ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA VAN STICHTING PENSIOENFONDS RANDSTAD
INHOUDSOPGAVE 1.
Voorwoord
pag. 4
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding Het fonds Doel van deze nota Nagestreefde mate van detaillering Algemene beleidsuitgangspunten Organisatie en intern beheersingssysteem
pag. 5
3. 3.1 3.2 3.3
Algemene overwegingen Continuïteit van de onderneming Omvang van het deelnemersbestand Verwachte salaristrend
pag. 12
4.
Inhoud van de pensioenregeling
pag. 13
5.
Toeslagbeleid
pag. 15
6.
Berekening van de voorziening pensioenverplichtingen
pag. 17
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Beleggingsbeleid Algemeen Strategisch beleid en risicokaders Verhouding tussen matching- en rendementsportefeuille Tactisch beleid Risicobeheersing Risico‟s financiële instrumenten Evaluatie van resultaten
pag. 18
8. 8.1 8.2 8.3
Premiebeleid Algemeen Deelnemersbijdrage Werkgeversbijdrage
pag. 25
9. 9.1 9.2
Waarderingsgrondslagen van de balans Balanswaardering van de beleggingen Overige voorzieningen en reserves
pag. 28
10. 10.1 10.2 10.3 10.4
Weerstandsvermogen en sturingsmiddelen Risico‟s bij bereiken doelstellingen Omvang weerstandsvermogen Jaarlijkse toetsing Inzet en effectiviteit van sturingsmiddelen
pag. 30
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 2
11. 11.1 11.2
Administratieve organisatie en interne controle Administratie Vermogensbeheer
pag. 34
12. 12.1 12.2 12.3 12.4
Risicobeheersing Systematiek van risicobeheersing Algemene beheersingsmaatregelen Specifieke beheersingsmaatregelen Rapportage inzake risicobeheersing
pag. 35
13.
Slotopmerkingen
pag. 38
Overzicht bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2:
Actuariële grondslagen en onderstellingen Verdeling over de beleggingscategorieën
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 39 pag. 40
pag. 3
1.
Voorwoord
Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van de Stichting Pensioenfonds Randstad, zoals vastgesteld in de bestuursvergadering van 31 mei 2010. Wijzigingen in deze nota zullen zo spoedig als mogelijk door het bestuur worden vastgesteld, waarna de toezichthouder DNB hiervan in kennis zal worden gesteld. Aldus vastgesteld te Diemen op 31 mei 2010.
F.C.A. van Haasteren voorzitter
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
E.J. Adam - Smolders secretaris
pag. 4
2.
Inleiding
2.1
Het fonds
De Stichting Pensioenfonds Randstad (hierna te noemen: het fonds) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds verzekert pensioenaanspraken voor de werknemers van Randstad Groep Nederland bv en de met name door haar aangewezen ondernemingen die met haar in een groep zijn verbonden. Deelnemers aan het fonds zijn die leden van het personeel van een aangewezen onderneming die door het bestuur als zodanig is toegelaten, een en ander zoals nader statutair is geregeld. Het betreft in Nederland werkzame dochterondernemingen van Randstad Holding N.V. en ondernemingen die organisatorisch en / of financieel verbonden zijn met Randstad Holding N.V. Het bestuur van het fonds kan besluiten of en onder welke voorwaarden een onderneming die niet langer deel uit maakt van de groep, aan het fonds verbonden kan blijven.
2.2
Doel van deze nota
Het doel van deze nota is om het bestuursbeleid te omschrijven dat wordt gevoerd om de pensioenovereenkomsten zoals afgesloten door de aangesloten werkgevers en deelnemers van het fonds te kunnen nakomen. In overeenstemming met artikel 145 van de Pensioenwet omschrijft de nota de wijze waarop het fonds de middelen beheert en de pensioenregeling uitvoert. Met name wordt aangegeven op welke wijze het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet.
2.3
Nagestreefde mate van detaillering
In deze actuariële en bedrijfstechnische nota wordt een beschrijving gegeven van de verplichtingen, de risico‟s, de financiële opzet, de sturingsmiddelen en de organisatie van het fonds. Het beleid zal zoveel mogelijk in strategische zin omschreven worden. Alleen indien het bestuur meent dat het strategische beleid bijstelling behoeft, zal deze nota dienovereenkomstig aangepast worden. 2.4.
Algemene beleidsuitgangspunten
Het algemene uitgangspunt van het te voeren beleid is om de pensioentoezegging na te komen en wel tegen zo laag mogelijke, maar stabiele premies en uitvoeringskosten. De pensioentoezegging kan worden gekwalificeerd als een uitkeringsvereenkomst in de zin van artikel 1 en 118 van de Pensioenwet. De pensioenregeling is een zogenaamde middelloonregeling waarbij de toeslagverlening („winstbijschrijving‟) voorwaardelijk plaats vindt op basis van de financiële positie van het fonds. De financiële positie wordt voornamelijk gestuurd via de middelen uit beleggingsopbrengsten. Het risico van niet toereikende beleggingsopbrengsten, waardoor de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken verlaagd zouden kunnen worden, ligt volledig bij de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Hierdoor zijn ook negatieve pensioenaanpassingen mogelijk.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 5
Het beleid van het fonds is echter zodanig ingericht dat onder een breed scala van omstandigheden op lange termijn een zo hoog mogelijk pensioen wordt uitgekeerd terwijl de kans op verlaging in enig jaar zoveel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt.
2.5
Organisatie en intern beheersingssysteem
Het doel van het fonds is ten bate van de deelnemers en hun na te laten betrekkingen uitkering van pensioen te verzekeren alsmede alle handelingen te verrichten die daartoe bevorderlijk zijn. Het fonds heeft om dat doel te kunnen bereiken een organisatie opgezet waarbinnen de uitvoering van de pensioenregeling en het beheer van het vermogen op een adequate en gecontroleerde manier kan plaatsvinden. Het intern beheersingssysteem berust op de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van de volgende bij het fonds betrokken organen en instellingen:
Bestuur Beleggingsadviescommissie Auditcommissie Verantwoordingsorgaan Visitatiecommissie Pensioenbureau Randstad Holding N.V. Fiduciair vermogensbeheerder Kempen Capital Management N.V. Herverzekeraar Accountant Adviserend actuaris Certificerend actuaris
In onderstaand organogram zijn de verhoudingen tussen diverse organen en partijen binnen en buiten het fonds schematisch weergegeven. Vervolgens worden de relaties en rollen kort toegelicht.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 6
Aangesloten werkgevers Randstad Groep Nederland bv Bestuur Stichting Pensioenfonds Randstad Beleggingsadviescommissie
Verantwoordingsorgaan
Audit commissie
Visitatiecommissie
Geschillencommissie
Accountant
Adviserend actuaris
Certificerend actuaris
Pensioenbureau Randstad Holding nv
Kempen Capital Management B.V.
Bestuur Binnen de stichting is het bestuur verantwoordelijk voor het bepalen van het beleid en het verrichten van bestuurshandelingen ten behoeve van het fonds. Het bestuur bestaat uit acht personen en is paritair samengesteld. De leden namens de actieve deelnemers en gepensioneerden worden rechtstreeks verkozen door de actieve deelnemers en gepensioneerden, die zich hiertoe verkiesbaar kunnen stellen. Eens per twee jaar vindt een referendum plaats waarin twee bestuursleden worden benoemd voor een termijn van vier jaar. De bestuursleden namens de werkgever worden eens per vier jaar benoemd door de directie van Randstad Groep Nederland bv. De voorzitter van het fonds wordt benoemd door de aangesloten ondernemingen. De bestuursleden wijzen uit hun midden een secretaris en een plaatsvervangende voorzitter en secretaris aan.
Aangesloten werkgevers Randstad Groep Nederland bv De groep van aangesloten ondernemingen bestaat uit alle in Nederland werkzame werkgevers binnen Randstad Holding nv, inclusief Randstad Holding nv zelf, die werknemers in dienst hebben die zich bezig houden met de ondersteuning en uitvoering van de bedrijfsactiviteiten van de betreffende ondernemingen („vast‟ personeel). Werknemers die ter beschikking gesteld worden van opdrachtgevers (zoals uitzendkrachten en gedetacheerd personeel) zijn niet in dienst bij de aangesloten werkgevers van het fonds. Door middel van een uitvoeringsovereenkomst tussen Randstad Groep Nederland bv en het fonds zijn de wederzijdse afspraken vastgelegd.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 7
Ten behoeve van de uitvoering van de administratieve processen wordt door het overgrote deel van de aangesloten werkgevers gebruik gemaakt van de administratieve dienstverlening van het centrale administratieve onderdeel van Randstad Holding nv; E-Bridge. Het fonds heeft ten behoeve van de administratieve werkprocessen afspraken vastgelegd met E-Bridge.
Beleggingsadviescommissie Het fonds heeft ten aanzien van het onderdeel vermogensbeheer een adviserende commissie ingesteld die bestaat uit bestuursleden, twee externe deskundigen en de directie van het fonds. Deze commissie kent een eigen Reglement Beleggingsadviescommissie en vormt een onderdeel van de structuur van het fonds. De externe deskundigen in de Beleggingsadviescommissie worden op basis van het verrichten van diensten op uurbasis ingehuurd.
Auditcommissie Het fonds heeft een auditcommissie ingesteld die het bestuur ondersteunt ten aanzien van de administratieve organisatie en interne controle, het risicomanagement en de verslaglegging van het fonds. De auditcommissie bestaat uit twee bestuursleden (één namens iedere geleding) en de directie van het fonds.
Geschillencommissie Het fonds heeft een geschillencommissie ingesteld die het bestuur adviseert ten aanzien van de besluiten inzake geschillen die ontstaan zijn tussen belanghebbenden en het pensioenfonds. De geschillencommissie bestaat uit een externe voorzitter ern twee bestuursleden (één namens iedere geleding).
Visitatiecommissie Het fonds heeft voor de uitvoering van het intern toezicht in het kader van Pension Fund Governance gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie, die minimaal eens per drie jaar haar werkzaamheden uitvoert. Het bestuur heeft vastgesteld dat visitaties in beginsel één maal per kalenderjaar plaatsvinden, tenzij praktische omstandigheden dit verhinderen. De visitatiecommissie wordt ad hoc samengesteld met behulp van externe aanbieders van dergelijke dienstverlening. Per visitatie wordt hiertoe een gerichte opdracht met de betreffende aanbieder afgesloten.
Verantwoordingsorgaan Het fonds kent sinds 2008 een verantwoordingsorgaan dat tripartiet is samengesteld uit afgevaardigden namens deelnemers, gepensioneerden en de werkgever. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden en is statutair ingesteld. Leden van het verantwoordingsorgaan worden afgevaardigd door de Centrale Ondernemingsraad van Randstad Groep Nederland waar het leden namens de actieve deelnemers betreft, worden rechtstreeks verkozen door de gepensioneerden waar het de leden namens de gepensioneerden betreft en door de directie van Randstad Groep Nederland bv waar het leden namens de werkgever betreft. Getracht wordt om in het verantwoordingsorgaan een goede afspiegeling van de diverse aangesloten ondernemingen te verkrijgen.
Accountant Ten behoeve van de vaststelling van de jaarrekening en de staten ten behoeve van de toezichthouder maakt het fonds jaarlijks gebruik van de diensten van een registeraccountant die per verslagjaar hiertoe wordt ingehuurd. Dit betreft PricewaterhouseCoopers te Amsterdam. ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 8
Adviserend actuaris Ten behoeve van de doorlopende advisering inzake de actuariële en organisatorische aspecten van de van pensioenregeling maakt het fonds gebruik van de diensten van een actuarieel adviseur. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de diensten van Mercer te Amstelveen. Afspraken inzake de dienstverlening van de adviserend actuaris zijn vastgelegd in een uitbestdingsovereenkomst.
Certificerend actuaris Ten behoeve van de vaststelling van de jaarrekening en de staten ten behoeve van de toezichthouder maakt het fonds jaarlijks gebruik van de diensten van een certificerend actuaris die per verslagjaar hiertoe wordt ingehuurd. Dit betreft Mercer Certificering B.V. te Amsterdam.
Pensioenbureau Randstad Holding nv Het fonds heeft een deel van de taken op gebied van administratieve en beleidsmatige ondersteuning uitbesteed aan Randstad Holding nv. Het pensioenbureau van Randstad Holding is verantwoordelijk voor uitvoering van de pensioenadministratie, het verzorgen van de communicatie met alle belanghebbenden en de excasso van de uitkeringen. Daarnaast verzorgt het pensioenbureau de beleidsvoorbereiding ten behoeve van het bestuur, draagt het pensioenbureau zorg voor de verslaglegging van het fonds en onderhoudt het pensioenbureau de contacten met externe partijen. Het fonds heeft een overeenkomst van uitbesteding afgesloten met Randstad Holding nv inzake deze dienstverlening. Het afsluiten van een Service Level Agreement (SLA) waarin afspraken verder geconcretiseerd zijn, zal in de loop van 2010 plaatsvinden. De leiding van het pensioenbureau is in handen van een tweehoofdige directie aan wie een aantal uitvoerende taken is gedelegeerd. Dit is vastgelegd in een directiestatuut.
Herverzekeraar Zwitserleven. Het fonds heeft een overeenkomst inzake risicoherverzekering op stoploss basis afgesloten bij Zwitserleven. Deze verzekering treedt effectief in werking indien de schade uit hoofde van arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico‟s over een periode van vijf jaren groter blijkt dan het vastgestelde eigen behoud van het fonds.
Fiduciair vermogensbeheerder Kempen Capital Management Ten behoeve van de uitvoering van het vermogensbeheer maakt het fonds sinds 2009 gebruik van de dienstverlening van een fiduciair vermogensbeheerder, te weten Kempen Capital Management (hierna: KCM). De afspraken tussen het fonds en KCM zijn vastgelegd in een overeenkomst van uitbesteding. KCM voert het beleggingsbeleid uit binnen de kaders van het jaarlijks door het bestuur vast te stellen Beleggingsjaarplan. De praktische werkafspraken tussen beide partijen zijn vastgelegd in een SLA.
Deskundigheid en integriteit Het fonds beschikt met betrekking tot het bestuur over een deskundigheidsplan in de zin van de Beleidsregels beleidsbepaling en toetsing pensioenfondsen. Daarnaast is er voor het bestuur en alle bij het pensioenfonds betrokken medewerkers een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 9
Het fonds heeft een compliance officer benoemd. De compliance officer is verantwoordelijk voor de inhoud, de uitvoering en het onderhoud van de compliance werkzaamheden. Het fonds heeft de doelstelling van compliance gedefinieerd als het bevorderen van de naleving van de interne en externe regelgeving die dient ter waarborging van de integriteit van de bestuursleden, medewerkers en andere verbonden personen van het fonds. De compliance officer oefent toezicht uit op de naleving van de hiervoor bepaalde gedragscode.
Uitbesteding van taken Het fonds beschikt over een Beleidsplan Uitbesteding waarin het beleid inzake uitbesteding van taken en activiteiten is weergegeven. Uitbesteed aan externe partijen zijn de volgende taken:
Pensioenadministratie Bestuursondersteuning en beleidsvoorbereiding Vermogensbeheer Bewaarneming van effecten en aanvullende dienstverlening Beleggingsadministratie en performance rapportage Actuariële advisering
Administratieve processen en procedures De pensioenadministratie wordt door het pensioenbureau van Randstad Holding nv uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde systemen. De processen die leiden tot de input in de systemen en de processen die de verwerking van de output en de informatieverstrekking behandelen, zijn vastgelegd in beschrijvingen. In deze procesbeschrijvingen zijn alle deelprocessen tot op mutatieniveau beschreven, waaronder de periodieke controleprocedures die een correcte en tijdige afhandeling dienen te waarborgen. De basis van de interne controlemaatregelen in deze processen wordt gevormd door de essentiële functiescheidingen tussen uitvoerende en controlerende functionarissen binnen het pensioenbureau. De definitie en de opvolging van de administratieve procedures worden – voor zover van belang voor de jaarrekening – gecontroleerd door de accountant van het pensioenfonds. De correcte werking van de gehanteerde systemen wordt op systeemniveau vastgesteld. Bij de bewaking van de administratieve processen geldt de beveiliging van de informatie en systemen een belangrijk aandachtspunt. Beveiliging omvat de fysieke en logische toegangsbeveiliging, het veilig stellen en beschikbaar hebben van informatie (backup, recovery) en het beschikbaar hebben van het administratiesysteem in geval van calamiteiten. Hiertoe zijn door het pensioenbureau nadere afspraken gemaakt en vastgelegd met de leverancier van het aministratiesysteem. De informatieverwerkende systemen zijn gedocumenteerd en worden door de accountant in het kader van de jaarwerkcontrole periodiek gecontroleerd. Ten aanzien van de programatuur en gegevens geldt dat het pensioenbureau gebruik maakt van een gescheiden test- en acceptatieomgeving. Deze staat volledig los van de productieomgeving. Transport tussen deze twee omgevingen vindt uitsluitend plaats op basis van formele accordering door bevoegde functionarissen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 10
De vaststelling van de pensioenverplichtingen vindt periodiek plaats aan de hand van de geautomatiseerde administratie. Toegekende aanspraken worden in de administratie vastgelegd. Per kwartaal worden op basis van deze administratie de voorziening pensioenverplichtingen en de uitkeringsstromen van het fonds vastgesteld en door de adviserend actuaris gecontroleerd. In het kader van de jaarwerkcontrole vindt deze controle eveneens door de certificerend actuaris plaats. De accountant vormt zich een oordeel over de juistheid van de aan de berekeningen ten grondslag liggende gegevens.
Rapportage De fiduciair vermogensbeheerder rapporteert via de Beleggingsadviescommissie ten minste eenmaal per kwartaal aan het bestuur over de uitvoering van het beleggingsbeleid. Ieder kwartaal rapporteert het pensioenbureau aan het bestuur over de voortgang van de administratieve uitvoering en over bijzonderheden. Tevens wordt per kwartaal door het pensioenbureau een rapportage verzorgd inzake de ontwikkeling van alle voor het fonds relevante statistische gegevens. De (financiële) jaarverslaglegging van het fonds wordt, met ondersteuning van de accountant en de actuaris, voorbereid door het pensioenbureau in samenwerking met de auditcommissie. Periodiek controleert het bestuur aan de hand van de rapportages de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de pensioen- en beleggingsadministratie, inclusief de verrekening van premies en uitkeringen met de herverzekeraar.
Calamiteiten en continuïteit uitvoerende werkzaamheden Het fonds heeft getracht om in de diverse overeenkomsten van uitbesteding dusdanige afspraken te treffen dat de uitvoering van de werkzaamheden in geval van calamiteiten en andere onvoorziene omstandigheden gewaarborgd is. Dit vindt plaats door middel van backup procedures, uitwijkfaciliteiten en escrowovereenkomsten. Ten aanzien van de personele bezetting van het pensioenbureau wordt gestudeerd op mogelijkheden om onverhoopte utval van medewerkers te kunnen ondervangen door middel van een overeenkomst met een dienstverlener op dit gebied.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 11
3.
Algemene overwegingen
Bij het vaststellen van de toe te passen actuariële technieken, het beleggingsbeleid en de balanswaardering heeft het bestuur zich laten leiden door de volgende algemene verwachtingen ten aanzien van de onderneming, het deelnemersbestand en de algemene economische omstandigheden.
3.1
Continuïteit van de onderneming
Gezien de historie van de onderneming - waaronder het geheel van aangesloten ondernemingen wordt verstaan - en de ontwikkeling van de markten waarin deze opereert is de continuïteitsverwachting hoog. Naast de traditionele activiteiten binnen de uitzendsector is in toenemende mate sprake van verbreding van het dienstenaanbod naar andere terreinen van personeelsvoorziening. Ten gevolge van deze ontwikkelingen is de verwachting dat de continuïteit van de onderneming voor langere tijd gewaarborgd zal blijven.
3.2
Omvang van het deelnemersbestand
Er wordt voor de komende jaren een min of meer gelijkblijvende omvang van het personeelsbestand verwacht. Als gevolg van de economische situatie wordt voor de jaren 2010 en 2011 rekening gehouden met een beperkte krimp van de organisatie, waarna vanaf 2012 weer een periode van groei wordt verwacht. Ten gevolge van een verschuiving van de bedrijfsactiviteiten zal naar verwachting sprake zijn van een geleidelijke veroudering van het deelnemersbestand. Bij het beleid van het fonds is overigens rekening gehouden met zowel toe- als aflopende scenario‟s betreffende de omvang van het deelnemersbestand.
3.3
Verwachte salaristrend
Het gemiddelde loonniveau zal naar verwachting meegroeien met de algemene loonontwikkeling in Nederland.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 12
4.
Inhoud van de pensioenregeling
De pensioenregeling is gebaseerd op de pensioenovereenkomst zoals vastgelegd in de CAO voor Vaste Medewerkers van Uitzendondernemingen en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioenregeling is vastgelegd in een pensioenreglement en geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar; verzekering van nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; verzekering van tijdelijk nabestaandenpensioen (ANW-hiaat) ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; verzekering van wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer; inkomensaanvullingen in geval van arbeidsongeschiktheid; premievrije voortzetting van pensioenopbouw in geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Het deelnemerschap vangt aan op de datum van indiensttreding. Wachttijden of toetredingsleeftijden zijn niet van toepassing. Het deelnemerschap eindigt uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, welke gebruikelijk ligt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Voor de berekening van de pensioenaanspraken wordt een pensioengrondslag vastgesteld. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise. Het pensioensalaris is gelijk aan het vaste overeengekomen bruto jaarsalaris, bepaald op 13,02 maal het geldende voltijds maandloon en is ongemaximeerd. In geval van salarisaanpassingen wordt de pensioengrondslag op datzelfde moment aangepast. De franchise voor het jaar 2010 is gelijk aan € 12.673,- en wordt jaarlijks op 1 januari aangepast. De franchise is minimaal gelijk aan het wettelijk toegestane minimum.
Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden. Het ouderdomspensioen bedraagt per deelnemersjaar 2,25% van de voor ieder jaar vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.
Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen. Er is sprake van een risiconabestaandenpensioen waarop na ontslag of het bereiken van de pensioendatum geen recht bestaat. Tot 1 januari 2001 was er sprake van een nabestaandenpensioen op basis van kapitaaldekking. Deze aanspraak is gehandhaafd en wordt tijdens de deelnemersperiode in mindering gebracht op het risiconabestaandenpensioen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 13
Tijdelijk nabestaandenpensioen Het tijdelijk nabestaandenpensioen bedraagt 100% van de franchise die geldt in het jaar van overlijden. Ten maximale bedraagt het tijdelijk nabestaandenpensioen 8/7 maal de Anwuitkering.
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbaar ouderdomspensioen op het moment van overlijden van de deelnemer. In geval van overlijden van beide ouders wordt het wezenpensioen verdubbeld. De uitkering van het wezenpensioen loopt tot de maand waarin het kind de leeftijd van 25 jaar bereikt.
Inkomensaanvullingen bij arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers aan de pensioenregeling is een inkomensaanvulling verzekerd. Deze aanvulling is uitsluitend van toepassing naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid en voorziet in een aanvulling van de IVA-uitkering, de loongerelateerde uitkering dan wel loonaanvullingsuitkering in het kader van de WGA tot een niveau van 70% van het laatstverdiende salaris.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vindt (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenopbouw plaats op basis van de laatstelijk geldende pensioengrondslag op het moment waarop de arbeidongeschiktheidsuitkering van kracht wordt. Voor deelnemers met een parttime dienstverband, worden bovengenoemde naar evenredigheid verleend.
Regeling Vrijwillige Bijdragen Het fonds kent naast het voor alle deelnemers geldende reglement tevens een Regeling Vrijwillige Bijdragen op grond waarvan de deelnemers op eigen kosten kunnen “bijsparen” binnen de fiscaal toegestane grenzen waarmee het ouderdomspensioen en/of het nabestaandenpensioen kunnen worden verhoogd. Deze regeling is naar haar aard een premieovereenkomst. De ingelegde premies worden direct na ontvangst tegen door het fonds reglementair vastgelegde tarieven omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen, waarop alle bepalingen uit de pensioenregeling van toepassing zijn.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 14
5.
Toeslagbeleid
De ingegane pensioenen en opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers en gewezen deelnemers kunnen jaarlijks per 1 januari worden aangepast. De aanpassing vindt plaats op basis van in het reglement vastgelegde regels. Een eenmaal toegekende aanpassing van ingegane pensioenen en premievrije aanspraken is een verplichting van het fonds en de contante waarde van de aanpassingen wordt direct aan de voorziening pensioenverplichtingen toegevoegd. Uitgangspunt voor de hoogte van de aanpassing van aanspraken en uitkeringen vormt de financiële positie van het fonds. Als maatstaf voor de financiële positie van het fonds wordt de dekkingsgraad van het fonds gehanteerd. Bij de berekening van de dekkingsgraad worden zowel de bezittingen als de verplichtingen van het fonds tegen actuele waarde gewaardeerd. Afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds worden ten aanzien van de aanpassing van de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken de volgende mogelijkheden onderscheiden: Indien de dekkingsgraad lager is dan het vereist vermogen, hiertoe gesteld op 115%, worden de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken niet aangepast; Indien de dekkingsgraad gelijk aan of hoger is dan het vereist vermogen, hiertoe gesteld op 115%, worden alle ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken in gelijke mate verhoogd met een nader vast te stellen percentage. Bij de vaststelling van de jaarlijkse aanpassing zal het bestuur zich in beginsel laten leiden door de onderstaande staffel. Het bestuur is echter bevoegd om bij de vaststelling van de aanpassing af te wijken van de onderstaande staffel indien onvoorziene ontwikkelingen of advisering hiertoe aanleiding geven. Per 1 januari 2010 is de volgende staffel vastgelegd die dient als uitgangspunt voor de vaststelling van de winstbijschrijving: Hoogte dekkingsgraad
Winstbijschrijving
Van 0% tot 115%
0,0%
Van 115% tot 125% Van 125% tot 134%
0,5% 1,0%
Van 134% tot 144%
1,5%
Van 144% tot 153%
2,0%
Van 153% tot 163%
2,5%
Vanaf 163% (maximum)
3,0%
In de situatie waarin de dekkingsgraad van het fonds ligt beneden het niveau van het minimaal vereist vermogen, hiertoe gesteld op 105%, zal het fonds gedurende de in artikel 140 lid 2 van de Pensioenwet genoemde termijn van drie jaar trachten om de dekkingsgraad te doen herstellen tot het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 15
Indien duidelijk is dat het herstel van de dekkingsgraad binnen de wettelijk gestelde termijn ontoereikend is gebleven, zal het bestuur op basis van een beoordeling van alle relevante criteria in het uiterste geval kunnen besluiten om over te gaan tot een verlaging van alle pensioenrechten en opgebouwde aanspraken, zodanig dat door afname van de waarde van de verplichtingen de dekkingsgraad wordt vastgesteld op 105%. Indien wettelijk toegestaan dan wel vereist, kan het bestuur besluiten van de genoemde termijn van drie jaar af te wijken. In geval van de noodzaak tot een verlaging van pensioenrechten en opgebouwde aanspraken zal het bestuur een dergelijke verlaging toepassen op een wijze die tegemoet komt aan de belangen van alle betrokkenen. In het beleid van het pensioenfonds ligt de nadruk op communicatie, waarin expliciet wordt medegedeeld dat de opgebouwde aanspraken en pensioenrechten niet onder alle omstandigheden gegarandeerd zijn. Bij ingang van het pensioen hebben gepensioneerden de keuze een pensioen aan te kopen bij een verzekeringsmaatschappij, waarmee eventuele pensioenverlagingen uitgesloten kunnen worden. De verwachte indexatie wordt hiermee echter ook tenietgedaan. De staffel is zodanig vastgesteld, dat slechts winstbijschrijving plaatsvindt indien het fonds beschikt over het Vereist Vermogen (zie hoofdstuk 8, sub b). Voorts is uit prognoseberekeningen gebleken, dat indien op enig moment minder vermogen aanwezig is dan het Vereist Vermogen, bij deze staffel de herstelcapaciteit zodanig is dat naar verwachting binnen 15 jaar het Vereist Vermogen wordt overschreden. Uitgangspunten bij het ontwerp van de staffel voor de winstbijschrijving zijn dat: a. niet vooruit wordt gelopen op toekomstige rendementen, voor zover deze niet risicoloos behaald kunnen worden en b. het aanwezig vermogen voor winstbijschrijving qua jaarlijks percentage gelijkmatig wordt verdeeld over alle toekomstige jaren. Voor de financiering van de jaarlijkse aanpassing van ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken wordt geen expliciete premie geheven. De aanpassingen worden derhalve in beginsel uitsluitend gefinancierd uit de beleggingsrendementen. Indien er sprake is van een eventueel overschot in de kostendekkende premie, zal dit overschot benut worden voor het versterken van de financiële positie van het fonds. De winstbijschrijvingsmethodiek voor het gehele deelnemersbestand is te typeren conform categorie C2 van de indexatiematrix zoals gepubliceerd door DNB en het ministerie van SZW.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 16
6. Berekening van de voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde van de per de balansdatum reglementair opgebouwde pensioenaanspraken, gewaardeerd tegen marktwaarde op basis van de door DNB vast te stellen rentetermijnstructuur. Bij toekenning van een pensioen ten gevolge van een overlijden wordt de contante waarde van het ingegane pensioen direct toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is rekening gehouden met sterftekansen en een intrestverwachting. Een specificatie van deze en andere grondslagen en veronderstellingen wordt gegeven in Bijlage 1. Aanpassing van de grondslagen vindt in principe plaats nadat nieuwe overlevingstafels beschikbaar zijn gekomen, dan wel indien de ontwikkelingen bij het fonds daar aanleiding toe geven. Jaarlijks wordt door de adviserend actuaris aan het bestuur een advies ter zake verstrekt. Door de hantering van prudente grondslagen, wordt het risico van verzekeringstechnische risico‟s (langlevenrisico) beperkt. Daarnaast is in de beleggingsreserve een component toegerekend aan het verzekeringstechnische risico van het fonds.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 17
7.
Beleggingsbeleid
7.1
Algemeen
De beschikbare gelden van het fonds dienen op een solide wijze te worden belegd. Het bestuur heeft hiertoe een fiduciair vermogensbeheerder aangesteld. De taakverdeling tussen het bestuur en de fiduciair vermogensbeheerder is als volgt: Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid en de op basis hiervan te omschrijven beleggingsmandaten vast; De fiduciair vermogensbeheerder beheert het vermogen binnen de omschrijving van het verstrekte mandaat en rapporteert daarover; Het bestuur controleert de uitvoering van het beleggingsbeleid aan de hand van de rapportages van de fiduciair vermogensbeheerder, echter zonder daarmee de verantwoordelijkheid van de fiduciair vermogensbeheerder te verminderen; Het bestuur wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid en eventuele tactische inzichten ondersteund door de Beleggingsadviescommissie. De fiduciair vermogensbeheerder maakt ten behoeve van het feitelijk beleggen van de gelden gebruik van de diensten van externe vermogensbeheerders, die op grond van een zorgvuldig proces zijn geselecteerd op basis van de specifieke capaciteiten in een bepaalde beleggingscategorie. Indien en voor zover mogelijk wordt het beheer van de gelden ondergebracht in de vorm van een participatie in een institutioneel beleggingsfonds, waarin de waarden conform de gekozen strategie worden beheerd. Indien de specifieke wensen en eisen van het fonds aan het beleggingsbeleid de participatie in een institutioneel beleggingsfonds onmogelijk maken, wordt een separaat mandaat met een vermogensbeheerder overeengekomen. Het is aan de fiduciair vermogensbeheerder toegestaan om ten behoeve van het beheer gebruik te maken van interne beleggingsfondsen, doch uitsluitend indien er een gelijkwaardig extern alternatief wordt geboden, waarna het bestuur van het fonds de keuze kan maken. In de overeenkomst met de fiduciair vermogensbeheerder zijn de beleggingsrichtlijnen beleggingsrichtlijnen opgenomen. Jaarlijks bespreken partijen de mandaatomschrijving en de behaalde resultaten. Het bestuur stelt op advies van de fiduciair vermogensbeheerder en de Beleggingsadviescommissie jaarlijks een beleggingsjaarplan op, rekening houdend met de verwachte ontwikkeling van de portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Behoud van het vermogen en stabiliteit van het beleggingsresultaat zijn uitgangspunt bij het bepalen van het algemeen beleggingsplan. Het beleggingsjaarplan omvat de algemene beleggingsdoelstelling alsmede normen en bandbreedtes wat betreft: de verdeling van het belegd vermogen over beleggingscategorieën; het valutabeleid; de samenstelling van de matchingportefeuille; de samenstelling van de rendementsportefeuille; het gebruik van derivaten; rebalancing tussen beleggingscategorieën; de inhoud en frequentie van rapportages.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 18
De fiduciair vermogensbeheerder rapporteert maandelijks over de samenstelling van de beleggingsportefeuille, de exposures ten opzichte van de afgesproken neutrale strategische posities en de bandbreedtes die zijn opgenomen in het beleggingsjaarplan.
7.2
Strategisch beleid en risicokaders
Het fonds hanteert een beleggingsbeleid dat is beginsel gericht is op de lange termijn. Centraal in dit beleid staat de sturing op dekkingsgraad om primair te kunnen voldoen aan de nominale pensioenverplichtingen van het fonds. Indien mogelijk streeft het fonds naar verlening van toeslagen, voor zover de financiële positie van het fonds dit mogelijk maakt. Het bestuur van het fonds stelt periodiek met behulp van een externe ALM-adviseur het gewenste strategische beleid vast. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie worden risicokaders vastgesteld die aangeven welk verwacht extra rendement boven de verplichtingen op basis van het beleggingsbeleid kunnen worden verondersteld. De risicokaders worden vastgesteld om duidelijk te maken welke mate van risico door het fonds aanvaardbaar wordt geacht. De mate van risico reflecteert de mate waarin de dekkingsgraad (onder normale omstandigheden) bij het gekozen beleid mag fluctueren. Het risicokader is gericht op bescherming van de financiële positie van het fonds en bestaat uit de volgende twee onderdelen: 1. Maximale fluctuatie beleggingen versus (nominale) verplichtingen (risicobudget) 2. Bandbreedtes voor tactisch/dynamisch beleid (beleggingsrestricties) De maximale fluctuatie van de beleggingen versus de ontwikkeling van de (nominale) verplichtingen is belangrijk om de beweeglijkheid van de dekkingsgraad expliciet te maken. Door middel van het vaststellen van een risicobudget wordt getracht om de beweeglijkheid van de dekkingsgraad te begrenzen. Het risicobudget wordt (ex-ante) weergegeven als de standaarddeviatie van het beleggingsrendement ten opzichte van het rendement van de verplichtingen. In bijlage 2 worden de technische achtergronden van deze berekening weergegeven. Met deze standaarddeviatie wordt de beweeglijkheid van het relatieve rendement gemeten. Deze risicomaatstaf sluit aan bij de doelstelling van het fonds om de dekkingsgraad te besturen en om invloed uit te oefenen op de volatiliteit van de dekkingsgraad. De beperking van het risicobudget is dat de standaarddeviatie wordt vastgesteld op basis van een zogenaamde normaalverdeling, hetgeen betekent dat de veronderstelde sturing van de dekkingsgraad niet onder alle omstandigheden effectief is. In minder voorkomende marktomstandigheden kunnen afwijkingen (zowel positief als negatief) voorkomen die leiden tot grotere fluctuaties van de dekkingsgraad dan verondersteld op basis van het risicobudget. Om de gevoeligheid voor dergelijke ontwikkelingen te testen, worden de aannames van het fonds naast de hantering van de normaalverdeling getest door middel van doorrekening van extreme scenario‟s en de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor dergelijke omstandigheden.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 19
Het fonds heeft bepaald dat de mate van risicotolerantie in beginsel onafhankelijk is van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Het lange termijn beleid van het fonds en de wens om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die markten in verschillende omstandigheden bieden, leiden er toe dat het risicobudget in beginsel onafhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad wordt vastgesteld. Wel worden er door het fonds zogenaamde „signaleringsniveaus‟ onderkend. Deze signaleringsniveaus leiden er toe dat bij het bereiken van een bepaald niveau van de dekkingsgraad, de inzet van het risicobudget tussen het fonds en fiduciair vermogensbeheerder wordt besproken. Bij een mogelijke daling van de dekkingsgraad leidt de signalering er toe dat het fonds en de fiduciair vermogensbeheerder in overleg treden over een mogelijke verlaging van het risicobudget, teneinde de potentiële kans op een verdere verlaging van de dekkingsgraad te verkleinen. Afhankelijk van de marktkansen en de inschattingen door het fonds en de fiduciair vermogensbeheerder, zal het bestuur van het fonds besluiten over een mogelijke aanpassing van het risicobudget conform de op de signaleringsniveaus vermelde omvang. Door het strikt hanteren van de signaleringsniveaus ontstaat er te allen tijde een bewuste inzet van het risicobudget en is het fonds in staat om besluiten tot afwijking van het risicobudget tijdig door te voeren. In onderstaande tabel is weergegeven op welk niveau van dekkingsgraad de genoemde signaleringsniveaus liggen. Dekkingsgraad (signaleringsniveau)
Risicobudget 2010
Verwacht rendement t.o.v. verplichtingen
> 140%
10,0%
1,8%
130% - 140%
10,0%
1,8%
120% - 130%
10,0%
1,8%
110% - 120%
10,0%
1,6%
<110%
10,0%
1,1%
De bandbreedtes rondom de strategische beleidsmix worden gebruikt om in aanvulling op het risicobudget te voorkomen dat er te eenzijdige allocaties naar beleggingscategorieën ontstaan. De bandbreedtes worden in bijlage 2 volledig weergegeven. De belangrijkste restrictie voor de fiduciair vermogensbeheerder is het risicobudget van de portefeuille t.o.v. de verplichtingen. Dit risicobudget bepaalt het totale risico dat de fiduciair vermogensbeheerder voor het fonds mag nemen, waaronder de omvang van de portefeuille die gebruikt wordt om het renterisico af te dekken (matchingportefeuille) en de omvang van de portefeuille om extra rendement (rendementsportefeuille) te generen. Voor de totale beleggingsmix gelden dus geen expliciete bandbreedtes maar is sturing op risicobudget leidend. Bijlage 2 geeft de verdeling weer van het belegd vermogen over de diverse beleggingscategorieën per 1 januari 2010.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 20
Strategie matching portefeuille Het primaire doel van de matchingportefeuille is om de rentegevoeligheid van de beleggingsportfeuille ten opzichte van de pensioenverplichtingen van het fonds zoveel mogelijk te neutraliseren. De rentegevoeligheid van de verplichtingen van het fonds wordt aan het einde van ieder kwartaal vastgesteld en op basis van de karakteristieken zoals duratie, convexiteit en curtosis, vertaald in een portefeuille van rentederivaten. Binnen de matchingportefeuille wordt getracht om de duratie van de daarin opgenomen vastrentende waarden en derivaten een zo groot mogelijke gelijkenis te laten vertonen met de kenmerken van de verplichtingen van het fonds. De benodigde duratie wordt bereikt door zoveel mogelijk risicoloze staatsleningen met een AAA-rating en rentederivaten (interest rate swaps) in te zetten. Het is daarnaast aan de fiduciair vermogensbeheerder toegestaan om binnen de grenzen van het risicobudget ook te trachten extra rendement te genereren door middel van selectie van vastrentende waarden en het innemen van specifieke posities. Daarnaast zijn er bandbreedtes vastgesteld waarin de maximale en minimale gewichten van de diverse onderdelen van de matchingportefeuille zijn vastgelegd.Bij de vaststelling van de matchingportefeuille wordt onder andere rekening gehouden met adviezen en rapportages van de Beleggingsadviescommissie en de fiduciair vermogensbeheerder.
Strategie rendementsportefeuille Het primaire doel van de rendementsportefeuille is om waarde toe te voegen door middel van inzet van zakelijke waarden, waaronder beleggngen in aandenlenfondsen, fondsen die in onroerend goed beleggen en fondsen die in alternatieve strategiëen beleggen zoals hedge funds en tactische allocatiestrategieën. Bij de vaststelling van het te nemen risico is de fiduciar vermogensbeheerder gebonden aan de omvang van het risicobudget, waarin is aangegeven hoeveel risico er binnen de totale portefeuille kan worden genomen ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. Daarnaast zijn er bandbreedtes vastgesteld waarin de maximale en minimale gewichten van de diverse onderdelen van de rendementsportefeuille zijn vastgelegd. Toevoeging van nieuwe alternatieve beleggingscategoriëen vindt uitsluitend plaats na verleende goedkeuring door de Beleggingsadviescommissie. Bij de samenstelling van de rendementsportefeuille wordt rekening gehouden met adviezen en rapportages van de Beleggingsadviescommissie en de vermogensbeheerders.
7.3 Verhouding tussen matching- en rendementsportefeuille Als gevolg van de verschillende doelstellingen tussen de matchingportefeuille en de rendementsportefeuille is er geen sprake van vaste verhoudingen tussen de omvang van beide portefeuilles. De waardeontwikkeling van de matchingportefeuille wordt hoofdzakelijk bepaald door de renteontwikkeling, de waarde van de rendementsportefeuille wordt hoofdzakelijk bepaald door de rendementsontwikkeling van de onderliggende beleggingscategorieën. Er vindt uitsluitend rebalancing tussen beide portefeuilles plaats op basis van het totale risicobudget.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 21
7.4
Tactisch beleid
Het tactische beleid inzake de beleggingen is binnen de tevoren in het beleggingsplan bepaalde grenzen gedelegeerd aan de fiduciair vermogensbeheerder. Op basis van de tactische overwegingen van de fiduciair vermogensbeheerder wordt deze binnen de grenzen van het risicobudget in staat gesteld om outperformance te genereren ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. Dit door met name binnen de rendementsportefeuille te variëren tussen beleggingscategorieën en per categorie in de weging van verschillende beheerders, regio‟s, landen, sectoren en debiteuren. De fiduciair vermogensbeheerder is daarbij gebonden aan het maximale risicobudget dat over de gehele portefeuille wordt berekend en daarnaast aan de in het beleggingsjaarplan vastgelegde bandbreedtes. Indien noodzakelijk geacht kan het bestuur in incidentele gevallen besluiten om op basis van de adviezen van de Beleggingsadviescommissie tijdelijk in te grijpen in het tactisch beleid van de fiduciair vermogensbeheerder.
7.5
Risicobeheersing
Als integraal onderdeel van het beleggingsbeleid wordt beoogd de risico‟s die verbonden zijn aan het voorgenomen en uitgevoerde beleggingsbeleid in beeld te brengen en te monitoren. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de systematiek zoals gehanteerd door toezichthouder De Nederlandsche Bank in het Financieel Toetsingskader, waarin een vijftal risicobronnen ten aanzien van de beleggingen worden onderscheiden. Onderstaand wordt per risicobron aangegeven in welke mate sprake is van het betreffende risico. Renterisico Het renterisico wordt binnen het beleggingsbeleid grotendeels geneutraliseerd door middel van de matchingportefeuille. Deze afdekking van het renterisico wordt bereikt door het gebruik van een combinatie van participaties in beleggingsfondsen die in obligaties beleggen, vastrentende waarden en interest rate swaps. De samenstelling van de portefeuille wordt gebaseerd op het kasstromenprofiel dat voortvloeit uit de actuele verplichtingen van het fonds. Uitgangspunt voor de samenstelling van de matchingportefeuille is dat het kasstromenprofiel van de verplichtingen zoveel als mogelijk wordt gerepliceerd door middel van risicoloze beleggingen. Na afloop van ieder kwartaal wordt het kasstromenprofiel geactualiseerd en wordt, indien nodig, de afdekking van het renterisico aangepast aan het nieuwe kasstromenprofiel. Gezamenlijk heeft deze portefeuille een vergelijkbaar profiel qua duratie als de verplichtingen van het fonds. Het is aan de fiduciair vermogensbeheerder toegestaan om binnen zekere bandbreedtes de mate van afdekking van het renterisico te verkleinen dan wel te vergroten. Een dergelijke afwijking van het uitgangspunt van het volledig neutraliseren van het renterisico zal ten koste gaan van het resterende risicobudget van de fiduciaire vermogensbeheerder. Zakelijke waarden risico Het zakelijke waarden risico is aanwezig bij de beleggingen in de rendementsportefeuille. Er vindt in beginsel geen strategische afdekking van dit risico plaats, tenzij marktomstandigheden daartoe aanleiding geven. Valutarisico Het valutarisico wordt ten aanzien van de drie meest voorkomende valuta (US dollar, UK Sterling en Japanse Yen) in beginsel volledig afgedekt. De afdekking van het valutarisico vindt plaats door het gebruik van valutatermijncontracten. ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 22
Commodities risico Aangezien het fonds geen beleggingen in commodities pleegt, is er geen sprake van dit risico. Kredietrisico Het kredietrisico speelt een rol ten aanzien van de beleggingen in vastrentende waarden, welke voor een gemaximeerd deel plaatsvinden in risicodragende vastrentende waarden. Gelet op de afdekking van het renterisico is het zakelijke waarden risico het grootste risico van het fonds. Indien de positie van het fonds hiertoe aanleiding geeft kunnen de risico‟s worden beperkt door de beleggingen in zakelijke waarden te verlagen of andere maatregelen te nemen gericht op de beheersing van dit risico en eventuele andere risico‟s.
7.6
Risico’s financiële instrumenten
Het kredietrisico van vastrentende waarden wordt beoordeeld op basis van de rating die aan deze beleggingen is toegekend. Binnen het algemeen beleggingsplan zijn beperkingen gesteld ten aanzien van de verdeling en het gemiddelde niveau van de ratings. De gemiddelde rating, de laagste rating in de portefeuille en de verdeling over de ratings blijven daardoor voortdurend ten minste op het niveau dat is vastgelegd in het algemeen beleggingsplan. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten in hoeverre de bepaalde restricties aanpassing behoeven. Het valutarisico is beperkt door de strategische afdekking van dit risico ten aanzien van zakelijke waarden. Ten aanzien van vastrentende waarden heeft de vermogensbeheerder de mogelijkheid om valutabeleid te voeren binnen de door de bandbreedte van de portefeuilles bepaalde grenzen. Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie. De vermogensbeheerders mogen uitsluitend van derivaten gebruik maken indien daarmee de risicograad van de portefeuille niet wordt verhoogd. Een waardedaling van de aanwezige middelen kan naar verwachting worden opgevangen door het aanwezige weerstandsvermogen. In hoofdstuk 9 onder b staat beschreven welke omvang van het weerstandsvermogen het bestuur beoogt.
7.7
Evaluatie van resultaten
Ieder kwartaal controleert de Beleggingsadviescommissie in overleg met de directie ten behoeve van het bestuur of het vermogensbeheer wordt uitgevoerd conform de richtlijnen. Daarbij worden ook de risico‟s van het uitgevoerde beleid geëvalueerd en wordt eveneens gekeken naar de tijdigheid en de volledigheid van de beleggingsrapportages.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 23
Ten minste een maal per jaar evalueert het bestuur de resultaten van het strategisch en tactisch beleggingsbeleid en het risicobeheersingsbeleid. Het bestuur baseert zich daarbij op de rapportages en adviezen van de fiduciair vermogensbeheerder en de Beleggingsadviescommissie.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 24
8.
Premiebeleid
8.1
Algemeen
In het premiebeleid wordt uitgegaan van een kostendekkende premie. Deze kostendekkende premie wordt jaarlijks door de adviserend actuaris per 1 januari van het boekjaar bepaald als de som van: a.
b.
De jaarinkoop benodigd voor de in het boekjaar te verkrijgen aanspraken op (tijdelijk) ouderdomspensioen, als bedoeld in de pensioenreglementen, vermeerderd met de risicopremies voor het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidsrisico. De solvabiliteitsopslag. Deze opslag wordt zodanig vastgesteld, dat het wettelijk vereiste pensioenvermogen van het fonds, binnen de hiervoor gestelde wettelijke termijn wordt bereikt of gehandhaafd. Deze opslag is gelijk aan het de hoogte van het Vereist Eigen Vermogen en bedraagt ongeacht de hoogte van het Vereist Eigen Vermogen minimaal 15%.
De grondslagen voor vaststelling van de kostendekkende premie worden door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld. Voor de berekening van de kostendekkende premie wordt met het oog op demping (conform artikel 4 van het besluit FTK) niet uitgegaan van de actuele rentetermijnstructuur, maar van het 36-maands rekenkundig gemiddelde, berekend tot en met 30 september voorafgaand aan het boekjaar en gebaseerd op publicaties van DNB. Voor het overige worden bij de kostendekkende premie de actuariele veronderstellingen gehanteerd, die ook bij de bepaling van de technische voorziening worden gebruikt. De te incasseren premie, bestaande uit deelnemersbijdrage (zie 8.2) plus werkgeversbijdrage (zie 8.3) zal minimaal gelijk zijn aan de aldus vastgestelde premie. Indien dit niet het geval is, zal de deelnemersbijdrage in principe zodanig worden verhoogd, dat deze premie wordt bereikt. De verhoging blijft (gedeeltelijk) achterwege, indien anderszins in het tekort voorzien kan worden. Indien blijkt dat de vastgestelde bijdragen van werkgever en deelnemers in enig jaar niet toereikend zijn voor de premie sub a, verhoogd met de vereiste solvabiliteitsopslag, zullen alle in te kopen en te verzekeren pensioenrechten naar evenredigheid worden verlaagd. Wanneer deze situatie zich voordoet, deelt het fonds dit onverwijld schriftelijk mede aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Jaarlijks vindt per 1 januari van het boekjaar toetsing plaats van de geïncasseerde premie en de premiesom sub a en b, van het voorgaande boekjaar. Indien de geïncasseerde premie meer bedroeg dan de premiesom sub a en b wordt het meerdere toegevoegd aan de Beleggingsreserve dan wel de Winstbijschrijvingsreserve van het fonds.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 25
In de voorziening is een opslag van 2% opgenomen voor excassokosten. Aangezien de uitvoeringskosten van de regeling op basis van de uitvoeringsovereenkomst volledig voor rekening van de werkgever komen en de kosten verbonden aan de beleggingen in mindering worden gebracht op het gerealiseerde beleggingsresultaat, wordt door het fonds geen opslag voor de uitvoeringskosten gehanteerd. Aangezien de te verlenen winstbijschrijvingen volledig worden gefinancierd vanuit de te realiseren beleggingsrendementen van het fonds, vindt evenmin premieheffing ten behoeve van winstbijschrijving plaats. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement. De werkgeversbijdrage is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever die per 1 januari 2008 voor een periode van vijf jaar is overeengekomen. De vaststelling van de genoemde bijdragen is gebaseerd op uitgevoerde prognoseberekeningen die rekening houden met een wijzigende samenstelling van het deelnemersbestand en diverse ontwikkelingen van de rentestand. De werkgever betaalt een per deelnemer vast te stellen leeftijdsafhankelijke premie, welke uitgesplitst kan worden in een deelnemersbijdrage en een werkgeversbijdrage. In dit hoofdstuk worden de door de deelnemers en de werkgever verschuldigde premies nader omschreven.
8.2
Deelnemersbijdrage
De jaarlijkse deelnemersbijdrage aan de pensioenvoorziening is op doorsneebasis vastgesteld en bedraagt 7,5% van de pensioengrondslag bij een pensioenopbouw gericht op een pensioenleeftijd van 65 jaar. Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 die hebben aangegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen op te bouwen met een ingangsleeftijd van 62 jaar, geldt een deelnemersbijdrage van 8,5% van de pensioengrondslag. De deelnemersbijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Het beleid van het bestuur is gericht op een zo gering mogelijke fluctuatie van de deelnemersbijdrage van jaar tot jaar. De deelnemersbijdrage wordt, in combinatie met de werkgeversbijdrage, zodanig vastgesteld dat de kostendekkende premie zoals beschreven onder 8.1 naar verwachting gedurende langere termijn voldaan kan worden. Eventuele bijdragen in het kader van de “Regeling Vrijwillige Bijdragen” komen volledig voor rekening van de desbetreffende deelnemers.
8.3
Werkgeversbijdrage
De bijdrage van de werkgever aan de pensioenregeling wordt bepaald op basis van de leeftijd van de individuele deelnemer en wordt geformuleerd als een percentage van de pensioengrondslag van de betreffende deelnemer conform onderstaande tabel.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 26
Leeftijd deelnemer
Premie als percentage van pensioengrondslag
15 jaar tot en met 19 jaar
4,0%
20 jaar tot en met 24 jaar
5,5%
25 jaar tot en met 29 jaar
6,5%
30 jaar tot en met 34 jaar
8,0%
35 jaar tot en met 39 jaar 40 jaar tot en met 44 jaar
10,0% 12,0%
45 jaar tot en met 49 jaar
15,0%
50 jaar tot en met 54 jaar
20,0%
55 jaar tot en met 59 jaar
25,0%
60 jaar tot en met 64 jaar
30,0%
Op basis van de samenstelling van het deelnemersbestand per 1 januari 2010, leidde deze staffel tot een gemiddelde werkgeversbijdrage van 11,1% van de som van de pensioengrondslagen. De werkgever is uitsluitend gehouden tot voldoening van hierboven omschreven bijdrage. In geen geval kan de werkgever verplicht worden om additionele bijdragen te doen. De werkgever kan nimmer enige aanspraak doen gelden op de middelen van het fonds. Van terugstorting van premies of verlaging van premies op grond van de financiële situatie van het fonds kan derhalve nooit sprake zijn. Ten gevolge van de leeftijdsafhankelijke vaststelling van de werkgeversbijdrage wordt het effect van mogelijke veroudering van het deelnemersbestand grotendeels financieel ondervangen. Uitsluitend indien de toe te passen rekenrente op de nieuw te financieren pensioenverplichtingen structureel beneden een niveau van 3,25% zou dalen, zou de geheven premie onder kostendekkend niveau belanden. Indien het premieniveau op grond van ontwikkelingen van de rentestand of andere onvoorziene omstandigheden structureel ontoereikend blijkt te zijn, kan het fonds bij het aflopen van de uitvoeringsovereenkomst in onderhandeling treden met de werkgever teneinde een aanpassing van de werkgeversbijdrage overeen te komen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 27
9.
Waarderingsgrondslagen van de balans
9.1
Balanswaardering van de beleggingen
De beleggingen zijn op de balans als volgt gewaardeerd: Activa en passiva worden voor zover niet anders vermeld gewaardeerd tegen nominale waarde. De waardering van onroerende zaken geschiedt op actuele waarde en wel tegen marktwaarde. Ongerealiseerde waardestijgingen worden in de staat van lasten en baten verwerkt. Aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd op actuele waarde. Ongerealiseerde waardestijgingen worden in de staat van lasten en baten verwerkt. Obligaties en andere vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd op actuele waarde. Ongerealiseerde waardestijgingen worden in de staat van lasten en baten verwerkt. Deposito‟s e.d. worden gewaardeerd op nominale waarde. Vorderingen, overlopende activa en overige activa worden gewaardeerd tegen nominale waarde, rekening houdend met een voorziening wegens oninbaarheid. Liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen. Overige schulden en Overlopende passiva worden tegen nominale waarde opgenomen.
9.2
Overige voorzieningen en reserves
Het fonds kent naast de voorziening pensioenverplichtingen de volgende passiva: Algemene reserve Beleggingsreserve Winstbijschrijvingsreserve De genoemde balansposten worden hieronder toegelicht.
Algemene reserve Deze reserve heeft ten doel het opvangen van niet expliciet gekwantificeerde risico‟s zoals het algemene uitvoeringsrisico, het kostenrisico en het risico van aanpassing van de gehanteerde actuariële grondslagen. De omvang van de algemene reserve wordt jaarlijks gesteld op 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. Indien sprake is van een overschot dan wel een tekort in de Algemene Reserve ten gevolge van autonome ontwikkelingen zal het meerdere dan wel het mindere gesaldeerd worden met de Beleggingsreserve en / of de Winstbijschrijvingsreserve van het fonds.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 28
Beleggingsreserve De Beleggingsreserve heeft ten doel het opvangen van de risico‟s verbonden aan de beleggings- en verzekeringstechnische risico‟s van het fonds, welke vastgesteld worden aan de hand van de hiertoe door De Nederlandsche Bank voorgeschreven methodiek. De normering voor de beleggingsreserve wordt zodanig vastgesteld, dat samen met de algemene reserve, het zogenaamd Vereist Vermogen aanwezig is. Het Vereist Vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds (voor nominale aanspraken). In die evenwichtsituatie is het vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen voor de pensioenverplichtingen. De vaststelling van de benodigde omvang van de Beleggingsreserve vindt jaarlijks op het einde van het kalenderjaar plaats en bedraagt in beginsel 10% van de voorziening pensioenverplichtingen. Beleggingsresultaten en eventuele overwaarde van de algemene reserve worden toegevoegd aan de Beleggingsreserve, tot het vereiste niveau. Indien de omvang van de reserve ontoereikend blijkt, is sprake van een reservetekort in de zin van het Financieel Toetsingskader. In een voorkomend geval zal door het bestuur van het fonds een herstelplan worden opgesteld dat voorziet in een herstel van de Beleggingsreserve tot het vereiste niveau binnen een tijdsbestek van uiterlijk 15 jaar. Indien sprake is van een reservetekort zal er geen sprake zijn van winstbijschrijvingen op grond van de financiële positie van het fonds.
Winstbijschrijvingsreserve De winstbijschrijvingsreserve heeft ten doel de toekomstige winstbijschrijvingen aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden te waarborgen. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is gelijk aan de overwaarde van het fonds buiten de voorziening pensioenverplichtingen, de algemene reserve, de beleggingsreserve. De winstbijschrijvingsreserve wordt gevoed door de toevoeging van beleggingsresultaten en technische resultaten voor zover deze niet benodigd zijn ten behoeve van de omvang van de Beleggingsreserve. De bepaling van de jaarlijks vast te stellen winstbijschrijving vindt plaats op basis van besluitvorming door het bestuur en wordt mede bepaald op basis van de actuele dekkingsgraad van het fonds. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is in beginsel onbeperkt.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 29
10.
Weerstandsvermogen en sturingsmiddelen
10. Risico’s bij bereiken doelstellingen De belangrijkste risico‟s die de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen in het algemeen bedreigen zijn de risico‟s in verband met: Beleggingen Sterfte en arbeidsongeschiktheid De beleggingsrisico‟s zijn uiteindelijk voor rekening van de deelnemers. Door de vorming van de Beleggingsreserve en de Winstbijschrijvingsreserve, welke als buffer fungeren, komt het beleggingsresultaat ter beschikking voor pensioenaanpassingen in positieve dan wel negatieve zin. In beginsel wordt getracht om door een beheersing van het beleggingsrisico de kans op negatieve pensioenaanpassingen zo klein mogelijk te maken. De technische risico‟s op sterfte en arbeidsongeschiktheid worden in principe gedekt uit een adequate bijdrage van de deelnemers en de werkgever. Voor excessieve schade uit hoofde van overlijden en arbeidsongeschiktheid is een risicoherverzekeringscontract gesloten. Als buffer voor technische risico‟s is de Algemene reserve beschikbaar.
10.2
Omvang weerstandsvermogen
Omdat uiteindelijk het beleggingsrisico voor rekening van de deelnemers komt, heeft het weerstandsvermogen bij het fonds een andere betekenis dan bij andere fondsen. Het aanwezige weerstandsvermogen heeft niet tot doel om garanties te bieden, maar om de kans dat de deelnemers met de negatieve aspecten van de risico‟s geconfronteerd zullen worden, zo beperkt mogelijk te houden. Door middel van een studie met een ALM-model is vastgesteld dat de kans dat in enig jaar opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen daadwerkelijk verlaagd moeten worden op termijn op 10% tot 20% van de mogelijke berekende scenario‟s ligt.
10.3
Jaarlijkse toetsing
De toetsing in hoeverre het gevoerde beleid tot het gewenste resultaat leidt zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van de door het fonds en adviseurs uitgebrachte rapportages. Rapportages over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en over de beleggingsresultaten zullen bovendien per kwartaal plaatsvinden.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 30
10.4
Inzet en effectiviteit van sturingsmiddelen
Jaarlijks laat het bestuur door de actuaris een analyse maken van de voornaamste winst- en verliesbronnen van het fonds. Het bestuur beschikt in principe over het beleggingsbeleid als sturingsmiddel. Minimaal eens per drie jaar zal een ALM-studie worden uitgevoerd om het optimale beleggingsbeleid vast te stellen bij een zeer geringe kans op pensioenvermindering. Onderstaand wordt nader ingegaan op de sturingsmiddelen die het fonds ten dienste staan om in een situatie van een dekkingstekort en / of reservetekort de financiële positie van het fonds te versterken.
Algemeen De inhoud van de pensioenovereenkomst van de deelnemers van Stichting Pensioenfonds Randstad wordt in beginsel bepaald door de inhoud en bepalingen van het pensioenreglement. Dit betekent dat het bestuur van het pensioenfonds in principe de beschikking heeft over alle beleidsinstrumenten en zonder afhankelijkheid van sociale partners kan overgaan tot het nemen van de maatregelen die noodzakelijk geacht worden om het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds te bewerkstelligen.
Herstelkracht zonder inzet van beleidswijzigingen Uitgaande van de uitgangspunten van het premie- en beleggingsbeleid zal in geval van een dekkings- of reservetekort zonder wijziging van beleidsuitgangspunten reeds een zekere mate van herstel langs „natuurlijke weg‟ plaatsvinden. Daarbij zijn de bronnen voor herstel met name te vinden in het premie-effect en in het verwachte overrendement op de beleggingen.
Premiebeleid Gegeven de aard van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer is de bijdrage van de werkgever in de pensioenregeling vastgelegd en kan deze in beginsel niet als beleidsinstrument door het pensioenfonds worden ingezet. Indien in het kader van het herstel een verhoging van de premie benodigd zou zijn, zou dit derhalve uitsluitend een verhoging van de deelnemersbijdrage betekenen. De deelnemersbijdrage aan de pensioenregeling bedraagt 7,5% van de pensioengrondslag. Een verhoging van de deelnemersbijdrage aan de pensioenregeling met één procentpunt zou naar schatting leiden tot een verbetering van de dekkingsgraad met 0,4 procentpunt per jaar. Een verhoging van de deelnemerspremie zou kunnen worden overwogen door het bestuur indien het vereiste herstel dit noodzakelijk zou maken.
Toeslagbeleid Stichting Pensioenfonds Randstad kent een systematiek van winstbijschrijving, waarbij de hoogte van de jaarlijkse winstbijschrijving wordt vastgesteld aan de hand van de dekkingsgraad van het pensioenfonds per ultimo jaar. Indien de dekkingsgraad zich onder de grens van het vereist eigen vermogen bevindt, vindt er geen toeslagverlening plaats.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 31
Beleggingsbeleid In het Beleggingsjaarplan is de strategische beleggingsmix van het fonds voor het betreffende jaar vastgesteld. Het Beleggingsjaarplan 2010 kent als uitgangspunt een stabiel risicobudget dat, ongeacht de dekkingsgraad van het fonds, aan de fiduciair vermogensbeheerder ter beschikking staat om binnen vastgelegde bandbreedtes, tactisch beleid te voeren. Daarbij is het aantal beleggingscategorieën vastgelegd en beschreven in het Beleggingsjaarplan. De fiduciair vermogensbeheerder zal, afhankelijk van de marktomstandigheden en verwachtingen, dit risicobudget inzetten. Indien zou blijken dat een gewenst of vereist herstel van de dekkingsgraad niet volgens het vereiste traject zou verlopen, is een aanpassing van het beleggingsbeleid in beginsel niet aan de orde. Verhoging of verlaging van risico worden op de lange termijn niet in het voordeel van de deelnemers gezien.
Pensioenbeleid Gegeven de omstandigheid dat de inhoud van de pensioenovereenkomst van de deelnemers aan het pensioenfonds grotendeels wordt bepaald door middel van de vaststelling van de inhoud van het pensioenreglement, heeft het bestuur van het pensioenfonds in beginsel ook de mogelijkheid om bijsturing te geven aan de financiële positie van het pensioenfonds door bijstelling van het pensioenbeleid. Als meest voor de hand liggende maatregel geldt daarin een (tijdelijke) versobering van de pensioenregeling die bereikt zou kunnen worden door een verlaging van het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen onder handhaving van een gelijkblijvende premiestelling. Op deze wijze wordt vanuit een aldus te bereiken premieoverschot additionele herstelcapaciteit bereikt die het herstel kan bespoedigen. Een verlaging van het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen met 0,50% (van de huidige 2,25% opbouw naar 1,75% opbouw) zou leiden tot een extra herstel van de dekkingsgraad van 1,6 procentpunt dekkingsgraad per jaar. Afhankelijk van de juridische mogelijkheden zou bij inzet van een dergelijke maatregel een voorwaardelijke opbouw van genoemde 0,50% opbouw toegezegd kunnen worden, die uitsluitend wordt toegekend indien en zodra het pensioenfonds uit de herstelfase is geraakt.
Korten van aanspraken en ingegane pensioenen Anders dan veel andere pensioenfondsen kent Stichting Pensioenfonds Randstad de reglementair vastgelegde mogelijkheid om de pensioenaanspraken en -rechten te korten indien de financiële positie van het fonds hiertoe aanleiding geeft. Dit betekent echter niet dat dit middel lichtvaardig zal worden ingezet. Indien er sprake is van een noodzaak tot het treffen van additionele maatregelen, zal de inzet van de kortingsbepaling worden afgewogen in het kader van de evenwichtige belangenbehartiging versus de inzet van de andere beleidsinstrumenten die hiertoe beschikbaar zijn. Het korten van pensioenaanspraken en – rechten zal uitsluitend plaatsvinden indien het bestuur van mening is dat op grond van de solvabiliteitspositie van het fonds er sprake is van een strikte noodzaak tot korten. Bij de beoordeling van de solvabiliteit zal het bestuur zich baseren op de voor het fonds relevante verhoudingen tussen bezittingen en verplichtingen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 32
Afhankelijk van de specifieke situatie en omstandigheden waarin een mogelijke kortingsmaatregel overwogen zou worden, zal het bestuur in een dergelijke wijze de mogelijkheden onderzoeken om de effecten van een korting van pensioenaanspraken en – rechten voor gepensioneerde en oudere deelnemers op zodanige wijze vorm te geven dat ook bij inzet van een kortingsmaatregel de belangen van deze groep in evenwichtige mate behartigd worden. Het bestuur wenst zich niet op voorhand vast te leggen ten aanzien van een bepaalde volgorde of prioritering inzake de in te zetten sturingsinstrumenten. Het oordeel omtrent de inzet van de diverse instrumenten zal op basis van de ontstane situatie na ampele overweging door het bestuur plaatsvinden, met inachtneming van alle relevante factoren. Daarbij dient gedacht te worden aan de te overbruggen omvang van het tekort, de financiële positie van het fonds, de actuele economische situatie en de vooruitzichten voor economie en de aangesloten ondernemingen. Het bestuur acht het onwenselijk om reeds op voorhand een oordeel omtrent een dergelijke situatie vast te leggen in een beleidsdocument.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 33
11.
Administratieve organisatie en interne controle
11.1
Administratie
De administratie van het pensioenfonds wordt uitgevoerd door het pensioenbureau van Randstad Holding nv. Een staf van vijf personen onder leiding van een directeur houdt zich bezig met de praktische administratie en uitvoering van de pensioenregeling. Het toezicht op personeelsbeleid, huisvesting, aanschaf van hard- en software etcetera is door het bestuur van het fonds gelegd bij de concerndirecteur Sociale Zaken van Randstad Holding. Binnen de werkzaamheden van de administratie zijn de volgende specifieke taken te onderscheiden: 1. het verzamelen, onderhouden en up-to-date houden van gegevens van individuele deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden (in samenwerking met de personeels- en salarisadministraties van de aangesloten ondernemingen); 2. de berekening van pensioenrechten uitgaande van de basisgegevens en van mutatiegegevens, en mededeling daaromtrent aan de deelnemers; 3. de verzorging van de herverzekering van risico‟s (overlijden, arbeidsongeschiktheid); 4. voorlichting aan de deelnemers en gewezen deelnemers of hun nagelaten betrekkingen inzake hun individuele pensioenrechten en over de pensioenregeling in het algemeen; 5. excasso van pensioenuitkeringen en incasso van premiebijdragen; 6. boekhouding en verslaglegging, met dien verstande dat de volledige administratie van de beleggingen is uitbesteed aan een externe partij welke eveneens de hiertoe benodigde rapportages verzorgt. Uitvoering en controle zijn volledig gescheiden. In hoofdstuk 2 is beschreven hoe en met welke frequentie aan het bestuur wordt gerapporteerd over de administratieve werkzaamheden.
11.2
Vermogensbeheer
Het fonds heeft een externe vermogensbeheerder aangesteld als ficuciair vermogensbeheerder. In hoofdstuk 7 is de taakverdeling tussen het fonds en de fiduciair vermogensbeheerder beschreven, alsmede de rapportage en controle op hun werkzaamheden.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 34
12.
Risicobeheersing
12.1
Systematiek van risicobeheersing
Voor de beheersing van de risico‟s die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling en de werkzaamheden van het pensioenfonds, is aansluiting gezocht bij de FIRM-methode van risico-identificatie zoals die wordt toegepast door De Nederlandsche Bank. In dit model worden relaties gelegd tussen de in wetten vastgelegde doelstellingen van toezicht, te weten: Solvabiliteit; Liquiditeit; Beheer; Organisatie. Het risicomodel van FIRM geeft ten aanzien van pensioenfondsen met uitbestede werkprocessen een tiental risicocategorieëen, die onderverdeeld zijn in financiële en nietfinanciële risico‟s. Financiële risico’s Matching- en renterisico Marktrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Uitbestedingsrisico Integriteitsrisico Juridisch risico Operationeel risico IT-risico
Bij het beoordelen van risico‟s wordt een inschatting gemaakt van het bruto risico, de beheersingsmaatregelen die kunnen worden ingezet om het risico te beheersen, en het daarna resterende netto risico. 12.2
Algemene beheersingsmaatregelen
Om een goed inzicht te krijgen in de risico‟s die het fonds loopt, worden onder andere de volgende instrumenten ingezet: Minimaal één maal per drie jaar uitvoeren van een ALM-studie; Jaarlijkse actuariële analyse; Frequent uitvoeren van scenario-analyses en stresstests om bestendigheid van beleid te toetsen; Jaarlijkse vaststelling beleidsdoelstellingen; Jaarlijkse vaststelling Beleggingsjaarplan; Gedegen risico-analyse bij mogelijke opneming nieuwe beleggingsproducten; Integriteitsbeleid, gedragscode en compliance functie; Adequate uitwerking van taken en verantwoordelijkheden, besturingsmodel en naleving beleggingsmandaat.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 35
12.3
Specifieke beheersingsmaatregelen
Het fonds heeft ten aanzien van een aantal van de gesignaleerde risico‟s beheersingsmaatregelen getroffen, die onderstaand worden toegelicht.
Matching- en renterisico, marktrisico en kredietrisico Deze drie vormen van financiële risico‟s zijn mede bepalend voor de vormgeving van het Beleggingsjaarplan en het daaruit voortvloeiende mandaat van de fiduciair vermogensbeheerder. Door het bepalen van een totaal risicobudget en het vaststellen van onderliggende bandbreedtes, maximale exposures, minimale ratings en andere limieten, is een complex van maatregelen getroffen met als doel om de inzet van beleggingsrisico‟s te laten conformeren aan het beleid van het fonds. Risico‟s die als ongewenst worden beschouwd, zoals valutarisico worden volledig geneutraliseerd door middel van beleggingsinstrumenten. Over de inzet en onderbouwing van het risicobudget wordt maandelijks door de fiduciair vermogensbeheerder aan het fonds gerapporteerd.
Verzekeringstechnisch risico Binnen het Vereist Eigen Vermogen van het fonds is een buffer opgenomen ten behoeve van deze risico‟s. Met behulp van de stoploss risicoherverzekering en het gebruik van actuele sterftegrondslagen en leeftijdsterugstellingen wordt getracht deze risico‟s te minimaliseren.
Omgevingsrisico Door middel van de jaarlijkse vaststelling van beleidsdoelstellingen wordt getracht om omgevingsrisico‟s zo zorgvuldig mogelijk in kaart te brengen en, waar mogelijk, tot beïnvloeding hiervan te komen.
Uitbestedingsrisico Het fonds heet een groot deel van de uitvoerende en ondersteunende taken uitbesteed aan externe partijen. De risicobeheersing begint bij een zorgvuldige selectie van de betreffende partijen, waarbij indien mogelijk gebruik wordt gemaakt van de deskundigheid van externe consultants. Met uitvoerende partijen zijn strikte overeenkomsten en service level agreements afgesloten die de wederzijdse rechten en verplichtingen duidelijk weergeven. In deze overeenkomsten zijn alle bepalingen vastgelegd inzake geheimhouding, scheiding van bestanden, toegang va de toezichthouder tot de gegevens en andere wettelijke vereisten. Indien mogelijk en relevant wordt gestreefd naar een door de uitvoerder te hanteren certificering van de werkprocessen. Periodieke rapportages dienen een adequaat inzicht te verschaffen in de werkzaamheden van de betreffende partij. Jaarlijks vindt een evaluatie van de uitbestede werkzaamheden plaats.
Integriteitsrisico Het fonds heeft een integriteitsbeleid en een gedragscode vastgesteld en heeft voorzien in de aanstelling van een compliance officer.
Juridisch risico Door het nauwletend volgen van de uitbestede werkprocessen en de inschakeling van externe consultants bij vaststelling van fondsdocumenten wordt getracht het jurisiche en aansprakelijkheidsrisico voor het fonds te minimaliseren.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 36
Operationeel risico Als gevolg van de uitbesteding van de uitvoerende en ondersteunende taken kent het fonds strikt gezien zeer beperkte operationele risico‟s. Om de bewaking van de operationele risico‟s te ondervangen wordt getracht om bij de selectie en aansturing van externe uitvoerders door de uitbestedingsrelatie „heen te kijken‟ en te komen tot een inhoudelijke inventarisatie en beheersing van de operationele risico‟s. Waar mogelijk wordt getracht om door middel van certificering van werkprocessen door de te selecteren externe uitvoerder (zoals SAS-70 certificering) te komen tot een inhoudelijke beoordeling en beheersing van de inherente risico‟s.
IT-risico Net als voor het operationeel risico geldt ten aanzien van het IT-risico dat ook de betreffende risico‟s worden meegenomen in de selectie, aansturing en besoordeling van externe uitvoerders. Ten aanzien van vitale taken worden met externe uitvoerders afspraken gemaakt inzake bedrijfszekerheid, backupprocedures, uitwijkmogelijkheden en worden escrow overeenkomsten afgesloten waarmee de beschikbaarheid van de gebruikte programmatuur wordt gewaarborgd.
12.4
Rapportage inzake risicobeheersing
Binnen de auditcommissie van het fonds wordt periodiek aandacht besteed aan de integrale risicobeheersing van het fonds. De conclusies van deze analyses worden gedeeld binnen het bestuur en kunnen de aanleiding vormen voor inzet van maatregelen. Het fonds heeft het voornemen om in 2010 te komen tot een integrale risicorapportage die inzicht dient te geven in de scores op de diverse onderdelen, de beheersingsmaatregelen, effectiviteit hiervan en eventuele aanbevelingen. Deze periodieke rapportage zal worden voorgelegd aan het bestuur. Om de continuïteit van het risicobeheersingsproces te waarborgen, zal deze aanpak worden opgenomen in de jaarlijkse bestuurscyclus.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 37
13.
Slotopmerkingen
Deze actuariële en bedrijfstechnische nota beschrijft het fonds naar de situatie per april 2010. Wijzigingen vinden plaats door middel van een wijzigingsblad of door het vervangen van een bijlage, tenzij het bestuur meent dat vaststelling van een volledig nieuwe actuariële en bedrijfstechnische nota noodzakelijk is.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 38
Bijlage 1: Actuariële grondslagen en onderstellingen (Naar de situatie per 1 januari 2010) De berekening van de Voorziening Pensioenverlichtingen wordt uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen:
Sterftegrondslagen
Per 1 januari 2010: AG Prognosetafel 2005-2050 met starttafel 2006-2011 met 3 resp. 1 jaar leeftijdsterugstelling voor mannen resp. vrouwen. Voorts is in het kader van de voorziene overgang naar nieuwe Prognosetafels per 31 december 2009 een voorziening ter hoogte van 3,5% van de Voorziening Pensioenverplichtingen opgenomen.
Leeftijdsverschil man – vrouw
3 jaar.
Rekenrente
DNB-rentetermijnstructuur.
Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen
5% van de voorziening van uitgesteld nabestaandenpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen.
Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten
De contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw is opgenomen in de technische voorziening.
Opslag voor excassokosten
2,0% (onderdeel van de voorziening).
Overlijdensrisico
Herverzekerd middels een stoploss herverzekering.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Herverzekerd middels een stoploss herverzekering.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 39
Bijlage 2: verdeling over de beleggingscategorieën (Naar de situatie per 1 januari 2010)
Benchmarks (doelstelling & strategische beleggingsmix 2010) Binnen het vermogensbeheer wordt onderscheid gemaakt tussen een tweetal portefeuilles, de matchingportefeuille en de rendementsportefeuille. De totale beleggingsmix 2010 is hieronder vertaald naar benchmarks voor deze twee portefeuilles. De belangrijkste restrictie is het risicobudget van de portefeuille t.o.v. de verplichtingen. Dit risicobudget bepaalt het totale risico dat de fiduciair vermogensbeheerder voor het fonds mag nemen, waaronder de omvang van de portefeuille die gebruikt wordt om het renterisico af te dekken (matchingportefeuille) en de omvang van de portefeuille om extra rendement (rendementsportefeuille) te generen. Voor de totale beleggingsmix 2010 gelden dus geen expliciete bandbreedtes maar is sturing op risicobudget leidend. De reden hiervoor is dat het percentage renteafdekking van verplichtingen onderdeel uitmaakt van de referentiemix (bijvoorbeeld 60%/40%). Daardoor is het niet mogelijk om bandbreedtes voor de totale beleggingsmix te definiëren, aangezien de renteafdekking gebaseerd is op een percentage van de verplichtingen i.p.v. de totale beleggingsmix. Op portefeuille niveau (matching en rendementsportefeuilles) zijn de beleggingsmixen 2010 en bandbreedtes bepaald. Tevens is gedefinieerd hoeveel leverage (matchingportefeuille financiering) gebruikt mag worden voor het afdekken van het renterisico. Een normpercentage van 30%, betekent dat tegenover de verplichtingen van 400 miljoen euro, (100% -30%) * 400 miljoen euro = 280 miljoen euro in vastrentende waarden moeten zijn belegd. Door minder of meer leverage te gebruiken kan de fiduciair vermogensbeheerder afhankelijk van zijn visie binnen het risicobudget minder of meer risico nemen. Doelstelling Beleggingscategorie
Weging
Benchmark
Vastrentend
100%
Verplichtingen (Verplichtingen Benchmark)
Totaalportefeuille Beleggingscategorie
Normleverage*
Matchingportefeuille financiering*
30%
*(( 90% waarde nominale verplichtingen - waarde matchingportefeuille) /90% waarde nominale verplichtingen)
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 40
Benchmark rendementsportefeuille Beleggingscategorie
Portefeuil le weging
Benchmark
Vastrentend Staatsobligaties
25%
Merrill Lynch EMU Direct Government AAA Rated Index
Aandelen ontwikkelde landen
31%
Wereld Europa VS Japan
9% 13% 9% 0%
Aandelen opkomende landen
14%
Emerging markets Azie/Pacific
7% 7%
Onroerend goed
10%
Europa VS
5% 5%
Absolute return producten
10%
Tactische Asset Allocatie Overige alternatieve beleggingen
10%
MSCI Wereld TR ND MSCI Europe TR ND MSCI US TR ND MSCI Japan TR ND
MSCI Emerging Markets TR ND MSCI Asia/Pacific ex Japan TR ND GPR 250 Europe ND MSCI US REIT index ND Euribor 3 maands +3% Euribor 3 maands +3%
Liquiditeiten Totaal
100%
Valuta-afdekking
EUR/USD EUR/GBP EUR/JPY
26% 7% 0%
Euro/US dollar 1-maands termijncontract Euro/Britse pond 1-maands termijncontract Euro/Japanse yen 1-maands termijncontract
Benchmark matchingportefeuille Beleggingscategorie
Portefeuil le weging
Vastrentend
100%
Niet-staatsobligaties (bedrijfsobligaties)
30%
Merrill Lynch EMU Corporate Index
Matching/staatsobligaties
70%
Verplichtingen Benchmark gecorrigeerd voor de financieringskosten*
Matching/staatsobligaties + financering (euribor 3 mnd) Totaal
Benchmark
100%
* De verplichtingenbenchmark voor de matchingportefeuille bestaat uit verplichtingen langer dan 10 jaar(circa 85% van de verplichtingen). Kortere verplichtingen worden afgedekt door de normweging voor vastrentende waarden in de rendementsportefeuille.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 41
Bandbreedtes (tactisch beleid) De onderstaande bandbreedtes zijn alleen van toepassing binnen de matching- en rendementsportefeuille. De bandbreedtes voor de totale weging zijn uitsluitend ter informatie en afgeleid van de bandbreedtes van de matching- en rendementsportefeuille Bandbreedte / Restricties Totaalportefeuille Beleggingscategorie Staatsobligaties/matching (o.b.v. swapscurve) Matchingportefeuille financiering*
Renteafdekking (niet vermogen) 70% - 100% 0% - 40%
*(( 90% waarde nominale verplichtingen - waarde matchingportefeuille) /90% waarde nominale verplichtingen) Bandbreedte / Restricties Matchingportefeuille Totale weging Beleggingscategorie
Portefeuille weging
Staatsobligaties/matching
20% - 40%
40% - 80%
Niet-staatsobligaties (bedrijfsobligaties) Liquiditeiten
10% - 20% Max 10%
20% - 40% Max 20 %
Bandbreedte / Restricties Rendementsportefeuille Beleggingscategorie
Totale weging
Portefeuille weging
Staatsobligaties/matching
Max 20%
Max 40%
Niet-staatsobligaties (bedrijfsobligaties)
Max 5%
Max 10%
Aandelen ontwikkelde landen
10% - 21%
20% - 42%
Aandelen opkomende landen
4% - 10%
8% - 20%
Onroerend goed
2,5%- 7,5%
5% - 15%
Absolute return producten Tactische Asset Allocatie
2,5%- 7,5% 2,5%- 7,5%
5% - 15% 5% - 15%
Alternatieve beleggingen
Max 5%
Max 10%
Liquiditeiten
Max 5%
Max 10 %
Max 20%
Max 40%
Max 7,5%
Max 15%
Max 2,5%
Max 5%
Valuta-afdekking:
EUR/USD EUR/GBP EUR/JPY
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 42
Berekening ex-ante risicobudget Bij het bepalen van het Risicobudget worden de volgende risico parameters gebruikt. Risicobudget Brongegevens Gebruikte periode
Marktbenchmarks en swapcurve Dec 1995 - heden
Frequentie
Maandelijks
Decay*
Nee
Onderliggende verdeling
Normaal
* Iedere waarneming wordt gelijkgewogen.
ABTN Stichting Pensioenfonds Randstad
pag. 43