies aan de herverzekeraar worden berekend op basis van de grondslagen en tarieven die zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen het pensioenfonds en de herverzekeraar. De administrateur van het pensioenfonds stelt, uitgaande van de herverzekeringsovereenkomst, de totale herverzekeringspremie vast. De berekende premie wordt voldaan op basis van een jaaropgave vervaardigd door het fonds hetgeen als input dient voor de eindafrekening van de herverzekeraar. Bij een overlijdens- of invaliditeitsgeval worden respectievelijk het risicokapitaal of de arbeidsongeschiktheidsrente door de herverzekeraar uitgekeerd aan het fonds. Voor het premiebetalingsverkeer en voor eventuele uitkeringen wordt een rekening-courant met de herverzekeraar aangehouden. De kosten van de herverzekeringen voor het gehele fonds worden gedekt door de in 3.4.2. genoemde premiespecificatie, met uitzondering van de Excedent arbeidsongeschiktheidsverzekering (deze laatste wordt afzonderlijk bij de werkgever in rekening gebracht) De herverzekeringen zijn sinds 2012 ondergebracht bij De Leidsche Verzekeringen, waarbij AON optreedt als tussenpersoon/adviseur. De herverzekering heeft een looptijd van 3 jaar en zal eind 2014 verlengd worden voor een looptijd die rekening houdt met het project strategische heroriëntatie.
20 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
5. Samenvatting van de pensioenregelingen
De deelnemers ontlenen de volgende aanspraken jegens de stichting. 5.1.
Samenvatting van de pensioenregelingen
Begrippen en algemene bepalingen Onder pensioengevend jaarsalaris wordt verstaan de som van: a. 12 maal het bruto maandsalaris; b. de ploegentoeslag; c. de vakantietoeslag zijnde 8% over de som van a en b; d. 14e periode/eindejaarsuitkering/gratificatie. De hoogte van de franchise is gekoppeld aan de ontwikkeling van het CPI-prijsindexcijfer alle huishoudens over de periode oktober/oktober in het voorafgaande kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar (voor de hoogte van de franchise zie de bijlage). De pensioengrondslag wordt per 1 januari van elk jaar vastgesteld en is gelijk aan het pensioengevend jaarsalaris per die datum, verminderd met de franchise. Pensioenrichtdatum: De eerste dag van de maand waarin de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt. De basis middelloonregeling Deelnemerschap Alle CAO-medewerkers en medewerkers voor wie een CAO van toepassing verklaard is, vallen onder genoemde regeling, tenzij een verplichte deelname aan een bedrijfstak pensioenfonds van toepassing is. Ouderdomspensioen Per deelnemersjaar wordt 1,50% opgebouwd van de pensioengrondslag zoals voor dat betreffende jaar is vastgesteld. Deze opbouw is bestemd als jaarlijkse bruto levenslange ouderdomspensioenuitkering vanaf de 1e dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan (deels) worden vervroegd (maximaal 10 jaar) indien voor dit gedeelte de bestaande arbeidsovereenkomst/dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij vervroeging van het ouderdomspensioen wordt het opgebouwde ouderdomspensioen verlaagd op basis van sekseneutrale collectieve factoren. Bij ontslag en pensioeningang wordt het ouderdomspensioen op basis van sekseneutrale collectieve factoren omgezet in een (lager) ouderdomspensioen in combinatie met een partneren wezenpensioen. De omzetting kan onder voorwaarden en op schriftelijk verzoek van de gepensioneerde en eventuele partner achterwege blijven.
21 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Partnerpensioenen Het levenslange partnerpensioen bedraagt 1,25% van de laatstgeldende pensioengrondslag voor elk deelnemersjaar vanaf 1 januari 2006 of latere datum van aanvang deelnemerschap tot aan de pensioenrichtdatum bij ingang vóór de 65-jarige leeftijd van de (overleden) actieve of arbeidsongeschikte deelnemer. Dit partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. In aansluiting op het gestelde onder het ouderdomspensioen bedraagt voor gewezen en gepensioneerde deelnemers het levenslange partnerpensioen 70% van het (verlaagde) ouderdomspensioen. Onder voorwaarden en op schriftelijk verzoek kunnen de deelnemer en eventuele partner afzien van het partnerpensioen ten gunste van een hoger ouderdomspensioen. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het totale partnerpensioen per kind en wordt bij leven uitgekeerd tot en met de maand waarin de (half-)wees 18 jaar wordt. Voor invalide en studerende kinderen wordt de uitkering tot maximaal de 27-jarige leeftijd doorbetaald. Bij volle wezen wordt de uitkering verdubbeld. Bijzonder partnerpensioen Gewezen partners door beëindiging van het partnerschap anders dan door overlijden van de deelnemer hebben aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. De grootte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) partnerpensioen dat de deelnemer als fictieve ontslagaanspraak op de echtscheidingsdatum c.q. einddatum van de gemeenschappelijke huishouding verkregen zou hebben. Ontslag De ontslagaanspraak voor het ouderdomspensioen is gelijk aan de tijdsevenredige rechten. Standaard wordt het ouderdomspensioen omgezet in een (lager) ouderdomspensioen in combinatie met een partner- en wezenpensioen op basis van sekseneutrale collectieve factoren. De omzetting kan onder voorwaarden en op schriftelijk verzoek van de gewezen deelnemer en eventuele partner achterwege blijven. Toeslagverlening Voor zover, naar oordeel van het bestuur van het fonds, de middelen toereikend zijn zullen de ingegane pensioenen en de uitgestelde pensioenen van actieve, arbeidsongeschikte en gewezen deelnemers jaarlijks op 1 januari worden verhoogd. Voor het beleid wat het bestuur hierbij volgt verwijzen wij naar hoofdstuk 7.4. Het besluit tot toeslagverlening wordt meegedeeld aan de belanghebbenden. De basis beschikbare premieregeling Deelnemerschap Alle niet CAO-medewerkers en medewerkers voor wie middels de arbeidsovereenkomst een CAO niet van toepassing is, vallen onder genoemde regeling. In deze regeling wordt door middel van beschikbare premiestortingen een pensioenkapitaal opgebouwd dat bestemd is voor de aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen en worden aanspraken verleend op partner- en wezenpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap. De door de werkgever beschikbaar te stellen premies worden volledig aangewend ter verwerving van participaties en worden vastgesteld aan de hand van de onderstaande tabel:
22 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Indien de leeftijd van de deelnemer per de 1e dag van de maand volgend op zijn verjaardag in volle jaren Ten minste gelijk is aan 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
Bedraagt de door de werkgever beschikbaar te stellen premie van de pensioengrondslag. maar minder dan 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
4,0% 4,6% 5,6% 6,8% 8,3% 10,1% 12,5% 15,3% 19,1% 24,1%
Aanwending van het tot uitkering gekomen pensioenkapitaal De pensioenkapitalen worden gevormd ter uitkering op de pensioenrichtdatum bij leven van de (gewezen) deelnemer. Het beschikbaar gekomen pensioenkapitaal wordt aangewend als koopsom voor een levenslang ouderdomspensioen in combinatie met een levenslang partnerpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen op basis van de op dat moment geldende tarieven en voorwaarden, inclusief een opslag die wordt afgeleid van de per 1 juli van het voorgaande jaar aanwezige FTK-dekkingsgraad op basis van de volgende formule. Opslag = Maximum (0%; dekkingsgraad -/- 100%). Vervolgens kan onder voorwaarden en op schriftelijk verzoek van de deelnemer en eventuele partner het partnerpensioen worden omgezet in een (hoger) ouderdomspensioen. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan (deels) worden vervroegd (maximaal 10 jaar) indien voor dit gedeelte de bestaande arbeidsovereenkomst/dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij vervroeging van het ouderdomspensioen wordt het opgebouwde ouderdomspensioen verlaagd op basis van sekseneutrale collectieve factoren. Partnerpensioen Het levenslange partnerpensioen bedraagt 1,25% van de laatstgeldende pensioengrondslag voor elk deelnemersjaar vanaf 1 januari 2006 of latere datum van aanvang deelnemerschap tot aan de pensioenrichtdatum bij ingang vóór de pensioenrichtdatum van de (overleden) actieve of arbeidsongeschikte deelnemer. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het totale partnerpensioen per kind en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (half-)wees 18 jaar wordt. Voor invalide en studerende kinderen wordt de uitkering tot maximaal de 27-jarige leeftijd doorbetaald. Bij volle wezen wordt de uitkering verdubbeld. In geval van ontslag vervalt de dekking van partner- en wezenpensioen.
23 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid wordt gedurende de periode van uitkering krachtens de WIA premievrijstelling verleend volgens onderstaande tabel. Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van Bedraagt de vrijstelling onderstaand percentage van de premie 65% of meer 100% 55 tot 65% 60% 45 tot 55% 50% 35 tot 45% 40% Met betrekking tot de beschikbare premieregeling wordt onder premie verstaan, de leeftijdsafhankelijke beschikbare premie uit de basis beschikbare premieregeling aangevuld met de aanvullende premie bestemd om de verschillen in aanspraken tussen de pensioenregelingen per 31 december 2005 en de pensioenregeling per 1 januari 2006 te compenseren. De standaard aanvullende beschikbare premie en de daarnaast individueel vastgestelde premies uit hoofde van de aanvullende- en keuzepensioenregeling komen derhalve niet in aanmerking voor vrijstelling van premiebetaling. Geen premievrijstelling wordt ten slotte verleend voor eventuele vrijwillige aanvullende stortingen van de deelnemer. Het gedeelte van de pensioenaanspraken waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend, blijft ongewijzigd in stand. De premie uit hoofde van de basis beschikbare premieregeling is staffelvolgend. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid is de pensioengrondslag gelijk aan de op het moment van einde dienstbetrekking geldende pensioengrondslag. Deze pensioengrondslag wordt vervolgens jaarlijks per 1 januari aangepast aan de loonindex volgens de gemiddelde verhogingen van algemene loonstijgingen volgens de CAO’s van de Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende Industrie (Vigef) en Honig over de periode oktober/oktober in het voorafgaande kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar. WIA-excedent regeling Per 1 januari 2012 is de WIA-excedent regeling verzekerd via het pensioenfonds. Voorheen was deze regeling door de werkgever rechtstreeks ondergebracht bij een verzekeraar. Deelnemers aan deze regeling zijn de deelnemers in de basis middelloonregeling of basis beschikbare premieregeling met een jaarsalaris dat hoger is dan het jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA maximaal worden berekend (2014: € 51.414). Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het verschil tussen: het jaarsalaris van de deelnemer zoals dat geldt in de voor hem geldende basisregelingen en het maximum jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA worden berekend. Beide bedragen worden vastgesteld per 1 januari van het jaar waarin de arbeidsongeschiktheid aanvangt.
24 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen gedeeltelijk uitgekeerd: Als (en zolang) de deelnemer recht bedraagt het jaarlijks uit te keren heeft op een WIA-uitkering die arbeidsongeschiktheidspensioen gebaseerd is op een onderstaand deel van het bedrag bij arbeidsongeschiktheid van volledige arbeidsongeschiktheid 80% of meer 100% 65% - 80% 72,5% 55%-65% 60% 45%-55% 50% 35%-45% 40% < 35% 0% De kosten voor het arbeidsongeschiktheidspensioen worden door de werkgever gedragen. De deelnemer kan jaarlijks per 1 januari kiezen om het gehanteerde percentage van 70% te verhogen in een percentage van 80% of 90%, mits hij niet ziek is of vanwege een ongeval niet in staat is zijn werk te verrichten. De kosten van deze verhoging worden door de deelnemer gedragen. Overgangsmaatregelen Voor de personen die op 31 december 2005 deelnemer waren op basis van het op die datum geldende pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds H.J. Heinz en Stichting Pensioenfonds Heinz Nederland geldt een aantal overgangsmaatregelen. Deze maatregelen worden hieronder beknopt genoemd.
Meetellende deelnemersjaren vóór 2006 bij vaststelling hoogte partnerpensioen Minimumbepaling hoogte totale partnerpensioen zoals dit vastgesteld zou zijn op basis van het deelnemerschap aan het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement van het desbetreffende pensioenfonds1. Deelnemersbijdrage aan de basis middelloonregeling en basis beschikbare premieregeling conform de pensioenregeling per 31 december 2005. Voor deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 wordt naast de aanvullende beschikbare premie van 2,9% een individuele aanvullende premie door de werkgever beschikbaar gesteld voor de aanvullende pensioenregeling. De hoogte van deze premie is voor ieder individu afzonderlijk die aan de regeling deelneemt vastgesteld door het bestuur. De betreffende deelnemers zijn hierover door het pensioenfonds geïnformeerd. Aanvullende premie bestemd om de verschillen in aanspraken tussen de pensioenregelingen per 31 december 2005 en de pensioenregeling per 1 januari 2006 te compenseren. De hoogte van deze premie is gelijk aan een voor iedere deelnemer eenmalig individueel vastgesteld procentueel deel van het beschikbare premiepercentage. De betreffende deelnemers zijn hierover door het pensioenfonds geïnformeerd.
1
Het bestuur heeft op 10 februari 2010 besloten de regeling voor de reglementaire korting op partnerpensioen bij groot leeftijdsverschil (artikel 6 lid 3 van het reglement november 2002) te beperken. Bij een leeftijdsverschil van groter dan 10 jaar bepaalt het reglement formeel dat het partnerpensioen (verzorgingspensioen) met 2,5% gekort worden voor elk jaar dat het verschil groter is dan 10 jaar. Voor de toepassing van deze bepaling zal het fonds de korting beperken tot 50% van de reglementair bepaalde korting. Daarmee bedraagt de korting 1,25% voor elk jaar dat het leeftijdsverschil hoger is dan 10 jaar. 25 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Mogelijkheid voor deelnemers aan de basis beschikbare premieregeling om per 1 juli 2006 de reeds opgebouwde aanspraken uit de pensioenregeling per 31 december 2005 om te zetten in een pensioenkapitaal. Dit heeft in de loop van 2007 plaatsgevonden.
Fiscale beperkingen De totale pensioenopbouw wordt waar nodig beperkt conform de geldende maximale fiscale mogelijkheden. Tot 2014 werd gebruik gemaakt van de 4%-fiscale staffel, vanaf 2014 geldt de fiscale 3%-staffel voor de maximering. Daarbij wordt conform de geldende bepalingen een fiscale toetsing uitgevoerd door de pensioenadministratie. De vanaf 2014 opgebouwde beschikbare premie kapitalen worden door de uitvoerder van de beschikbare premie beleggingen (Robeco) afzonderlijk geadministreerd.
26 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
6. Risicomanagement Het bestuur heeft de risico’s via een zogenaamde risicoradar geïdentificeerd. Deze risico’s zijn in dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast wordt de wijze beschreven waarop het bestuur deze risico’s managet. Daarbij heeft het bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten om het risicomanagement nader vorm te geven: ALM-beleid en duration-matching Dekkingsgraad Financieringsbeleid Premiebeleid Toeslagbeleid Herverzekeringsbeleid Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding. Het inzetten van deze beleidsinstrumenten wordt deels beschreven in hoofdstuk 8. Wanneer er naar de mening van het pensioenfonds sprake is van een crisis, treedt het crisisplan in werking. Dit plan is uitgewerkt in bijlage J. Daar binnen het beleggingsbeleid een groot deel van de risico’s bestaan is het beleggingsbeleid mede tot stand gekomen op basis van uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses heeft het bestuur onder andere gebruik gemaakt van verschillende studies: Asset-Liability Management (ALM)-studie (volledige studie voor het laatst uitgevoerd in 2010, in 2014 is in het kader van de strategische heroriëntatie een aangepaste ALM-studie uitgevoerd). Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Continuïteitsanalyse (voor het laatst uitgevoerd in 2011) Consistentietoets (voor het laatst uitgevoerd in 2011). Op basis van de uitkomsten van deze analyses zijn de beleggingsrichtlijnen vastgesteld waarop het door het fonds uit te voeren beleggingsbeleid is gebaseerd (zie hoofdstuk 7). De beleggingsrichtlijnen zetten uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Dit beleid is in 2010 nadrukkelijk getoetst en herbevestigd. In 2014 heeft een evaluatie plaatsgevonden in het licht van de strategische heroriëntatie. Daarbij is rekening gehouden met een mogelijk liquidatie scenario met mogelijke gevolgen voor de liquiditeit en het risicoprofiel. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt voor het afdekken van bepaalde risico’s gebruikgemaakt van derivaten. De beleggingscommissie ziet erop toe dat de beleggingen in lijn zijn met het geformuleerde beleid en hanteert daarvoor een eigen Pensioen Dashboard waarin beleggingen zijn weergegeven, de rendementen, mandaatafwijkingen alsmede specifieke risico’s en actuele
27 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
thema’s. De beleggingscommissie rapporteert in de bestuursvergaderingen over de bevindingen en adviseert het bestuur over te nemen stappen. In het vervolg van dit hoofdstuk gaan wij in op de verschillende geïdentificeerd risico’s.
28 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Prijsrisico Bij het beleggen wordt gestreefd naar een optimaal rendement, maar dat gaat gepaard met risico’s. Het prijsrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en marktrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de beleggingscommissie toe op het prijsrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen niet in gelijke mate veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor de rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Voor het fonds geldt dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch, bijvoorbeeld door gebruik te maken van renteswaps of staatsobligaties met een langdurige looptijd. Een renteswap ruilt een te ontvangen vaste lange rente (vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie) tegen een te betalen variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Aan de ene kant verkleint dit de duration-mismatch, maar aan de andere kant wordt het fonds nu afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente. Het renterisico van de verplichtingen wordt strategisch voor 75% van de verplichtingen afgedekt. Hiervan mag op tactische gronden worden afgeweken binnen een bandbreedte van plus of minus 25%-punten (de bandbreedte voor het afdekkingpercentage is dus 50% tot 100%). Bij de matching wordt ook nadrukkelijk rekeninggehouden met de verschillende rentestanden over de rentecurve. De rente van staatsobligaties, bedrijfsobligaties en hypotheken verschilt met de door DNB voorgeschreven toetsingsrente (UFR). Dit risico en de daarmee samenhangende enigszins onnauwkeurige matching wordt door het bestuur onderkend en geaccepteerd gegeven de extra risicopremie die daarvoor in de huidige marktomstandigheden geldt. Het bestuur ziet dat als een inherent waarderingsrisico en zowel creditspread als de swapspread hebben nadrukkelijke aandacht bij de analyse van rentematching. Valutarisico Een deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd buiten de eurozone, vooral in Amerikaanse dollars. In het strategische beleid van de stichting geldt als uitgangspunt dat alle valutaposities worden afgedekt. Voor het vastrentende deel van de beleggingen geldt dat de vermogensbeheerder dit risico in principe volledig afdekt, maar een discretionaire ruimte houdt om via maximaal 10% valutarisico extra rendement te maken. Het in aandelen belegde vermogen is ten opzichte van de euro voor 100% afgedekt.
29 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Marktrisico Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) kan het marktrisico dempen. Per kwartaal wordt aan de hand van de rapportages van de vermogensbeheerder geëvalueerd hoe de vastgoedbeleggingen en de aandelen naar sectoren en regio’s zijn onderverdeeld. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Het pensioenfonds heeft daarvan tot nog toe geen nadeel ondervonden. Beheersing vindt verder plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft tegenover het fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Het collateral management op rentederivaten wordt gezien het relatief grote belang is door de vermogensbeheerder op dagbasis ingeregeld. De vermogensbeheerder rapporteert periodiek de verdeling van de vastrentende beleggingen naar sector, regio en kredietwaardigheid. Het grootste deel van de vastrentende portefeuille heeft kredietwaardigheid AAA. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Met andere woorden: het pensioenfonds houdt nadrukkelijk rekening met het moment waarop pensioenen daadwerkelijk moeten worden uitbetaald en zorgt dat er dan ook voldoende liquiditeiten zijn. Tot en met het jaar 2008 overtrof de inkomende premie het niveau van de uitkeringen. Sinds 2009 is een omslag waarneembaar, waarbij de uitkeringen groter zijn geworden dan de ontvangen premies. Het bestuur hanteert daarom nauwgezet een cashflowplanning. De beleggingen zijn zodanig gekozen dat ze doorgaans eenvoudig te gelden te maken zijn. 30 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Beleggingen met beperkte liquiditeit zijn de hypotheekbeleggingen en in beperktere mate ook bedrijfsobligaties. Er zijn voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om een eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. In het bijzonder voor de staatsobligaties zijn de markten voldoende liquide. Desondanks is dat begin 2010 een extra aandachtspunt geworden in verband met EURO-landen die de liquiditeit hebben zien teruglopen (o.a. Griekenland). In dat licht is in de eerste helft van 2011 een analyse van het concentratierisico in lang lopende staatsobligaties uitgevoerd en wordt die in jaarverslagen gemonitord. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn arbeidsongeschiktheidsrisico.
het
langleven-,
overlijdens-
en
Het belangrijkste actuariële risico is het langlevenrisico (het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen). Het bestuur heeft gekozen voor een prudente inschatting van dit risico door toepassing van de meest actuele AG-prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte. Het bestuur realiseert zich dat de aannames weliswaar prudent zijn, maar dat verdere ontwikkelingen in lang leven op termijn niet uit te sluiten zijn. In afwachting van besluitvorming rond de uitwerking van het STAR-pensioenakkkoord en een eventuele herziening van het Heinz pensioencontract zal het bestuur vooralsnog geen nadere maatregelen nemen ten aanzien van het langlevenrisico. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd bij RGA re. De afspraken met RGA re zijn vastgelegd in een herverzekeringsovereenkomst die in is gegaan op 1 januari 2012 en die eind 2014 zal worden verlengd, rekening houdend met het project strategische heroriëntatie.
De beslissing om het arbeidsongeschiktheidsrisico te herverzekeren is in 2009 geëvalueerd. Het bestuur heeft besloten om dit risico te blijven verzekeren en sloot daarmee ook aan op het advies van de adviserend actuaris.
31 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Premierisico De stichting ontvangt van de aangesloten werkgevers de benodigde financiële middelen om de benodigde actuariële premie te kunnen dekken. De eigen bijdrage van de werknemers van de aangesloten werkgevers wordt door de aangesloten werkgevers op de werknemers verhaald. Er bestaat dus geen directe financiële incassorelatie tussen de stichting en de deelnemers. Voor de voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling bedraagt de te ontvangen premie sinds begin 2012 30,3% van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers. De premie voor de (sinds 2006 gesloten) oude eindloonregeling wordt vanaf 2009 ruimschoots kostendekkend vastgesteld. De hoogte van de financiële middelen die de aangesloten werkgevers ter beschikking stellen is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en staat in principe vast voor een periode van 5 jaar (zie paragraaf 3.4). In de uitvoeringsovereenkomst is voor de financiering van de aanspraken van deelnemers die onder een sociaal plan vallen en aparte afspraak gemaakt die voorziet in een ruimschoots kostendekkend niveau. De beoordeling van kostendekkende premie vindt jaarlijks plaats. Kostenrisico Voor reservering van toekomstige kosten ter zake van de (toekomstige) uitbetaling van de pensioenen is in de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening een excasso-voorziening opgenomen van 2% van de netto voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. Het bestuur is zich ervan bewust dat deze kostenvoorziening in een eventuele situatie van discontinuïteit onvoldoende kan zijn. Indien die situatie zich zou voordoen zal het bestuur in overleg met de aangesloten werkgevers aanvullende maatregelen treffen. De grondslag daarvoor is sinds 2012 ook in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen. De bijdrage uit kosten via de premies en de daadwerkelijke kosten worden jaarlijks in het actuariële jaarwerk geanalyseerd en door de certificerend actuaris getoetst. De kostenopslag is als een belangrijk onderdeel van de strategische heroriëntatie onderkend en wordt in het overleg met de aangesloten werkgevers betrokken. Toeslagrisico Het fonds kent een voorwaardelijke toeslagregeling, hetgeen inhoudt dat er geen vaste verplichting tot het verlenen van toeslagen bestaat. In dat opzicht is er geen formeel toeslagrisico. Dat neemt niet weg dat het bestuur aandacht heeft voor toeslagverlening. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om de pensioenen volledig te indexeren (zie paragraaf 7.4). De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de dekkingsgraad. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Bij de behandeling van de evaluatie van het herstelplan is aangegeven, dat er rekening mee moet worden gehouden dat in de komende jaren geen of slechts een beperkte toeslag kan worden verleend. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een benaderingswijze.
32 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Op basis van de continuïteitsanalyse en consistentietoets (2011) is nader beoordeeld of de indexatie verwachting realistisch is, hetgeen het geval bleek. Afhankelijk van de uitkomsten van het project strategische heroriëntatie zullen de continuïteitsanalyse en consistentietoets in 2015 worden geactualiseerd.
Concentratierisico De beleggingen van het fonds zijn doorgaans breed gespreid. Die spreiding betreft de beleggingscategorieën, maar ook binnen elk van deze categorieën worden de beleggingen gespreid naar regio, valuta en wordt voorkomen dat er een te grote invloed ontstaat uit een specifieke belegging. Om te bepalen welke posten hieronder vallen toetst het bestuur periodiek welke beleggingen een grens van 2% van het balanstotaal te boven gaan en wordt gekeken naar de ‘debiteur’ ongeacht de beleggingscategorie. Beleggingen die deze grens overschrijden betreffen normaliter staatsobligaties. Omdat die ook een primaire basis vormen voor waarderingen van de verplichtingen, vormen deze naar het oordeel van het bestuur geen significant risico. Toch heeft het bestuur gegeven de verschillen in kredietwaardigheid binnen de EURO-zone en de daarmee samenhangende uiteenlopende waarderingen van staatsobligaties van EURO-landen een nadere studie uitgevoerd op het concentratierisico op staatsobligaties. Tevens is dit een onderwerp geworden dat in de jaarverslaglegging aan de orde komt. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Het fonds gebruikt de volgende derivaten: Valutaderivaten (termijncontracten): Dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten zijn in het vastrentende mandaat de valutarisico’s afgedekt. De afdekking wordt door de custodian verzorgd en wordt namens het bestuur getoetst door de beleggingsadviseur (Sprenkels & Verschuren). Rentederivaten (swaps): Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden en van dit instrument is zeer actief gebruik gemaakt om het renterisico te beperken (zie ook renterisico). Het renterisico wordt ingericht en operationeel uitgevoerd door de vermogensbeheerder die ook de vastrentende mandaten verzorgt (BlackRock). Dit gebeurt op basis van jaarlijks geactualiseerde uitkeringsstromen. Bij de rente afdekking wordt tevens rekening gehouden met het ‘curve-risico’ en het geheel wordt maandelijks door de vermogensbeheerder gerapporteerd. In 2010 zijn ten aanzien van de tarieven van de beheerder van het vastrentende mandaat expliciete afspraken gemaakt over de kosten van de rente afdekking. Collatoral swaps: Tegenpartijrisico in derivaten is afgedekt door collatoral management op dagbasis. Liquiditeit vereisten van het collateral management van de rentederivaten zijn beperkt: er vindt geen afstorting in liquiditeiten plaats maar aan de collateral vereisten wordt voldaan middels de garantie die de eigen directe vastrentende beleggingen in staats/bedrijfsobligaties bieden (gesegregeerd mandaat BlackRock ondergebracht bij de custodian). 33 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s beheerst het fonds door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles en kwaliteit geautomatiseerde systemen. De ‘custodian’ die zorg draagt voor afwikkeling van transacties en het bewaren van de beleggingen beschikt over een SAS-70 verklaring waarin de interne procedures zijn beschreven en waarin verslag wordt gedaan van toetsing van die procedures. Het bestuur heeft kennis genomen van die verklaring en heeft geen bijzonderheden kunnen constateren die aanleiding vormden voor een nader onderzoek. Bij de selectie van de nieuwe administrateur die per 1-1-2011 de administratie heeft overgenomen, heeft het bestuur nadrukkelijk aandacht besteed aan de operationele risico’s. De nieuwe administrateur beschikt ook over een SAS-70 verklaring en bij de beoordeling van die verklaring heeft het bestuur geen bijzonderheden geconstateerd. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds op voorhand niet beheersbaar omdat het fonds daar geen invloed op kan uitoefenen. Het bestuur volgt de ontwikkelingen van het financiële systeem via verschillende rapportages en komt zo nodig ad-hoc bijeen als er indicaties zijn over het functioneren van de financiële markten. Juridisch risico Contracten en fondsdocumenten worden doorgaans juridisch getoetst en het pensioenfonds laat zich bijstaan door juridische adviseurs. Het pensioenfonds heeft wettelijke wijzigingen evenals ontwikkeling in regelgeving van toezichthouders gevolgd en waar nodig heeft dat tot aanpassing van fondsdocumenten geleid. Reglementen, uitvoeringsovereenkomst en ABTN zijn in 2011 aangepast en voldoen aan de wettelijke eisen en vooral aan de maatregelen die in het kader van het herstel van de dekkingsgraad zijn genomen. Uitbestedingsrisico Het bestuur heeft diverse activiteiten uit besteed aan derden, hetgeen ook in paragraaf 2.4 is beschreven. Voor de selectie van de externe partijen wordt gewerkt op basis van ‘tendering’, waarbij meerdere partijen de gelegenheid krijgen om een offerte uit te brengen. De selectieprocessen in die tendering zijn nauwgezet en omvatten naast prijzen ook diverse aspecten van de kwalitatieve dienstverlening evenals de borging van interne bedrijfsprocessen en ITinfrastructuur. Het bestuur hanteert voor die uitbesteding ‘service level agreements’ met een regelmatige evaluatie. Voor de meest kritische uitbesteedde activiteiten beoordeelt het bestuur daarnaast de SAS-70 verklaringen. Tendering heeft plaatsgevonden voor vermogensbeheerders (2007), bestuursondersteuning (2008), vermogensbeheeradvies (2008), administratie (2010).
34 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Periodiek worden de werkzaamheden van de adviserend actuaris, certificerend actuaris en accountant beoordeeld en kan bekeken worden of tendering van deze diensten gewenst is. Het uitbestedingrisico is specifiek aandachtspunt van de PFG-commissie. Draagvlakrisico, toezichtsrisico en kostenrisico Het pensioenfonds heeft nadrukkelijk te maken met toenemende druk vanuit toezichtsorganen die nadere eisen stellen aan bestuursdeskundigheid, governance, communicatie, risicomanagement, beleggingsdiscipline en dergelijke. De extra aandacht voor het toezicht is op zich een goede zaak, maar leidt tevens tot extra bestuursmaatregelen en het inzetten van deskundigen op deelgebieden. Tevens worden zowel accountantscontroles en actuariële certificering intensiever en vereisen een hogere inzet van alle betrokken partijen. Inherent daaraan zijn toenemende kosten die met toezicht, governance en communicatie samengaan. De toenemende kosten vormen een risico voor voornamelijk de pensioenfondsen met een beperkte omvang omdat die kosten over een relatief beperkt aantal deelnemers, premiestroom en/of belegd vermogen moeten worden verdeeld. In feite vormt dit een draagvlak risico. Het bestuur besteedt daar nadrukkelijk aandacht aan en dat impliceert ook dat jaarlijks het bestaansrecht van de eigen zelfstandigheid als ondernemingspensioenfonds wordt geëvalueerd (pensioendag). Dit risico is een belangrijke overweging in het project strategische heroriëntatie. Bestuurscontinuiteitsrisico - betrokkenheidsrisico Een van de facetten van toegenomen toezicht is de aanscherping van de eisen die aan bestuursleden van pensioenfondsen wordt gesteld. De Nederlandsche Bank heeft de toetsingseisen nadrukkelijk aangescherpt en bij de benoemingen van de laatst benoemde bestuursleden is dat ook expliciet duidelijk geworden: de benoemingsprocedures zijn aanmerkelijk langer geworden. Het bestuur heeft op dit punt nadrukkelijk overleg gehad met De Nederlandsche Bank. Voor een ondernemingspensioenfonds is de kring van meest betrokken bestuursleden primair beperkt tot de eigen onderneming en deelnemers. In die kring zijn deskundigen in voedingsmiddelenindustrie en ‘fast moving consumer goods’ ruimschoots voorhanden, maar is de deskundigheid op het gebied van pensioenen van nature beperkt. Die kring biedt wel bij uitstek uiterst ‘betrokken’ bestuurskandidaten omdat voor het bestuur momenteel geldt dat men naast bestuurder ook belanghebbende ‘stakeholder’ is. In de deskundigheid wordt na de benoeming voorzien door een duidelijk deskundigheidsbeleid en opleidingsplan. Toenemende eisen aan deskundigheid, maar ook het relatief grote tijdsbeslag dat voortvloeit uit de bestuursfunctie, hebben de mogelijkheden om bestuurders uit ‘eigen kring’ te benoemen verder bemoeilijkt. Als alternatief heeft het bestuur externe professionals benoemd (of zal benoemen) die een grotere ‘startdeskundigheid’ hebben. Het feit dat externe bestuurders minder betrokken zijn bij de onderneming alsmede het arbeidsvoorwaardelijke aspect van pensioenen is een aandachtspunt voor het bestuur. In een bredere context kan gesteld worden dat er een verdergaande vervreemding van pensioen als arbeidsvoorwaarden dreigt: de toezichthouders behandelen pensioenfondsen in toenemende mate als financiële instelling en pensioenregelingen in toenemende mate als financiële producten. Pensioenen worden daarmee meer en meer onderwerp van politiek debat en samen met zowel de uitdijende regelgeving als het uitgebreidere toezicht leidt dat tot minder invloed van de ‘primaire stakeholder’: deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en onderneming en meer bureaucratie en externe sturing. De zeggenschap van de ‘primaire stakeholders’ over de eigen pensioenregeling en het eigen ondernemingspensioenfonds verwatert daarmee. Voor het bestuur is die ontwikkeling een gegevenheid, waarop slechts geanticipeerd kan worden en waarin verder geen sturing kan worden gegeven.
35 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
7. Financiële opzet
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren. het stabiliseren van de premie. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Uitgangspunt bij de financiële opzet is de wet- en regelgeving zoals beschreven in: de Pensioenwet (hoofdstuk 6); het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen; de Regeling Pensioenwet; de Regeling Parameters pensioenfondsen; de Beleidsregel Toeslagenmatrix; 7.1
Eigen vermogen
a. Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Een nadere beschrijving van de waarderingsgrondslagen is opgenomen in paragraaf 7.3. b. Technische voorzieningen voor de toegezegde pensioenregeling Het pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. De technische voorziening voor de toegezegde pensioenregeling betreft de opgebouwde aanspraken uit de basis middelloonregeling, de opgebouwde aanspraken tot en met 31 december 2005 uit de voorgaande pensioenregelingen en de nieuwe aanspraken in de beschikbare premieregeling en aanvullende- en keuzepensioenregeling na conversie van kapitaal naar aanspraken. De stichting zal de actuariële contante waarde van de hierboven genoemde aanspraken op haar balans als passiefpost "Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds" (hierna: TV) opnemen.
36 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De aangegane verplichtingen zijn gedefinieerd als de tijdsevenredige aanspraken van de actieve deelnemers, de premievrije en ingegane pensioenen (inclusief de al toegekende toeslagverleningen). De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten.
Berekening vindt plaats op basis van marktwaardering.
De grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting.
De methodiek en grondslag van vaststelling is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten.
Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw.
Voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast.
Deze post wordt berekend met hantering van de volgende grondslagen. Rekenrente
De nominale rentetermijnstructuur die maandelijks wordt gepubliceerd door DNB en onderdeel uitmaakt van het financiële toetsingskader.
Overlevingskansen
Volgens de Prognosetafel 2012-2062 (zoals gepubliceerd door het AG). Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van een fondsspecifieke ervaringssterfte gebaseerd op het Towers Watson 2012 Ervaringssterftemodel - Individueel. Voor (half)wezen zijn de overlevingskansen op 100% gesteld. Voor de vermenigvuldigingsfactoren die als correctie voor de ervaringssterfte worden gehanteerd, wordt verwezen naar bijlage H.
37 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Partnerfrequenties
Ten aanzien van het partnerpensioen wordt uitgegaan van het onbepaalde man/vrouw-systeem met de volgende partnerfrequenties: Mannen (x = leeftijd) x < 18 18 ≤ x < 25 25 ≤ x < 35 35 ≤ x < 65 x = 65
Partnerfrequentie 0 0,01 + 0,07 × (x-18) 0,50 + 0,04 × (x-25) 0,90 1
Vrouwen (y=leeftijd) y < 18 18 ≤ y < 25 25 ≤ y < 30 30 ≤ y < 50 50 ≤ y < 65 y = 65
Partnerfrequentie 0 0,05 + 0,10 × (y-18) 0,75 + 0,02 × (y-25) 0,85 0,85 - 0,01 × (y-50) 1
Na pensionering en overlijden wordt het bepaalde man/vrouw-systeem toegepast. Leeftijdsverschil
De mannelijke deelnemer/partner wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn dan de bijbehorende vrouwelijke deelnemer/partner.
Bepaling leeftijden
De leeftijden worden in jaren en volle maanden nauwkeurig vastgesteld. Voor het partnerpensioen wordt een leeftijdsverschil verondersteld van 3 jaar.
Uitkeringen
Verondersteld is dat deze op continue wijze geschieden.
Opslag voor excassokosten
2% van de netto TV: deze opslag is in het kader van het project heroriëntatie en de expliciet neergelegde aanvullende eisen van DNB ‘under review’
Aanwendingsfactoren
De aanwendingsfactoren worden in beginsel eens per jaar per 1 januari vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen, met dien verstande dat de rentetermijnstructuur per 1 juli van voorgaande jaar wordt gehanteerd en de factoren sekseneutraal zijn, inclusief een opslag die wordt afgeleid van de per 1 juli van het voorgaande jaar aanwezige FTKdekkingsgraad op basis van de volgende formule. Opslag = Maximum (0%; dekkingsgraad -/- 100%).
38 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
flexibiliseringsfactoren
De flexibiliseringsfactoren worden in beginsel eens per jaar per 1 januari vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen, met dien verstande dat de rentetermijnstructuur per 1 juli van voorgaande jaar wordt gehanteerd en de factoren sekseneutraal zijn. Bij de vaststelling van de flexibiliseringsfactoren 2008 is besloten om voor de rentetermijnstructuur de datum van 1 juli als peildatum te hanteren en dat deze door de beleggingscommissie wordt gemonitord.
De aanwendings- en flexibiliseringsfactoren zijn opgenomen in bijlage F. In afwijking op bovenstaande grondslagen vindt de bepaling van de TV voor het wezenpensioen als volgt plaats: Latent wezenpensioen
Voor de reservering van latent wezenpensioen wordt tot de pensioendatum een opslag van 5% op de reservering voor het latent partnerpensioen gehanteerd.
Ingegaan wezenpensioen
continue annuïteit met duur n en een intrestpercentage gelijk aan de rekenrente, waarbij n gelijk is aan de duur tot de 27-jarige leeftijd van de (half)wees.
c. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Zie ook bijlage A. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort stelt het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 140 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een dekkingstekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Uit het kortetermijnherstelplan zal blijken dat het pensioenfonds zo snel mogelijk - maar uiterlijk binnen een periode van drie jaar - na ontstaan van de onderdekking het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. d. Vereist eigen vermogen Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Zie ook bijlage B. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen, bestaat er een reservetekort. Als er sprake is van een reservetekort
39 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
stelt het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 138 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een reservetekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. In het langetermijnherstelplan beschrijft het pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen maximaal 15 jaar het reservetekort op te heffen. e. Vrij vermogen Het totaal gewenst vermogen, welke door het pensioenfonds wordt nagestreefd, is gelijk aan de technische voorzieningen vermeerderd met het vereist eigen vermogen. Het pensioenvermogen boven het totaal gewenst vermogen is het vrije vermogen van het pensioenfonds. f. Premiekortingsgrens De premiekortingsgrens is de financiële positie waarboven premiekorting danwel premierestitutie mogelijk is. Het bestuur van het pensioenfonds heeft geen specifieke premiekortingsgrens vastgesteld. Of en in welke mate een premiekorting danwel premierestitutie mogelijk is, is afhankelijk van een bestuursbesluit dat gebaseerd zal zijn op een continuïteitsanalyse. g.
Technische voorzieningen voor de toegezegde bijdrageregelingen.
De stichting zal de waarde van de participaties ten behoeve van de toegezegde bijdrageregelingen als verplichting opnemen op haar balans als passiefpost “Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers”. 7.2
Premiebeleid
In deze paragraaf wordt het premiebeleid van het pensioenfonds beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: a. de hoogte van de kostendekkende premie conform de voorschriften gesteld bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet alsmede door DNB; b. de feitelijke premie, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. a. Hoogte kostendekkende premie De stichting ontvangt van de aangesloten werkgevers de benodigde financiële middelen om de pensioenverplichtingen te kunnen dekken. De eigen bijdrage van de werknemers van de aangesloten werkgevers worden door de aangesloten werkgevers op de werknemers verhaald. Er bestaat dus geen directe financiële incasso-relatie tussen de stichting en de deelnemers. De hoogte van de financiële middelen die de aangesloten werkgevers ter beschikking stellen is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Tevens is in deze overeenkomst vastgelegd hoe wordt omgegaan met ‘overschotten’ en ‘tekorten’ op de balans van de stichting. De regels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 40 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; 2. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’; 3. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren. 4. opslag voor uitvoeringskosten; Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd. ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van individuele loonsverhogingen. De risicopremies van nog niet opgebouwde aanspraken op (tijdelijk) partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn eveneens vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van de actuariële grondslagen, zoals beschreven onder 7.1; ad 2. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (zoals beschreven onder paragraaf 7.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1; ad 3. gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt in de premie geen element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd (zie voor een nadere omschrijving van het toeslagbeleid paragraaf 7.4 van deze abtn). ad 4. de opslag voor uitvoeringskosten is gelijk aan de totale jaarlijkse uitvoeringskosten van het pensioenfonds verminderd met de jaarlijks beschikbare vrijval aan excasso-opslag over de uitkeringen . c. Feitelijke premie De feitelijke premie is gebaseerd op een doorsneepremie. De vaststelling van de feitelijke premie is beschreven in paragraaf 3.4 van deze abtn. 7.3
Beleggingsbeleid
In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer vastgelegd. Conform de artikelen 135 en 136 van de Pensioenwet en paragraaf 5 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt achtereenvolgens ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. Het gespaarde kapitaal uit hoofde van het beschikbare premie gedeelte van de pensioenspaarregeling wordt belegd voor risico van de deelnemer zelf en wordt in 7.3.f. nader beschreven. Het navolgende beleggingsbeleid heeft alleen betrekking op het kapitaal belegd door en voor risico van het pensioenfonds. In bijlage 1 is de verklaring inzake beleggingsbeginselen van het bestuur opgenomen.
41 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
a. Strategisch beleggingsbeleid 1. Beleggingsdoelstelling Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit komt in grote mate overeen met de prudent person gedachte conform de Europese richtlijnen2. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “teneinde haar indexatieambitie te kunnen realiseren, het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Om de doelstelling te realiseren voert het pensioenfonds op totaalniveau een ‘passief’ beleggingsbeleid (geen tactische assetallocatie) en op het niveau van de afzonderlijke beleggingscategorieën een ‘actief’ beleid. Actief beleid wordt gedefinieerd als het streven naar het realiseren van hoger rendement dan de performance van de benchmark, binnen de in dit hoofdstuk vastgestelde restricties, op basis van de marktvisie van de geselecteerde vermogensbeheerder. De performance van de benchmark zal worden gerelateerd aan de verschillende herbeleggingsindices, waaronder de Citigroup Euro Investment Grade (BIG) Index voor vastrentende waarden en de MSCI Wereld Index met herbelegging van netto dividenden voor aandelen. Verder geldt dat het bestuur een aantal stellingen heeft geformuleerd, die kenmerkend zijn voor de houding van het fonds, deze zijn gebaseerd op de vragen van DNB in haar “resultaten beleggingsonderzoek 2010, 26 april 2011” Het voltallige bestuur heeft een discussie over deze stellingen gevoerd en is tot een gezamenlijk standpunt gekomen. De hieruit volgende ‘Investment Beliefs’ zijn vastgelegd als leidraad voor beslissingen Het doel van deze leidraad is een consistent, verantwoord en aan deelnemers uitlegbaar beleggingsbeleid. De ‘Investment Beliefs’ zijn opgenomen in bijlage I.
2
Richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van juni 2003 betreffende de werkzaamheden van het toezicht op instellingen voor bedrijfsvoorziening. 42 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes Het vermogen van het pensioenfonds wordt belegd in de volgende beleggingscategorieën: Vastrentende waarden Aandelen Liquiditeiten Het pensioenfonds heeft de beleggingen uitbesteed aan vermogensbeheerders die het toegewezen vermogen beheren op basis van contractueel afgesproken mandaten. Het pensioenfonds belegt derhalve niet rechtstreeks in aandelen, obligaties van individuele bedrijven De strategische beleggingsmix, ofwel de normportefeuille, is onderstaand weergegeven (als percentage van het totale belegde vermogen). De bandbreedtes die bij de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën in acht dienen te worden genomen, zijn als volgt gedefinieerd:
Vastrentende waarden Zakelijke waarden Liquide middelen
Strategische mix 65% 35% 0%
Minimum Maximum 55% 25% -2,5%
75% 45% 2,5%
Bovendien past het pensioenfonds een dynamisch beleggingsbeleid toe. Er is een staffel voor de mate van rente afdekking evenals een dynamische verhouding tussen credits en niet-credits binnen de vastrentende waarden geformuleerd, de volgende paragrafen gaan dieper in op de randvoorwaarden van de vastrentende waarden en LDI portefeuille. b. Opzet en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten 1. Organisatie vermogensbeheer Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daarnaast is de beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder moet onder andere worden verstaan het vaststellen van de specifieke richtlijnen voor de deelportefeuilles, het opstellen van het mandaat voor de vermogensbeheerders, het toetsen en evalueren van het gevoerde en te voeren beleid van de vermogensbeheerders, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden van beleggingstechnische kennis. Tot de taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie behoren expliciet: Het adviseren binnen de tactische beleidsruimte in de mandaten. Het binnen de gegeven autorisaties doen verrichten van transacties tussen de op naam van het pensioenfonds gestelde bank- en beleggingsrekeningen. Het monitoren van performance, risico’s en duration van beleggingen en verplichtingen. Het adviseren van het bestuur inzake aanpassingen in beleggingsstrategie en doen van voorstellen inzake transacties welke buiten de autorisatie van de beleggingscommissie vallen. Het adviseren van het bestuur inzake uitbestede beleggingsmandaten. Het rapporteren aan het bestuur inzake het beheerde pensioenvermogen. 43 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het optimaliseren van de cash flow. Het monitoren en rapporteren over het afdekken van risico’s in beleggingen en / of verplichtingen.
De beleggingscommissie vergadert ten minste vier keer per jaar. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid. De vermogensbeheerders zijn binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerders zijn, naast de custodian, verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. 2. Structuur vermogensbeheer Het bestuur heeft BlackRock Investment Management (UK) Limited, Robeco Institutional Asset Management B.V. en Syntrus Achmea Real Estate & Finance aangesteld als externe vermogensbeheerders om binnen de in dit beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. De bewaarneming van effecten, effectenadministratie en performancemeting vinden plaats bij BNY Mellon, de externe custodian. Bovendien geeft BNY Mellon uitvoering aan de valuta afdekking. Het vermogen in het kader van het beschikbare premie gedeelte van de pensioenregeling wordt belegd via Robeco Flexioen conform een lifecycleprogramma. c. Wijze van risicometing en –beheersing De risicobeheersing is, aanvullend op paragraaf 7.3.a.2 “Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes”, vormgegeven door de onderstaande randvoorwaarden. De vermogensbeheerders dienen deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de vermogensbeheerders en door de custodian wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie. 1. Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor de obligatieportefeuille wordt gedeeltelijk een ‘actieve’ beleggingsstrategie gehanteerd, hetgeen betekent dat door de vermogensbeheerder actief op marktontwikkelingen wordt ingespeeld binnen de hieronder geformuleerde randvoorwaarden. Hierbij dient altijd rekening te worden gehouden met voldoende diversificatie in de portefeuille. Verder wordt met de vastrentende waarden het renterisico ten opzichte van de verplichtingen (gedeeltelijk) afgedekt.
44 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De strategische wegingen binnen de vastrentende waarden luiden als volgt Portefeuille
Weging
Minimum
Maximum
Staatsobligaties en swaps Hypotheken
42,5% 7,5%
25% 0%
75% 10%
Credits(‘HNZB’ en Ishares)
50%
25%
75%
De gehanteerde benchmarks binnen de vastrentende waarden portefeuille zijn: Categorie Staatsobligaties en swaps (‘HNZL’) Hypothekenfonds Credits Discretionaire, actief beheerde portefeuille (“HNZB”)
Benchmark ‘Rendement’ op de technische voorziening Barclays Capital Customized Swap Index 4-6 years Citigroup Euro BIG ex Treasury (CGEBIGDTY) en Citigroup Euro Government Bond Index (CGWGBIEUR) in een door het bestuur vastgestelde verhouding die vooral afhankelijk is van de hoogte van de credit-spread (zie onderstaande staffel).
Als het gaat om de verhouding staatsobligaties/ swaps/ hypotheken ten opzichte van credits, geldt de volgende dynamische staffel als richtsnoer : Staffel verhouding staats/ swap & credits Credit spread Staats/ swap/ hypotheken < 1,0% 75%
1,0% - 2,0% > 2,0%
50% 25%
Credits
Voorwaarde
25%
Als DG<105%, dan risicoprofiel3<10% Als DG<115%, dan risicoprofiel <15% i.d.
50% 75%
i.d.
De achterliggende gedachte van bovenstaande staffel is dat zodra creditspreads gedaald zijn en een positief rendement is behaald op de credits dit een natuurlijk moment is om de allocatie binnen de vastrentende waarden naar credits af te bouwen (en vice versa). Bij de overweging om de verhouding aan te passen wordt rekening gehouden met diversificatie voordelen en eventuele concentratierisico’s (nadelen). Er wordt hier rekening gehouden met de voorwaarde dat het risicoprofiel (uitgedrukt als vereist eigen vermogen, de wortelformule) is gemaximeerd bij lage dekkingsgraden (risicoprofiel < 10% als dekkingsgraad < 105%, risicoprofiel < 15% als dekkingsgraad < 115%).
Bij de herbalancering binnen de vastrentende waarden wordt tevens het percentage afdekking in ogenschouw genomen.
Het risicoprofiel is gelijk aan de uitkomst van de ‘wortelformule’, ofwel het vereist eigen vermogen conform de berekeningsmethodiek die is voorgeschreven door DNB. 3
45 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Particuliere hypothekenfonds Sinds einde 2011 belegt het pensioenfonds in Nederlandse woninghypotheken middels het Particuliere hypothekenfonds van Syntrus Achmea Real Estate & Finance. Het gaat om een gespreide hypotheken portefeuille (ruim 20.000 leningen in 2011). De benchmark van het fonds is de Barclays Capital Customized Swap Index 4-6 years Voor het particuliere hypothekenfonds gelden concreet de volgende restricties: Onderdeel Restrictie (% net asset value) Verstrekkingspercentage 75%-100% 50% Verstrekkingspercentage > 100% 15% Vreemd vermogen 20% Credits - discretionaire, actief beheerde portefeuille (‘HNZB’) Binnen de discretionaire, actief beheerde portefeuille wordt er, overeenkomstig de beleggingsstijl, een actief duration beleid gevoerd. Hiermee beoogt de vermogensbeheerder een extra rendement te realiseren. Valutabelangen Euro Niet-euro Totaal vastrentende waarden
Strategische mix 100% 0%
Minimum 90% 0%
Maximum 100% 10%
100%
Met de categorie van obligaties ‘Emerging Markets Debt’ bedoelen we de obligaties die door overheden van Opkomende Landen zijn uitgegeven. Debiteuren: Euro vastrentende waarden Emerging Markets Debt
Strategische mix 100% 0%
Minimum 75% 0%
Maximum 100% 25%
Met betrekking tot de ratingcategorisatie van vastrentende waarden in de ‘HNZB’ portefeuille geldt de hoogste rating van Moody’s of Standard & Poor’s voor de betrokken vastrentende waarden. In geval er voor de betrokken vastrentende waarden geen rating van Moody’s of Standard & Poor’s beschikbaar is, bepaalt de vermogensbeheerder de equivalente rating van deze vermogenstitels. In de volgende tabel worden voor de discretionaire actief beheerde portefeuille de restricties per debiteur op basis van rating weergegeven.
46 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Categorie debiteuren
OECD Staat(sgerarandeerd) AAA, AAASupranationale Instellingen AAA, AAAOverige debiteuren AAA, AAAAlle debiteuren AA+, AA, AAAlle debiteuren A+, A, AAlle debiteuren BBB+, BBB, BBBAlle debiteuren BB+ en lager4
Maximale overweging o.b.v. marktwaarde per debiteur ten opzichte van benchmarkwegingen van de betrokken debiteur (in %-punten) Geen restricties Geen restricties 10,0% 5,0% 2,5% 1,5% 0,5%
Alle investment grade OECD landen zijn uitgesloten van de issuer restrictie lijst. De maximale bruto hoeveelheid van de Credit Default Swaps is 100% van de marktwaarde van de obligatieportefeuille. De maximale totale creditexposure is gelijk aan 100% van de marktwaarde van de obligatieportefeuille. Er geldt de restrictie dat maximaal 5% belegd mag zijn in een specifieke issuer. De ‘modified duration’ van de portefeuille mag op enig moment maximaal 20% (positief en negatief) afwijken van de duration van de benchmark. Er is geen ex-ante tracking-errorrestrictie van toepassing op de vastrentende portefeuille. Voor zover er in de vastrentende waarden in andere valuta’s is belegd dan in Euro’s, wordt het valutarisico door de vermogensbeheerder afgedekt. De vermogensbeheerder mag gebruik maken van de volgende derivaten: exchange traded options, futures, currency forwards, interest rate swaps en credit default swaps. Verder zijn long en short posities - anders dan ter afdekking van risico’s - toegestaan. In 2008 heeft het bestuur in het kader van het beperken van het renterisico besloten om een deel van het vastrentende mandaat te verkopen en daarvoor langlopende Europese staatsobligaties aan te schaffen. In de periode 2008-2013 zijn die beleggingen voor een belangrijk deel afgebouwd. Dit houdt in dat een (beperkt) deel van de vastrentende portefeuille niet gekoppeld is aan de benchmark. LDI portefeuille (‘HNZL’) De LDI portefeuille bestaat uit nagenoeg risicovrije beleggingen, ofwel beleggingen met een ‘hard’ onderpand. Het mag de volgende categorieën omvatten: Staatsobligaties met een AAA rating NHG Hypotheken Erfpacht beleggingen Hoge correlatie met swap
4
Additioneel geldt dat het totale belang in high yield corporate obligaties en staatsleningen met rating die lager is dan BBB- (S&P) of Baa3 (Moody’s) niet meer dan 25% van de marktwaarde van de vastrentende portefeuille mag bedragen. 47 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De LDI-portefeuille is bedoeld om het renterisico over de nominale verplichtingen gedeeltelijk af te dekken. De LDI-portefeuille zelf heeft niet tot doelstelling extra rendement te genereren ten opzichte van een geformuleerde benchmark. Deze portefeuille wordt derhalve passief belegd. Wel wordt er naar gestreefd om middels het tactisch omgaan met het afdekkingspercentage extra rendement te genereren ten opzichte van de verplichtingen (zie ook paragraaf 7.3 a.1). Het renterisico wordt strategisch voor 75% van de verplichtingen afgedekt. Hiervan mag op tactische gronden worden afgeweken binnen een bandbreedte van plus of minus 25%-punten (de bandbreedte voor het afdekkingpercentage is dus 50% tot 100%). De afdekking van het renterisico wordt gerealiseerd middels het afsluiten van renteswaps en de aankoop van langlopende obligaties. Het pensioenfonds hanteert in haar dynamisch beleggingsbeleid de volgende staffel: Staffel rente afdekking 30-jaars rente < 3,0%
Rente afdekking 50%
3,0% - 3,5%
60%
3,5% - 4,5% 4,5%-5,0% > 5,0%
75% 90% 100%
Voorwaarde Als DG<105%, dan risicoprofiel5<10% Als DG<115%, dan risicoprofiel <15% Als DG<105%, dan risicoprofiel <10% Als DG<115%, dan risicoprofiel <15%
Daarbij wordt de rente-afdekking bij reservetekort (DG<115%) alleen verlaagd indien het risicoprofiel na aanpassing van de rentehedge kleiner is dan 15%. Deze 15% is het vereist eigen vermogen op basis van de strategische mix conform herstelplan 31-12-2008 (zie continuïteitsanalyse Ortec, maart 2009). Bij een dekkingstekort (DG<105%) wordt de verlaging van de rente-afdekking alleen doorgevoerd mits het vereist eigen vermogen (na aanpassing) maximaal 10% bedraagt. De rentestaffel wordt periodiek herzien. De grenzen zijn mede gebaseerd op historie en lange termijn verwachtingen van bijvoorbeeld CPB / IMF die op langere termijn een lange rente lieten zien van circa 4,5%-5,0% (inflatie 2-2,5% en groei 2,5%). Deze staffel wordt in ieder geval elk jaar heroverwogen. Men zou kunnen beargumenteren dat als de rente voor een langere periode zich onder de ondergrens van 3% begeeft of boven de bovengrens van 5%, dat een aanpassing van de staffel opportuun kan zijn, omdat de economische omgeving dan is gewijzigd.
Het risicoprofiel is gelijk aan de uitkomst van de ‘wortelformule’, ofwel het vereist eigen vermogen conform de berekeningsmethodiek die is voorgeschreven door DN 5
48 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2. Randvoorwaarden aandelen Ten behoeve van de aandelenbeleggingen wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. Het pensioenfonds heeft derhalve geen rechtstreekse invloed op het binnen die fondsen gevoerde beleid. De aandelenfondsen die voor belegging door de vermogensbeheerder in aanmerking komen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen. Het pensioenfonds heeft haar aandelenportefeuille ondergebracht Robeco Institutional Asset Management. Beleggingsfondsen Robeco Institutioneel Global Enhanced Index Fonds Totaal
Benchmark MSCI World, net return, EUR, unhedged
Streefverdeling 100.0% 100,0%
Alle aandelen in de beleggingsfondsen dienen te zijn genoteerd aan algemeen erkende beurzen. De verhouding tussen de marktkapitalisatie en het in het betreffende aandelenfonds belegde vermogen dient zodanig te zijn dat deze geen belemmering vormt voor de verhandelbaarheid. Het is daarom niet toegestaan meer dan 1% van de waarde van het totale uitstaande aandelenkapitaal van een onderneming in portefeuille te houden, rekeninghoudend met de mogelijkheid tot uitoefening van converteerbare obligaties, warrants en opties.
3. Randvoorwaarden liquide middelen Onder liquide middelen wordt verstaan: deposito’s en kasgeld in Euro’s met een looptijd van maximaal één jaar, alsmede money market funds. Dit is exclusief het door het fonds aangehouden werkkapitaal. Met betrekking tot de liquiditeiten gelden de volgende bepalingen.
Het opnemen van kasgeldleningen (tot een maximum van 2,5% van het vermogen) is toegestaan bij de voorfinanciering van beleggingen en/of het overbruggen van tijdelijke tekorten.
Liquiditeiten mogen alleen worden aangehouden bij de custodian, thans Bank of New York Mellon, behoudens werkkapitaal en deposito’s.
Liquiditeiten die onder het beheer van BlackRock Investment Management vallen, kunnen worden belegd in commercial paper, certificates of deposit en ‘banker’s acceptances’ met een investment grade rating, alsmede in het Institutional Euro Fund van BlackRock Investment Management.
Additioneel geldt dat het totale belang in high yield corporate obilgaties en staatsleningen met rating die lager is dan BBB- (S&P) of Baa3 (Moody’s) niet meer dan 25% van de marktwaarde van de vastrentende portefeuille mag bedragen.
4. Derivaten Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerder mag slechts van derivaten gebruik maken om: de risicograad van de beleggingsportefeuille op asset-only basis of versus de verplichtingen te verlagen of verhogen;
49 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen. Hierbij gaat het niet noodzakelijkerwijs om het (gedeeltelijk) afdekken van risico’s; op defensieve wijze valutarisico’s af te dekken door middel van valutatermijntransacties.
Het gebruik van derivaten is beperkt tot het aan- en verkopen van ter beurze genoteerde opties, het gebruik van swaps (o.a. renteswaps en credit default swaps), het aan- en verkopen van derivaten op ‘mandjes’ van debiteurspecifieke credit default swaps en het aan- en verkopen van futures. Het gebruik van derivaten op enige andere wijze is slechts toegestaan na overleg met en goedkeuring van het bestuur van het pensioenfonds. De totale portefeuille inclusief derivatenposities dient te allen tijde binnen de vermelde randvoorwaarden te blijven. Het collateral management vormt een extra aandachtspunt ten aanzien van liquiditeitseisen alsmede het ‘tegenpartij risico’. 5. Valuta’s Valutatransacties die geen betrekking hebben op onderliggende waarden zijn niet toegestaan.
BNY Mellon verzorgt de afdekking, op basis van de feitelijke wegingen binnen de aandelenfondsen, van de volgende valuta: Noord-Amerikaanse dollar Canadese dollar Australische dollar Zwitserse Frank Britse Pond Japanse Yen Zweedse Kroon Voor de vastrentende waarden geldt dat eventuele valutarisico’s door de vermogensbeheerder worden afgedekt. 6. Aanpassing beleggingsbeleid i.v.m. strategische heroriëntatie (2013-2014) Met het oog op het project strategische heroriëntatie en anticiperend op mogelijke wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst die gevolgen heeft voor het bestaansrecht van het fonds heeft het bestuur als leidraad om in het beleggingsbeleid een prudente houding te betrachten totdat er meer zekerheid bestaat over de toekomst van het fonds. Daarbij zijn de volgende maatregelen genomen: Terugbrengen van aantal mandaten: 3 mandaten die betrekking hebben op de uitkeringsverplichtingen; Beperking van het aandelen risico: de ondergrens van het strategisch beleggingsbeleid; Beperking van krediet risico; Handhaving beleid renterisico, met extra aandacht voor tactische afwijking. d. Resultaatsevaluatie De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille in ieder geval: portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro; aan- en verkopen op transactiebasis in euro; 50 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
waarde vermogenswinst of –verlies in euro; fonds- en benchmarkrendement in procenten; attributie-analyse; tracking error.
Voor totale portefeuille: beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; verwachtingen voor de komende periode; overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark; overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark; dagafschriften. Elk kwartaal worden bovenstaande zaken getoetst en beoordeeld, waarbij de nadruk ligt op de performance van de beleggingscategorieën tegen de vastgestelde benchmarks en de door de vermogensbeheerder aangeleverde risicoattributie. Sinds 2008 werkt het pensioenfonds met een aanvullende rapportage in de vorm van een pensioen-dashboard waarin naast het vermogen ook de verplichtingen en de belangrijkste risico’s in de rapportage worden betrokken. Deze rapportage wordt door een extern deskundige verzorgd. Op basis van een kritische beoordeling kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen. e. Waarderingsgrondslagen Alle beleggingen worden tegen marktwaarde gewaardeerd. f. Beleggingsbeleid beschikbare premieregelingen Het pensioenfonds biedt aan de deelnemers een standaardbeleggingsmix aan welke uitgevoerd en beheerd wordt door Robeco-Flexioen (beheerder). Deze beleggingsmix wordt naarmate de pensioendatum nadert door de uitvoerder zodanig aangepast dat naar het oordeel van het bestuur een maximale zekerheid van periodieke pensioenuitkeringen wordt bereikt. De beschikbaar gestelde premie kan voorts naar keuze van de werknemer volledig worden belegd in één of meer beleggingsfondsen . Op grond van de keuze van de deelnemer worden aan het pensioenkapitaal participaties toegekend. De beleggingsfondsen waarin belegd kan worden alsmede de adviesmixen en de bijbehorende leeftijdsprofielen zijn vermeld op de website van Robeco: www.flexioen.nl/ en in de bijlage G. In de situatie dat de deelnemer kiest voor beleggingen die afwijken van de standaard beleggingsmix, zal de beheerder conform de Wet op het financieel toezicht een klant- en risicoprofiel opstellen welke wordt vastgelegd in het klantdossier dat de beheerder aanhoudt. Hiervoor zal de deelnemer via Robeco-Flexioen een vragenlijst moeten invullen en alle benodigde informatie moeten verstrekken. De beheerder adviseert de deelnemer vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum. De beheerder onderzoekt een keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer zich binnen de geadviseerde grenzen bevinden en informeert de deelnemer hierover. De beheerder voert de werkzaamheden uit onder verantwoordelijkheid van de stichting.
51 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
7.4.
Toeslagenbeleid
a. Voorwaardelijke toezegging De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat géén recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds géén reserve aangehouden om de toekomstige toeslagen te kunnen toekennen. De toeslagen worden derhalve gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D6 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. Bij de vaststelling van het toeslagpercentage neemt het bestuur in eerste instantie de volgende aspecten mede in aanmerking: - De financiële positie van het fonds/de dekkingsgraad ultimo september van het voorafgaande kalenderjaar - De behaalde beleggingsrendementen in het voorafgaande kalenderjaar Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. In het herstelplan heeft het bestuur de volgende richtlijnen in haar beleid opgenomen: Uitgangspunten Toeslagenbeleid: - Actieven worden voorwaardelijk geïndexeerd met looninflatie; - Niet-actieven worden voorwaardelijk geïndexeerd met prijsinflatie; - Toeslagenmechanisme: Nominale marktwaarde dekkingsgraad < 110%: geen toeslag. 110% < Nominale marktwaarde dekkingsgraad < 100% + Vereist Eigen Vermogen: lineair op basis van budget. Dit budget bedraagt maximaal 50% van de overrente uit het voorafgaande jaar. Nominale marktwaarde dekkingsgraad > 100% + Vereist Eigen Vermogen: volledige toeslag (dekkingsgraad na toeslagen niet lager dan 100% + Vereist Eigen Vermogen). Nominale marktwaarde dekkingsgraad > 100% + Vereist Eigen Vermogen + 25% van verschil tussen reële dekkingsgraad en vereiste dekkingsgraad: volledige toeslag + inhaaltoeslagen. Voor toeslagenbeleid wordt het Vereist Eigen Vermogen gebaseerd op de strategische beleggingsmix van het fonds en wordt niet lager vastgesteld dan 15%. Het Vereist Eigen Vermogen op basis van de strategische mix: 112,9% eind 2013.
De leidraad is een belangrijk element in de besluitvorming van het bestuur ter zake van toeslagverlening, maar het bestuur kan ook verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling
52 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren en de situatie op de financiële markten in haar besluitvorming mee laten wegen. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagverlening. Ook een aaneengesloten toeslagverlening over een reeks van jaren houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur van het fonds heeft op grond van dit artikel. Het bestuur kan besluiten de wijze waarop de toeslagverlening wordt vastgesteld aan te passen. Deze aanpassing geldt dan tevens voor personen die op dat moment reeds gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn, of rechthebbenden op een (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen. Het bestuur van het pensioenfonds zal periodiek een continuïteitsanalyse laten uitvoeren, om de waarschijnlijkheid van de toeslagverlening vast te stellen. De in de afgelopen jaren toegekende toeslagen zijn opgenomen in bijlage E. b. Ambitie Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het voorkomen van onderdekking, gegeven de (ambitie van) de toezegging en de overeengekomen financieringsmethodiek. Financiële meevallers, bijvoorbeeld als gevolg van positieve beleggingsrendementen, kunnen worden ingezet voor het toekennen van toeslagen. Bij het toeslagbeleid gelden de navolgende grootheden als referentie. Voor de pensioenen van actieve deelnemers is het toeslagpercentage gemaximeerd op de gemiddelde loonontwikkeling volgens de CAO’s van de Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende Industrie (Vigef) en Honig zoveel mogelijk over de periode oktober/oktober in het voorafgaande kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Voor de ingegane pensioenen en de uitgestelde pensioenen van arbeidsongeschikte en gewezen deelnemers is het toeslagpercentage gemaximeerd op de ontwikkeling van het CPIprijsindexcijfer alle huishoudens over de periode oktober/oktober in het voorafgaande kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar. c. Verwachte realisatie toeslagbeleid Op basis van de in 2011 uitgevoerde ALM studie is gebleken dat een toeslag van gemiddeld circa 80% ten opzichte van het ambitieniveau op de lange termijn (15 jaar) realistisch is. Op basis van deze analyse, die is uitgevoerd op basis van voorschriften van de toezichthouder, mag daarom verwacht worden dat, op de lange termijn, circa 80% van de hierboven beschreven maximale toeslagen kunnen worden toegekend. d. Consistentietoets Op basis van de in 2011 uitgevoerde continuïteitsanalyse is gebleken dat vanuit een startpunt van 115% een toeslag van gemiddeld circa 90% ten opzichte van het ambitieniveau op de lange termijn (15 jaar) realistisch is. Daarnaast is vastgesteld dat indien het fonds start op een minimaal vereist vermogen van 105% de verwachte dekkingsgraad ruim binnen de 15-jaars periode boven het Vereist Eigen Vermogen zal uitkomen.
53 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
7.5.
Systematiek vaststelling parameters
De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de gedempte premie, het (minimaal) vereist eigen vermogen en de continuïteitsanalyse worden door het bestuur van het fonds vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform de Regeling parameters pensioenfondsen.
54 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
8. Sturingsmiddelen
8.1.
Premiebeleid
Volgens de uitvoeringsovereenkomst zal het bestuur van het pensioenfonds indien noodzakelijk in overleg treden met de aangesloten werkgevers bij een aanwezig eigen vermogen dat lager is dan het minimaal vereiste eigen vermogen (dekkingstekort). De mogelijke beleidsmaatregelen zijn: aanpassing van de premies voor de basis middelloonregeling en de eindloonregelingen, aanpassing van de nog op te bouwen aanspraken en aanpassing van de reeds opgebouwde aanspraken. De aangesloten werkgevers kunnen in dat kader in overleg treden met ondernemingsraad en de bij de pensioenregeling betrokken werknemersverenigingen ten einde nadere afspraken te maken over de pensioenovereenkomst. Het bestuur heeft onderkend dat het premiebeleid door de beperkte omvang van de premie, middelloonregeling geen effectief stuurmiddel is. 8.2.
Beleggingsbeleid salarisdiensttijdregelingen
Het beleggingsbeleid is een sturingsmiddel door gebruik te maken van de bandbreedtes zoals genoemd in 7.3. 8.3.
Toeslagenbeleid
Uit paragraaf 7.4 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zonodig tot nihil, indien de financiële positie van het pensioenfonds daartoe noodzaakt.
55 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
9. Korting pensioenaanspraken en -rechten
9.1.
Korting van aanspraken
Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd. 9.2
Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen
Indien het fondsvermogen ruim boven het totaal gewenst vermogen ligt, als bedoeld in paragraaf 7.1.e, is herstel van gekorte pensioenaanspraken of gemiste toeslagen mogelijk. Herstel van gekorte pensioenaanspraken is alleen mogelijk voor zover na het herstel van gekorte pensioenaanspraken de dekkingspositie boven het vereist eigen vermogen op de langere termijn in stand blijft. Hiertoe voert het pensioenfonds alvorens wordt overgegaan op herstel van gekorte aanspraken een continuïteitsanalyse uit. Indien na het herstel van gekorte pensioenaanspraken het fondsvermogen nog steeds groter is dan de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen is herstel van in het verleden gemiste toeslagen mogelijk. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien vanaf 1 januari 2007 in één of meerdere jaren geen volledige toeslag is verleend. Het herstellen van gemiste toeslagen is alleen mogelijk voor zover na dit herstel de dekkingspositie boven het vereist eigen vermogen op de langere termijn in stand blijft. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast.
56 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Ondertekening Deze ABTN is vastgesteld door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Heinz d.d 21 oktober 2014 en getekend namens het bestuur door
_____________________ A.J.E.J. Theunissen (voorzitter)
_____________________ W. Bouwman (secretaris)
57 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage A – Minimaal vereist eigen vermogen Naast het vereist eigen vermogen dienen pensioenfondsen te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen. In artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is de berekeningswijze van het minimaal vereist eigen vermogen opgenomen. De uitkomst van deze berekening bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie van het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan te maken. Voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen wordt gebruikt gemaakt van onderstaand rekenschema. Rekenschema minimum vereist eigen vermogen Vraag 1: Loopt het pensioenfonds beleggingsrisico? Ja, lid 2 is van toepassing
Nee, ga naar vraag 1a Vraag 1a: Zijn de beheerslasten voor een periode van meer dan vijf jaar vastgelegd?
Ja, lid 3 is van toepassing
Nee, lid 4 is van toepassing
Vraag 2: Heeft het pensioenfonds een risicokapitaal bij overlijden (al dan niet herverzekerd)?
Ja, lid 5 is van toepassing
Nee, ga naar vraag 3
Vraag 3: Voert het pensioenfonds een arbeidsongeschiktheidsregeling uit?
Ja, lid 6 en 7 zijn van toepassing
Nee, einde berekening
Minimum vereist eigen vermogen= Uitkomst vraag 1(a) + Uitkomst vraag 2 + Uitkomst vraag 3
58 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Uitwerking minimum vereist eigen vermogen per lid lid 2: 4 % VPV
voor aftrek
VPV na aftrek van herverzeke ring max 85 %; VPV voor aftrek van herverzeke
van herverzeke
lid 3: 1 % VPV
na aftrek
van herverzeke
ring
ring
ring
lid 4: 25 % netto beheerslas
ten in verband
met de bedrijfsui
toefening
in het afgelopen
boekjaar
lid 5: 0 , 3 % risicokapi
risicokapi max 50 %; risicokapi
taal bij overlijden
lid 6:
taal na aftrek
ring
van herverzeke
taal voor aftrek
A ; C E 18 % min B ; 50 miljoen 16 % max B 50 miljoen ; 0 max geboekte premies; verdiende premies in rekening gebrachte 26 % min D ; 35 miljoen 23 % max D 35 miljoen ; 0
ring
van herverzeke
max A B C
D gemiddeld gemiddelde
geboekte toevoeging
brutoschad
en over laatste
aan de schadevoo
rziening
gemiddelde schaden voor rekening E max 50 %; gemiddelde schade voor aftrek
drie
poliskoste
n
jaar
over laatste
drie
jaar
van het pensioenfo van herverzeke
nds over laatste
ring over laatste
drie
drie
jaar
jaar
lid 7: indien uitkomst
de uitkomst afgelopen
van lid 6 lager boekjaar
is dan het afgelopen
VPV max 100 %; VPV
boekjaar,
dan geldt
:
AO na aftrek
herverzeke
ring ultimo
jaar
AO na aftrek
herverzeke
ring
jaar
primo
Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Per 31 december 2013 was het vereist eigen vermogen gelijk aan 4,6% van de technische voorzieningen (exclusief spaarkapitalen).
59 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage B – Vereist eigen vermogen In deze bijlage wordt de berekeningswijze van het vereist eigen vermogen per 31 december 2013 nader toegelicht. Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het fonds. Hierbij is het eigen vermogen zodanig dat het fonds over één jaar met zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. De hoogte van het eigen vermogen in de evenwichtssituatie, en dus ook de hoogte van het vereist eigen vermogen, is afhankelijk van het risicoprofiel van het fonds. De evenwichtssituatie wordt bepaald met een iteratief proces. Hierbij wordt een beleggingsportefeuille gecreëerd die dezelfde omvang heeft als de voorziening voor risico fonds plus de vereiste solvabiliteitsbuffer uit de voorgaande iteratie. De procentuele verdeling van de beleggingsportefeuille komt overeen met de onderliggende verdeling. Voor de bepaling van de evenwichtssituatie van het fonds wordt gebruikgemaakt van vijf iteraties. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op het standaardmodel van DNB en wordt vastgesteld aan de hand van de wortelformules. Naast de standaard risicocomponenten (de zogenoemde Scomponenten) is ook rekening gehouden met de volgende risicocomponenten: risico actief beheer en concentratierisico. Standaardbuffers die in verband met eventuele additionele risico’s zijn verzwaard, zijn de basis voor wat betreft de samenvoeging van de afzonderlijke risico’s. Voor de correlatiegedeeltes binnen de wortelformules gelden de standaardbuffers als uitgangspunt. Immers, een verzwaring van de buffers van bepaalde risicocategorieën leidt niet automatisch tot een verhoging van het risico tussen de verschillende risicocategorieën. Het vereist eigen vermogen wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke verdeling en anderzijds op basis van de strategische verdeling ultimo 2013. Onderstaande tabel toont dat ultimo 2013 het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke verdeling gelijk is aan 25.383, terwijl dit op basis van de strategische verdeling 21.630 bedraagt.
60 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Renterisico (S1)
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Daardoor ontstaat voor het fonds een renterisico. Bij een rentedaling zullen de verplichtingen doorgaans sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het renterisico wordt berekend met twee rentescenario’s. Deze scenario’s worden bepaald door de actuele rentetermijnstructuur te vermenigvuldigen met de per looptijd voorgeschreven rentefactoren. Het ene scenario bestaat uit de vermenigvuldiging van iedere rente in de huidige rentetermijnstructuur met een stijgingsfactor. Het andere scenario bestaat uit de vermenigvuldiging van iedere rente in de huidige rentetermijnstructuur met een dalingsfactor. Het fonds kent een feitelijke renteafdekking ten behoeve van de vaststelling van het renterisico van 58,9%. Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen op basis van de strategische verdeling wordt een strategische renteafdekking voor de vaststelling van het renterisico van 78,9% gehanteerd.
61 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Gebruikmakende van bovenstaande beschreven methodiek volgt een risicofactor voor het renterisico van 7.044 op basis van de feitelijke verdeling ultimo 2013 en een renterisico van 3.599 op basis van de strategische verdeling ultimo 2013.
Zakelijkewaardenrisico (S2)
De waarden van de beleggingen in zakelijke waarden kunnen fluctueren. Fondsen lopen hierdoor risico. De bepaling van de hoogte van het zakelijkewaardenrisico gebeurt met een scenario waarin de waarde van de beleggingen in zakelijke waarden daalt. Hierbij wordt met verschillende risicocategorieën gewerkt. In het standaardmodel is uitgegaan van vier goed gediversifieerde risicocategorieën, waarbij elke categorie een andere veronderstelde schok kent.
Het totale zakelijkewaardenrisico wordt berekend conform voorschrift, waarbij rekening wordt gehouden met een onderliggende samenhang tussen de verschillende zakelijkewaardencategorieën van 75%. Omdat de vermogensbeheerders ten opzichte van de strategische portefeuille in hun portefeuille afwijkende posities innemen, is er sprake van actief beheer. Door dit actief beheer ontstaan extra risico’s die tot uitdrukking komen in een verzwaring van de standaardbuffer. Risico actief beheer is alleen relevant voor de aandelenportefeuille. Het risico actief beheer wordt bepaald met behulp van een tracking error. Dit is een indicator voor de afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van de benchmark. Bij een tracking error van minder dan 1% is geen extra buffer nodig. Op basis van informatie van de vermogensbeheerder is voor aandelen rekening gehouden met een tracking error van 1,50% ultimo 2013. Dit is de ex-ante (maximale) tracking error die is opgegeven door de vermogensbeheerder. De benodigde buffers voor de categorieën ontwikkelde en opkomende markten stijgen hierdoor van respectievelijk 25% en 35% naar 26,6% en 36,6%.
62 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het zakelijkewaardenrisico (S2) draagt voor 10,2%-punt bij aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke verdeling en voor 9,1%-punt aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische verdeling.
Valutarisico (S3)
Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen in vreemde valuta vermindert door wijzigingen in de koersen ten opzichte van de euro. Dit is een risico voor het fonds, omdat de verplichtingen doorgaans in euro’s luiden. Het valutarisico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Voor de vaststelling van het valutarisico wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. In totaliteit is 33,4% van de totale portefeuille belegd in objecten tegen andere valuta dan de euro. Op totaal niveau wordt 32,8% afgedekt door middel van valutaderivaten. De strategische blootstelling in niet-eurolanden is vastgesteld op basis van de landenverdeling van de onderliggende benchmark, waarbij rekening is gehouden met de strategische valuta-afdekking. Het valutarisico (S3) draagt voor 0,0%-punt bij aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke verdeling en voor 0,0%-punt aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische verdeling. Aangezien de feitelijke netto-risicopositie, zijnde de niet-afgedekte niet euro-belangen, hoger is dan de strategische, is de absolute buffer voor het valutarisico bij de feitelijke verdeling hoger dan wanneer rekening wordt gehouden met de strategische verdeling. Strategisch wenst het fonds geen valutarisico te lopen, vandaar dat er strategisch ook geen buffer voor valutarisico wordt aangehouden.
63 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Op basis van de feitelijke beleggingsverdeling ultimo 2013 bedraagt het valutarisico 255. Op basis van de strategische verdeling resulteert een valutarisico van 0. Grondstoffenrisico (S4)
Het grondstoffenrisico is vastgesteld aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in grondstoffen van 30%. Het fonds belegt niet in deze categorie. Daarom hoeft voor deze categorie ook geen buffer aangehouden te worden binnen het vereist eigen vermogen. Kredietrisico (S5)
Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread: het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die zeker zal plaatsvinden. De creditspread wordt bepaald op basis van de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen. Alleen voor de rentegevoelige beleggingen met een positieve creditspread wordt het kredietrisico becijferd. De gemiddelde creditspread bedraagt 0,67% ultimo 2013. Het fonds loopt het risico dat de gemiddelde creditspread wijzigt en daarmee de waarde van de beleggingen. Het kredietrisico wordt bepaald aan de hand van een scenario waarbij sprake is van een stijging van de gemiddelde creditspread met 40%. De gevoeligheid van het fonds voor de schok in de creditspread hangt af van de looptijdkarakteristieken van de kasstromen in de rentegevoelige portefeuille. Het kredietrisico (S5) draagt voor 0,1%-punt bij aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke verdeling en voor 0,1%-punt aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische verdeling.
Ultimo 2013 kent het kredietrisico op basis van de feitelijke verdeling een omvang van 2.187, terwijl dit risico 1.987 bedraagt op basis van de strategische verdeling. Verzekeringstechnisch risico (S6)
Het verzekeringstechnisch risico omvat alleen risico’s in verband met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend. De sterftetrend zelf moet worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor het risico fonds.
64 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het verzekeringstechnische risico conform het standaardmodel omvat het procesrisico, de risicoopslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend (TSO) en de risico-opslag voor negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde (NSA). Het verzekeringstechnische risico hangt af van het aantal deelnemers (hoe groter het aantal deelnemers, hoe lager de factor), de gemiddelde leeftijd van de deelnemers (hoe jonger het fonds, hoe hoger de factor) en het karakter van de gehanteerde regeling (bijvoorbeeld een partnerpensioen op opbouw- dan wel op risicobasis). De volgende formule bepaalt het procesrisico: Procesrisico = (c1/√n + c2/n) * technische voorziening voor risico fonds DNB heeft voor c1 en c2 tabellen opgesteld, die rekening houden met leeftijdscohorten van de gemiddelde leeftijd van het fonds, de aanwezige pensioenvormen en de aard van deze pensioenvormen (opbouw of risicodekking). De variabele n staat voor het totaal van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in het fonds. Ook voor het vaststellen van de risico-opslag (TSO) heeft DNB tabellen opgesteld. En ook nu wordt rekening gehouden met leeftijdscohorten van de gemiddelde leeftijd van het fonds, de aanwezige pensioenvormen en de aard van deze pensioenvormen (opbouw of risicodekking). Ook hiervoor worden de door DNB opgestelde tabellen gehanteerd. De benodigde buffer TSO is vastgesteld aan de hand van de volgende formule: TSO = c3 * technische voorziening voor risico fonds Component c3 is gelijk aan het percentage uit de DNB-tabel. Equivalent aan de risico-opslag van TSO wordt de risico-opslag van NSA vastgesteld met de volgende formule: NSA = (c4/√n) * technische voorziening voor risico fonds Component c4 is gelijk aan het percentage uit de DNB-tabel en n staat ook hier voor het totaal van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in het fonds. De benodigde buffer voor het verzekeringstechnisch risico wordt vervolgens met de volgende formule vastgesteld: Verzekeringstechnisch risico = Procesrisico + √ (TSO2 + NSA2) Het verzekeringstechnisch risico is gericht op de verplichtingen van het fonds. Daarom is de risicobuffer op basis van de feitelijke verdeling en op basis van de strategische verdeling identiek. Het verzekeringstechnisch risico (S6) draagt voor 0,5%-punt bij aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke verdeling en voor 0,7%-punt aan de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische verdeling.
65 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Ultimo 2013 kent het verzekeringstechnisch risico op basis van zowel de feitelijke als strategische verdeling een omvang van 4.974. Overige risico’s
Informatie van de vermogensbeheerders wijst uit dat het fonds een concentratierisico (S8) loopt in de vastrentendewaardenportefeuille van een land. Hierbij is verondersteld dat er sprake is van concentratierisico bij een portefeuille-omvang van meer dan 2% van het balanstotaal. Afhankelijk van de kredietwaardigheid van het land wordt een extra buffer aangehouden. De kredietwaardigheid is, zoals bij het kredietrisico (S5), uitgedrukt in een creditspread. De creditspread is, in tegenstelling tot bij het kredietrisico, voor de berekening van het concentratierisico uitsluitend bedoeld als een indicator voor de financiële stabiliteit van een land. Grote concentraties in minder stabiele landen leiden tot een hoger concentratierisico. Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen zijn naast de risicocomponenten uit het standaard model ook de risicocomponenten voor de additioneel van toepassing zijnde risico’s toegevoegd. In onderstaande tabel wordt het effect van het actief risico aan het standaardmodel separaat getoond.
Uitbreiding standaardmodel
Naast het standaardmodel van DNB is bij de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met een aantal extra risico’s. De volgende tabel toont de afzonderlijke bijdrage van deze additionele risico’s.
66 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
De vereiste dekkingsgraad conform het standaardmodel bedraagt 113,7% op basis van de feitelijke verdeling en 111,3% op basis van de strategische verdeling. Het toevoegen van de buffer voor risico actief beheer en concentratierisico levert in totaal een bijdrage op van respectievelijk 1,4%-punt en 1,6%-punt aan de vereiste dekkingsgraden.
67 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage C – Toetsing premiebeleid Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2013 Zuivere kostendekkende premie De (zuivere) kostendekkende premie bedraagt voor 2013 2.848 en is in tabel C.1 toegelicht. Tabel C.1 – Kostendekkende premie 2013 Boekjaar 2013 1. 2. 3. 4.
5.
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Kostendekkende premie = 1 + 2 + 3 + 4
1.797 248 803 0
2.848
In de bovenstaande tabel zijn de actuarieel benodigde bedragen vastgesteld op dezelfde actuariële grondslagen als de TV. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de niet gedempte nominale marktrente per 1 januari 2013. De opslag voor het vereist eigen vermogen is gelijk aan het vereist eigen vermogen per 1 januari 2013 ad 13,8% gebaseerd op de strategische beleggingsmix. De opslag voor uitvoeringskosten betreft kosten in 2013 waarvoor niet binnen de TV wordt gereserveerd. Minimaal te ontvangen premie Naast de door het pensioenfonds in de abtn gedefinieerde kostendekkende premie kan eveneens een herstelpremie conform een herstelplan vereist zijn. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden ook mogelijk om een premiekorting toe te passen. Voor een toelichting op deze voorwaarden verwijzen wij naar hoofdstuk 7.2. Op basis van de in de abtn beschreven methodiek dient een premie te worden ontvangen in 2013 ter grootte van 2.848. Deze is in de onderstaande tabel toegelicht. Tabel C.2 – Te ontvangen bijdrage in 2013 Boekjaar 2013 1. 2. 3. 4.
Kostendekkende/gedempte premie conform abtn Herstelpremie conform abtn en/of herstelplan Toegestane premiekorting of restitutie (–) Te ontvangen bijdrage = 1 + 2 + 3
2.848 0 0 2.848
De in 2013 ontvangen premie ten bedrage van 3.793 was groter dan de te ontvangen bijdrage conform de abtn.
68 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage D – Verklaring inzake beleggingsbeginselen 0.
Introductie
Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Heinz (hierna: het pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid; 2. de organisatie en risicobeheerprocedures; 3. de beleggingsbeginselen, in het bijzonder de toegepaste wegingmethodes voor beleggingsrisico’s en de strategische allocatie van de activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds. De Verklaring is als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt.
1.
Doelstelling van het beleggingsbeleid
Het pensioenfonds is het pensioenfonds voor medewerkers van H.J. Heinz B.V., H.J. Heinz Nederland B.V. en H.J. Heinz Holding B.V. en Heinz European Holding B.V. (hierna: de werkgever) en voert de pensioenregelingen ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is als pensioenfonds onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de Nederlandsche Bank (DNB) ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “teneinde haar indexatie-ambitie te kunnen realiseren, het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het pensioenfonds zoals vastgesteld in de financieringsovereenkomst met de werkgever.
69 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2.
Organisatie en risicobeheerprocedures
2.1 Taken en verantwoordelijkheden Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het bestuur van het pensioenfonds besteedt de vormgeving van het beleggingsbeleid uit aan de Beleggings- & risk management commissie Stichting Pensioenfonds Heinz (hierna: de beleggingscommissie). Binnen de beleggingscommissie zijn taken als vaststelling van het (strategisch) beleggingsplan, het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerder(s) verdeeld over de diverse beleggers. Het bestuur van het pensioenfonds heeft aan de vermogensbeheerder(s) van het pensioenfonds het mandaat gegeven om binnen de in dit document vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Het bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. De beleggingscommissie legt verantwoording af aan het bestuur. 2.2 Nevenactiviteiten Het pensioenfonds ontwikkelt activiteiten die het fonds in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds, brengt het pensioenfonds deze onder in een aparte rechtspersoon. Tussen het pensioenfonds en deze rechtspersoon zal geen sprake zijn van: financiële kruisstromen die de rechtspersoon tot niet marktconform concurrentievoordeel strekken; personele unies tussen het bestuur van het pensioenfonds enerzijds en het bestuur van de rechtspersoon anderzijds; toegang tot kennis en gegevensbestanden van het pensioenfonds, anders dan op voorwaarden die door wet- en regelgeving worden toegestaan; gebruik van de naam en het beeldmerk van het pensioenfonds door de rechtspersoon. Op dit moment zijn door het pensioenfonds geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon.
70 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
2.3 Uitbesteding De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Uitbesteding van vermogensbeheer vindt plaats op basis van een service level agreement (SLA). Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB daaraan te stellen eisen. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingrisico’s te beheersen. 2.4 Rapportage De beleggingscommissie rapporteert ieder kwartaal over het gevoerde en te voeren beleggingsbeleid aan het bestuur. Daarnaast is er ten minste vier keer per jaar een vergadering van de beleggingscommissie, bestaande uit drie leden van het bestuur en eventueel een ambtelijk secretaris, waarin wordt gesproken over de ontwikkelingen op de financiële markten, de behaalde beleggingsresultaten en eventueel de financiële positie van het pensioenfonds. 2.5 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds. 2.6 Deskundigheid Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s. Het pensioenfonds heeft onder andere deskundigen ingeschakeld voor: selectieproces mandaten ontwikkelen van een pensioen dashboard advisering rondom ALM-studie
2.7 Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. Een compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode.
71 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
3.
Beleggingsbeginselen
3.1 Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie. 3.2 Beleggingsbeslissingen Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. In beginsel sluit het pensioenfonds geen afzonderlijke beleggingscategorie, –instrument of –techniek uit. Daarentegen werkt het pensioenfonds uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Verder onthoudt het pensioenfonds zich van beleggingstransacties indien: daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; die in onmiddellijk verband staan met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. 3.3 Toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in dit document. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en ‘value at risk’ (VAR) methodieken. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. 3.4 Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. 3.5 Strategische allocatie In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALMstudie bepaalt mede de kaders waarbinnen het bestuur keuzes maakt voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd.
72 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het bestuur kan besluiten om de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen.
73 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Begrippenlijst Verklaring inzake beleggingsbeginselen Actief beleggen Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark, om zo te trachten een betere performance te behalen. ALM Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. 2. 3. 4.
het in kaart brengen van de financiële stromen; de simulatie van toekomstige financiële posities; de samenhang met de economische omgeving; de vergelijking van beleidsvarianten.
Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld. Beleggingsfondsen Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, CBS en Dow Jones. Commodities Letterlijk betekent het grondstoffen. Beleggen in commodities is direct investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten.
74 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Toeslag Toeslag betreft het van tijd tot tijd aanpassen van reeds opgebouwde pensioenen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft u met het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast. Governance De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen een pensioenfonds is georganiseerd. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Monitoring Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het pensioenfonds zelf gebeuren of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan (bijv. audit). Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem. Onroerend goed Men kan direct en indirect beleggen in onroerend goed. Direct beleggingen kan men door woningen of winkels aan te kopen. Indirect kan men investeren middels participaties in beleggingsfondsen aan te kopen die beleggen in onroerend goed. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd. Passief beleggen Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten. Performance De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse wordt het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze verklaard. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggings-categorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende
75 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer). Waarde stijl (value style) Beleggingsstijl waarbij met name in aandelen wordt belegd van bedrijven die als relatief goedkoop kunnen worden gekwalificeerd. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
76 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Afkortingen ABTN Afkorting Voluit AAG ABTN AFM AG ALM AO AO/IC CAO CBS CPI DNB FTK HR
LDI NP OECD OP OPF OR PP PW
SLA TV UPO VAR VPV VUT WIA WzP
Actuaris (verbonden aan het) Actuarieel Genootschap Actuariële en bedrijfstechnische nota Autoriteit Financiële Markten Actuarieel Genootschap Asset & Liability Management. Het afstemmen van de beleggingsmix op de pensioenverplichtingen. Arbeidsongeschiktheid Administratieve Organisatieve / Interne Controle Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal Bureau voor de Statistiek Consumenten Prijsindex De Nederlandsche Bank Financieel toetsingskader Human Resources Liability Driven Investment. Beleggingen in vastrentende waarden (vaak fondsen en/of swaps) met een relatief lange looptijd, met als doel het renterisico van de verplichtingen af te dekken. Nabestaandenpensioen Organisation for Economic Co-operation and Development Ouderdomspensioen Ondernemings Pensioenfonds Ondernemingsraad Partnerpensioen Pensioenwet Service Level Agreement. Overeenkomst waarin afspraken staan tussen aanbieder en afnemer van een dienst of product met inbegrip van de prestatie-indicatoren en kwaliteitseisen van de te leveren dienst of product, om deze later te kunnen toetsen. Technische Voorziening (gelijk aan VPV) Uniform Pensioen Overzicht Value at Risk. Risicomaatstaf voor het bepalen van de beleggingsrisico's en de omvang daarvan Voorziening Pensioenverplichting (gelijk aan TV) Vervroegde Uittreding Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Wezenpensioen
77 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage E – Algemene gegevens In deze bijlage zijn de algemene gegevens opgenomen die aan wijziging onderhevig kunnen zijn. Bestuur De bestuurssamenstelling is op 1 juli 2014 als volgt Werkgeversdelegatie: Naam A.J.E.J. Theunissen M. Hofstra W.P.C. van den Nieuwenhof Werknemersdelegatie: Naam W.J.M. Janssen C.M. in ‘t Veld
Functie Voorzitter, tevens lid DB) Lid Lid
Functie
Lid Kandidaat lid
Vertegenwoordiger pensioengerechtigden: W.J.F.G. Bouwman Secretaris, tevens lid DB Alle bestuursledenzijn getoetst door de DNB en zij heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van de bestuursleden. Mevrouw In ’t Veld is kandidaat bestuurslid. Het bestuur zal de melding aan DNB van de voorgenomen benoeming van mevrouw In ’t Veld doen zodra zij het opleidingsprogramma heeft afgerond. Naar verwachting is dit in het vierde kwartaal van 2014.
Samenstelling verantwoordingsorgaan: Namens de pensioengerechtigden: Naam Functie C.H. Donkers Voorzitter J.A.J. Verhaaff Secretaris Namens de deelnemers: Naam H.P.G.M. van Herpen LiH. Houthof H.J.M. Kroft mw. R.C. Tetteroo-van Zuylen Intern Toezicht
Functie Lid Lid Lid Lid
78 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
VC Holland heeft in 2012 de visitatie gedaan. Vanaf 1 juli 2014 moet jaarlijks een visitatie plaatsvinden. Dit betekent dat voor 1 juli 2015 weer een visitatie moet plaatsvinden. Deze zal waarschijnlijk door VC Holland worden gedaan. Commissie Beleggingen en Riskmanagement Naam A.J.E.J. Theunissen W.J.F.G. Bouwman W.P.C. van den Nieuwenhof Mw. N. Houwaart (Montae) De commissie Beleggingen en Riskmanagement wordt ondersteund door Sprenkels en Verschuren, Investment Consultants. Commissie Communicatie Naam M. Hofstra C.M. in ‘t Veld Commissie Pensionfund governance en financiële verslaglegging Naam W.J.F.G. Bouwman W.J.M. Janssen Commissie Beschikbare premie Naam A.J.E.J. Theunissen W.J.M. Janssen M. Hofstra / W.F.F.G. Bouwman? Compliance officer Ch. Holterman Accountant Drs. M. van Zeelst verbonden aan PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Rotterdam Adviserende actuaris Drs. Ir. P.M. Halkes AAG verbonden aan Towers Watson B.V. te Apeldoorn Waarmerkend actuaris Drs. P. Heesterbeek AAG verbonden aan Triple A Finance Certification B.V. te Amsterdam
79 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Administrateur AZL Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen, Nederland Tel: 045-5763 333 / Fax: 045 – 5741 117 Bestuursondersteuning Montae Pensioen te Rijswijk Vermogensbeheerders en custodian Vermogensbeheerders Zakelijke waarden Vastrentende waarden Deposito’s
Robeco Institutional Asset Management (aandelen) Black Rock (staats-/bedrijfsobligaties en renterisico) Syntrus Achmea Real Estate & Finance (particuliere hypotheken) ING, Staal Bankiers en ABN AMRO
Custodian Bank of New York Mellon Herverzekeraar Leidsche Verzekering N.V. Secretariaat Stichting Pensioenfonds Heinz Postbus 217 3700 AH Zeist Telefoon: 030 697 3700 Aangesloten werkgevers H.J. Heinz Holding B.V. H.J. Heinz B.V. H.J. Heinz Nederland B.V. Heinz European HoldingB.V. Heinz Supply Chain Europe B.V.
80 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage: Variabelen (vervolg)
ML/BP-regeling EL-regeling, oud PF1 EL-regeling, oud PF2 Fiscaal minimum
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
14.965 15.670 19.017 12.209
15.381 15.971 19.416 12.466
15.489 16.220 19.740 12.673
15.732 16.493 20.090 12.898
16.142 16.707 20.345 13.062
16.605 16.990 20.602 13.227
16.864 17.271 20.948 13.449
Indexaties (per 1-1): -
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2,70%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,00%
3,45%
3,77%
3,26%
0,75%
1,38%
1,38%
1,75%
2,10%
4,54%
3,50%
0,00%
1,75%
1,25%
1,75%
2,25%
3,00%
3,02%
1,50%
1,00%
1,50%
1,75%
1,60%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,00%
Actieven / Vut-ML opgebouwde pensioenen max. loonindex
-
A.o. vanaf 2006 pensioengrondslag gem. loonindex okt/okt (Vigef/Honig)
-
Vut / Sociaal plan PF1 salaris Vigef-loonindex jan/jan
-
Vut / Sociaal plan PF2 salaris Honig-loonindex jan/jan
-
Inactieven (opgebouwde) pensioenen max. CPI (slapers/pensioentrekkenden/ao-ers/BNP)
81 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage F – Overzicht ruil-, vervroegings- en conversiefactoren Conform het pensioenreglement worden de volgende factoren onderscheiden: Omschrijving
Soort factor
Factornummer
Omzetting OP op pensioendatum in lager OP en bijbehorend NP
ruilfactor
1
Omzetting OP op ontslagdatum in lager OP en bijbehorend NP
ruilfactor
2
Ingang OP of OP/NP voor pensioenrichtdatum (vervroeging)
vervroegingsfactor
3
Omzetting kapitaal in OP, OP i.c.m. 70% NP of TOP op pensioendatum conversiefactor
4
Omzetting van verkregen NP terug in OP Aankoop bijzonder partnerpensioen uit kapitaal vóór de pensioenrichtdatum Aankoop bijzonder partnerpensioen uit kapitaal op of na de pensioenrichtdatum Aankoop bijzonder partnerpensioen bij beëindiging partnerschap na beëindiging deelnemerschap Aankoop NP en WzP bij overlijden gewezen deelnemer vóór de pensioenrichtdatum
ruilfactor
5
conversiefactor
6
conversiefactor
7
conversiefactor
8
conversiefactor
9
Ingang OP of OP/NP na pensioenrichtdatum (uitstel)
uitstelfactor
10
Omzetting OP in direct ingaand TOP
ruilfactor
11
Omzetting gelijkblijvend OP in hoog/laag OP 1.1
ruilfactor
12
Bovengenoemde factoren zijn als volgt vastgesteld: Factornummer
Toelichting op factoren
1
Sekseneutrale uitruilfactor op leeftijd en bestand
2
Sekseneutrale uitruilfactor afgeleid van factor 1 gebaseerd op de uitruilleeftijd
3
Sekseneutrale vervroegingsfactor gebaseerd op leeftijd en bestand
4
Sekseneutrale conversiefactor gebaseerd op leeftijd en bestand
5
Sekseneutrale uitruilfactor op leeftijd, bestand, samenwoning en ruilgedrag
6
Sekseneutrale conversiefactor gebaseerd op leeftijd en bestand
7
Sekseneutrale conversiefactor gebaseerd op leeftijd en bestand
8
Sekseneutrale conversiefactor gebaseerd op leeftijd en bestand
9
Sekseneutrale conversiefactor gebaseerd op leeftijd verzorgde en bestand
10
Sekseneutrale uitstelfactor gebaseerd op leeftijd en bestand
11
Sekseneutrale uitruilfactor gebaseerd op leeftijd en bestand
12
Sekseneutrale uitruilfactor gebaseerd op leeftijd en bestand
82 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 1 Omzetting OP op pensioendatum in lager OP en bijbehorend NP Leeftijd deelnemer Verlagingspercentage OP 65 14,52% 66 15,13% 67 15,75% 68 16,39% 69 17,07% 70 17,77% 71 18,52% 72 19,29% 73 20,08% 74 20,90% 75 21,71%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * (1-0,1452) = € 854,80 ouderdomspensioen en € 598,36 (latent) partnerpensioen op leeftijd 65.
83 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 2 Omzetting OP op ontslagdatum in lager OP en bijbehorend NP Leeftijd deelnemer Verlagingspercentage OP 20 13,37% 21 13,44% 22 13,51% 23 13,58% 24 13,65% 25 13,71% 26 13,78% 27 13,86% 28 13,93% 29 14,01% 30 14,09% 31 14,17% 32 14,24% 33 14,31% 34 14,38% 35 14,45% 36 14,51% 37 14,58% 38 14,64% 39 14,71% 40 14,77% 41 14,83% 42 14,91% 43 14,99% 44 15,07% 45 15,16% 46 15,24% 47 15,33% 48 15,40% 49 15,47% 50 15,53% 51 15,59% 52 15,65% 53 15,70% 54 15,73% 55 15,75% 56 15,75% 57 15,73% 58 15,70% 59 15,66% 60 15,61% 61 15,55% 62 15,48% 63 15,39% 64 15,29% 65 15,13%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 55 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * (1-0,1575) = € 842,50 ouderdomspensioen en € 589,75 (latent) partnerpensioen op leeftijd 55.
84 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 3 Ingang OP of OP/NP of TOP vóór pensioenrichtdatum Leeftijd deelnemer Verlagingspercentage OP Verlagingspercentage OP+NP 55 58,02% 61,95% 56 61,01% 64,83% 57 64,22% 67,89% 58 67,67% 71,13% 59 71,37% 74,58% 60 75,35% 78,23% 61 79,61% 82,11% 62 84,19% 86,21% 63 89,09% 90,55% 64 94,35% 95,14% 65 100,00% 100,00%
Verlagingspercentage TOP 27,49% 31,11% 35,60% 41,31% 48,83% 59,19% 74,56% 100,00%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 0,7535 = € 753,50 ouderdomspensioen op leeftijd 60. Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen en € 700 partnerpensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,* 0,7823 = € 782,30 ouderdomspensioen en € 547,61 partnerpensioen op leeftijd 60. Voorbeeld: € 1.000,- tijdelijk ouderdomspensioen op leeftijd 62 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 0,7456 = € 745,60 tijdelijk ouderdomspensioen op leeftijd 61.
85 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 4 Omzetting kapitaal in OP+NP op pensioendatum Leeftijd deelnemer Conversiefactor OP Conversiefactor OP+NP Conversiefactor TOP 55 24,3868 26,8954 10,0000 56 23,8940 26,4784 9,0000 57 23,3884 26,0472 8,0000 58 22,8693 25,6012 7,0000 59 22,3346 25,1393 6,0000 60 21,7846 24,6616 5,0000 61 21,2187 24,1674 4,0000 62 20,6387 23,6572 3,0000 63 20,0481 23,1323 2,0000 64 19,4479 22,5930 1,0000 65 18,8402 22,0401 0,0000 66 18,2256 21,4738 0,0000 67 17,6042 20,8944 0,0000 68 16,9724 20,3002 0,0000 69 16,3316 19,6924 0,0000 70 15,6819 19,0717 0,0000 71 15,0226 18,4374 0,0000 72 14,3608 17,7933 0,0000 73 13,6970 17,1393 0,0000 74 13,0328 16,4761 0,0000 75 12,3755 15,8083 0,0000
Omzetting kapitaal met pensioenknip (65-70) Conversiefactor TOP 65-70 Conversiefactor TOP+TNP 65-70 Conversiefactor TNP 65-70 Conversiefactor TOP+NP Conversiefactor NP
5,0000 5,2139 0,2139 8,1999 3,1999
Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 65 resulteert in € 10.000,- / 18,8402 = € 530,78 ouderdomspensioen op leeftijd 65. Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 70 resulteert in € 10.000,- / 19,0717 = € 524,34 ouderdomspensioen en € 367,04 partnerpensioen op leeftijd 70. Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 55 resulteert in € 10.000,- / 10,0000 = € 1.000,00 tijdelijk ouderdomspensioen tot leeftijd 65.
86 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 5 Omzetting van verkregen NP terug in OP (ingaande op 65 jaar) Leeftijd deelnemer Uitruilfactor NP 55 25,43% 56 25,43% 57 25,40% 58 25,34% 59 25,26% 60 25,16% 61 25,05% 62 24,92% 63 24,76% 64 24,56% 65 24,26%
Voorbeeld: € 1.000,- partnerpensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 0,2426 = € 242,60 hoger ouderdomspensioen op leeftijd 65.
87 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 6 / 8 / 9 Aankoop latent bijzonder PP uit kapitaal bij beëindiging partnerschap na beëindiging deelnemersschap (factornummer 6 en 8) Leeftijd deelnemer 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Conversiefactor 0,9311 0,9697 1,0104 1,0534 1,0987 1,1469 1,1979 1,2516 1,3079 1,3669 1,4284 1,4924 1,5586 1,6275 1,6990 1,7735 1,8502 1,9294 2,0110 2,0952 2,1814 2,2708 2,3636 2,4606 2,5608 2,6630 2,7667 2,8726 2,9787 3,0863 3,1956 3,3066 3,4199 3,5340 3,6483 3,7628 3,8766 3,9881 4,0978 4,2071 4,3155 4,4230 4,5278 4,6263 4,7177 4,5713
Aankoop PP en WzP uit kapitaal bij overlijden gewezen deelnemer voor de pensioenrichtdatum (factornummer 9)
Leeftijd verzorgde 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Conversiefactor PP 34,0441 33,9182 33,7867 33,6493 33,5062 33,3573 33,2020 33,0402 32,8721 32,6969 32,5143 32,3242 32,1265 31,9205 31,7060 31,4824 31,2500 31,0084 30,7576 30,4972 30,2271 29,9467 29,6556 29,3536 29,0407 28,7168 28,3819 28,0353 27,6780 27,3093 26,9295 26,5383 26,1353 25,7219 25,2967 24,8589 24,4073 23,9429 23,4650 22,9728 22,4668 21,9469 21,4132 20,8659 20,3067 19,7349
Leeftijd verzorgde 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Conversiefactor WzP tot 27 jaar 22,8492 22,2779 21,6876 21,0782 20,4496 19,8018 19,1355 18,4508 17,7476 17,0250 16,2826 15,5195 14,7354 13,9278 13,0943 12,2341 11,3465 10,4304 9,4862 8,5144 7,5157 6,4917 5,4445 4,3776 3,2955 2,2030 1,1038 0,0000
Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 50 resulteert in: € 10.000,- / 3,1956 = € 3.129,30 (latent)bijzonder partnerpensioen bij echtscheiding. € 10.000,- / 26,9295 = € 371,34 ingaand partnerpensioen op leeftijd 50 bij overlijden voor de pensioendatum. Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 14 resulteert in € 10.000,- / 13,0943 = € 763,69 wezenpensioen.
88 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 7 Aankoop latent bijzonder PP bij echtscheiding uit kapitaal op of na de pensioenrichtdatum Leeftijd deelnemer 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Conversiefactor 4,5713 4,6403 4,7003 4,7541 4,8012 4,8426 4,8784 4,9036 4,9176 4,9190 4,9039
Voorbeeld: € 10.000,- spaarkapitaal op leeftijd 70 resulteert in € 10.000,- / 4,8426 = € 2.065,01 (latent)bijzonder partnerpensioen bij echtscheiding.
89 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 10 Ingang OP en OP/NP na pensioenrichtdatum (uitstel) Leeftijd deelnemer Verhogingspercentage OP Verhogingspercentage OP+NP 65 100,00% 100,00% 66 106,19% 105,24% 67 113,11% 110,97% 68 120,84% 117,24% 69 129,53% 124,11% 70 139,29% 131,60% 71 150,28% 139,77% 72 162,67% 148,66% 73 176,70% 158,34% 74 192,63% 168,86% 75 210,82% 180,29%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitstel resulteert in € 1.000,- * 1,1311 = € 1.131,10 ouderdomspensioen op leeftijd 67. Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen en € 700 partnerpensioen op leeftijd 65 voor uitstel resulteert in € 1.000,* 1,1097 = 1.109,70 ouderdomspensioen en € 776,79 partnerpensioen op leeftijd 67.
90 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 11 Omzetting van OP met ingangsleeftijd 65 in TOP tot 65 Leeftijd deelnemer Uitruilfactor OP 55 138,20% 56 156,49% 57 179,51% 58 209,30% 59 249,28% 60 305,60% 61 390,49% 62 532,41% 63 816,59% 64 1669,03%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 3,0560 = € 3.056,00 tijdelijk ouderdomspensioen vanaf leeftijd 60 tot leeftijd 65. Eventueel aanwezig partnerpensioen blijft hierbij ongewijzigd.
91 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Factornummer 12 Omzetting van OP in Hoog/Laag OP (verhouding 100:75) Leeftijd deelnemer 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Verhogingsfactor hoog/laag OP Verhogingsfactor hoog/laag OP (5 jaar hoog) (10 jaar hoog) 124,17% 116,97% 124,00% 116,70% 123,82% 116,42% 123,63% 116,12% 123,43% 115,80% 123,21% 115,46% 122,97% 115,11% 122,73% 114,73% 122,46% 114,33% 122,18% 113,90% 121,87% 113,45% 121,55% 112,98% 121,20% 112,48% 120,82% 111,95% 120,41% 111,41% 119,98% 110,84% 119,51% 110,25% 119,01% 109,64% 118,49% 109,02% 117,93% 108,39% 117,34% 107,75%
Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 1,2187 = € 1.218,70 tijdelijk ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 tot leeftijd 70. Vanaf leeftijd 70 volgt dan een levenslange uitkering van € 1.218,70 * 0,75 = € 914,03. Eventueel aanwezig partnerpensioen blijft hierbij buiten beschouwing. Voorbeeld: € 1.000,- ouderdomspensioen op leeftijd 65 voor uitruil resulteert in € 1.000,- * 1,1345 =
€ 1.134,50 ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 tot leeftijd 75. Vanaf leeftijd 75 volgt dan een levenslange uitkering van € 1.134,50 * 0,75 = € 850,88. Eventueel aanwezig partnerpensioen blijft hierbij buiten beschouwing.
92 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Afkoopfactoren van pensioen Leeftijd
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Levenslang Levenslang Uitgesteld NP NP NP bepaald Ingegaan Ingegaan ingegaan ingegaan OP niet uitruilbaar uitruilbaar voor BPP tijdelijk OP tijdelijk NP pensioen OP pensioen NP tot 65 jaar tot 65 jaar 30,8218 30,7902 3,6604 0,7466 0,8072 0,8421 27,1614 27,1511 30,7078 30,6763 3,8104 0,7821 0,8455 0,8770 26,8974 26,8863 30,5887 30,5574 3,9662 0,8191 0,8852 0,9139 26,6225 26,6104 30,4640 30,4331 4,1280 0,8577 0,9266 0,9527 26,3360 26,3230 30,3333 30,3037 4,2960 0,8979 0,9697 0,9937 26,0373 26,0239 30,1964 30,1690 4,4702 0,9398 1,0149 1,0373 25,7262 25,7128 30,0530 30,0286 4,6509 0,9839 1,0623 1,0834 25,4021 25,3892 29,9028 29,8823 4,8380 1,0301 1,1119 1,1320 25,0648 25,0527 29,7459 29,7302 5,0319 1,0783 1,1638 1,1829 24,7140 24,7031 29,5820 29,5718 5,2327 1,1288 1,2180 1,2363 24,3493 24,3399 29,4112 29,4067 5,4406 1,1813 1,2746 1,2919 23,9706 23,9623 29,2329 29,2347 5,6556 1,2359 1,3334 1,3498 23,5773 23,5702 29,0474 29,0558 5,8781 1,2923 1,3943 1,4097 23,1694 23,1633 28,8542 28,8696 6,1081 1,3507 1,4573 1,4719 22,7461 22,7409 28,6526 28,6756 6,3456 1,4111 1,5225 1,5366 22,3071 22,3025 28,4426 28,4733 6,5908 1,4735 1,5901 1,6040 21,8518 21,8476 28,2243 28,2631 6,8436 1,5377 1,6598 1,6734 21,3806 21,3767 27,9972 28,0446 7,1035 1,6039 1,7316 1,7450 20,8936 20,8897 27,7610 27,8178 7,3705 1,6724 1,8061 1,8188 20,3905 20,3866 27,5156 27,5823 7,6443 1,7428 1,8828 1,8950 19,8712 19,8671 27,2607 27,3380 7,9249 1,8150 1,9616 1,9729 19,3358 19,3314 26,9955 27,0844 8,2117 1,8898 2,0433 2,0537 18,7838 18,7791 26,7189 26,8212 8,5043 1,9675 2,1284 2,1377 18,2146 18,2102 26,4303 26,5480 8,8020 2,0486 2,2170 2,2254 17,6283 17,6248 26,1300 26,2650 9,1043 2,1323 2,3086 2,3160 17,0258 17,0235 25,8188 25,9721 9,4107 2,2176 2,4024 2,4085 16,4081 16,4069 25,4967 25,6692 9,7215 2,3042 2,4978 2,5023 15,7752 15,7748 25,1631 25,3557 10,0368 2,3922 2,5951 2,5980 15,1262 15,1264 24,8189 25,0326 10,3574 2,4806 2,6930 2,6940 14,4614 14,4618 24,4627 24,6991 10,6830 2,5697 2,7925 2,7913 13,7798 13,7803 24,0941 24,3556 11,0136 2,6602 2,8935 2,8902 13,0805 13,0815 23,7127 24,0018 11,3512 2,7515 2,9961 2,9906 12,3614 12,3634 23,3175 23,6373 11,6973 2,8444 3,1007 3,0930 11,6202 11,6238 22,9098 23,2634 12,0531 2,9373 3,2058 3,1962 10,8567 10,8624 22,4894 22,8789 12,4192 3,0297 3,3112 3,2996 10,0701 10,0780 22,0560 22,4829 12,7964 3,1215 3,4165 3,4032 9,2596 9,2693 21,6102 22,0745 13,1848 3,2118 3,5210 3,5061 8,4254 8,4357 21,1530 21,6545 13,5850 3,2990 3,6232 3,6069 7,5680 7,5781 20,6835 21,2222 13,9963 3,3836 3,7236 3,7061 6,6873 6,6964 20,1999 20,7771 14,4167 3,4669 3,8233 3,8049 5,7832 5,7913 19,7024 20,3194 14,8449 3,5478 3,9215 3,9031 4,8576 4,8645 19,1907 19,8492 15,2781 3,6261 4,0183 4,0002 3,9126 3,9182 18,6660 19,3665 15,7144 3,7004 4,1117 4,0951 2,9516 2,9557 18,1319 18,8715 16,1537 3,7672 4,1990 4,1841 1,9782 1,9804 17,5891 18,3658 16,5948 3,8259 4,2792 4,2667 0,9943 0,9950 17,0394 17,8487 17,0394 3,6897 4,1344 4,1344 0,0000 0,0000
93 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Leeftijd
66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
Levenslang Levenslang Uitgesteld NP NP NP bepaald Ingegaan Ingegaan ingegaan ingegaan OP niet uitruilbaar uitruilbaar voor BPP tijdelijk OP tijdelijk NP pensioen OP pensioen NP tot 65 jaar tot 65 jaar 16,4837 17,3210 3,7253 4,1967 4,1967 15,9216 16,7844 3,7511 4,2511 4,2511 15,3502 16,2373 3,7693 4,2997 4,2997 14,7706 15,6801 3,7792 4,3423 4,3423 14,1830 15,1110 3,7813 4,3797 4,3797 13,5867 14,5311 3,7758 4,4121 4,4121 12,9882 13,9447 3,7585 4,4349 4,4349 12,3879 13,3557 3,7296 4,4476 4,4476 11,7872 12,7644 3,6877 4,4488 4,4488 11,1927 12,1727 3,6293 4,4352 4,4352 10,6083 11,5832 3,5533 4,4060 4,4060 10,0334 10,9949 3,4606 4,3619 4,3619 9,4712 10,4091 3,3499 4,3011 4,3011 8,9256 9,8272 3,2205 4,2225 4,2225 8,3947 9,2559 3,0758 4,1288 4,1288 7,8783 8,6974 2,9174 4,0209 4,0209 7,3767 8,1531 2,7467 3,9000 3,9000 6,8933 7,6267 2,5649 3,7681 3,7681 6,4249 7,1164 2,3758 3,6295 3,6295 5,9716 6,6234 2,1825 3,4867 3,4867 5,5380 6,1481 1,9848 3,3387 3,3387 5,1239 5,6953 1,7858 3,1861 3,1861 4,7337 5,2651 1,5869 3,0283 3,0283 4,3677 4,8603 1,3913 2,8656 2,8656 4,0237 4,4822 1,2031 2,7042 2,7042 3,7105 4,1292 1,0223 2,5386 2,5386 3,4230 3,8046 0,8531 2,3740 2,3740 3,1665 3,5078 0,6968 2,2097 2,2097 2,9319 3,2352 0,5573 2,0499 2,0499 2,7077 2,9755 0,4374 1,9054 1,9054 2,5164 2,7448 0,3338 1,7613 1,7613 2,3434 2,5352 0,2481 1,6250 1,6250 2,1883 2,3488 0,1793 1,4924 1,4924 2,0509 2,1815 0,1257 1,3713 1,3713 1,9318 2,0438 0,0854 1,2584 1,2584 1,8327 1,9243 0,0560 1,1541 1,1541 1,7444 1,8183 0,0356 1,0603 1,0603 1,6657 1,7245 0,0220 0,9835 0,9835 1,5958 1,6418 0,0132 0,9163 0,9163 1,5337 1,5691 0,0076 0,8560 0,8560 1,4787 1,5052 0,0042 0,8023 0,8023 1,4302 1,4493 0,0023 0,7545 0,7545 1,3873 1,4005 0,0012 0,7123 0,7123 1,3495 1,3579 0,0006 0,6749 0,6749 1,3163 1,3207 0,0003 0,6421 0,6421
94 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage G – Robeco Beleggingsfondsen Robeco adviesmixen
Adviesmix Overzicht
Eigenschappen Naam:
Mix 1
Mix 2
Mix 3
Mix 4
Mix 5
Mix 6
Mix 7
30
20
15
10
6
2
0
99
30
20
15
10
6
2
0
0
0
0
0
75
100
Robeco
35
30
25
20
10
5
0
Robeco AS Eur Bonds IH Robeco Lux-orente IH SAM Sust. European Eq I
15
20
25
30
40
10
0
15
20
25
30
40
10
0
35
30
25
20
10
0
0
100
100
100
100
100
100
100
Belegginghorizon van: Belegginghorizon tot: Beleggingen Flexioen Spaarrekening
Totaal:
95 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage H – Ervaringssterfte Bij de vaststelling van de actuariële factoren is een correctie op de overlevingskansen toegepast, om het verschil tussen de overlevingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen. Het betreft een leeftijdsafhankelijke vermenigvuldigingsfactor die toegepast wordt op de sterftekansen. Onderstaand zijn de vermenigvuldigingsfactoren per leeftijd en geslacht weergegeven. Tabel G.1 – Leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte
Lft 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
Hoofdverzekerde Man Vrouw 0,556 0,976 0,556 0,976 0,555 0,975 0,554 0,974 0,552 0,971 0,553 0,963 0,556 0,949 0,566 0,933 0,583 0,916 0,608 0,896 0,638 0,883 0,673 0,878 0,708 0,878 0,741 0,879 0,769 0,886 0,790 0,890 0,802 0,886 0,807 0,874 0,808 0,854 0,808 0,827 0,807 0,792 0,808 0,760 0,809 0,732 0,807 0,708 0,801 0,689 0,792 0,673 0,780 0,658 0,766 0,646 0,752 0,637 0,739 0,631 0,729 0,629 0,722 0,629 0,716 0,630 0,714 0,633 0,713 0,637 0,713 0,641 0,715 0,644 0,717 0,647 0,720 0,649 0,724 0,650
Medeverzekerde Man Vrouw 0,671 0,863 0,671 0,863 0,672 0,863 0,673 0,862 0,676 0,861 0,682 0,860 0,690 0,858 0,701 0,858 0,712 0,858 0,723 0,859 0,735 0,861 0,746 0,862 0,756 0,864 0,769 0,863 0,785 0,861 0,801 0,857 0,817 0,852 0,833 0,845 0,847 0,839 0,855 0,833 0,859 0,827 0,860 0,820 0,857 0,814 0,852 0,807 0,849 0,801 0,846 0,795 0,843 0,789 0,842 0,783 0,841 0,779 0,841 0,775 0,843 0,774 0,845 0,775 0,849 0,777 0,854 0,781 0,858 0,786 0,860 0,792 0,861 0,798 0,861 0,805 0,862 0,812 0,864 0,819
Lft 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
Hoofdverzekerde Man Vrouw 0,730 0,652 0,740 0,656 0,752 0,662 0,766 0,673 0,781 0,690 0,794 0,711 0,803 0,735 0,809 0,760 0,810 0,783 0,809 0,804 0,807 0,822 0,805 0,835 0,806 0,846 0,809 0,855 0,815 0,861 0,823 0,867 0,833 0,872 0,842 0,877 0,852 0,881 0,860 0,886 0,868 0,889 0,874 0,892 0,879 0,895 0,882 0,898 0,884 0,901 0,886 0,904 0,888 0,908 0,891 0,912 0,896 0,918 0,903 0,925 0,913 0,932 0,922 0,940 0,932 0,947 0,942 0,955 0,951 0,962 0,961 0,970 0,971 0,977 0,981 0,985 0,990 0,992 1,000 1,000
Medeverzekerde Man Vrouw 0,867 0,828 0,870 0,838 0,875 0,848 0,881 0,859 0,887 0,869 0,892 0,880 0,897 0,890 0,900 0,899 0,901 0,906 0,902 0,912 0,902 0,916 0,902 0,920 0,904 0,923 0,906 0,926 0,910 0,929 0,915 0,932 0,920 0,935 0,924 0,939 0,929 0,942 0,933 0,944 0,936 0,946 0,940 0,947 0,942 0,947 0,944 0,947 0,945 0,948 0,946 0,948 0,947 0,949 0,949 0,950 0,951 0,953 0,954 0,956 0,959 0,961 0,963 0,965 0,968 0,969 0,973 0,974 0,977 0,978 0,982 0,982 0,986 0,987 0,991 0,991 0,995 0,996 1,000 1,000
96 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage I – Investment Beliefs Waarom nemen we risico met de beleggingsportefeuille? Stelling 1 Strategie Stelling Toelichting
Op lange termijn leveren beleggingen in zakelijke waarden een hoger verwachte rendement op dan obligaties.
Uitwerking
Tegenover het nemen van risico door beleggen in zakelijke waarden staat een hogere opbrengst. Wanneer geen risico wordt genomen is het rendement beperkt tot het risicovrije rendement. In dat geval zal de beleggingsportefeuille, indien volledig belegd in vastrentende waarden naar verwachting niet meer opleveren dan de nominale verplichtingen. Zakelijke waarden worden ingezet met het doel om extra rendement te creëren ten behoeve van toeslagverlening. De parameters die in ALM zijn gebruikt worden als realistische uitgangspunten geaccepteerd (niet alleen omdat deze conform SWZ-richtlijnen zijn).
Binnen de beleggingsportefeuille kunnen door het pensioenfonds beleggingen in zakelijke waarden worden gedaan.
Hoe zorgt het fonds ervoor dat in belang van de deelnemers wordt belegd? Stelling 2 Strategie Stelling Bij de inrichting van de beleggingsportefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de pensioenverplichtingen en de ambitie van het fonds. Toelichting
Uitwerking
Het beleggingsbeleid is erop gericht om in eerste instantie de nominale verplichtingen te kunnen nakomen. In tweede instantie is het beleggingsbeleid gericht op het verlenen van toeslagverlenings. Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken, zijn de kenmerken van de pensioenverplichtingen bepalend bij de vormgeving van het beleggingsbeleid.
De afstemming van beleggingen op verplichtingen wordt onderzocht door middel van een regelmatig uit te voeren ALM studie. 97 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Hoe kijkt het pensioenfonds aan tegen rente- en valutarisico? Stelling 3 Strategie Stelling Toelichting
Uitwerking
Het pensioenfonds laat ruimte voor visie op de richting van de rente of valuta. Insteek hierbij is dat dit dan niet gedaan wordt om geld te verdienen, maar om risico’s af te dekken. Anders dan zakelijke waarden, worden rente en valuta niet beschouwd als beleggingscategorieën, die op lange termijn zullen stijgen dan wel dalen. Er valt derhalve geen extra rendement te verdienen op rente- of valutabewegingen, aangezien de lange termijn richting van rente en valuta onzeker is. Bewegingen in rente en valuta leiden wel tot risico’s. Er worden geen posities ingenomen in rente- of valuta-instrumenten, met als doel om te profiteren van rentestijgingen/dalingen of valutastijging/dalingen. Het fonds richt zich derhalve op het managen van de risico’s van rente en valuta. Periodiek (4 x per jaar) buigt het bestuur zich over de ontwikkelingen op het gebied van rente en valuta.
Waarom vinden we spreiding binnen de beleggingsportefeuille van belang? Stelling 4 Strategie Stelling Toelichting
Uitwerking
Diversificatie is van belang voor het reduceren van risico’s, maar daar zitten grenzen aan. Spreiding van de beleggingen over verschillende beleggingscategorieën voorkomt dat “alle eieren in een mandje worden gelegd” Het leidt tot reductie van de portefeuille risico’s, omdat daling van de ene categorie kan worden gecompenseerd door stijging van een andere categorie. Echter, diversificatievoordelen kunnen wegvallen in extreem slechte marktomstandigheden, wanneer alle categorieën tegelijk dalen. Diversificatie komt ook tot uitdrukking in het risicobudget, omdat door correlatie-effecten de som van de afzonderlijke risico’s van de beleggingen, op totaalniveau wordt gereduceerd. Het fonds streeft naar een evenwichtige beleggingsportefeuille, die voldoende is gespreid over meerdere categorieën/sectoren/regio’s/ratings. Het fonds is zich bewust van de beperkingen aan diversificatie (bijvoorbeeld onderzocht aan de hand van een ALM studie). Daarnaast dient een beleggingscategorie voldoende groot te zijn wat betreft allocatie om diversificatievoordeel op te leveren in de portefeuille.
98 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Wat is de houding van het fonds ten aanzien van complexe beleggingen? Stelling 5 Strategie Stelling Het fonds belegt alleen in beleggingscategorieën en -strategieën die het begrijpt. Toelichting Een beleggingscategorie moet voldoende duidelijk zijn voor het fonds, voordat het overweegt erin te beleggen. Er moet voldoende begrip zijn van de werking en risico’s zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Uitwerking Het fonds onderzoekt de kenmerken van iedere mogelijke nieuwe beleggingscategorie. Bij twijfel of onbegrip over een product wordt daarin niet belegd. Het fonds spant zich in om beleggingskennis op een adequaat niveau te houden en/of brengen. Hoe gaat het fonds om met bewegingen in de beleggingsmix? Stelling 6 Uitvoering Stelling Het fonds wil slechts beperkt afwijken van de strategische mix. Toelichting Door bewegingen van de beleggingen zullen in de feitelijke allocatie afwijkingen ontstaan ten opzichte van de strategische mix. Deze afwijkingen zijn in beperkte mate gewenst. Bandbreedtes zijn gedefinieerd en er is een dynamisch beleid gevormd. Keuzes worden altijd expliciet besproken in beleggingscommissie. Uitwerking Het fonds hanteert bandbreedtes rondom de strategische mix, zodat afwijkingen mogelijk zijn, maar wel beperkt. Als de bandbreedtes worden overschreden, vindt onmiddellijk overleg plaats, om te bepalen of en hoe de portefeuille wordt geherbalanceerd. Welke keuze maakt het pensioenfonds ten aanzien van actief versus passief beleggen? Stelling 7 Uitvoering Stelling Toelichting
Uitwerking
Actief beleggen leidt niet zonder meer tot extra rendement. Er is geen zekerheid dat via actief beleggen de markt kan worden verslagen. Dit geldt bijvoorbeeld voor beleggingen in efficiënte markten, waarin outperformance ten opzichte van de index op langere termijn moeilijk te realiseren is. In die gevallen verdient passief beleggen de voorkeur. Per beleggingscategorie onderzoekt het fonds of actief dan wel passief beleggen dient plaats te vinden. Dit is een onderdeel van de regelmatige evaluatie van mandaten. 99 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Hoe gaat het fonds om met derivaten? Stelling 8 Uitvoering Stelling Toelichting
Het gebruik van derivaten is primair gericht op het reduceren van risico’s. Inzet van (losse) derivaten mag niet leiden tot vergroting van risico’s in de portefeuille. Dit is het geval als derivaten worden ingezet om met een beperkte investering een groot risico te nemen. Echter binnen beleggingsfondsen of mandaten wordt het gebruik van derivaten niet uitgesloten, op voorwaarde dat de inzet van derivaten past binnen het beleid en fondsvoorwaarden/ mandaatcriteria.
Uitwerking
Bij valutabeleid is er géén sprake van een rendementsdoelstelling. Het rentebeleid wordt ingevuld middels een matching en return benadering. De matching portefeuille is primair gericht op het reduceren van risico’s.
Hoe stelt het pensioenfonds zich op ten aanzien van nieuwe beleggingsvormen? Stelling 9 Uitvoering Stelling Toelichting
Uitwerking
Het fonds wil geen voorloper zijn bij investeren in nieuwe beleggingscategorieën, mits het product/ de beleggingscategorie duidelijk en inzichtelijk is voor wat betreft risico’s. Het fonds wil pas investeren in een product als het zich voldoende bewezen heeft of als het voldoende transparant is. Randvoorwaarden zijn: een voldoende grote markt en voldoende informatie over behaalde rendementen en risico’s. Het mogelijke voordeel door vroegtijdig in te stappen in nieuwe producten zou het fonds kunnen benutten. Het fonds belegt alleen in bekende en voldoende volwassen beleggingsproducten. Of het fonds wel of geen voorloper is, hangt af van de duidelijkheid van een product/categorie en de inzichtelijkheid van de risico's.
100 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Hoe gaat het fond om met verantwoord beleggen? Stelling 10 Uitvoering Stelling Toelichting Uitwerking
Het fonds hecht belang aan maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB), maar dit is geen beperkende factor. Gegeven de omvang van het fonds wordt onderkend dat inhoudelijke invulling van MVB moeilijk is. Het fonds beheerst MVB marginaal en heeft ook niet de ambitie om hogere ethische normen te hanteren. Bij iedere investering wordt maatschappelijk verantwoord beleggen in de beslissing meegenomen, maar dit is geen hoofdreden tot niet investeren.
Hoe wil het fonds het beleggingbeheer uitvoeren? Stelling 11 Uitvoering Stelling Toelichting Uitwerking
Het fonds houdt de mogelijkheid open zelf te beleggen. Het fonds heeft bewust gekozen om de expertise van beheerders te gebruiken, maar schrikt ook niet terug om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor onderdelen die voldoende kunnen worden overzien en beheerst. Via een overeenkomst heeft het fonds duidelijke afspraken gemaakt over de taken die bij de vermogensbeheerder zijn ondergebracht. Lange staatsobligaties zijn in eigen beheer en valuta afdekking is grotendeels zelf (met hulp van custodian en consultant) ingericht.
Op welke wijze beoordeelt het pensioenfonds de prestaties van de beleggingen? Stelling 12 Risicomanagement Stelling Toelichting
De ontwikkeling van beleggingsportefeuille wordt regelmatig en in relatie tot verplichtingen beoordeeld. Omdat de beleggingsstrategie is afgestemd op verplichtingen, geven de beleggingsrapportages inzicht in de ontwikkeling van zowel beleggingen als verplichtingen. Als alleen zou worden geconcentreerd op de beleggingen en outperformances, ontstaat een eenzijdig en onvolledig beeld van de financiële ontwikkeling van het fonds. 101 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Uitwerking
Rapportage vindt regelmatig plaats (minimaal vier maal per jaar).
Inzicht in de beleggingsportefeuille komt tot stand via regelmatige beleggingsrapportages van de vermogensbeheerders en risicorapportages van de consultant. Per kwartaal is er een uitgebreid rapport, en op maandbasis een beknopte variant. Daarin is aandacht voor zowel beleggingen als verplichtingen.
Hoe krijgt het fonds een compleet beeld van de risico’s van de beleggingen? Stelling 13 Risicomanagement Stelling Toelichting
Uitwerking
Beoordeling van beleggingen vindt plaats aan de hand van zowel kwantificeerbare als kwalitatieve risico’s. Kwantificeerbare risico’s zijn in cijfers uit te drukken, zoals bijvoorbeeld tracking-error, risicobudget of volatiliteit. Onder kwalitatieve risico’s wordt onder meer verstaan: liquiditeits-, tegenpartij- of concentratierisico’s. Beide zijn nodig om een compleet beeld te krijgen van de risico’s van de beleggingen. Voor de beoordeling van de beleggingen worden alle risico’s in kaart gebracht en in de rapportages gevolgd. Per kwartaal vindt monitoring plaats. Per jaar en 3 jaar worden vermogensbeheerders uitgebreid geëvalueerd.
Hoe vergroot het pensioenfonds het inzicht in beleggingsfondsen? Stelling 14 Risicomanagement Stelling Het fonds wil alleen beleggen in fondsen met voldoende transparantie. Toelichting
Uitwerking
Het fonds wil op de haar gewenste momenten inzicht hebben in de onderliggende beleggingen van de portefeuille. Bij veel beleggingsfondsen is namelijk onduidelijk welke onderliggende stukken in het fonds zitten. Dit is niet gewenst. Voor een goede beoordeling van de risico’s is transparantie noodzakelijk. Het fonds wil alleen beleggingen in fondsen waarvoor het “look-through” principe geldt.
102 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Hoe kritisch is het pensioenfonds op (statistische) aannames en risicomaatstaven? Stelling 15 Risicomanagement Stelling Risicomaatstaven en rendementsverwachtingen zijn niet 100% betrouwbaar. Toelichting De inputparameters voor ALM studies zijn zeer bepalend voor de uitkomsten. Daarom dienen aannames realistisch te zijn en kritisch te worden bekeken. Risicomaatstaven zijn gevoelig voor de aannames in de berekening, zoals de horizon waarover ze zijn bepaald. Ook hanteren van een tracking error vooraf betekent niet dat de risico’s achteraf ook binnen die maat zullen blijven. Overkwantificeren van risico’s leidt tot schijnzekerheid. Uitwerking De ALM parameters zijn uitvoerig besproken en expliciet geaccepteerd in de wetenschap dat de realiteit heel anders kan zijn.
103 van 117
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bijlage J –Crisisplan
Crisisplan Stichting Pensioenfonds Heinz
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................ 3 Elementen van een crisisplan ............................................................................................... 3 Inhoud crisisplan ................................................................................................................. 3 1. Wanneer is er sprake van een crisis ............................................................................ 4 2. Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten ....................................................................................................... 4 3. Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis .............................................................................................................. 5 4. Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen ........................................................ 8 5. Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen .............. 10 6. Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging .............................................................................................. 11 7. Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer .............................................................................................................. 12 8. Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven....................................................... 13 9. Op welke wijze wordt het crisisplan periodiek getoetst............................................ 14 Inwerkingtreding................................................................................................................. 14
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
3
Inleiding Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Heinz (verder te noemen: Pensioenfonds Heinz c.q. het pensioenfonds) heeft besloten om een financieel crisisplan op te stellen. Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het bestuur van het pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Elementen van een crisisplan In dit crisisplan wordt ingegaan op de volgende elementen: 1.
Wanneer is er naar de mening van het pensioenfonds sprake van een crisis;
2.
Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten;
3.
Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis;
4.
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen;
5.
Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen;
6.
Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging;
7.
Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer;
8.
Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven;
9.
Op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst.
Deze negen elementen komen terug in de negen paragrafen van dit crisisplan. Inhoud crisisplan Hierna wordt door het bestuur achtereenvolgens ingegaan op de genoemde elementen om zo te komen tot een crisisplan voor Pensioenfonds Heinz. Dit crisisplan zal na consultatie door het Verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds worden voorgelegd aan De Nederlandsche Bank. Na instemming door De Nederlandsche Bank zal het ter kennisneming aan de deelnemers worden voorgelegd. Het crisisplan dient niet te worden verward met een herstelplan. In een herstelplan wordt door het bestuur aangegeven op welke wijze en met de inzet van welke sturingsmiddelen het herstel binnen de gestelde termijnen kan worden gerealiseerd. Het pensioenfonds beschikt over een lopend herstelplan. In dit crisisplan wordt tevens aangegeven hoe het bestuur zal handelen in de situatie dat er geen herstel binnen de gestelde termijnen is te verwachten. Overigens merkt het bestuur op dat er wel een relatie is tussen een herstelplan en een crisisplan, in die zin dat het aantal resterende jaren in een (eventueel) lopend herstelplan mede bepaalt 21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
wanneer sprake is van een crisissituatie. Of een fonds naar verwachting tijdig kan herstellen wordt in hoge mate bepaald door niveau en vorm van de rentecurve, alsmede van de hoogte van verwachte toekomstige rendementen.
1. Wanneer is er sprake van een crisis
Het bestuur heeft als belangrijkste doelstelling het waarborgen van de nominale pensioenaanspraken. Haar secundaire doelstelling is het streven naar toeslagverlening. Het pensioenfonds bevindt zich in een (duurzaam) financieel gezonde situatie wanneer de dekkingsgraad 125% of hoger is. De mate van crisis hangt af van de mate waarin de dekkingsgraad onder dit niveau daalt. Het bestuur van het pensioenfonds is in het verlengde van haar doelstellingen van mening dat er sprake is van een crisissituatie indien er geen volledige toeslagverlening meer kan plaatsvinden. Daarbij onderscheidt het bestuur verschillende stadia van een crisissituatie, waarbij achtereenvolgens de secundaire en primaire doelstelling in gevaar komen: 1. De aanwezige dekkingsgraad is lager dan 100% + vereist eigen vermogen, waardoor er conform het toeslagbeleid van het pensioenfonds geen (volledige) toeslagen worden toegekend6. 2. Er is geen herstel (meer) mogelijk binnen de hiervoor wettelijk gestelde termijnen zonder de opgebouwde aanspraken en rechten te korten. In deze fase van een crisissituatie wordt tevens de continuïteit van het pensioenfonds bedreigd. Hierin onderscheidt de tweede fase van een crisissituatie zich van de eerste fase (een herstelsituatie). Bij een herstelsituatie is het mogelijk te herstellen binnen de gestelde wettelijke termijnen, zonder dat gebruikmaking van de kortingsmaatregel nodig is.
2. Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten
Het per 31 december 2011 berekende minimaal vereist eigen vermogen is 4,4%. De minimaal vereiste nominale dekkingsgraad is derhalve gelijk aan 104,4%. Vanwege de vorm van de rentecurve en de hoogte van de toekomstige rendementen is niet in algemene zin vast te stellen bij welke dekkingsgraad een fonds niet meer kan herstellen zonder te korten. In feite is een mogelijke korting aan de orde bij alle dekkingsgraden onder het zogenaamde kritieke pad, dat ten dele wordt bepaald door marktomstandigheden. Per 31 december 2011 bedraagt de kritische dekkingsgraad 93,5%. Deze kritische dekkingsgraad is gebaseerd op een hersteltermijn van 3 jaar. Hieronder geeft het pensioenfonds bij verschillende standen van de rente en het verwacht rendement een indicatie van de dekkingsgraad waarbij korten nodig is om tijdig uit herstel (korte termijn: 3 jaar) te zijn: Totaal effect dekkingsgraad 1e 3 jaar
6
Voor het toeslagenbeleid wordt het vereist eigen vermogen niet lager vastgesteld dan 15%.
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Scenario
Gemiddelde rekenrente
Verwacht rendement
Kritische dekkingsgraad
M1 premie
M2 uitkering
M5 rendement
M6 overig
A: Ultimo 2011
2,8%
4,8%
93,5%
1,5%
-0,3%
9,3%
0,4%
B
3,8%
4,8%
95,1%
2,7%
0,0%
6,4%
0,2%
C
3,8%
5,8%
92,5%
3,0%
-0,3%
9,2%
0,0%
D
1,8%
2,8%
97,4%
0,3%
0,1%
6,7%
-0,1%
E
1,8%
3,8%
94,6%
0,3%
-0,1%
9,6%
0,0%
Hierbij is de structuur van de RTS per 31 december 2011 als standaard gebruikt. De gemiddelde RTS bedroeg toen 2,8%. Vervolgens is de RTS in de diverse scenario’s opgehoogd of verlaagd met het verschil tussen de 2,8% en de gemiddelde RTS in het betreffende scenario (parallelle verschuiving). De feitelijke ontwikkeling van een dekkingsgraad is natuurlijk bepalend of korten al dan niet noodzakelijk is. In het kader van het beleggingsbeleid heeft het bestuur voor een aantal stress scenario’s onderzocht wat de ondergrens is waar de dekkingsgraad op dit moment (ca. 105%) binnen een jaar naar kan dalen, dit niveau ligt rond de 85%. Het is dus mogelijk dat het pensioenfonds in een situatie terechtkomt waarin korten noodzakelijk wordt.
3. Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis
Het is van groot belang om te voorkomen dat het pensioenfonds in een crisissituatie terecht komt. Daarom wordt periodiek via ALM studies getoetst of premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid nog voldoende robuust zijn vormgegeven. Hierbij wordt het beleid getoetst binnen verschillende economische hoofdscenario’s en ook varianten van toeslagbeleid en beleggingsbeleid worden nader onderzocht. Het bestuur van het pensioenfonds heeft, rekening houdend met haar fondsdocumenten, de volgende sturingsmiddelen tot haar beschikking: I. II. III. IV. V.
Het al dan niet wijzigen van het premiebeleid in overleg met sociale partners Het al dan niet verlenen van toeslagen Het al dan niet aanpassen van het beleggingsbeleid Het al dan niet aanpassen van de opbouw in enig jaar danwel de pensioenregeling Het al dan niet korten van opgebouwde pensioenrechten en –aanspraken
Niet voor alle bovenstaande sturingsmiddelen geldt dat het bestuur van het pensioenfonds zelfstandig kan besluiten het sturingsmiddel in te zetten. Zo is het bestuur van het pensioenfonds niet zelfstandig bevoegd over te gaan tot aanpassing van het premiebeleid en aanpassing van de pensioenregeling.
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het bestuur van het pensioenfonds is van mening dat het zich primair dient te richten op de sturingsmiddelen die op basis van de fondsdocumenten zelfstandig door het bestuur kunnen worden ingezet, zonder overleg of medewerking van derden zoals de werkgever of sociale partners7. Zo wordt ook het meeste recht gedaan aan de onafhankelijke positie en de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Wel zal het bestuur de sociale partners in noodscenario’s benaderen om te bekijken of aanvullende maatregelen mogelijk zijn die niet onder de bevoegdheid van het bestuur vallen. I.
Het al dan niet wijzigen van het premiebeleid in overleg met sociale partners
Hoewel het premiebeleid niet een sturingsmiddel is dat zelfstandig door het bestuur kan worden ingezet en de werkgever op grond van de uitvoeringsovereenkomst niet verplicht kan worden extra premies af te dragen zal het bestuur in een crisissituatie wel trachten dit sturingsmiddel in te zetten door in overleg te treden met de sociale partners voor een aanvullende (herstel)premie. Daarbij kunnen twee stappen worden onderscheiden: a. Verhogen van de premie naar kostendekkend niveau; b. Verzoek tot betaling van extra (herstel)premie boven het kostendekkend niveau. Het bestuur zal indien nodig beide stappen doorlopen, maar beseft dat de inzet van sturingsmiddel b. volledig op basis van vrijwilligheid van de werkgever is. De inzet hiervan zal dan ook sterk afhankelijk zijn van de situatie van de onderneming op dat moment. II.
Het al dan niet verlenen van toeslagen
Het toeslagbeleid is voorwaardelijk en is daarom een belangrijk sturingsmiddel dat de herstelkracht van het pensioenfonds in belangrijke mate bevordert. In de Uitvoeringsovereenkomst, reglement en ABTN is het beleidskader voor het toeslagbeleid vastgelegd: - Actieven worden voorwaardelijk geïndexeerd met looninflatie; - Niet-actieven worden voorwaardelijk geïndexeerd met prijsinflatie; - Er wordt als leidraad een staffel gehanteerd, waarbij de mate van toekenning van toeslagen afhankelijk is van de dekkingsgraad. Bij een dekkingsgraad lager dan 110% worden geen toeslagen toegekend. Bij een dekkingsgraad tussen 110% en 115% worden gedeeltelijk toeslagen toegekend en boven 115% worden volledig toeslagen toegekend (voor zover de dekkingsgraad hierdoor niet onder 115% daalt).. Uit analyses in het kader van het herstelplan en de continuïteitsanalyse blijkt dat dit sturingsmiddel effectief is. Het inzetten van dit sturingsmiddel houdt in dat prioriteit wordt gegeven aan de hoofddoelstelling van het fonds (waarborgen nominale aanspraken) boven de secundaire doelstelling van het streven naar toeslagverlening.
7
Voor een aantal maatregelen zal tevens advies van het Verantwoordingsorgaan worden gevraagd.
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
III.
Het al dan niet aanpassen van het beleggingsbeleid
Het pensioenfonds hanteert een dynamisch beleggingsbeleid waarin op basis van bepaalde triggers in de financiële markten en de financiële positie van het pensioenfonds overgegaan wordt naar een risicovoller of meer risicomijdend tactisch beleggingsbeleid. Afhankelijk van de fase van de crisissituatie zal minder risico worden genomen. Dit zorgt ervoor dat de kans op een verdere verslechtering van de financiële positie kleiner wordt, maar vertraagt ook in bepaalde mate het herstel omdat het opwaarts potentieel afneemt. De prioriteit wordt gegeven aan de primaire doelstelling van het waarborgen van de nominale aanspraken. IV.
Het al dan niet aanpassen van de opbouw in enig jaar dan wel de pensioenregeling
Omdat het bestuur gebruik kan maken van de gesplitste kortingsregeling, is het aanpassen van de pensioenopbouw in enig jaar een sturingsmiddel als de kostendekkende premie in dat jaar meer bedraagt dat de afgesproken premie in de uitvoeringsovereenkomst en op andere wijzen niet in het tekort kan worden voorzien. Tevens treedt het bestuur dan in overleg met de sociale partners over verhoging van de premie dan wel aanpassing van de pensioenovereenkomst c.q. de pensioenregeling. Het al dan niet korten van opgebouwde pensioenrechten en –aanspraken
V.
Het korten van opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken is een uiterste maatregel die het bestuur ter beschikking staat als geen andere sturingsmiddelen meer ter beschikking staan. Ondanks dat het uitgangspunt voor het bestuur zal zijn dat alle deelnemers gelijk zullen worden gekort, zal het bestuur het effect van deze kortingsmaatregel op dat moment nader onderzoeken. Het bestuur zal in de dan geldende crisissituatie waarin korten noodzakelijk is een onderzoek uitvoeren naar de oorzaken van de crisissituatie. Er zal in kaart worden gebracht welke groepen er onderscheiden kunnen worden en in welke mate elke groep heeft
bijgedragen aan de oorzaak van de crisis;
bijgedragen heeft aan het herstel van de crisis.
Er zal rekening worden gehouden met maatregelen die in het verleden zijn genomen, zoals de overgang van de eindloonregeling naar een middelloonregeling. Het bestuur realiseert zich dat niet alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in een dergelijk scenario procentueel gelijk worden gekort. Het bestuur is er zich terdege van bewust dat het verschillend verdelen van de kortingsmaatregelen gecompliceerd kan zijn. Ieder individu kan immers in het verleden gedurende verschillende periodes deel hebben uitgemaakt van verschillende groepen en zodoende heeft ieder individu een afwijkende bijdrage aan herstel en ontstaan van de crisis geleverd. Er dient daarom een zorgvuldige afweging gemaakt te worden. Dit uit overwegingen van evenwichtige belangenbehartiging.
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Eventuele kortingsmaatregelen zullen niet worden toegepast op de voorziening voor de beschikbare premieregelingen. Deze voorzieningen zijn immers al rechtstreeks geraakt door de daling van de waarde van de beleggingen. Een bijzondere groep in het kader van kortingsmaatregelen betreft de groep die in de periode tussen de aankondiging van een kortingsmaatregel en de toepassing daarvan pensioneert vanuit de beschikbare premieregeling en het kapitaal aanwendt voor inkoop van pensioen bij het pensioenfonds. Het bestuur zal bij het in kaart brengen van mogelijke kortingsmaatregelen rekening trachten te houden met deze specifieke groep om te voorkomen dat deze groep onevenwichtig wordt geraakt door de crisis.
Andere sturingsmiddelen In een crisissituatie zal het bestuur bestaande sturingsmiddelen inzetten om de crisissituatie het hoofd te bieden. Daarnaast zal het bestuur andere sturingsmiddelen die de herstelkracht van het pensioenfonds bevorderen in overweging nemen, voor zover daar ruimte voor is binnen de pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst. Daarbij zal ook worden gekeken naar de mogelijkheid van een pension buy-out of herverzekeringsconstructie. 4. Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen
I.
Het al dan niet wijzigen van het premiebeleid in overleg met sociale partners Hoewel het premiebeleid niet een sturingsmiddel is dat zelfstandig door het bestuur kan worden ingezet en de werkgever op grond van de uitvoeringsovereenkomst niet verplicht kan worden extra premies af te dragen is dit sturingsmiddel de afgelopen jaren toch enkele malen met succes ingezet. Volgens de uitvoeringsovereenkomst treedt het bestuur in overleg met de aangesloten werkgevers bij een aanwezig eigen vermogen dat lager is dan het minimaal vereiste eigen vermogen (dekkingstekort) en/of wanneer de premie dreigt niet meer kostendekkend te zijn in enige situatie. De aangesloten werkgevers kunnen in dat kader in overleg treden met ondernemingsraad en de bij de pensioenregeling betrokken werknemersverenigingen ten einde nadere afspraken te maken over de pensioenovereenkomst. Daarbij kunnen dan ook twee stappen worden onderscheiden: a. Verhogen van de premie naar kostendekkend niveau; b. Verzoek tot betaling van extra (herstel)premie boven het kostendekkend niveau. Het bestuur zal indien nodig beide stappen doorlopen, maar acht de inzet van sturingsmiddel b. minder realistisch en evenwichtig. De groep deelnemers aan de middelloonregeling is de laatste jaren afgenomen ten opzichte van de groep deelnemers aan de beschikbare premieregeling en deze trend zal zich in de toekomst voortzetten. Het premiebeleid als sturingsmiddel is daarom veel minder effectief geworden (zie ook hoofdstuk 5.).
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Het uitgangspunt is dat de premie voor de middelloonregeling kostendekkend is. Indien gedurende de looptijd van de uitvoeringsovereenkomst blijkt dat de overeengekomen premie niet langer kostendekkend is (bijvoorbeeld doordat de rente gedaald is), zal het bestuur een verzoek indienen bij de werkgever voor verhoging van de premie naar kostendekkend niveau (maatregel a.). Het bestuur zal indien nodig een verzoek doen bij de werkgever voor een extra premie (maatregel b.), maar realiseert zich dat dit volledig op basis van vrijwilligheid van de werkgever is. Het zal dan ook sterk afhangen van die situatie van de onderneming op dat moment of de effectieve inzet van maatregel b. verwacht kan worden vanuit het oogpunt van evenwichtigheid en consistentie. II.
Het al dan niet verlenen van toeslagen Het toeslagbeleid van het pensioenfonds is voorwaardelijk en kan worden gekenmerkt als variant D6 uit de toeslagenmatrix. Dit houdt in dat het bestuur jaarlijks beslist of er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om een toeslag toe te kennen. In crisisscenario’s zullen in de regel geen toeslagen worden toegekend. Dit volgt uit het in de ABTN vastgelegde toeslagbeleid. Daarin is tevens vastgelegd (paragraaf 9.2) hoe gemiste toeslagen in de toekomst hersteld kunnen worden.
III.
Het al dan niet aanpassen van het beleggingsbeleid
Voor de eventuele extra maatregelen op beleggingsgebied geldt dat dit beleid niet wordt gewijzigd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Het dynamische beleggingsbeleid van het pensioenfonds biedt de mogelijkheid risico’s aan te passen. IV.
Het al dan niet aanpassen van de pensioenregeling (gesplitste kortingsregeling)
In geval een hogere (kostendekkende) premie dan de in de uitvoeringsovereenkomst overeengekomen doorsneepremie benodigd is – en CAO-partijen zijn niet bereid om de premie te verhogen danwel de regeling te versoberen – zal het bestuur gebruik het bestuur besluiten de opbouw in het jaar zodanig te korten dat de premie alsnog voldoende is om – met inachtneming van de wettelijke eisen aangaande kostendekkendheid - de opbouw in het betreffende jaar te kunnen dekken. Deze bevoegdheid is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement en de ABTN. Omdat het aantal deelnemers in de middelloonregeling de afgelopen jaren is afgenomen en ook in de toekomst verder zal dalen is de impact van het korten van de opbouw in een jaar op de dekkingsgraad beperkt (zie ook hoofdstuk 5.). Bij het inzetten van dit sturingsmiddel zal het bestuur bij haar besluitvorming rekening houden met deze beperkte impact. Het al dan niet korten van opgebouwde pensioenrechten en –aanspraken
V.
Als de dekkingsgraad zich gedurende langere tijd onder het kritieke pad begeeft en de overige maatregelen zijn uitgeput om binnen de wettelijke termijn uit een dekkingstekort te komen moet het fonds ertoe overgaan de opgebouwde rechten en aanspraken te korten. Deze bevoegdheid is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement en de ABTN. Tevens is in de ABTN vastgelegd (paragraaf 9.2) hoe gekorte aanspraken in de toekomst eventueel hersteld kunnen worden. De hierboven genoemde maatregelen zijn in de volgende fondsdocumenten (hoofdstukken, dan wel artikelen) terug te vinden: 21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Bepalingen over
Pensioenreglement
Uitvoeringsreglement ABTN
Toeslagen Beleggingsbeleid Premie
26 N.v.t. 24, 37 en 49
4 N.v.t. 2
Aanpassen regeling Korten opgebouwd pensioen
15.1 15.2
3 en 7 6
7.4 7.3 3.4, 7.2 en 8.1 8.1 3.4 en 9.1
5. Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen
Het bestuur van het pensioenfonds is van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om korten te voorkomen (primaire doelstelling). Daarom worden alle mogelijke maatregelen geïnventariseerd en beoordeeld op effectiviteit en haalbaarheid. In onderstaande tabel is een indicatie weergegeven van de financiële effecten van de maatregelen op de dekkingsgraad van het pensioenfonds: Inzet
Toeslagverlaging
Effect dekkingsgraad na 1 jaar (ca.) 1,0%-punt
Beleggingsbeleid
1,0% van de TV Nvt
Premieverhoging
2,0% vd PG
0,1%-punt
Verlaging opbouwpercentage Korting
0,25% vd PG
0,2%-punt
1,0%
1,0%-punt
21 juni 2012
Nvt
Opmerkingen
Uitgaande van toeslag op alle aanspraken en rechten In geval van crisis leidt het dynamisch beleggingsbeleid tot een meer risicomijdende beleggingsmix Premieverhoging uitgedrukt in % pensioengrondslagsom Verlaging opbouwpercentage van 1,5% naar 1,25% vd PG Korting op alle aanspraken en rechten
Stichting Pensioenfonds Heinz
6. Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging
Het totale financiële beleid (geheel van premiebeleid, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en kortingsmaatregel) van het pensioenfonds is vastgelegd in de diverse fondsdocumenten en is besproken met de diverse belanghebbenden in het bestuur, het Verantwoordingsorgaan en in het verantwoordingsorgaan (werkgever, deelnemers, gepensioneerden). Het pensioenfonds heeft voor de evenwichtige belangenafweging een aantal criteria benoemd. effectiviteit: wat is het effect op de dekkingsgraad? proportionaliteit: weegt het effect op tegen de impact op de verschillende doelgroepen? solidariteit: zijn de bijdragen van de verschillende belanghebbenden met elkaar in evenwicht? continuïteit: zijn de maatregelen verstandig met het oog op voorzienbare toekomstige ontwikkelingen? Aan de hand van deze criteria zal per crisismaatregel een afweging gemaakt worden van de evenwichtigheid. Daarbij zal tevens gekeken worden naar de mate waarin verschillende groepen in het verleden zijn geraakt door maatregelen en in welke mate ze hebben bijgedragen aan het ontstaan van een crisis en aan al eerder ingezette herstelmaatregelen. In het kader van de evenwichtigheid van de maatregelen heeft het in onderstaand figuur weergegeven op welke stakeholders de verschillende maatregelen impact hebben: Impact maatregelen
Premiebeleid Toeslagen Beleggingsbeleid Aanpassen regeling Korten van aanspraken en rechten
Actieve deelnemers X X X X X
Gewezen deelnemers
Pensioen gerechtigden
Werkgever X
X X
X X X
X
X
Bij het (gedeeltelijk) niet verlenen van toeslagen wordt geen onderscheid gemaakt tussen actieven en inactieven (zie hoofdstuk 7.4 van de ABTN). Op deze wijze wordt ook in het toeslagbeleid tegemoet gekomen aan een evenwichtige belangenafweging. In een crisissituatie treedt het bestuur in overleg met de werkgevers en deelnemers omtrent een extra pensioenpremie. Daarbij worden twee stappen onderscheiden (zie hoofdstuk 3. en 4.). Om effectief bij te dragen aan herstel van de dekkingsgraad zou de premie zodanig moeten worden verhoogd dat de impact van de maatregel op de actieve deelnemers en de werkgever zeer groot is. In het kader van proportionaliteit zal het in de meeste gevallen niet wenselijk zijn om de premie te verhogen tot een niveau boven de kostendekkende premie. Aanpassing van de pensioenregeling voor de actieve deelnemer als de pensioenpremie ontoereikend is, is een middel dat kan worden ingezet als werkgevers en werknemers niet bereid
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
zijn de premie te verhogen. Het bestuur heeft hier in principe geen ruimte om een andere belangenafweging te maken. Een eventuele korting van de pensioenaanspraken en de pensioenrechten vindt voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden naar evenwichtigheid plaats. Daarbij zal bij de beoordeling van de evenwichtigheid voor de maatregel voor pensioengerechtigden specifiek gekeken worden naar de groep gepensioneerden vanuit de beschikbare premieregelingen. Het bestuur is van mening dat het premiebeleid, het toeslagbeleid en de kortingsafspraken in samenhang bezien een evenwichtig geheel is van de belangen van de verschillende belanghebbenden. Ingeval er sprake is van herstel dan zullen de financiële middelen achtereenvolgens worden ingezet (zie paragraaf 9.2 van de ABTN):
voor volledig (en duurzaam) herstel uit dekkings- en reservetekort (dekkingsgraad 125% of meer) herstellen van (gesplitste) korting herstellen van gemiste toeslagen
7. Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer
Het bestuur van het pensioenfonds zal over het crisisplan, indien gebruik wordt gemaakt van de in het plan opgenomen crisismaatregelen, communiceren met de deelnemers via de reguliere nieuwsbrief. Daarnaast zal het bestuur in de startbrief met de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden communiceren over het crisisplan en de gevolgen die een mogelijke crisis met zich meebrengt. Het pensioenfonds beschikt over een communicatieplan, dat wordt beheerd en uitgevoerd door de communicatiecommissie met ondersteuning van extrene deskundigen. Op de website van het pensioenfonds staan alle formele documenten van het pensioenfonds, zoals statuten, pensioenreglement en jaarverslagen. Deze formele documenten zijn voor ieder bezoeker aan de website te vinden, te raadplegen en af te drukken. Op het moment dat een crisis zich voordoet zal de communicatiecommissie op basis van het communicatiebeleid een gericht crisiscommunicatieplan opstellen. Hierin zal worden opgenomen welke belanghebbenden geïnformeerd en betrokken moeten worden (en in welke volgorde) en op welke wijze (middelen) het pensioenfonds met de deelnemers communiceert. Ook zal worden vastgelegd welke kernboodschap het pensioenfonds uitdraagt en wie aanspreekpunt is voor de externe woordvoering. Kortom een concreet draaiboek met daarin een stappenplan om op een gestructureerde wijze alle belanghebbenden (doelgroepen) tijdig, duidelijk en begrijpelijk te informeren. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden regelmatig via haar website over actuele ontwikkelingen, waaronder de actuele dekkingsgraad.
21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
Dat opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten in uiterste instantie kunnen worden gekort, is opgenomen in artikel 15 van het pensioenreglement. Daarin staat ook dat het pensioenfonds de betrokkenen schriftelijk informeert over een dergelijke korting. 8. Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven.
Besluiten kunnen door het bestuur op grond van de statuten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Daarbij dient tenminste één (plaatsvervangend) bestuurslid, benoemd door de directie, en een bestuurslid, benoemd door de ondernemingsraad, ter vergadering aanwezig te zijn. Een besluit kan ook buiten vergadering genomen worden, mits geen der bestuursleden hiertegen bezwaar maakt en alle bestuursleden te kennen hebben gegeven in het te nemen besluit te zijn gekend. Dit besluitvormingsproces geldt ook voor besluiten over de eventuele toeslag en voor een eventueel besluit om de noodclausule toe te passen. Het dagelijks bestuur (voorzitter en secretaris) van het pensioenfonds ziet zichzelf bij een crisissituatie als het crisisteam. De lijnen binnen het dagelijks bestuur zijn kort en de bestuursleden kunnen elkaar eenvoudig en snel bereiken om met elkaar te overleggen over de crisissituatie. Het bestuur zal advies inwinnen bij de externe adviseur(s) van het pensioenfonds. Bij een crisissituatie zal de voorzitter voor de oproeping voor vergaderingen desgewenst een kortere termijn dan 14 dagen hanteren. De vergadering is dan toch geldig, indien alle bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Het Verantwoordingsorgaan heeft adviesrecht bij een voorgenomen besluit tot korting van de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten. Hieronder is –bij wijze van voorbeeld en uitgaande van fictieve percentages - een tijdlijn uitgewerkt van de acties. Hierbij is uitgegaan van een daling van de dekkingsgraad tot 89%, zijnde 5% onder het minimale niveau van waaruit op dat moment nog herstel binnen de geldende termijn mogelijk zou zijn, zonder extra maatregelen: 31-1-2014: dekkingsgraad 105% 28-2-2014: dekkingsgraad 100% - informatiebrief DR, VO, werkgevers, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden en DNB over dekkingstekort; - start opstellen korte termijn herstelplan; - bestuur bespreekt mogelijke wijzigingen beleggingsbeleid binnen randvoorwaarden dynamisch beleggingsbeleid; - bestuur start overleg met werkgevers over extra premie 31-3-2014 : dekkingsgraad 91% - bestuur stelt vast dat de dekkingsgraad binnen de bandbreedte terecht is gekomen van de kritische ondergrens; - eerste berekening actuele kritische ondergrens, zijnde 95%; - informatiebrief DR, VO, werkgever, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden en DNB over mogelijke crisis; - start overleg met werkgever over eventuele extra financiële bijdrage: - overleg met DR 30-4-2014 : dekkingsgraad 90% 21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Heinz
31-5-2014 : dekkingsgraad 89% - tweede en definitieve berekening van de actuele kritische ondergrens, zijnde 94%;- bestuur stelt vast dat de dekkingsgraad per 31-5-2014 5%-punt onder de actuele kritische ondergrens ligt.
juni 2014: - bestuur evalueert eventuele extra maatregelen en besluit, na overleg met DR, tot korten indien de werkgever niet of onvoldoende bijdraagt aan het herstel. - bestuur informeert DR, VO, werkgever, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden en DNB per brief over maatregelen en eventueel kortingsbesluit per 1-10-2014
01-10-2014 : bestuur kort de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten met x% indien overige maatregelen niet extra zouden bijdragen aan herstel Het bestuur is leidend bij het sturen van het proces. Het wordt daarbij ondersteund en geadviseerd door de eigen uitvoeringsorganisatie en adviseurs waaronder de adviserend actuaris. Zo kan het bestuur snel maar wel goed doordachte beslissingen nemen. Bovendien is door de eigen uitvoering sprake van een grote flexibiliteit. Zodra de dekkingsgraad weer boven een niveau van circa 125% komt, zal het bestuur onderzoeken of herstel van gekorte pensioenaanspraken en gemiste toeslagen mogelijk is. Daarbij vindt herstel van gekorte aanspraken eerst plaats voordat eventueel gemiste toeslagen worden hersteld. Herstel van korting en toeslagen is alleen mogelijk voor zover na het herstel de dekkingspositie boven het vereist eigen vermogen op de langere termijn in stand blijft. Hiertoe voert het pensioenfonds alvorens wordt overgegaan op herstel van gekorte aanspraken en toeslagen een continuïteitsanalyse uit. 9. Op welke wijze wordt het crisisplan periodiek getoetst
Het financieel crisisplan zal, als onderdeel van de ABTN jaarlijks op actualiteit worden getoetst. Tevens zal de effectiviteit van het crisisplan worden beoordeeld, nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht. Als gevolg van de ervaring die in een dergelijke situatie wordt opgedaan, kan het crisisplan verder worden geactualiseerd. Inwerkingtreding Dit crisisplan treedt in werking per 21 juni 2012.
21 juni 2012