Ö¿¿®ª»®-´¿¹ îððç ͬ·½¸¬·²¹ л²-·±»²º±²¼- Û®²-¬ ú DZ«²¹
JAARVERSLAG 2009 STICHTING PENSIOENFONDS ERNST & YOUNG
17 juni 2010
INHOUDSOPGAVE
1
Voorwoord
2 2.1 2.2
3
Jaarverslag Kerncijfers Profiel 2.2.1 Doelstelling 2.2.2 Structuur 2.2.3 Kenmerken van de pensioenregelingen 2.3 Verslag van het Bestuur 2.3.1 Financiële positie en bestandsontwikkeling 2.3.2 Personalia, vergaderingen en gedragscode 2.3.3 Activiteiten en besluitvorming 2.3.4 Beleggingen 2.3.5 Pensioenen 2.3.6 Vooruitblik
5 6 8 8 8 10 14 14 18 18 22 24 27
3
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
30
4
Rapport van de Visitatiecommissie
34
Samenvatting Visitatierapport
35
5 5.1 5.2 5.3
37 38 39 40 40 44 52 56
6 6.1 6.2
Jaarrekening Balans per 31 december 2009 Staat van baten en lasten 2009 Toelichting op de jaarrekening 5.3.1 Algemene toelichting 5.3.2 Toelichting op de balans 5.3.3 Toelichting op de staat van baten en lasten 5.3.4 Risicobeheer Overige gegevens Accountantsverklaring Actuariële verklaring
60 61 62
1
Voorwoord
3
De economische crisis die in 2008 was losgebarsten, zette zich vooral in het eerste kwartaal van 2009 hevig voort. Na het eerste kwartaal werden tekenen van herstel zichtbaar en in de tweede helft van 2009 vertonen economieën weer positieve groeicijfers en herstelden financiële markten. Vorig jaar schreven wij dat wij ons in de afgelopen jaren goed beschermd voelden, omdat wij de pensioenverplichtingen door middel van een garantiecontract hebben herverzekerd bij gerenommeerde verzekeraars (AEGON en Nationale-Nederlanden). Maar de hiervoor genoemde economische crisis heeft geleid tot toegenomen onzekerheid ten aanzien van de kredietwaardigheid van alle financiële instellingen en dus ook van onze herverzekeraars. Deze toegenomen onzekerheid vertaalde zich in 2009 in lagere ratings en leidde tot een kredietrisico-afslag van € 26,0 miljoen van de herverzekeringsvorderingen die wij als fonds hebben. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heroverweegt momenteel de regelgeving ten aanzien van volledig herverzekerde pensioenfondsen. In het hiervoor genoemde garantiecontract, dat in 2009 door alle betrokken partijen is ondertekend als juridische uitwerking van de eerder overeengekomen slotnota, zijn wij met de beide herverzekeraars overeengekomen dat ter onze beoordeling en keuze op ieder moment het contract kan worden omgezet in een direct verzekerde regeling. Het resultaat over 2009 komt (mede door de hiervoor genoemde kredietrisico-afslag) uit op € 12,0 miljoen negatief t.o.v. € 38,6 miljoen negatief over 2008. De dekkingsgraad van het fonds vóór de kredietafslag steeg van 107,1% ultimo 2008 naar 109,6% ultimo 2009 en daalde na afslag over diezelfde periode naar 104,8%. Het Pensioenfonds kent een volledig voorwaardelijke indexatie die afhankelijk is van de aanwezige/beschikbare middelen. Gezien de financiële positie van het fonds ultimo 2009 achtten wij het verantwoord – mede gezien de omvang ervan – voor 2010 een volledige indexatie conform de prijsindex van 0,4% toe te kennen. In 2007 is besloten om het Intern Toezicht in te richten door middel van een Visitatiecommissie. In 2009 heeft de eerste visitatie plaatsgevonden. De indruk van de Visitatiecommissie is overwegend positief en zij zijn van mening dat wij de zaken in voldoende mate hebben geregeld. Daarnaast heeft de Visitatiecommissie ook aanbevelingen gedaan, waar wij ondertussen opvolging aan geven. Omdat de belangrijkste doelstelling van ons communicatieplan is dat deelnemers op de hoogte zijn van hun feitelijke pensioen en dat er tevens naar wordt gestreefd om het pensioenbewustzijn van de deelnemers te verhogen zodat zij op de hoogte zijn van de keuzes die ze kunnen maken en weten wat de gevolgen zijn, is in 2009 een start gemaakt voor het houden van een nulmeting onder de deelnemers. Deze nulmeting wordt in 2010 uitgevoerd en aan de hand van de resultaten zullen wij ons communicatieplan actualiseren en concrete acties benoemen. Om de ontwikkeling van de financiële situatie op langere termijn (15 jaar) in kaart te brengen is in de Pensioenwet de continuïteitsanalyse geïntroduceerd, die minimaal eens per drie jaar dient te worden uitgevoerd. In 2009 heeft ons fonds voor het eerst een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De resultaten in deze continuïteitsanalyse en de toegekende indexatie in de achterliggende periode, onderschrijven onze mening dat voldaan is en wordt aan de eis van consistentie zoals opgenomen in de Pensioenwet. Conform de Uitvoeringsovereenkomst met de werkgever dient eenmaal per drie jaar de doorsneepremie te worden vastgesteld. In 2009 is (met terugwerkende kracht) de hoogte van de doorsneepremie 20082010 vastgesteld op 12,0%. Bestuur Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
4
2
Jaarverslag
5
2.1
Kerncijfers
Dekkingsgraad Voor afslag kredietrisico herverzekeraars Na afslag kredietrisico herverzekeraars1 Vereiste dekkingsgraad Indexatie Toegekende indexatie basisregeling Toegekende indexatie toeslagregeling
Samenstelling van het deelnemersbestand Deelnemers Slapers Pensioengerechtigden
Pensioenverplichtingen (in miljoenen euro) Deelnemers Slapers Pensioengerechtigden Opslag voor excassokosten Schadereserve premievrijstelling arbeidsongeschiktheid Voorziening uitlooprisico Overig
2009
2008
2007
2006
2005
109,6% 104,8% 101,9%
107,1% n.v.t. 100,0%
120,4% n.v.t. 100,0%
109,4% n.v.t. n.v.t.
111,2% n.v.t. n.v.t.
2,00% 2,00%
1,50% 1,67%
1,30% 1,50%
1,30% 1,25%
1,00% 1,25%
4.257 9.817 1.246 15.320
4.637 9.322 1.144 15.103
4.733 8.658 1.059 14.450
4.501 7.934 979 13.414
4.598 8.004 901 13.503
174,1 182,5 170,6 7,4 2,5
187,1 184,2 144,3 7,5 3,0
134,3 127,7 102,4 5,5 2,4
162,7 122,7 102,4 5,8 3,2
153,6 117,0 91,1 5,4 3,6
1,5 2,8 541,4
1,5 1,3 528,9
0,7 1,8 374,7
2,2 399,0
5,8 376,5
1 Ingevolge voorschriften van DNB is een kredietrisicoafslag toegepast bij één van de twee herverzekeraars. De afslag vloeit voort uit een verlaging van de rating tot beneden AA-. Het Bestuur heeft geen twijfel over de soliditeit van de desbetreffende herverzekeraar. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heroverweegt momenteel de regelgeving ten aanzien van volledig herverzekerde pensioenfondsen. In verband daarmee zijn vrijstellingen verlengd, waardoor een kredietrisicoafslag beleidsmatig geen impact heeft en geen herstelplan behoeft te worden ingediend.
6
2009
2008
2007
2006
2005
Baten en lasten (in miljoenen euro) Premie-inkomen (doorsneepremie) Uitkeringen Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
24,4 14,2 7,8 2,9
21,7 13,1 -4,9 2,9
22,0 12,6 2,2 2,2
24,4 11,8
22,9 10,4
2,0
2,2
Resultaat vóór kredietrisicoafslag Resultaat volgens staat van baten en lasten
14,0 -12,0
-38,6 -38,6
15,4 15,4
-5,3 -5,3
25,5 25,5
47,4 5,9
-48,3 -9,7
4,3 3,6
5,7 -3,8
34,0 2,1
Beleggingsrendement (in miljoenen euro) Pensioenregeling Bijspaarregeling
7
2.2
Profiel
2.2.1 Doelstelling De statutaire doelstelling van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young luidt: ‘De Stichting Pensioenfonds Ernst & Young heeft ten doel rechten op pensioen toe te kennen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen en wel in overeenstemming met de bepalingen van het pensioenreglement’. Concreet betekent dit dat Stichting Pensioenfonds Ernst & Young verantwoordelijk is voor de uitvoering van de collectieve pensioenregeling van de Ernst & Young organisatie in Nederland (inclusief door hen aangewezen gelieerde kantoren) en Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen (gezamenlijk hierna: Ernst & Young). Hiertoe is een Uitvoeringsovereenkomst met Ernst & Young van kracht. Het Pensioenfonds verzorgt daarnaast de uitvoering van de toeslagregeling van Ernst & Young. De Stichting is statutair gevestigd te Rotterdam en houdt kantoor op Marten Meesweg 51, 3068 AV te Rotterdam. Het inschrijfnummer van de Stichting in het register bij de Kamer van Koophandel is 4115678.
2.2.2 Structuur Bestuur Het Bestuur bestaat uit zes personen. Drie leden worden benoemd door de besturen van de maatschappen, twee leden worden gekozen uit en door de deelnemers en het derde deelnemersbestuurslid wordt gekozen uit en door de pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft de voorzitter, de penningmeester en de secretaris benoemd als Dagelijks Bestuur.
Pension Fund Governance De principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) vormen het uitgangspunt op basis waarvan Pensioenfonds Ernst & Young de Governance weergeeft. Medezeggenschap en samenstelling Bestuur In de Pensioenwet zijn eisen gesteld ten aanzien van de medezeggenschap van pensioengerechtigden. Omdat het fonds meer dan 1.000 pensioengerechtigden heeft, is er één pensioengerechtigde in het Bestuur opgenomen. Daarnaast zijn er drie werkgevers- en twee werknemersvertegenwoordigers in het Bestuur opgenomen.
8
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om aan de hand van het Verslag van het Bestuur, de jaarrekening en andere informatie, een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur. Onder het handelen van het Bestuur zijn begrepen het inrichten van het Intern Toezicht, het door het Bestuur uitgevoerde beleid evenals de beleidskeuzes voor de toekomst. In het Verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever in gelijke aantallen vertegenwoordigd. De vertegenwoordiger van de deelnemers wordt aangewezen door de Ondernemingsraad. De werkgever wijst zijn eigen vertegenwoordiger aan. De vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan wordt gekozen door middel van rechtstreekse verkiezingen door en uit de kring van pensioengerechtigden. De maximale zittingstermijn van een lid bedraagt vier jaar. De betrokken vertegenwoordiger kan terstond worden herbenoemd. Visitatiecommissie Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ernst & Young heeft in het kader van het intern toezicht gekozen voor een Visitatiecommissie. Bij het uitvoeren van de visitatieopdracht heeft de Visitatiecommissie de volgende taken: • het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks en balances binnen het Pensioenfonds; • het beoordelen van de wijze waarop het Bestuur het Pensioenfonds aanstuurt; • het beoordelen van de wijze waarop het Bestuur omgaat met de risico’s op de lange termijn.
Pensioenbureau De operationele uitvoering wordt conform afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst verzorgd door het Pensioenbureau van Ernst & Young. De medewerkers van het Pensioenbureau zijn in dienst bij Ernst & Young Nederland LLP, die daarmee ook de kosten draagt. Bij het Pensioenbureau werken zes mensen (4,5 FTE). De Manager Pensions, die de werkzaamheden op het Pensioenbureau coördineert en als aanspreekpunt dient voor het Bestuur, wordt door het Bestuur van het Pensioenfonds ingehuurd. De belangrijkste taken van het Pensioenbureau zijn: • het geven van uitvoering aan de pensioenregeling, inclusief de controle op de verrichtingen van de herverzekeraar; • het voeren van de financiële administratie van het Pensioenfonds; • het opstellen van de periodieke rapportages, waaronder de jaarrekening en de verslagstaten voor de toezichthouder. Daarnaast is het Pensioenbureau verantwoordelijk voor de communicatie van het Pensioenfonds met de deelnemers in de ruimste zin van het woord. Met betrekking tot het adviseren van de werkgevers beperkt het Pensioenbureau zich tot een beoordeling van de uitvoerbaarheid van de pensioenregeling.
9
Communicatie Communicatie over het tot stand komen van pensioen als arbeidsvoorwaarde dient primair door de werkgever te gebeuren en communicatie over de uitvoering van de pensioenregeling wordt door de pensioenuitvoerder verzorgd. Binnen Ernst & Young is het Pensioenbureau, namens Stichting Pensioenfonds Ernst & Young, verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het communicatiebeleid is vastgelegd in een communicatieplan. In dit plan heeft het Bestuur aangegeven op welke manier het Pensioenfonds in de komende jaren communicatie wil vormgeven. De belangrijkste doelstelling is dat de deelnemer op de hoogte moet zijn van zijn of haar feitelijke pensioen. Tevens wordt nagestreefd om het pensioenbewustzijn van de deelnemers te vergroten, zodat zij op de hoogte zijn van de keuzes die ze kunnen maken en weten wat de gevolgen zijn van die keuzes. De correspondentie, de website en de periodieke pensioenopgaven, Uniform Pensioenoverzicht (UPO) zijn middelen die voor communicatie door het Pensioenbureau worden ingezet. Met behulp van de pensioenplanner wordt aan deelnemers een indicatie gegeven van de mogelijke pensioenaanspraken als gebruik gemaakt wordt van de verschillende keuzes die het pensioenreglement biedt.
2.2.3 Kenmerken van de pensioenregelingen Pensioenregeling Basisregeling In de basisregeling is het ouderdomspensioen ondergebracht, gebaseerd op middelloon. De pensioenregeling betreft een zogenaamde collectieve beschikbare premieregeling, waarbij de werkgever na het voldoen van de overeengekomen premie geen enkele verplichting heeft tot verdere premiebetaling of bijstorting. De premie wordt steeds voor een periode van 3 jaar op zodanige wijze vastgesteld dat naar verwachting minimaal de nominale opbouw van de pensioenrechten gefinancierd kan worden. Er is sprake van voorwaardelijke indexatie. Voor indexatie wordt geen premie betaald en geen bestemmingsreserve gevormd. De benodigde koopsom voor indexatie moet derhalve uit de algemene reserve van het fonds kunnen worden voldaan. Er bestaat dus geen recht op indexatie en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Werknemers worden bij indiensttreding als deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. Als pensioengevend salaris wordt het vaste jaarsalaris in aanmerking genomen. Over een deel van het pensioengevend salaris wordt geen pensioen opgebouwd. Dit deel wordt geacht te worden gedekt door de AOW-uitkering (franchise). Op voorstel van de werkgever is besloten de salarissen en de franchise ieder jaar op 1 oktober aan te passen. De prepensioenregeling is vanaf 2007 premievrij gemaakt, wat inhoudt dat er geen sprake meer is van verdere opbouw van prepensioen en dat het reeds opgebouwde prepensioen als prepensioen blijft toebehoren aan de deelnemers. Bij pensioneren voor 65-jarige leeftijd worden op de feitelijke pensioendatum de opgebouwde pensioenaanspraken door middel van actuariële berekening verlaagd. Per dienstjaar wordt 1,75% van de pensioengrondslag aan ouderdomspensioen opgebouwd. Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt.
10
De basisregeling voorziet ook in voorzieningen voor de nabestaanden. Voor de partner van de deelnemer wordt een levenslang partnerpensioen verzekerd. Dit pensioen is gelijk aan 75% van het te bereiken ouderdomspensioen. Jaarlijks wordt 75% van het in dat jaar opgebouwde ouderdomspensioen ingekocht. Het nog niet ingekochte deel van het levenslange partnerpensioen wordt op risicobasis verzekerd. Over de actieve diensttijd voor 2005, waarover geen (reglementair) partnerpensioen is opgebouwd, wordt dit pensioen op risicobasis verzekerd. Beide risicodekkingen vervallen als het deelnemerschap eindigt. Verder worden, gedurende het deelnemerschap, voor de nabestaanden de volgende pensioenen verzekerd: • Een tijdelijk partnerpensioen, 15% van het te bereiken ouderdomspensioen; • Een ANW-hiaatpensioen, indien de begunstigde geen recht heeft op de (wettelijke) uitkering uit hoofde van de Anw; • Wezenpensioen, 14% van het te bereiken ouderdomspensioen (met een maximum van 9% van het pensioengevend jaarsalaris). Bij beëindiging van het deelnemerschap komen deze dekkingen zonder aanspraken te vervallen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is verzekerd op basis van zes klassen. Op het moment dat de deelnemer recht krijgt op een uitkering uit hoofde van de WIA, wordt hem, onder voortzetting van de pensioenopbouw, (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling verleend. Voor deelnemers die werkzaam zijn bij Doxis B.V. geldt dat het partnerpensioen volledig op risicobasis verzekerd is in plaats van op opbouwbasis zoals bij Ernst & Young. Pensioenbijspaarregeling Het Pensioenfonds biedt aan de deelnemers de mogelijkheid om voor eigen rekening en risico te sparen voor een kapitaal op een pensioenspaarrekening om daarmee op de pensioendatum (her)verzekerde pensioenaanspraken te kunnen inkopen. Als de deelnemer voor de pensioendatum overlijdt, wordt het pensioenkapitaal aangewend voor partnerpensioen en/of wezenpensioen. Hiertoe wordt voor de betrokken deelnemers een individuele beleggingsrekening geopend met een daaraan verbonden beleggingsdepot voor de pensioenbeleggingen. De deelnemers kunnen er op dit moment voor kiezen om hun bijdragen te beleggen in verschillende beleggingsfondsen. Met de komst van de Pensioenwet hebben pensioenuitvoerders nadrukkelijk een zorgplicht opgelegd gekregen met betrekking tot producten met een dergelijke beleggingsvrijheid. Default belegt de (gewezen) deelnemer door middel van profielbeleggen, het zogenaamde life cycle beleggen. Bij aanvang wordt er een risicoprofiel opgesteld. Hierbij hoort een beleggingsmix. De beleggingsmix wordt automatisch aangepast als de (gewezen) deelnemer een volgende leeftijdscategorie bereikt. Op deze manier wordt het beleggingsrisico kleiner naarmate de pensioendatum nadert. De deelnemer geeft hierdoor de zorg van zijn of haar beleggingsportefeuille uit handen. In de Pensioenwet staat vermeld dat de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid geeft om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen. Indien de (gewezen) deelnemer deze verantwoordelijkheid heeft overgenomen, informeert de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Tevens onderzoekt de pensioenuitvoerder, ten minste één keer per jaar, of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer zich bevinden binnen de hiervoor gestelde grenzen.
11
Toeslagregeling Het toeslagreglement is van toepassingen op de personen die verzekerd zijn ingevolge de ‘oude basisregeling’ (die gold tot en met 1996) en 15 of meer dienstjaren hebben. De regeling is gericht op ‘het op enigerlei wijze tegemoetkomen aan een vermindering van de koopkracht van ingegane of premievrije pensioenen van begunstigden door middel van toeslagen.’ De toeslagregeling is een voorwaardelijke regeling. Zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Board of Directors van Ernst & Young Nederland LLP zal het Bestuur geen toeslag toekennen. In beginsel geldt de procentuele salarisverhoging die in enig jaar aan de actieve werknemers van de maatschappen wordt toegekend als maatstaf voor toekenning van de toeslag, waarbij deze nooit meer zal bedragen dan 6%. Als de toegekende toeslag hoger is dan de verhoging van de pensioenrechten uit indexatie, zoals die door het fondsbestuur is vastgesteld, dan zal de koopsom die nodig is om dit verschil in te kopen door Ernst & Young apart worden gefinancierd.
Herverzekering De aanspraken uit de basis- en toeslagregeling zijn volledig herverzekerd bij AEGON Levensverzekering NV (hierna AEGON) en Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV (hierna NationaleNederlanden). De verzekering van de verplichtingen voortvloeiend uit de volgens de pensioenregelingen gedane toezeggingen geschiedt op basis van jaarlijkse affinanciering. De overeenkomst met de verzekeraars heeft de vorm van een ‘garantiecontract’. Dit houdt in dat zij de uitkering van de opgebouwde en gefinancierde pensioenaanspraken garanderen. Ook betekent dit dat als bij verlenging van de overeenkomst voor de toekomst zwaardere grondslagen worden toegepast, bijvoorbeeld vanwege toegenomen levensverwachtingen, de daaruit voortvloeiende verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen (aanspraken uit het verleden) voor rekening komt van de herverzekeraars. Gezien de vormgeving van de uitvoering door middel van het met de herverzekeraars gesloten garantiecontract zijn de risico’s ten aanzien van de opgebouwde aanspraken voor de deelnemer beperkt tot de toekomstige indexaties en het kredietrisico ten aanzien van de beide herverzekeraars. Het garantiecontract kent zowel technische winstdeling als winstdeling op beleggingsrendement. De technische winstdeling heeft met name betrekking op de behaalde resultaten op sterfte en arbeidsongeschiktheid en wordt jaarlijks vastgesteld. Een positief resultaat komt volledig ten goede aan het fonds, een negatief resultaat komt ten laste van het fonds tot maximaal 50% van de voor dat jaar berekende winstdeling op beleggingsrendement en het meerdere komt voor rekening van de herverzekeraars. De winstdeling op beleggingsrendement wordt eveneens jaarlijks vastgesteld. Op balansdatum worden de onder het garantiecontract bij de herverzekeraars aangehouden middelen, inclusief het daaraan toegerekende rendement, vergeleken met de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. Als sprake is van een surplus aan middelen komt dit surplus toe aan het fonds, met dien verstande dat tegenover een surplus primair een bufferreserve moet worden gevormd/aangehouden ter grootte van (maximaal) 9,94% van de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen en secundair het meerdere ter vrije beschikking is van het fonds.
12
Met het hanteren van de buffer neemt het fonds een deel van het beleggingsrisico voor eigen rekening en wordt hiervoor gecompenseerd met een lagere opslag voor garantie in de tarieven van de herverzekeraars. Bij de bepaling van de aanwezige middelen geldt, vanwege de onafhankelijkheidsregels die Ernst & Young als accountant van de beide herverzekeraars jegens hen in acht moet nemen, de afspraak dat het toe te rekenen rendement wordt berekend op basis van een forfaitair vastgestelde beleggingsmix en de ontwikkeling in een specifieke benchmark per beleggingscategorie.
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) In de statuten wordt tot uiting gebracht dat het fonds werkt volgens een door het Bestuur vastgestelde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), zoals bedoeld in de Pensioenwet en het daaruit voortvloeiende Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen. De ABTN heeft als doel: • aan de hand van een beschrijving van de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle integraal inzicht te geven in het functioneren van het fonds, en • een beschrijving te geven van het door het fonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop dit beleid berust, gemotiveerd omschreven zijn. De ABTN heeft de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt.
13
2.3
Verslag van het Bestuur
2.3.1 Financiële positie en bestandsontwikkeling Ontwikkeling van de vermogenspositie De verplichtingen van het Pensioenfonds uit hoofde van de pensioenregeling zijn volledig herverzekerd door middel van een garantiecontract. In slechte tijden betekent dit dat de herverzekeraars een vangnet bieden, waardoor de opgebouwde aanspraken beschermd worden. De herverzekeraars stellen om die reden eisen aan de beleggingsmix, die het risicoprofiel daarvan voor hen acceptabel houden. In goede tijden betekent dit dat het fonds minder profiteert van ontwikkelingen op bijvoorbeeld aandelenmarkten dan veel niet herverzekerde pensioenfondsen. Kredietrisicoafslag Ten tijde van de ontwikkeling van het Financieel Toetsingskader van DNB hadden vrijwel alle Nederlandse herverzekeraars een rating van AA- of hoger. In die tijd is bepaald dat volledig herverzekerde pensioenfondsen een kredietrisicoafslag moeten toepassen vanaf het moment dat de rating van hun herverzekeraar daalt beneden AA-. De achterliggende gedachte is het marktwaardedenken, waarbij toenemende onzekerheid omtrent een partij direct leidt tot een lagere waardering (zoals bij waardering van beleggingen de regel is), los van de vraag of ook daadwerkelijk een verlies wordt verwacht (zoals bij waardering van vorderingen de regel is). Als gevolg van de economische crisis is bij de meeste herverzekeraars de rating verlaagd tot beneden AA-. Bij de grotere herverzekeraars heeft alleen AEGON nog een rating van AA-; de rest lager. Ons Pensioenfonds is voor 55% herverzekerd bij AEGON en voor 45% bij Nationale-Nederlanden. NationaleNederlanden heeft een rating A+, zodat wij dienaangaande een kredietrisicoafslag hebben toegepast ad € 26,0 miljoen. Het Bestuur heeft geen twijfel omtrent de soliditeit van Nationale-Nederlanden en beschouwt de aanpassing van de rating als sectorbreed gevolg van de economisch crisis. Dit neemt niet weg dat het Bestuur beide herverzekeraars heeft aangegeven, dat zij van hen verwacht en verlangen dat zij de solvabiliteit te allen tijde zodanig aanhouden/versterken, dat een rating van AA- of hoger wordt behouden respectievelijk verkregen. Daarnaast is het Bestuur met de beide herverzekeraars overeengekomen dat zulks ter beoordeling en keuze van het Bestuur op ieder moment het herverzekeringscontract kan worden omgezet in een direct verzekerde regeling. Werkgever verzekert daarbij de pensioenaanspraken rechtstreeks bij de verzekeraars. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heroverweegt momenteel de regelgeving ten aanzien van volledig herverzekerde pensioenfondsen. In verband daarmee zijn vrijstellingen verlengd, waardoor een kredietrisicoafslag beleidsmatig geen impact heeft en geen herstelplan behoeft te worden ingediend. Om die reden is de kredietrisicoafslag als afzonderlijke regel opgenomen in het eigen vermogen en is de stand van de algemene reserve weergegeven, zoals die beleidsmatig in aanmerking wordt genomen. Het Bestuur volgt de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Volgens planning moet in de loop van 2010 duidelijkheid komen omtrent de richting van de aangepaste regelgeving. Gelet op de val van het kabinet is het onduidelijk of een en ander in 2010 ook al zal leiden tot aangepaste regelgeving.
14
Algemene reserve De algemene reserve bedraagt ultimo 2009 € 51,7 miljoen (ultimo 2008 € 37,7 miljoen). De pensioenregeling kent een volledig voorwaardelijke indexatie die onder meer afhankelijk is van de in de algemene reserve aanwezige beschikbare middelen. Op basis van de op dat moment bekend zijnde voorlopige cijfers is in de bestuursvergadering van 17 december 2009 het besluit genomen om een indexatie toe te kennen per 1 januari 2010 van 0,4%. Begin 2010 is het besluit gecommuniceerd met de deelnemers. Met de toekenning van de indexatie voor 2010 is een bedrag van circa € 2 miljoen gemoeid. Dit bedrag is in 2009 als last genomen, omdat vóór balansdatum tot de indexatie is besloten. Bufferreserve Per einde 2009 zijn de bij de herverzekeraars aangehouden middelen € 25,6 miljoen lager dan de tegen marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. De bufferreserve ultimo 2009 komt hierdoor uit op nihil (ultimo 2008 eveneens nihil). Na een uitzonderlijk negatief beleggingsjaar 2008, is in 2009 sprake geweest van terugveren van de aandelenmarkten. Eerst moeten de bij de herverzekeraars aangehouden middelen stijgen tot het niveau van de tegen marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen, waarna vervolgens de buffer verder moet stijgen tot 9,94% (ultimo 2009 € 49,8 miljoen) van de tegen marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen, alvorens overrente ten goede komt aan de algemene reserve. Solvabiliteit De pensioenregeling betreft een zogenaamde collectieve beschikbare premieregeling, waarbij de werkgever na het voldoen van de overeengekomen premie geen enkele verplichting heeft tot verdere premiebetaling of bijstorting. Het Pensioenfonds herverzekert de pensioenaanspraken vervolgens op basis van middelloonregeling met voorwaardelijke indexatie. Om die reden houden wij solvabiliteit aan overeenkomstig de normen voor herverzekerde pensioenfondsen. De wettelijke norm voor het aan te houden eigen vermogen luidt dat het eigen vermogen op de balansdatum ten minste gelijk is aan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen (MVEV), respectievelijk ten minste gelijk is aan het wettelijk vereist eigen vermogen (VEV). Voor het fonds geldt ultimo 2009 geen verplichting tot het aanhouden van vrije reserves ter grootte van het MVEV (met uitzondering van de bijspaarregeling). Bijspaarregeling De bijspaarregeling betreft een individuele beschikbare premieregeling, waarbij alle resultaten direct worden verwerkt in het opgebouwde saldo per deelnemer. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers, en derhalve niet bij het fonds of de herverzekeraar. Volgens het besluit FTK dient voor deze bijspaarregeling een MVEV aangehouden te worden ter grootte van 1% van de technische voorziening. Per saldo is het MVEV van het Pensioenfonds per 31 december 2009 gelijk aan € 0,4 miljoen, ofwel 0,07% van de totale technische voorzieningen.
Analyse van het resultaat Het resultaat van het Pensioenfonds over 2009 is op € 12,0 miljoen negatief uitgekomen tegenover € 38,6 miljoen negatief over 2008. Dit resultaat kan naar bronnen als volgt worden weergegeven:
15
(in miljoenen euro)
2009
2008
Intrest Bijdragen Grondslagen Mutaties Indexatie Vordering op herverzekeraars uit hoofde van garantiecontract Overig
27,7 3,0 2,8 1,3 -11,8 -15,8 6,8
-176,8 5,6 3,3 0,7 -4,6 130,7 2,5
Subtotaal Kredietrisicoafslag herverzekeraar
14,0 -26,0
-38,6 -
Totaal
-12,0
-38,6
De verbetering van het resultaat op interest in 2009 hangt voornamelijk samen met de wijziging van de rentetermijnstructuur. De wijziging van de rentetermijnstructuur leidde in 2008 tot een last ad € 117,0 miljoen, terwijl in 2009 een bate ontstond ad € 33,3 miljoen. Overigens wordt een groot deel van het resultaat dat ontstaat door de wijziging van de rentetermijnstructuur gecompenseerd door het afdekken van dit zogenaamde renterisico. Op de bijdragen is een positief resultaat gemaakt van € 3,0 miljoen. Met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 januari 2008 een doorsneepremie van 12,0% van de salarissom. De werkgever heeft in 2009 voortvloeiend uit deze afspraak een additionele premie betaald ad € 1,4 miljoen met betrekking tot 2008, die in 2009 als bate is verantwoord. Het resultaat op grondslagen bestaat uit langlevenrisico en kortlevenrisico. Het verschil tussen verondersteld en waargenomen overlijden leidde in 2009 tot een positief resultaat van € 2,8 miljoen. Verhoging van de pensioenverplichtingen in verband met toegenomen levensverwachtingen leidt per saldo niet tot een last of bate, omdat tegenover een hogere verplichting een hogere vordering op de herverzekeraars ontstaat. Het resultaat op mutaties, zijnde een bate van € 1,3 miljoen betreft onder andere de resultaten op waardeoverdrachten en afkopen alsmede premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op indexatie betreft zowel de indexatie per 1 januari 2009 (-€ 9,8 miljoen) als de indexatie per 1 januari 2010 (geschat op -€ 2,0 miljoen), waartoe in december 2009 is besloten. De kredietrisicoafslag herverzekeraar betreft de afslag die geboekt dient te worden op de vordering op de herverzekeraar in verband met de kredietwaardigheid A+ van Nationale-Nederlanden. Aangezien een (tijdelijke) vrijstelling voor het aanhouden van een compensatie van deze afslag geldt en ook beleidsmatig de kredietrisicoafslag geen effect behoeft te hebben, is deze last in bovenstaande opstelling op een afzonderlijke regel weergegeven.
16
Financiële resultaten bijspaarregeling Inzake de bijspaarregeling, waarbij naar keuze en voor rekening van de deelnemers gelden belegd worden in door Fortis danwel BNP Paribas beheerde beleggingsfondsen, is over 2009 een beleggingsrendement behaald van € 5,9 miljoen ten opzichte van een negatief resultaat over 2008 van € 9,7 miljoen. Het rendement en de beheerkosten van de afzonderlijke door BNP Paribas danwel Fortis beheerde beleggingsfondsen bedroegen in 2009 als volgt: Beleggingsfonds BNP Paribas OBAM Fortis L Fund Real Estate Europe Securities – C Fortis L Fund Bond Convertible World - C Fortis L Fund Strategy Balanced World - C Fortis L Fund Absolute Return Balanced – C Fortis L Fund Bond Euro - C Fortis L Fund Short Term Euro - C
Rendement 68,85% 52,83% 27,40% 18,41% 1,91% 7,81% 1,35%
Beheerkosten 1,00% 1,50% 1,50% 1,25% 0,75% 0,75% 0,40%
Bestandsontwikkeling Per 31 december 2009 is de samenstelling van het verzekerdenbestand als volgt:
Actieven Actieven (premievrij) Slapers Pensioengerechtigden
Aantal 2.274 45 5.679 732
Man % 26 1 65 8
Aantal 1.861 77 4.138 514
Vrouw % 28 1 63 8
Aantal 4.135 122 9.817 1.246
Totaal % 27 1 64 8
Totaal
8.730
100
6.590
100
15.320
100
Het verloop van het aantal actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is als volgt samen te vatten: Actieven Slapers Pensioengerechtigden Stand per 1 januari 2009 4.637 9.322 1.144 Indiensttredingen 566 0 0 Uitdiensttredingen -891 891 0 Afkoop/waardeoverdracht 0 -226 0 Ingang pensioen -29 -95 124 Overlijden -1 -11 -31 Ingang pensioen als gevolg van overlijden 0 0 26 Overige mutaties -25 -64 -17 Stand per 31 december 2009
4.257
9.817
1.246
17
2.3.2 Personalia, vergaderingen en gedragscode In 2009 heeft er één bestuurswijziging plaatsgevonden. De bestuurstermijn van de heer L.J. Wortel werkgeversvertegenwoordiger is per 1 juli 2009 (statutair) beëindigd. Als opvolger is de heer N.M. Pul aangewezen. Het Dagelijks Bestuur vergaderde in 2009 negen keer en het Algemeen Bestuur twee keer. Ieder jaar verklaren bestuursleden en andere bij het Pensioenfonds betrokken personen schriftelijk of ze de Gedragscode hebben nageleefd. Uit de hierover afgegeven verklaringen blijkt dat er over 2009 geen zaken zijn geconstateerd die in strijd zijn met de Gedragscode.
2.3.3 Activiteiten en besluitvorming Risicobeheer Het Pensioenfonds heeft te maken met verschillende soorten van risico’s, zowel financieel als nietfinancieel, die de doelstelling van het fonds in gevaar (kunnen) brengen. Het beheersen van deze risico’s wordt daarom door ons gezien als een van onze kerntaken. Het pensioenreglement bepaalt dat de werkgever voor een vastgestelde periode een vaste premie aan het Pensioenfonds betaalt. Het Pensioenfonds zorgt vervolgens in onderlinge solidariteit voor opbouw en uitkering van pensioen volgens een middelloonsysteem. De risico’s zijn volledig overgedragen naar de collectiviteit van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds heeft daarom voor een herverzekering (bij AEGON en Nationale-Nederlanden) gekozen om de pensioenaanspraken die uit de vastgestelde premie worden toegekend zeker te stellen. De werkgever en de Ondernemingsraad komen in onderling overleg de hoogte van de premie overeen, waarbij geldt dat deze minimaal gelijk is aan de premie die overeenkomstig de grondslagen van het Pensioenfonds naar verwachting benodigd is (inclusief opslag voor kosten en risicodekkingen). De risico’s die de deelnemers daardoor lopen worden beperkt door middel van het beleid van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds koopt zoals aangegeven pensioenaanspraken in bij de herverzekeraars, waardoor de risico’s in belangrijke mate zijn overgeheveld naar genoemde herverzekeraars. Wat voor het pensioenfonds resteert, is het kredietrisico (de kans dat de herverzekeraar zijn verplichtingen niet nakomt). Als voornaamste risico voor de deelnemers van het Pensioenfonds resteert het indexatierisico (de kans dat het pensioen niet waardevast kan worden gehouden). Het beleid van ons risicobeheer is vastgelegd in de ABTN. Hieronder beschrijven we hoe wij als Bestuur omgaan met de belangrijkste risico’s. Beleggingsrisico Het beleggingsrisico is het risico dat verwachte rendementen in werkelijkheid hoger of lager kunnen uitvallen. Omdat het fonds haar verplichtingen heeft herverzekerd door middel van een garantiecontract is dit risico voor het fonds nihil en kan het verschil tussen de marktwaarde van de
18
beleggingen en het herverzekeringsdeel technische voorzieningen beschouwd worden als een vordering op de herverzekeraar. Er bestaat onderscheid tussen enerzijds de direct opeisbare vordering, zijnde de algemene reserve en het stichtingskapitaal, opgenomen onder vorderingen en overlopende activa en anderzijds de niet direct opeisbare vordering opgenomen als zijnde vorderingen uit herverzekering onder vaste activa. In het garantiecontract is winstdeling op het beleggingsrendement van toepassing. Omdat de waarde van de onder het garantiecontract bij de herverzekeraars aangehouden middelen en van de pensioenverplichtingen verschillend veranderen door wijziging van de marktrente, hebben we in 2007 op advies van onze herverzekeraars gekozen voor afdekking van het renterisico door middel van een zogenoemde Long Duration Overlay (LDO). De duration van de vastrentende waarden is daardoor verlengd en gelijk aan de duration van de verplichtingen. Door deze match is het renterisico voor het fonds beperkt. Deze methodiek betreft geen volledige afdekking van het renterisico, omdat: • kasstromen gedurende het jaar wijzigen (ofwel de duration van de VPV); • de korte rente niet dezelfde wijziging hoeft te ondergaan als de lange rente (draaiing van de rentecurve). Eind 2009 is het financiële effect van de afdekking van het renterisico via de LDO over de jaren 2007 tot en met 2009 door de herverzekeraars opgesteld, waaromtrent nog overleg plaatsvindt. Geconcludeerd is reeds dat vanwege de hiervoor genoemde redenen inderdaad geen sprake is geweest van een volledige afdekking van het renterisico. Maar tevens is gebleken dat de methodiek, mede vanwege het feit dat ons beleggingsrendement over de aanwezige middelen gebaseerd is op basis van indices, niet transparant is. In overleg met beide herverzekeraars is daarom besloten om vanaf 1 januari 2010 over te stappen op een zogenoemde swapmethodiek. Het fonds loopt wel beleggingsrisico op het belegde eigen vermogen. Het eigen vermogen wordt op exact dezelfde wijze belegd als het vermogen dat samenhangt met de herverzekerde verplichtingen. Dit betekent dat het belegde eigen vermogen relatief veel wordt belegd in vastrentende waarden en dat het beleggingsrisico navenant beperkt is. Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnische risico is het risico dat veronderstellingen die zijn gebruikt voor de bepaling van de pensioenverplichtingen afwijken van de werkelijkheid. Het belangrijkste risico in dit kader is dat deelnemers langer leven dan is verondersteld. Het CBS heeft in 2009 cijfers gepubliceerd die erop duiden dat de levensverwachting nog sneller stijgt dan waarmee pensioenfondsen rekening hebben gehouden met het hanteren van de AG-prognosetafel (waarin een voorzienbare trend in levensverwachting is opgenomen). Het AG is in 2009 gestart met een onderzoek in hoeverre bijstelling van deze AG-prognosetafel noodzakelijk is. Hoewel dit onderzoek nog niet is afgerond, lijkt het dat de eerder afgegeven prognoses de levensverwachtingen onderschatten. Het Bestuur heeft daarom op basis van de recente CBS prognosetafel besloten een extra voorziening van 3,8% aan te houden voor gestegen levensverwachtingen per 31 december 2009.
19
Solvabiliteit De vaststelling van de vereiste solvabiliteit wordt uitgevoerd volgens de door DNB in juni 2007 uitgevaardigde richtlijn ‘toepassing van het Financieel Toetsingskader op volledig herverzekerde pensioenfondsen’. Door vergelijking van het aanwezige eigen vermogen met het vereiste vermogen ontstaat een beeld van de risicopositie. Inflatierisico Het inflatierisico, zijnde het risico dat de indexatieambitie niet kan worden gerealiseerd, is vanuit fondsperspectief beheersbaar doordat er sprake is van een voorwaardelijke indexatie. Gegeven de indexatieambitie behandelt het Bestuur dit desalniettemin als een belangrijk niet afgedekt risico. Strategisch beleid is dat de middelen die beschikbaar zijn en komen ten behoeve van indexatie op dezelfde (prudente) wijze worden belegd als de middelen die de herverzekeraars beleggen ter dekking van de herverzekerde nominale pensioenverplichtingen. Ontwikkelingen op de financiële markten worden gevolgd, teneinde te bepalen of tussentijds wijzigingen gewenst zijn. Dit is de tactische beleidsvrijheid. ALM-studies en continuïteitsanalyses zorgen voor het benodigde inzicht of voldaan wordt aan de consistentie-eis in de PW. Deze eis houdt in dat er consistentie is tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke indexatie. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractuele verplichtingen niet nakomt. Omdat het fonds haar verplichtingen heeft herverzekerd door middel van een garantiecontract, hebben wij hiermee de risico’s, die verbonden zijn met de reeds opgebouwde aanspraken van de deelnemers, grotendeels overgedragen aan de herverzekeraars. Het kredietrisico is daarmee het belangrijkste niet afgedekte risico. Om dit risico te beheersen is het garantiecontract aangegaan met gerenommeerde verzekeraars in de markt, te weten AEGON en Nationale-Nederlanden. Daarnaast spreken wij beide aan op het feit dat wij niet alleen verwachten maar ook verlangen, dat verzekeraars met de naam en faam die beide hebben, er alles aan dienen te doen dat de rating op het gewenste niveau blijft/komt. Ter versterking van de juridische positie van de deelnemers is eind 2009 met de herverzekeraars overeengekomen dat wij de optie hebben om de herverzekeringsovereenkomst niet alleen bij einde contractduur, maar ook gedurende de contractperiode om te zetten in een direct verzekerde regeling. In dit kader volgen wij nauwlettend de ontwikkeling van de rating van de herverzekeraars alsmede de ontwikkeling ten aanzien van toezichtregelgeving dienaangaande. Uitbestedingsrisico Uitvoering van de deelnemers- en financiële administratie is uitbesteed aan de herverzekeraars. Om de risico's te beperken, die verband houden met de mogelijk onjuiste uitvoering van het pensioenreglement, is het Pensioenbureau operationeel. Dit Pensioenbureau voert met name controle uit op de juiste en volledige verwerking van de gegevens in bovengenoemde deelnemers- en financiële administratie. Naar aanleiding hiervan vindt periodiek overleg plaats met AEGON over lopende zaken en verdere aandachtspunten. Daarnaast monitoren wij de beheersing van de operationele risico’s van de uitvoerders onder andere met behulp van SLA-rapportages en SAS70-rapportages.
20
Kostendekkingsrisico De werkgever financiert een deel van de pensioenuitvoeringskosten op omslagbasis, hetgeen wil zeggen dat de werkgever jaarlijks als onderdeel van de doorsneepremie een bedrag betaalt ter dekking van de kosten van dat jaar. In theorie bestaat de kans dat de werkgever zou wegvallen, waarna de kosten voor rekening van het fonds zouden komen. Het bestuur acht de kans daarop heel laag en heeft dit risico daarom sinds jaar en dag geaccepteerd. Continuïteitsanalyse In de Pensioenwet is de continuïteitsanalyse geïntroduceerd. De continuïteitsanalyse is bedoeld om het Bestuur en De Nederlandsche Bank als toezichthouder een instrument te geven om de ontwikkeling van de financiële situatie op langere termijn (15 jaar) in kaart te brengen en te bespreken. De toezichthouder vraagt pensioenfondsen om minimaal eens per drie jaar, of vaker als daar aanleiding toe is, een continuïteitsanalyse uit te voeren. Aan de hand van deze analyse wordt beoordeeld of de financiële risico’s voor een pensioenfonds zich op langere termijn binnen aanvaardbare grenzen bevinden. Door de in het licht van de volledige herverzekering relatief hoge initiële stand van de algemene reserve wordt blijkens de continuïteitsanalyse gemiddeld circa 98% van de gewenste indexatie toegekend. Gemiddeld kunnen pensioenen van zowel actieven als niet-actieven vrijwel waardevast worden gehouden. Gelet op de toegekende indexatie in de achterliggende periode en de resultaten in deze continuïteitsanalyse, is het Bestuur van mening dat voldaan is en wordt aan de eis van consistentie zoals opgenomen in de Pensioenwet. De uitkomst van de continuïteitsanalyse is sterk afhankelijk van de hoogte van de algemene reserve. De afgelopen twee jaren hebben laten zien dat ontwikkelingen op de financiële markten alsmede de rentestanden, sterk kunnen fluctueren. Aan de continuïteitsanalyse kan dus geen zekerheid worden ontleend omtrent de toekomstige indexatie. Overeenkomstig het huidige beleidskader voor herverzekerde pensioenfondsen is in de continuïteitsanalyse vooralsnog geen rekening gehouden met de kredietrisicoafslag van € 26,0 miljoen.
Ondertekening herverzekeringscontract Op 23 juli 2007 hebben betrokken partijen een slotnota ondertekend, waarin de uitgangspunten voor de vernieuwing van de overeenkomst (per 1 januari 2007) op een rij zijn gezet. Omdat vanaf 1 januari 2007 het Financieel Toetsingskader (FTK) van toepassing was, is met de effecten van FTK in de nieuwe overeenkomst rekening gehouden. Op 30 december 2009 is het herverzekeringscontract, dat de juridische uitwerking is van de slotnota door AEGON, Nationale-Nederlanden en Pensioenfonds Ernst & Young ondertekend. Een addendum is bij deze overeenkomst toegevoegd, vanwege: • wijziging van methodiek van afdekking van het renterisico vanaf 1 januari 2010 (swapmethode versus LDO-methode); • de opgenomen mogelijkheid om, indien gedurende de contractperiode de rating van één van de verzekeraars dusdanig wordt aangepast dat De Nederlandsche Bank aanvullende vermogenseisen stelt aan het Pensioenfonds, in liquidatie te treden en het contract door de bij het Pensioenfonds aangesloten werkgever(s) ongewijzigd te laten voortzetten met beide verzekeraars; • de mogelijkheid die bestond om de beleggingsportefeuille in goed overleg tussen betrokken partijen eventueel vóór 1 april 2010 aan te passen;
21
•
de mogelijke verlenging van het contract met één jaar (teneinde periode van doorsneepremie en restant periode herverzekeringscontract op elkaar te laten aansluiten), waarover in 2010 overlegd wordt inzake de tarifering. Inmiddels is in 2010 besloten dit niet te doen, doch te komen tot vaststelling van de doorsneepremie voor een periode van twee in plaats van drie jaren.
Statuten Besloten is om de zittingstermijn van een nieuw bestuurslid niet meer af te stemmen op het lid in wiens plaats hij treedt, maar te stellen op een periode van vier jaar (tenzij tussentijds in een vacature wordt voorzien), waarna hij één keer kan worden herbenoemd. Tevens is de mogelijkheid dat, indien dit door de meerderheid van de deelnemers wordt verlangd, een deelnemersbestuurslid dient af te treden, doch niet eerder dan na een zittingstermijn van twee jaar, beperkt tot een deelnemersbestuurslid die de deelnemers vertegenwoordigt. Dat betekent dat Artikel 8 leden 5 en 7 van de Statuten hierop zijn aangepast.
Visitatie Het Bestuur van Pensioenfonds Ernst & Young heeft in 2009 aan Stichting Het Vak-Visitatie-commissie (hierna Het Vak-VC) opdracht verleend tot visitatie. In het najaar van 2009 heeft de eerste visitatie plaatsgevonden. De Visitatiecommissie heeft in overeenstemming met de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid betreffende goed pensioenfondsbestuur het functioneren van het Bestuur kritisch bezien. Een samenvatting van het rapport van de Visitatiecommissie is opgenomen in hoofdstuk 4. Het rapport van de Visitatiecommissie is besproken in de bestuursvergadering van 17 december 2009. Hoewel een aantal punten intern al was onderkend en opvolging in gang gezet, heeft het bestuur het rapport als zinvol ervaren en het merendeel van de aanbevelingen overgenomen c.q. ingepast in bestaande acties. Met ingang van 2010 is de vergaderfrequentie van het algemeen bestuur verhoogd van twee naar vier vergaderingen per jaar en wordt minimaal twee keer jaar op bestuursniveau overlegd met beide herverzekeraars over de uitvoering van de herverzekeringsovereenkomst. In het najaar was een tevredenheidsmeting onder de deelnemers in gang gezet als startpunt voor verbeteringen in de communicatie; deze zal medio 2010 feitelijk plaatsvinden. Het risicomanagement heeft onverkort als belangrijkste pijler het herverzekeringsbeleid en heeft extra aandacht gekregen mede naar aanleiding van de bespreking van het rapport van de Commissie Frijns en de gevolgen daarvan voor het fonds. De risicoanalyse zal in 2010 verder worden uitgewerkt.
2.3.4 Beleggingen Algemeen beleid Met de herverzekeraars is een overeenkomst gesloten, die geldt voor de periode 2007 tot en met 2012. Vanwege borging van onafhankelijkheidsvoorschriften van de werkgever, is gekozen voor vergoeding van beleggingsrendement over aanwezige middelen op basis van indices. Of de herverzekeraars daadwerkelijk conform de indices beleggen is niet relevant voor het Pensioenfonds.
22
De gehanteerde indices zijn: Beleggingscategorie
gewicht
Staatsobligaties AAA Bedrijfsobligaties Emerging market debt Asset backed Securities
38,1% 24,7% 3,6% 4,9%
High Yield obligaties US High Yield obligaties European Subtotaal vastrentend
2,0% 0,9% 74,2%
Vastgoed (beursgenoteerd) Aandelen Aandelen (EM) Subtotaal zakelijk
7,3% 17,0% 1,5% 25,8%
benchmark Citi EGBI unhedged BlackRock Capital Euro Corporate Bond index JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) BlackRock Capital Euro Mirror Swap Corporate Unhedged LB US HY 2% iss. cap (hedged) LB Pan European HY 2% iss. cap (hedged)
GPR 250 Global Hedged Net Dividends Index MSCI DM World (net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (net)
Het fonds kan geen specifieke invulling geven aan maatschappelijk verantwoord beleggen, doordat zij niet zelf belegt. Wel is bij de herverzekeraars aangegeven dat het Bestuur hecht aan maatschappelijk verantwoord beleggen en dat het Bestuur van beide herverzekeraars verwacht dat zij daar bij hun beleggingsbeleid ten aanzien van de middelen die samenhangen met het garantiecontract rekening mee houden.
Rendement boekjaar In het eerste kwartaal van 2009 waren de ontwikkelingen op de financiële markten en economieën die bepalend zijn voor de rendementen die behaald kunnen worden op beleggingen, in aansluiting op de economische crisis van 2008, nog steeds slecht. Na het eerste kwartaal werden tekenen van herstel zichtbaar en in de tweede helft van 2009 vertoonde economieën weer positieve groeicijfers en herstelden financiële markten als gevolg van ingrijpende overheidsmaatregelen. Die maatregelen waren gericht op het voorkomen van instorting van het financiële systeem en hebben ertoe bijgedragen dat het vertrouwen weer langzaam toenam en de koersen op de aandelenbeurzen na het dieptepunt in maart 2009 fors stegen. Ook de rente op de kapitaalmarkten steeg licht. Per saldo heeft dit alles geleid tot een bruto rendement van het beleggingsdepot van € 47,4 miljoen positief. In 2008 was dit € 48,3 miljoen negatief.
23
De performance per categorie bedroeg in 2009 als volgt: Rendement volgens benchmark Citi EGBI unhedged BlackRock Capital Euro Corporate Bond index JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) BlackRock Capital Euro Mirror Swap Corporate Unhedged LB US HY 2% iss. cap (hedged), LB Pan European HY 2% iss. cap (hedged) GPR 250 Global Hedged Net Dividends Index MSCI DM World (net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (net)
Categorie Staatsobligaties AAA Bedrijfsobligaties Emerging market debt Asset backed Securities High Yield obligaties US High Yield obligaties European Vastgoed (beursgenoteerd) Aandelen Aandelen (EM)
Performance 2009 4,3% 15,7% 29,4% 4,9% 65,4% 65,4% 25,5% 25,9% 72,9%
2.3.5 Pensioenen Hoogte franchise en ANW-hiaatpensioen Ter bepaling van de pensioengrondslag wordt als franchise voor 2009 € 15.232 gehanteerd. Op voorstel van de werkgever is besloten de salarissen en de franchise ieder jaar op 1 oktober aan te passen, per 1 oktober 2009 is de franchise gewijzigd naar € 15.526. De gehanteerde franchise voor Doxis is voor 2009 vastgesteld op € 15.367. Het ANW-hiaatpensioen bedraagt € 13.646 per jaar (2009) indien de begunstigde geen recht heeft op de (wettelijke) uitkering uit hoofde van de ANW.
Premie Ten aanzien van het premiebeleid zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De pensioenregeling is herverzekerd bij AEGON en Nationale-Nederlanden; • De doorsneepremie die door de werkgever wordt voldaan bedraagt 12,0% en wordt geacht de kosten ten aanzien van coming service koopsommen, risicopremies, excasso-, garantie- en administratiekosten alsmede de stoploss premie te dekken. De doorsneepremie voor de jaren 2008-2010 is in november 2009 (met terugwerkende kracht) vastgesteld op 12,0% (was 11,4%). Het verschil tussen de begrote en vastgestelde doorsneepremie (€ 1,4 miljoen) is eind 2009 in rekening gebracht en voldaan. In totaal bedraagt de werkelijke premie in 2009 € 27,7 miljoen (2008 € 22,6 miljoen).
24
De kostendekkende premie over 2009 bedraagt € 24,7 miljoen en is als volgt samengesteld: (in miljoenen euro)
2009
2008
Coming service opbouw (netto) Overige koopsommen i.v.m. (vroeg)pensionering (netto) Opslag excassokosten Risicopremies partnerpensioen Risicopremies premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Stoploss-opslag Administratiekosten Garantiekosten
16,6 2,7 0,3 1,6 0,7 0,3 0,4 2,1
10,4 0,2 1,6 0,7 0,2 0,6 2,2
Totaal
24,7
15,9
Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid een gedempte kostendekkende premie te hanteren.
Communicatie Aan de wettelijke vereisten ten aanzien van communicatie, waaronder in het bijzonder de tijdigheid en juistheid van het Uniform Pensioenoverzicht is in 2009 voldaan. Onze communicatie-uitingen met betrekking tot de toegekende indexatie richting de deelnemers zijn in lijn gebracht met de geldende Toeslagenmatrix.
Indexatie De uitgangspunten ten aanzien van het indexatiebeleid zijn een voorwaardelijke indexatie te financieren vanuit het overrendement. Er wordt geen premie betaald en geen bestemmingsreserve aangehouden. Het fonds streeft ernaar de verworven aanspraken en (pensioen)rechten jaarlijks te verhogen conform de algemene prijsindex.
De toegekende nominale aanspraken zijn volledig herverzekerd op basis van een contract met tariefgarantie. Daarnaast zijn de uitgangspunten ten aanzien van het beleggingsbeleid en de financiële situatie van het Pensioenfonds beoordeeld. Per 1 januari 2009 is een indexatie van 2,0% toegekend. In de periode 2002 tot en met 2009 hebben de volgende indexaties plaatsgevonden: 01-01-2002 01-01-2006
3,3% 1,3%
01-01-2003 01-01-2007
3,3% 1,3%
01-01-2004 01-01-2008
1,5% 1,5%
01-01-2005 01-01-2009
1,0% 2,0%
De indexatie per 1 januari 2010 bedraagt 0,4%, waartoe in december 2009 is besloten.
25
Het indexatieresultaat is een in de pensioensector gebruikte grootheid die is gedefinieerd als de (cumulatief) verleende indexatie in een bepaalde periode afgezet tegen de (cumulatieve) hoogte van de indexatie indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van volledige indexatie op basis van prijscompensatie. Het indexatieresultaat vanaf de start van de basisregeling (1997) bedraagt 99,13%. Indien een deelnemer later is toegetreden tot de pensioenregeling van Ernst & Young is in onderstaande tabel het indexatieresultaat af te lezen: Jaar van toetreding 1996 of eerder 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Indexatieresultaat 99,13% 97,72% 97,50% 97,32% 97,13% 96,66% 95,87% 91,58% 93,62% 90,07% 91,12% 88,56% 82,75% 100,00%
26
2.3.6 Vooruitblik Algemeen beleid In 2010 zal het beleid op hoofdlijnen ongewijzigd worden voortgezet. Speciale aandacht zal uitgaan naar het opvolgen van de aanbevelingen van de Visitatiecommissie, evenals van de diverse rapporten die in 2009 zijn verschenen (waaronder die van de commissies Frijns en Goudswaard). Tevens zal het Bestuur nauwlettend de ontwikkelingen volgen met betrekking tot de regelgeving voor herverzekerde pensioenfondsen (zie hieronder). De continuïteitsanalyse geeft als beeld dat gemiddeld de pensioenen van zowel actieven als nietactieven vrijwel waardevast kunnen worden gehouden. Wij realiseren ons dat een voorbehoud hier op zijn plaats is. Enerzijds geldt dat als de regelgeving zoals die thans van toepassing is op herverzekerde pensioenfondsen in de toekomst onverkort van kracht blijft, dit zal leiden tot een fors lagere algemene reserve. Daarnaast verwachten wij dat overrente die ten goede komt aan de algemene reserve nog even uitblijft, omdat de bij de herverzekeraars aangehouden middelen lager zijn dan de tegen marktrente gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen en ook de bufferreserve eerst nog moet worden aangevuld.
Pensioenregister In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenfondsen en -verzekeraars een Pensioenregister moeten inrichten dat uiterlijk per 1 januari 2011 operationeel is. Het Pensioenregister ontsluit de Nederlandse (collectieve) pensioenaanspraken via de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Hierdoor is het voor elke Nederlandse burger mogelijk om een overzicht te krijgen van de door hem/haar opgebouwde en op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars én van zijn/haar opgebouwde AOW-rechten. De dienstverlening van het Pensioenregister is gratis voor elke Nederlandse burger en wordt beschouwd als een publieke voorziening en is dan ook niet bedoeld voor commerciële activiteiten. AEGON ontwikkelt een applicatie waarmee de gegevens worden aangeleverd aan het Pensioenregister. In de loop van 2010 volgt de technische aansluiting met het Pensioenregister. Daarmee zullen wij dan als Pensioenfonds aangesloten zijn op het Pensioenregister.
AOW-leeftijd In 2009 heeft het kabinet een wetsvoorstel uitgewerkt voor het optrekken van de AOW-leeftijd naar 67 jaar om de gevolgen van de vergrijzing en de stijgende levensverwachting op te vangen. Nadat het kabinet demissionair is geworden, heeft de Tweede Kamer besloten het wetsvoorstel waarin de verhoging van de AOW-leeftijd wordt geregeld, niet meer te behandelen. Op dit moment is het onzeker wanneer hierover een besluit zal worden genomen. Sociale partners zijn daarna aan zet om te bepalen hoe de pensioenregeling van Ernst & Young zal worden aangesloten op de veranderingen in de eerste pijler van ons pensioensysteem.
27
Nulmeting In 2010 zal een nulmeting worden uitgevoerd om te bepalen in welke mate deelnemers op de hoogte zijn van hun feitelijke pensioen en van de keuzes (inclusief gevolgen) die ze kunnen maken. Aan de hand van de resultaten zullen wij ons communicatieplan actualiseren en concrete acties benoemen.
Ontwikkeling regelgeving herverzekerde pensioenfondsen Herverzekering van pensioenaanspraken bij een verzekeraar werd tot op heden als extra zekerheid beschouwd en was reden om lagere buffers te vereisen. Als gevolg van de financiële crisis moet ook bij verzekeraars rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat zij ooit failliet gaan. Dit komt tot uitdrukking in de waardering van de kredietkwaliteit van de verzekeraars. De lagere rating heeft een lagere dekking van de pensioenaanspraken tot gevolg. In de huidige systematiek leidt dit ertoe dat de betrokken pensioenfondsen een herstelplan zouden moeten indienen bij DNB en eventueel zelfs de pensioenaanspraken en -rechten zouden moeten korten, hoewel de verzekeraar volledig aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Dit telt te meer omdat de Europese Commissie ondertussen heeft laten weten dat bij een eventueel faillissement van verzekeraars de vorderingen van de betrokken pensioenfondsen binnen de rangregeling van schuldeisers vallen. Thans wordt onderzocht op welke wijze deze ongewenste situatie kan worden opgelost en onder welke voorwaarden de figuur van herverzekering van pensioenaanspraken meerwaarde kan hebben. In afwachting daarvan heeft het kabinet besloten tot tijdelijke uitstel van de verplichting tot het indienen van een herstelplan, alsmede aangegeven dat pensioenfondsen vooralsnog mogen handelen alsof geen sprake is van een kredietrisicoafslag, met uitzondering van bijvoorbeeld het invullen van de staten en het meewerken aan individuele waardeoverdracht. Deze vrijstelling geldt tot 31 december 2010. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal na de zomer een besluit worden genomen over een fundamentele en structurele oplossing ten aanzien van herverzekerde pensioenfondsen.
28
Rotterdam, 17 juni 2010
Het Bestuur namens werkgevers G.J. Boekestein, voorzitter
namens deelnemers H. Strating, secretaris
N.M. Pul, penningmeester
R.M. van Boom
E. Haring
namens gepensioneerden H.P. Koekkoek
29
3
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
30
Het Verantwoordingsorgaan van Pensioenfonds Ernst & Young is met ingang van 1 januari 2008 opgericht. Bij deze oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierin is naast de frequentie van het overleg met het Bestuur en de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid, ook de verantwoording van het orgaan vastgelegd. In het overleg tussen het Dagelijks Bestuur en het Verantwoordingsorgaan, dat in het boekjaar 2009 is gehouden, zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest: Beleid Herverzekeringsovereenkomst Communicatie Financiële en actuariële analyses Vooruitzichten Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2009 ook een ontmoeting gehad met de ingestelde Visitatiecommissie. De opmerkingen van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het interne toezicht zijn in het rapport van de Visitatiecommissie aan het Bestuur opgenomen en worden door het Bestuur meegenomen. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening en heeft voorts ter zake overleg gevoerd met het Dagelijks Bestuur, de accountant en de certificerend actuaris. Ten behoeve van het overleg zijn de volgende documenten ontvangen met betrekking tot het jaar 2009: Concept Jaarverslag 2009 Concept Accountantsverslag betreffende jaarrekening 2009 Concept Rapport van de Certificerend Actuaris over het boekjaar 2009 Actuarieel Rapport boekjaar 2009 Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht het Bestuur te adviseren over: het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht (Visitatiecommissie); het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het Verantwoordingsorgaan heeft met betrekking tot deze onderwerpen in 2009 advies uitgebracht met betrekking tot de aanstelling van de Visitatiecommissie.
31
Bevindingen en conclusie Het Verantwoordingsorgaan heeft op basis van de ontvangen documenten met betrekking tot het jaarverslag en de jaarrekening en het overleg met het Dagelijks Bestuur, de accountant en de certificerend actuaris de volgende bevindingen:
Het nieuwe pensioen(her)verzekeringscontract, dat per 1 januari 2007 in werking is getreden, is op 30 december 2009 getekend. De duur van het verzekeringscontract is zes jaar, eindigend op 31 december 2012. Er is getracht de herverzekeringsovereenkomst met één jaar te verlengen zodat de periode van herverzekering meer synchroon zou lopen met de driejaarsperiode van premieafspraken met de sponsor. De verzekeraars wilden hier niet op ingaan. Inmiddels is met de sponsor overeengekomen om de periode voor de komende premieafspraak te bekorten tot 2011-2012.
In het herverzekeringscontract zijn zodanige afspraken gemaakt dat het verzekerings- en renterisico volledig zijn afgedekt. Andere risico’s, zoals in het bijzonder het kredietrisico, worden niet door het herverzekeringscontract afgedekt. Het geschetste risico met betrekking tot de kredietwaardigheid van de verzekeraars heeft geleid tot een kredietrisicoafslag van € 26 miljoen. In het Bestuursverslag en de jaarrekening wordt deze post nader toegelicht. Daarnaast loopt het fonds een operationeel risico gezien de mate van uitbesteding van taken aan de herverzekeraar. Het fonds heeft het Pensioenbureau opgedragen toe te zien op de adequate uitvoering van de uitbestede taken. De impact die de kredietrisicoafslag op den duur kan hebben op de solvabiliteit van het Pensioenfonds is de aanleiding geweest dat het Bestuur de overgang naar een direct verzekerde pensioenregeling als optie heeft opgenomen in het herverzekeringscontract.
De indexatie van de pensioenaanspraken is met ingang van 1 januari 2007 voorwaardelijk. De communicatie over de verwachting op welke wijze de voorwaardelijke indexatie in de toekomst zal kunnen worden verleend, is in het jaarverslag uiteengezet. De Pensioenwet schrijft in deze een keuze voor uit een categorie uit de indexatie/toeslagenmatrix, die nader gecommuniceerd zal worden. Het fonds streeft ernaar de verworven aanspraken jaarlijks te verhogen conform de algemene prijsindex en deze te financieren vanuit het vrije vermogen.
In 2008 heeft de communicatie in het algemeen invulling gekregen in het Communicatieplan, dat is vastgesteld op 3 september 2008. In het Communicatieplan beoogt het Bestuur ook metingen toe te passen. Hieraan zal in 2010 concrete uitwerking worden gegeven nu er een besluit is genomen over de manier waarop de geplande prestaties zullen worden gemeten. De onduidelijkheid die mogelijkerwijs bestaat over het karakter van de pensioenregeling zal hierbij aandacht krijgen.
Het Verantwoordingsorgaan geeft op grond van artikel 5.1 van het Reglement Verantwoordingsorgaan jaarlijks een algemeen oordeel over het handelen van het Bestuur aan de hand van voornoemde documentatie, het door het Bestuur uitgevoerde beleid over 2009 en beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben.
32
Het Verantwoordingsorgaan komt, het voorgaande mede in ogenschouw nemend, tot de conclusie dat het Pensioenfonds haar taken in het jaar 2009 op een adequate wijze heeft uitgevoerd.
Rotterdam, 17 juni 2010
Stichting Pensioenfonds Ernst & Young
Het Verantwoordingsorgaan
E.J.F. Eijsackers, P.A. Pierik en R.M. Oosterveld
33
4
Rapport van de Visitatiecommissie
34
Samenvatting Visitatierapport Visitatieprocedure De visitatie van het pensioenfonds is verricht door Stichting Het Vak-VC gevestigd te Rijswijk. Het bestuur heeft de leden van de visitatiecommissie (hierna: VC) benoemd. Ter voorbereiding op de visitatie heeft de VC een documentenonderzoek verricht op basis van fondsdocumenten en notulen van de vergaderingen van het (dagelijks) bestuur en het verantwoordingsorgaan. In aanvulling op het documentenonderzoek heeft de VC op 15 oktober 2009 gesprekken gevoerd met het dagelijks bestuur van het pensioenfonds, de Manager Pensions en het verantwoordingsorgaan. Op basis van het concept rapport en de nabespreking (9 november 2009) is het definitieve rapport opgesteld.
Algemeen oordeel De indruk van de VC is in overwegende mate positief. Op basis van de documentatie en de gevoerde gesprekken is de VC van mening dat het bestuur van het pensioenfonds de zaken in voldoende mate heeft geregeld. De inhoudelijke deskundigheid van de bestuursleden alsmede van de leden van het verantwoordingsorgaan is te beoordelen als bovengemiddeld. Het is de VC opgevallen dat het dagelijks bestuur een centrale plek heeft in de aansturing en het algemeen bestuur slechts twee keer per jaar bij elkaar komt. Er is geen deelnemersraad aanwezig. De vraag doet zich dan voor of er voldoende draagvlak wordt gecreëerd voor de besluitvorming van het pensioenfonds. De performance van AEGON roept serieuze vragen op. De contracten zijn lang na de vervaldatum van het vorige contract nog niet getekend. In het gesprek met het bestuur ontstaat de indruk dat controle op juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verwerking van gegevens veel aandacht vraagt. Het is de VC opgevallen dat bij de ontvangers van de communicatie nog geen tevredenheidsmeting heeft plaatsgevonden. Het is de VC gebleken dat het bestuur zich realiseert dat de communicatie activiteiten nog voor verbetering vatbaar zijn.
Belangrijkste aanbevelingen De VC heeft de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Geef het pensioenfonds in overweging vaker te vergaderen met het gehele bestuur en in de verslagen van het dagelijks bestuur de overwegingen voor besluitvorming uitgebreider vast te leggen. 2. De VC acht het nuttig een duidelijker scheiding aan te brengen tussen uitvoering en verantwoordelijkheid. Het bestuur is eindverantwoordelijk en het pensioenbureau is uitvoerend en verantwoording schuldig aan het bestuur. Een onafhankelijke positie van het pensioenbureau in de adviesorganisatie Ernst & Young is gewenst. 3. Het uitvoeren van een integrale analyse van alle risico’s wordt aanbevolen. Tevens worden specifieke verbeteracties met betrekking tot expliciet risicomanagement en adequate informatie voorziening omtrent risico’s en risicobeheersing in overweging gegeven.
35
4. Extra aandacht zou in de communicatie moeten worden gegeven aan de jongere deelnemers in verband met hun van nature minder aanwezige pensioenbewustzijn. 5. De VC spreekt haar zorg uit over situatie met AEGON. Wellicht zou een wat steviger aanpak door het pensioenbureau met zo nodig escalatie naar het dagelijks bestuur tot meer succes leiden. Het nieuwe contract dient spoedig te worden ondertekend.
36
5
Jaarrekening
37
5.1
Balans per 31 december 2009
(in miljoenen euro)
Toelichting
2009
2008
539,4 -26,0
528,9 -
513,4 2,0
528,9 -
37,3
32,4
51,7 1,5
37,7 2,0
-
-
605,9
601,0
51,7 -
37,7 -
51,7 -26,0
37,7 -
25,7
37,7
539,4 2,0
528,9 -
37,3
32,4
1,5
2,0
605,9
601,0
ACTIEF Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten Kredietrisicoafslag
1
Overige vorderingen uit hoofde herverzekeringsdeel Beleggingen voor risico deelnemers Pensioenbijspaarregeling
2
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit herverzekering Overige vorderingen
3
Overige activa Liquide middelen
4
PASSIEF Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Bufferreserve
5
Negatieve reserve a.g.v. kredietrisicoafslag Eigen vermogen Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen
6
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Pensioenbijspaarregeling
7
Overige schulden en overlopende passiva
8
38
5.2
Staat van baten en lasten 2009 Toelichting
2009
2008
9 10 11 12
27,7 7,8 14,2 6,9
22,6 -4,9 13,1 3,0
56,6
25,0
13 14 15
23,6 14,2 -
19,1 13,1 37,0
16 17 18
-0,1 4,9 26,0
0,1 3,1 -
68,6
63,6
-12,0
-38,6
0,9 5,9 -1,9 -4,9
0,9 -9,7 -1,7 10,5
-
-
SALDO VAN BATEN EN LASTEN
-12,0
-38,6
BESTEMMING SALDO VAN BATEN EN LASTEN Algemene reserve Negatieve reserve a.g.v. kredietrisicoafslag Bufferreserve
14,0 -26,0 -
-1,6 -37,0
-12,0
-38,6
(in miljoenen euro)
BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds Pensioenuitkeringen herverzekering Overige baten
LASTEN Betaalde premies herverzekering Pensioenuitkeringen Mutatie technische voorzieningen voor rekening van het pensioenfonds Saldo overdrachten van rechten Overige lasten Kredietrisicoafslag
Saldo van baten en lasten Pensioenregeling
Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico deelnemers Waardeoverdrachten en aanwendingen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo baten en lasten Pensioenbijspaarregeling
39
5.3
Toelichting op de jaarrekening
5.3.1 Algemene toelichting Informatie over het Pensioenfonds Stichting Pensioenfonds Ernst & Young is statutair gevestigd te Rotterdam. Het doel van het fonds is om pensioen toe te kennen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen van het pensioenreglement. Concreet betekent dit dat Stichting Pensioenfonds Ernst & Young verantwoordelijk is voor de uitvoering van de collectieve pensioenregeling van de Ernst & Young organisatie in Nederland (inclusief door hen aangewezen gelieerde kantoren) en Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen.
Grondslagen bij de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening is opgesteld op basis van de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. De jaarrekening luidt vanaf 2009 in miljoenen euro’s, tenzij anders is vermeld. Omdat de kasstromen veelal buiten het Pensioenfonds lopen (werkgever betaalt de premies rechtstreeks aan de herverzekeraars, de herverzekeraars verzorgen de uitkeringen, etc.), is het Kasstroomoverzicht van zodanig beperkte betekenis voor het inzicht dat deze is opgenomen als toelichting bij de Liquide middelen in plaats van direct na de Staat van Baten en Lasten.
Samenvatting van belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving Het fonds voert de pensioenregeling en de pensioenbijspaarregeling uit. Met betrekking tot de uitvoering van de pensioenregeling heeft het fonds de risico’s die het daarbij loopt in co-assurantie ondergebracht bij AEGON en Nationale Nederlanden door middel van een garantiecontract. Bij een garantiecontract worden de pensioenuitkeringen die voortvloeien uit de ingekochte aanspraken (levenslang) gegarandeerd door de verzekeraars. De waarde van het garantiecontract is daarom in beginsel gelijk aan de tegen marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. Het garantiecontract wordt in de balans opgenomen onder de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Het garantiecontract kent een winstdeling die als volgt is samen te vatten. Op elke balansdatum worden de onder het garantiecontract bij de herverzekeraars aangehouden middelen inclusief het daaraan toegerekende rendement vergeleken met de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. Indien sprake is van een surplus aan middelen, komt dit surplus toe aan het fonds, met dien verstande dat tegenover een dergelijk surplus primair een bufferreserve moet worden aangehouden ter grootte van (maximaal) 9,94 procent van de op marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen en secundair het meerdere wordt toegevoegd aan de algemene reserve. De bufferreserve is het maximale bedrag waarvoor het fonds eigen risico loopt bij bijvoorbeeld tegenvallende benchmark rendementen en is om die reden niet ter vrije beschikking van het Pensioenfonds.
40
De presentatie in de balans van de bij de herverzekeraars aangehouden middelen vindt als volgt plaats. Onder het hoofd garantiecontracten wordt de waarde van deze contracten opgenomen die zoals gezegd in beginsel gelijk is aan de tegen marktwaarde gewaardeerde herverzekerde pensioenverplichtingen. Een surplus aan middelen dat bijvoorbeeld staat tegenover de bufferreserve of, indien daarvan sprake is, door de werkgever vooruitbetaalde premies wordt opgenomen onder het hoofd overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel. Daar de uitvoering van de Pensioenbijspaarregeling voor het fonds niet leidt tot (eigen) baten en lasten, worden in de staat van baten en lasten de posten die betrekking hebben op deze regeling opgenomen in één post, het saldo baten en lasten Pensioenbijspaarregeling. Het voor de Pensioenbijspaarregeling beschikbare vermogen wordt in de balans opgenomen onder Beleggingen voor risico van deelnemer met als tegenhanger Pensioenbijspaarregeling. Beleggingen voor risico deelnemers Dit betreft de Pensioenbijspaarregeling, waarbij het naar keuze en voor rekening van de deelnemers aangehouden belegd vermogen in de volgende door BNP Paribas danwel Fortis beheerde beleggingsfondsen belegd wordt: • BNP Paribas OBAM • Fortis L Fund Real Estate Europe Securities – C • Fortis L Fund Strategy Balanced World - C • Fortis L Fund Bond Convertible World - C • Fortis L Fund Absolute Return Balanced – C • Fortis L Fund Bond Euro - C • Fortis L Fund Short Term Euro - C De werkwijze van de Pensioenbijspaarregeling is te kenschetsen als het opbouwen van een pensioenspaarkapitaal op basis van (de belegging van) beschikbaar gestelde premies. Bij deze werkwijze past het waarderen van de beleggingen op marktwaarde en het afzonderlijk opnemen van een balanspost Beleggingen voor risico van deelnemers. De waardering is gelijk aan de op balansdatum opgebouwde pensioenspaarkapitalen van de deelnemers aan deze regeling. Als alternatief kan door de deelnemers worden gekozen voor de zogeheten stallingsrekening (liquiditeiten). Dit is geen beleggingsrekening, maar een spaarrekening. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten worden gewaardeerd op basis van de marktwaarde van de herverzekerde pensioenverplichtingen. Vorderingen, liquide middelen en schulden Vorderingen, liquide middelen en schulden worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Bij de waardering van vorderingen wordt zo nodig rekening gehouden met waardeverminderingen wegens oninbaarheid. Technische voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
41
De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente welke is gebaseerd op de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Voorts is bij het bepalen van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2009 (gebaseerd op AG tafel 2005-2050) door middel van een opslag van 3,8% rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2008-2050 van het CBS, waarbij een leeftijdsterugstelling van 3 jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen is toegepast (zie toelichting bij Technische voorzieningen). Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken dienstjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur besloten of de aanspraken en de reeds ingegane pensioenen geïndexeerd worden en in hoeverre dit zal gebeuren. Indexatiebesluiten welke voor balansdatum hebben plaatsgevonden worden meegenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De bij de berekening in aanmerking genomen partnerfrequenties voor mannen en vrouwen zijn gebaseerd op statistieken van CBS. Voor de verzekering van het nabestaandenpensioen is aangenomen dat de partner drie jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Met toekomstige excassokosten wordt rekening gehouden door een opslag te hanteren van 1,5% op de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De jaarlijkse pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemers is begrepen in de opgebouwde aanspraken. Voor de toekomstige opbouw van deze deelnemers is in de voorziening pensioenverplichtingen begrepen de contante waarde van de toekomstige vrijgestelde premies. Hierbij wordt rekening gehouden met de mate van premievrije opbouw, die afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers De Pensioenbijspaarregeling wordt bepaald als de som van ondermeer de netto stortingen door de werkgevers en de werknemers en de behaalde beleggingsopbrengsten. Grondslagen voor de staat van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Premiebijdragen Als premiebijdragen worden verantwoord de op het boekjaar betrekking hebbende bijdragen van werkgevers en deelnemers welke voor het boekjaar zijn vastgesteld, respectievelijk bekend zijn geworden, voor de basisregeling, overige bijdragen van werkgevers en de vrijval van opgebouwde gelden in de voormalige plusregelingen. Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds Als beleggingsresultaten risico Pensioenfonds wordt verantwoord het rendement op de vrije middelen van het Pensioenfonds. Beleggingsresultaten risico deelnemers Als beleggingsresultaten risico deelnemers wordt verantwoord het rendement op de pensioenspaarkapitalen van de deelnemers aan deze regeling.
42
Pensioenuitkeringen herverzekering De pensioenuitkeringen herverzekering hebben betrekking op de uitkeringen die worden ontvangen uit hoofde van het herverzekeringscontract. Betaalde premies herverzekering De betaalde premies herverzekering betreffen de door de herverzekeraar in de rekening courant met Pensioenfonds Ernst & Young in rekening gebrachte premies en koopsommen. Pensioenuitkeringen Hieronder worden verantwoord de ten laste van het boekjaar komende uitkering aan ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen, alsmede uitkeringen ineens (afkopen). Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer Hieronder wordt verantwoord de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers. Mutatie technische voorzieningen voor rekening van het pensioenfonds Hieronder wordt verantwoord de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen, gecombineerd met de mutatie in de vordering uit hoofde van het garantiecontract. Saldo overdrachten van rechten Hieronder worden verantwoord de resultaten op bedragen ontvangen van en betaald aan andere pensioenfondsen / pensioenverzekeraars in verband met het binnenkomen en uitgaan van opgebouwde pensioenaanspraken, berekend op basis van de wettelijke rekenregels. Overige baten en lasten Als overige baten en lasten worden verantwoord overige interestbaten en eventuele incidentele baten en lasten.
43
5.3.2 Toelichting op de balans Herverzekeringsdeel technische voorziening (1) 2009
2008
Winstdelend depot Vordering (annuïteit) in verband met reserveverzwaringen Middelen buiten overrentedelend depot Vordering inzake PVI oude plusregeling
517,6 10,5 0,8 -
399,5 13,6 0,5 0,8
Beschikbare middelen Middelen toekomend aan het fonds (Algemene reserve)
528,9 -51,7
414,4 -37,7
Waarde garantie
472,2 62,2
376,7 152,2
Herverzekerd deel technische voorziening
539,4
528,9
Stand per 1 januari Saldo stortingen en onttrekkingen/uitkeringen: Stortingen werkgever/werknemer Vooruit ontvangen doorsneepremie werkgever Remises uit plusgelden Annuïteit vordering reserveverzwaring Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Overige stortingen/onttrekkingen per saldo Uitkeringen Kosten/overigen Rendement
399,5
460,9
26,5 1,5 3,6 0,9 -1,7 -0,9 -14,1 -4,9 107,2
0,6 1,0 3,6 2,0 -3,1 -1,2 -13,1 -2,9 -48,3
Stand per 31 december
517,6
399,5
(in miljoenen euro)
De samenstelling van de bij de herverzekeraars aanwezige middelen inzake de verplichtingen gedekt door het garantiecontract is:
Het verloop van het winstdelend depot in het boekjaar is als volgt:
Tot en met het jaar 2008 vonden de stortingen van de werkgever plaats in de maand december voorafgaand aan het boekjaar waarop de storting betrekking had (in casu december 2007). Vanaf het jaar 2009 vindt de storting van de werkgever plaats in de maand januari van het jaar waarop de storting betrekking heeft (in casu januari 2009).
44
In de waarde garantie ultimo 2008 is een bedrag van € 59,8 miljoen met betrekking tot de LDO opgenomen, dit is in 2009 in het depot verwerkt. De waarde garantie is mede door deze afrekening gedaald van € 152,2 miljoen ultimo 2008 naar € 62,2 miljoen ultimo 2009. Het rendement op de middelen in het winstdelend depot wordt vastgesteld op basis van de ontwikkeling in een aantal indices: Beleggingscategorie Staatsobligaties AAA Bedrijfsobligaties Emerging market debt Asset backed Securities
gewicht 38,1% 24,7% 3,6% 4,9%
High Yield obligaties US High Yield obligaties European Subtotaal vastrentend
2,0% 0,9% 74,2%
Vastgoed(beursgenoteerd) Aandelen Aandelen (EM) Subtotaal zakelijk
7,3% 17,0% 1,5% 25,8%
rendementsvergoeding volgens benchmark Citi EGBI unhedged BlackRock Capital Euro Corporate Bond index JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) BlackRock Capital Euro Mirror Swap Corporate Unhedged LB US HY 2% iss. cap (hedged) LB Pan European HY 2% iss. cap (hedged)
GPR 250 Global Hedged Net Dividends Index MSCI DM World (net) MSCI (EM) Emerging Markets Free (net)
Bij de berekening van het rendement wordt uitgegaan van de daadwerkelijke stortingen en onttrekkingen. Het rendement wordt eenmaal per jaar aan het depot toegevoegd c.q. onttrokken.
Beleggingen voor risico deelnemers (2) (in miljoenen euro)
2009
2008
Het verloop van deze post in het boekjaar is als volgt: Stand per 1 januari Bijdragen Rendement Waardeoverdrachten/onttrekkingen Kosten
32,4 0,9 5,9 -1,9 -
42,9 0,9 -9,7 -1,7 -
Stand per 31 december
37,3
32,4
45
Vorderingen en overlopende activa (3) Vorderingen uit herverzekering Betreft de middelen die staan tegenover de algemene reserve van het fonds. Overige vorderingen (in miljoenen euro)
2009
2008
2,6 -1,7
2,8 -2,6
Te vorderen per 31 december
0,9
0,2
Vordering op Ernst & Young Rekening-courant saldo per einde boekjaar
0,3
1,6
Overlopende activa Betreft met name vooruitbetaalde premies.
0,3
0,2
1,5
2,0
Nog af te handelen inkomende waardeoverdrachten De samenstelling van deze post is als volgt: Door AEGON in rekening gebrachte koopsommen Ontvangen bedragen
Overige activa (4) Liquide middelen Betreft de bankrekening bij ABN AMRO N.V. t.n.v. de Stichting Pensioenfonds Ernst & Young. De liquide middelen zijn direct opeisbaar.
46
Kasstroomoverzicht (in miljoenen euro)
2009
2008
Uitgaande kasstroom uit pensioenactiviteiten Remises uit plusgelden Remises uit plusgelden waardeoverdrachten
-1,8 -
-1,0 -0,9
Totaal uitgaande kasstroom pensioenactiviteiten
-1,8
-1,9
Inkomende kasstroom uit pensioenactiviteiten Remises uit plusgelden Remises uit plusgelden waardeoverdrachten
1,8 -
1,0 0,7
Totaal inkomende kasstroom uit pensioenactiviteiten
1,8
1,7
Netto-kasstroom in jaar
-
-0,2
Mutatie liquide middelen Liquide middelen begin boekjaar Liquide middelen einde boekjaar
-
0,3 -
-
0,3
2009
2008
Het verloop van deze post in het boekjaar is als volgt: Stand per 1 januari Mutatie in verband met correctie beginstand bufferreserve Uit verdeling resultaat boekjaar
37,7 14,0
39,6 -0,3 -1,6
Stand per 31 december
51,7
37,7
Stichtingskapitaal en reserves (5) Stichtingskapitaal Het stichtingskapitaal bedraagt € 45,00 en is gedurende het boekjaar niet gewijzigd.
(in miljoenen euro) Algemene reserve
47
(in miljoenen euro)
2009
2008
Het verloop van deze post in het boekjaar is als volgt: Stand per 1 januari Omrekening voorziening per 1 januari naar marktrente Mutatie in verband met correctie beginstand bufferreserve Uit verdeling resultaat boekjaar
-
36,7 0,3 -37,0
Stand per 31 december
-
-
Bufferreserve
Het tekort dat moet worden ingelopen, alvorens weer een bufferreserve wordt opgebouwd bedraagt ultimo 2009 € 25,6 miljoen. Negatieve reserve als gevolg van kredietrisicoafslag herverzekeraars Als gevolg van de economische crisis is bij de meeste herverzekeraars de rating verlaagd tot beneden AA-. Bij de grotere herverzekeraars heeft alleen AEGON nog een rating van AA-; de rest lager. Ons Pensioenfonds is voor 55% herverzekerd bij AEGON en voor 45% bij Nationale-Nederlanden. NationaleNederlanden heeft een rating A+, zodat wij dienaangaande een kredietrisicoafslag hebben toegepast ad € 26,0 miljoen. Het Bestuur heeft geen twijfel omtrent de soliditeit van Nationale-Nederlanden en beschouwt de aanpassing van de rating als sectorbreed gevolg van de economisch crisis. Dit neemt niet weg dat het Bestuur beide herverzekeraars heeft aangegeven, dat zij van hen verwacht en verlangd dat zij de solvabiliteit te allen tijde zodanig aanhouden/versterken, dat een rating van AA- of hoger wordt verkregen/behouden. Daarnaast is het Bestuur met de beide herverzekeraars overeengekomen dat zulks ter beoordeling en keuze van het Bestuur op ieder moment het herverzekeringscontract kan worden omgezet in een direct verzekerde regeling. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heroverweegt momenteel de regelgeving ten aanzien van volledig herverzekerde pensioenfondsen. In verband daarmee zijn vrijstellingen verlengd, waardoor een kredietrisicoafslag beleidsmatig geen impact heeft en geen herstelplan behoeft te worden ingediend. Om die reden is de kredietrisicoafslag als afzonderlijke regel opgenomen in het eigen vermogen en is de stand van de algemene reserve weergegeven, zoals die beleidsmatig in aanmerking wordt genomen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van 104,8% is berekend door het totale vermogen (eigen vermogen, vermeerderd met de technische voorzieningen) te delen door het totaal van de technische voorzieningen.
48
Technische voorzieningen (6) Het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen is als volgt: (in miljoenen euro)
2009
2008
Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Indexatie en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging uit hoofde van verhoging levenskansen Overige mutaties2
528,9 16,9 9,8 13,4 -14,3 -33,3 -0,2 18,2 -
374,8 10,7 4,6 17,9 -13,2 116,8 -1,1 18,0 0,4
Stand per 31 december
539,4
528,9
Actieven Slapers Gepensioneerden Overigen
174,1 182,5 170,6 12,2
187,1 184,2 144,3 13,3
Stand per 31 december
539,4
528,9
De samenstelling van de voorziening pensioenverplichtingen is als volgt:
Overige technische voorzieningen betreft een voorziening ad € 2,0 miljoen i.v.m. de indexatie per 1 januari 2010. De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw. De post indexering en overige toeslagen heeft betrekking op de indexatie per 1 januari 2009 ad 2,0%. De rentetoevoeging is gebaseerd op 2,54% (2008: 4,70%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De marktrente op basis van de rentetermijnstructuur behorend bij het profiel van de verplichtingen bedraagt ultimo verslagjaar 3,83% (2008: 3,43%) tegen 3,43% (2008: 4,97%) aan het begin van het verslagjaar. De omrekening naar de nieuwe rentetermijnstructuur is opgenomen in de post wijziging markrente. Deze rentestijging weerspiegelt de daling van de voorziening pensioenverplichtingen.
2
In de post overige mutaties zijn onder andere het verschil tussen veronderstelde en werkelijke sterfte en de toevoeging aan de voorziening uit hoofde van pensionering opgenomen.
49
De wijziging uit hoofde van overdracht van rechten heeft voor € 2,3 miljoen betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor € 2,5 miljoen op uitgaande waardeoverdrachten. De pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van AG-Prognosetafel 2005-2050. Tot en met 2008 werd verondersteld dat het langlevenrisico op die wijze adequaat verdisconteerd was in de waardering van de pensioenverplichtingen. Volgens recente informatie van het CBS en het Actuarieel Genootschap stijgt de levensverwachting van mannen en vrouwen sneller dan verwerkt in de AGPrognosetafel 2005-2050. Op basis van de ten tijde van het opmaken van de jaarrekening 2009 beschikbare informatie, is een analyse gemaakt van het mogelijke effect van de stijgende levensverwachting voor het fonds. Op basis van deze analyse heeft het bestuur besloten de voorziening pensioenverplichtingen te verhogen met 3,8% (€ 18,3 miljoen) vanwege stijgende levensverwachtingen op basis van de recente CBS prognosetafel. Gelet op de beperkt beschikbare informatie kan deze schatting relatief veel onnauwkeurigheid bevatten. Het Actuarieel Genootschap heeft aangekondigd in de loop van 2010 een nieuwe prognosetafel beschikbaar te stellen. Op basis daarvan zal het effect van de extra verbetering van de levensverwachtingen in 2010 exact worden bepaald, dit kan hoger of lager uitkomen dan de verhoging van 3,8%. Het verschil met het nu als last genomen percentage ad 3,8% zal in 2010 als last danwel als bate worden genomen. Lasten uit hoofde van aanpassing van levensverwachtingen worden gecompenseerd door een gelijke verhoging van de vordering op de herverzekeraars, zodat (afgezien van de kredietrisicoafslag) aanpassingen uit hoofde van de verlenging van de levensverwachting per saldo geen effect hebben op het resultaat.
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers (7) De Pensioenbijspaarregeling is gelijk aan de op de balans opgenomen post beleggingen voor risico van deelnemers.
50
Overige schulden en overlopende passiva (8) (in miljoenen euro)
2009
2008
1,2
0,5
2,8 -2,0
3,1 -2,4
0,8
0,7
-18,5 5,6 12,4
-19,3 6,5 13,2
-0.5
0,4
-
0,1 0,3
-
-
-
0,4
1,5
2,0
Schulden aan herverzekeraar Rekening-courant AEGON Nog af te handelen uitgaande waardeoverdrachten De samenstelling van deze post per einde boekjaar is als volgt: Ontvangen afkoopsommen Remises Stand per 31 december
Nog af te handelen vroegpensioen/Plusregeling De samenstelling van deze post per einde boekjaar is als volgt: Door AEGON in rekening gebrachte koopsommen Aan de werkgever in rekening gebrachte bijdragen Beschikbaar gekomen gelden uit Pensioenbijspaar-/Plusregeling Te voldoen per 31 december
Overlopende passiva De samenstelling van deze post per einde boekjaar is als volgt: Af te dragen koopsommen affinanciering pensioenaanspraken Aanvullende schadereserve premievrijstelling arbeidsongeschiktheid Kosten analyse pensioenen Nog uit te keren pensioenen Stand per 31 december
De aanvullende schadereserve premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ultimo 2008 is gevormd vanwege de achterstand bij de (her)verzekeraar in de verwerking van deze categorie mutaties. De herverzekeraar vormt, bij de verwerking van deze mutaties, een schadevoorziening die wordt gefinancierd uit de in de bruto premie begrepen opslag voor premievrijstelling. Om de invloed hiervan op het (technisch) resultaat te beperken houdt het fonds een schadereserve aan. Per 31 december 2009 is deze post vrijgevallen (2008: € 0,3 miljoen).
51
5.3.3 Toelichting op de staat van baten en lasten Premiebijdragen (9) 2009
2008
De samenstelling van deze post is als volgt: Doorsneepremie van de werkgever Overige bijdragen werkgever Vrijgevallen plusgelden vroegpensioen
24,4 1,4 1,9
21,7 0,3 0,6
Totaal
27,7
22,6
De kostendekkende premie is als volgt opgebouwd: Comingservice opbouw (netto) Overige koopsommen i.v.m. (vroeg)pensionering (netto) Opslag excassokosten Risicopremie partnerpensioen Risicopremie premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Stoploss-opslag Administratiekosten Garantiekosten
16,6 2,7 0,3 1,6 0,7 0,3 0,4 2,1
10,4 0,2 1,6 0,7 0,2 0,6 2,2
Totaal
24,7
15,9
(in miljoenen euro)
Het fonds maakt geen gebruik van de gedempte premie, zoals bedoeld in artikel 128, tweede lid PW.
Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds (10) (in miljoenen euro)
De samenstelling van deze post is als volgt: Rendement volgens benchmark (inclusief LDO) Kosten vermogensbeheer Totaal
2009
2008
8,3 -0,5
-3,8 -1,1
7,8
-4,9
De kosten vermogensbeheer zijn als gevolg van een toename van het belegd vermogen gestegen tot € 1,5 miljoen. Er heeft in 2009 een correctie plaatsgevonden ad € 1,0 miljoen inzake in het verleden teveel betaalde kosten. Hierdoor bedragen de kosten vermogensbeheer per saldo € 0,5 miljoen.
52
Pensioenuitkeringen herverzekering (11) (in miljoenen euro)
2009
2008
3,6 7,9 2,6 0,1
3,7 6,8 2,6 -
14,2
13,1
2009
2008
De samenstelling van deze post is als volgt: Technisch resultaat boekjaar Vrijval vanuit overlopende passiva Resultaat uit waardeoverdrachten en vroegpensioen Bate uit hoofde van overlijden/arbeidsongeschiktheid Intrestbaten Overige baten
2,0 0,3 3,0 0,5 0,7 0,4
2,3 0,6 0,1 -
Totaal
6,9
3,0
2009
2008
De samenstelling van deze post is als volgt: Premies herverzekering Koopsom indexatie Koopsommen inzake vroegpensioen Overige koopsommen
13,5 6,7 3,3 0,1
13,3 4,8 0,8 0,2
Totaal
23,6
19,1
De specificatie van de pensioenuitkeringen is als volgt: Vroegpensioen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Afkoop kleine pensioenen Totaal
Overige baten (12) (in miljoenen euro)
Betaalde premies herverzekering (13) (in miljoenen euro)
53
Pensioenuitkeringen (14) (in miljoenen euro)
De specificatie van de pensioenuitkeringen is als volgt: Vroegpensioen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Afkoop kleine pensioenen Totaal
2009
2008
3,6 7,9 2,6 0,1
3,7 6,8 2,6 -
14,2
13,1
Mutatie technische voorzieningen voor rekening van het pensioenfonds (15) (in miljoenen euro)
2009
2008
Pensioenopbouw Indexatie en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging uit hoofde van verhoging levenskansen Overige mutaties
16,9 9,8 13,4 -14,3 -33,3 -0,2 18,2 -
10,7 4,6 17,9 -13,2 116,8 -1,1 18,0 0,4
Wijziging middelen buiten overrentedelend depot Waardewijziging garantiecontract
10,5 -10,5
154,1 0,6 -117,7
-
37,0
2009
2008
De samenstelling van deze post is als volgt: Resultaat inkomende waardeoverdrachten Resultaat uitgaande waardeoverdrachten
-0,1
0,1
Totaal
-0,1
0,1
Voor een nadere toelichting zie Technische voorzieningen (6).
Saldo overdrachten van rechten (16) (in miljoenen euro)
54
Overige lasten (17) (in miljoenen euro)
2009
2008
De samenstelling van deze post is als volgt: Indexatiekoopsom 2010 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overig
2,0 2,9 -
2,9 0,2
Totaal
4,9
3,1
Kredietrisicoafslag (18) Omdat in 2009 de rating van Nationale-Nederlanden is verlaagd tot onder AA-, dient op grond van het Financieel Toetsingkader (FTK) een afslag op de waarde van de vordering toegepast te worden. De hoogte van deze zogeheten kredietrisicoafslag is afhankelijk van de creditspread. De afslag wordt volgens het FTK als volgt vastgesteld: Afslag = 0,5 * creditspread * duration van VPV * marktwaarde herverzekeringsvordering Per 31 december 2009 bedraagt deze afslag € 26,0 miljoen. Het FTK gaat bij de waardering van de vordering op de herverzekeraar uit van marktwaarde, terwijl deze post het karakter heeft van een vordering. De vordering vormt (afgezien van kredietrisico) een perfecte afdekking van de kasstroom uit hoofde van pensioenverplichtingen, is niet vrij verhandelbaar en er bestaat ook geen intentie te verhandelen. Waardering als vordering zou naar onze mening opportuun zijn en naar onze mening niet in strijd met de Pensioenwet, omdat die alleen voor waardering van beleggingen en verplichtingen marktwaarde voorschrijft. De manier waarop bij een vordering wordt omgegaan met kredietrisico verschilt wezenlijk met de behandeling bij beleggingen. Bij een vordering wordt een afwaardering doorgevoerd, indien naar verwachting niet alle contractuele cashflows zullen worden ontvangen; bij beleggingen leidt alleen al toegenomen onzekerheid tot een lagere marktwaarde. Deze onzekerheid kan debiteurspecifiek zijn, maar ook door omgevingsfactoren ontstaan zoals het sentiment op de financiële markten. Ten slotte geldt dat het Besluit actuele waarde verbiedt om vorderingen of beleggingen welke tot einde looptijd worden aangehouden tegen marktwaarde te waarderen, zodat het FTK op dit punt op gespannen voet staat met andere regelgeving. Het Bestuur heeft desalniettemin niet geopteerd DNB goedkeuring te vragen voor een eigen methode om het kredietrisico te waarderen. Reden is dat de kans op goedkeuring als gering is ingeschat, omdat momenteel brede heroverweging van het beleidskader voor herverzekerde pensioenfondsen door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaatsvindt en niet van DNB mag worden verwacht dat DNB in afwachting daarvan al van het FTK wezenlijk afwijkende toepassing zou goedkeuren.
55
5.3.4 Risicobeheer Algemeen Met het betalen van de verschuldigde doorsneepremie voldoet de werkgever aan haar verplichtingen. Het fonds heeft geen mogelijkheid om aanvullende stortingen te vragen. Ter verhoging van de zekerheid van de pensioenuitkering voor de deelnemers heeft het fonds de nominale aanspraken uit hoofde van de basisregeling door middel van een garantiecontract herverzekerd; de (voorwaardelijke) indexatie moet worden gefinancierd uit marges in de premie, overrente en de aanwezige algemene reserve. De voornaamste risico’s van de basisregeling voor de deelnemers zijn derhalve het kredietrisico op de herverzekeraars en het indexatierisico. Indien het kredietrisico zich daadwerkelijk manifesteert, dan vermindert dit in eerste aanleg de omvang van de algemene reserve en daarmee de indexatiecapaciteit. Indien de algemene reserve negatief wordt dan kan sprake zijn van korting van aanspraken. Ten aanzien van de Pensioenbijspaarregeling is geen sprake van herverzekering, zodat de risico’s die samenhangen met de bijspaarregeling volledig voor rekening van de deelnemers komen. Vermogenseisen Een van de principes waarop het toezicht op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen stoelt, is dat de omvang van het vermogen in lijn is met de mate waarin het pensioenfonds risico loopt. Pensioenfondsen dienen te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). Indien een pensioenfonds niet beschikt over het MVEV spreken we van onderdekking en dient een zogenaamd kortetermijnherstelplan te worden ingediend bij DNB. Het MVEV kent componenten voor drie soorten risico: 1. verzekeringstechnisch risico: aangezien volledig herverzekerde pensioenfondsen per definitie geen negatief verzekeringstechnisch risico’s lopen, is deze component voor hen nihil; 2. beleggingsrisico tegenover de technische voorzieningen: volledig herverzekerde fondsen lopen per definitie ook geen beleggingsrisico tegenover hun technische voorzieningen. Wel houdt Pensioenfonds Ernst & Young assets aan boven het bedrag dat nodig is tegenover de technische voorzieningen, maar voor deze ‘free surplus assets’ gelden geen vermogenseisen; 3. kostenrisico: een volledig herverzekerd pensioenfonds loopt wel kostenrisico. Deze component is daarom de enige component van het MVEV die van toepassing is. Pensioenfonds Ernst & Young heeft echter per 1 januari 2007 een automatische instemming van DNB om geen MVEV aan te houden gedurende de overgangstermijn. De duur van deze overgangstermijn duurt voor Pensioenfonds Ernst & Young tot 1 januari 2012. Na afloop van de overgangstermijn zal DNB bezien of de kwaliteit van de herverzekering (zie hieronder) hoog genoeg is om de instemming voort te zetten. De Pensioenwet gaat uit van het principe van marktwaardering. Dat betekent dat ook de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde moet worden gewaardeerd. Daarbij wordt rekening gehouden met het kredietrisico dat het pensioenfonds op deze vordering loopt. Afhankelijk van de kredietkwaliteit van de herverzekeraar (zie hieronder) kan dat in de waardering van de vordering leiden tot een afslag ten opzichte van de hoogte van de technische voorzieningen. Als gevolg van het kredietrisico is de waarde van de vordering dan lager dan de waarde van de technische voorzieningen. Om een volledige dekking
56
door waarden te bewerkstelligen tegenover de technische voorzieningen moeten aanvullende assets worden aangehouden ter grootte van de afslag. Indien een pensioenfonds instemming heeft van DNB om geen MVEV aan te houden, geldt die instemming ook voor de compensatie van de afslag. Pensioenfonds Ernst & Young voldoet met betrekking tot de basispensioenregeling aan de voorwaarden om als volledig herverzekerd pensioenfonds te worden behandeld, en hoeft om die reden geen MVEV aan te houden voor deze pensioenregeling. Met betrekking tot de pensioenbijspaarregeling geldt dat het beleggingsrisico bij de deelnemers ligt, en derhalve niet bij de herverzekeraar. Volgens het Besluit FTK dient voor deze bijspaarregeling een MVEV aangehouden te worden ter grootte van 1% van de technische voorziening. Per saldo is het MVEV van het Pensioenfonds per 31 december 2009 gelijk aan € 0,4 miljoen, ofwel 0,07% van de totale technische voorzieningen. Naast het MVEV geldt nog een vermogenseis: het vereist eigen vermogen (VEV). Indien een pensioenfonds niet beschikt over het VEV spreken we van een reservetekort en dient een zogenaamd langetermijnherstelplan te worden ingediend bij DNB. Het VEV is gedefinieerd als het eigen vermogen waarbij met 97,5 procent zekerheid wordt gegarandeerd dat het pensioenfonds over een periode van één jaar tenminste over waarden beschikt ter hoogte van de verplichtingen. Voor volledig herverzekerde pensioenfondsen, die alle verzekeringstechnische en alle beleggingsrisico’s tegenover hun verplichtingen hebben overgedragen aan de herverzekeraar, is alleen het kredietrisico relevant. Indien de herverzekeraar beschikt over een goede kredietkwaliteit (een zogenaamde rating van AA- of beter) dan leidt dat er toe dat het VEV nihil is. Tot 1 januari 2010 kunnen volledig herverzekerde pensioenfondsen het VEV als volgt berekenen: VEV = 40% * 0,5 * creditspread * duration van VPV * marktwaarde herverzekeringsvordering De kredietwaardigheid van AEGON wordt nu geschat op AA-. Op basis van deze kredietwaardigheid hoeft het Pensioenfonds geen VEV aan te houden voor de vordering die het fonds heeft op AEGON. De kredietwaardigheid van Nationale-Nederlanden wordt nu geschat op A+. Op basis van deze kredietwaardigheid dient het Pensioenfonds een VEV aan te houden voor de vordering die het fonds heeft op Nationale-Nederlanden. Het VEV dat op 31 december 2009 dient te worden aangehouden is gelijk aan circa € 10,4 miljoen ofwel 1,9% van de totale technische voorziening. De door DNB vereiste dekkingsgraad van het Pensioenfonds is derhalve gelijk aan 101,9%. Kredietrisico Wanneer de kredietwaardigheid van de herverzekeraar lager wordt, ontstaat er meer onzekerheid over de mate waarin de herverzekeraar zijn verplichtingen kan nakomen. Deze onzekerheid heeft invloed op de waarde van de vordering op de herverzekeraar. Er wordt daarom een korting op de waarde van de vordering toegepast. De hoogte van deze zogeheten afslag is afhankelijk van de creditspread. De afslag wordt als volgt vastgesteld: Afslag = 0,5 * creditspread * duration van VPV * marktwaarde herverzekeringsvordering
57
Met andere woorden: de afslag is gelijk aan het VEV vermenigvuldigd met 2,5. Indien de waarde van deze afslag voor een volledig herverzekerd pensioenfonds groter is dan nihil, dan dienen aanvullende bezittingen aangehouden te worden ter grootte van de afslag. De aanvullende middelen ter compensatie van de afslag dienen risicoloos belegd te worden. Indien een pensioenfonds vrijstelling heeft voor het aanhouden van een MVEV, dan geldt deze vrijstelling ook voor de compensatie van de afslag. In verband met de kredietwaardigheid A+ van Nationale-Nederlanden dient de vordering op deze herverzekeraar verminderd te worden met een afslag. Per 31 december 2009 bedraagt deze afslag circa € 26,0 miljoen. Hierdoor is de dekkingsgraad 104,8% in plaats van 109,6%. Financiële positie: (in miljoenen euro) Eigen vermogen voor afslag Eigen vermogen na afslag MVEV VEV
Nominaal 51,8 25,8 0,4 10,4
Als % van TV 9,6% 4,7% 0,1% 1,9%
Dekkingsgraad 109,6% 104,8% 100,1% 101,9%
Ultimo 2009 is geen sprake van onderdekking noch van reservetekort. De financiële positie van het fonds is voldoende. Indexatierisico Pensioenfonds Ernst & Young verleent voorwaardelijke indexatie. Daarvoor geldt hetzelfde kader als voor eigen beheer voerende fondsen. Dit betekent concreet dat Pensioenfonds Ernst & Young de toeslagenmatrix moet toepassen. Via de continuïteitsanalyse moet het fonds laten zien dat zij de indexatieambitie redelijkerwijs kan realiseren. Daarbij dient zij rekening te houden met het contractuele beslag op de toekomstige winstdeling met de herverzekeraar(s). Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre er wordt geïndexeerd. Deze voorwaardelijkheid is van groot belang voor de beheersing van dit risico. Omdat herverzekerde pensioenfondsen in algemene zin op dit moment mogen handelen als ware er geen tekort op het herverzekerde deel, betekent dit dat deze fondsen tijdelijk tot en met 31 december 2010 geen herstelplannen hoeven in te dienen voor het herverzekerde deel. SZW zal tijdens de periode van vrijstelling onderzoek doen naar de toekomst van herverzekerde pensioenfondsen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal na de zomer een besluit worden genomen over een fundamentele en structurele oplossing ten aanzien van herverzekerde pensioenfondsen. Deze aanpak betekent echter ook dat herverzekerde fondsen op dit moment bij de vaststelling van een toeslagenlabel geen rekening kunnen houden met deze structurele oplossing. Om die reden acht de AFM het niet opportuun het vereiste in de Pensioenwet met betrekking tot het pensioenlabel voor herverzekerde pensioenfondsen strikt te handhaven. Op zichzelf verliest het toeslagenlabel – bij herverzekerde fondsen - onder de huidige omstandigheden aan waarde omdat het label juist een structureel beeld ten aanzien van de te verwachten indexatie voor de komende 15 jaar zou moeten geven. Om te voorkomen dat het label eerder tot verwarring dan tot bruikbare informatie voor de deelnemer leidt, hoeft tot en met 31 december 2010 geen toeslagenlabel te worden verstrekt door herverzekerde pensioenfondsen. In die gevallen waarin de pensioenuitvoerder op grond van de bestaande wetgeving niet gehouden is aan de verstrekking van een label, blijft in voorkomende gevallen die pensioenuitvoerder wel gehouden aan het toepassen van de zogenaamde labelvervangende teksten.
58
Rotterdam, 17 juni 2010
Het Bestuur namens werkgevers G.J. Boekestein, voorzitter
namens deelnemers H. Strating, secretaris
N.M. Pul, penningmeester
R.M. van Boom
E. Haring
namens gepensioneerden H.P. Koekkoek
59
6
Overige gegevens
60
©©©ò°»²-·±»²º±²¼-ò»§ò²´