Departement Lerarenopleiding Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsgids 2011 – 2012
talent@work Departement Lerarenopleiding ● KHBO Campus Brugge ● Xaverianenstraat 10 ● B-8200 Brugge (Sint-Michiels)
Beste student(e) In deze bundel vind je informatie over de opleiding waarvoor je gekozen hebt. In de lerarenopleiding krijg je de begeleiding en de ondersteuning om een goed leraar te worden. Daarom wil onze opleiding studentgericht en beroepsgericht zijn. Wij willen je vormen zodat je de basiscompetenties van een leraar verwerft. Dit zijn de vaardigheden, de kennis en de attitudes waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te fungeren. Bij de aanvang van het academiejaar is het belangrijk om kennis te nemen van het Onderwijs- en examenreglement van de KHBO. In de opleidingsgids vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en de onderwijsleeractiviteiten (titularis, docent, aantal contacturen, studiepunten en studieomvang, studiemateriaal, examens en examenvorm…). Dit geeft je een goed beeld van de doelstellingen, inhoud, werkvormen en evaluatie verbonden aan ieder opleidingsonderdeel. De stageafspraken vind je in de praktijkgids. Voor de opleiding tot leraar lager onderwijs worden daarenboven alle opdrachten en taken die je in de loop van het academiejaar moet maken – met de bijhorende planning – opgenomen in een opdrachtenbundel. Je vindt al deze teksten en documenten op TOLEDO en op de KHBO-webstek. Als student willen we je de nodige voorzieningen aanbieden. Er is een uitgebreide bibliotheek, er zijn computerlokalen en er is de ACCO-shop. De ACCO-shop levert kant en klare cursussen en boeken en studiematerialen. Je kan met je laptop draadloos op het internet in de bibliotheek en op andere werkplekken. Er is een studie- en trajectbegeleider (Amélie Fauquant), een opleidingshoofd (Lieve Lootens), een ombudspersoon (Elly Verstraete) en een vertrouwenspersoon (Michel Maricau). De studie- en trajectbegeleider helpt je studietraject op te stellen (vrijstellingen, volgtijdelijkheid…), faciliteiten aan te vragen als je een functiebeperking hebt (b.v. dyslexie) of topsporter bent. De studie- en trajectbegeleider geeft ook advies over studiemethodiek en bij eventuele heroriëntering. Voor alle vragen rond stage, onderwijsorganisatie enz. kan je terecht bij het opleidingshoofd. Tijdens het academiejaar en zeker rond de examens is de ombudspersoon het aanspreekpunt voor alle vragen met betrekking tot examens (b.v. je wordt ziek tijdens de examens, je komt te laat op een examen, je twijfelt of je nog examen zou afleggen … ) of aanhoudende moeilijkheden. Het hele jaar door is er ook een vertrouwenspersoon beschikbaar voor meer persoonlijke problemen (b.v. je voelt je onheus behandeld, je ervaart pestgedrag of je wordt lastig gevallen … ). Je kan eventueel ook terecht, als al deze mensen je niet kunnen helpen, bij het departementshoofd. Er zijn sociale voorzieningen voor studenten (STUVO). Bij STUVO kan je terecht voor sociale, psychologische en financiële hulp als je in de problemen komt. Over al deze voorzieningen word je bij de start van het academiejaar en/of in de loop van je studieloopbaan uitvoerig geïnformeerd (o.a. via de informatie die je vindt in deze opleidingsgids). We hopen dat je met deze opleidingsgids een duidelijk beeld krijgt van het aanbod en de werking van onze lerarenopleiding en de KHBO.
Lieve Lootens Opleidingshoofd
Johan L. Vanderhoeven Departementshoofd
2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Beste student(e) Deze opleidingsgids beschrijft volgens een vast schema alle opleidingsonderdelen en onderwijsactiviteiten van deze opleiding. Eerst wordt een overzicht gegeven van de competenties van de opleiding in een competentieprofiel. Daarna volgen per opleidingsfase het opleidingsprogramma en de afzonderlijke ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen van deze opleiding. Alle opleidingen van de KHBO kiezen voor 'competentiegericht onderwijs'. Een competentie is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die de student/de beginnende beroepsbeoefenaar toepast om goed te functioneren in zijn functie. Competentiegericht onderwijs - of het nu gaat om algemene competenties als communicatievaardigheden of specifieke beroepsgerichte competenties - staat bij de KHBO borg voor een opleiding met nadien een toekomst op de arbeidsmarkt. Meer informatie over competentiegericht onderwijs vind je op onze website. Het opleidingsprogramma geeft een overzicht van de opleidingsonderdelen. Per opleidingsonderdeel vind je zo het aantal studiepunten en de totale studietijd die daaraan gekoppeld is. Studietijd is de totale tijd die een student gemiddeld aan dit vak besteedt en valt uiteen in college-uren (CO), Toepassingen en begeleiding (T/B) en Zelfstandig werk (ZW). College-uren zijn het aantal uren gedoceerde theorie per jaar, toepassingen en begeleiding het aantal uren begeleide praktijkoefeningen en studiebegeleiding per jaar en zelfstandig werk is de geschatte tijd die de student buiten de college-uren, begeleide praktijkoefeningen en studiebegeleiding per jaar besteedt aan dit vak. Dan zijn er nog de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen. In deze fiches vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en onderwijsleeractiviteiten. Elke fiche heeft een hoofding en is dan opgebouwd uit dezelfde rubrieken. In de hoofding vind je volgende vaste gegevens: Code Opleiding Opleidingsfase Semester Studiepunten Contacturen Titularis Docent(en) Onderwijstaal Niveau Type Volgtijdelijkheid Tolerantie Examencontract
Code van dit opleidingsonderdeel Volledige en correcte benaming van de opleiding Fase waarin het opleidingsonderdeel zich situeert: 1, 2 of 3 Semester waarin het opleidingsonderdeel zich situeert: 1, 2 of 1+2 X aantal studiepunten gekoppeld aan het opleidingsonderdeel x weken van x u contactonderwijs of een andere onderwijsvorm Voornaam Naam van de coördinerende docent van het opleidingsonderdeel Voornaam Naam van de betrokken docenten van het opleidingsonderdeel Nederlands – Spaans – Frans – Engels Er zijn drie niveaus die gehanteerd worden: inleidend, uitdiepend en gespecialiseerd. Een opleidingonderdeel kan verplicht zijn binnen de gekozen opleiding (verplicht opleidingsonderdeel) of het kan deel uitmaken van een keuzepakket (keuzeopleidingsonderdeel). Er zijn drie soorten volgtijdelijkheid: strenge volgtijdelijkheid, soepele volgtijdelijkheid en gelijktijdigheid. Een opleidingsonderdeel is tolereerbaar of niet tolereerbaar. Mogelijk– Niet mogelijk
De rubrieken geven je een goed beeld van de competenties, doelen, inhoud, onderwijsvorm, studiemateriaal, evaluatie en bijzondere bepalingen verbonden aan ieder(e) opleidingsonderdeel/onderwijsleeractiviteit.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
3
Hoe bladeren door deze gids? Je kan makkelijker navigeren door deze opleidingsgids dankzij de inhoudstafel, bladwijzers en de optie zoeken. De inhoudstafel De inhoudstafel vind je terug één pagina na de titelpagina. Je vindt er de titel en daarnaast het paginanummer van verschillende rubrieken en ECTS-fiches terug. Hier kan je vrij op elke titel klikken (linkermuisklik) en je komt dan onmiddellijk op de door jou gekozen pagina terecht.
Bladwijzers
Titelpagina
Inhoudstafel
Bladwijzers Voor het gebruiksgemak kan je in deze opleidingsgids navigeren via bladwijzers. Als je de pdf opent kan het dat de bladwijzers verborgen zijn. Om ze zichtbaar te maken kan je met een linkermuisklik dit icoon aanklikken aan de linkerkant van je scherm. Daarna verschijnen in de linkermarge de titels van de rubrieken en de ECTS-fiches. Klik (linkermuisklik) op de te raadplegen rubriek/ECTSfiche en je gaat dan met een bladwijzerkoppeling naar de gewenste positie.
Bladwijzers
Optie zoeken Je kan in het vak zoeken gaan staan met de muisaanwijzer en eenmaal klikken met de linkermuisklik. Nu kan je een gewenste zoekterm intypen. Je kan dan met de entertoets (returntoets) bevestigen en je komt automatisch bij de door jou ingegeven term uit. Opgelet: het kan zijn dat je term meerdere malen voorkomt in het document. Telkens je op de entertoets tikt dan kom je bij de volgende „hit‟.
4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
OPLEIDINGSGIDS BALO INHOUDSTAFEL 1
Opleidingsgids 2011-2012 Algemene bepalingen ............................... 9
2 2.1 2.2
Vastgelegde strenge en aanbevolen volgtijdelijkheden in BALO 20112012 ................................................................................................. 25 Verplichte volgtijdelijkheid .....................................................................25 Aanbevolen volgtijdelijkheid ...................................................................25
3
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs ............................ 29
4
Attitudes ........................................................................................... 33
5
Opleidingsprogramma – eerste opleidingsfase ................................. 35
6 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.9.1 6.9.2 6.10 6.11 6.11.1 6.11.2 6.12 6.13 6.13.1 6.13.2 6.14 6.15 6.16 6.17 6.17.1 6.17.2 6.18 6.18.1 6.18.2 6.19
Opleidingsonderdelen ....................................................................... 37 Religie, zingeving en levensbeschouwing .................................................37 Katholieke godsdienst 1 .........................................................................40 Frans 1 ................................................................................................43 Wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 ........................................................46 Wereldoriëntatie: mens en tijd 1.............................................................50 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 ....................................................53 Communicatieve vaardigheden en ICT .....................................................57 Communicatieve vaardigheden ...............................................................57 ICT ..................................................................................................60 Nederlands 1 ........................................................................................63 Wiskunde 1 ..........................................................................................66 Basisleerstof lagere school .....................................................................66 Vakdidactiek wiskunde ..........................................................................70 Agogische vaardigheden 1 .....................................................................73 Opvoedkunde 1 ....................................................................................76 Psychologie en media ............................................................................76 Pedagogiek ..........................................................................................79 Didactiek van het lager onderwijs 1 ........................................................81 Didactisch atelier lager onderwijs ............................................................83 Muzische vorming: beeldopvoeding 1 ......................................................87 Bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek ..................................................90 Bewegingsopvoeding 1 ..........................................................................90 Schrijfmotoriek .....................................................................................93 Muzische vorming : muzikale opvoeding en expressie ...............................95 Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 ................................................95 Muzikale opvoeding 1 ............................................................................98 Stage: lager onderwijs 1 ...................................................................... 101
7
Opleidingsprogramma- tweede opleidingsfase ............................... 104
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 8.4
Opleidingsonderdelen ..................................................................... 106 Katholieke godsdienst 2 ....................................................................... 106 Vakdidactiek godsdienst ...................................................................... 106 Spiritualiteit ....................................................................................... 110 Frans 2 .............................................................................................. 112 Wereldoriëntatie 2 .............................................................................. 115 Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2 ........................................... 115 Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 ...................................................... 119 Wereldoriëntatie: mens en tijd 2........................................................... 122 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 .................................................. 126 Nederlands 2 ...................................................................................... 129
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
5
8.5 8.6 8.7 8.8 8.8.1 8.8.2 8.9 8.10 8.11 8.12
Wiskunde 2 ........................................................................................ 132 Agogische vaardigheden 2 ................................................................... 135 Opvoedkunde 2 .................................................................................. 139 Didactiek van het lager onderwijs 2 ...................................................... 142 Didactiek 2 ........................................................................................ 142 Digitale didactiek ................................................................................ 145 Leerprocessen en evaluatie .................................................................. 148 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: lesopbouw ............................ 151 Muzische vorming en bewegingsopvoeding: integratie ............................. 154 Stage: lager onderwijs 2 ...................................................................... 157
9
Opleidingsprogramma- derde opleidingsfase .................................. 162
10 10.1 10.2 10.3 10.4
Opleidingsonderdelen ..................................................................... 164 Brede zorg in het lager onderwijs.......................................................... 164 Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal ............................................... 169 Frans 3 .............................................................................................. 173 Persoonlijk leertraject.......................................................................... 176
11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8 11.9 11.10 11.11 11.11.1 11.11.2 11.12 11.13
Globale keuzeoptie: keuzetraject 1L: regulier traject ..................... 180 Keuzemodule: wetenschappen en techniek ............................................ 180 Keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde ..................... 183 Keuzemodule: gedrags- en werkhoudingsproblemen ............................... 186 Keuzemodule: ICT .............................................................................. 189 Keuzemodule: muzische vorming .......................................................... 192 Keuzemodule: educatief werk buiten de school ....................................... 195 Keuzemodule: taalinitiatie Frans ........................................................... 198 Keuzemodule: didactisch werken met spellen in de lagere school .............. 201 Keuzemodule: schrift .......................................................................... 204 Interculturele en mondiale vorming ....................................................... 207 Werken in het onderwijs ...................................................................... 210 Onderwijs in Vlaanderen ...................................................................... 210 EHBO ................................................................................................ 213 Bachelorproef ..................................................................................... 215 Stage: lager onderwijs 3a .................................................................... 218
12 12.1 12.2 12.3
Globale keuzeoptie: keuzetraject 2L: Erasmusuitwisseling ............. 226 Erasmusuitwisseling ............................................................................ 226 Werken in het onderwijs ...................................................................... 230 Stage: lager onderwijs 3b .................................................................... 231
13 13.1 13.2 13.3
Globale keuzeoptie: keuzetraject 3L: ontwikkelingssamenwerking 238 Ontwikkelingssamenwerking ................................................................ 238 Werken in het onderwijs ...................................................................... 242 Stage: lager onderwijs 3c .................................................................... 243
14 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6 14.7
Globale keuzeoptie: keuzetraject 4L: internationale klas ................ 250 Communication, cultural awareness and expression ................................ 250 Diversity in/and education ................................................................... 250 Teaching in Europe – Europe in teaching................................................ 250 Keys for Europe in education ................................................................ 251 Social and cultural competences ........................................................... 251 Werken in het onderwijs ...................................................................... 255 Stage: lager onderwijs 3d .................................................................... 256
15
Globale keuzeoptie: keuzetraject 5L: onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven) .................................................................................... 262 Onderwijskunde.................................................................................. 262 Geschiedenis van de gedragswetenschappen .......................................... 262 Beleid en organisatie van het onderwijs ................................................. 262 globale en interculturele pedagogiek ..................................................... 263
15.1 15.1.1 15.1.2 15.1.3
6
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
15.2 15.3 15.4 15.4.1 15.4.2
Interculturele en mondiale vorming ....................................................... 266 Bachelorproef ..................................................................................... 267 Praktijkcomponent en EHBO ................................................................. 268 Stage: lager onderwijs 3e .................................................................... 268 EHBO ................................................................................................ 274
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
7
8
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
1
Opleidingsgids 2011-2012 Algemene bepalingen
Deze algemene bepalingen van de opleidingsgids hebben tot doel de student wegwijs te maken in de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, het Departement Lerarenopleiding, de eigen opleiding, de organisatie en praktische schikkingen, en de rechten en plichten van de student en van de hogeschool. Deze algemene bepalingen maken deel uit van de opleidingsgids en zijn bindend voor alle studenten van het Departement Lerarenopleiding.
1. De KHBO en het Departement Lerarenopleiding De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO) bestaat uit vier departementen: Gezondheidszorg; Handelswetenschappen en Bedrijfskunde; Industriële Wetenschappen en Technologie; Lerarenopleiding. Samen met de departementen Handelswetenschappen en Bedrijfskunde en Gezondheidszorg en de centrale administratie van de hogeschool is het departement Lerarenopleiding gehuisvest op de Campus Brugge, Xaverianenstraat 10, 8200 Brugge (Sint-Michiels).
2. De opleidingen binnen het departement Lerarenopleiding Het Departement Lerarenopleiding van de KHBO telt volgende opleidingen in het studiegebied Onderwijs: Professionele Bachelors de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in
(geïntegreerde lerarenopleiding): het Onderwijs: kleuteronderwijs; het Onderwijs: lager onderwijs (dagopleiding); het Onderwijs: lager onderwijs (avondopleiding); het Onderwijs: secundair onderwijs;
Voortgezette opleidingen (BaNaBa of Bachelor Na Bachelor): Bachelor in Zorgverbreding en Remediërend Leren. Diploma van leraar (specifieke lerarenopleiding gericht op het secundair onderwijs): - diploma van leraar (i.s.m. CVO VTI Brugge). Permanente vorming: postgraduaat taakleraar: zorg om het individuele kind; postgraduaten ICT-coördinator, mentor in het onderwijs, supervisor in het onderwijs, chemie, beeldende vorming i.s.m. KATHO, K.U.Leuven, CVO VIVO Kortrijk, CVO VTI Brugge en Eekhoutcentrum; posthogeschoolvormingen van het Spellenarchief; nascholing i.s.m. Eekhoutcentrum.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
9
3. KHBO Campus Brugge De opleidingen van het Departement Lerarenopleiding zijn gehuisvest op de Campus Brugge van de KHBO, Xaverianenstraat 10, 8200 (Brugge) Sint-Michiels. Algemeen telefoonnummer: 050 30 51 00 Algemeen faxnummer: 050 30 51 01 De brievenbus van de campus bevindt zich in de Xaverianenstraat, aan de straatkant. 3.1.
Openingsuren campus
De campus is maandag - vrijdag open van 8 tot 21.30 uur en zaterdag van 8 tot 17 uur. 3.2.
Receptie
Voor alle algemene vragen/informatie over de dagelijkse werking van de campus en voor algemene administratieve dienstverlening (sleutel praktijklokaal, verloren voorwerpen, verzekeringsdocumenten, info over afwezigheid van een docent, parkeerkaart voor minder-validen,…) kan je terecht bij de receptie op het gelijkvloers van de Campus. De receptie is open maandag - vrijdag van 8 tot 18 uur, op dinsdag tot 18.30 uur (o.a. voor de avondopleiding van het departement). 3.3.
Studentenadministratie
Studenten kunnen met alle vragen en formaliteiten in verband met hun administratief dossier (van inschrijving tot diploma) terecht bij de Studentenadministratie in lokaal A004. Bij de Studentenadministratie moet je ook zijn om allerhande documenten af te halen (rapport, diploma, VDAB-attest, inschrijvingsattest, studiecontract, studentenkaart, document verminderd inschrijvingsgeld,…) of af te geven (documenten kinderbijslag, ziektebriefje, herinschrijvingsformulier voor derde examenperiode of volgend academiejaar, eindwerk,…), uit te schrijven of rekeningen te betalen. De Studentenadministratie is open maandag - vrijdag van 8 uur tot 17.30 uur. De studenten van de avondopleiding kunnen op dinsdag terecht aan de receptie tot 18.30 uur. 3.4.
Veiligheid
Het EHBO-lokaal bevindt zich op het gelijkvloers: lokaal B003. In het gebouw van de Campus Sint-Michiel is er een absoluut rookverbod. Overtreders worden opgespoord met het oog op maximale brandveiligheid. Roken op de campus is alleen toegestaan buiten onder de luifel naast de ingang kant Expresweg. Tweemaal per academiejaar wordt een evacuatie van het gebouw georganiseerd. De hoofdbedoeling is het inoefenen van een ordelijke, snelle evacuatie om paniek te vermijden in noodgevallen. Belangrijk is het herkennen van het alarmsignaal, het leren kennen van de evacuatiewegen en uitgangen, en het kennen van de verzamelplaats. De nooduitgangen en -trappen mogen enkel in noodgeval gebruikt worden. Het is streng verboden een nooduitgang als gewone uitgang te gebruiken.
10
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3.5.
Lokalen
Alle lokalen van de KHBO Campus Brugge hebben een nummer. De nummering volgt een vaste logica. De letter geeft het blok aan, het eerste cijfer de verdieping, en het tweede en derde cijfer het lokaal. Een voorbeeld : lokaal A204 bevindt zich op de tweede verdieping van het A-blok. In de klaslokalen wordt niet gegeten of gedronken. Wie een lokaal wil reserveren, bijvoorbeeld in de bibliotheek, vraagt dit tijdig via e-mail aan bij de dienst Roostering :
[email protected] Vermeld daarbij duidelijk je naam, je opleiding en klasgroep, het moment waarop en de reden waarvoor je een lokaal wenst (dag, begin- en einduur), en de grootte van de groep waarvoor je het lokaal vraagt. 3.6.
ICT
Je vindt de dienst ICTS in lokaal B101, op de 1ste verdieping van blok B. Bij technische problemen met pc‟s, laptops en printers die eigendom zijn van de KHBO, kan je terecht aan de balie naast lokaal B101. Alle informatie en handleidingen vind je op http://www.khbo.be/studenten/handleidingen en http://www.khbo.be/65 Op alle voor de studenten toegankelijke plaatsen binnen het campusgebouw kan draadloos worden gesurft. Op heel wat plaatsen is er stroomvoorziening voor laptops. 3.7.
Kopiëren
Op de campus zijn op 3 plaatsen kopiemachines ter beschikking : in het Atrium: 1 grootvolumeprinter op niveau 1 in de bibliotheek: op niveau D1 (D108: 1 grootvolumeprinter en 1 kleinere printer) en D2 (D204: 1 grootvolumeprinter en 1 kleinere printer) De grootvolumeprinters bieden ook de mogelijkheid om naar je eigen USB-stick te scannen en vanaf je USB-stick te printen, en je kan er ook klasdrukwerk op printen. Vanop je laptop kan je ook draadloos printopdrachten naar de grootvolumeprinters sturen. Er kan enkel gekopieerd en gescand worden met kopiekaarten die in de Campusshop te koop zijn. Ze hebben een volume van 100, 300 of 500 kopies. Een kaart voor 100 kopies kost € 5. Als het papier op is, meld je dit aan de Campusshop, eventueel aan de receptie of de balie van de bibliotheek. De medewerkers van de receptie of de bibliotheek roepen de medewerkers van de Campusshop op als deze gesloten is. Kleurkopies kun je laten maken in de Campusshop. 3.8.
Multimedia
Studenten kunnen multimedia ontlenen voor projecten, stageopdrachten, enz. via het ICTS-loket in lokaal B101. Aan hetzelfde loket kan je ook terecht met ICT-problemen in relatie tot de infrastructuur van de KHBO (niet voor herstellingen aan je persoonlijke laptop). Voor ondersteuning bij het werken met media kan je ook terecht bij de ICTOcoaches (lokaal B102).
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
11
3.9.
Campusshop
De Campusshop op het gelijkvloers rechtover blok B wordt uitgebaat door Acco. Hij is maandag tot vrijdag open : tussen 8 en 10 uur tussen 11.30 en 13.45 uur tussen 14.45 en 17.00 uur gesloten tijdens de schoolvakanties. In de Campusshop kun je terecht voor de aankoop van handboeken en syllabi, de tienrittenkaart van De Lijn, kopiekaarten, opleidingsgebonden materiaal (bijv. schorten, stagemappen…) en klein kantoormateriaal. 3.10. Werk- en zithoeken In het Atrium zijn er, gespreid over de verdiepingen, twaalf werk- en zithoeken met tafels voor de studenten, samen goed voor 200 zitplaatsen. Op al die plaatsen is er stroomvoorziening voor laptops. 3.11. Informatieberichten voor studenten Dringende boodschappen, onverwachte wijzigingen… worden aangekondigd via monitoren in het Atrium. 3.12. Eten en drinken Onder de auditoria Montanus en Laurin bevindt zich de cafetaria met 500 zitplaatsen. 's Morgens is de cafetaria vanaf 8 uur open met een aanbod van koffiekoeken. In de loop van de voormiddag zijn er ook broodjes te koop. ‟s Middags kan je er tot 14 uur terecht voor een ruim aanbod van onder meer een warme dagschotel, pasta, frietjes, snacks, broodjes, slaatjes en vegetarische schotels. (Deze openingsuren kunnen desgevallend aangepast worden in de loop van het jaar.)
Je kan er betalen met cash geld of Proton. Je kan je bankkaart trouwens steeds met Proton opladen bij de bankautomaat op onze campus. De catering is uitbesteed aan Sodexo. De prijzen zijn bijzonder studentvriendelijk. Ook wanneer de keuken niet open is, kan men in de cafetaria toch terecht bij de automaten met drank en versnaperingen. Ook in het Atrium (gelijkvloers) vind je zo'n automaten. 3.13. Vestiaire De niet-bewaakte vestiaire op het gelijkvloers is enkel bestemd voor de (externe) bezoekers van de auditoria. 3.14. Postvakjes docenten Alle individuele post voor docenten kan men kwijt in de postvakjes voor docenten op de gelijkvloerse verdieping van het Atrium. 3.15. Netheid Elke student is mee verantwoordelijk voor de onderwijsomgeving. Onder meer uit respect voor het onderhoudspersoneel wordt verwacht dat iedereen de lokalen, gangen
12
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
en het sanitair net houdt en de tafels in de eetzaal, de cafetaria, het Atrium en de terrassen afruimt. We respecteren het selectief inzamelen van het afval. In geen enkel onderwijslokaal noch in de bibliotheek wordt er gegeten, gedronken of kauwgom gebruikt. Wie schade toebrengt aan meubilair en materiaal, zal deze moeten vergoeden. Wie een vals alarm veroorzaakt, betaalt een schadevergoeding.
4. Bibliotheek De bibliotheek telt ruim 300 werkplekken. Er zijn een 50 pc‟s (met internettoegang, Officetoepassingen en specifieke educatieve software) beschikbaar voor vrij gebruik door studenten die niet over een eigen laptop beschikken. Deze pc's zijn bestemd voor studiedoeleinden, niét voor spelletjes of het raadplegen van sociaalnetwerksites. Er zijn voldoende stroomaansluitingen voor laptops, en in de hele bibliotheek is er draadloos toegang tot het internet. De collectie is elektronisch beveiligd. Er zijn ook lokalen voor groepswerk, faciliteiten om te kopiëren en lamineren, en een zithoek waar binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften ter beschikking liggen. De lokalen voor groepswerk kunnen vooraf gereserveerd worden via de dienst Roostering en lokalenbeheer (via mail aanvragen bij
[email protected]). De gebruikers moeten de studieatmosfeer respecteren: luidruchtige gesprekken en telefoneren zijn verboden. Zet je gsm in de bibliotheek minstens op "stil". De Libiscataloog kun je overal raadplegen, ook buiten de KHBO. De digitale bibliografische databanken kunnen geraadpleegd worden vanaf elke pc op de nieuwe campus en vanaf elke laptop die aangesloten is op een hotspot op de nieuwe campus. Voor een volledig overzicht, zie www.khbo.be/bib of het tabblad „Bibliotheek‟ op Toledo. Studenten kunnen gratis boeken en eindwerken ontlenen voor een periode van 21 dagen. Deze periode kan tweemaal verlengd worden, eventueel ook via de webpagina van de bibliotheek. Naslagwerken kunnen niet ontleend worden. Ook vaktijdschriften moeten ter plaatse geraadpleegd worden. In alle opleidingen van het Departement Lerarenopleiding worden studenten ingeleid in het opzoeken en verwerken van wetenschappelijke literatuur en in het gebruik van de bibliotheek. De bibliothecarissen en de bibliotheekmedewerkers geven graag uitleg en ondersteuning. 4.1.
Openingstijden bibliotheek
31 augustus - 25 juni maandag, dinsdag, woensdag en donderdag: 8-19 uur vrijdag: 8-18 uur. Voor de studenten van het avondonderwijs worden uitsluitend op tijdige vraag van de betrokken docenten enkele avondopeningen (tot 21 uur) georganiseerd. Herfst-, krokus- en paasvakantie maandag - vrijdag: 9-17 uur Kerstvakantie en wettelijke feestdagen: gesloten
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
13
Zomervakantie 27 juni - 8 juli en 16 - 26 augustus: maandag - vrijdag: 9-17 uur 10 juli - 15 augustus: gesloten Verdere informatie over de bib vind je op www.khbo.be/bib.
5. Inschrijven en studiegeld Een student schrijft zich bij voorkeur in voor het begin van het academiejaar en uiterlijk op 31 oktober voor een opleiding, en uiterlijk op 28 februari voor een opleidingsonderdeel dat pas start in het tweede semester. Alle informatie over inschrijven, toelatingsvoorwaarden, studiegelden en de vaststelling van het studieprogramma van de individuele student is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement van de KHBO. Dat kan geraadpleegd worden op en gedownloaded van zowel de KHBO-website als Toledo. Een student kan slechts deelnemen aan de examens als hij het studiegeld en de verschuldigde studiekosten betaald heeft of daarover een regeling heeft getroffen met STUVO-KHBO. Zoniet worden de eventueel reeds behaalde resultaten als niet bestaande beschouwd en ontvangt de student geen creditbewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen. Apart inschrijven voor de examens van de eerste en de tweede examenperiode is niet nodig, door zijn inschrijving voor het academiejaar wordt de student immers geacht deel te nemen aan alle examens van de eerste en tweede examenperiode. Voor alle examens van de derde examenperiode dient wel apart ingeschreven. Deze inschrijving is gratis maar moet wel uiterlijk op maandag 4 juli 2011 gebeuren. Wie dan niet ingeschreven is, kan niet deelnemen aan de examens van de derde examenperiode. Inschrijven gebeurt uitsluitend door het indienen van het geëigende inschrijvingsformulier bij de Studentenadministratie, met aanduiding van alle opleidingsonderdelen en/of onderwijsleeractiviteiten waarover de student het examen in de derde examenperiode wenst af te leggen. Deze verplichting geldt ook voor elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarvoor de student een tolerantie weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode, en voor elke onderwijsleeractiviteit waarvoor de student de overdracht van punten weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode.
6. Leerkrediet Elke student krijgt bij het begin van zijn studies in het hoger onderwijs in Vlaanderen een leerkrediet van 140 studiepunten toegewezen. Per studiepunt waarvoor hij een inschrijving neemt, gebruikt hij zijn leerkrediet, maar per geslaagd opleidingsonderdeel verdient hij leerkredietpunten terug. Wie de credits niet behaalt, verliest het overeenkomstig aantal leerkredietpunten. Wie op die manier zijn volledige leerkrediet opgebruikt heeft, loopt het risico dubbel studiegeld te moeten betalen en zelfs niet meer te mogen inschrijven. Op deze wijze wil de Vlaamse overheid de student meer verantwoordelijk maken voor zijn studiekeuze in het hoger onderwijs. Meer informatie over het leerkrediet vind je in de folder Leerkrediet die je kan downloaden van de KHBO-website : http://www.khbo.be/9127 Je kunt steeds de stand van je eigen leerkrediet raadplegen via www.studentenportaal.be Je kunt voor bijkomende info over het leerkrediet ook steeds terecht bij departementaal studie- en trajectbegeleider mevr. Amélie Fauquant (
[email protected]). Als je
14
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
bij de studie- en trajectbegeleider langsgaat in verband met je geïndividualiseerd traject, zal die vragen naar de stand van je leerkrediet. Om die stand op te vragen (en te printen) heb je je identiteitskaart (met ingebouwde chip) nodig. Negen pc's in de bibliotheek op de KHBO Campus Brugge zijn uitgerust met een toetsenbord waarin een sleuf voor het lezen van je identiteitskaart voorzien is.
7. Studiepunten en credits 7.1.
Opleidingsonderdeel en onderwijsleeractiviteit
Een opleidingsonderdeel (OLOD) is een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Een opleidingsonderdeel omvat minstens drie studiepunten. Een opleidingsonderdeel kan uit één of meer onderwijsleeractiviteiten (OLA's) of vakken samengesteld zijn. Een onderwijsleeractiviteit omvat één of meer gehele studiepunten. 7.2.
Studiepunten en studiebelasting
De studieomvang wordt uitgedrukt in studiepunten. Een studiepunt is de (internationaal aanvaarde) eenheid waarmee de omvang van onderwijs- en andere studieactiviteiten van een opleiding of opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. Een studiepunt stemt overeen met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren studietijd. Indien een opleidingsonderdeel bijvoorbeeld een waarde van drie studiepunten krijgt, verwacht men dat de student op jaarbasis ongeveer 75 tot 90 uren besteedt aan de studie van dat opleidingsonderdeel. Alle activiteiten worden meegeteld in de studiebelasting: studeren, lessen volgen, laboratoria bijwonen, werken maken en examens afleggen. De bacheloropleidingen van het Departement Lerarenopleiding behelzen 180 studiepunten. Het modeltraject om het aan de opleiding verbonden diploma te behalen omvat drie opleidingsjaren. Per opleidingsfase worden minstens 54 en ten hoogste 66 studiepunten geprogrammeerd, dus gemiddeld 60 studiepunten. De totale studiebelasting per jaar bedraagt gemiddeld (25 à 30) x 60 = +/- 1.650 uren. Er kunnen ook studiepunten toegekend worden aan opleidingsonderdelen waarvoor geen contacturen bestaan (bijv. een bachelorproef, projecten ... ). Elk examen wordt op twintig punten gequoteerd. 7.3.
Credits
Een student die met goed gevolg examen aflegt over een opleidingsonderdeel, bewijst dat hij de competenties verbonden aan dat opleidingsonderdeel verworven heeft. Hij heeft niet alleen de competenties verworven, maar ook de studiepunten verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel. Deze verworven studiepunten noemt men 'credits'. Een credit geeft aan dat een student een deel van een opleiding reeds onder de knie heeft. Een credit wordt toegekend per opleidingsonderdeel. Als een student alle credits van een opleiding verzameld heeft, heeft hij recht op het diploma dat de opleiding bekroont.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
15
8. Toleranties 8.1.
Wanneer kan je gebruik maken van toleranties ?
Om voor een opleidingsonderdeel te slagen en er dus de credits voor te verwerven, moet je minstens 10 op 20 behalen. Wie voor het opleidingsonderdeel een 8 of een 9 behaalt, heeft de credits niet verworven. Maar dat onvoldoende resultaat kan getolereerd worden. Dat wil zeggen dat de student - onder bepaalde voorwaarden - niet verplicht wordt om dat opleidingsonderdeel te hernemen. Die voorwaarden zijn: o o
o
o
Je hebt een studie-efficiëntie van minstens 50 %, m.a.w. je bent voor minstens de helft van de ingeschreven studiepunten geslaagd. Je neemt gedurende de hele opleiding slechts toleranties op voor maximaal 10% van het aantal studiepunten van je programma. Dat is voor de meeste studenten 18 studiepunten van de 180 in een bacheloropleiding. Eerstejaarsstudenten (en alle studenten die nog geen credits verwierven voor 60 studiepunten) mogen in dat jaar voor maximaal 12 studiepunten toleranties opnemen. Voor een aantal opleidingsonderdelen (zoals stage of eindwerk) kun je geen tolerantie opnemen. In de opleidingsgids staat vermeld welke opleidingsonderdelen dat zijn.
Hou rekening met het volgende: o
Toleranties neem je altijd op het niveau van een opleidingsonderdeel op. Een opleidingsonderdeel van vier studiepunten is bijv. samengesteld uit twee onderwijsleeractiviteiten van twee studiepunten. Je haalt voor de ene onderwijsleeractiviteit een 6, voor de andere een 10. Het cijfer voor het volledige opleidingsonderdeel is een 8. Dat is een tolereerbaar cijfer. Je kunt die tolerantie dus opnemen ter waarde van vier studiepunten (als je aan de andere voorwaarden voldoet). Als je die tolerantie niet opneemt, zul je bij de tweede examenkans enkel de onderwijsleeractiviteit waar je de 6 op haalde moeten hernemen.
o
Als je de credits verwerft voor een opleidingsonderdeel dat uit twee of meer onderwijsleeractiviteiten bestaat maar je haalt voor één van de onderwijsleeractiviteiten geen 10, dan hoef je geen toleranties op te nemen. Anderzijds kan je het examen over die onderwijsleeractiviteit niet hernemen omdat je reeds een credit behaalde.
o
Dat je voor een opleidingsonderdeel geen credits verwerft, hoeft op zich niet erg te zijn. Bij voldoende credits behaal je immers je diploma. Wel is het mogelijk dat je die credits nodig hebt om een vrijstelling te verwerven in een vervolgopleiding. En je houdt er best rekening mee dat sommige werkgevers expliciet vragen naar je diplomasupplement, waarop alle resultaten van de opleidingsonderdelen en van de onderwijsleeractiviteiten worden weergegeven. Wil je dus liever niet hebben dat zwakke cijfers voor bepaalde opleidingsonderdelen op je diplomasupplement komen, dan is het aangewezen om het examen te hernemen.
8.2.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de EERSTE EXAMENPERIODE (januari)?
Voorlopig niets. Als het gaat om een semestervak, dan zal je dat resultaat nog eens terugvinden op het rapport van de tweede examenperiode. Gaat het om een jaarvak, dat dus in het tweede semester nog verder loopt, dan moet je natuurlijk zo hard mogelijk werken om dat tekort op te halen.
16
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.3.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de TWEEDE EXAMENPERIODE (juni)?
Je mag zelf beslissen of je die toleranties opneemt of niet. Heb je daarover twijfels, dan contacteer je het best de studie- en trajectbegeleider van Lerarenopleiding. Je schrijft je zo snel mogelijk maar uiterlijk op 4 juli 2012 in voor de tweede examenkans. Je deelt op dat moment mee welke opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten je wilt hernemen. 8.4.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de DERDE EXAMENPERIODE (augustus/september)?
Je mag zelf beslissen of je die toleranties opneemt of niet. Heb je daarover twijfels, dan contacteer je het best de studie- en trajectbegeleider. Je schrijft je in voor het volgende academiejaar liefst vόόr 15 september (maar uiterlijk op 31 oktober). Je contacteert de studie- en trajectbegeleider om je geïndividualiseerd traject (GIT) te laten vastleggen. Op dat moment blijkt dan definitief of je toleranties opneemt of dat je integendeel hebt beslist om die opleidingsonderdelen te hernemen. Uitzonderlijk kun je later die keuze herzien. Daarvoor moet je toelating vragen aan het departementshoofd. Bedenk wel dat deze mogelijkheid niet vanzelfsprekend is als dat opleidingsonderdeel ondertussen van inhoud wijzigde of niet meer bestaat… 8.5.
Wat doe je als je in de laatste examenperiode van je opleiding nog een nieuw tolereerbaar tekort zou hebben?
Het kan gebeuren dat je tijdens de (normaal gesproken) laatste deliberatie van je opleiding nog een nieuwe tolereerbare 8 of 9 hebt behaald voor een opleidingsonderdeel uit je laatste semester of voor een onderdeel dat een jaarvak was. Als je met dat nieuwe tolereerbare cijfer onder de grens van 10% tolereerbare studiepunten blijft (18 van 180 studiepunten in een bacheloropleiding), zou je toch al kunnen afstuderen. Maar misschien verkies je in zo‟n geval om in een volgende examenperiode dat opleidingsonderdeel toch te hernemen en je diploma toch wat uit te stellen. Via Toledo kun je voor elke examenperiode - voor de 1ste examenperiode is dat uiterlijk op 30 november, voor de 2de examenperiode uiterlijk op 30 april, en voor de 3de examenperiode uiterlijk op 10 juli - aangeven wat je keuze is in dat geval: je diploma toch behalen en de tolerantie inzetten of je diploma uitstellen en in een volgende examenperiode het opleidingsonderdeel hernemen. Let wel op: wie geen keuze maakt, wordt geacht automatisch te kiezen voor het diploma. Je kan niet aangeven dat je voor een bepaald opleidingsdeel de tolerantie niet wil opnemen (en dus gaat voor je diploma), maar voor het andere niet en dan liever je diploma uitstelt. 8.6.
Nog vragen?
Als je hierover nog vragen hebt, ga dan langs bij de studie- en trajectbegeleider van het Departement Lerarenopleiding.
9. Geïndividualiseerd traject (GIT) Het zgn. modeltraject geeft aan hoe een student binnen de minimumduur van drie jaar het aan de opleiding verbonden bachelordiploma kan behalen. Daarbij zijn de studiepunten (en daaraan verbonden opleidingsonderdelen) gelijk verdeeld over de drie opleidingsfasen of -jaren.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
17
Studenten kunnen (of moeten soms) van dit modeltraject afwijken en een geïndividualiseerd traject (GIT) uitstippelen. Dit moet zo spoedig mogelijk aangevraagd worden bij de departementale studie- en trajectbegeleider (Stutra) en goedgekeurd worden door het departementshoofd. Wie een GIT wenst of het moet volgen, neemt bij het begin van het academiejaar contact op met studie- en trajectbegeleidster mevr. Amélie Fauquant (
[email protected]). Zij geeft advies bij de samenstelling van het GIT, behandelt de aanvraag ervan en legt het voor goedkeuring voor aan het departementshoofd. Het bureau van de studie- en trajectbegeleiders bevindt zich op het gelijkvloers van de campus, in lokaal B001. Bij de vaststelling van een geïndividualiseerd traject dient rekening gehouden met de zgn. volgtijdelijkheid. Het inschrijven voor een opleidingsonderdeel kan immers afhankelijk gesteld worden van het gevolgd hebben van en geslaagd zijn voor een ander opleidingsonderdeel, of van het tijdens hetzelfde academiejaar volgen van een ander opleidingsonderdeel. Of een opleidingsonderdeel onderworpen is aan de strenge, de soepele of de aangewezen volgtijdelijkheidsregels is terug te vinden in de vakfiche, die mee deel uitmaakt van de opleidingsgids en op Toledo gepubliceerd is. Het departementshoofd kan in concrete gevallen toestaan dat van de volgtijdelijkheidsregel afgeweken wordt in het voordeel van de student.
10.
Organisatie van het academiejaar
Een academiejaar bestaat uit twee semesters en start met (verplicht bij te wonen) introductiedagen voor alle studenten. Tijdens deze introductiedagen wordt de student vertrouwd gemaakt met de hogeschool, de campus, het Departement Lerarenopleiding en zijn eigen opleiding, en leert hij zijn docenten kennen. Hetzij tijdens de introductiedagen hetzij in later voorziene, verplicht bij te wonen infosessies krijgt elke eerstejaarsstudent ook informatie over de informatie- en communicatietechnologie bij de KHBO, het gebruik van de bibliotheek, de werking van STUVO-KHBO (de studentenvoorzieningen van de KHBO), het Onderwijs- en examenreglement en het Leerkrediet. Het eerste semester wordt in januari afgesloten met de eerste examenperiode, die start meteen of enkele dagen na de kerstvakantie. Het tweede semester start na de eerste examenperiode en loopt tot na de tweede examenperiode in juni. De derde examenperiode vindt plaats in de tweede helft van augustus en begin september.
11.
Lessenroosters
De lessen- en lokaalroosters voor kunnen geraadpleegd worden via het web op https://lessenroosters.khbo.be. Voor elke week is er een aangepast weekrooster. Ze kunnen ook uitgeprint worden: klikken op (wit) rooster > Bestand > Afdrukken > Opties > Alleen het gekozen frame. Lessenroosters zijn aan aanpassing onderhevig, de digitale lessenroosters worden daarom geregeld geupdated. Raadpleeg dus dagelijks de gepubliceerde lessenroosters.
18
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Wijzigingen op zeer korte termijn worden de studenten in de mate van het mogelijke per mail meegedeeld, of anders via de monitoren op de campus.
12.
Informatie en afspraken via Mededelingen, Toledo en e-mail
Zowat elke week worden op vrijdagmiddag de wekelijkse Mededelingen op Toledo geplaatst. Je ontvangt automatisch een e-mail op het moment van publicatie. In de Mededelingen worden zowel algemene berichten als specifieke wijzigingen/regelingen voor de volgende week opgenomen. Lees ze dus zeer aandachtig! Toledo is de elektronische leeromgeving van de KHBO en van bijna alle andere instellingen die deel uitmaken van de Associatie K.U.Leuven. Het is de digitale verzamelplaats van lesmateriaal, oefeningen, documentatie, informatie, testen, remediëring en dergelijke meer. Ook alle organisatorische informatie en alle instructies voor de studenten worden gepubliceerd via Toledo en zijn door hun publicatie op Toledo bindend voor alle betrokken studenten. Elke student dient dus zeer regelmatig Toledo (o.m. Toledo > Mijn Communities > Departementale administratie) te raadplegen. Heel wat - onder meer dringende - informatie wordt de studenten ook meegedeeld via email. Ook deze mededelingen zijn bindend voor de student. Elke student moet daarom dagelijks zijn KHBO e-mailaccount raadplegen. Maak zeer geregeld je mailbox leeg, anders riskeer je door een overvolle mailbox belangrijke informatie niet te ontvangen.
13.
Papers en opdrachten
Papers en opdrachten - ook stage- en eindwerkopdrachten - moeten door de studenten stipt uitgevoerd resp. ingediend worden. Voor elk opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit van de opleiding kan de vakfiche in de Opleidingsgids aangeven dat de deelname aan het examen afhankelijk gesteld wordt van de tijdige indiening van (een) paper(s) of opdracht(en), welke modaliteiten (termijnen, einddata, weerslag van het niet naleven ervan op de evaluatie,...) daarbij gelden of waar deze modaliteiten op Toledo geraadpleegd kunnen worden. Door publicatie in de Opleidingsgids of op een andere plaats op Toledo waar de vakfiche in de Opleidingsgids naar verwijst, zijn deze modaliteiten bindend voor de student. Het laattijdig indienen van een paper of opdracht kan leiden tot het aftrekken van punten of, indien ook niet op aanmaningen ingegaan wordt, een nulscore. Het niet indienen van een paper of opdracht leidt tot de beoordeling "niet aangemeld/deelgenomen", want staat gelijk met een ongewettigde afwezigheid van de student voor het examen, waardoor de student dus een examenkans verliest. De student bewaart zelf een kopie van berichten, papers en opdrachten die hij digitaal doorgestuurd of ingeleverd heeft. Desgevallend moet hij een exemplaar op papier kunnen voorleggen. Het verdwijnen van (bijlagen bij) mails of andere informaticaproblemen is nooit een geldig argument om het ontbreken of de laattijdigheid of het niet inleveren van berichten, papers en opdrachten te verantwoorden. De student moet alle hem terugbezorgde papers en opdrachten bijhouden gedurende drie maanden na de derde examenperiode. In geval van betwisting moet de student alle relevante documenten bijhouden zolang de procedure loopt.
14.
Aanwezigheidsplicht
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
19
14.1. Activiteiten met aanwezigheidsplicht Art. 162 van het Onderwijs- en examenreglement bepaalt dat de toegang tot een examen onderworpen kan zijn aan voorwaarden zoals een aanwezigheidsplicht met betrekking tot praktische onderdelen en voldoende deelname aan groepsverplichtingen. In de opleidingsgids wordt aangegeven voor welke opleidingsonderdelen de aanwezigheidsverplichting (permanente evaluatie) geldt en wat de weerslag van het niet naleven van deze voorwaarden op de examenbeoordeling is. De student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden krijgt voor het betrokken enkelvoudig opleidingsonderdeel of de betrokken onderwijsleeractiviteit van een samengesteld opleidingsonderdeel een nulscore of een "niet afgelegd" (= afwezig). De vakfiche van een opleidingsonderdeel kan bepalen dat ook het aantal toegelaten gewettigde afwezigheden beperkt wordt, en aangeven welke de gevolgen zijn wanneer niet aan de regel voldaan is. Ingeval het individueel traject van de student ertoe leidt dat twee vakken met 'permanente evaluatie' samenvallen, gelden volgende voorrangsregels : een praktijkvak heeft voorrang, tenzij het opleidingshoofd het anders bepaalt; en wanneer het gaat om twee praktijkvakken, heeft het vak waarvoor de student niet geslaagd is voorrang; waar mogelijk wordt hiermee rekening gehouden bij de vaststelling van de geïndividualiseerde trajecten. Indien een student niet voldoet aan deze regels, kan dit leiden tot een verminderde score, een nulscore of zelfs de vermelding "niet afgelegd". Indien een student bepaalde lessen niet kan bijwonen van een vak waarbij permanente evaluatie voorzien is, wordt waar nodig een vervangende opdracht voorzien. 14.2. Stage De aanwezigheidsplicht geldt voor alle stage-activiteiten. Elke stagedag waarop de student afwezig was, moet ingehaald worden. In sommige opleidingen kan van deze regel afgeweken worden na afspraak met het opleidingshoofd, althans voor zover de regelgeving dit toelaat. Het volledige stagereglement vind je terug in de Praktjkgids van je opleiding. 14.3. Examens Een student die ongewettigd afwezig is voor een examen, verliest zijn examenkans. 14.4. Wettiging van afwezigheid De afwezigheid van de student voor een onderwijsactiviteit waarvoor een aanwezigheidsplicht geldt, kan enkel gewettigd worden wanneer de student de campus tijdig op de hoogte gebracht heeft van zijn ziekte of andere vorm van onvoorziene afwezigheid en hij zijn afwezigheid gestaafd heeft met een bewijs. Melding De student moet het Studentensecretariaat dezelfde dag 's morgens vóór 9 uur telefonisch verwittigen. In geval van een meerdaagse afwezigheid moet dit gebeuren op de eerste dag van de afwezigheid. Bij elke afwezigheidsmelding vraagt het secretariaat aan de student of bepaalde docenten verwittigd moeten worden, inzonderheid in verband met afspraken die door de afwezigheid niet kunnen doorgaan.
20
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Bij stage moet de student ook de stageplaats zo spoedig mogelijk inlichten van de afwezigheid. Voor wat het verwittigen van de stagebegeleider betreft: zie het Stagevademecum. Ingeval de student langer dan één week afwezig zal zijn, verwittigt hij daarvan zelf via mail het opleidingshoofd. Staving met bewijs De student moet de afwezigheid zo snel mogelijk staven met een bewijs, bijv. een medisch attest. Het origineel attest dient afgeleverd te worden aan het Studentensecretariaat ten laatste op de eerste dag bij terugkeer na afwezigheid. Bij langere afwezigheid moet het opgestuurd worden naar het Studentensecretariaat (Xaverianenstraat 10, 8200 Sint-Michiels). Een medisch attest waaruit blijkt dat de arts de student niet zelf onderzocht heeft of dat pas na de periode van afwezigheid uitgeschreven werd, is niet geldig. Ook gefaxte of ingescande attesten zijn niet geldig. Bij activiteiten met aanwezigheidsplicht : het bewijs (bijv. medisch attest) is vereist van zodra de student één dag afwezig is. Bij stage : o bij stage op de werkvloer: per academiejaar mag de student op stage één dag afwezig zijn zonder een medisch attest te moeten voorleggen; vanaf de tweede afwezigheid tijdens stage is wel een attest vanaf de eerste dag vereist; o bij de andere activiteiten (bijv. stagevoorbereiding, terugkomdag,…) is het bewijs vereist vanaf de eerste dag afwezigheid. Bij examen : het bewijs is vereist vanaf de eerste dag afwezigheid van de student.
15.
Stage
De stagerichtlijnen en de bijbehorende documenten, zoals gepubliceerd in de Praktijkgids van je opleiding (zie Toledo) bevat de regels waar elke voor dit opleidingsonderdeel ingeschreven student zich stipt moet aan houden. Ze kunnen ook de sancties aangeven die van toepassing zijn bij het niet naleven van deze regels. Deze sancties worden strikt toegepast. In eerder uitzonderlijke gevallen (o.a. ziekenhuisschool, soms buitengewoon onderwijs…) moet de student preventief een arbeidsgeneeskundig onderzoek ondergaan. Via het opleidingshoofd worden deze gevallen opgevolgd.
16.
Examens
Het Examenreglement (zie titel III van het Onderwijs- en Examenreglement) beschrijft uitgebreid alle modaliteiten van examens: examenperiodes, examenberaadslaging, vrijstellingen, overdrachten en toleranties, beoordeling van de stages en eindwerken. Ook de examenombudsfunctie tijdens de examens wordt beschreven. De namen van de examenombudspersoon) voor het Departement Lerarenopleiding worden meegedeeld op het examenrooster en in de examenrichtlijnen. De evaluatievorm en het evaluatiemoment zijn per opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit opgenomen in de Opleidingsgids. In toepassing van artikel 103 van het Onderwijs- en Examenreglement van de KHBO schrijven de studenten uiterlijk op maandag 4 juli 2011 in voor de examens van de derde
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
21
examenperiode. Zij dienen daartoe bij het secretariaat van de campus het geëigend inschrijvingsformulier in met aanduiding van alle opleidingsonderdelen en/of onderwijsleeractiviteiten waarover zij het examen in de derde examenperiode wensen af te leggen. Een student die niet tijdig ingeschreven is, kan in de derde examenperiode het examen over de betreffende opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten niet afleggen. Hetzelfde geldt voor elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarvoor de student een tolerantie weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode, en voor elke onderwijsleeractiviteit waarvoor de student de overdracht van punten weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode. Vóór de start van elke examenperiode worden de examenrichtlijnen die in het Departement Lerarenopleiding gelden voor de betreffende examenperiode, gepubliceerd op Toledo en via mail aan alle studenten meegedeeld. Deze examenrichtlijnen dienen integraal beschouwd als een aanvulling van deze opleidingsgids en zijn bindend voor de student.
17.
Ombudspersoon
Tijdens het academiejaar kunnen de studenten in eerste instantie bij het opleidingshoofd terecht met betrekking tot aspecten van de onderwijsverzorging. In tweede instantie kan het departementshoofd worden aangesproken. Tijdens de examenperiodes fungeert een examenombudspersoon die zo nodig bemiddelt tussen de examinator en de student. Waar nodig bemiddelt de examenombudspersoon over de datum, de plaats, de vormen en de voorwaarden waaronder een examen wordt afgelegd. De ombudspersoon woont ook de examencommissie bij, maar heeft er geen stemrecht.
18.
Studenten
18.1. Studentenvertegenwoordiging Zoals voorzien in het Hogescholendecreet zijn de studenten vertegenwoordigd in verschillende medezeggenschapsorganen: Studentenraad, Academische Raad, Departementale Raad en STUVO-KHBO (Studentenvoorzieningen KHBO). Elk academiejaar worden voor deze raden verkiezingen georganiseerd. De Studentenraad verdedigt de belangen van de studenten en kan op eigen initiatief advies uitbrengen over alle aangelegenheden die studenten aanbelangen. Het hogeschoolbestuur moet de Studentenraad raadplegen voor de goedkeuring van bijv. onderwijs- en examenreglement, studiegeld, initiatieven inzake studentenbegeleiding en de regels voor internationale studentenmobiliteiten. De verplichting voor het hogeschoolbestuur om de Studentenraad over al deze zaken te raadplegen geldt evenwel slechts wanneer minstens 10 % van de studenten aan de verkiezingen deelgenomen hebben. Enkel studenten kunnen deel uitmaken van Studentenraad. Ze bestaat uit minstens 8 leden. Zij organiseren in alle vrijheid de activiteiten van de Studentenraad en bepalen dus zelf het aantal vergaderingen. De Academische raad brengt op het niveau van de hogeschool - dus slechts één Academische Raad voor de hele KHBO - advies uit over alle onderwijsaangelegenheden die voor de hele hogeschool gelden. Belangrijke agendapunten zijn hier onder meer adviesverlening over het onderwijs- en examenreglement, het opstarten of afbouwen van opleidingen of afstudeerrichtingen. De studenten sturen 4 afgevaardigden naar de Academische Raad, waarin verder ook het hogeschoolbestuur en het personeel vertegenwoordigd zijn. Ze komt ca. 4 keer per jaar bijeen.
22
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Het Departement Lerarenopleiding heeft een Departementale raad. Die is bevoegd om advies uit te brengen over alle onderwijskundige aangelegenheden binnen het departement, zoals bijv. de jaarlijkse goedkeuring van de opleidingsprogramma's. De feitelijke werking van de raad gebeurt via vier deelvergaderingen (telkens één voor de basisopleidingen en één voor de banchelor na bachelor). Van een heel andere orde is de vzw STUVO-KHBO. Want hier gaat het niet om adviesverlening, maar om medebestuur. STUVO-KHBO staat in voor de studentenvoorzieningen en de sociale voorzieningen voor de studenten. De bestuursorganen van STUVO bestaan voor de helft uit vertegenwoordigers van het hogeschoolbestuur en voor de helft uit studenten. Dit betekent dat de studenten evenveel te zeggen hebben in de besteding van het STUVO-budget, het beleid en de hele manier van werken van STUVO als de hogeschoolvertegenwoordigers. Dit is een hele directe vorm van studentenmedezeggenschap. De raad van bestuur komt ca. 5 à 6 keer per jaar samen. 18.2. Voorzieningen voor studenten De vzw STUVO-KHBO beheert de sociale toelagen die de Vlaamse overheid per student aan de hogeschool toekent. Het beheer gebeurt paritair door vertegenwoordigers van de hogeschool en daartoe verkozen studenten. De middelen moeten gebruikt worden voor studenten- of sociale voorzieningen. Concreet betekent dit dat een klas of een student bij Stuvo kan aankloppen voor: studiefinanciering; huisvesting en huurcontract; financiële hulp; persoonlijke moeilijkheden; tussenkomst in socio-culturele en sportieve activiteiten. De medewerkers van STUVO-KHBO zijn te vinden in Rijkenheem (Xaverianenstraat 3, 8200 Brugge (Sint-Michiels)), rechtover de KHBO Campus Brugge. 18.3. Voorzieningen voor studenten met een functiebeperking Het is een beleidsoptie van de hogeschool om elke student met een handicap of functiebeperking maximale individuele ondersteuning te geven. Individueel overleg is hiervoor noodzakelijk. De student neemt hiervoor contact op met studie- en trajectbegeleidster mevr. Amélie Fauquant (
[email protected]). Samenwerking met GON (Geïntegreerd onderwijs) is mogelijk. De KHBO Campus Brugge is goed toegankelijk, ook met rolstoel. De verdiepingen zijn bereikbaar met een lift.
19.
Kwaliteitszorg
De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende staat in voor kwalitatief hoogstaand onderwijs in een klimaat dat gunstig is voor persoonlijke ontwikkeling, studie en groei naar het beroep. Kwaliteitszorg is een objectief van het beleid. Alle opleidingen en diensten worden geëvalueerd met interne en externe kwaliteitscontrole. Tevens worden geleidelijk en gradueel werkmethodes die de student activeren geïmplementeerd in het curriculum. Dit betekent dat er zich voor de student in het eerste jaar van een opleiding geen bruuske overgang van onderwijsmethodiek voordoet. Geleidelijk aan wordt de student vertrouwd gemaakt met vormen van begeleide zelfstudie, waarvan het aandeel dan in de verdere
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
23
jaren wordt uitgebreid. Activerende werkvormen vormen een goede voorbereiding op het “levenslang leren”, een attitude die een must is voor al wie een beroep uitoefent.
24
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
Vastgelegde strenge en aanbevolen volgtijdelijkheden in BALO 2011-2012
2.1
Verplichte volgtijdelijkheid
Er is een verplichte volgtijdelijkheid voor Stage: lager onderwijs 1, 2 en 3.
2.2
Aanbevolen volgtijdelijkheid
Algemeen advies: 1) Kies niet eerst het opleidingsonderdeel van 2 of 3 voor je het opleidingsonderdeel van 1 hebt gevolgd (vb. volg niet eerst wiskunde 2 en dan wiskunde 1). 2)
Kies in de tweede opleidingsfase best geen opleidingsonderdelen waarvoor je in de eerste opleidingsfase niet bent geslaagd (vb. Frans 1 en Frans 2).
3)
Opleidingsonderdelen van de derde opleidingsfase volg je best nadat je alle opleidingsonderdelen van 1 en 2 hebt gevolgd en/of afgelegd – zeker de vakken die in de lagere school ook aan bod komen.
4)
Stage van een bepaald opleidingsfase volg je liefst met de opleidingsonderdelen van die opleidingsfase (of toch zoveel mogelijk).
5)
In 2 BALO zijn 2 vakken waarvoor je 1 week volledig moet kunnen meedoen in het tweede semester: opvoedkunde 2 en wereldoriëntatie 2.
6)
In 3 BALO zijn de opleidingsonderdelen brede zorg (8 weken), ICO-MOVO (2 weken) en de keuzemodules (6 weken) opleidingsonderdelen die je gedurende een aantal weken helemaal inpalmen, waardoor je de opleidingsonderdelen van een andere opleidingsfase nog zeer moeilijk kan volgen.
7)
Persoonlijk Leertraject volg je samen met Stage: lager onderwijs 3.
8)
De bachelorproef doe je best met Stage: lager onderwijs 3 of in combinatie met alle opleidingsonderdelen van 3 BALO.
9)
Een opleidingsonderdeel trissen in avondonderwijs is meestal geen goede oplossing omdat dit naar een fundamenteel probleem wijst dat je op een andere manier zal moeten aanpakken.
Vakken 1BALO
Vakken 2BALO
Vakken 3BALO
Stage 1BALO
Stage 2BALO
Stage 3BALO
Geen stage
Advies Modeltraject 1 BALO
Alle Veel/ alle
veel
Enkele
Enkele
X X
X
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede 25
Vakken 1BALO
Vakken 2BALO
Vakken 3BALO
Stage 1BALO
Stage 2BALO
Stage 3BALO
Geen stage
Advies semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester
Veel Enkele
Enkele Veel/alle
Enkele
Veel
Enkele
Veel
Enkele
Veel
Alle Alle Veel
26
X X
X
X
X
X Enkele
X X andere periodes voor de stages + zeker
Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester Aanraden: 1 BALO in avond bij niet te combineren in het lessenrooster Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester Aanraden: 1 BALO in avond bij niet te combineren het lessenrooster Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester Aanraden: 1 BALO in avond bij niet te combineren het lessenrooster Let op: opvoedkunde 2: studiereis naar Nederland in tweede semester wereldoriëntatie 2: projectweek in tweede semester kan Modeltraject 2 BALO ZEER moeilijk traject kunnen zeker: katholieke godsdienst 3 Frans 3 kunnen mits lessen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Vakken 1BALO
Vakken 2BALO
Veel
Vakken 3BALO
Stage 1BALO
Stage 2BALO observat iestage in BuO
Enkele
Stage 3BALO
Geen stage
Advies missen in 2 BALO (2 weken) ICO-MOVO kan mits les volgen in de blokweek EHBO ZEER moeilijk traject kunnen zeker: katholieke godsdienst 3 Frans 3
X
kunnen mits lessen missen in 2 BALO (2 weken) ICO-MOVO kan mits les volgen in de blokweek EHBO
Veel
Enkele
X zeker obser vatiestage in BuO
BETER: geen stage in 3 BALO lopen en uitstellen tot het jaar daarop ZEER moeilijk traject(bijna onmogelijk): kunnen zeker : katholieke godsdienst 3 Frans 3 kunnen mits lessen missen in 2 BALO (2 weken) ICO-MOVO
Enkele
Veel/alle
Enkele
Veel/alle
Enkele
Veel
kan mits les volgen in de blokweek EHBO Indien de student kiest voor 2BALO avond kunnen de modules wel gekozen worden
Ja andere periodes voor de stages + zeker observat iestage in BuO Ja
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Ja zeker obser vaties tage in BuO
Indien de student kiest voor 2BALO avond kan dit traject Indien de student kiest voor 2BALO avond kunnen de modules wel gekozen worden keuzetraject OS/Erasmus/IC/onderwij 27
Vakken 1BALO
Vakken 2BALO
Vakken 3BALO
Stage 1BALO
Stage 2BALO
Stage 3BALO
Geen stage
Advies skunde kunnen niet bij het volgen van opleidingsonderdelen in 2 BALO in het tweede semester
Alle
Alle enkele Enkel bachelor proef
28
Ja andere periodes voor de stages + zeker observatiestage in BuO Ja ja Ja
Modeltraject 3 BALO in 1 jaar kan afstuderen in januari
ja
kan afstuderen in januari
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs
Het Vlaams parlement legde de basiscompetenties die nagestreefd en gerealiseerd moeten worden tijdens de opleiding vast. Basiscompetenties zijn een set van vaardigheden, kenniselementen en attitudes waarover een beginnende leraar moet beschikken om in het beroep te stappen en om door te groeien in zijn professionele ontwikkeling. De vaardigheden en kenniselementen werden gegroepeerd in de volgende tien onderdelen. Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 1.2 1.3 1.4
De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.10 De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. 1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. 1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep. 1.13 De leerkracht kan bijdragen aan het gevoelig maken en openstaan voor talen door aan talensensibilisering te doen. De ondersteunende kennis omvat doelstellingen, methodieken en goede praktijkvoorbeelden van talensensibilisering. Functioneel geheel 2 - De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 2.7 De leerkracht kan communiceren met leerlingen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. De ondersteunende kennis omvat de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige kinderen kunnen vergemakkelijken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
29
Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. Functioneel geheel 4 - De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. Functioneel geheel 5 - De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. Functioneel geheel 6 - De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. 6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. 6.6 De leerkracht kan strategieën ontwikkelen om te communiceren met anderstalige ouders. De ondersteunende kennis omvat de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige ouders kunnen vergemakkelijken. Functioneel geheel 7 - De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 30
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. Functioneel geheel 8 - De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein; het sociaal-economische domein; het levensbeschouwelijke domein; het cultureel-esthetische domein; het cultureel-wetenschappelijke domein.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
31
32
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4
Attitudes
Daarenboven gelden volgende tien beroepshoudingen (attitudes) voor alle functionele gehelen. A1 A2 A3
A4 A5 A6 A7 A8
Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
33
34
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5
Opleidingsprogramma – eerste opleidingsfase
Opleidingsprogramma 2011-2012 Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (eerste opleidingsfase) OPLEIDINGSONDERDELEN religie, zingeving en levensbeschouwing katholieke godsdienst 1 Frans 1 wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 wereldoriëntatie: mens en tijd 1 wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 communicatieve vaardigheden en ICT - communicatieve vaardigheden - ICT Nederlands 1 wiskunde 1 - basisleerstof lagere school - vakdidactiek wiskunde agogische vaardigheden 1 opvoedkunde 1 - psychologie en media - pedagogiek didactiek van het lager onderwijs 1 didactisch atelier lager onderwijs muzische vorming: beeldopvoeding 1 bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek - bewegingsopvoeding 1 - schrijfmotoriek muzische vorming: muzikale opvoeding en expressie - dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 - muzikale opvoeding 1 stage: lager onderwijs 1
Studiepunten 3 3 3 3 3 3 4 3 1 3 6 2 4 3 3 2 1 4 3 3 3 2 1 5 2 3 5
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Code BLD-1010.E0-s1 BLD-1110.E0-s2 BLD-2210.E0-j1 BLD-1910.E0-s1 BLD-1911.E0-s2 BLD-1912.E0-j1 BLD-2510.S2-j1 BLD-2511.O1-j1 BLD-3412.O2-s1 BLD-2310.E0-j1 BLD-3710.S2-j1 BLD-3711.O1-j1 BLD-3712.O2-j1 BLD-5010.E0-s2 BLD-5310.S2-j1 BLD-5512.O1-s2 BLD-5311.O2-s1 BLD-5110.E0-s1 BLD-5111.E0-j1 BLD-8610.E0-j1 BLD-8710.S2-j1 BLD-8711.O1-j1 BLD-8712.O2-s1 BLD-8910.S2-j1 BLD-8512.O1-s2 BLD-8911.O2-j1 BLD-9710.E0-j1
35
36
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6
Opleidingsonderdelen
6.3
Religie, zingeving en levensbeschouwing
Code
BLD-1010.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur contactonderwijs
Titularis
Koen Dekorte
Docent(en) Onderwijstaal
Koen Dekorte (1LD01-03 + 1LD05-07 + 1LD09-11) en Jan De Vriese (1LD04-08-12) Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep. 2 - De leraar als opvoeder 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 9-De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 10-De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
37
bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. D O E L E N 1. De mens en zijn vragen. Over levensbeschouwing, godsdienst en geloof 1.1 De betekenis van levensbeschouwing in het leven van een mens. Levensbeschouwelijke vragen en inzichten herkennen en er zelf voorbeelden van kunnen geven. De relevantie van de levensbeschouwelijke overtuiging t.o.v. belangrijke levenskeuzes toelichten en illustreren. Aan de hand van voorbeelden de betekenis van levensbeschouwingen en levensbeschouwelijke tradities verhelderen. Het belang toelichten van de diepmenselijke ervaringen van verwondering en verbijstering voor de levensbeschouwelijke ontwikkeling. Zich bewust worden van de eigen levensbeschouwelijke positie en geschiedenis. Respect opbrengen voor de levensbeschouwelijke overtuiging van anderen. Bereid zijn een gesprek aan te gaan met anderen rond levensbeschouwelijke vragen en inzichten. In vertoonde speelfilms de levensbeschouwelijke opties herkennen. 1.2 De huidige maatschappelijk-culturele context: krachtlijnen in de wijze waarop mensen van vandaag levensbeschouwelijke vragen stellen en beantwoorden. Een genuanceerde uitleg geven bij de crisis van de traditionele christelijke (katholieke) levensbeschouwing. Aan de hand van de begrippen „secularisering‟, „pluralisering‟ en „individualisering‟ de verschuivingen op levensbeschouwelijke vlak binnen onze cultuur bespreken. In concrete levensbeschouwelijke standpunten de genoemde veranderingsprocessen herkennen. Dekaloog I van K. Kieslowski interpreteren als filmische verbeelding van het seculariseringsproces en de daarbij horende crisis van het godsgeloof. 2. Geloven in verhalen 2.1 Mensen zijn verhalen. Het belang inzien van het verhaal voor de menselijke identiteitsvorming. Vier verschillende tijdsopvattingen (cyclisch, Grieks, joods, spiraal) toelichten en herkennen in verhalen. Het verband verduidelijken tussen narratieve identiteit en levensbeschouwelijke identiteit. 2.2 God is een verhaal. Het belang toelichten van het verhaal voor het ter sprake brengen van God in de joods-christelijke traditie. De mogelijke waarde aantonen van bijbelse verhalen voor het betekenis krijgen van „God‟ in de hedendaagse menselijke ervaring. Bereid zijn de eigen levensbeschouwelijke overtuiging te toetsen aan enkele bijbelse sleutelverhalen. I N H O U D In het opleidingsonderdeel RZL willen we ons vertrouwd maken met de levensbeschouwelijke invalshoek en ons bewust worden van de betekenis en het belang van de persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. De wijze waarop je aankijkt tegen wat het leven waardevol en zinvol maakt, heeft een invloed op héél de manier waarop je het beroep van leerkracht invult. De dagdagelijkse omgang met kinderen is niet waardevrij en vraagt een voortdurende verheldering van de eigen levensbeschouwelijke positie. Bovendien zal je als leerkracht ook verantwoordelijk zijn voor het onderdeel levensbeschouwelijke opvoeding in de klas. In katholieke scholen gebeurt dit in uitdrukkelijke dialoog met de christelijke levensbeschouwing. De concrete uitwerking daarvan valt onder het opleidingsonderdeel godsdienstdidactiek. Het opleidingsonderdeel RZL heeft op dit vlak een meer algemeen voorbereidend karakter. Zo gaat heel wat 38
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
aandacht uit naar de vraag hoe de christelijke levensbeschouwing kan bijdragen tot de vorming van de levensbeschouwelijke identiteit van mensen van vandaag. In een eerste gedeelte stellen we de vraag naar de betekenis van levensbeschouwing in het leven van de mens en staan we stil bij enkele factoren die aan de basis liggen van de vorming van een persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. Ook hebben we aandacht voor de invloed van de huidige maatschappelijke en culturele context op de wijze waarop mensen van nu levensbeschouwelijke vragen stellen en zoeken te beantwoorden. In een tweede deel buigen we ons over de betekenis van het verhaal, dat niet alleen een drager is van levensbeschouwelijke vragen en inzichten, maar ook een constitutieve betekenis heeft voor de vorming van een levensbeschouwelijke identiteit. Vervolgens ontdekken we de cruciale rol van verhalen in de joods-christelijke traditie en onderzoeken we aan de hand van enkele „sleutelverhalen‟ op welke wijze „God‟ er ter sprake wordt gebracht. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht Bezoek
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht losbladig lesmateriaal multimedia materiaal Aanbevolen
Soort bron Toledo Toledo
Acco
Soort bron
Acco
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling 100%
evaluatiemethode mondeling examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
39
6.4
Katholieke godsdienst 1
Code
BLD-1110.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Geertrui Verdonck
Docent
Geertrui Verdonck (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2. 2.1 2.2 3. 3.1 3.2 5. 5.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen (en aanpassen). De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leraar als inhoudelijk expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot de leergebieden en vakgebieden aanwenden. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker De leerkracht kan (resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en) vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De student kan: algemene kenmerken van de beginsituatie van de leerlingen en de groep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen; didactisch verantwoorde prenten selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen; zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G.; bij een opgegeven lesonderwerp passende doelen selecteren in het leerplan R.K.G.; 40
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
de structuur van een godsdienstles herkennen en weergeven; de leerinhouden/leerervaringen selecteren bij een opgegeven lesonderwerp; een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn keuze motiveren; collega‟s gefundeerd advies geven i.v.m. de selectie van een verantwoorde kinderbijbel; concrete voorbeelden geven die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen; leerinhouden structureren en vertalen in eenvoudige opdrachten; kan gebruik maken van enkele eenvoudige werkvormen; een aantrekkelijk werkblad opmaken; rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen relevante leerinhouden en zinvolle verwerkingssuggesties selecteren aansluitend bij de sterke tijden in het jaar; een aantal oude begrippen zinvol naar kinderen doorvertalen. 2. De leraar als opvoeder De student: kan elementen opsporen en benoemen die het basisvertrouwen van leerlingen remmen of stimuleren; zorgt ervoor dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; heeft oog voor het levensverhaal van elke individuele leerling; heeft oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van opdrachten en werkvormen. 3. De leraar als inhoudelijk expert De student kan: kenmerken van de huidige samenleving die een impact hebben op het godsdienstonderwijs toelichten: hun voor-, nadelen en gevolgen verduidelijken; voorwaarden voor levensbeschouwelijke groei benoemen; verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren; vanuit de aanvangshypothese van de cursus godsdienstdidactiek de krijtlijnen uitzetten voor een geslaagde godsdienstles; de krachtlijnen van het nieuwe leerplan R.K.G. toelichten. De student heeft een globaal zicht op de evolutie van het godsdienstonderwijs tijdens de laatste decennia en kan tegen die achtergrond het eigen vormingsaanbod situeren. De student beheerst: de basiskennis i.v.m. bijbelverhalen uit het eerste testament. Dit impliceert dat hij/zij: - de grote verhaallijnen kent; - verhalen kan situeren in hun ontstaanscontext; - a.d.h.v. bijbelse leessleutels de boodschap van het verhaal (deels) op het spoor kan komen. de basiskennis i.v.m. de Joodse heilsgeschiedenis (tot ± 100 na Chr.). De student kan: de verworven kennis en vaardigheden aanwenden (o.a. in de jaartaak); de criteria om te kunnen spreken van een goede kinderbijbelvertaling opsommen en toepassen op een willekeurige tekst. De student: beheerst de basiskennis (kleur, datum/periode, betekenis) i.v.m. liturgisch en kerkelijk jaar; heeft weet van de voorchristelijke achtergronden van christelijke feesten; kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten toelichten; kan liturgische feesten situeren t.o.v. het optreden van Jezus. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker De student: kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen; heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
41
10. De leraar als cultuurparticipant De student toont interesse voor: de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving; elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden. I N H O U D In dit semester proberen we voor de godsdienstlessen zicht te krijgen op hoe een „les met een kop en een staart‟ eruit ziet. Om dit te bereiken doorlopen we in het cursusdeel godsdienstdidactiek de verschillende componenten uit het didactisch model van De Corte. We verkennen achtereenvolgens de beginsituatie, de doelstellingen, enkele leerinhouden en een selectie uit het aanbod media van/voor het vak godsdienst in de lagere school. Parallel met de lessen loopt een jaartaak (zie opdrachtenbundel) waarin je de theorie uit de cursus in praktijk omzet door heel bewust de verschillende fasen in het voorbereiden van een les te doorlopen. In het cursusdeel liturgie staan we stil bij de achtergrond van o.a. Halloween, Allerheiligen, Sinterklaas, Kerstmis … Het liturgisch jaar met z‟n vele feesten is immers een thema dat in de lessen godsdienst in de lagere school elk jaar opnieuw opduikt. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege, individuele opdracht, groepsopdracht. S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Verdonck, G. (2008). Syllabus Katholieke Godsdienst 1, Brugge: KHBO. losbladig lesmateriaal Rabijns, B. (2000). Vingerafdrukken. Antwerpen: Standaarduitgeverij. Aanbevolen
Soort bron Syllabus
Acco X
Toledo Boek
X
Soort bron
Acco
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100 % procentuele evaluatieprocentuele onderdeel onderdeel evaluatiemethode verdeling methode verdeling 80 % schriftelijk examen 20 % individuele opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
80 % 20 %
schriftelijk examen (te herwerken) individuele opdracht
B E P A L I N G E N
/ 42
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.5
Frans 1
Code
BLD-2210.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
24 sessies van 1 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Hannelore Debusschere
Docent(en)
Hannelore Debusschere (1LD01-12)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1.2 1.3 1.4
De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.11.2 De leerkracht kan teksten beoordelen en mondeling toegankelijk maken door ze te bewerken. 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. D O E L E N 1. De leraar als begeleider - Leerlijnen in leerboeken herkennen en op basis hiervan doelstellingen kiezen. - Een eenvoudige leesoefening opstellen waarbij de leerlingen actief aan het werk zijn en waarin verschillende vaardigheden aan bod komen. 3. De leraar als inhoudelijk expert - Franse klanken herkennen en correct uitspreken. - Spreken met een Franse intonatie, het Frans ritme, de Franse klemtoon. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
43
-
Basisteksten vlot en expressief voorlezen. De Franse basiswoordenschat beheersen en thematisch uitbreiden (zelfstudie). Alledaagse (geschreven of gesproken) Franse teksten en boeken begrijpen en weergeven in eigen woorden. - De basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. - De voornaamste Franse grammaticale structuren herkennen, benoemen en verklaren. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - Kritisch nadenken over de eigen ideeën en deze toetsen aan de gangbare vakdidactische principes. 10. De leraar als cultuurparticipant - Interesse tonen voor de levenswijze en cultuur in Frankrijk en andere Franssprekende landen. I N H O U D Als onderwijzer zal je ook de lessen Frans in het vijfde en zesde leerjaar verzorgen. In Frans 1 gaan we de basis die je zelf al gelegd hebt in de afgelopen jaren verder uitdiepen. Aan de hand van een zelfstudiepakket wordt de woordenschat uitgebreid en herhaal je de grammatica. Uiteraard krijgen ook de vier taalvaardigheden (luisteren, lezen, spreken en schrijven) een plaats in de lessen. Je leest bovendien een reader met verhalen. We raden aan om deze vaardigheden ook zelfstandig in te oefenen: dit kan onder andere via de oefeningen op Toledo. Een derde luik is de vakdidactiek. Steunend op de cursus en op demolessen leer je hoe de lessen Frans in de basisschool opgebouwd zijn. Je maakt kennis met het leerplan en met de meest courante methodes. Je werkt enkele oefeningen uit als toepassing van de didactiek, en bouwt een leesles op aan de hand van een zelf gekozen boekje. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Stage (demolessen) Zelfstudie Individuele begeleiding Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Raes, M. & De Clercq, F. (2009). Grammaire Trajet Nouvelle version, Kapellen: Pelckmans. ISBN 9789028928275 De Clercq, F., De Graeve, M. & Raes, J. (2010). Exercices Trajet 2 Nouvelle version, Kapellen: Pelckmans. ISBN 9789028954359 Van Craesbeek, L. (2010). Frans 1, Leuven: Acco. ISBN 9789033478758 Leerplan Frans. (2010). Vlaams verbond van het katholiek basisonderwijs. (tweede semester) Lectuurbundel
Soort bron boek
Aanbevolen Handwoordenboek Frans naar keuze
Soort bron naslagwerk
44
boek boek boek
Acco x x x x
klasdrukwerk Acco v
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50 %
50 %
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Woordenschat grammatica didactiek
30 %
schriftelijk examen
Woordenschat grammatica didactiek
35 %
schriftelijk examen
Lectuurbundel
10 %
Uitspraak, spreekvaardigheid
10 %
mondeling examen
Theorieopdracht
10 %
leesopdracht (schriftelijk examen) Individuele opdracht
5%
Leesopdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Woordenschat, grammatica, didactiek
65 %
schriftelijk examen
Lectuurbundel
10 %
leesopdracht (schriftelijk examen)
Uitspraak, spreekvaardigheid
10 %
mondeling examen
Herwerkte opdrachten
15 %
Herwerkte individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
45
6.6
Wereldoriëntatie: mens en ruimte 1
Code
BLD-1910.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur contactonderwijs
Titularis
Marleen Michot
Docent(en)
Marleen Michot (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar. Mogelijk
Examencontract
C O M P E T E N T I E S 1.3 1.4 1.5 2.4 3.1
Leerinhouden en leerervaringen selecteren. Leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. De basiskennis van de leerinhouden beheersen en recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied Wereldoriëntatie volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid aanwenden om een les op te bouwen. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De leerstofonderdelen in het leerplan wereldoriëntatie situeren en de leerlijnen opsporen. - De betekenis van de dimensie mens en ruimte in het kader van wereldoriëntatie kennen en kunnen toepassen bij de uitwerking van een thema. - De bestaansdimensies binnen WO toepassen bij de voorbereiding van een bedrijfsbezoek. - Aangepaste informatiebronnen selecteren in functie van de leerinhoud. - Zinvolle opdrachten formuleren in functie van de leerdoelstellingen. - Een les verkeersopvoeding uitwerken, rekening houdend met de basisprincipes van doeltreffend verkeersonderwijs. 2. De leraar als opvoeder Het belang van regels en het naleven ervan kunnen aanbrengen vanuit concrete situaties. Bewust omgaan met regels en afspraken tijdens een groepswerk. Onderzoeken hoe democratische principes kunnen toegepast worden in de lespraktijk. 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1 Mens en Maatschappij 46
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De taakverdeling in het bestuur van ons land en de EU. kennen en deze kunnen illustreren met voorbeelden uit de actualiteit en de leefwereld van de kinderen. Het belang van verkiezingen als basiselement voor het democratisch functioneren van onze overheidsinstellingen. 3.2 Mens en natuur: de aarde als leefruimte. De aarde in de kosmos: de geleidelijke ontwikkeling van de ruimtevaart aan de hand van enkele hoogtepunten uit de ruimtevaartgeschiedenis aantonen; de aarde en de met het blote oog waarneembare hemellichamen kennen en kunnen situeren in de structuur van het heelal; de schijnbare bewegingen van de zon, de schijngestalten van de maan en de getijden verklaren en nabootsen met eenvoudige hulpmiddelen; het verband kunnen aantonen tussen de bewegingen van de aarde en de maan en onze tijdsindeling in dagen, maanden, seizoenen, jaren; een schaduwklok (eenvoudige zonnewijzer) maken en de werking ervan uitleggen. De aardbol: de bolvorm van de aarde kunnen afleiden uit eenvoudige waarnemingen; a.h.v. coördinaten een plaats op aarde kunnen situeren op de wereldbol en op een kaart; het voorkomen van gebergten, aardbevingen en vulkanen kunnen verklaren vanuit de inwendige bouw van de aarde; de werking van een kompas kunnen uitleggen; een eenvoudig kompas kunnen maken. De aarde als bron: vanuit een concreet voorbeeld van een voedingsmiddel of een gebruiksvoorwerp kunnen uitleggen dat voor de productie ervan grondstoffen en energiebronnen nodig zijn die ons door de aarde geleverd worden en dat de productie ervan leidt tot afval die het milieu ernstig kan vervuilen; de grote indeling van de energiebronnen en hun impact op het milieu; de grote indeling van de grondstoffen naar hun herkomst; een schema van een productieproces kunnen opstellen of vereenvoudigen in functie van het niveau van de leerlingen. 3.3 Mens en ruimte Ruimtelijke inrichting: de lokalisatiefactoren van een bedrijf kunnen opsporen in functie van een leeruitstap naar een bedrijf. Kaartvaardigheid: de provincies, de provinciehoofdsteden, de gewesten en de gemeenschappen situeren op de kaart van België en die grenzen zien als een ruimtelijke afbakening van macht en gezag; de landen van de Europese Unie en hun hoofdsteden situeren op de kaart van Europa; de werelddelen en oceanen situeren op de wereldkaart; de belangrijke gebergten in Europa en de wereld situeren. I N H O U D Het vak mens en ruimte is meer dan louter aardrijkskunde. Je gaat dieper in op enkele inhouden die ook op de basisschool aan bod komen. Vanuit het didactisch thema van het eerste jaar van de opleiding „boeien, contact maken en inhoudelijk groeien‟ snijden we enkele inhouden aan die in de basisschool aan bod komen. De thema‟s zijn terug te vinden in de bestaansdimensie „mens en maatschappij‟, „mens en natuur‟ en „mens en ruimte‟ van het leerplan wereldoriëntatie van de basisschool. De bestaansdimensie ‘mens en natuur’ ziet de aarde als planeet in de kosmos, die steeds verder verkend wordt door de ruimtevaart. Dit onderwerp spreekt tot de Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
47
verbeelding van kinderen. Je onderscheidt de fantasie van de werkelijkheid. Via waarnemingen o.a. met een zelfgemaakte zonnewijzer en de gegevens van de scheurkalender leer je hoe kinderen reeds op de basisschool het verband tussen de bewegingen van onze planeet en onze tijdstijdsindeling ontdekken. Dat de aarde een heel dynamische planeet is, wist je al. Je leert hoe boeiend de aardbol kan zijn, zowel aan de buitenkant als binnenin. Je leert kinderen de aarde ontdekken als kostbare bron van grondstoffen en energiebronnen, waar we zorg moeten voor dragen. Binnen de bestaansdimensie ‘mens en maatschappij’ kom je vanuit de vaststelling dat duidelijke afspraken en regels noodzakelijk zijn in een maatschappij tot het thema verkeersopvoeding. Je maakt kennis met de bestaande methoden en je leert een verkeersles uitwerken waarbij de nadruk niet enkel ligt op het weten, maar vooral op het (willen) doen. In dit deel komen ook de „rechten van het kind‟ aan bod. De taak van de onderwijzer(es) is hier tweevoudig. Enerzijds moet hij/zij in zijn handelen ermee rekening houden. Anderzijds moet hij hen niet enkel duidelijk maken wat hun rechten zijn maar hen ook laten inzien dat hij/zij de plicht heeft de rechten van de andere te respecteren. Je maakt kennis met enkele werkvormen: waarmee je rond deze doelen kan werken: de enquête, het stellingnamespel, het simulatiespel, het rollenspel. We maken deel uit van een gezin, we zijn lid van een vereniging. Wij wonen in een gemeente. Wij behoren tot een gemeenschap, leven in een land, zijn Europeanen en wereldburgers. Kortom, wij leven binnen en samenleving in kringen. Kinderen moeten in dit web hun plaats kennen: van de binnenste kring naar de buitenste, van de familie naar de wereld. Om inzicht te verwerven in het democratisch functioneren van instellingen vertrekken we vanuit de realiteit van het kind. De bestaansdimensie „mens en ruimte‟ komt in het eerste jaar slechts kort aan bod. Je frist je kaartkennis op. Dit sluit tevens aan bij „mens en maatschappij‟: het vastleggen van administratieve grenzen berust op afspraken. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Michot, M., (2009). Mens en ruimte deel 2. De mens en de maatschappij. Brugge: KHBO. Michot, M., (2009). Mens en ruimte deel 1. De aarde en het heelal. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco X
syllabus
X
Aanbevolen Schoolatlas naar keuze.
Soort bron naslagwerk
Acco x
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
48
0%
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
onderdeel
procentuele verdeling 100%
evaluatiemethode schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
49
6.7
Wereldoriëntatie: mens en tijd 1
Code
BLD-1911.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur contactonderwijs
Titularis
Pieter Boussemaere
Docent
Steven Debaere (?) en Pieter Boussemaere ( ?)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Wereldoriëntatie volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De student kan leerinhouden selecteren en structureren De student kan een aanvang nemen met de vertaling van de leerinhouden in opdrachten De student kan beseffen dat visualisatie binnen het domein mens en tijd onontbeerlijk is en in functie hiervan een aangepaste methodiek met annex werkvormen hanteren 2. De leraar als opvoeder onze wereld en denkwijze relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren refereren aan het heden en de actualiteit 3. De leraar als inhoudelijk expert aangeven wat de belangrijkste kenmerken zijn die elke periode typeert van de Oudste tijden tot en met de middeleeuwen de nodige achtergrondkennis verwerven over de perioden Oudste tijden tot en met middeleeuwen om lesjes op te bouwen voor de basisschool.
50
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
kritisch omgaan met gegevens uit het verleden en past die kritische zin ook toe op het heden de verschillen tussen feit en mening aangeven I N H O U D We starten de lessenreeks met een grondige verkenning van het begrip tijd. Wat is tijd? Hoe kunnen we tijd ordenen en meten, hoe ervaren we tijd en hoe gaat onze samenleving met het aspect tijd om? Daarna gaan we vanuit de drie noodzakelijke geschiedkundige vaardigheden (situering in tijd, ruimte en socialiteit) opzoek naar de historische gegevens die de Oudste tijden, de Oudheid, en de middeleeuwen karakteriseren. Via passend beeldmateriaal en een variatie aan inspirerende werkvormen maken we hierbij de directe koppeling met de klaspraktijk. Tot slot maakt ook het vormen van een kritische ingesteldheid t.o.v. de werkelijkheid in het verleden, maar ook in het heden een belangrijk deel uit van de lessen Mens en Tijd. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht BOUSSEMAERE, P. & BATSLEER, V. (2009). Mens en Tijd 1(niet gepubliceerde sylabus). Brugge: KHBO. BOSCH, VAN DEN J. (2001). Tijdwijzer (bronnenboek): Wereldoriëntatie voor de derde graad. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans. HAYT, FR. (2003). Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis . Lier:
Soort bron Syllabus
Acco X
Boek
X
Boek
X
Soort bron /
Acco /
Uitgeverij Van In. Aanbevolen / E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling 100%
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
evaluatiemethode schriftelijk examen
51
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
52
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.8
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1
Code
BLD-1912.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
24 sessies van 1 uur contactonderwijs
Titularis
Ann Bossaert
Docent(en)
Ann Bossaert (1LD01-1LD12)
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S Semester 1 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.3
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De beginsituatie van de kinderen en de leerlingengroep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden/leerervaringen selecteren. De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Realiseren van een adequate leeromgeving. De leraar als opvoeder Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 3 De leraar als inhoudelijk expert 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden. Semester 2 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 3 3.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De beginsituatie van de kinderen en de leerlingengroep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden/leerervaringen selecteren. De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen. In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Realiseren van een adequate leeromgeving. De leraar als inhoudelijk expert Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
53
10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 Een brede interesse tonen voor actuele thema‟s rond de volgende domeinen: cultureel-wetenschappelijk domein. D O E L E N Semester 1 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De kenmerken van geschikte werkblaadjes voor de leerlingen achterhalen. - Geschikte filmfragmenten kunnen selecteren en aanpassen aan hun gebruik in de klas. - Proefjes kunnen opstellen en laten uitvoeren met levende ongewervelde diertjes om hun eigenschappen te illustreren. - Proefjes kunnen opstellen en leiden i.v.m. de kieming. 3. De leraar als inhoudelijk expert - Enkele algemeen voorkomende ongewervelde dieren van de wegberm kennen met hun aanpassingen aan hun specifieke levenswijze en hun indeling in klassen. - De delen van zaadplant kennen en van elk deel de bouw, de functie en de variatie binnen het plantenrijk. - Enkele belangrijke plantkundige begrippen kunnen hanteren zoals bestuiving, bevruchting, fotosynthese, bol, knol, zaadkieming … - Een 20-tal algemeen voorkomende bomen en struiken herkennen wat betreft bladvorm, bladstand, vruchtsoort en eigenschappen van het hout. - Kunnen gebruik maken van deze kennis om activiteiten op te maken voor de lessen natuur. Semester 2 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Lesjes over huisdieren kunnen opmaken: zinnige opbouw, doelstellingen, materiaal selecteren ... - Een bordplan kunnen opmaken. - Een waarneming van een huisdier kunnen leiden. - Specifieke lesjes kunnen geven over afval. - A.h.v. aangeboden voorbeelden, zelf een volledig thema over huisdieren kunnen opbouwen van in functie van de beginsituatie van het kind. 2. De leraar als opvoeder - De kinderen kunnen aanmoedigen in milieubewust gedrag. - De kinderen kleine verantwoordelijkheden kunnen leren in verband met het omgaan met en verzorgen van huisdieren. 3. De leraar als inhoudelijk expert - Verbanden kunnen leggen tussen de wilde voorouder en bouw en gedrag van elk huisdier. - De aanpassingen van de huisdieren aan hun levenswijze en milieu kennen. - Kleine huisdieren op een verantwoorde manier kunnen verzorgen in de klas. - Begrippen kunnen hanteren als zoogdier, draagtijd, schutkleur, nestvlieder, warmbloedigheid, enz. - Verband kunnen leggen tussen draagtijd, nestbouw, aantal jongen, ontwikkelingsgraad bij de geboorte, zindelijkheid, enz. - De relaties tussen levende wezens kunnen illustreren a.h.v. de voedselketen en de problemen die erbij ontstaan door ingrijpen van de mens. - De oorzaken van water-, lucht- en bodemvervuiling kennen. - De problemen en mogelijke oplossingen i.v.m. afval kennen. - De aanpassingen in de lichaamsbouw bij vogels kennen. 10. De leraar als cultuurparticipant - Een genuanceerde mening hebben in verband met milieuproblemen.
54
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
I N H O U D Semester 1 In het eerste semester start je met het bestuderen van ongewervelde diertjes uit de wegberm. Op dit moment van het jaar kunnen we immers levende diertjes meebrengen voor een demonstratie in de klas. Ondertussen word je je bewust van wat je moet weten over deze diertjes om erover te kunnen lesgeven in de basisschool, welke werkvormen je zelf als boeiend ervaart en welke leermiddelen je hiervoor kunt selecteren. Daarna brengen we onze kennis plantkunde op peil. Om te kunnen lesgeven over planten moeten we natuurlijk allerhande plantkundige begrippen correct kunnen hanteren: knop, wortelstok, windbestuiving … Daarenboven passen wij deze kennis toe op een twintigtal courante bomen en struiken uit bossen en parken, want deze vormen veelal het onderwerp van lessen in de basisschool. Semester 2 Huisdieren vormen vaak een gesmaakt onderwerp voor lesjes natuur in de basisschool. Daarom leer je vanuit de beginsituatie van de kinderen werkvormen, lesmateriaal en inhouden selecteren voor lesjes over huisdieren. Het mooie van de natuur beleven is natuurlijk fundamenteel bij natuureducatie, maar toch moeten we afrekenen met heel wat milieuproblemen. Daarom bouw je ook zelf wat achtergrond op over deze milieuproblematiek, die je dan omzet tot actieve lesjes in de basisschool. O N D E R W I J S V O R M E N -
Demonstraties (met levend materiaal: dieren -spin, lieveheersbeestje, slak, hamster, planten, zaden, bloemen, vruchten, knoppen, bollen …) Onderwijsleergesprek Individuele opdracht (opmaken van een bladerenverzameling van een 20-tal bomen en struiken in het park.) Werkcollege (waarbij we bladstand, aanwezigheid van knoppen, morfologie van het blad … inoefenen.) Hoorcolleges
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Ann Bossaert, (s.d). Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1, Brugge: KHBO. Ann Bossaert, (s.d). Wereldoriëntatie: Natuur en techniek 1. Huisdieren, Leuven: Acco.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Soort bron syllabus
Acco x
Boek
x
55
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 40 % onderdeel leerstof semester 1
60 %
procentuele verdeling 40%
evaluatiemethode schriftelijk examen
onderdeel leerstof semester 2
procentuele verdeling 60%
evaluatiemethode schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel leerstof semester 1 en 2
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
56
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.9
Communicatieve vaardigheden en ICT
Code
BLD-2510.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Titularis
Lien Vanopstal
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
6.9.1
Communicatieve vaardigheden
Code
BLD-2511.O1-j1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur contactonderwijs
Titularis
Lien Vanopstal
Docent(en)
Lien Vanopstal (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.11
6 6.5 7 7.5 8 8.5
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) De leerkracht kan in Standaardnederlands of naargelang de context in een ander passend register, adequaat in interactie treden met ouders en verzorgers. De leraar als lid van een schoolteam De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. De leraar als partner van externen De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven en van stage- of tewerkstellingsplaatsen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
57
D O E L E N -
De student kan vlot Standaardnederlands spreken. Hij kan zich op een natuurlijke manier mondeling en schriftelijk uitdrukken en houdt daarbij rekening met zijn doelpubliek. Hij heeft een goede uitspraak. De student kan de werkwoorden correct spellen en verwoorden welke regels telkens van toepassing zijn De student kan de basisregels van de nieuwe spelling toepassen in vaak gebruikte woorden. De student kan de woorden die voor kinderen in de basisschool hoogfrequent zijn correct schrijven. De student kan hulpmiddelen raadplegen. De student is bereid om aan kinderen het goede voorbeeld te geven, zodat ook zij verzorgd willen spreken, in functie van hun eigen maatschappelijke ontplooiing en emancipatie.
-
I N H O U D Als toekomstige leerkracht zul je op heel wat domeinen een voorbeeldfunctie vervullen. Ook op dat van de taal. Daarom leggen we in dit opleidingsonderdeel het accent op je eigen taalvaardigheid. Uitgangspunt hierbij is dat je je mondeling en schriftelijk flexibel en correct kunt én wilt uitdrukken in een vlotte standaardtaal en dit zowel in interactie met je leerlingen als in interactie met volwassenen in en rond de school. Concreet pakken we de kennis, de vaardigheden en de attitudes aan die elke leraar i.v.m. taal moet bezitten: een goede uitspraak, een goede spelling en een goed taalgebruik. Dit opleidingsonderdeel is er dus op gericht om je te helpen eventuele tekorten in je mondelinge én schriftelijke taalvaardigheid weg te werken. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdrachten Groepsopdracht Individuele begeleiding Spelvorm
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jonckheere, S., Ost, M., en Vanopstal, L. (2010). Communicatieve vaardigheden. 1BALO. Leuven: ACCO. Elsinga, E. (2006). Struikelblokken. Spelling 2005. Antwerpen: Meulenhoff. ISBN 9789042533042. Elsinga, E. (2006). Struikelblokken. Spelling 2005. Sleutel voor alle oefeningen. Antwerpen: Meulenhoff. ISBN 9789042533042. Timmermans, B. (2004). Klink klaar. Uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands. Leuven: Davidsfonds. ISBN 9789058265500.
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
58
zelfstudiepakket zelfstudiepakket
Acco x x x
boek x
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 20 % onderdeel
80 %
procentuele verdeling 5% 15%
evaluatiemethode
onderdeel
mondeling examen schriftelijk examen
procentuele verdeling 20 % 60 %
evaluatiemethode mondeling examen schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
75 %
schriftelijk examen
25 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
59
6.9.2
ICT
Code
BLD-3412.O2-s1
Semester
1 (contacturen) en 2 (groepsopdracht)
Studiepunten
1
Contacturen
6 sessies van 1,5u atelier
Titularis
Lien Vanopstal
Docent(en)
Jeroen Van Hijfte (1LD01-04 + 1LD08+12) en Céline Goekint (1LD05-07+1LD09-11)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. D O E L E N De student kan: - met behulp van ICT werkbladen opmaken die inhoudelijk aansluiten bij het onderwerp van de les; - bij het opmaken van werkbladen rekening houden met de kenmerken van een doelpubliek; - een lesvoorbereiding of werkblad maken m.b.v. een tekstverwerkingsprogramma; - een document maken, gebaseerd op een standaard of ander beschikbaar sjabloon; - een document opslaan of opslaan onder een andere naam; een document opslaan als documentsjabloon; - de functies „zoeken‟ en „vervangen‟ correct gebruiken; - de functies „ongedaan maken‟ en „opnieuw toepassen‟ gebruiken; - tekstopmaak, alineaopmaak en paginaopmaak toepassen; - tabs gebruiken en zelf tabulatorstops instellen met of zonder opvultekens; - specifieke lettertekens of symbolen invoegen, al dan niet met behulp van de vergelijkingseditor; - tabellen aanmaken, wijzigen, opmaken, en tekst in tabellen noteren; - figuren invoegen, bewerken, en tekst schikken rond figuren; - zelf eenvoudige figuren maken met de tekenmogelijkheden van Word; - in groep informatie over een zelf gekozen onderwerp zoeken in verschillende bronnen, waaronder het internet;
60
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
in groep gezochte informatie over een zelf gekozen onderwerp verwerken tot een goed gestructureerd en logisch opgebouwd geheel; in groep een powerpointpresentatie maken om de verwerkte informatie op een aantrekkelijke en overzichtelijke manier voor te stellen aan een doelpubliek; in een powerpointvoorstelling zorgen voor duidelijke en eenvoudige navigatiemogelijkheden.
I N H O U D Een leraar lager onderwijs moet beschikken over een aantal ICT-vaardigheden. Je moet in staat zijn om lesvoorbereidingen op te maken in word, via email te communiceren met mentoren en docenten. Deze inhouden maken ook deel uit van de eindtermen ICT voor de basisschool, dus je moet ze ook goed beheersen om ze te kunnen aanbrengen aan kinderen van de basisschool. Daarnaast werk je een groepsopdracht rond informatievaardigheden uit. Je werkt een onderwerp naar keuze uit en gaat daarover verschillende bronnen waaronder het internet gebruiken om betrouwbare en bruikbare informatie te zoeken. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Software: Microsoft Office 2007. Losbladig lesmateriaal op Toledo.
Soort bron software
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 60% onderdeel
40 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
procentuele verdeling
evaluatiemethode
60%
examen aan de computer
24%
groepsopdracht
24%
groepsopdracht
16%
peerassessment
onderdeel
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
examen aan de computer
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
61
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
62
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.10
Nederlands 1
Code
BLD-2310.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
24 sessies van 1 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Marijke Demol
Docent(en)
Marijke Demol (1LD01-12) (interim: Hanne De Coninck)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar. Mogelijk
Examencontract
C O M P E T E N T I E S 1 1.3 1.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied Nederlands volgen. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen. D O E L E N -
De student beheerst de basis van zins- en woordleer. De student weet wat kinder- en jeugdliteratuur inhoudt en kan op basis van dit inzicht geschikte boeken selecteren. De student kent het taalmodel en kan het in verschillende communicatieve situaties toepassen. De student heeft zicht op de verschillende taalvariëteiten. De student kan de leerplannen gepast gebruiken. De student heeft zicht op de verschillende (recente) handleidingen en kan ze gepast gebruiken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
63
I N H O U D In dit opleidingsonderdeel komt de leerstof aan bod die je in de lessen taal aan de kinderen zult geven. Aansluitend leer je ook hoe je die inhouden op een boeiende manier kunt overbrengen. Aan bod komen: zins- en woordleer, kinder- en jeugdliteratuur, taalvariëteiten, het taalmodel, het leerplan en de verschillende handleidingen. Via een leesopdracht ervaar je ook zelf hoe plezierig lezen eigenlijk wel is. We vinden het belangrijk dat je je inhoudelijk verder professionaliseert, maar ook dat je steeds meer een kijk krijgt op de opbouw van een goede les taal, d.i. een les met een kop en een staart, enz. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jonckheere, S. (2010). Nederlands 1 (semester 1). Brugge: KHBO, Departement Lerarenopleiding. Callebaut, I., Stevens, M. en De Jonckheere, S. (1999). Taalbeschouwing op de basisschool. Basisboek. LeuvenApeldoorn: Garant. Smedts, W. en Van Belle, W. (2003). Taalboek Nederlands. Kapellen: Pelckmans. Stevens, M. en Callebaut, I. (2000). Taalbeschouwing op de basisschool. Reisgids. Leuven-Apeldoorn: Garant. Vanoptal, L. (2011). Taalbeschouwing op de basisschool: nadenken over zinnen. Brugge: KHBO, Lerarenopleiding. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Lezen. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Schrijven. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Taalbeschouwing. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. De Jonckheere, S. (2010). Werken met kinderboeken op de basisschool. Brugge: KHBO, Lerarenopleiding. Vanopstal, L. (2011). Taalbeschouwing op de basisschool: nadenken over woorden. Brugge: KHBO, Lerarenopleiding.
Soort bron syllabus
Aanbevolen Chambers, A. (2002). De leesomgeving en Vertel eens. Amsterdam: Biblion. Vaktijdschriften in de schoolmediatheek: Vonk, Onze Taal, Poëziekrant, de Leeswelp, Leesgoed.
Soort bron naslagwerk
64
Acco
boek
boek boek zelfstudiepakket
TOLEDO
zelfstudiepakket
TOLEDO
Acco
naslagwerk
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50 % onderdeel
50 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50%
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatie-methode
50%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
65
6.11
Wiskunde 1
Code
BLD-3710.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1+2
Studiepunten
6
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
6.11.1
Basisleerstof lagere school
Code
BLD-3711.O1-j1
Semester
1+2
Studiepunten
2
Contacturen
12 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Docent(en)
Luc Blomme (1LD01-03 + 1LD04-08-12) en Céline Goekint (1LD05-07 + 1LD09-11) Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. D O E L E N Getallenkennis: Inzicht hebben in de indeling en de structuur van het decimale talstelsel. Getallen kunnen afronden tot op een gevraagde nauwkeurigheid. Getallen kunnen aflezen van en voorstellen op een getallenas. Getallen kunnen omzetten in Romeinse cijfers en omgekeerd. Delers, veelvouden, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijke veelvoud van getallen kunnen berekenen. Priemgetallen kunnen opsporen. 66
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De kenmerken van deelbaarheid door 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 25, 100, 125, 1 000 kennen, en aan de hand daarvan de kenmerken van deelbaarheid door andere getallen kunnen afleiden. Getallen kunnen omzetten van breuken naar procenten of kommagetallen en omgekeerd. Toepassingen kunnen oplossen over de bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken, zonder gebruik te maken van een zakrekenmachine en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren. Bewerkingen: Bewerkingen kunnen uitvoeren m.b.v. verschillende technieken van hoofdrekenen. Bewerkingen kunnen uitvoeren m.b.v. de technieken van cijferen. Oefeningen kunnen oplossen m.b.v. de regels voor de volgorde van de bewerkingen. Bewerkingen met breuken kunnen uitvoeren. Oefeningen over procenten kunnen berekenen. Het gemiddelde en de mediaan van een groep gegevens kunnen berekenen. Toepassingen kunnen oplossen over de bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken, zonder gebruik te maken van een zakrekenmachine en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren. Meetkunde: De grondbegrippen van de meetkunde (punt, vlak, rechte … ) en de daarvan afgeleide begrippen (lijnstuk, halfrechte … ) kennen. De afstand tussen punten, tussen punt en rechte, tussen twee evenwijdige rechten of lijnstukken kunnen tekenen en bepalen. Meetkundige relaties (evenwijdigheid, loodrechte stand … ) kennen, herkennen op een tekening en kunnen toepassen in eenvoudige tekenconstructies. Indeling van de hoeken kennen. Definitie, eigenschappen en indeling van vlakke figuren kennen en kunnen toepassen. Oefeningen op symmetrie kunnen oplossen. Gelijkvormigheid en congruentie in vlakke figuren ontdekken en kunnen verwoorden en in eenvoudige gevallen kunnen tekenen. Definitie en eigenschappen van ruimtefiguren (kubus, bals, recht prisma, piramide, cilinder, kegel, bol) kennen en kunnen toepassen. Oefeningen i.v.m. ontwikkelingen van kubus, balk en cilinder kunnen oplossen. Eenvoudige ruimtefiguren of ruimtelijk constructies kunnen tekenen in Cavalièreperspectief. Het vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht van eenvoudige ruimtefiguren of ruimtelijke constructies kunnen tekenen en/of herkennen. Problemen over ruimtelijke oriëntatie (kijklijnen, schaduwbeelden … ) kunnen oplossen. Toepassingen op de bovenstaande leerinhouden kunnen maken. Meten en metend rekenen: Lengtematen kunnen omrekenen. Oppervlaktematen en/of landmaten kunnen omrekenen. Referentiematen kunnen gebruiken. Hoeken kunnen meten en tekenen tot op één graad nauwkeurig. Oefeningen waarbij gebruikt gemaakt wordt van een schaal kunnen oplossen. De omtrek van vlakke figuren kunnen berekenen. De oppervlakte van vlakke figuren, en van kubus, balk, cilinder en recht prisma kunnen berekenen. De inhoud van kubus, balk, cilinder en recht prisma kunnen berekenen. Oefeningen i.v.m. soortelijk gewicht kunnen oplossen. Vraagstukken kunnen oplossen over bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten, eigenschappen en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
67
I N H O U D Een voorwaarde om goede wiskundelessen te geven is dat je zelf inhoudelijk sterk genoeg staat. Daarom frissen we de leerstof van de lagere school grondig op. Je wordt verwacht om die leerstof naar eigen behoefte in te oefenen. Je moet in staat zijn om oefeningen en toepassingen op te lossen door enkel gebruik te maken van de kennis en de vaardigheden waarover leerlingen van de lagere school beschikken. In de les besteden we vooral aandacht aan het herhalen van rekentechnieken en het probleemoplossend denken. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Werkcollege
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Van Hijfte, J. en Vermeersch, N. (2010). De basis. Wiskunde voor de lagere school. Leuven: Acco.
Soort bron boek
Acco x
Aanbevolen Eenvoudige zakrekenmachine, geodriehoek en passer.
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50 % onderdeel
50 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50%
schriftelijk examen en examen op computer
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50%
schriftelijk examen en examen op computer
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
68
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Om te slagen moet de student 70 % behalen op het examen basisleerstof lagere school. Het examenresultaat wordt omgerekend, zodat 70 % op het examen overeenkomt met 10/20 op het rapport. De volgende tabel wordt gebruikt bij het omrekenen:
behaalde herleide score op score op het het examen rapport op 40 40 39,5 39 38,5 38 37,5 37 36,5 36 35,5 35 34,5 34 33,5 33 32,5 32 31,5 31 30,5 30 29,5 29 28,5 28
op 20 20 19 19 19 18 18 18 17 17 16 16 15 15 15 14 14 13 13 13 12 12 11 11 10 10
behaalde herleide score op score op het het examen rapport op 40 27,5 27 26,5 26 25,5 25 24,5 24 23,5 23 22,5 22 21,5 21 20,5 20 19,5 19 18,5 18 < 18
op 20 9 9 8 8 8 8 7 7 6 6 5 5 5 4 4 3 3 3 2 2 1
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
69
6.11.2
Vakdidactiek wiskunde
Code
BLD-3712.O2-j1
Semester
1+2
Studiepunten
4
Contacturen
24 sessies van 1,5 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Docent(en)
Jeroen Van Hijfte (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. D O E L E N De student kan: de verschillende functies van een natuurlijk getal opsommen en van elke functie voorbeelden geven; de schrijfwijze van de natuurlijke getallen in het decimale talstelsel op een inzichtelijke manier verklaren; voorbeelden geven van andere talstelsels die in de realiteit voorkomen en die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen; formules vertalen naar en uitvoeren in concrete situaties en omgekeerd (begripsvormende kant van een bewerking); eigenschappen van de bewerkingen verwoorden, uitleggen en gebruiken; verschillende methoden bij het hoofdrekenen gebruiken; de algoritmen van het cijferen op een inzichtelijke manier verklaren; een gepaste methodische aanpak gebruiken om het optellen en aftrekken op een inzichtelijke manier aan te brengen, te automatiseren en/of te memoriseren; een gepaste methodische aanpak gebruiken om een maal- en deeltafel op een inzichtelijke manier aan te brengen, te automatiseren en/of te memoriseren; voorgestructureerde materialen kunnen gebruiken om de leerstof in verband met getallen en bewerkingen op een inzichtelijke manier aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording; een bestaand spel omvormen tot een didactisch spel naar analogie met een uitgewerkt voorbeeld; 70
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
spelregels van een bestaand of zelfgemaakt didactisch spel op een eenvoudige en heldere manier formuleren naar kinderen toe; het model voor de oplossing van wiskundige toepassingen verklaren en toepassen in voorbeelden; verschillende heuristieken voor het oplossen van een wiskundig probleem benoemen en een gepaste heuristiek gebruiken; rijen maken volgens een afgesproken patroon: orde, regelmaat, verbanden, patronen en structuren ontdekken; de begrippen deler, veelvoud, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijke veelvoud en de kenmerken van deelbaarheid aanbrengen of afleiden; de kenmerken van deelbaarheid op een nauwkeurige manier verwoorden; onderzoeken of uitspraken al dan niet eigenschappen of kenmerken zijn, en eigenschappen en kenmerken correct herformuleren gebruik makend van de termen “Als … dan …” of “… enkel en alleen als …”; verschillende soorten tabellen, grafieken, en diagrammen benoemen, en oordelen welk soort tabel of grafiek aangewezen is in een gegeven geval; een lesvoorbereiding voor een wiskundeles neerschrijven in het ADI-model met aandacht voor leerplandoelen, concrete wiskundige doelstellingen, gestructureerde inhoudelijke opbouw, aangepaste methode, geschikt gebruik van leermiddelen (bord, werkbladen … ); wiskundemethoden voor de lagere school gebruiken om een lesvoorbereiding op te stellen; de uitwerking van een zelfde wiskundige inhoud van twee verschillende wiskundemethodes met elkaar vergelijken; de koppeling maken tussen de theoretische achtergrond en werkboeken en videomateriaal uit de lagere school; de inhouden van de cursus verbinden met doelstellingen uit het leerplan van de lagere school; op basis van een werkboek of een les uit een handleiding gepaste leerplandoelen en lesdoelen vinden en noteren; de visie van het leerplan meetkunde verwoorden aan de hand van de onderzoeken van Mayberry (vormleer) en Gravemeijer en Kraemer (ruimtelijke oriëntatie); de verschillende stromingen in het meetkundeonderwijs kunnen uitleggen en herkennen in oefeningen; aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond ruimtelijke oriëntatie uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond vormleer uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; met behulp van schematische voorstellingen, tabellen en verzamelingen verschillende classificaties maken van vlakke figuren en ruimtefiguren; vlakke figuren en ruimtefiguren op een nauwkeurige manier beschrijven en benoemen, rekening houdend met het niveau van de leerlingen; aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond meetkundige relaties uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond meetkundige toepassingen uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren. I N H O U D De inhoud van vakdidactiek wiskunde begint met de studie van de getallenkennis en bewerkingen van de natuurlijke getallen. We leggen daarin sterk de nadruk op de didactische aspecten: hoe worden de inhouden aangebracht, welke leerlijnen zijn terug te vinden, welke didactische middelen worden gebruikt, hoe wordt dit concreet uitgewerkt in handboeken van de lagere school, wat is de visie van het leerplan wiskunde. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
71
Daarna bekijken we de inhoud van het leerdomein meetkunde. Aan de hand van het leerplan worden inhouden, leerlijnen en de achterliggende visie van het leerplan bestudeerd. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Wolf, A.M., en Vermeersch, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: de natuurlijke getallen. Leuven-Brugge: Acco-KHBO. Van Hijfte, J. (2009). Vakdidactiek wiskunde: meetkunde. Leuven-Brugge: Acco-KHBO. Vlaams Verbond Van Het Katholiek Basisonderwijs. Centrale raad van het katholiek lager en kleuteronderwijs (1998). Wiskunde: leerplan. Brussel: Centrale raad van het katholiek lager en kleuteronderwijs.
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
boek
Acco x x
boek x
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 40 % onderdeel
60 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40 %
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
60 %
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
72
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.12
Agogische vaardigheden 1
Code
BLD-5010.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
12 sessies van 2 uur atelier
Titularis
Sofie Bamelis
Docent(en)
Sofie Bamelis, Stéphanie Finet, Liesbet Dufour en Karen Keppens (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 A1 A2 A3
A4
De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan als teamlid meewerken aan het opbouwen van een positieve interactie met de leerlingen, waarbij hij ook de relatie tussen de leerlingen stimuleert en problemen in de groep bespreekbaar maakt; De leerkracht kan ervoor zorgen dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; De leerkracht kan met respect voor eigenheid en diversiteit, sensitief en inlevend omgaan met de leerlingen; De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leerkracht kan de eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en ermee omgaan met het oog op zelfontplooiing en integratie van de leerlingen; De leerkracht kan het kind stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid en participatie. Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
73
A6
Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken.
D O E L E N -
Eigen kwaliteiten, behoeften en emoties onderkennen en ermee omgaan. Eigen gedachten en gevoelens helder verwoorden. Een gezonde attributiestijl ontwikkelen. Voldoende zelfvertrouwen ontwikkelen als toekomstig leraar. Belang van de waarneming als startpunt van gedrag onderkennen: observaties kunnen onderscheiden van interpretaties. Factoren die onze waarneming beïnvloeden onderkennen. De dragers van de non-verbale communicatie onderkennen. Zich bewust zijn van het effect van eigen non-verbaal gedrag op anderen. Rekening houden met de basisregels voor communicatie. Zicht krijgen op het eigen communicatiegedrag en dit proberen te optimaliseren door oefening. De verschillende niveaus in communicatie herkennen en erop inspelen. Gerichter luisteren, parafraseren en vragen stellen. Beschikken over (taakgerichte en groepsgerichte) vaardigheden die nodig zijn om tot efficiënt samenwerken te komen.
-
I N H O U D „Agogie‟ betekent opvoedings- en vormingswerk, m.n. het beïnvloeden van het sociaal gedrag van personen om te komen tot meer persoonlijk, maatschappelijk en cultureel welzijn. Als leraar zet je je hele persoon in en beïnvloed je ook de hele persoon van het kind. Je moet dan ook méér kunnen dan goed les geven. We starten bij het beeld dat je momenteel hebt van jezelf: de kwaliteiten die je kan inzetten en de werkpunten die je wil onderkennen. Vervolgens gaan we in op je gedrag in een groep, want onderwijzen doe je in een team! Een omvangrijk deel betreft communicatie. Dit doe je tenslotte onophoudelijk, zowel bewust als onbewust, bedoeld als onbedoeld. We bekijken eerst de waarneming van dichterbij, het vertrekpunt van alle communicatie. Daarna gaan we kijken hoe je communiceert met je lichaam: de non-verbale communicatie. We leren hoe je feedback kan geven en ontvangen en het zakelijke aspect van een boodschap wordt uitgediept. O N D E R W I J S V O R M E N -
Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten (logboek) Spelvorm
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Finet, S., Monstrey, A. (2009). Agogische vaardigheden 1. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
74
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling 10 %
logboek
40 % 50 %
evaluatiemethode permanente evaluatie individuele opdracht mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
logboek
40 %
individuele opdracht
60 %
mondeling examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Permanente evaluatie omvat 2 onderdelen: - Verplichte aanwezigheid is voorwaarde om voor dit opleidingsonderdeel te kunnen slagen. Dit omwille van het grote aandeel „inoefenen‟ tijdens de lessen. Voor late starters: late starters maken inhaalopdrachten voor alle gemiste sessies. Voor de sessies die de late starter wel bijwoonde, geldt ook de regeling hieronder. Voor anderen: vanaf 2 gemiste sessies (gewettigd of ongewettigd) moet per gemiste sessie een inhaalopdracht uitgevoerd worden. Er is een maximum van 4 sessies die mogen gemist worden, dit zowel voor late starters als bij (gewettigde of ongewettigde) afwezigheid. Wie niet (meer) aan deze voorwaarden voldoet, kan niet verder deelnemen aan dit vak, ook niet aan het mondeling examen in de eerste , tweede of derde examenperiode. - Actieve participatie: dit wordt beoordeeld volgens een schaal van 1 tot 5 (gebaseerd op de schaal betrokkenheid van Ferre Laevers)
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
75
6.13
Opvoedkunde 1
Code
BLD-5310.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Titularis
Evelien Schyvinck
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
6.13.1
Psychologie en media
Code
BLD-5512.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
12 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Evelien Schyvinck
Docent
Evelien Schyvinck (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.4 1.6 1.7 2 2.1 4 4.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leraar als organisator De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen.
D O E L E N Psychologie: de ontwikkeling van baby tot adolescent Kenmerken bij leerlingen achterhalen die van invloed zijn op leren en onderwijzen. Kennis over de ontwikkeling van kinderen toepassen bij het opmaken van lessen. Rekening houden met de specifieke ontwikkeling van kinderen, specifiek met de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, bij het opmaken van lessen. 76
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten die aangepast zijn aan de leeftijd. Media Media kiezen die het verloop van de lessen beter structureren. De courante leermiddelen op een adequate manier gebruiken zodat ze het leerproces ondersteunen. I N H O U D In het opleidingsonderdeel „psychologie en media‟ staan we stil bij de ontwikkeling van het kind. We vertrekken van enkele inleidende begrippen. We onderzoeken het belang van de ontwikkeling van het kind voor de onderwijspraktijk en bekijken hoe met deze ontwikkeling kan worden omgegaan. Vervolgens overlopen we de verschillende opeenvolgende ontwikkelingsfasen (pasgeborene, baby, peuter, kleuter en lagere schoolkind). Telkens komen ook systematisch de verschillende ontwikkelingsgebieden (de lichamelijke en motorisch ontwikkeling, de perceptuele en tekenontwikkeling, de cognitieve en taalontwikkeling, de sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling, de persoonlijkheids-en morele ontwikkeling, de schoolse en spelontwikkeling) aan bod. Daarnaast bespreken we de volgende media die je kan gebruiken om het leerproces van het kind te ondersteunen: bord, werkblaadjes, digitaal schoolbord en powerpointpresentaties. Het luik „ontwikkelingspsychologie‟ en het luik „media‟ worden aan elkaar gekoppeld in volgende groepsopdracht: presentatie van het hoofdstuk „lagere schoolkind‟. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht: presentatie
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E. en Sierens, E. (2009). Groot worden: De ontwikkeling van baby tot adolescent. Leuven, Lannoo: Campus. Van Hollebeke, T. (2010). Opvoedkunde 1: Psychologie en media. Brugge: KHBO.
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Acco
syllabus
Acco /
77
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling 75 %
25 %
evaluatiemethode schriftelijk examen groepsopdracht en peerassessment
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
75 %
mondeling examen
25 %
groepsopdracht (herwerkt)
B E P A L I N G E N
/
78
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.13.2
Pedagogiek
Code
BLD-5311.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
6 sessies van 1 uur contactonderwijs
Titularis
Evelien Schyvinck
Docent
Stéphanie Finet (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 2 – de leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 4 – de leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. D O E L E N Pedagogische basisregels om een positieve interactie op te bouwen zowel met individuele leerlingen als met de klasgroep kennen en herkennen. Vanuit wetenschappelijke argumenten een eigen visie en werkwijze opbouwen om om te gaan met eisen, straffen en belonen. De opgebouwde pedagogische kennis tegenover de eigen visie op een goede opvoeding plaatsen. De eigen visie verhelderen en kritisch bijsturen waar nodig. I N H O U D In „pedagogiek‟ werken we vooral rond de thema‟s eisen, straffen en belonen. Het boek dat we gebruiken (zie „studiemateriaal‟) is op zoek naar een opvoeding met zo weinig mogelijk pijn en geweld. Straffen is onvermijdelijk, maar ook onaangenaam. Daarom is zo weinig mogelijk straf verkieslijk. Dat is op drie manieren te realiseren: door redelijke eisen aan kinderen te stellen kan ongewenst gedrag – en dus ook straffen – in hoge mate worden vermeden; door het straffen zelf goed aan te pakken, zal uiteindelijk ook minder gestraft hoeven te worden; in het weloverwogen belonen van gedrag worden alternatieven voor het straffen gevonden. Door die drie thema‟s uit te werken, proberen we op een zo praktisch mogelijke manier na te denken over opvoeding. O N D E R W I J S V O R M -
Groepsopdracht Individuele opdracht
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
79
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Driesen, L. (2007). Hoe minder straffen: Een boek over eisen, straffen en belonen voor ouders, leerkrachten en andere opvoeders. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Aanbevolen /
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
0% evaluatiemethode
pedagogiek
50 %
Groepsopdracht(*) en peerassessement
pedagogiek
50 %
individuele opdracht
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
pedagogiek
100 %
individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Verplichte aanwezigheid op: - de databanksessie georganiseerd in samenwerking met de KHBO-bibliotheek - de spreekbeurt van Marijke Bisschop omtrent „Opvoeden in een verwenmaatschappij‟ Afwezigen (gewettigd/ongewettigd), moeten een vervangopdracht maken. ( )
* Wie afwezig is op de startsessie (= les 1) kan niet deelnemen aan de groepsopdracht. Zij krijgen een evenwaardige vervangopdracht ter waarde van 50%.
80
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.14
Didactiek van het lager onderwijs 1
Code
BLD-5110.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
12 sessies van 3 uur contactonderwijs + 2 demolessen
Titularis
Liesbet Dufour
Docent(en) Onderwijstaal
Liesbet Dufour (1LD01-03), Stéphanie Finet (1LD04-08-12), Evelien Schyvinck (1LD9-11) en Karen Keppens (1LD5-7) Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.5 1.7
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. D O E L E N -
De opbouw van een geziene les analyseren door gebruik te maken van een afgesproken analysekader, met name het lesmodel. Zelf eenvoudige lessen opbouwen volgens het lesmodel. De fasen van het lesmodel koppelen aan de componenten van het didactisch model van De Corte. Elementaire didactische principes en leerprincipes herkennen en benoemen. In staat zijn voorbeelden te geven waaruit blijkt dat didactische principes en leerprincipes gerealiseerd worden. Aantonen wat het belang is van een goede inschatting van de beginsituatie van individu en klasgroep voor het verloop van de les. Op een systematische wijze gegevens verzamelen via observatie. De verkregen observatiegegevens noteren, ordenen en interpreteren. Doelstellingen kiezen op basis van handleidingen en leerplannen, waarin de eindtermen vervat zitten. Doelstellingen voor lessen concreet en operationeel formuleren. Op een passende wijze de volgende werkvormen gebruiken: voorlezen, vertellen, uitleg geven, demonstratie, onderwijsleergesprek, klasgesprek, kringgesprek, opdrachten geven, rollenspel, hoekenwerk, contractwerk. Het gebruik van bovengenoemde werkvormen passend verantwoorden. Een werkvorm kiezen, rekening houdend met het beoogde lesdoel.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
81
I N H O U D Vanaf de eerste week zoek je in je eigen stageschool uit hoe onderwijs vandaag werkt. Dit ga je toetsen aan je eigen ervaringen en je eigen onderwijsideeën. Vrij snel zal duidelijk worden dat lessen maken niet zo eenvoudig is. Les geven is veel complexer dan gedacht. Daarom reiken we je een wetenschappelijk kader aan om met een realistische onderwijsbril naar lesgeven te kijken. Daaraan kan je een model koppelen om lessen voor te bereiden. Je richt je aandacht op basisvaardigheden voor de leraar: voorlezen, vertellen, klasgesprek houden, vragen stellen, demonstreren, uitleg geven, opdrachten geven … O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Spelvorm
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bamelis, S. & Dufour, L. (2010). Didactiek 1. Leuven: Acco. (ISBN 9789033471568)
Soort bron boek
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tusseneerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
0%
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
didactiek 1
100%
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
didactiek 1
100%
mondeling examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
82
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.15
Didactisch atelier lager onderwijs
Code
BLD-5111.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
In totaal 50 contacturen verdeeld over verschillende activiteiten
Titularis
Stéphanie Finet (1LD01-1LD12)
Docent(en)
Koen Crul, Céline Goekint, Stéphanie Finet, Liesbet Dufour en Evelien Schyvinck
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2.1 Doelstellingen kiezen op basis van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan, het schoolwerkplan en het pedagogisch project. 1.4.1 De leerinhouden vertalen in opdrachten. 1.4.2 Het verband leggen tussen leerstofonderdelen en tussen leergebieden, zowel horizontaal als verticaal. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.7.1 Rekening houdend met de beginsituatie, en afhankelijk van de belangstelling en het verwerkingsniveau van de leerlingen, motiverende leeromgevingen ontwerpen die een reële kans op betrokkenheid en succesbeleving inhouden. 1.7.2 Leeromgevingen ontwerpen die de mogelijkheid tot allerlei vormen van interactie bieden. 1.9.2 Het eigen proces evalueren met het oog op bijsturing. 2. De leraar als opvoeder 2.1 In overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.2.1 De kennis van de muzische inhouden beheersen en overbrengen. 4. De leraar als organisator 4.1 Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 Een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 5. De leraar als innovator 5.3 Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
83
D O E L E N -
Op een passende wijze de volgende werkvormen gebruiken: voorlezen, vertellen, uitleg geven, demonstratie, onderwijsleergesprek, klassengesprek, kringgesprek en opdrachten geven. Het gebruik van bovenstaande werkvormen passend verantwoorden. Bij het nemen van maatregelen voor een optimaal beheer van de klas, rekening houden met de kinderen. Maatregelen die leiden tot controle, aanhouden van het lestempo, inspelen op de motivatie van de leerlingen of bijdragen tot de duidelijkheid toepassen. De leerplandoelstellingen vertalen in operationele doelen. Verbanden leggen tussen leerstofonderdelen. De visie van het leerplan wereldoriëntatie kunnen verwoorden en illustreren met voorbeelden. Omgevingseducatie en multiperspectiviteit in verband brengen met wereldoriëntatie en het overeenkomstige leerplan. Aantonen dat wereldoriëntatie „beleven‟ is. „Doen‟ en „ervaren‟ zijn sleutelbegrippen. De visie van het leerplan muzische vorming in eigen verwoording kunnen weergeven en dit in concrete activiteiten kunnen vertalen. Het begrip muzische grondhouding kunnen illustreren met eigen ervaringen tijdens de muzische tweedaagse.
I N H O U D Lessen opmaken is één ding. Ze goed geven is een ander paar mouwen. Tijdens het eerste semester gaan we de didactische werkvormen die we in de theorie gezien hebben uittesten in kleine groepen. We zullen lesgeven aan elkaar. Dit heet microteaching. De lessen die we in onze stageklas zullen moeten geven, bereiden we op die manier eerst grondig in de les voor. De voorbereiding van lessen is de basis voor goed lesgeven, maar je hebt ook een arsenaal maatregelen nodig om de klas goed te beheren. Dat bekijken we in het “klasbeheer”. In het tweede semester kan je hierop oefenen naar hartelust. Je zult merken dat er meer dan genoeg maatregelen zijn om uit te proberen. Tijdens het eerste semester ben je op zoek gegaan naar het wat, het waarom, het hoe van onderwijzen. In het tweede semester bouwen we hierop verder door te starten met “didactiek wereldoriëntatie”. Wereldoriëntatie … wat is dat voor iets? Geven we daar natuurkunde, aardrijkskunde en geschiedenis? Op deze vraag zoeken we in eerste instantie een antwoord door het leerplan onder de loep te nemen. Wanneer we dit alles onder de knie hebben, gaan we samen op uitstap (werodag). Op deze uitstap hebben we net zoals in de individuele opdracht aandacht voor omgevingseducatie. Hiernaast komt ook het „beleven‟ van wereldoriëntatie, de visie van het leerplan en de multiperspectiviteit aan bod. “Didactiek muzische vorming” bestaat uit drie onderdelen: een muzische stage (1ste semester), een verwerkingsdag en een theoretische omkadering (2 de semester). De muzische stage is een tweedaagse begeleid door de docenten muzische vorming en zZmogh vzw.Je werkt op eigen niveau aan je muzische grondhouding en allerlei basisvaardigheden. Je wordt in de verschillende sessies gestuurd, begeleid en uitgedaagd om jezelf muzisch te uiten. Je leert samenwerken met de medestudenten, verbaal en non-verbaal communiceren, creatief werken, stem gebruiken, genieten van het muzisch werken, respectvol omgaan met elkaars werk … De muzische tweedaagse begint met een startmoment. Daarna verken je de verschillende domeinen op eigen niveau en eindig je met een toonmoment. Op de verwerkingsdag krijg je een didactische omkadering van het thema van de thuisstage. In de verschillende muzische domeinen beleef je een voorbeeldactiviteit die je kan uitproberen op stage. Hierbij maken we linken met de leerplannen. Je leert in de praktijk hoe je muzische vorming in de klas kan aanbrengen en stimuleren. Je merkt hoe je een rol kan spelen in het muzische ontwikkelingsproces van de leerlingen, zowel op gebied van kennis en vaardigheden als op attitudinaal vlak. 84
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De theoretische achtergrond behandelt de eigenheid van muzische vorming, de krachtlijnen van het leerplan, beschouwen en creëren, hoe je creativiteit kan stimuleren en het concept van een muzische activiteit. Aan dit onderdeel is een groepsopdracht verbonden. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Redant, G. (1999). Doeltreffend klasbeheer. Effectief omgaan met de klasgroep. Leuven: Garant. ISBN 90-441-1797-1 Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs. (1998). Leerplan Wereldoriëntatie. Brussel: Licap. Finet, S. (2010). Didactisch atelier lager onderwijs: didactiek wereldoriëntatie. Onuitgegeven syllabus lager onderwijs. Brugge: KHBO, departement lerarenopleiding. Algemeen leerplan muzische opvoeding, VVKBaO, 1999. Losbladig lesmateriaal beschikbaar op Toledo.
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
leerplan Toledo boek
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
Onderdeel
procentuele verdeling
Microteaching
17 %
Klasbeheer
17 %
Didactiek wereldoriëntatie
33 %
Didactiek muzische vorming
33 %
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
evaluatiemethode Permanente evaluatie + Individuele opdracht Permanente evaluatie + Individuele opdracht Individuele opdracht en deelname aan de werodag Permanente evaluatie en groepsopdracht
85
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Microteaching en klasbeheer
34 %
Individuele opdracht
Didactiek wereldoriëntatie
33 %
Individuele opdracht
Didactiek muzische vorming
33 %
Individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Microteaching en klasbeheer: permanente evaluatie omvat 2 onderdelen: -
Verplichte aanwezigheid is voorwaarde om voor dit opleidingsonderdeel geëvalueerd te kunnen worden. Dit omwille van het grote aandeel „inoefenen‟ tijdens de lessen. Voor late starters: late starters maken inhaalopdrachten voor alle gemiste sessies. Voor anderen: wie een sessie niet bijwoonde (gewettigd of ongewettigd) moet per gemiste sessie een inhaalopdracht uitvoeren alvorens geëvalueerd te kunnen worden voor dit onderdeel.
-
Actieve participatie: dit wordt beoordeeld volgens een schaal van 1 tot 5 (gebaseerd op de schaal betrokkenheid van Ferre Laevers)
Didactiek wereldoriëntatie: aanwezigheid op de werodag is verplicht. Wie afwezig is (gewettigd/ongewettigd) moet een vervangopdracht uitvoeren. Didactiek muzische vorming: aanwezigheid op de muzische tweedaagsen en de verwerkingsdag is verplicht (permanente evaluatie), wie afwezig is, voert een vervangopdracht uit.
86
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.16
Muzische vorming: beeldopvoeding 1
Code
BLD-8610.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
24 sessies van 1 uur contactonderwijs
Titularis
Hilde Michiels
Docent
Hilde Michiels (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.2.3 Met het oog op het kiezen en formuleren van doelstellingen, leerlijnen in leerboeken en het leerplan in kwestie herkennen. 1.2.6 Doelstellingen concreet en operationeel formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5.1 Aangepaste werkvormen kiezen en afstemmen op de doelstellingen. 1.7.7 De leerlingen laten nadenken over hun leerproces. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. De leraar als inhoudelijk expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3.2 Het eigen aanbod situeren binnen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en binnen een leerplan. D O E L E N -
De resultaten van kinderen bespreken op basis van bepaalde criteria. Beseffen dat beeldopvoeding een opvoedkundige waarde heeft en dat het bijdraagt tot de totale persoonlijkheidsvorming. De inhoud van de termen (lijn – vorm – kleur – ruimte – compositie - licht) kennen en kunnen toepassen. De mogelijkheden van de techniek potlood – plakkaatverf – collage kennen en kunnen toepassen. Door het bespreken van eigen werk de specifieke beeldtaal leren gebruiken. De ontwikkeling van beschouwen in de lagere school kennen en kunnen toepassen. De ontwikkeling van het creëren in de lagere school kennen en kunnen toepassen. Op een creatieve manier opgaven van beeldopvoeding uitwerken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
87
-
Op een creatieve manier meedenken over de inhoud van het vak beeldopvoeding in de lagere school. Doelstellingen kiezen en formuleren. Leerinhouden en leerervaringen vertalen in zinvolle opdrachten die aansluiten bij de leefwereld en motivatie van de kinderen. Een les beeldopvoeding didactisch organiseren volgens de vijf basisprincipes uit het leerplan. Het maken van een goede lesvoorbereiding staat centraal.
-
I N H O U D Semester 1 Je onderzoekt wat het nut en de motivatie is van de lessen beeldopvoeding zowel in de lagere school als in je eigen leefwereld. Wat kan beeldopvoeding betekenen in jouw totale persoonlijkheidsvorming en die van de leerlingen. Met je studiegenoten wordt er naar concrete situaties gezocht om het belang van beeldopvoeding te verduidelijken en te bevestigen. Centraal in de lessen staat de wisselwerking tussen beschouwen en creëren, met de visie die daarmee samengaat. Deze visie zal als een rode draad doorheen de drie studiejaren lopen. Beschouwen betekent: waarnemen, gericht kijken, vergelijken, indrukken ondergaan, kritisch kijken, reflecteren … Creëren betekent: tekenen, schilderen, maken, exploreren, gericht experimenteren, oefenen, met verschillende technieken en materialen. Dit wordt concreet vertaald in het maken van opgaven met een beeldend karakter. Semester 2 Naast het uitwerken van opdrachten komt hier nog de theorie bij van het maken van goede lesvoorbereidingen. O N D E R W I J S V O R M -
-
Hoorcollege Individuele opdrachten een map uitwerken; verwerkingsopdrachten afwerken; opdrachten om buiten lesverband zelfstandig te realiseren (zie takenblad). Onderwijsleergesprek – ateliergesprek
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO (1999). Leerplan: Muzische opvoeding – deelleerplan beeldopvoeding. Brussel. Losbladig lesmateriaal: aanvullende nota‟s zijn ter beschikking via Toledo. Aanbevolen /
88
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel Theorie: open- en gesloten boek verwerkingsopdrachten map
procentuele verdeling
evaluatiemethode
34 %
schriftelijk examen
33 % 33 %
individuele opdracht individuele opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
Theorie: open- en gesloten boek
34 %
schriftelijk examen
verwerkingsopdrachten
33 %
individuele opdracht
map
33 %
individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
De verwerkingsopdrachten worden in de les gestart en thuis afgewerkt. Er is een permanente evaluatie tijdens het academiejaar. Opgaven die enkel thuis uitgewerkt worden of alleen op het einde van het academiejaar aangeboden worden, worden geweigerd en dus niet geëvalueerd.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
89
6.17
Bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek
Code
BLD-8710.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1+2
Studiepunten
3
Titularis
Brigitte Grillet
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar. Mogelijk
Examencontract 6.17.1
Bewegingsopvoeding 1
Code
BLD-8711.O1-j1
Semester
1+2
Studiepunten
2
Contacturen
12 sessies van 1,5 uur contactonderwijs (inbegrepen 1 demoles)
Titularis
Brigitte Grillet
Docent(en)
Brigitte Grillet (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S Semester 1 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1.1 De student kan in overleg van de ervaren mentor de individuele kindkenmerken achterhalen 1.3.1 De student kan een zinvolle keuze uit een spelopdracht maken 1.7.5 De student speelt adequaat in op wat zich voordoet 1.11 De student verzorgt zijn taalgebruik 2. De leraar als opvoeder 2.1.1 De student kan een gezellig sportief klimaat creëren waarin je de leerlingen positief aanmoedigt en de relatie tussen de leerlingen stimuleert 2.1.2 De student zorgt ervoor dat de kinderen zich veilig en gewaardeerd voelen 2.6 De student bevordert de fysieke gezondheid van de kinderen 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1 De student beheerst de basiskennis van het spel en het zwemmen Attitudes A1. Beslissingsvermogen. A7. Verantwoordelijkheidszin. Semester 2 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1.1 De student kan in overleg van de ervaren mentor de individuele kindkenmerken achterhalen 90
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
1.2.2/1.2.6 1.3/1.4 1.5
De student kan de doelstellingen kiezen en concreet formuleren De student kan de leerinhouden selecteren De student kan aangepaste werkvormen kiezen, een goede timing bepalen en een krachtige spelomgeving creëren 1.9 De student kan het spel evalueren en reflecteren met het oog op bijsturing 1.7.5 De student kan adequaat inspelen op wat zich voordoet 2. De leraar als opvoeder 2.1.1 De student stimuleert het samenspel op elk moment van de les 2.1.2 De student zorgt ervoor dat de leerlingen zich veilig voelen 2.1.3 De student geeft positieve bevestiging 2.5 De student kan rustig blijven bij ongepast gedrag en reageert op een pedagogische manier 2.6 De student kan een fysieke gezondheid van de leerlingen bevorderen 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1 De student beheerst de leerinhoud van het spel en het zwemmen (). 3.2.1 De student past de spelreglementen flexibel aan aan de situatie (). 4. De leraar als organisator De student hanteert eenvoudige didactische tips bij het uitdelen van materialen, bij het gebruik van de ruimte en het speloverzicht. 4.2.2 De student respecteert de timing van elk spel en past aan indien nodig 4.4. De student controleert het materiaal op veiligheid Attitudes A2. Relationele gerichtheid. A3. Kritische ingesteldheid. A4. Leergierigheid. A5. Organisatievermogen. A7. Verantwoordelijkheidszin. D O E L E N De student kan adequaat een spelles organiseren en begeleiden zodat de kinderen plezier beleven. I N H O U D Semester 1 Het academiejaar starten we met het domein van de spelen omdat „samen spelen‟ veel mogelijkheden biedt om zowel verbaal als non-verbaal contact te maken met kinderen. Spelen is de belangrijkste activiteit binnen de wereld van de kinderen. Bij samen spelen kan je kinderen sociale waarden voorleven en hen respectvol leren omgaan met elkaar. Als leraar is het ook belangrijk dat je kunt zwemmen. Je bent verantwoordelijk voor de veiligheid van de kinderen. Het begeleiden van de zwemlessen behoort ook tot je takenpakket. Zelf volledig watergewend zijn en ontspannen in het water kunnen voortbewegen zijn een ultieme basis voor een goede begeleiding. Semester 2 In het eerste semester leerde je het spel uitleggen, opstarten en begeleiden in de praktijkzaal. Deze ervaring is je vertrekpunt om een volledige bewegingsles voor een groep kinderen op thuisstage te organiseren. In een creatieve groepsopdracht probeer je een gezelschapsspel om te vormen tot een bewegingsspel in de zaal of buiten. Via samenwerking en communicatie met de medestudenten kom je tot een groot spel, dat later heel regelmatig tot je takenpakket zal behoren. Verder oefenen aan je eigen zwemvaardigheden blijft een must. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege :aantal praktijklessen sporthal en zwembad Stage (SVS).
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
91
-
Individuele opdracht: 1 spel voorbereiden
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Grillet, B. Theorie van de bewegingsopvoeding, het domein van de spelen, domein van het zwemmen. Brugge: KHBO. Aanbevolen /
Soort bron
Acco x
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
(1)
40 %
Individuele opdracht + permanente evaluatie
60 %
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
bewegingsopvoeding
40% 60%
Opdracht hermaken schriftelijk examen
B I J Z O N D E R E -
92
B E P A L I N G E N
De opdracht tijdig indienen Permanente evaluatie: actieve aanwezigheid in sportieve kledij en looptest van 12 minuten. SVS-stage
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.17.2
Schrijfmotoriek
Code
BLD-8712.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
12 sessies van 1 uur atelier
Titularis
Brigitte Grillet
Docent(en)
Hilde Michiels (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De 1.2 1.2.6 2. De 2.6.4 3. De 3.1 3.2
leerkracht als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. Doelstellingen concreet en operationeel formuleren. leraar als opvoeder Zorg dragen voor het algemeen welbevinden van de leerlingen. leraar als inhoudelijk expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier.
D O E L E N -
De verschillen tussen de verschillende gangbare methodes in verband met schrift in de lagere school kennen en kunnen toepassen. Het methodisch schrift kunnen schrijven, zowel op het bord als op papier. Doelstellingen kiezen en formuleren voor het vak schrift. Weten wat een goede schrijfmethode inhoud. Weten wat een goede schrijfhouding en een goede penhouding is. Een les methodisch schrift kunnen geven.
I N H O U D Het vak schrift en schrijfmotoriek bestaat uit twee delen: een theoretisch en een praktisch deel. 1. Inhoud van het schrijven Schrijfmotoriek – zithouding – pengreep. Wat is een goede schrijfmethode – voorbeelden van verschillende schrijfmethodes onderzoeken. Linkshandigheid. Bestuderen leerplan. 2. De inhoud van het praktische deel is het volgende Je leert het methodisch schrift volgens de methode Moeyaert en D‟Haese omdat dit de twee meest gangbare methodes zijn die in de lagere scholen van West-en Oost Vlaanderen aan bod komen. Je oefent deze twee methodes zodat je ze zelf bezit en kan toepassen. Wekelijks oefen je bordschrift. Je leert een les schrift opmaken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
93
O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Praktijk (inoefenen van letterfamilies – inoefenen van woorden en zinnen – hoofdletters leren schrijven om tenslotte te komen tot het schrijven van een doorlopende tekst. Bordschrift oefenen) S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht M. Litière. Mijn kind leert schrijven. Tielt: Lannoo. Oefenblaadjes samengesteld door N. Le Bacq. Aanbevolen /
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20%
Schriftelijk examen
40%
praktijkexamen
40%
praktijkexamen
theorie schrijftest Schrijftest bordschrift Schrijftest methodisch schrift
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
theorie
20%
Schriftelijk examen
Schrijftest bordschrift
40%
praktijkexamen
Schrijftest methodisch schrift
40%
praktijkexamen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
94
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.18
Muzische vorming : muzikale opvoeding en expressie
Code
BLD-8910.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
5
Titularis
Stefan Dewitte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
6.18.1
Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1
Code
BLD-8512.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
12 sessies van 1,5 uur contactonderwijs (inbegrepen 1 demoles)
Titularis
Stefan Dewitte
Docent(en)
Koen Crul (1LD01-1LD12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.3 1.5 1.11 2 2.3 2.6 3 3.1
4 4.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. De leraar als opvoeder De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) volgen. De leraar als organisator De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
95
4.2 5 5.3 A5 A6 A8
De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
D O E L E N -
De eigenheid (de drie basiselementen) van drama en dans kunnen aangeven Een drama- en dansopdracht kunnen formuleren vanuit een materiaal De begrippen „dramatische situatie‟ en „bewegings- en belevingsimpuls‟ kunnen illustreren en het nut van bewegingswoorden. Een dans/theaterstukje kunnen opmaken rekening houdend met de drie basiselementen van drama en dans. voorbeelden kunnen geven van interessante activiteiten voor leerlingen van de lagere school.
-
I N H O U D Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 bestaat uit twee onderdelen: in een eerste deel ontdek je wat drama en dans is en ervaar je op eigen niveau hoe de verschillende elementen van dramatisch spel en bewegingsexpressie op elkaar kunnen inspelen. In beide domeinen staan samenwerken en het genieten van creatief werken met het lichaam (en stem) centraal. In dramatisch spel leer je spontaan spelen, werk je aan durf, verbeelding en stemgebruik. Door allerlei creatieve oefeningen bevorder je de eigen dramavaardigheden. In bewegingsexpressie onderzoek je de uitdrukkingsmogelijkheden van je lichaam, verken je de drie basisdimensies tijd, kracht en ruimte. Je krijgt aanzetten tot spontaan bewegen en plezier te beleven aan creatief bewegen. In het tweede deel komen diverse muzische bewegings- en drama-activiteiten aan bod waarin thema‟s, materialen en werkvormen vertaald worden in boeiende opdrachten die je met leerlingen uit het lager onderwijs kan uitvoeren. De didactiek van muzisch werken komen in deze activiteiten uitdrukkelijk aan bod. Op het einde van de lessenreeks ben je in staat om een les uit een boek of handleiding aan te passen naar de concrete klaspraktijk. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdrachten (zie verder).
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Crul, K. (2010) Dramatisch spel en bewegingsexpessie 1. Leuven: Acco VVKBaO. (1999). Leerplan muzische opvoeding, Algemeen deel. Brussel: VVKBaO.
96
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
0% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
permanente evaluatie
50 %
individuele opdrachten
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
herwerking van de opdrachten
50 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Permanente evaluatie bestaat uit aanwezigheid en actieve participatie. Tijdens de lessen wordt gewerkt met activerende werkvormen. De opdracht wordt ingeleverd tijdens de laatste les.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
97
6.18.2
Muzikale opvoeding 1
Code
BLD-8911.O2-j1
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
24 sessies van 1 uur contactonderwijs en 1 demoles
Titularis
Stefan Dewitte
Docent(en)
Stefan Dewitte (1LD01-12)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.3 de leerkracht kan de leerinhouden/leerervaringen selecteren 1.11 de leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in het Standaardnederlands 2 De leraar als opvoeder 2.3 de leerkracht kan door attitudevorming lerenden op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden; 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1. de leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden (een korte activiteit in de klas leiden op basis van body percussion, lessen ‘luisteren naar muziek’, + aanzet voor een liedles) 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden (lesactiviteiten: luisteren naar muziek, liedles) 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.3 de eigen klaspraktijk vernieuwen op basis van nascholing, eigen ervaring en creativiteit D O E L E N Semester 1 Kinderlied – werken aan eigen zangniveau: De student overwint de drempelvrees om (alleen een lied) te zingen. De student kan de begintoon van een lied overnemen van een melodie-instrument. De student kan toon houden bij het zingen. De student kan individueel en a capella een (kinder)lied juist en expressief zingen. De student start met het opbouwen van een repertorium kinderliederen. Blokfluit of een ander melodie-instrument: De student kan de noten binnen de tessituur re‟ tot la” met fa kruis en si mol spelen. De student kan een eenvoudig speelstuk of lied ontcijferen en uitvoeren. De student kan de begintoon van een lied zelfstandig opgeven (en vocaal overnemen). Muziektheorie – noten lezen: De student krijgt inzicht in de structuren van ritmes en maatsoorten, dynamische tekens en andere theoretische termen, nodig voor het uitvoeren van eenvoudige liederen en speelstukken. De student raakt vertrouwd met een aantal termen uit het muziekjargon. De student kan eenvoudige teksten ritmeren. De student kan eenvoudige ritmes uitvoeren. 98
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Muziekdidactiek: De student kent de diverse domeinen van de muzikale beleving. De student kan eenvoudige werkvormen hanteren i.v.m. luisteren naar muziek en i.v.m. body percussion. Semester 2 Muziektheorie: De student verkent verder de wondere wereld van noten, partituren, muziekinstrumenten ... en dit in functie van de praktijk en didactiek. Hij/zij bouwt hierbij verder op de kennis aangeleerd in semester 1. Deze kennis wordt ontwikkeld en verfijnd. Muziekpraktijk: De student bouwt het liedrepertoire uit tot een evenwichtig geheel van 30 liederen voor de basisschool en, indien er tijd en ruimte is, op eigen niveau. De student werkt verder aan de eigen vaardigheden, aangeleerd in het eerste semester. De student leert op blokfluit nieuwe noten spelen (van do‟ tot re‟‟, nu ook met si b erbij). Muziekdidactiek: De student komt alles te weten over „luisteren‟ en „luisteren naar muziek‟. Wat is een goede luisterhouding? Welke muziek komt in aanmerking? Hoe vertaal je dat naar concrete lesuitwerkingen. De student leert lessen op te bouwen rond luisteren naar muziek, leert hoe je op een aangename en actieve manier kinderen kan leren luisteren naar muziek. Daarvoor kan de student zich baseren op elementen aangereikt in het eerste semester en op een aantal nieuwe werkvormen. De student krijgt inzicht in de globale leerlijnen muziek alsook een eerste aanzet (zie ook didactisch atelier) over de integratie van de diverse muzische domeinen. I N H O U D Semester 1 In het eerste semester tracht je een beeld te krijgen van je eigen muzikale identiteit en bouw je die verder uit of begin je die op te bouwen. Je zoekt ook naar een manier om zo eenvoudig mogelijk een brug te slaan tussen je muzikale beleving en die van kinderen in de basisschool. Het is ook belangrijk dat je leert genieten van het musiceren. Er wordt in dit eerste semester een muzikale basis opgebouwd die tijdens de volgende semesters verder zal worden uitgediept. Je zal in staat moeten zijn om een eenvoudige partituur (vb. van een liedje) zelfstandig te kunnen lezen en te verwerken. Daarvoor is het nodig de (internationale) muziektaal te leren beheersen: notatie van ritme, toonhoogte ... Je krijgt een beperkte muziektheoretische basis mee, de noodzakelijke achtergrond om met kennis van zaken over muziek te spreken en te genieten. We zullen ook vaak „muziek maken‟. Dat betekent dat je kunt zingen, een melodieinstrument kunt bespelen (blokfluit, dwarsfluit, viool ... ) en geleidelijk aan een gevarieerd liedrepertoire samenstelt voor gebruik in de basisschool. Dit alles komt ruimschoots aan bod in de lessen maar het inoefenen (iedereen heeft daarvoor immers een eigen tempo) dient individueel te gebeuren. Op vlak van muziekdidactiek bestudeer je in het eerste semester vooral activiteiten i.v.m. ritmische vorming. Dit wil concreet zeggen dat kennis maakt met tal van activiteiten die je in de lespraktijk kan gebruiken. Semester 2 Na de onderdompeling in de wereld van het (beginnend) musiceren, tracht je in dit tweede semester te komen tot een volledig uitgewerkte muziekles voor de lagere school. Hiervoor baseer je je op de ritmische vaardigheden die je geleerd hebt in semester 1 en op de didactiek „muziek beluisteren‟. Deze lessen kunnen dan ook in de praktijk worden gebracht tijdens de stage. Naast dit didactische aspect, bouw je natuurlijk verder aan je eigen muzikale vaardigheden.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
99
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdracht (opbouw eigen liedrepertoire) Coöperatieve werkvormen
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Stichting ter bevordering van de muzikale vorming. Liedboek Eigenwijs. (vernieuwde 2de editie). (ISBN 9 789080 497160 – CD-rom is niet verplicht). Christiaens A., Lasure J., Dewitte S., Oefeningen, een zelfstudiepakket.
Soort bron boek zelfstudiepakket, Toledo syllabus
Dewitte S., Syllabus muzische vorming 1: Muziektheorie. Leuven: Acco Syllabus muzische vorming 1: Muzikale opvoeding Dewitte S., Syllabus muzische vorming 1: Luisteren naar muziek Blokfluit of een ander melodie-instrument.
syllabus Toledo
Acco
x x
vakmateriaal
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode
onderdeel praktijk
20 % procentuele verdeling 20 %
evaluatiemethode praktijk examen
80 % procentuele verdeling
onderdeel praktijk
40 %
theorie/didactiek
40 %
evaluatiemethode praktijk examen schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
theorie/didactiek
40 %
schriftelijk examen
praktijk
60 %
praktijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Muziek: ingangsproef waarbij EVC/EVK kan aangetoond worden.
100
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.19
Stage: lager onderwijs 1
Code
BLD-9710.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1+2
Studiepunten
5
Titularis
Lieve Lootens
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De concrete doelen voor de stage worden gekoppeld aan de basiscompetenties van de leraar. Van eerstejaarsstudenten verwachten wij dat zij op het einde van het jaar voor de verschillende competenties niveau 1 halen zoals uitgeschreven in de Stageleerlijn BALO (zie bijlage praktijkgids). D O E L E N Observatiestage: Deze stage heeft twee luiken: - Enerzijds moet de student heel wat observeren in de stageklassen, om zicht te krijgen op het reilen en zeilen van die klassen. - Anderzijds observeert de student ook geregeld een demonstratieles en bespreekt die onder leiding van de docent didactiek en/of de vakdocent. - De studenten zijn in staat een didactische activiteit van beperkte duur, een les of een specifieke klassituatie gericht en precies te observeren om van daaruit gegevens aan te brengen voor een kritische groepsbespreking onder leiding van de docent. - Ze kunnen een kwaliteitsvol verslag maken van een geobserveerde activiteit of les én van de groepsbespreking. Ze schrijven hierbij adequaat Nederlands. Participerende stage: - De student voert taken uit in de lagere school samen met de stagementor. - De studenten kunnen bepaalde specifieke activiteiten (geen lessen) alleen of samen met de stagementor uitvoeren. Doestage: - De student zelf leidt de activiteit. Dit kan evolueren van “werken met een groep” en “geven van een oefenmoment” naar respectievelijk “werken met een klas” en “geven van een volledige les/activiteit”. De doestage vindt plaats zowel in scholen die dicht bij het opleidingsinstituut gelegen zijn (dit zijn de „oefenlessen‟), als in een school in de eigen woonstreek (thuisstage).
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
101
-
Van eerstejaarsstudenten verwachten wij dat zij op het einde van het jaar voor de verschillende competenties niveau 1 halen zoals uitgeschreven in de Stageleerlijn BALO (zie bijlage 13 praktijkgids 1 BALO).
I N H O U D Het opzet van de didactische stage in het eerste jaar van de opleiding situeert zich op verschillende vlakken. Voor de aspirant-leraar is het enerzijds belangrijk zo vlug mogelijk het eigen werkveld (de school, klas, doelgroep: leerlingen) te verkennen. Anderzijds wil de aspirant-leraar ook ervaren of zijn beroepsverwachtingen beantwoorden aan de realiteit en aan de eigen beroepsmogelijkheden. Daarom krijgt hij vlug de kans om met een klas om te gaan, om een inhoud uit te werken voor de eigen doelgroep, om verworven pedagogisch-didactische inzichten toe te passen. S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids 1 BALO. Aanbevolen /
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
De beoordeling van de stage gebeurt via permanente evaluatie. Bij iedere les/activiteit hoort een geschreven evaluatieformulier en doorgaans ook een begeleidingsgesprek hetzij door een docent van de hogeschool, hetzij door de mentor. In maart wordt de stage door het docententeam tussentijds beoordeeld en met de student besproken in een beoordelingsgesprek. Op het stagerapport komt enkel de quotatie voldoende of onvoldoende Het tussentijdse resultaat kan enkel onvoldoende of voldoende zijn. Er wordt geen cijferscore toegekend. Het is een aanwijzing en geen definitief resultaat. Het is een indicatie voor het competentieniveau in “Stage 1”. We verwachten dat je het bereikte niveau tijdens de rest van de stages minimaal blijft aanhouden en verder doorgroeit.
102
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Het eindresultaat wordt weergegeven door een cijfer op 20. De cijfers worden toegekend op de (praktijk-)deliberatie en staan vermeld op het rapport, samen met de cijfers van de andere opleidingsonderdelen. Een tussentijdse score „voldoende‟ kan leiden tot een „onvoldoende‟ als eindscore (< 20). Dat kan als je het bereikte niveau tussentijds niet bevestigt en niet verder groeit. De evaluatie gebeurt op basis van allerlei documenten m.b.t. de stage van de studenten: zelfreflectie, stagemap, verslagen van docenten, van stagementoren, eventueel van directies van stagescholen … Bij de beoordeling wordt nagegaan in hoeverre de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een globale afweging en niet om een optelsom van deelprestaties. De klemtoon bij de eindevaluatie ligt op de volgende rubrieken: - verantwoordelijkheidszin; - contact (dynamiek, betrokkenheid):de leraar als opvoeder; - verzorgd en correct taalgebruik; - juistheid van de gegeven inhoud en/ of correct gehanteerde vaardigheid: de leraar als inhoudelijk expert; - de leraar als organisator: klasmanagement.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
103
7
Opleidingsprogramma- tweede opleidingsfase
Opleidingsprogramma 2011-2012 Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (tweede opleidingsfase) OPLEIDINGSONDERDELEN katholieke godsdienst 2 - vakdidactiek godsdienst - spiritualiteit Frans 2 wereldoriëntatie 2 - wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2 - wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 - wereldoriëntatie: mens en tijd 2 - wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 Nederlands 2 wiskunde 2 agogische vaardigheden 2 opvoedkunde 2 didactiek van het lager onderwijs 2 - didactiek 2 - digitale didactiek leerprocessen en evaluatie muzische vorming en bewegingsopvoeding: lesopbouw muzische vorming en bewegingsopvoeding: integratie stage: lager onderwijs 2
104
Studiepunten 4 3 1 3 9 2 2 2 3 6 4 3 3 5 3 2 4 4
Code BLD-1120.S2-s1 BLD-5621.O1-s1 BLD-1122.O2-s1 BLD-2220.E0-s2 BLD-1920.S4-j1 BLD-1921.O1-j1 BLD-1922.O2-s2 BLD-1923.O3-s1 BLD-1924.O4-j1 BLD-2320.E0-j1 BLD-3720.E0-j1 BLD-5020.E0-j1 BLD-5320.E0-j1 BLD-5120.S2-s1 BLD-5121.O1-s1 BLD-5124.O2-s1 BLD-5123.E0-s2 BLD-9020.E0-s1
4
BLD-9021.E0-s2
11
BLD-9720.E0-j1
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
105
8
Opleidingsonderdelen
8.1
Katholieke godsdienst 2
Code
BLD-1120.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
4
Titularis
Jan De Vriese
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
8.1.1
Vakdidactiek godsdienst
Code
BLD-5621.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
9 sessies van 2,5 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Jan De Vriese
Docent(en)
Jan De Vriese (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2 2.1 2.2 2.3 2.4
106
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De student kan: algemene kenmerken van de beginsituatie van kinderen en de leerlingengroep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen; zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G.; bij een opgegeven lesonderwerp passende doelen selecteren; leerinhouden structureren en vertalen in eenvoudige opdrachten; de leerinhoud vertalen in concrete voorbeelden die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen en de actualiteit; verschillende wijzen van navertellen van Bijbelverhalen hanteren; diverse dramavormen aanwenden in de klaspraktijk; didactisch verantwoorde beeldmateriaal selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met Bijbelverhalen; een aantrekkelijk werkblad opmaken; een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn/haar keuze motiveren; collega‟s gefundeerd advies geven i.v.m. de selectie van een verantwoorde kinderbijbel; relevante leerinhouden en zinvolle verwerkingssuggesties selecteren die aansluiten bij de sterke tijden in het jaar en rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen; leerlingen inwijden in het ritme van het kerkelijk jaar; kan een aantal oude begrippen (o.a. vasten/boeten) zinvol naar kinderen doorvertalen. 2. De leraar als opvoeder De student kan/heeft: - elementen opsporen en benoemen die het basisvertrouwen van leerlingen remmen of stimuleren; - een veilige klassfeer creëren waarin leerlingen hun eigen verhaal durven vertellen; - oog voor het levensverhaal van elke individuele leerling; - oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van opdrachten en werkvormen; - kinderen de waarde van bijbelverhalen leren kennen en de relevantie van de boodschap voor het dagdagelijks omgaan met elkaar; - onderliggende groepsmechanismen benoemen en ontmaskeren. 3. De leraar als inhoudelijk expert De student kan: - de krachtlijnen uit het leven van Jezus toelichten; - onbewuste mechanismen die de menselijke relaties sturen bespreken en illustreren met voorbeelden; - verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren. De student: Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
107
-
beheerst de basiskennis i.v.m. bijbelverhalen uit het Tweede Testament. Dit impliceert dat hij/zij: de grote verhaallijnen kent, verhalen kan situeren in hun ontstaanscontext, a.d.h.v. bijbelse leessleutels de boodschap van het verhaal (deels) op het spoor kan komen; - beheerst de basiskennis i.v.m. liturgisch en kerkelijk jaar; - heeft weet van de voorchristelijke achtergronden van christelijke feesten; - kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten toelichten; - kan liturgische feesten situeren t.o.v. het optreden van Jezus. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker De student: kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen; kan een genuanceerde mening geven over bestaande handleidingen godsdienst rekening houdend met verschillende criteria; heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s. 10. De leraar als cultuurparticipant De student: toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving; toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagelijks) leven beïnvloeden. I N H O U D In de eerste opleidingsfase leerde je hoe je stap voor stap de ruwbouw van een godsdienstles construeert. In deze opleidingsfase verfijnen we die ruwbouw. De recente (Vlaamse) leermiddelen bieden ons heel wat interessant materiaal. We leren er kritisch gebruik van maken. In deze opleidingsfase worstelen we ons ook weer door een stuk leerinhoud: we verkennen de wereld van het tweede testament. Door het uitdiepen van enkele verhalen - die ook in de lagere school aan bod komen - leren we Jezus‟ optreden als profeet en wonderdoener en ook zijn houding van geweldloze weerbaarheid beter te begrijpen. We proberen de code van die oude verhalen te kraken om ze vervolgens naar kinderen toe door te vertalen. We leggen ook regelmatig de link tussen het leven van Jezus en het kerkelijk jaar, een thema dat ook in het lager onderwijs frequent aan de orde is. O N D E R W I J S V O R M -
hoorcollege groepsopdracht individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Verdonck, G. (2010). Syllabus Katholieke Godsdienst 2. Brugge: KHBO. Ter Linden, N. (2006). Koning op een ezel. Verhalen uit het Nieuwe Testament. Amsterdam: uitgeverij Balans. Losbladig lesmateriaal
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
108
boek
Acco x x
toledo Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 100 % examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
109
8.1.2
Spiritualiteit
Code
BLD-1122.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 1,5 uur atelier
Titularis
Jan De Vriese
Docent(en)
Jan De Vriese (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. D O E L E N 10. De leraar als cultuurparticipant De student: - toont interesse voor sporen van levensbeschouwing in de hedendaagse samenleving; - toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden; - is bereid het gesprek over levensbeschouwelijke vragen met collega‟s aan te gaan. I N H O U D De mens is een wezen op zoek naar zin. In het verlengde van het opleidingsonderdeel Religie, zingeving en levensbeschouwing word je tijdens deze onderwijsleeractiviteit uitgenodigd om (1) stil te staan bij gebeurtenissen, ervaringen … die je confronteren met de zin of zinloosheid van het bestaan en (2) over deze vragen en de mogelijke antwoorden –of de afwezigheid ervan- in gesprek te gaan met medestudenten. Het vak R.K. godsdienst in de lagere school vertrekt van de zinvragen die bij kinderen leven. Om voeling te hebben met die expliciete en impliciete zinvragen bij kinderen is het van belang dat we ook onszelf bewust worden van de veelheid aan zinvragen waar wij dagelijks mee geconfronteerd worden. Enkele van die vragen proberen we te expliciteren. Niet alleen het oplijsten van, maar ook het zoeken naar een mogelijk antwoord vormt een grote uitdaging. O N D E R W I J S V O R M -
Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
110
Soort bron /
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
groepsopdracht
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
individuele opdracht
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
111
8.2
Frans 2
Code
BLD-2220.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidings7fase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
6 weken aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent(en)
Leen Van Craesbeek (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De 1.1 1.2 1.4
leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5.4 De leerkracht kan zijn aanpak differentiëren als dat nodig is. 1.6.1 De leerkracht kan informatie over leermiddelen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen. 1.6.2 De leerkracht kan indien nodig de leermiddelen aanpassen. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1.2 De leerkracht kan in het Frans voor de vaardigheden lezen en schrijven functioneren op een sterk B1-niveau en voor de vaardigheden luisteren en spreken op B2-niveau. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid aanwenden op een geïntegreerde manier. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1. De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op het culturele domein. A3
kritische ingesteldheid Bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Een lessenreeks Frans opbouwen, rekening houdend met de eisen van de eindtermen en van het leerplan 112
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
In deze lessen iedereen op zijn niveau aan bod laten komen, uitdagingen bieden aan zowel taalarmere als sterkere leerlingen - Indien nodig bepaalde delen van een handboek aanpassen aan de klasgroep of aan de eisen van het leerplan 2. De leraar als opvoeder - De leerlingen bewustmaken van culturele verschillen en leren omgaan met clichés en vooroordelen - De leerlingen motiveren om een vreemde taal te leren, om zo open en verdraagzaam in het leven te staan 3. De leraar als inhoudelijk expert - de Franse uitspraak beheersen - de Franse basiswoordenschat beheersen. - een conversatie kunnen voeren in het Frans/veelvoorkomende klasinstructies kunnen geven in het Frans. - de basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. - de grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier verwoorden - Kennis van de eindtermen, het leerplan en de voornaamste methodes in de basisschool 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen - vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen. - Een eigen visie over het vreemdetalenonderwijs ontwikkelen en deze visie toepassen in de lessen Frans in de basisschool 10. De leraar als cultuurparticipant - informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen - deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds - Kennis van de Franse cultuur toepassen in de lessen voor de basisschool I N H O U D In deze cursus oefen je verder aan het verwerven van de vijf vaardigheden. Ook verdiep je je in de cultuur van Frankrijk en andere Franssprekende landen. Je haalt er die elementen uit die ook in de basisschool van pas komen. Je leert kritisch omgaan met ideeën, vooroordelen en clichés die verbonden zijn met een bepaalde cultuur. Je bestudeert ook grondig de inhouden van de basisschool. Verder focussen we op de didactiek van het vreemdetalenonderwijs in het algemeen en de visie van de eindtermen en de leerplannen Frans in het basisonderwijs in het bijzonder. Je neemt vakliteratuur door in verband met taalinitiatie, didactische werkvormen en methode. Je leert kritisch werken met de verschillende bronnen. Je bestudeert de evaluatie van kennis en vaardigheden voor Frans in de derde graad. Deze theoretische inzichten pas je toe in een lessenreeks. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Demolessen Zelfstudie
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
113
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Tant, E (2006). Je retiens. Brugge: Die Keure. (ISBN 9789086611058) VVKBaO (2010). Leerplan Frans. Brussel. Van Craesbeek, L. (2010). Frans 2. Leuven: Acco. (ISBN 9789033478741). Oefeningen
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
boek boek
Acco x (x) x
Toledo Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
schriftelijk examen
30%
opdrachten
30%
mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
schriftelijk examen
30%
opdrachten
30%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
114
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.3
Wereldoriëntatie 2
Code
BLD-1920.S4-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1 en 2
Studiepunten
9
Titularis
Valérie Batsleer
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
8.3.1
Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2
Code
BLD-1921.O1-j1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
Vakdidactiek: 8 uur contactonderwijs Project: 1 sessie van 4,5 uur atelier
Titularis
Valérie Batsleer (2LD01-2LD06)
Docent(en)
Valérie Batsleer (coördinatie), Pieter Boussemaere (organisatie), Stéphanie Finet (Organisatie) Meewerkende docenten: Yvonne Van Eeckhoutte, Ann Bossaert, Stefan Dewitte, Koen Crul en Hilde Michiels Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.1 De beginsituatie van de kinderen achterhalen. 1.2 Doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 Leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4 Leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. 1.7 Realiseren van een krachtige leeromgeving met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2. De leraar als opvoeder: 2.2 De emancipatie van de kinderen bevorderen. 2.3 Door attitudevorming kinderen op de individuele en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 3. De leraar als inhoudelijk expert:
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
115
3.1
Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden integreren. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 7. De leraar als lid van een schoolteam: 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven. 10. De leraar als cultuurparticipant: 10.1 Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond verschillende maatschappelijke domeinen. Attitudes: A4: Leergierigheid A5: Organisatievermogen A6: Zin voor samenwerking D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: - de visie van het leerplan kunnen weergeven; - kunnen aantonen hoe binnen het eigen stagethema gewerkt wordt vanuit de verbondenheid met het eigen ik, de ander, de schepping en het mysterie; - kunnen aantonen dat het eigen thema aansluit bij de visie op goed onderwijs; - een webschema kunnen geven voor het eigen stagethema; - kunnen aangeven hoe vanuit verschillende bestaansdimensies wordt gewerkt, met het oog op de globale samenhang; - doelen per bestaansdimensie kunnen selecteren voor het eigen thema en het leerjaar; - kunnen aangeven hoe binnen de leerlijnen wordt gewerkt; - kunnen aantonen dat er subjectiverend en objectiverend wordt gewerkt rond een eigen stagethema; - aandacht hebben voor beleefde kennis voor de inhoudelijke uitbouw van een thema; - een grote variatie aan onderwijsvormen kunnen kiezen binnen de opbouw van een thema; - vanuit de meerwaarde van onderwijsvormen de keuze van didactische onderwijsvormen en media kunnen verantwoorden; - ervaringsgerichte en ervaringsverruimende activiteiten kiezen binnen het thema; - instap-, verkennings-, verwerkings- en evaluatieactiviteiten zinvol kiezen; - de elementen van een krachtige leeromgeving gebruiken voor het uitwerken van een thema. 2. De leraar als opvoeder: - het belang van sociale wereldoriëntatie concreet maken in het leerplan wereldoriëntatie.; - sociale wereldoriëntatie uitbouwen als basis voor het maken van weloverwogen keuzes; - zich bewust zijn van de waardegeladenheid van wereldoriëntatie; - werken aan waardeopvoeding binnen wereldoriëntatie. 3. De leraar als inhoudelijk expert: - een thema en project inhoudelijk kunnen uitwerken. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: - handleidingen en media kritisch benaderen en vernieuwend hanteren; - handleidingen kunnen hanteren en kritisch bevragen vanuit een objectiverende én subjectiverende benadering van de werkelijkheid, vanuit de elementen van een krachtige leeromgeving en vanuit het ervaringsgericht én ervaringsverruimend werken. 7. De leraar als lid van een schoolteam: - binnen het schoolteam op stage overleggen over de inhoudelijke en methodische uitwerking van een werothema en project. 116
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
10. De leraar als cultuurparticipant: actualiteit integreren in de uitbouw van werothema‟s en project. Attitudes: A4 Zich veelzijdig interesseren in mogelijke wero-onderwerpen en actief (achtergrond)kennis verdiepen en verbreden. A5 Bij de voorbereiding en uitvoering van een werothema en project opdrachten plannen en coördineren. A6 Bereid zijn om met medestudenten samen een werothema en project uit te werken. Én creatieve gerichtheid. Erop gericht zijn om uit verschillende situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte geven bij de uitwerking van een werothema en project. I N H O U D Dit onderdeel van de cluster wereldoriëntatie omvat een aantal pedagogisch-didactische principes. Wij sluiten aan bij het eerste jaar, waar de krachtlijnen van het leerplan werden bestudeerd, en waar een stagethema exemplarisch werd uitgewerkt en/of aangeboden. In het tweede jaar is het de bedoeling dat je zelfstandig een stagethema uitwerkt, volgens een didactische leidraad en in overeenstemming met de krachtlijnen van het leerplan. Hierbij staat de multiperspectiviteit centraal: een onderwerp wordt vanuit verschillende bestaansdimensies benaderd. Bij deze doelgerichte aanpak leg je ook het accent op verschillende benaderingen van de werkelijkheid objectiverend en subjectiverend, ervaringsgericht en ervaringsverruimend. Bij de concrete uitwerking van een thema, leer je een grote variatie aan onderwijsvormen, leeractiviteiten en didactische middelen, hanteren. Een projectweek wordt uitgewerkt op eigen niveau, waarbij muzische activiteiten en wereldoriëntatie worden geïntegreerd. Tijdens deze projectweek wordt het normale lessenrooster doorbroken. Je krijgt een input vanuit didactiek, vakdomeinen wereldoriëntatie en muzische vakken. Informatie wordt geselecteerd, verworven en toegepast op een thema. ICT wordt geïntegreerd. De themaweek eindigt met een toonmoment en/of een leerervaring met kinderen. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht Groepsopdracht Projectmatig werk S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. (2008). Teksten bij vakdidactiek wereldoriëntatie. (Onuitgegeven studiedocument.) Brugge: KHBO, Departement lerarenopleiding. Feys, R. (2000). Wereldoriëntatie op nieuwe wegen. Mechelen: Wolters-Plantyn. Vlaams Verbond van het Katholiek Onderwijs. (1998). Leerplan wereldoriëntatie. Brussel: Katholiek Vlaams onderwijs. Centrale raad van het katholiek lager- en kleuteronderwijs.
Soort bron Teksten via klasdrukwerk of Toledo boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Acco
leerplan
Acco / 117
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode
onderdeel
50 % procentuele verdeling
vakdidactiek
50%
evaluatiemethode mondeling examen
onderdeel project
50 % procentuele verdeling 50%
evaluatiemethode Individuele en groepsopdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
vakdidactiek
50 %
mondeling examen
project
50 %
vervangopdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
118
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.3.2
Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2
Code
BLD-1922.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
8 sessies van 2 uur contactonderwijs en 1 demoles
Titularis
Valérie Batsleer
Docent(en)
Yvonne Van Eeckhoutte (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 2. De leraar als opvoeder 3. De leraar als inhoudelijk expert 4. De leraar als organisator 5. De leraar als onderzoeker/innovator D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De Europese Unie uitwerken in een project met verschillende werkvormen - Een leerwandeling maken van de schoolomgeving. 2. De leraar als opvoeder -
Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
3. De leraar als inhoudelijk expert - Specifiek aardrijkskundige leertechnieken en vaardigheden kunnen hanteren, die onmisbaar zijn bij het lesgeven in de basisschool. - Zelf een kompas kunnen maken en dit kunnen gebruiken in combinatie met wegenkaarten, topografische kaart en gemeenteplan. - Je kunnen oriënteren a.h.v. kompas en uurwerk. - Kunnen ontleden van topografische kaarten, wegenkaarten, atlaskaarten. - Een plattegrond kunnen interpreteren en met symbolen bewerken. - Weerberichten kunnen ontleden. - Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren/graden heen van de inhoud van de begrippen i.v.m. het weer. - Schaal kunnen berekenen en omzetten van de grafische naar numerieke schaal en omgekeerd. - Progressief aanleren van het kaartlezen, d.w.z. het verwerven van inzicht in de overgang van de realiteit naar kaart, via maquette en plattegrond. - Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren/graden heen van de windrichting in associatie met de beweging van de zon. - Verband kunnen leggen tussen het weer, verschijnselen uit de natuur en activiteiten van de mens. - De verschillende klimaattypes in Europa kennen en hun verband zien met de natuurlijke plantengroei. - De landen, die lid zijn van de EU kunnen situeren op een blinde kaart. - Een verscheidenheid binnen de EU afleiden. - Voor elk land enkele karakteristieken kunnen opzoeken a.h.v. verschillende soorten bronnenmateriaal. -
4. De leraar als organisator Een passende tijdsplanning creëren om zo op een correcte wijze taken uit te voeren. Materiaal in de leerkoffers selecteren en kunnen gebruiken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
119
5. De leraar als onderzoeker/innovator Aanbrengen van vernieuwende elementen in opdrachten.
-
I N H O U D De wereld waarin we leven is groot en complex. We hebben interesse voor deze wereld en gaan die ontdekken. Voor sommige inhouden, die een opbouw met een bepaalde volgorde vereisen blijft een meer cursorische aanpak aangewezen: oriëntatie, kaartvaardigheid, het weer. Wij zijn Europeanen en toch zo verschillend. In het tweede jaar komen deze inhouden aan bod alsook vaardigheden, die jullie in staat stellen jullie omgeving waar te nemen, te exploreren en te onderzoeken. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege Spelvorm Bezoek
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Centrale raad van het katholieke lager en kleuteronderwijs. (1998). Leerplan wereldoriëntatie. Vlaams verbond van het katholiek basisonderwijs. (2000). Wereldoriëntatie, een blik op veranderende praktijk. Brussel Van Eeckhoutte, Y. Syllabus Mens en Ruimte. KHBO Schoolatlas. Michelin wegenkaart België-Luxemburg. Internet: specifieke websites. Leerkoffers – Bibliotheek KHBO
Soort bron
Internet Bibliotheek
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco X X X X
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Tweede examenperiode
Eerste examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
0% onderdeel
120
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
90 %
schriftelijk examen
10 %
opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
121
8.3.3
Wereldoriëntatie: mens en tijd 2
Code
BLD-1923.O3-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
9 sessies van 2 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Valérie Batsleer
Docent(en)
Pieter Boussemaere (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
122
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N 1. -
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Leerinhouden selecteren en structureren. Vertalen van de leerinhouden in opdrachten. Inzien dat visualisatie binnen geschiedenislessen onontbeerlijk is. Gebruik maken van aangepaste methodiek met annex onderwijsvormen. De ontwikkeling van tijdsbesef bij kinderen kennen en hiermee rekening houden tijdens het opmaken van lessen en opdrachten. 2. De leraar als opvoeder - Kunnen relativeren van onze wereld en denkwijze in confrontatie met andere culturen en volkeren. - Het inlevingsvermogen en de fantasie van de leerlingen kunnen stimuleren. - Kunnen refereren naar het heden en de actualiteit. 3. De leraar als inhoudelijk expert - Vaardigheden en kennis. - De belangrijkste kenmerken die elke periode typeert van de “Prehistorie tot en met de Middeleeuwen kennen. - De nodige achtergrondkennis over de perioden “Prehistorie tot en met Middeleeuwen” bezitten voor de uitbouw van lessen voor de basisschool. Attitudes: - Interesse hebben voor geschiedenis. - Kritisch omgaan met gegevens uit het verleden en passen die kritische zin ook toe op het heden. - De verschillen tussen feit en mening kennen. 10. De leraar als cultuurparticipant - Onze wereld en denkwijze relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren. I N H O U D Een belangrijk deel van dit jaar spenderen we aan vakdidactiek mens en tijd. We leren hoe het tijdbesef bij kinderen doorheen de lagere school groeit en hoe je als leerkracht daar moet op inspelen. Voornamelijk de verschillende soorten tijdlijnen (per graad) worden in detail besproken. Daarnaast belichten we ondermeer op basis van het leerplan wero enkele mogelijkheden om de cursorische gedeeltes van mens en tijd aan te pakken in een derde graad. Tijdens de lessen vakinhoud blijft de hoofdbedoeling zoals tijdens het eerste jaar enthousiasme voor geschiedenis te ontwikkelen. Elke les krijg je dan ook opnieuw tientallen beelden en enkele videofragmenten te zien. Actieve onderwijsvormen zoals „drama‟ in lessen mens en tijd komen ook aan bod via “wero-didactiek”. Bij dit alles koppelen we zoveel mogelijk terug naar de hedendaagse realiteit, een onontbeerlijke vaardigheid voor „geschiedenislessen‟ in de basisschool. Het vormen van een kritische ingesteldheid t.o.v. de werkelijkheid in het verleden, maar ook in het heden behoort uiteraard ook tot een belangrijke vormingscomponent binnen de lessen Mens en Tijd. De kennisopbouw per tijdsperiode wordt vervolledigd. De Nieuwe tijd en Nieuwste tijd worden nu onder de loep genomen (1500–1945). Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
123
Het is niet de bedoeling dat we beide perioden uitspitten tot op het bot. Per periode kijken we naar de bruikbaarheid van bepaalde “thema‟s”, bepaalde aspecten van elke periode voor de lagere school. In de praktijk worden een zestal thema‟s behandeld (3 per periode), waar telkens één uur aan besteed wordt. De behandelde thema‟s: Vakdidactiek Tijdsbesef bij kinderen en hoe ermee omgaan (4 u.) Nieuwe tijd (1500-1800)
De ontdekkingstochten – de cultuur bij de oude indianenvolkeren (= zelfstandig werk) absolute vorsten (Karel V) – onze gewesten onder Karel V Renaissance – Barok – protestantisme
Nieuwste tijd (1800-1945) Industriële Revolutie Franse Revolutie en Napoleon Oorlog en Vrede (WO I en WO II) O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Spelvorm Bezoek Groepsopdracht zelfstandig opzoeken en verwerken van informatie (op eigen niveau) over een Pre-Columbiaanse beschaving. Opzoeken en selecteren van informatie over dit onderwerp op niveau van kinderen 3de graad basisschool. Didactische verwerking: samenstelling van een lespakket voor groepswerk/hoekenwerk + verwerking.
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Boussemaere, P. (2008). Mens en Tijd 2 BALO. KHBO. Van den Bosch, J. (2001). Tijdwijzer (bronnenboek): Wereldoriëntatie voor de derde graad. Kapellen: Pelckmans. Hayt, F. (2003). Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis. Lier: Van In. Aanbevolen /
Soort bron
Acco X X X
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
124
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
88 %
schriftelijk examen
12 %
opdracht
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
125
8.3.4
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2
Code
BLD-1924.O4-j1
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen Titularis
8 sessies van 1,5 uur en 8 sessies van 1,5 uur contactonderwijs + 1 demoles Valérie Batsleer
Docent(en)
Ann Bossaert (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.3 De leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4 De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen. 1.6 In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 Realiseren van een adequate leeromgeving. 2. De leraar als opvoeder 2.3 Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.6 Het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met leerinhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. 5 De leraar als onderzoeker/innovator 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Thema‟s wero kunnen kiezen in functie van de doelgroep, de vormingskansen, omgevingsfactoren … - De leerinhouden van het leerplan wero voor de dimensie mens en techniek kunnen vertalen in zinvolle praktische opdrachten, uitstappen, proefjes, enz. - Materiaal voor proefjes en onderzoek kunnen selecteren bij voorkeur uit huishoudspullen en waardeloos materiaal. - Gepaste werkvormen kunnen kiezen om leerlingen actief te betrekken bij waarnemingen, experimentjes, uitstapjes, enz. - De kinderen kritisch doen nadenken over constructies, instrumenten, experimentjes, werkstukjes … - Werkblaadjes voor de leerlingen kunnen opmaken over planten en instrumenten. - De studenten kunnen een project uitvoeren omtrent proefjes over natuurlijke verschijnselen bij kleine diertjes, planten, zaden, schimmels, bacteriën, enz. - Ook voor de eerste graad passende leergebieden en werkwormen kunnen selecteren. - Proefjes kunnen uitvoeren volgens didactisch verantwoorde stappen. - Bij de proefjes de juiste verwoording kunnen hanteren - Proefjes kunnen selecteren bij thema‟s als lucht, luchtdruk, water, de zintuigen. - Een uitstap naar de sloot en naar het strand kunnen organiseren, uitgewerkt in verschillende dimensies van wero.
126
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3. De leraar als inhoudelijk expert - De principes kennen waarop de werking gebaseerd is van hefbomen en eenvoudige instrumenten zoals waterpas, slangwaterpas, katrol, waterkraan, veerbalans, fietsbel, enz. - De principes kennen waarop tandwielen werken. - De mechanismen waarmee vliegende toestellen werken kunnen uitleggen aan de leerlingen en illustreren d.m.v. proefjes. - Enkele stevigheidprincipes kennen. - Een 20-tal wegbermplanten herkennen en enkele interessante kenmerken ervan kunnen aantonen. - De basisprincipes van elektriciteit kennen en hun toepassing in dagelijks gebruik en voor proefjes. - De kenmerken kennen van een degelijk thema wero, uitgewerkt in verschillende dimensies. - De eigenschappen kennen van lucht, luchtdruk en water die relevant zijn voor de leerlingen van de basisschool. - De herkomst van drinkwater, distributiesysteem, verwerking van afvalwater alsook het probleem van water in ontwikkelingslanden en in het verleden kunnen uitleggen. - Enkele diertjes en plantjes van de sloot en het strand herkennen en enkele belangrijke kenmerken ervan kunnen uitleggen. - De achtergrondkennis van lesjes over voedingsleer beheersen (geschiedenis, samenstelling, actuele problemen … - De globale werking kunnen uitleggen van het oog, het oor, de huid. I N H O U D Semester 1 Je start met het bestuderen van planten uit de wegberm. Op dit moment van het jaar kunnen we immers levende plantjes meebrengen voor een demonstratie in de klas. Daarna krijg je zelf enkele lessen techniek die in de lagere school meestal cursorisch aan bod komen: elektriciteit, hefbomen, instrumenten. Hier ligt de klemtoon zowel op het verwerven van inhoud als op de specifieke didactiek van soortgelijke lessen. Drie interessante praktijkvoorbeelden worden uitgewerkt en besproken naar inhoud, didactiek, aanpassing aan de doelgroep, enz. Thema „Bruggen‟, „Bouwen‟, en „Ter land ter zee of in de lucht‟. Aan de hand van beeldmateriaal word je warm gemaakt voor actieve werkvormen en een rijke leeromgeving om zo je lessen boeiend te maken. Semester 2 Je leert op een didactisch verantwoorde manier proefjes uitvoeren voor de klas. Je krijgt achtergrondkennis over lucht, luchtdruk en water. Zo beheers je meteen een aantal courante werothema‟s uit de basisschool. Je leert lessen opbouwen over menskunde: zintuigen, voedingsleer, tanden, het skelet, spijsvertering, bloedsomloop... Tenslotte is het weer lente en beleef je zelf lessen met al dan niet levend materiaal over „het strand‟ en „de sloot‟, 2 interessante biotopen die in de tweede graad van de basisschool aan bod komen. Telkens wordt de klemtoon gelegd op actieve werkvormen. O N D E R W I J S V O R M -
Individuele opdracht Begeleid zelfstandig werk: bruggen bouwen in samenwerking met VTI Oostende. Hoorcollege Demonstratie van proefjes (elektriciteit, tandwielen, vliegen … ), van plantenmateriaal, … Individuele opdracht
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
127
De studenten voeren zelf praktische opdrachten uit (zoeken naar stevigheidprincipes, eigenschappen en gebruik van instrumenten). Taak plantenverzameling (wegbermplanten). De studenten voeren zelf proefjes uit op de juiste didactische manier, waarbij er ook aandacht is voor de verwoording. Studenten onderzoeken levende slootdiertjes en dood strandmateriaal. Onderwijsleergesprek.
-
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bossaert, A.(2010). Wereldoriëntatie: Natuur en techniek 2: techniek. Leuven: Acco. Bossaert, A. (2010). Wereldoriëntatie: Natuur en techniek 2: praktijkvoorbeelden. Leuven: Acco. Bossaert A. (2010). Wereldoriëntatie: Natuur en techniek 2: Mens en natuur. Leuven: Acco.
Soort bron Syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Syllabus
Acco x x
Syllabus
x Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 40 % onderdeel
procentuele verdeling 40 %
60 % evaluatiemethode schriftelijk examen
procentuele verdeling
onderdeel wegbermplanten
10 %
natuur en techniek
50 %
evaluatiemethode taak kijkwijzer schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
natuur en techniek
90 %
schriftelijk examen
wegbermplanten
10 %
Herwerkte taak kijkwijzer
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
128
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.4
Nederlands 2
Code
BLD-2320.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1 en 2
Studiepunten
6
Contacturen
8 sessies van 2,5 uur contactonderwijs, 8 sessies van 3 uur contactonderwijs en 2 demolessen
Titularis
Lien Vanopstal
Docent
Lien Vanopstal (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S FG1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van kinderen en van de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. FG2 De leraar als opvoeder 2.7 De leerkracht kan communiceren met leerlingen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. FG3 De leraar als inhoudelijk expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebieden Nederlands volgen. FG5 De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. FG6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. FG7 De leraar als lid van een schoolteam
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
129
7.5
De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. FG10 De leraar als cultuurparticipant: 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen. D O E L E N -
De student kan didactisch verantwoorde lees-, luister- en schrijflessen ontwerpen. Hij kan daarbij zijn keuzes gepast verantwoorden. De student staat kritisch t.o.v. (eigen) lesvoorbereidingen. Hij kan recente ontwikkelingen in het onderwijslandschap met een kritische bril bekijken. De student kan in communicatiesituaties rekening houden met het taalmodel. De student kan vlot Standaardnederlands spreken. Hij kan zich op een natuurlijke manier mondeling en schriftelijk uitdrukken en houdt daarbij rekening met zijn doelpubliek. Hij heeft een goede uitspraak.
-
I N H O U D In Nederlands 2 gaat het hoofdzakelijk om vakdidactiek lezen, schrijven en luisteren. Je krijgt m.a.w. een kijk op lesgeven binnen drie van de vier domeinen. Er wordt ook gewerkt aan de attitudes die een leraar lager onderwijs moet hebben om goed taalonderwijs te kunnen geven. We focussen nog op de taakbetrokkenheid, maar we stimuleren toch al de leerlingbetrokkenheid. De in de vorige semesters verworven kennis en vaardigheden i.v.m. een correcte uitspraak en de werkwoordsspelling, blijven ook dit semester gekend. Het is wel de bedoeling dat de student zijn taalvaardigheid op eigen initiatief zoveel mogelijk kan verbeteren en uitbreiden om het als een volwaardig werkinstrument te kunnen hanteren. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Hoorcollege Individuele opdrachten Groepsopdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Callebaut, I. (2003). Voortgezet lezen. Leuven: Acco. Callebaut, I. (1999). Poëzie op de basisschool. Didactiek. Leuven: Acco. Callebaut, I. (2001). Kinderen schrijven II. Leuven: Acco. Callebaut, I. (1998). Luisteren in de basisschool. Leuven: Acco. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (2000). Lezen. Deelleerplan. Brussel, LICAP. ISBN 2000000000862. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (2000). Schrijven. Deelleerplan. Brussel.
Soort bron syllabus syllabus
Aanbevolen Elsinga, E. (2006). Struikelblokken. Spelling 2005. Antwerpen: Meulenhoff. (ISBN 9789042533042.)
Soort bron zelfstudiepakket
130
syllabus syllabus naslagwerk naslagwerk
Acco x
x x x Acco x
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode
onderdeel
50 % procentuele verdeling
50 % procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
10 %
groepsopdracht
taken
10 %
40 %
mondeling examen (met schriftelijke neerslag)
examen
40 %
evaluatiemethode individuele opdracht mondeling examen (met schriftelijke neerslag)
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondeling examen (met schriftelijke neerslag)
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
131
8.5
Wiskunde 2
Code
BLD-3720.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Contacturen
8 sessies van 2 uur contactonderwijs, 8 sessies van 2 uur contactonderwijs en 2 demolessen
Titularis
Nathalie Vermeersch
Docent
Nathalie Vermeersch (2LD01-2LD06)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.9 3 3.1
3.2
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als inhoudelijk expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier.
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Een gepaste methodische aanpak gebruiken om natuurlijke getallen en de bewerkingen in de eerste graad in te voeren. - Voorgestructureerde materialen kunnen gebruiken om de leerstof in verband met getallen en bewerkingen op een inzichtelijke manier aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording. - Duidelijke verbanden kunnen leggen tussen concreet - schematisch werken en abstract noteren. 132
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
- Keuze van schematische voorstellingen kunnen verantwoorden. - Door een goede observatie het proces en het product kunnen evalueren met het oog op bijsturen van je didactisch handelen (vooral toegepast op het eerste leerjaar). - Spellen met zelfcorrectie kunnen ontwerpen naar analogie met uitgewerkte voorbeelden uit de les. - Een inhoud kunnen stapsgewijs opbouwen met specifieke aandacht voor een cumulatieve opbouw en progressieve complicering. - Deze inhoudelijk opbouw kunnen toepassen in het BHV-model. - Een gepaste methodische aanpak gebruiken om breuken en de bewerkingen op breuken aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording. - Een gepaste methodische aanpak gebruiken om kommagetallen en de bewerkingen met kommagetallen aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording. - Voorbeelden kunnen geven van realistische situaties die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen. - Koppeling maken tussen de uitgevoerde handeling en de formule bij omtrek en oppervlakte en volume. - Koppeling maken tussen oefeningen uit werkboeken en de plaats in de leerlijn. - De algemene wiskundedoelen uit het leerplan kunnen vertalen in concrete doelen en bijhorende opdrachten. - Kritisch kunnen omgaan met lessen uit handleidingen van de lagere school. 3. De leraar als inhoudelijk expert - Inzicht hebben in de aanbreng van de natuurlijke getallen en de bewerkingen in het basisonderwijs. - Inzicht hebben in de verdere opbouw van de natuurlijke getallen en de bewerkingen. - Inzicht hebben in het ontstaan van de negatieve getallen. - Inzicht hebben in het ontstaan van de rationale getallen. - Zicht hebben op de invoering van de breuken in de lagere school. - Inzicht hebben in de aanbreng van de bewerkingen op breuken in het basisonderwijs. - Inzicht hebben in de aanbreng van kommagetallen en de bewerkingen op kommagetallen in de lagere school. - Zicht hebben op de aanbreng van percenten in de lagere school. - Toepassingen in verband met percenten schematiseren. - Inzicht hebben in de verschillende schrijfwijzen van deze getallen. - Verbanden tussen deze schrijfwijzen kunnen leggen. - Inzicht hebben in de algemene leerlijn van het meten. - De leerlijn kunnen invullen voor omtrek, oppervlakte en volume van figuren. - Inzicht hebben in het ontstaan van de formules in verband met omtrek, oppervlakte en volume. I N H O U D Tijdens het lesgeven is het belangrijk dat je de wiskundige begrippen correct hanteert en hun betekenis naar kinderen van de lagere school kan verwoorden. Het is zinvol kennis te hebben van de bestaande materialen die kunnen gebruikt worden om deze wiskundige inhouden aan te brengen en/of in te oefenen. Goed gebruik van didactisch materiaal maakt de leerstof begrijpbaar en bevordert het inzicht. In het leerplan wordt immers de nadruk gelegd op inzichtelijk werken. We starten met het aanvankelijk rekenen, en gaan daarna over op het voortgezet en flexibel rekenen. Naast de natuurlijke getallen en de negatieve getallen, wordt ook aandacht besteed aan het werken met breuken, kommagetallen en verhoudingen. Daarnaast komt ook nog een ander leerdomein aan bod: namelijk meten en metend rekenen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
133
O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Hoorcollege Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht DE WOLF, A.M. EN VERMEERSCH, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: de rationale getallen. Leuven: Acco. DE WOLF, A.M. EN VERMEERSCH, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: BIJLAGE: de rationale getallen. Leuven: Acco. DE WOLF, A.M., EN VERMEERSCH, N. (2009). Vakdidactiek wiskunde: meten en metend rekenen. Leuven: Acco. Vlaams verbond van het katholiek basisonderwijs (1998). Leerplan wiskunde. Brussel.
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco x
syllabus syllabus
x
boek
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50 % onderdeel
50 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
134
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.6
Agogische vaardigheden 2
Code
BLD-5020.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
8 sessies van 2 uur atelier en 5 sessies van 1,5 uur atelier
Titularis
Sofie Bamelis
Docent
Sofie Bamelis (2LD01-06)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 2 - De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.1.1 De leerkracht kan als teamlid meewerken aan het opbouwen van een positieve interactie met de leerlingen, waarbij hij ook de relatie tussen de leerlingen stimuleert en problemen in de groep bespreekbaar maakt; 2.1.2 De leerkracht kan ervoor zorgen dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; 2.1.3 De leerkracht kan met respect voor eigenheid en diversiteit, sensitief en inlevend omgaan met de leerlingen; 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.2.1 De leerkracht kan de eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en ermee omgaan met het oog op zelfontplooiing en integratie van de leerlingen; 2.2.2 De leerkracht kan het kind stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid en participatie. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.3.1 Een aantal conventies op gebied van sociale omgang voorleven en leren toepassen. 2.3.2 In de klascontext waarden bespreekbaar maken en door voorbeeldgedrag stimulerend optreden, rekening houdend met het pedagogisch project. 2.3.3 De gerichtheid op participatie stimuleren. 2.5 Omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties: 2.5.1 Signalen van probleemgedrag herkennen, toetsen aan de ervaring van anderen en met hulp van collega‟s de hulpvraag van leerlingen expliciteren 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 2.6.4. De leerkracht kan zorg dragen voor het algemeen welbevinden van de leerlingen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
135
Attitudes: A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A2 Relationele gerichtheid: in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A6 Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. D O E L E N -
De vier verschillende aspecten in een concrete boodschap kunnen onderscheiden en correct beluisteren. Een duidelijk appél durven en kunnen formuleren en ontvangen. Op een relatiesparende manier een appél kunnen weigeren. Wapengebruik in de communicatie herkennen en in de eigen communicatie vermijden. Op een respectvolle manier kunnen onderhandelen en beïnvloeden. Deze kennis kunnen toepassen binnen relaties in het werkveld (met leerlingen, mentoren, ouders). Aanvoelen wanneer empathisch luisteren zinvol of noodzakelijk is en deze luistertechniek spontaan kunnen toepassen. Vanuit inzicht in het ontstaan en de evolutie van een realistisch en positief zelfbeeld dit helpen realiseren bij de leerlingen. Luistertechnieken kunnen toepassen in klas- en kringgesprekken en zo de leerlingen aanmoedigen om onbevangen met elkaar te spreken en naar elkaar te luisteren. Inzicht in sociale situaties (sociale cognitie) herkennen als voorwaarde voor sociale competentie. Kennis hebben van een aantal bundels die tot doel hebben de sociale vaardigheden in de lagere school te bevorderen (Axenroos, Toeka, leefsleutels, het gat in de haag). Met één van deze bundels concrete ervaring opdoen in een stageactiviteit. Enkele interventies kunnen aangeven om kinderen met een gebrek aan sociale cognitie te stimuleren. De aangeleerde agogische vaardigheden kunnen toepassen in het omgaan met ongewenst gedrag. Vanuit inzicht in de achtergronden van pestgedrag hierrond een concrete aanpak kunnen formuleren.
I N H O U D In dit tweede jaar agogische vaardigheden gaan we verder met het aanleren van basisvaardigheden i.v.m. communicatie en de sociale interactie in onderwijscontext. In het eerste semester van het tweede jaar gaan we verder in op de diverse aspecten van een boodschap en we staan stil bij hoe we deze kennis kunnen aanwenden in het lerarenberoep. Wat bedoelt iemand nu met zijn/ haar boodschap en hoe kunnen we zelf duidelijk communiceren; spreken én luisteren. Naast het communicatieve aspect bekijken we ook de sociale vaardigheden bij leerlingen. Hoe kunnen we als leerkracht hen hierin stimuleren en hoe herkennen we gebrekkige sociale competentie bij kinderen? We bekijken hier ook de concrete technieken die 136
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
voorhanden zijn om sociale cognitie, sociale vaardigheden en een positief zelfbeeld te stimuleren bij leerlingen. Tenslotte passen we de aangeleerde ervaringen ook toe om aan de slag te gaan rond concrete praktijkervaringen en casussen. Meer bepaald over omgaan met de mentor, omgaan met moeilijk gedrag en omgaan met pesten. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten (logboek) Spelvormen
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Boxoen, F., Monstrey, A., (2009). Agogische vaardigheden 2. Deel 1: communicatie. Leuven: Acco. Boxoen, F., Vanhoutte, T., Monstrey, A., (2009). Agogische vaardigheden 2. Deel 2: Sociale competentie in de basisschool (Onuitgegeven syllabus). Leuven: Acco.
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco x
syllabus x
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
(1)
10 %
logboek
40 %
evaluatie-methode permanente evaluatie individuele opdracht
50 %
mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % Onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
logboek
60%
mondeling examen
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
137
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Permanente evaluatie in de eerste examenkans omvat 2 onderdelen: -
Verplichte aanwezigheid is voorwaarde om voor dit opleidingsonderdeel te kunnen slagen. Dit omwille van het grote aandeel „inoefenen‟ tijdens de lessen. Voor late starters: late starters maken inhaalopdrachten voor alle gemiste sessies. Voor de sessies die de late starter wel bijwoonde, geldt ook de regeling hieronder. Voor anderen: vanaf 2 gemiste sessies (gewettigd of ongewettigd) moet per gemiste sessie een inhaalopdracht uitgevoerd worden. Er is een maximum van 4 sessies die mogen gemist worden, dit zowel voor late starters als bij (gewettigde of ongewettigde) afwezigheid. Wie niet (meer) aan deze voorwaarden voldoet, kan niet verder deelnemen aan dit vak, noch aan het mondeling examen in de eerste , tweede of derde examenperiode. -
138
Actieve participatie: dit wordt beoordeeld bij de aanvang van het mondeling examen, in samenspraak tussen docent en student.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.7
Opvoedkunde 2
Code
BLD-5320.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
8 sessies van 1 uur contactonderwijs en 8 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Ann De Jaegher (2LD05-06) en Isolde Van Den Driesche (2LD0104)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 2. Leraar als opvoeder. 2.2 De emancipatie van kinderen bevorderen. 2.4 Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 5. Leraar als innovator – als onderzoeker 5.2. Kennis nemen van de resultaten van onderwijskundig onderzoek. 5.5 Kennis nemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. 9. Leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1. Deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema‟s. 10. Leraar als cultuurparticipant 10.1 Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein, het sociaal-economische domein, het levensbeschouwelijke domein, het cultuur-esthetische domein, het cultuurwetenschappelijke domein. D O E L E N 2. Leraar als opvoeder. een visie op opvoeding opbouwen binnen de actuele maatschappelijke context, met bijzondere aandacht voor waardenoverdracht. actuele gezinsvormen kunnen omschrijven en zich bewust zijn van de consequenties voor opvoeding en onderwijs; zich flexibel kunnen opstellen ten opzichte van actuele gezinsvormen. 5. Leraar als innovator – als onderzoeker het eigen didactisch en pedagogisch handelen kritisch bevragen vanuit de studie van alternatieve en Nederlandse schoolsystemen en vernieuwende inzichten durven vertalen in de praktijk. opvoedkundige tijdschriften en recente artikels doornemen en in verband brengen met theoretische inzichten over opvoeding. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
139
9. Leraar als lid van de onderwijsgemeenschap vanuit de elementen van krachtige leeromgeving onderwijssystemen gebaseerd op Freinet, Decroly, Steiner, Petersen, Montessori, Sudburry, bestuderen. het huidige onderwijssysteem kritisch bevragen in discussie met medestudenten en docenten, Nederlandse incluis. 10. Leraar als cultuurparticipant huidige pedagogische tendensen onderscheiden en kritisch benaderen vanuit een analyse van de huidige maatschappelijke context. I N H O U D Na de uitgebreide kennismaking met het leraar-zijn, de kinderen van de lagere school en het lesgeven, ga je nu focussen op de opdracht van de leerkracht. In het vak Opvoedkunde 2 ga je in op een deelaspect van die opdracht nl. de leraar als opvoeder. In het eerste semester bestudeer je het opvoeden van kinderen, in relatie tot de maatschappij waarin wij leven. Welke waarden kreeg ik mee in mijn eigen opvoeding, en in welke mate bepalen ze het beeld dat ik over opvoeden heb? Welke zijn de huidige tendensen in onze maatschappij en in de pedagogiek? Welke visie op opvoeden vind ik in huidige pedagogische tijdschriften? Welke visie op onderwijs en opvoeding vinden basisscholen belangrijk? Dit zijn de vragen die je hier kan stellen. Wij zoomen in op één tendens in de huidige samenleving: veranderde gezinssamenstellingen. Hierbij stellen we ons de vraag: hoe ga ik als leerkracht om met kinderen die in een alternatieve gezinsvorm leven? Wij starten met enkele introductiecolleges waarin een visie op opvoeden en een maatschappijvisie worden voorgesteld. Door het lezen van boeken en artikels, het debatteren met medestudenten, en het bijwonen van een spreekbeurt wordt je eigen visie op opvoeden ontwikkeld, waardoor je sterker wordt in je rol „de leerkracht als opvoeder‟. In het tweede jaar staat ook het omgaan met verschillen centraal. Je probeert je aandacht te verleggen naar de leerling. Hoe verloopt het leren en opvoeden van kinderen op school? Welke leerprocessen en opvoedingsvisies liggen hier aan de basis? Daarom gaan we in het tweede semester op zoek naar alternatieven in het begeleiden en opvoeden van leerlingen. Een aantal pedagogen (Steiner, Freinet, Decroly, Montessori …) lagen aan de basis van andere schoolsystemen. Vele ideeën vonden ook hun weg naar ons schoolconcept. Je gaat kritisch na hoe een krachtige leeromgeving kan worden gecreëerd in ons schoolsysteem en in de bestaande methodescholen. In het kader van een internationale uitwisseling met een Pabo in Zwolle, maken we kennis met het Nederlandse onderwijssysteem en enkele typisch Nederlandse methodescholen: Montessori, Dalton en Jenaplan. O N D E R W I J S V O R M -
140
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht Individuele opdracht bezoek
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. en Van Den Driessche, I. (2008). Syllabus Opvoedkunde. Brugge: KHBO.
Soort bron Werkteksten op Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 50 % onderdeel
50 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40 %
groepsopdracht
methodescholen
50 %
opdrachten
10 %
individuele opdracht
visie op opvoeding en maatschappij gezinspedagogiek
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
visie op opvoeding en maatschappij
40 %
individuele opdrachten
gezinspedagogiek
10 %
individuele opdrachten
methodescholen
50 %
individuele opdrachten
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Deelname aan het studiebezoek is onderdeel van de evaluatie. Bij afwezigheid moet een vervangopdracht worden gemaakt.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
141
8.8
Didactiek van het lager onderwijs 2
Code
BLD-5120.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
5
Titularis
Ann De Jaegher
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aangewezen volgtijdelijkheid vastgelegd. Omwille van de praktijkgerichtheid van dit opleidingsonderdeel adviseren we om het af te leggen samen met Stage: lager onderwijs 2. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
8.8.1
Didactiek 2
Code
BLD-5121.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
8 sessies van 3 uur contactonderwijs en 2 demolessen
Titularis
Ann De Jaegher
Docent(en)
Ann De Jaegher (2LD01-04) en Isolde Van Den Driessche (2LD0506) Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 1. Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2. Doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3. De leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4. De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. 1.6. In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7. Realiseren van een krachtige leeromgeving, met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2. Leraar als opvoeder 2.1. In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de leerlingengroep en op school. 2.2. De emancipatie van kinderen bevorderen. 3. Leraar als inhoudelijk expert 3.1. Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden uit de leergebieden volgen en bevragen. 4. Leraar als organisator 4.1. Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 142
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.2.
Een soepel en efficiënt les- en/of dagverloop creëren, passend in een korte- en langetijdsplanning. 5. Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.3. Het eigen functioneren ter discussie kunnen stellen en bijsturen. D O E L E N 1. Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Lesschema‟s voor lezen, spelling en schrift kunnen ontwerpen voor de tweede helft van het eerste leerjaar. 2. Leraar als opvoeder - Didactische onderwijsvormen kiezen vanuit aandacht voor een positief klasklimaat. - Didactische onderwijsvormen kiezen in functie van emancipatie bevorderend werken. 3. Leraar als inhoudelijk expert - Factoren die het leesproces bevorderen kunnen noemen. - Het leesproces van een beginnende lezer en van een gevorderde lezer kunnen omschrijven. - Voor- en nadelen kunnen aangeven van verschillende hedendaagse én historischrelevante leesmethoden. - De principes van de structuurmethode en van de directe systeemmethode kunnen omzetten in praktijk. - Oog krijgen voor het voortgezet leesproces. - Spellend en radend lezen kunnen herkennen en ermee omgaan in een leesactiviteit. - Doelen, opbouw en differentiatiemogelijkheden kunnen omschrijven. - Observatie, toetsing en remediëring kunnen bespreken. - De visie van het EGKO kunnen verwoorden. - De begrippen van het tempelmodel kunnen uitleggen en illustreren. - De organisatie van hoekenwerk, het aanwenden van materialen en het aanbieden van vrije en geleide activiteiten in de kleuterklas kunnen vertalen naar het eerste leerjaar. 4. Leraar als organisator - Gebruik van het ADI-model, het ontwerpen van lessen. - De basiscomponenten van het directe – instructiemodel plaatsen binnen het didactisch handelen tijdens een les. - Het didactische model correct toepassen op geziene lessen en variaties kunnen aangeven. - Vlot lesschema‟s kunnen ontwerpen vanuit aangeboden materiaal/ handleidingen. - Leerinhouden selecteren vanuit gegeven doelen. - Een bordschema adequaat opbouwen. - Een krachtige leeromgeving kunnen ontwerpen met aandacht voor leren is actief, doelgericht, interactief, contextgebonden en individueel verschillend. - Omgaan met verschillen. - De verschillen en raakpunten tussen differentiëren en remediëren verwoorden. - Differentiatie naar tempo, doel, instructiebehoefte, interesse en verwerkingsniveau in praktijksituaties kunnen toepassen. - Organisatorische mogelijkheden ontdekken en valkuilen vermijden bij het werken aan differentiatie. - Het BHV-model gebruiken als model om lessen te bespreken en voor te bereiden. - Differentiatie in praktijk omzetten als een logisch gevolg van het streven naar goed onderwijs. 5. Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - Vanuit eigen stage-ervaringen en reflecties de noodzaak van differentiatie kunnen aangeven.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
143
I N H O U D In de eerste helft van het tweede jaar focus je op de „taak‟ van de leraar als begeleider van leerprocessen. Hierbij komt het lesgeven – waar de krachtige leeromgeving ten volle wordt benut - centraal te staan. In het kader van differentiatie worden ook het ADImodel (activerend, directe instructiemodel) en het BHV-model (basis, herhaling, verdieping) besproken. Daarnaast verdiep je je in het aanvankelijke leesproces van leerlingen. Hierin probeer je na te gaan hoe het leren cumulatief verloopt en hoe je als leerkracht een aanzet kunt geven door goed opgebouwde leeslessen. Je gaat ook na hoe je in de tweede helft van het schooljaar (in een eerste leerjaar) verschillen in leestempo en/of leesniveau in de klas kunt opvangen. Er wordt ook kort ingegaan op de specifieke aanpak van schrijven, schrift en spelling. Je gaat ook na welke inhouden, onderwijsvormen en didactische middelen aangewezen zijn voor de leeftijdsgroep van de eerste graad. Hier staat vooral de speelse en snelle afwisseling in lestempo centraal. De uitgangspunten van het ervaringsgericht kleuteronderwijs worden verkend. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege.
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal aangeboden op TOLEDO De Jaegher, A. & Van Den Driessche, I. (2008). Didactiek van het lager onderwijs 2 – aanvankelijk lezen. Leuven-Brugge: ACCO. (ISBN 9789033471766).
Soort bron TOLEDO Boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
x Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
0%
onderdeel
procentuele verdeling
didactiek
100 %
evaluatiemethode schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
didactiek
100 %
schriftelijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/ 144
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.8.2
Digitale didactiek
Code
BLD-5124.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
8 sessies van 2 uur contacturen
Titularis
Ann De Jaegher
Docent(en)
Jeroen Van Hijfte (2LD01-06)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 4 De leraar als organisator 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. D O E L E N -
De ICT-competenties van een klasgroep inschatten. Op basis van de ICT-leerlijn en – competenties gepaste lesdoelen formuleren voor het gebruik van ICT door leerlingen. De ICT-eindtermen en een ICT-leerlijn voor de lagere school gebruiken.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
145
-
Kunnen inschatten wanneer het gebruik van ICT een meerwaarde biedt aan een les en wanneer niet. Bij het gebruik van ICT in een les aan leerlingen een duidelijke instructie geven en op een gestructureerde manier opdrachten geven. Een gepaste werkvorm kiezen bij het werken met ICT in de klas. Een computerhoek inrichten in de klas. Multimediale onderwijsvormen gebruiken. ICT gebruiken om te differentiëren of te remediëren in de les. Informatie en beoordelingen over educatieve software kunnen opzoeken. Op basis van enkele criteria een verantwoorde keuze maken uit het aanbod van educatieve software, rekening houdend met de specifieke noden en kenmerken van de doelgroep. Een motiverende leeromgeving realiseren met behulp van ICT. Leerlingen die aan het werk zijn aan de computer op een goede manier kunnen begeleiden. Weten wat cyberpesten is, en dit bespreekbaar maken met leerlingen van de lagere school. Leerlingen (begeleid) zelfstandig leren werken m.b.v. ICT. Leerlingen attent maken op de gevaren van het gebruik van internet en hen ermee leren omgaan. Leerlingen op een kritische manier leren omspringen met informatie van die ze op het internet gevonden hebben. Leerlingen leren op een verantwoorde manier een computer gebruiken (b.v. respect voor het materiaal, verantwoorde tijd achter de computer, houding … ). De nodige basisterminologie beheersen. Educatieve software kunnen opzoeken, installeren, evalueren en correct gebruiken. Een les waarbij gebruik gemaakt wordt van ICT op een vlotte manier kunnen laten verlopen. Een computerhoek kunnen inrichten en inschakelen in het hoekenwerk. Een nieuw softwarepakket kunnen introduceren in de klas. Educatieve software kunnen beoordelen aan de hand van enkele eenvoudige criteria. De nieuwe ontwikkelingen op het vlak van digitale media en het gebruik ervan in klasverband opvolgen.
I N H O U D We bespreken de ICT-eindtermen en zoeken passende activiteiten om aan deze eindtermen te werken. We bekijken hoe je als leraar de leerlingen op een veilige en gezonde manier kunt laten omspringen met ICT. We bestuderen manieren om digitale media in je les in te schakelen. Daarbij hebben we oog voor organisatie- en werkvormen. We leren omspringen met het gigantische aanbod van software voor kinderen. Welk soorten software bestaan er voor kinderen? Aan welke criteria moet een goed educatief programma voldoen? In de loop van het jaar moet je ook een ICT-les geven aan kinderen van de lagere school, waarin je al wat je geleerd hebt in praktijk kunt brengen. O N D E R W I J S V O R M -
146
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht
Soort bron
Vlaams ministerie voor Onderwijs en Vorming. (2007). Veilig online: tips voor veilig ICT-gebruik op school. Brussel: Afdeling Beleidscoördinatie Onderwijs. Losbladig lesmateriaal (aangeboden via Toledo).
brochure
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 50 % examen 50 %
portfolio
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
schriftelijk examen
50 %
herwerking portfolio
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
147
8.9
Leerprocessen en evaluatie
Code
BLD-5123.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
2
Studiepunten
4
Contacturen
8 sessies van 4 uur contactonderwijs en 2 demolessen
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en)
Ann De Jaegher, Sofie Bamelis en Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Omwille van de praktijkgerichtheid van dit opleidingsonderdeel adviseren we om het examen af te leggen samen met Stage: lager onderwijs 2. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.3.: De leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4.: De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5.: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. 1.8.: Observatie en evaluatie voorbereiden. 1.9.: Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 5. Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1.: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3.: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. D O E L E N 1. -
Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Hoekenwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. Doelen en voordelen van hoekenwerk verwoorden. Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van hoekenwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. Een kijkwijzer voor de uitbouw van een hoek uitschrijven. Contractwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. Enkele basisprincipes van het contractwerk kunnen toepassen. Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van contractwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. De in het eerste jaar geziene onderwijsvormen een passende plaats geven binnen hoekenwerk en contractwerk. Aanschouwelijk didactisch materiaal ontwikkelen als ondersteuning bij het verwerven of verwerken van leerinhouden.
148
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3. -
5. -
Voor de verschillende leerdomeinen doelstellingvalide opdrachten en vragen onder diverse vormen kiezen en/of opstellen die beantwoorden aan de gangbare criteria. In overleg passende observatie-instrumenten kiezen, eventueel opstellen en ook hanteren. De functie van een specifiek evaluatie-instrument bepalen, waarbij de evaluatie geen doel op zich is maar het leerproces ondersteunt. Mits ondersteuning ook beoordelingscriteria bepalen. Diverse manieren verkennen waarbij op systematisch wijze gegevens worden verzameld i.v.m. het leer- en ontwikkelingsproces van het kind: toetsen, observaties, gesprekken en zelfevaluaties van de lerende. De vorderingen en prestaties van leerlingen correct en objectief beoordelen. Rapporten kritisch bespreken en voorstellen ter verbetering formuleren. Leraar als inhoudelijk expert Bij de aanbreng van leerinhouden volgende leerprocessen herkennen: woordbetekenissen, symbolen, feitenkennis, begrippen, regels, algoritmen, denkmethoden of heuristieken, leerstrategieën, metacognitieve kennis en vaardigheden, motorische vaardigheden, sociale vaardigheden en attitudes. Methoden ontwikkelen om deze leerinhouden aan te leren. Inzien hoe de waarneming, het geheugen en intelligentie het leren beïnvloeden. Inzichten in de menselijke waarneming kunnen vertalen naar het leesproces en naar het opnemen van informatie bij visuele en auditieve waarnemingsactiviteiten. Inzicht krijgen in de werking van het geheugen. Kunnen aangeven hoe we met de kennis van het geheugen effectieve leerprocessen kunnen op gang brengen (leren is constructief, cumulatief). Recente opvattingen rond het concept intelligentie en hoogbegaafdheid leren kennen. De waarde van intelligentie –onderzoek kunnen inschatten. Kennis maken met de vakoverschrijdende eindtermen leren leren. Aandacht hebben voor „leren leren‟ in het 5de leerjaar, in het bijzonder bij de uitwerking van het wero-thema en het contractwerk (of hoekenwerk). Een visie op de evaluatie hebben die rekening houdt met de wenselijke zorgbreedte van de school. In deze visie is de evaluatie in eerste instantie gericht op diagnose, bijsturing en remediëring en pas in tweede instantie op oriëntering en selectie. Op de hoogte zijn van de verschillende vormen van evaluatie, van de grote evaluatieprincipes en van de verschillende evaluatietechnieken en instrumenten. Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker Door kennis over de leerstijlen van Kolb bewust worden van het bestaan van de eigen leerstijl. Bij het lesgeven mogelijkheden zoeken om de eigen leerstijl complementair aan te vullen.
I N H O U D In de tweede helft van het tweede jaar komt naast de „opdracht‟ van de leerkracht de leerling en het leerproces centraal te staan. Vanuit stage-ervaringen probeer je oog te krijgen voor de leerprocessen van de kinderen. Je gaat na hoe je zelf leert, hoe kinderen leren, welke leerstijl je zelf hanteert en de gevolgen ervan op je onderwijsstijl. In dit kader besteed je ook aandacht aan de ondersteunende functies nl. waarnemen, geheugen en intelligentie. Inzicht in leerprocessen veronderstelt ook inzicht in leerinhouden en hun didactische aanpak. Je leert hierbij materiaal ontwikkelen dat het leerproces van kinderen kan ondersteunen. Expliciete aandacht gaat ook naar leren leren en naar hoekenwerk en contractwerk. Wij gaan ook na hoe het leerproces van de leerlingen kan worden opgevolgd. Evaluatie speelt hierbij een belangrijke rol. In een eerste deel gaan we gegevens verzamelen. Hier bekijken we verschillende evaluatievormen die relevant zijn voor de lagere school. Naast kiezen en opmaken van evaluatie-instrumenten, komen ook beoordelen en rapporteren aan bod.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
149
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A., & Van Den Driessche, I. (2011). Leerprocessen en evaluatie. Leuven: ACCO.
Soort bron boek
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
x
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode
onderdeel
0% procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
100 % procentuele verdeling 10 % 90 %
evaluatiemethode individuele opdracht mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
10 %
individuele opdracht (herwerkt)
90 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
150
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.10
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: lesopbouw
Code
BLD-9020.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen Titularis
Stefan Dewitte
Docent(en) Onderwijstaal
Stefan Dewitte, Brigitte Grillet, Hilde Michiels en Koen Crul (2LD0106) Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2. 1.3. 1.4.
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen de leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren de leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen selecteren. de leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen structuren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5. de leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6. de leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.11. de leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in Standaardnederlands. 2 De leraar als opvoeder 2.6. de leerkracht kan de fysieke gezondheid van de lln bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1. de leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.2. de leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1. De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op cultureel-esthetisch domein. A5 organisatievermogen (A5), A6 zin voor samenwerking (A6), A8 flexibiliteit (A8) creatieve ingesteldheid D O E L E N -
Je kan bij een muzische activiteit een concept ontwerpen
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
151
-
Je kan zinvolle onderwerpen voor muzische activiteiten zoeken, een waaier aan werkvormen hanteren en de bouwstenen omzetten in concrete doelen. Je kan opdrachten in de verschillende domeinen ontwerpen, rekening houdend met het doel dat je wil bereiken, je kan de opdracht op een speelse manier voorstellen. Je kan een opdracht versterken zodat ze meer creativiteit uitlokt, concreter is of meer inspeelt op het niveau van de leerlingen. Je kan eigen muzische activiteiten opbouwen vanuit een opgegeven concept rekening houdend met de kwaliteitscriteria. Je kan de verschillende stappen in het verloop van een activiteit weergeven en het nut van elk onderdeel beschrijven Je kan een kunstzinnig werk beschouwen met kinderen vanuit een zinvolle vraagstelling Je kan in grote lijnen aangeven hoe de esthetische ontwikkeling van kinderen verloopt en je vragen aanpassen aan het niveau waarin leerlingen zich bevinden Je kan uitleggen wat bewegingsintegratie inhoudt en concrete voorbeelden geven. Je kan doelstellingen selecteren en een zinvolle lesactiviteit opbouwen vanuit de verschillende domeinen in bewegingsopvoeding.
I N H O U D In dit opleidingsonderdeel werken we geïntegreerd; de muzische domeinen muziek, beeld, drama en dans met linken naar muzisch taalgebruik en media komen in samenhang aan bod. Muzische vorming en bewegingsopvoeding - lesopbouw handelt over het opbouwen van zinvolle muzische activiteiten en bestaat uit vijf thema‟s, vier muzische en een bewegingsopvoeding: 1. onderwerpen, werkvormen en bouwstenen 2. werken met opdrachten 3. muzische activiteiten opbouwen 4. beschouwen met kinderen 5. bewegingsintegratie (bewegingsopvoeding) De muzische thema‟s komen in samenhang aan bod, dat wil zeggen dat je in elk muzisch domein de inhouden vertaald ziet in concrete activiteiten. Aan de hand van praktijkvoorbeelden sta je stil bij de verschillende lesfasen, leer je doelgericht werken, kan je inspiratie geven, creativiteit stimuleren en diverse muzische werkvormen hanteren. Aan het einde van dit onderdeel ben je in staat om vanuit een thema, een werkvorm en een bouwsteen een eigen muzische les op te bouwen voor leerlingen van het lager onderwijs. Voor het onderdeel bewegingsopvoeding ben je in staat om concrete voorbeelden te geven van bewegingsintegratie en kan je een lesvoorbereiding uitwerken met een duidelijke link met het leerplan. Je maakt actieve werksessies bij rond het domein zwemmen, bal- en dingvaardigheden, ritmiek en expressie. O N D E R W I J S V O R M -
152
Leergesprek Werkcolleges Opdrachten
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO (1999). Leerplan muzische vorming, algemeen leerplan. Brussel. Crul, K., Dewitte, S., Vercruysse, A., Grillet, B. (2010). Syllabus muzische vorming en bewegingsopvoeding – lesopbouw. Brugge: KHBO. VVKBaO (1999). Leerplan bewegingsopvoeding. Brussel
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco X
Losbladige syllabus boek
X Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
opdrachten
50 %
Schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
Herwerken opdrachten
50 %
Schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
153
8.11
Muzische vorming en bewegingsopvoeding: integratie
Code
BLD-9021.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
2
Studiepunten
4
Contacturen Titularis
Koen Crul
Docent(en) Onderwijstaal
Koen Crul, Stefan Dewitte, Brigitte Grillet en Hilde Michiels (2LD0106) Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2. 1.3. 1.4.
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren De leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen structuren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7. de leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.11. de leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in Standaardnederlands. 2 De leraar als opvoeder 2.2. de leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen 2.3. de leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.6. de leerkracht kan de fysieke gezondheid van de lln bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1. de leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.2. de leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1. de leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1. De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op cultureel-esthetisch domein. Attitudes: A5 organisatievermogen 154
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
A6 A8
zin voor samenwerking flexibiliteit creatieve ingesteldheid
D O E L E N -
Je kan de specifieke didactiek met de bijhorende werkvormen hanteren bij jonge kinderen Je kan een hoekenwerk opstellen en organiseren vanuit een muzische invalshoek Je kan verschillende modellen van integratie toepassen en aangeven waarom geïntegreerd muzisch werken zinvol kan zijn Je kan samenhang creëren in het muzisch aanbod door thema‟s, werkvormen en bouwstenen aan elkaar te koppelen Je kan mogelijkheden aangeven om een muzisch klimaat te realiseren op school Je kan een buitenschoolse sportactiviteit opzetten en begeleiden (SVS), je kan bewegingsintegrerend werken. Je kan de aangeleerde zwemtechnieken toepassen.
I N H O U D In dit opleidingsonderdeel werken we geïntegreerd; de muzische domeinen muziek, beeld, drama en dans met linken naar muzisch taalgebruik en media komen in samenhang aan bod. Muzische vorming en bewegingsopvoeding - integratie behandelt het geïntegreerd muzisch werken en bestaat uit vier thema‟s: 6. werken met jonge kinderen 7. hoekenwerk en andere vormen van muzisch werken 8. geïntegreerd muzisch werken 9. bewegingsopvoeding Deze thema‟s komen in de verschillende muzische domeinen aan bod. Je ontdekt specifieke werkvormen voor jonge leerlingen, je verkent verschillende manieren om te werken aan muzische doelen, je onderzoekt hoe je aan een muzisch klimaat kan werken op school en hoe je op een zinvolle manier geïntegreerd kan werken. In bewegingsopvoeding verken je de conditionele vaardigheden, het domein van de bewegingskunsten, werk je met materialen zoals springtouwen en ontdek je mogelijkheden om met hoeken te werken in een bewegingsruimte. Je beheerst de nodige zwemvaardigheden. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Werkcollege opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO. (1999). Leerplan muzische vorming, algemeen deel. Brussel Crul, K., Dewitte, S., & Vercruysse, A. (2010). Syllabus muzische vorming – integratie. Brugge: KHBO. VVKBaO. (1998). Leerplan bewegingsopvoeding in de basisschool. Brussel
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Soort bron boek
Acco
Losbladige syllabus boek
155
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
muzische vorming – integratie Zwemexamen
50 %
Mondeling examen en zwemexamen
50 %
Opdrachten en SVSstage
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
muzische vorming integratie
50 %
Mondeling examen en zwemexamen
50 %
opdrachten
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
156
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.12
Stage: lager onderwijs 2
Code
BLD-9720.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1+2
Studiepunten
11
Titularis
Lieve Lootens (2LD01-06)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel kan enkel gevolgd worden indien men het creditbewijs voor Stage: lager onderwijs 1 heeft verworven.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie pag. 12 praktijkgids 2 BALO). In Stage: lager onderwijs 2 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 (bereikt in Stage: lager onderwijs 1) naar niveau 2 (en verder … ). D O E L E N DUOSTAGE In deze eerste stage van het tweede jaar verwachten we dat je de competenties van het eerste jaar verder verwerft. De nadruk lag in het eerste jaar vooral op de leraar als opvoeder en de leraar als organisator. In het tweede jaar ligt de nadruk op de competenties van de leraar als begeleider van leerprocessen. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen Het DI-model correct kunnen toepassen. Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven. Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken. Duidelijke doelen kunnen formuleren. Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven. Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren. Functioneel gebruik kunnen maken van media. Media kunnen aanpassen. Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen. FG 2 De leraar als opvoeder Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen. Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik. Oog hebben voor alle leerlingen. FG 3 De leraar als inhoudelijk expert Hoofd- en bijzaken onderscheiden. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
157
Blijk geven van het beheersen van de inhouden. FG 4 De leraar als organisator Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. Een soepel en efficiënt dagverloop creëren. Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen. Gebruik maken van tussendoortjes. Een „nieuw‟ wero-thema samen met een medestudent kunnen uitwerken. Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken. FG 7 De leraar als lid van het schoolteam Vlot samenwerken met de medestudent en de mentor. Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven. STAGE TWEEDE LEERJAAR In de stage eerste leerjaar verwachten we dat je oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, soepel leert omgaan met kortere lestijden. In de stage vijfde leerjaar verwachten we een aanzet om met verschillen om te gaan, oog te krijgen voor het leren van leerlingen. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen - Het DI-model correct kunnen toepassen. - Een aanzet kunnen geven tot het hanteren van het BHV-model. - Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven. - Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken. - Duidelijke doelen kunnen formuleren. - Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven. - Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren. - Een aanzet tot hoekenwerk of contractwerk kunnen geven. - Functioneel gebruik kunnen maken van media. - Media kunnen aanpassen. - Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen. - Opeenvolgende lessen kunnen geven. FG 2 De leraar als opvoeder - Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen. - Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik. - Oog hebben voor alle leerlingen. FG 3 De leraar als inhoudelijk expert - Hoofd- en bijzaken onderscheiden. - Blijk geven van het beheersen van de inhouden. FG 4 De leraar als organisator - Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. - Vlot lesovergangen kunnen maken. - Een hoekenwerk of contractwerk kunnen organiseren. - Een soepel en efficiënt dagverloop creëren. - Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes. - Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. - Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren. FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator - Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen. - Hanteren van de klaspop. - Gebruik maken van tussendoortjes. - Een wero-thema en muzisch thema op niveau 1ste leerjaar kunnen uitwerken. - Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren. - Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken. FG 7 De leraar als lid van het schoolteam - Vlot samenwerken met de mentor. - Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven.
158
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
STAGE EERSTE LEERJAAR Dit is een observatie- en participatiestage. Hier verwachten we dat je vooral oog krijgt voor de leerprocessen van kinderen – specifiek voor lezen, rekenen en schrijven. De doelen van het tweede leerjaar zijn hierbij geldig. STAGE VIJFDE LEERJAAR In de stage vijfde leerjaar verwachten we dat je oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, en het leerproces. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen - Het DI-model/BHV–model correct kunnen toepassen. - Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven. - Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken. - Duidelijke doelen kunnen formuleren. - Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven. - Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren. - Een contractwerk in functie van omgaan met verschillen kunnen maken. - Functioneel gebruik kunnen maken van media. - Media kunnen aanpassen. - Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen. - Opeenvolgende lessen kunnen geven. - Oog krijgen voor leren leren. FG 2 De leraar als opvoeder - Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen. - Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik. - Oog hebben voor alle leerlingen. FG 3 De leraar als inhoudelijk expert - Hoofd- en bijzaken onderscheiden. - Blijk geven van het beheersen van de inhouden. FG 4 De leraar als organisator - Een gestructureerd werkklimaat bevorderen. - Vlot lesovergangen kunnen maken. - Een contractwerk of hoekenwerk kunnen organiseren. - Een soepel en efficiënt dagverloop creëren. - Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes. - Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. - Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren. FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator - Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen. - Een wero-thema en muzisch thema op niveau 5de leerjaar kunnen uitwerken. - Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren. - Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken. FG 7 De leraar als lid van het schoolteam - Vlot samenwerken met de mentor. - Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven. I N H O U D In Stage: lager onderwijs 2 van de opleiding bouwen de studenten hun pedagogische en didactische vaardigheden, waarvan de basis is gelegd in Stage: lager onderwijs 1. De nadruk lag in het eerste jaar vooral op de leraar als opvoeder en de leraar als organisator. In het tweede jaar ligt de nadruk op de competenties van de leraar als begeleider van leerprocessen en de leraar als inhoudelijk expert. Op het einde van dit programmajaar verwachten we dat studenten het leerproces van kinderen centraal kunnen stellen; Zij krijgen oog voor verschillen tussen leerlingen en proberen hier preventief op in te spelen door differentiatiemaatregelen toe te passen. Deze stage behelst volgende activiteiten: - 1 week duostage in het derde, vierde of vijfde leerjaar (met 2 studenten neem je de hele lesweek over) Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
159
-
2 weken stage tweede leerjaar (38 lestijden) 3 dagen observatie en participatie in het eerste leerjaar 2 weken vijfde leerjaar, met een uitwisseling met een Nederlandse student (2 dagen participatie – alle lesactiviteiten) De stagegesprekken (4)
O N D E R W I J S V O R M -
stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids BALO. Aanbevolen /
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
De beoordeling van de didactische stage gebeurt door permanente evaluatie: de studenten krijgen een tussentijdse quotatie in januari en de eindevaluatie gebeurt op het einde van het jaar. Het tussentijdse resultaat kan enkel onvoldoende of voldoende zijn. Er wordt geen cijferscore toegekend. Het is een aanwijzing en geen definitief resultaat. Het is een indicatie voor het competentieniveau na twee stageperioden in “Stage 2”. We verwachten dat je het bereikte niveau tijdens de rest van de stages minimaal blijft aanhouden en verder doorgroeit. Het eindresultaat wordt weergegeven door een cijfer op 20. De cijfers worden toegekend op de (praktijk-)deliberatie en staan vermeld op het rapport, samen met de cijfers van de andere opleidingsonderdelen. Een tussentijdse score „voldoende‟ kan leiden tot een „onvoldoende‟ als eindscore (< 20). Dat kan als je het bereikte niveau tussentijds niet bevestigt en niet verder groeit.
160
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De evaluatie gebeurt op basis van allerlei documenten m.b.t. de stage van de studenten: zelfreflectie, stagemap, verslagen van docenten, van stagementoren, eventueel van directies van stagescholen … Criteria bij het vaststellen van de eindbeoordeling: Bij de het vaststellen van het eindresultaat worden volgende competenties in acht genomen: Beroepshouding: Dit wordt als een basisvoorwaarde gezien voor het goed functioneren op stage. Aandachtspunten en zeker tekorten die op deze rubriek vermeld worden, zullen zwaar doorwegen op het eindresultaat van de stage. Taal, de leraar als opvoeder en de leraar als organisator: Op deze rubrieken worden doelen geformuleerd die vooral in “Stage 1” worden nagestreefd. In “Stage 2” wordt hier voldoende vordering verwacht en een voldoende constant basisniveau van functioneren in verschillende omstandigheden. Indien hier op regelmatige basis aandachtspunten worden vermeld of tekorten worden aangegeven, weegt dit zwaar door op het eindresultaat. Begeleider van leerprocessen, de leraar als inhoudelijk expert en de leraar als innovator (reflectie) zijn vooral doelen van “Stage 2”. Indien op deze rubriek aandachtspunten worden aangegeven of een tekort wordt vermeld, weegt dit zwaar door op het eindresultaat. Het aanbrengen van vernieuwende ideeën wordt echter vooral in “Stage 3” (in een volgend opleidingsjaar) beoordeeld. De aandacht voor leerprocessen en de inhoudelijke vakkennis behoren tot de kern van wat je moet leren in “Stage 2”. Hierop onvoldoende scoren leidt tot een onvoldoende score voor “Stage 2”. De leraar als lid van het team wordt in “Stage 2” beoordeeld op vlak van samenwerking met de mentor of met medestudenten, minder als lid van het hele schoolteam. De leraar als partner van ouders en lid van het schoolteam (het hele team op de stageschool) zijn vooral doelen van “Stage 3”. Hier wordt een niveau toegekend wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn vanuit de stages. Het globale resultaat is geen optelsom van de verschillende stages. De vordering en de groei op de verschillende rubrieken wegen sterk door. Het is dan ook het geheel van kwaliteiten, aandachtspunten en tekorten die het resultaat bepalen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
161
9
Opleidingsprogramma- derde opleidingsfase
Opleidingsprogramma 2011-2012 Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (derde opleidingsfase) OPLEIDINGSONDERDELEN Studiepunten brede zorg in het lager onderwijs 10 katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal 3 Frans 3 3 persoonlijk leertraject 3 3 Globale keuzeoptie: keuzetraject 1L: regulier traject keuzemodules: 10 studiepunten kiezen uit: keuzemodule (voor EVK-studenten) 10 wetenschappen en techniek 5 leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde 5 gedrags- en werkhoudingproblemen 5 ICT 10 muzische vorming 10 educatief werk 5 taalinitiatie Frans 5 intercultureel en mondiale vorming 3 werken in het onderwijs: 3 - onderwijs in Vlaanderen 2 - EHBO 1 bachelorproef 4 stage: lager onderwijs 3a 21 Globale keuzeoptie: keuzetraject 2L: Erasmusuitwisseling erasmusuitwisseling 20 werken in het onderwijs: 3 - onderwijs in Vlaanderen 2 - EHBO 1 stage: lager onderwijs 3b 18 Globale keuzeoptie: keuzetraject 3L: ontwikkelingssamenwerking ontwikkelingssamenwerking 20 werken in het onderwijs: 3 - onderwijs in Vlaanderen 2 - EHBO 1 stage: lager onderwijs 3c 18 Globale keuzeoptie: keuzetraject 4L: internationale klas flemisch culture and society 5 euro-class: Teaching in Europe 5 communication, Emotion and Expression 5 diversity and Education 5 werken in het onderwijs: 3 - onderwijs in Vlaanderen 2 - EHBO 1 stage: lager onderwijs 3d 18 Globale keuze-optie: keuzetraject 5L: onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven) onderwijskunde 15 - geschiedenis van de gedragswetenschappen 5 - onderwijskunde 2: organisatie en beleid 5 - concepten en praktijken van non-formele 5 educatie intercultureel en mondiale vorming 3 162
Code BLD-5130.E0-j1 BLD-1130.E0-j1 BLD-2230.E0-j1 BLD-5531.E0-j1
BLD-9430.E0-s2 BLD-8230.E0-s2 BLD-5631.E0-s2 BLD-5532.E0-s2 BLD-3433.E0-s2 BLD-8634.E0-s2 BLD-9835.E0-s2 BLD-2236.E0-s2 BLD-5030.E0-j1 BLD-5133.S2-j1 BLD-5134.O1-s1 BLD-6233.O2-s2 BLD-9530.E0-s2 BLD-9730.E0-j1 BLD-9930.E0-s2 BLD-5133.S2-j1 BLD-5134.O1-s1 BLD-6233.O2-s2 BLD-9731.E0-j1
BLD-9931.E0-s2 BLD-5133.S2-j1 BLD-5134.O1-s1 BLD-6233.O2-s2 BLD-9732.E0-j1 BLD-9932.E0-s2 BLD-9933.E0-s2 BLD-9934.E0-s2 BLD-9935.E0-s2 BLD-5133.S2-j1 BLD-5134.O1-s1 BLD-6233.O2-s2 BLD-9733.E0-j1
BLD-9939.S3-s2 BLD-9936.O1-s2 BLD-9937.O2-s2 BLD-9938.O3-s2 BLD-5030.E0-j1
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
bachelorproef praktijkcomponent en EHBO - stage: lager onderwijs 3e - EHBO
4 19 18 1
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
BLD-9530.E0-s2 BLD-8030.S2-j1 BLD-9734.O1-j1 BLD-6233.O2-s2
163
10
Opleidingsonderdelen
10.1
Brede zorg in het lager onderwijs
Code
BLD-5130.EO-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
10
Contacturen Titularis
Karen Keppens
Docent(en) Onderwijstaal
Karen Keppens (3LD01-10) Sofie Bamelis, Lieve Lootens, Nathalie Vermeersch, Lien Vanopstal, Hilde Michiels, Brigitte Grillet, Koen Crul en Ann Bossaert Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.12 2 2.1 2.2 2.5 2.6 3 3.1
164
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. Individueel en in teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. Proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep. De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in groep. De emancipatie van kinderen bevorderen. Adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. De fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) volgen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3.3
Het eigen aanbod kunnen situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 Resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 Kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. 5.3 Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.1 Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens van leerlingen. 6.2 Met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega‟s of externen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 Deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema‟s. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op verschillende domeinen. Attitudes A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. D O E L E N De leraar als begeleider van leerprocessen: Beginsituatie - De specifieke problemen bij de overgang van kleuter naar lagere school kennen, herkennen en er rekening mee houden. - De verschillende elementen van diversiteit in de beginsituatie onderkennen. - Welbevinden en betrokkenheid screenen, op kindniveau en klasniveau. - De competenties van kinderen situeren op de leerlijnen rekenen, lezen en schrijven. - Bij de kinderen specifieke kenmerken achterhalen die van invloed zijn op hun leren. - Specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen signaleren. Doelen - Doelstellingen kiezen op basis van leerlijnen rekenen, lezen en schrijven. - Doelstellingen kiezen rekening houdend met de beginsituatie van de kinderen en met de kenmerken en diversiteit van de groep. - Leerlijnen in de leerplannen en in leerboeken herkennen. Leermiddelen - Leermiddelen kiezen rekening houdend met de specifieke noden van de kinderen en de kenmerken van de doelgroep en zo nodig aanpassen. - Kennis hebben van ortho-didactische leermiddelen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Krachtige Leeromgeving - Zorgverbreding realiseren door de aanpak te differentiëren waar dit nodig is. - Voor kinderen met specifieke behoeften in het buitengewoon onderwijs omgaan met een aangereikt handelingsplan.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
165
-
Voor kinderen met specifieke behoeften in het gewoon onderwijs omgaan met een aangereikt handelingsplan en een aanzet geven tot acties Evaluatie - In functie van het geven van adviezen i.v.m. de schoolloopbaan van kinderen kennis hebben van de structuur en de eigenheid van het BuO. - In overleg passende observatie-instrumenten kiezen, eventueel opstellen en ook hanteren. - Opstellen van valide evaluatieopdrachten bij een gegeven lessenreeks. - De functie van een specifiek evaluatie-instrument bepalen, waarbij de evaluatie geen doel op zich is maar het leerproces ondersteunt. - Aan de hand van evaluatiegegeven, realistisch reflecteren over het eigen didactisch handelen. - Mits ondersteuning ook beoordelingscriteria bepalen. - Op systematisch wijze gegevens verzamelen i.v.m. het leer- en ontwikkelingsproces van het kind, via toetsen, observaties, gesprekken en zelfevaluaties van de lerende. - Kennen en hanteren van leerlingvolgsystemen. - De vorderingen en prestaties correct en objectief beoordelen. - Een foutenanalyse uitvoeren. - Met ondersteuning signalen die kunnen wijzen op leerstoornissen bij kinderen herkennen en de hulpvraag van kinderen expliciteren. De leraar als opvoeder: - Het onderscheid zien tussen gedragsproblemen, werkhoudingproblemen en leerproblemen. - Aandacht hebben voor de ruimere context van probleemgedrag (oorzaken en beïnvloedende factoren). - Preventieve maatregelen nemen rond welbevinden en betrokkenheid, zowel op kindniveau als op klasniveau. - De leerlingen vertrouwd maken met een breed gamma relatiewijzen. - Maatregelen nemen om pesten en andere vormen van agressie te voorkomen of af te remmen. - De leerlingen leren constructief met conflicten om te gaan. - De eigenheid van het individuele kind met specifieke behoeften en van de sociale groepen herkennen, bespreekbaar maken en hanteren met het oog op zelfontplooiing en sociale integratie van de kinderen. - De basisprincipes van inclusief onderwijs toelichten en concretiseren. - Met ondersteuning signalen van probleemgedrag dat kan wijzen op sociaalemotionele problemen bij kinderen herkennen en de hulpvraag van kinderen expliciteren. - Met ondersteuning met het geconstateerde probleemgedrag adequaat omgaan. (Bereid zijn en in staat zijn om een ontwikkelingsbevorderende relatie met kinderen na te streven. De leraar als inhoudelijk expert: - Het verband zien tussen voorbereidend en aanvankelijk rekenen, lezen en schrijven. - Bij problemen terugkeren naar een onderliggende stap in de leerlijn. - Het werken met ontwikkelingsdoelen toelichten. - Gepaste theoretische begrippen en kaders kiezen en hanteren in de juiste context. De leraar als innovator-onderzoeker: - De eigen aanpak kunnen motiveren vanuit een visie op zorg. In staat en bereid over zijn eigen handelen kritisch te reflecteren en dit te toetsen aan de bekomen evaluatiegegevens. De leraar als partner van ouders: - Gesprekken met ouders voeren. - Rapporten kritisch bespreken vanuit het standpunt van de ouders en voorstellen ter verbetering formuleren. De leraar als lid van een team: - De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen volgens de stappen in het planmatig handelen (Van der Leij). - De verschillende niveaus van zorgtaken bespreken en illustreren met concrete initiatieven. 166
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De taken van de zorgcoördinator weergeven en illustreren met concrete initiatieven. Vaardig communiceren binnen teamoverleg. Een concrete hulpvraag omschrijven in functie van een doelgericht MDO-overleg. Adviezen en activiteiten voor remediëring voorstellen, hierbij rekening houdend met de leerprincipes van Prof. Ruyssenaers. Studieresultaten en rapporten bespreken en, met ondersteuning van het team, adviezen geven over de voortgang van de kinderen in hun schoolloopbaan.
De leraar als partner van externen: - Vaardig communiceren met externen binnen het MDO en met externe instanties. - Initiatieven en instanties die ondersteuning bieden bij specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen kennen en kunnen opsporen. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap: - Met collega‟s in discussie treden over visie op brede zorg en de realisering ervan in de basisschool. - De tendens naar integratie situeren binnen de internationale en Vlaamse ontwikkelingen. - Een eigen visie formuleren rond de huidige integratietendens. Een visie op de evaluatie hebben die rekening houdt met de wenselijke zorgbreedte van de school. In deze visie is de evaluatie in eerste instantie gericht op diagnose, bijsturing en remediëring en pas in tweede instantie op oriëntering en selectie. I N H O U D In deze module gaan we verdiepend in op het leerproces van kinderen en hoe we als leerkracht basisonderwijs deel kunnen uitmaken van een zorgbrede school. Tot hiertoe stonden we stil bij de individuele verschillen van kinderen tijdens het leerproces en hoe hiermee didactisch in een klasgroep mee om te gaan. Evaluatie speelt hierbij een belangrijke rol. In een eerste deel gaan we gegevens verzamelen. Hier bekijken we verschillende evaluatievormen die relevant zijn voor de lagere school. In het kader van een meer systematisch verzamelen van gegevens over het leer- en ontwikkelingsproces, maken we kennis met een aantal leerlingvolgsystemen. We focussen dus meer op het individuele kind. Hoe spelen we in op de specifieke behoeften van elk kind? Hoe kunnen we als leerkracht zorgbreed werken op kind-, klas- en schoolniveau? Hierbij aansluitend gaan we exemplarisch in op: omgaan met de diversiteit in de beginsituatie in het eerste leerjaar; omgaan met de diversiteit in en samenwerking met het buitengewoon onderwijs; brede zorg in de school in je ingroeistage; O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Onderwijsleergesprek individuele opdrachten werken met een casus
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Lootens, L., Monstrey, A., Bamelis, S., Vanopstal, L., Vanhaelewyn, K., Crul, K., Bossaert, A. Grillet B., Vermeersch, N. (2010). Brede zorg. Brugge: KHBO.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Soort bron syllabus
Acco
167
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
De studenten die Stage: lager onderwijs 3 niet in hun pakket hebben, doen de bijhorende opdrachten in hun stagecontext. Voor het pakket buitengewoon onderwijs wordt een alternatieve opdracht voorzien. Het is aangeraden om deze module te combineren met Stage: lager onderwijs 3. Omwille van de organisatie van de sneeuwklassen tijdens de maand januari, wordt het semesterexamen van de eerste examenperiode verschoven naar de tweede examenperiode.
168
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
10.2
Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal
Code
BLD-1130.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
8 sessies van 2,5 uur contactonderwijs
Titularis
Geertrui Verdonck
Docent
Geertrui Verdonck (3LD01-3LD10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 2 De leraar als opvoeder: 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert: 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot de leergebieden en vakgebieden aanwenden. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: 5.1 De leerkracht kan (resultaten van onderwijsontwikkelingswerken) vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 7 De leraar als lid van een schoolteam: 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen een schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen een schoolteam over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. 8 De leraar als partner van externen: 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega‟s contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 9 De leraar als lid van en onderwijsgemeenschap: 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. 10 De leraar als cultuurparticipant:
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
169
10.1 De leerkracht kan actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op het levensbeschouwelijk domein. D O E L E N 1. 2. 3. 5. 7. 8. 9. -
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: De student kan: zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G.; n.a.v. een opgegeven onderwerp leerinhouden/leerervaringen selecteren en structureren tot een zinvolle geheel; filmfragmenten selecteren die inzetbaar zijn bij interreligieus leren; gebruik maken van werkvormen als bibliodrama, FMK ... ; relevante leerinhouden en zinvolle verwerkingssuggesties selecteren aansluitend bij de thematiek van verdriet, rouw, verlies, dood; leerlingen inwijden in de symboliek en de geloofstaal eigen aan de christelijke geloofsgemeenschap bijvoorbeeld d.m.v. gevarieerde lesactiviteiten en/of een zinvolle (gebeds-)viering; een aantal traditiegebonden begrippen zinvol naar kinderen doorvertalen. De leraar als opvoeder: De student heeft oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van leerinhouden, leermiddelen, werk- en groeperingsvormen. De leraar als inhoudelijke expert: De student kan: kenmerken van de huidige samenleving die een impact hebben op godsdienst en godsdienstonderwijs toelichten; hun voor-, nadelen en gevolgen verduidelijken; de eigenheid van het Katholiek onderwijs verwoorden; het belang van een goed uitgewerkt vierbeleid argumenteren; de verschillende fasen in een rouwproces benoemen, illustreren met voorbeelden; het belang van een goed uitgewerkte symbooldidactiek toelichten en illustreren met voorbeelden; de symboliek eigen aan de christelijke feesten en sacramenten toelichten. De student beheerst/heeft weet van: de basiskennis i.v.m. sacramenten; de visie en de werking van christelijke organisaties zoals Missio, Welzijnszorg en Broederlijk Delen. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: De student kan/heeft: recente kinderbijbels kritisch beoordelen; oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s; bestaande lesvoorbereidingen/leermiddelen godsdienst kritisch evalueren en op een verantwoorde manier aanwenden in de praktijk. De leraar als lid van een schoolteam: De student: levert een actieve bijdrage aan het pastorale team van de school; toont zich bekommerd om en werkt waar mogelijk mee aan de uitbouw van een vierbeleid op school; kan samen met collega‟s klasoverschrijdende pastorale activiteiten/projecten opzetten die enerzijds aanleunen bij het christelijke opvoedingsproject maar die anderzijds ruimte laten voor de eigenheid van elk individu. De leraar als partner van externen: De student: kan in overleg contacten leggen met onderwijsinitiatieven van christelijke organisaties zoals Welzijnszorg en Broederlijk delen; ziet de dialoog met andere godsdiensten als een verrijking en moedigt deze houding ook aan bij collega‟s en leerlingen. De leraar als lid van een onderwijsgemeenschap: De student kan:
170
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
een zinvolle inbreng doen in een gesprek/discussie over de eigenheid van het Katholiek onderwijs in Vlaanderen; - reflecteren over de rol van het Katholiek onderwijs in de samenleving. 10. De leraar als cultuurparticipant: - De student toont interesse voor: - toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden; - toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving; - stelt zich respectvol op t.o.v. mensen (o.a. ouders, leerlingen) met een andere levensbeschouwing dan de zijne/hare. I N H O U D Aansluitend bij het semesterthema staan we stil bij de impact van de christelijke godsdienst en de rol van de godsdienstleerkracht op schoolniveau. Op dit metaniveau van de schoolpastoraal verkennen we ook o.a. sacramenten en vierbeleid. We begeven ons hier vooral op het vierde domein van levensbeschouwelijke groei met name: „openkomen voor symboliek en geloofstaal‟. We gaan in dit semester ook niet voorbij aan tendensen in de samenleving die een impact hebben op godsdienst en godsdienstonderwijs. Bewust van het feit dat onze samenleving steeds pluriformer wordt, gaan we enerzijds (weliswaar beperkt) in een open sfeer de dialoog aan met andere godsdiensten en proberen anderzijds de specificiteit van het christelijk opvoedingsproject en onze taak daarin als toekomstig (godsdienst-) leerkracht onder woorden te brengen. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron toledo
Acco
Aanbevolen Janssen, K. (2001). Een jaar vol kleuren. Averbode: Uitgeverij Altiora.
Soort bron boek
Acco
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling 100%
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
evaluatiemethode individuele en groepsopdrachten
171
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
herwerken taken
B E P A L I N G E N
Omwille van de organisatie van de sneeuwklassen tijdens de maand januari, wordt het semesterexamen van de eerste examenperiode verschoven naar de tweede examenperiode.
172
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
10.3
Frans 3
Code
BLD-2230.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
8 sessies van 2,5 uur contactonderwijs
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent
Leen Van Craesbeek (3LD01-3LD10)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. D O E L E N 1. 3. -
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: Geschikte teksten en luisterfragmenten selecteren voor gebruik in de lagere school. Kennis en vaardigheden adequaat evalueren en remediëren. De leraar als inhoudelijk expert: De Franse uitspraak beheersen. Uitspraakfouten herkennen en verbeteren. De Franse basiswoordenschat beheersen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
173
- Een conversatie voeren in het Frans. - De basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. - De grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier te verwoorden. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: - Een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen. - Vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen. 10. De leraar als cultuurparticipant: - Informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen. - Deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds. I N H O U D Tijdens verschillende werksessies bestudeer je enkele specifieke aspecten van het vreemdetalenonderwijs: de overgang tussen lagere school en middelbare school, uitspraakproblemen, motiverende werkvormen in de les Frans, het gebruik van spelvormen, evaluatie van vaardigheden. Je zoekt actief naar creatieve oplossingen die de lessen Frans in de basisschool aangenamer en efficiënter maken. Ondertussen onderhoud je je kennis van woordenschat en grammatica. De vier vaardigheden worden op een interactieve manier opgefrist. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Opdrachten Ateliers
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO. (2010). Leerplan Frans. (2010). Brussel Vanthier, H. L'enseignement aux enfants. Paris, CLE International. ISBN 978-2-09-035348-8 Van Craesbeek, L. (2011). Frans 3. Leuven: Acco.
Soort bron boek boek
Acco x x
boek
x
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
174
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
15 %
opdracht
50%
portfolio
35%
mondeling examen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
15 %
herwerkte opdracht)
50%
herwerkt portfolio
35%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Omwille van de organisatie van de sneeuwklassen tijdens de maand januari, wordt het semesterexamen van de eerste examenperiode verschoven naar de tweede examenperiode.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
175
10.4
Persoonlijk leertraject
Code
BLD-5531.EO-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Docent(en) Onderwijstaal
Trees Vanhoutte, Karen Keppens, Lieve Lootens en Isolde Van Den Driessche Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aangewezen volgtijdelijkheid vastgelegd: namelijk gelijktijdigheid met stage: lager onderwijs 3.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S 5 5.3 7 7.3
De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen. De leraar als lid van een schoolteam Het bespreekbaar maken van eigen pedagogische en didactische opdracht in teamverband 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. Attitudes A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N Leertraject: Het eigen leertraject kunnen schetsen aan de hand van zelf gekozen sleutelervaringen, stage-ervaringen en eigen keuzes in vb. het bacheloronderwerp en de keuzemodules. 176
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
Aan de hand van de competenties kunnen aangeven welk groeiproces werd afgelegd en nog mogelijk is in de toekomst. Kunnen aangeven welk soort leraar je wil/ kan zijn vanuit een zelf omschreven beroepsidentiteit. Een start kunnen maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan. Supervisie: Omdat de student zijn eigen leerweg uitstippelt en daardoor ook zijn doelstellingen zelf bepaalt in functie van zijn persoon en binnen een welbepaald werkkader, geven we slechts algemene doelstellingen weer. doelgericht met interacties kunnen omgaan; communicatieve vaardigheden kunnen inzetten; in groep en zelfstandig kunnen reflecteren over praktijkervaringen met als focus de eigen kracht en betrokkenheid (ui-model, Korthagen); in groep en zelfstandig kunnen reflecteren, gericht op het verwerven van inzicht, zodat dit kan leiden tot (meer) bewust of nieuw handelen in de praktijk (5 fasen, Korthagen); probleemoplossend en oplossingsgericht kunnen denken: concretiseren, problematiseren, generaliseren, ontwikkelen van leervragen, evalueren... openstaan voor het eigen leerproces en dat van de anderen Instappen in het beroep: Op de hoogte zijn van verschillende vormen van aanvangsbegeleiding en kunnen anticiperen op de eigen behoefte aan begeleiding. Een goede sollicitatiebrief kunnen schrijven. Een sollicitatiegesprek voorbereiden en kunnen voeren vanuit realistisch beeld op eigen competenties. Kennis hebben van de verschillende onderwijsinstanties. I N H O U D In dit onderdeel willen we de overgang van het werken en studeren in de opleiding naar een zelfstandig functioneren in het werkveld maken. Dit via drie grote onderdelen: het ontwikkelen van een eigen leertraject, een zevental supervisiesessies en één lesweek instappen in het beroep. We hopen hiermee de praktijkschok deels op te vangen. De start van dit opleidingsonderdeel bestaat erin: vanuit de competenties nadenken over waar je nu staat, welke leerweg je aflegde en wat je aan toekomstige uitdagingen ziet. Daarnaast bouwen we de directe stagebegeleiding af. Met de werkvorm supervisie willen we een aanzet geven tot het zelfstandig reflecteren over en van daaruit het bijsturen van het eigen handelen in de praktijk. Als afsluiter laten we je kennis maken met een aantal onderwijsinstanties en de manier van solliciteren in het basisonderwijs. O N D E R W I J S V O R M -
Supervisie Hoorcollege Werkcollege individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
177
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
geslaagd/niet geslaagd
individuele opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
-
Portfolio: 1. De analyse van het eigen functioneren aan de hand van de competenties a. Omschrijving van de eigen sleutelervaringen en essentiële stageervaringen (minimum 3) b. Omschrijving van de eigen keuzes binnen de opleiding (stagescholen/ bachelorproef/ keuzemodules) 2. De verslagen in het kader van supervisie (zie verder) 3. Sollicitatiebrief en CV 4. Overzicht van instanties en toekomstige mogelijkheden voor begeleiding, bijscholing, permanente vorming, mogelijkheden voor verdere studies, mogelijkheden rond internationale projecten en uitwisseling,… 5. De aanzet tot een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
-
Interne afspraken rond supervisie
Iedereen is steeds aanwezig op elke sessie. Bij 1 wettige afwezigheid wordt een extra werkverslag gevraagd ter compensatie van een supervisieverslag. Indien je afwezig bent op het moment dat jouw casus aan bod komt waarschuw je de betrokken docent en je medestudent die een reserveverslag maakte. Elke student maakt een casus tere voorbereiding van één sessie. Elke student maakt na elke sessie een supervisieverslag. Elke student maakt een eindverslag. De verslagen worden tijdig doorgegeven aan de docent en de medestudenten (minimaal 5 dagen voor de sessie). De manier waarop verslagen worden doorgegeven wordt afgesproken met de groep en met de docent op de eerste sessie. Iedereen houdt zich aan de gemaakte afspraken. Noot: De studenten die kiezen voor Erasmus, onderwijskunde, internationale klas of Noord-Zuidstage hebben een beperkter aantal supervisiesessies. Zij vullen hun portfolio in die rubrieken aan waar deze leerervaringen een duidelijke meerwaarde opleverden.
178
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
179
11
Globale keuzeoptie: keuzetraject 1L: regulier traject
11.1
Keuzemodule: wetenschappen en techniek
Code
BLD-8230.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
16 uur contactonderwijs + 5 uur begeleid zelfstandig werk
Titularis
Ann Bossaert
Docent
Ann Bossaert (3LD01-3LD10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L (= regulier traject)
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of opleidingsonderdelen van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.2 Doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4 De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen. 1.6 In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 Realiseren van een adequate leeromgeving. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De emancipatie van kinderen bevorderen. 2.3 Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.6 Het fysisch welzijn van kinderen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. 4 De leraar als organisator 4.4 Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 Een brede interesse tonen voor actuele thema‟s rond volgende domeinen: het cultureel-wetenschappelijk domein.
180
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L E N -
De eigen vakkennis uitbreiden in het domein wetenschap en techniek. Basistechnieken verwerven om deze te hanteren in praktijklessen techniek. Inzicht verwerven om een kijkwijzer op te maken om kinderen actief te betrekken bv. in studie van een historisch gebouw. Kennismaken met bestaande koffers, internetsites en doemappen voor basisonderwijs materiaal uit deze didactische middelen kunnen gebruiken op een verantwoorde manier.
I N H O U D Het belang van wetenschap en techniek in de basisscholen is de laatste jaren in belangrijke mate gestegen. Hier en daar hoor je geruchten als zou „techniek‟ in de toekomst een volwaardig nieuw vak worden in het basisonderwijs. Deze mentaliteitsverandering komt er niet in het minst door de dalende belangstelling voor technische beroepen en voor studies industrieel ingenieur. In de eerste twee jaren van de lerarenopleiding is slechts een beperkt aantal studiepunten voorzien voor wetenschap en techniek, waarvan er traditioneel een groot deel gaan naar „natuur‟. Anderzijds verwachten we in de komende jaren een groeiende vraag naar leerkrachten die als voortrekkers kunnen functioneren van dit nieuwe project. Tegelijkertijd moeten zij daarvoor beschikken over een ruime kennis van het vak „wetenschap en techniek‟, over kennis van didactische leermiddelen en instellingen, alsook over technische vaardigheden. In deze keuzemodule breiden wij onze eigen vakkennis uit en we maken kennis met actieve werkvormen en geschikt werkmateriaal voor de leerlingen (internetsites, beeldmateriaal, geschikt wegwerpmateriaal, interactieve tentoonstellingen … ), daarenboven verwerven we zelf wat technische vaardigheden. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Hoorcollege Waarneming Bezoek Praktijk techniek Discussie Groepswerk Coöperatieve werkvormen Zelfstandig werk Actieve deelname techniek sessie in VTI Oostende.
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Ann Bossaert, 2010. Keuzemodule wetenschap en techniek, Brugge:KHBO
Soort bron Syllabus
Acco x
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
181
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste Examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verhouding tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode Schriftelijke taak Schriftelijke taak
Kijkwijzer historisch gebouw
25 %
Portfolio musea
25 %
Ontwikkelen techniekles, actieve aanwezigheid in de lessen
25 %
Schriftelijke taak
Stage
25 %
Praktijk
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Herwerkte taken en/of portfolio
B E P A L I N G E N
/
182
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.2
Keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde
Code
BLD-5631.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
3 sessies van 4 u contactonderwijs + (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Isolde Van Den Driessche (3LD01-3LD10)
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L (= regulier traject)
Onderwijstaal
Nederlands
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of opleidingsonderdelen van de tweede fase van het modeltraject.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.12 Omgaan met de diversiteit van de groep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De emancipatie van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema‟s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. 3.2 Verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden. 3.3 Het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en de heroriëntering van de leerlingen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
183
D O E L E N De kenmerken van een kind met rekenproblemen kennen en kunnen herkennen. De kenmerken van dyscalculie kennen en symptomen kunnen herkennen bij jonge kinderen (SIGNALEREN). Rekenproblemen binnen de verschillende rekendomeinen kunnen ANALYSEREN. Rekenproblemen binnen de verschillende rekendomeinen kunnen BEHANDELEN. Een handelingsplan kunnen opstellen en opvolgen. Kennis hebben van de krachtlijnen die noodzakelijk zijn bij goede rekenhulp. De leerprincipes van Ruyssenaers kennen en kunnen toepassen bij het geven van rekenhulp. Voorbeelden van STICORDI-maatregelen kennen en kunnen toepassen. Een orthotheek voor rekenproblemen kunnen uitbouwen. Kennis en inzicht opdoen over het zorgcontinuüm voor rekenproblemen. Kunnen omgaan met motivatieproblemen bij rekenproblemen. Rekenzwakke kinderen individueel en in kleine groepjes gepast kunnen begeleiden. Zicht hebben op de materialen en pakketten die voor leerkrachten/zorgcoördinatoren reeds voor handen zijn. I N H O U D Deze module is erop gericht inzicht te krijgen in leerproblemen en leerstoornissen binnen het vakgebied wiskunde. Tijdens de contacturen is er enerzijds aandacht voor een duidelijke begripsafbakening alsook voor de diagnose van rekenproblemen/-stoornissen. Aan de hand van de leerprincipes van Ruyssenaers wordt toegelicht hoe aan deze problemen gewerkt kan worden. In de praktijkmomenten bekijken jullie in kleinere groepen enkele materialen/ remediëringspakketten specifiek ontwikkeld om rekenzwakke kinderen te begeleiden. Daarnaast is het belangrijk ook het brede werkveld van de zorgleerkracht in een school op het spoor te komen. Daarvoor worden er enkele schoolbezoeken georganiseerd en lopen jullie stage bij een zorgcoördinator. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht (projectmatig werk) S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal. Desoete, A. en Braams, T. (2008). Kinderen met dyscalculie. Amsterdam: Boom. Aanbevolen /
184
Soort bron
Acco
boek
X
Soort bron /
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20 %
Groepsopdracht
30 %
Individuele opdracht
20 %
Portfolio
30 %
Mondelinge toelichting van portfolio
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20 %
Herwerking van groepsopdracht
30 %
Herwerking individuele opdracht
20 %
Herwerking Portfolio
30 %
Mondelinge toelichting van portfolio
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
185
11.3
Keuzemodule: gedrags- en werkhoudingsproblemen
Code
BLD-5532.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen Titularis
3 sessies van 4 uur contactonderwijs + zelfstandig leren en opdracht Sofie Bamelis
Docent
gastdocent (3LD01-3LD10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om deze OLOD niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 Een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.12 Omgaan met de diversiteit van de groep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema‟s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. D O E L E N -
186
Gedragsproblemen kennen en kunnen herkennen en benoemen (signaleren). Werkhoudingsproblemen kennen en kunnen herkennen en benoemen (signaleren). Pestgedrag kunnen herkennen (signaleren). Oorzaken van bovenstaand gedrag kennen en kunnen herkennen.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
Weet hebben van een aangepast pedagogisch handelen van de leerkracht dat „vechtrelaties‟ voorkomt. Dit handelen gepast gebruiken. Kenmerken van een goede werkhouding kennen en kunnen aanleren aan kinderen. Goede afstemmingsstrategieën ontwikkelen voor kinderen met werkhoudingsproblemen, zodat ze zelf verantwoordelijk worden voor de eigen werkhouding. Weet hebben van een mogelijke aanpak van deze moeilijkheden. Hulp verlenen bij lichte vormen van bovenstaande problemen in de praktijk. Voorbeelden van STICORDI-maatregelen kennen en kunnen toepassen.
I N H O U D De module is erop gericht inzicht te krijgen in een aantal gedrags- en werkhoudingsproblemen. Ze reikt handvaten om deze problemen aan te pakken. Ze streeft geen volledigheid na, zet de student aan tot reflectie en tot transfer van het geleerde. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20%
Individuele opdracht
20%
Groepsopdracht
30%
Portfolio
30%
Mondelinge toelichting van portfolio
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
187
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20%
Individuele opdracht
20%
Groepsopdracht
30%
Herwerking van het portfolio
30%
Mondelinge toelichting van portfolio
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
188
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.4
Keuzemodule: ICT
Code
BLD-3433.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
10
Contacturen
32 uur contactonderwijs en (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Docent
Jeroen Van Hijfte (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.9 2 2.4 3 3.1
3.2 4 4.1 4.2 4.3
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als opvoeder De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. De leraar als organisator De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
189
4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. D O E L E N De student kan: - interactieve werkbladen ontwerpen m.b.v. Excel, Powerpoint, Hot Potatoes, J-clic en/of programma‟s naar keuze; - web2.0 programma‟s gebruiken om coöperatief leren van leerlingen te stimuleren; - ICT-projecten uit de praktijk opzoeken, bespreken en erover reflecteren; - een advertentie voor een computer of ander ICT-hulpmiddel lezen en op een eenvoudige manier uitleggen; - op vraag van een stageschool lesonderwerpen uitwerken waarin ICT geïntegreerd wordt en die lessen geven aan leerlingen van het basisonderwijs; - een bijscholing geven aan geïnteresseerde leerkrachten en medestudenten over een ICT-onderwerp; - een verslag maken en grondig reflecteren over de ervaringen opgedaan tijdens bezoeken aan scholen; - grondig reflecteren over de mogelijkheden van en hinderpalen voor een goede integratie van ICT in het onderwijs; - een digitaal schoolbord doelmatig gebruiken in de les en eenvoudige lessen voorbereiden om te geven m.b.v. een digitaal schoolbord. I N H O U D Het doel van de keuzemodule ICT is dat de studenten in staat zijn een voortrekkersrol te spelen op het vlak van ICT in een basisschool. De klemtoon ligt bijna uitsluitend op didactische competenties. Het is zeker niet de bedoeling om technische vaardigheden aan te leren. In de keuzemodule krijgen de studenten een dertigtal contacturen. Daarnaast worden er bezoeken en gastsprekers gepland, en is er ruimte voor begeleid zelfstandig leren. Studenten moeten ook behoorlijk wat tijd voorzien om zelfstandig werk opdrachten te maken. In de keuzemodule ICT zit ook een stageweek vervat, waarin studenten hun ervaringen in de praktijk brengen en een aantal ICT-lessen geven in een thuisstageschool. De ICT-module wordt afgesloten met een namiddag waarop de studenten ICT-sessies geven aan geïnteresseerde leerkrachten van het lager onderwijs. O N D E R W I J S V O R M -
190
Werkcollege Individuele opdrachten Stage
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Websites Losbladig studiemateriaal
Soort bron Toledo
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode individuele opdracht permanente evaluatie
80 % 20 % Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling 100 %
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode herwerking individuele opdracht
B E P A L I N G E N
Op alle activiteiten van de ICT-module is de aanwezigheid van de studenten vereist. Daarom is het niet toegestaan om in de periode van de keuzemodule ICT een andere stage te lopen dan de stage die voorzien is in de keuzemodule ICT. Indien de student meerdere keren ongewettigd afwezig is op activiteiten van de keuzemodule, zal artikel 145 van het onderwijs- en examenreglement ingeroepen worden om de student een score “niet deelgenomen” te geven voor het opleidingsonderdeel. De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
191
11.5
Keuzemodule: muzische vorming
Code
BLD-8634.E0-s2
10
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
10
Contacturen
36 uur contactonderwijs en (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Koen Crul (3LD01-10)
Docent(en)
Koen Crul, Hilde Michiels en Stefan Dewitte
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met stage 2 en/of vakken van het tweede jaar modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.2 Doelgericht werken, doelstellingen kiezen en formuleren 1.2.4 Linken met leerplannen leggen, leerlijnen ontdekken 1.4.1 Het leeraanbod opdelen in leerstappen, thema‟s en projecten 1.5.1 Werkvormen en opdrachten kiezen en die afstemmen op de doelen 1.5/1.7Actief en beschouwend kunnen werken met kinderen 1.7 Reflecteren over kunst en cultuur , interactie stimuleren vanuit een kunstzinnige leeromgeving 1.7.4 Adequaat inspelen op wat zich voordoet in de kunstzinnige omgeving en werken met de inbreng van de leerlingen 1.9 In het muzisch werken het proces en product in evenwicht brengen 2. De leraar als opvoeder: 2.1/2.2/2.3 Respect hebben voor meningen van kinderen (kunstbeleving) 2.6/8.1Afspraken maken, organiseren, veiligheid, planning, project 3. De leerkracht als inhoudelijk expert: 3.1 Zelf leren genieten van beschouwend werken 3.1 Basiskennis beheersen in verband met podiumkunsten en actuele kunst 4. De leraar als organisator: 4.2 Een soepel een efficiënt verloop van een theater en/of beeldend project creëren 5. De leraar als innovator: 5.1 Aangepaste didactische werkvormen gebruiken (BACO 5.1/Attitudes). 5.1/5.2/5.3Vernieuwend werken vanuit de aangebrachte inzichten 5.3 Reflecteren over eigen functioneren 7. De leraar als lid van een schoolteam: 7.3.1 In dialoog met collega's en de schoolleiding reflecteren over het eigen pedagogisch en didactisch handelen 192
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8. De leraar als partner van externen: 8.1 Contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden in de kunsteducatieve sector 10. De leraar als cultuurparticipant: 10.1 Werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie rond de cultureel-esthetische component 10.1 Cultuurparticipatie bevorderen 10.1 Muzische grondhouding voeden (beseffen, bewust worden, beheersen) Attitudes: A1 beslissingsvermogen; A5 organisatievermogen; A6 zin voor samenwerking; A8 creatieve gerichtheid. D O E L E N Een muzische voorstelling kunnen opbouwen vanuit een concept op niveau van leerlingen als instap voor een muzisch project. Een geïntegreerd project ontwerpen vanuit een bouwsteen en dit realiseren op een stageschool. Kunnen reflecteren over het belang van kunst- en cultuureducatie in het onderwijs. Een beeldend werkstuk kunnen maken vanuit opgegeven criteria en het eigen werkproces en resultaat kunnen verwoorden. I N H O U D Deze module bevat verschillende componenten: 1. In de module verken je de wereld van de podiumkunsten en de bijhorende kunsteducatieve omkadering zodat je leerlingen op een zinvolle manier in contact kan brengen met diverse vormen van podiumkunsten (danstheater, musical, muziektheater, figurentheater, teksttheater, beeldend theater … ) en sta je stil bij kunst- en cultuureducatie op school. 2. Tijdens de contacturen krijg je input rond kunsteducatieve projecten, rond werken aan een theatervoorstelling, rond improvisatie en theater, enz. Je bezoekt cultuurhuizen en de educatieve werking ervan, we houden gesprekken met mensen uit het kunsteducatieve werkveld en bespreken kunsteducatief materiaal. In de praktijkmomenten werk je in kleine groepen aan een eigen project (theatervoorstelling). Dit project wordt muzisch omkaderd met een link naar cultuureducatie en eindigt in een muzische dag voor kinderen van een lagere school. 3. De module bevat ook een confrontatie met hedendaagse beeldende kunsten; een museumbezoek, het zelf beleven van kunst en educatie op een actieve, receptieve en reflectieve manier. Daarna gaan we dieper in op de educatieve werking: kritische analyse van bestaande publicaties en educatieve pakketten, zelf uitdagende activiteiten ontwerpen voor kinderen.In het atelier werken we productief rond expressie en communicatie, een beeldende verwerking van eigen impressies. In de module ga je vooral praktisch aan de slag: het ontwerpen van muzische activiteiten vanuit een theatervoorstelling, het opzetten van een productie met/voor kinderen, het analyseren van kunsteducatieve werkmiddelen (theaterspel, theaterkoffer … ), het bedenken en uitvoeren van een muzische project met kinderen. Als afsluiter en evaluatie stellen we de verschillende projecten aan elkaar voor. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Onderwijsleergesprek Werkcollege
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
193
-
Groepsopdracht Projectmatig werk Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100 % procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode opdrachten en 100 % assessment Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
mondeling examen
50 %
individuele opdracht
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
194
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.6
Keuzemodule: educatief werk buiten de school
Code
BLD-9835.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
12 uur contactonderwijs en 52 uren stage
Titularis
Sofie Bamelis
Docent
Sofie Bamelis (3LD01-10)
Niveau
Inleidend
Type
Keuze opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.5 1.6 2 2.2 6 6.1 6.2 6.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen Doelstellingen kiezen en formuleren. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Individueel leermiddelen kiezen en aanpassen. De leraar als opvoeder De emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. Met ouders communiceren over het kind in de school. Met ouders dialogeren over opvoeding en onderwijs.
D O E L E N -
Op de hoogte zijn van diverse leef- en kinderculturen en cultuurverschillen tussen verschillende sociale en etnische groepen die deel uitmaken van de beginsituatie van de kinderen. Kennis hebben van het GOK-decreet en van kansarmoede. Kennis hebben van de diversiteit in thuisculturen en aandachtspunten bij de communicatie met ouders van verschillende sociale groepen. Inzicht hebben in de problematiek van kansarmoede. Omgaan met het anders zijn van leerlingen en hun gezin. Zicht krijgen op de gave gebieden in het gezin en leren omgaan met het sociaal en psychologisch kapitaal van het gezin. Adequate oplossingsstrategieën bedenken en daarnaar handelen als er zich moeilijkheden voordoen met betrekking tot studenten en de thuissituatie van de kansarme leerling. Kennis hebben van het aanbod van ondersteunende externe instanties. Oog hebben voor eventuele problematische opvoedings- en gezinssituaties en die bespreken – zoals bij aanvang afgesproken is met de ouders – met de ankerfiguur.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
195
De student treedt hierbij niet op als hulpverlener, maar laat dit over aan de ankerfiguur. De student is hierbij enkel de intermediair. I N H O U D 1. ‘t Scharnier Jullie participeren aan het project studieondersteuning aan huis: ‟t Scharnier. Dit is een project voor leerlingen basisonderwijs en secundair onderwijs uit kwetsbare gezinnen in de regio Brugge - Blankenberge. De bedoeling van het project is om via ondersteuning aan huis het schoolgebeuren een volwaardige plaats te geven binnen het gezin en op die wijze de onderwijskansen van de kinderen en jongeren te verhogen. Dit gebeurt door respectvol in dialoog te gaan met de leerling en de ouders met als doel het gezin te versterken en de relatie gezin en school wederzijds te optimaliseren. Gedurende drie maanden zijn jullie gedurende twee avonden per week in het gezin aanwezig. De belangrijkste inbreng van de student is zijn creatieve zoektocht naar oplossingsstrategieën bij de moeilijkheden die zich voordoen bij het studeren en in de thuissituatie van de kansarme leerling. Hierbij ligt de uitdaging om de ouders op hun manier in interactie te laten gaan met dit onderwijsgebeuren, zowel naar de kinderen als naar de school. 2. Een alternatief voorstel Er kan ook ingegaan worden op voorstellen vanuit het werkveld of vanuit de student zelf. Dit voorstel wordt voorgelegd aan het opleidingshoofd. Op basis van dit voorstel kunnen jullie in een ander project stappen. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Groepsopdracht Individuele opdracht Stage S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
196
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatie-methode
10%
Groepsopdracht
10%
individuele opdracht
20%
portfolio
60%
mondelinge toelichting
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
10%
groepsopdracht
10%
individuele opdracht
20%
herwerking van het portfolio
60%
mondelinge toelichting
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten en de begeleide werktijd. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren of ankerfiguren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
197
11.7
Keuzemodule: taalinitiatie Frans
Code
BLD-2236-E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
16 uur contactonderwijs en (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent
Leen Van Craesbeek (3LD01-10)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.3.1 Keuzes maken uit een gegeven aanbod, rekening houdend met de beginsituatie, de maatschappelijke relevantie, de beschikbare tijd en hulpmiddelen en met de kenmerken van het aanbod thuis. 1.4 De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.13 Bijdragen aan het gevoelig maken en openstaan voor talen door aan talensensibilisering te doen. De ondersteunende kennis omvat doelstellingen, methodieken en goede praktijkvoorbeelden van talensensibilisering. 2. De leraar als opvoeder: 2.2.1 De eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en ermee omgaan met het oog op zelfontplooiing en integratie van de leerlingen. 3. De leraar als inhoudelijke expert: 3.1.2 In het Frans voor de vaardigheden lezen en schrijven functioneren op een sterk B1-niveau (B1+) en voor de vaardigheden luisteren en spreken op B2-niveau. De ondersteuning omvat voor Frans het gebruik maken van de ondersteunende strategieën en van de ondersteunende kennis van de linguïstische elementen (woordenschat, grammatica, uitspraak, spelling en sociale en pragmatische taalgebruiksdimensie), telkens op een sterk B1-niveau voor lezen en schrijven en op een B2-niveau voor luisteren en spreken. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker: 5.1.1 Vernieuwende inzichten uit de opleiding in zijn onderwijspraktijk aanwenden. 5.2 Kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. 198
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.3 Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 7 De leraar als lid van een schoolteam: 7.1.1 Zijn opdracht realiseren in samenwerking met de leden van het schoolteam en rekening houdend met de schoolcultuur. 7.1.2 Participeren in overleg over het schoolbeleid. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 Deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 10 De leraar als cultuurparticipant 10. Actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen. D O E L E N -
Vakliteratuur en materialen betreffende het onderwerp op hun waarde kunnen schatten. Een lessenreeks Taalinitiatie Frans kunnen uitwerken. Zelf Taalinitiatie Frans kunnen geven en hiervoor de principes van „muzisch Frans‟ toepassen. Vlot alledaags Frans kunnen hanteren in de sessies Taalinitiatie. Leerlingen kunnen warm maken voor de lessen Taalinitiatie Frans, en in het bijzonder voor het leren van een vreemde taal en het leren kennen van vreemde culturen. Een voortrekkersrol spelen wat betreft Taalinitiatie Frans. Verschillende werkvormen betreffende Taalinitiatie Frans kunnen vergelijken en analyseren.
I N H O U D Taalinitiatie Frans is aan een opmars bezig in de Vlaamse kleuter- en basisscholen. In deze module spelen we in op deze tendens om vanaf een jonge leeftijd een vreemde taal aan te bieden. In een eerste fase doen jullie indrukken op aan de hand van klasbezoeken en het onderzoeken van bestaande teksten en methodes. Vervolgens worden jullie tijdens workshops klaargestoomd om zelf aan de slag te gaan met muzisch Frans. Tegelijkertijd lopen jullie stage in een klas waar aan Taalinitiatie Frans gedaan wordt. Hier zullen jullie experimenteren met werkvormen. Jullie vergelijken de verworven inzichten en ervaringen. Het is de bedoeling dat jullie aan het einde van deze module in staat zijn om een voortrekkersrol te spelen in de uitbouw van Taalinitiatie Frans op school. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Workshop Individuele opdracht Stage
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
199
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Reader met artikels. Frans leren in de basisschool. Vroeg begonnen, half gewonnen: talensensibilisering en taalinitiatie vanaf de kleuterschool, Vlor, Raad Basisonderwijs, Brussel, februari 2008.
Soort bron syllabus boek
Acco x x
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Taalinitiatie Frans
100 %
Portfolio + presentatie
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Taalinitiatie Frans
100 %
Herwerkte portfolio met mondelinge toelichting
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer – assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
200
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.8
Keuzemodule: didactisch werken met spellen in de lagere school
Code
BLD-8530-E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
16 uur contactonderwijs en (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Céline Goekint of Koen De Baene
Docent
Céline Goekint en Koen De Baene
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2. De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 3. De leraar als inhoudelijke expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 4. De leraar als organisator 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 5. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
201
team bespreekbaar maken. 8. De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. Attitudes A3 Kritische ingesteldheid A4 Leergierigheid A5 Organisatievermogen A8 Flexibiliteit D O E L E N -
Achtergrondkennis kunnen verwerven rond spellen en spelopbouw inzicht kunnen verwerven in speldidactiek. Spellen kunnen onderzoeken op hun bruikbaarheid in lessen op verschillende onderwijsniveaus. Spellen kunnen integreren in de dagelijkse klaspraktijk. Inzien dat het gebruik van spellen een meerwaarde kan vormen bij de implementatie van leerplannen, ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Kunnen aanpassen van speltechnieken aan specifieke doelgroepen. Een spel kunnen gebruiken als intrinsieke mogelijkheid om te differentiëren in je klaswerking. Een eenvoudige leerlijn kunnen opstellen aan de hand van spellen of speltechnieken in functie van het verwerven van vaardigheden.
-
I N H O U D Deze module is erop gericht inzicht te krijgen in speldidactiek en deze principes op een flexibele manier toe te passen in de klaspraktijk.De contacturen worden opgedeeld in 2 delen. In een eerste deel krijg je een inhoudelijke input over het gebruik en de meerwaarde van spellen in de klas. Dit gebeurt op een interactieve manier. In een tweede deel worden spellen geselecteerd, bestudeerd en worden deze spellen en speltechnieken aangepast in functie van de gekozen doelgroep. Vervolgens worden de spellen tijdens een praktijkmoment effectief uitgeprobeerd in een aantal klassen (bij voorkeur in de school van de ingroeistage). Ook is er ruimte om de opgedane kennis te delen met de medestudenten van 1 en 2 BALO. Tenslotte wordt er tijdens een contactmoment ruimte voorzien voor evaluatie en zelfreflectie. Als eindproduct wordt er tevens een brochure samengesteld per doelgroep. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Groepsopdracht Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
202
Soort bron Toledo
Acco
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Opdrachten en assessment
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % Onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
Herwerken van opdracht
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer – assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
203
11.9
Keuzemodule: schrift
Code
BLD-
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
16 uur contactonderwijs en (begeleid) zelfstandig leren
Titularis
Hilde Michiels
Docent(en)
Hilde Michiels
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.10 De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. 2. De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 3. De leraar als inhoudelijke expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 4. De leraar als organisator 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 5. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 8. De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. 204
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Attitudes A1 beslissingsvermogen A3 Kritische ingesteldheid A4 Leergierigheid A5 Organisatievermogen A7 verantwoordelijkheidszin D O E L E N -
Achtergrondkennis kunnen verwerven rond handschriftontwikkeling en schrijfmethodes; Het voorbereidend schrijven ervaren, bevatten en kunnen toepassen een goede schrijfhouding en pengreep kennen en kunnen toepassen de goede schrijfmethodes kennen en kunnen toepassen; schrijfontwikkeling kunnen integreren in de dagelijkse klaspraktijk; een creatieve en goed opgestelde schrijfles kunnen maken Onderzoek en kennis over het ontstaan en de verhalen rond ons alfabet experimenteren met nieuwe materialen en vormen in het kader van creatief- en expressief schrijven
I N H O U D Deze module is erop gericht inzicht te krijgen in handschriftontwikkeling en schrijfmethodes en deze principes op een flexibele en creatieve manier toe te passen in de klaspraktijk. We verdiepen ons in zowel het voorbereidend schrijven, het aanvankelijk schrijven als in het voortgezet schrijven. Vanuit praktijkvoorbeelden en experimenten gaan we op zoek naar een verdieping en een herwaardering voor het vak schrijven. We zoeken naar nieuwe input en creatieve werkvormen die kinderen positief beïnvloeden bij het gewone schrijven. We stellen een „letterdoos‟ samen die ons hele alfabet illustreert in schrift en beeld. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Groepsopdracht Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal Aanbevolen /
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
205
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
Opdrachten en assessment
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Herwerken van opdracht
B E P A L I N G E N
/
206
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.10
Interculturele en mondiale vorming
Code
BLD-5030.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
21 uur contactonderwijs en bezoeken
Titularis
Stefan Dewitte (3LD01-10)
Docent(en)
Stefan Dewitte, Geertrui Verdonck, Valérie Batsleer, Yvonne Van Eeckhoutte, Ann Bossaert en Sofie De Jonckheere
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L en 5L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om dit opleidingsonderdeel niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht is op de hoogte zijn van diverse leef- en kinderculturen en cultuurverschillen tussen verschillende sociale en etnische groepen die deel uitmaken van de beginsituatie van de kinderen. 1.2 De leerkracht kan de waarde en doelstellingen van intercultureel en mondiaal leren toelichten. 1.3 De leerkracht selecteert leerinhouden en leerervaringen die aansluiten bij het aanbod thuis en gebruik maken van de sociale en culturele diversiteit. 1.4 De leerkracht integreert de mondiale en interculturele dimensie binnen een werothema. 1.4 De leerkracht werkt een mondiaal thema uit. 1.4 De leerkracht krijgt inzicht in de problematiek van het leren van het Nederlands door anderstaligen en in de algemene aanpak van NT2-onderwijs en gebruikt daarvoor geschikte werkvormen. 1.5 De leerkracht kent een aantal coöperatieve werkvormen, o.a. CLIM. 1.5/1.6 De leerkracht gaat na hoe andere culturen in kinderboeken aan bod kunnen komen en hoe je met die kinderboeken zinvol kunt omgaan in de klas. 1.7 De leerkracht kent en kiest adequaat de materialen voor intercultureel en mondiaal leren vanuit een visie op ICO. 2 De leraar als opvoeder 2.3 De leerkracht werkt aan attitudevorming t.a.v. omgaan met diversiteit. 2.2/2.4 De leerkracht heeft inzicht in beeldvorming, in het ontstaan van vooroordelen en in het omgaan daarmee. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht heeft kennis van achtergrondgegevens rond migratie, kolonisatie, dekolonisatie, Noord-Zuid-verhoudingen … 3.1 De leerkracht heeft kennis van diverse muziekculturen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
207
5.1 6 6.3 8 8.1 10 10.1
De leerkracht ontwikkelt een eigen visie rond omgaan met culturele diversiteit. De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) De leerkracht heeft aandacht en kennis van de diversiteit in thuisculturen en aandachtspunten bij de communicatie met ouders van diverse sociale groepen. De leraar als partner van externen De leerkracht heeft een overzicht van het aanbod van ondersteunende externe instanties. De leraar als cultuurparticipant De leerkracht heeft zicht op de culturele diversiteit in de samenleving en in de wereld en kan kritisch omgaan met informatie hieromtrent.
D O E L E N De student kan een invulling aan de begrippen intercultureel en mondiaal leren. Van daaruit ontwikkelt de leerkracht een goed gefundeerde eigen visie. De student leert omgaan met de heersende beeldvorming en vooroordelen. De student maakt kennis met vormen van coöperatief leren en moet die in onder andere tijdens de casus–opdracht zelf uittesten. De student heeft achtergrondkennis over volgende onderwerpen: - India (Gandhi/dekolonisatie/opkomende supermacht); - kinderliteratuur en ICO; - NT2 ( Nederlands als tweede taal) ; - andere muziekculturen; - voedsel in de wereld; - wereldgodsdiensten. De student komt in contact met externe partners die deskundig zijn op het terrein van ICO/MOVO. De student kan de opgedane ervaringen, inhouden, methodes toepassen in een WEROthema. I N H O U D Om een passend antwoord te geven op de mondialisering en de groeiende diversiteit in de samenleving is er in de opleiding ook aandacht voor intercultureel (ICO) en mondiaal leren (MOVO). We gaan uit van een visie op intercultureel onderwijs als leren omgaan met diversiteit in de klas en de samenleving. Het uiteindelijk doel is het werken aan een meer inclusieve samenleving waarin iedereen optimale kansen krijgt en vanuit verschillende achtergronden zijn bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk leven. In de module brede zorg kwamen reeds de verschillen in lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden aan bod. In deze module willen we focussen op verschillen op het vlak van sociale achtergrond, levensbeschouwing en etniciteit. We denken concreet na over de doelen en de manieren waarop ICO gerealiseerd kan worden in de basisschool. Enkele onderwerpen zijn: coöperatieve werkvormen, CLIM, beeldvorming en vooroordelen, NT2, communicatie met ouders uit een andere cultuur, omgaan met kansarmoede, werken rond andere muziekculturen, beeldvorming vanuit kinderboeken … Naast ICO waarin het omgaan met verscheidenheid binnen onze eigen samenleving centraal staat, besteden we ook aandacht aan leren over en van diversiteit wereldwijd: mondiaal leren. Hierin kunnen de studenten kennismaken met de principes om een mondiaal thema uit te werken en om aan een wero-thema een mondiale dimensie te geven. Op 17 december 2010 bieden we de studenten een keuze aan: - Studio Globo Roeselare: Inleefatelier India - Studio Globo Gent: Inleefatelier Guatemala + intro op de Superwereldmol. - Studio Globo Antwerpen: Inleefatelier Congo + intro op Wonen op het dak Om mondiale en interculturele thema‟s met voldoende diepgang te kunnen uitwerken en zelf een kritische houding te kunnen aannemen, besteden we ook aandacht aan een 208
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
verruiming van de achtergrondkennis t.a.v. de diversiteit in de samenleving, diversiteit in religie, migraties, kolonisatie en dekolonisatie en de Noord-Zuid-verhoudingen. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Projectmatig werk Groepsopdracht Individuele opdracht Groepsassessment
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Studio globo. (2010). Voorbij de kleuren. Verbondenheid en solidariteit leren in het basisonderwijs
Soort bron Studio Globo
Acco
Aanbevolen Studio globo Lespakket 'Wonen en leven in Congo Studio globo Lespakket 'Wonen en leven in India'
Soort bron Studio Globo Studio Globo
Acco
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode groepsopdracht en assessment mondelinge toelichting bij portfolio
40 % 60 %
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondelinge toelichting bij herwerkte portfolio
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
209
11.11
Werken in het onderwijs
Code
BLD-5133.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel behalve voor Globale Keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
11.11.1
Onderwijs in Vlaanderen
Code
BLD-5134.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
7 sessies van 2 uur contactonderwijs
Titularis
Lieve Lootens
Docent
Johan L. Vanderhoeven (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.1.2 Participeren in overleg over het schoolbeleid. De ondersteunende kennis omvat vormen van samenwerkingsverbanden binnen de school, decretale participatiestructuren, overlegorganen en hun bevoegdheden en kenmerken van schoolcultuur. Ondersteunende kennis omvat eveneens de relevante kennis inzake het schoolbeleid en modellen van schoolorganisatie. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. De leerkracht kan: 7.4.1 relevante en actuele informatie over juridische en administratieve aspecten van het leraarschap raadplegen; 7.4.2 zich informeren over de rechten van het kind en daaruit conclusies trekken voor de evaluatie en advisering. De ondersteunende kennis omvat basisregelgeving en instanties of bronnen die toegang geven tot geselecteerde en goed toegankelijke juridische kennis over de rechten van het kind en van ouders of verzorgers. 9. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om die ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 210
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
9.2
De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren en de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. De leerkracht kan: 10.1.1 werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie over die thema‟s en ontwikkelingen, en erover dialogeren. De ondersteunende kennis omvat relevante informatiebronnen. Attitudes: A1 beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen; A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen; A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. D O E L E N De studenten moeten relevante basiskennis en inzichten kunnen verwoorden, benoemen en in hun onderlinge samenhang kunnen verklaren met betrekking tot de historische en maatschappelijke ontwikkeling van het Vlaamse onderwijs en de basisopdrachten ervan, de structuur van het Vlaamse onderwijs, het gelijke onderwijskansenbeleid, de leerplicht, de onderwijsloopbaan, de omkadering en werking van scholen, het Vlaams onderwijsbeleid met inbegrip van kwaliteitszorg. De studenten moeten deze kennis en inzichten kunnen toepassen en als duiding hanteren bij recente onderwijsactualiteit. I N H O U D Voor deze onderwijsleeractiviteit sluiten we aan bij de groeiende organisatiebetrokkenheid van de derdejaarsstudent en werken vooral aan de competenties van de leraar als lid van een team en lid van de onderwijsgemeenschap. Het gaat hier om de studie van het onderwijs op macro- en mesoniveau en van het statuut en de deontologie van de leraar met zijn concrete administratieve verplichtingen en organisatorische vaardigheden. We hebben hierbij aandacht voor de recente ontwikkelingen, gesitueerd binnen een historische en internationale context. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Individuele opdracht
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
211
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Een nieuwe tekst als leidraad bij het opleidingsonderdeel is in voorbereiding. Het leermateriaal zal in deeltjes ter beschikking gesteld tijdens het 1ste semester (via Toledo). Via Toledo worden ondersteunende bronnen aangeboden.
Soort bron Toledo
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
Toledo Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 %
0%
onderdeel
procentuele verdeling
portfolio onderwijsactualiteit
50 % 50%
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Individuele opdracht mondeling examen (open boek)
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling 100 %
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode mondeling examen (open boek)
B E P A L I N G E N
Omwille van de organisatie van de sneeuwklassen tijdens de maand januari, kan het semesterexamen van de eerste examenperiode verschoven naar de tweede examenperiode.
212
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.11.2
EHBO
Code
BLD-6233.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
7 uur contactonderwijs
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Docent(en)
Miranda Van Dingenen, Brigitte Grillet, Ann Buffel, Marie-Jeanne Aspeele, Bart Delye, Ann Bossaert, Chris Strobbe en Heidi Ver Eecke Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 2 De leraar als opvoeder 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N -
De studenten vertonen de gepaste attitudes tijdens een eerstehulpverlening. De studenten kunnen een slachtoffer en een situatie op de juiste manier benaderen. De studenten vertonen een specifieke inhoudelijke expertise.
I N H O U D De cursus Eerste Hulp is een basisopleiding waarin de studenten leren hoe ze een noodsituatie moeten benaderen en aangepaste eerste hulp kunnen verlenen. De cursus Helper is een vervolgopleiding waarin de studenten leren hoe ze in specifieke noodsituaties moeten handelen. O N D E R W I J S V O R M -
Praktijkopleiding reanimatie en technieken Theoretische opleiding
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
213
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Rode Kruis Vlaanderen. Help! Eerste hulp voor iedereen. Losbladig lesmateriaal.
Soort bron boek
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
examen (schriftelijke en mondelinge proef)
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
/
214
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
11.12
Bachelorproef
Code
BLD-9530.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Contacturen
/
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L en 5L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. Aangezien de praktijkgerichtheid van deze opdracht zo sterk is, is het aangeraden dit opleidingsonderdeel af te leggen samen met Stage: lager onderwijs 3. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: 5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 Kennisnemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. 5.3 Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. 7. De leraar als lid van een schoolteam: 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven. 7.3 De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar maken. 7.5 In Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. 9. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap: 9.1 Deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s. 9.2 Reflecteren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving. Attitudes 1. Beslissingsvermogen. 2. Relationele gerichtheid. 3. Kritische ingesteldheid. 4. Leergierigheid. 5. Organisatievermogen. 6. Zin voor samenwerking. 7. Verantwoordelijkheidszin. 8. Flexibiliteit. D O E L E N -
Een onderzoeksvraag op bachelorniveau kunnen formuleren Vanuit een onderzoeksvraag relevante theoretische inzichten en kaders kunnen opzoeken
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
215
-
Vanuit relevante theoretische inzichten en kaders de eigen praktijk kunnen vorm geven in een aantal praktijkrelevante acties en deze daadwerkelijk uitvoeren in een stage of een ander praktijkcontext Kunnen reflecteren op de doorlopen PDCA-cirkel Het eigen leerproces kunnen vorm geven in een portfolio De praktijkrelevante acties kunnen voorstellen aan een publiek van medestudenten, docenten en leerkrachten uit het werkveld In een artikel, bedoeld voor leerkrachten basisonderwijs, het leerproces en het leerresultaat kunnen aangeven
I N H O U D De bachelorproef wordt opgevat als een actieonderzoek. Het actieonderzoek is een vorm van zelfstandig werk dat in het verlengde ligt van de verschillende “geleide” of “begeleide”, individueel of in samenwerking uit te voeren opdrachten tijdens je opleiding. Het actieonderzoek mag je opvatten als een mooie afsluiting van je opleiding. Het gaat om de grondige uitwerking van één (beperkt) onderwerp dat relevant is voor je later functioneren in het onderwijs. Deze grondigheid berust op de te volgen weg van het ”probleemoplossend leren‟. Vanuit een zelf geformuleerde onderzoeksvraag binnen een bepaald vakdomein selecteer je relevante theoretische inzichten en kaders. Van daaruit zet je een praktijkonderzoek op, waarin de praktijkgerichte uitwerking en reflectie wezenlijke onderdelen zijn. Je demonstreert in dit proces al je verworven beroepsvorming in (vak)inhoud, (vak)didactiek en didactische praktijk, op het vlak van inzichten, attitudes en vaardigheden. Belangrijk is daarbij eveneens dat je het geheel gestructureerd en in klare taal schriftelijk en nadien ook mondeling moet kunnen vormgeven om anderen over je werk te informeren. O N D E R W I J S V O R M -
Individuele opdracht Groepsopdracht Individuele begeleiding Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Leidraad actieonderzoek
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
216
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk werk met een mondelinge voorstelling
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
217
11.13
Stage: lager onderwijs 3a
Code
BLD-9730.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1 en 2
Studiepunten
21
Contacturen
13 weken
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Stage: lager onderwijs 3a kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van stage: lager onderwijs 2 werd verworven. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.
218
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
219
A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids 3 BALO). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 1. Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2). 2. Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 3. De De De -
220
Openluchtklas of sneeuwklasstage leraar als opvoeder: interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1); een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1); bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf (2.1); problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3); de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1); op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2); Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5); ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6); gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6). leraar als organisator: efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9); gericht zijn op een efficiënte organisatie (A5). leraar als lid van een team: rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2); een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6); Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3).
4. Schoolopdracht Efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9). De administratieve taken zelfstandig uitvoeren (4.3). Blijk geven van verantwoordelijkheid (A7). De leraar als inhoudelijk expert. Een gegeven lesonderwerp voldoende diepgaand uitwerken. De leraar als begeleider van leerprocessen. Een gegeven lesonderwerp didactisch uitwerken i.f.v. een demonstratie. 5. Ingroeistage: klasniveau De leraar als begeleider van leerprocessen: voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7); gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5); een adequate leeromgeving creëren (1.7). De leraar als opvoeder (A2): een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3). De leraar als organisator (A5): een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3); uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3); het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2); afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1); een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4). De leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4): uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie; over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen. 6. Ingroeistage: schoolniveau Zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1). Kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3). Participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2). Kennis hebben van de praktijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1). Het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3). Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3). Kennis hebben van het schoolreglement (4.1). Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3). Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4). Een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A6) (A7). Het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3). In overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3). In overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2). Initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4). Zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1). Contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1). Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
221
-
Een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8).
I N H O U D Stage: lager onderwijs 3 behelst volgende elementen: 1. Stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 2. Stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 3. Openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week) In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 4. Schoolopdracht Als partner van het werkveld willen we als lerarenopleiding ook diensten verlenen aan onze stagescholen. Iedere student zorgt in de loop van het jaar voor minimaal één en maximum 2 activiteiten in een stageschool en één activiteit in de hoge school. Volgende activiteiten komen hiervoor in aanmerking: - vervanging van een leerkracht van de basisschool in het kader van mentorenopleiding, een studiedag … ; - begeleiding bij een sportdag, een muzische dag, een project … ; - geven van een demonstratieles voor eerstejaarsstudenten; - toekomstige studenten informeren; - een tutorsessie geven; - peter- of meterschap van een eerstejaarsstudent opnemen. 5. Ingroeistage: klasniveau We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas 222
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding. Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. 6. Ingroeistage: schoolniveau De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren … Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
223
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. Voor de openluchtklassen rekenen we in de eerste plaats op de mentor. Indien mogelijk komt een docent op bezoek of neemt deze contact op met de mentor. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de bijgewoonde les(sen); de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een voldoende of onvoldoende. Tijdens de ingroeistage krijgt iedere student een stagebezoek van een docent van de lerarenopleiding die met alle betrokkenen komt praten. Alleen bij studenten met een onvoldoende of een nipt voldoende als tussentijdse evaluatie of op vraag van de mentor of de student, woont de docent ook een les bij. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. Voor de evaluatie van de opdrachten op schoolniveau is er een mondelinge toelichting met de bezoekende docent na de stageperiode. evaluatie van vaardigheden en attitudes door de stageschool (apart formulier); presentatie portfolio voor een docent en een groep studenten. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef); - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief; - de persoonlijke verwerking en de kritische zin. Voor de schoolopdracht wordt verwacht van de student dat hij/zij een demonstratieactiviteit uitvoert of een bewijs aflevert van deelname aan 2 onderwijsbetrokken activiteiten, vb deelnemen aan een activiteit in het spellenarchief, Sinterklaas of zwarte piet spelen, deelnemen aan de open dag of infodagen,… In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport. Er is voor dit opleidingsonderdeel slechts één examenkans per academiejaar.
224
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
225
12
Globale keuzeoptie: keuzetraject 2L: Erasmusuitwisseling
12.1
Erasmusuitwisseling
Code
BLD-9930.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
20
Titularis
Benedikte Custers (3LD01-10)
Onderwijstaal Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 2L
Volgtijdelijkheid
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.13 De leerkracht kan bijdragen aan het gevoelig maken en openstaan voor talen door aan talensensibilisering te doen. De ondersteunende kennis omvat doelstellingen, methodieken en goede praktijkvoorbeelden van talensensibilisering. Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. Functioneel geheel 5 - De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. Functioneel geheel 7 - De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep
226
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: • het sociaal-politieke domein; • het sociaal-economische domein; • het levensbeschouwelijke domein; • het cultureel-esthetische domein; • het cultureel-wetenschappelijke domein. A3
A4 A5 A8
Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
D O E L E N Elk van de volgende doelen zal gerealiseerd worden afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en overeenkomstig de noden en de behoeften van de studieperiode in het buitenland en van de student zelf. De doelen zijn afhankelijk van het gevolgde programma (opleidingsonderdelen of stage). De student kan voor zichzelf competenties selecteren en deze concretiseren in werkpunten en actiepunten. De student kan reflecteren op zijn/haar groeiproces in die competenties/werkpunten/actiepunten. Onderzoek: Tijdens het voeren van het onderzoek bewijst de student dat hij zelfstandig informatie kan opzoeken en de onderzoeksvraag kan concretiseren naar de onderwijspraktijk toe. Bij heel wat onderzoeken zal de student tonen dat hij als lid van een schoolteam en als lid van een onderwijsgemeenschap kan overleggen en functioneren. De student toont ook aan dat hij werkt aan attitudes die te maken hebben met kritisch werken, leergierigheid, organisatie en planning, creativiteit en taalgebruik. De student kan zich informeren over de specifieke kenmerken van de buitenlandse onderwijssystemen/instellingen. De student kan informatie verzamelen, analyseren en verwerken met betrekking tot twee afgebakende topics die een andere invulling krijgen in het gastland, in vergelijking met de Vlaamse situatie. De student is op de hoogte van de informatiebronnen die voor hem/haar toegankelijk zijn. De student kan er zelfstandig de nodige informatie uithalen. De student gaat kritisch om met de informatiebronnen en met de informatie die ze de student bieden. De student werkt aan een kader en aan criteria om ze te interpreteren en te beoordelen. De student kan nieuwe informatie structureren en in verband brengen met wat hij/zij al beheerst en onderneemt. Dit betekent dat de student ook zinvolle verbanden kan leggen tussen leergebieden en met eventuele levensbeschouwelijke of actueel-maatschappelijke aspecten van het onderwerp. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
227
De student is erop gericht zijn/haar kennis en zijn/haar aanpak te verrijken vanuit de bekomen informatie en de student kan nieuwe ideeën op een originele manier verwerken in didactische activiteiten. De student kan kritisch reflecteren vanuit de basiscompetenties op zijn/haar werk. De student streeft bij het verwerken van informatie, het uitschrijven van het eindproduct en het mondeling toelichten van zijn/haar werk naar adequaat taalgebruik. Deze doelstellingen, toegepast op het onderzoek, zullen verwerkt worden in de criteria waaraan je werk getoetst zal worden. Ter verduidelijking volgen hieronder nog enkele specifieke vereisten als toepassing van het voorgaande: Het onderzoek bevat een voldoende uitgebreide en gevarieerde lijst van de geraadpleegde informatiebronnen (bronnenlijst, literatuurlijst). In het onderzoek is door referenties in voet- of eindnoten duidelijk waar je informatie en inspiratie gehaald hebt en dat deze gediend heeft om je kennis en inzichten over het onderwerp te verbreden en te verdiepen. In het geval van (observatie-, zelfstandige) stage: De student kan kennismaken met een andere opvoedingssituatie dan de gewone klaspraktijk De student kan intercultureel onderwijs in de praktijk vorm geven De student kan ervaring opdoen met alle taken van een beginnende leerkracht De student kan op een correcte en duidelijke wijze schriftelijk zijn/haar didactisch handelen toelichten De student kan reflecteren op het lesgeven en begeleiden, zichzelf leerdoelen stellen, een eigen leerweg uitstippelen en gebruik maken van bronnen en van het vormingsaanbod om die leerdoelen te realiseren. I N H O U D Het programma kan zowel uit opleidingsonderdelen als uit stage of uit een combinatie van beide bestaan. De precieze invulling van taken en uren wordt vastgelegd in samenspraak met de buitenlandse partnerinstelling, de KHBO en de student. De voorbereiding bestaat uit het zich eigen maken van de taal van de gastinstelling en/of taal van de opleidingsonderdelen aan de gastinstelling, het invullen van de Erasmus Application, het leggen van contacten met de partners (na initële goedkeuring van de application), het invullen van een Learning Agreement (in overelg met de buitenlandse partnerinstelling, de KHBO en de student), het ondertekenen van een overeenkomst in het kader van internationale uitwisseling, aanwezigheid op de voorbereidingsdagen van de KHBO en de aanvraag van een Erasmusbeurs. Tijdens de Erasmusuitwisseling wordt er via een weblog minstens wekelijks verslag uitgebracht van de activiteiten binnen de Learning Agreement, eventueel aangevuld met verslagen van extracurriculaire activiteiten. Wijzigingen in de Learning Agreement zijn mogelijk mits toestemming van de buitenlandse partnerinstelling, de KHBO en de student en moet schriftelijk worden bevestigd (Changes to original proposed Learning Agreement). De student houdt een portfolio bij en voert binnen dit kader een kort onderzoek uit. Achteraf zorg de student voor een Letter of Confirmation, Transcript of Records van de behaalde resultaten en vult hij/zij de studentenenquête in. O N D E R W I J S V O R M -
228
Andere Stage
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Informatiebundel voor Erasmusstudenten
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
100 %
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Onderdeel
Procentuele verdeling
Portfolio en Transcript of records
100 %
Evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk Onderdeel
B I J Z O N D E R E
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
De student neemt in het buitenland een programma van 20 studiepunten op. Dit is het equivalent van een periode van drie maanden. De studie in het buitenland bij een partnerinstelling van de KHBO wordt academisch erkend. Bij terugkeer uit het buitenland bezorgt de student binnen de 14 dagen zowel het Transcript of Records van de gastinstelling als het persoonlijke portfolio (één portfolio per student) aan de coördinator internationalisering. De student presenteert het portfolio. De eindbeoordeling gebeurt op basis van de omzetting van de scores op het Transcript of Records naar KHBO-scores (volgens het ECTS-systeem) en op basis van de beoordeling van de (presentatie van het) portfolio. Er wordt rekening gehouden met de volledigheid en de inhoud van het portfolio. Het gaat om een afweging in functie van het verworven hebben van de beoogde competenties en niet om een mathematische optelsom.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
229
12.2
Werken in het onderwijs
Code
BLD-5133.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel behalve voor Globale Keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
Voor meer informatie zie pagina 210.
230
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
12.3
Stage: lager onderwijs 3b
Code
BLD-9731.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
18
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 2L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Stage: lager onderwijs 3b kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Stage: lager onderwijs 2 werd verworven.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
231
7 De leraar als lid van een schoolteam 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids 3 BALO). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 7. Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2). 8. Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 9. Openluchtklas of sneeuwklasstage De leraar als opvoeder: interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1); een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1); 232
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf (2.1); problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3); de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1); op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2); Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5); ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6); gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6). De leraar als organisator: efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9); gericht zijn op een efficiënte organisatie (A5). De leraar als lid van een team: rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2); een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6); het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3). 10.Ingroeistage: klasniveau De leraar als begeleider van leerprocessen: voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7); gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5); een adequate leeromgeving creëren (1.7). De leraar als opvoeder (A2): een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3). De leraar als organisator (A5): een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3); uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3); het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2); afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1); een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4). De leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4): uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie; over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen. 11.Ingroeistage: schoolniveau (1 week) -
Zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1). Kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3). Participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2). Kennis hebben van de praktijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1). Het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3). Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3). Kennis hebben van het schoolreglement (4.1). Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3). Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4). Een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A6) (A7).
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
233
-
Het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3). In overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3). In overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2). Initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4). Zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1). Contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1). Een thema uit de onderwijsactualiteit uitdiepen in gesprek met leden van het schoolteam (9.1) (9.2). Een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8).
I N H O U D Stage: lager onderwijs 3 behelst volgende elementen: 1.stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 2.stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 3.openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week) In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 4.Ingroeistage: klasniveau (2weken) We kiezen voor een stage van 2 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … In deze stageperiode moet de student het leerproces van kinderen opvolgen. De 234
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. 5.ingroeistage: schoolniveau (1 week) De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren … Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
235
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. Voor de openluchtklassen rekenen we in de eerste plaats op de mentor. Indien mogelijk komt een docent op bezoek of neemt deze contact op met de mentor. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de bijgewoonde les(sen); - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een voldoende of onvoldoende. Tijdens de ingroeistage krijgt iedere student een stagebezoek van een docent van de lerarenopleiding die met alle betrokkenen komt praten. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. Voor de evaluatie van de opdrachten op schoolniveau is er een mondelinge toelichting met de bezoekende docent na de stageperiode. evaluatie van vaardigheden en attitudes door de stageschool (apart formulier); presentatie portfolio voor een docent en een groep studenten. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef); - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief; - de persoonlijke verwerking en de kritische zin. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport. Er is voor dit opleidingsonderdeel slechts één examenkans per academiejaar.
236
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
237
13
Globale keuzeoptie: keuzetraject 3L: ontwikkelingssamenwerking
13.1
Ontwikkelingssamenwerking
Code
BLD-9931.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
20
Titularis
Benedikte Custers (3LD01-10)
Onderwijstaal Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 3L
Volgtijdelijkheid
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. Functioneel geheel 4 - De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. Functioneel geheel 7 - De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep 238
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein; het sociaal-economische domein; het levensbeschouwelijke domein; het cultureel-esthetische domein; het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 A3
A4 A5 A7 A8
Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
D O E L E N Elk van de volgende doelen kan gerealiseerd worden afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en overeenkomstig de noden en de behoeften van de studieperiode in het buitenland en van de student zelf. De doelen zijn afhankelijk van de invulling van de stage. De student kan voor zichzelf competenties selecteren en deze concretiseren in werkpunten en actiepunten. De student kan reflecteren op zijn/haar groeiproces in die competenties/werkpunten/actiepunten. De student kan kennismaken met een andere opvoedingssituatie dan de gewone klaspraktijk De student kan intercultureel onderwijs in de praktijk vorm geven De student kan ervaring opdoen met alle taken van een beginnende leerkracht De student kan op een correcte en duidelijke wijze schriftelijk zijn/haar didactisch handelen toelichten De student kan reflecteren op het lesgeven en begeleiden, zichzelf leerdoelen stellen, een eigen leerweg uitstippelen en gebruik maken van bronnen en van het vormingsaanbod om die leerdoelen te realiseren. I N H O U D Het stageprogramma is equivalent aan 20 studiepunten. Het beoogt dezelfde competenties als een zelfstandige stage in Vlaanderen. De precieze invulling van taken en uren kan echter – door de plaatselijke omstandigheden – verschillen. De precieze Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
239
invulling van taken en uren wordt vastgelegd in samenspraak met de buitenlandse partnerorganisatie, de KHBO en de student. De voorbereiding bestaat uit het zich eigen maken van de taal van het gastland, het leggen van contacten met die partners, het volgen van een voorbereidingsdag van de Associatie K.U.Leuven, het ondertekenen van een overeenkomst in het kader van internationale uitwisseling, aanwezigheid op de voorbereidingsdagen van de KHBO en – indien gewenst - de aanvraag van een VLIR-UOS-beurs. Tijdens de Noord-Zuidsstage wordt er via een weblog minstens wekelijks verslag uitgebracht van de activiteiten binnen de stageovereenkomst, eventueel aangevuld met verslagen van extracurriculaire activiteiten. De student houdt een portfolio bij. Achteraf zorg de student voor de afhandeling van de nodige documenten in het geval van een beursaanvraag. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Informatiebundel voor Noord-Zuidstudenten
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
100 %
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Onderdeel Portfolio
Procentuele verdeling 100 %
Evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk Onderdeel
B I J Z O N D E R E
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
De student loopt in het buitenland stage voor een equivalent van 20 studiepunten. Dit is het equivalent van een periode van ongeveer drie maanden. Bij terugkeer uit het buitenland bezorgt de student binnen de 14 dagen zowel het portfolio aan de coördinator internationalisering. Het portfolio kan samen worden opgesteld met de medestudent die samen de stage liep. De onderdelen in het portfolio die persoonlijk moeten worden gemaakt, moeten echter per student aanwezig zijn. De student presenteert het portfolio.. 240
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De eindbeoordeling gebeurt op basis van de beoordeling van de (presentatie van het) portfolio. Er wordt rekening gehouden met de stagebeoordelingen van de partnerorganisatie in het buitenland en met de volledigheid en de inhoud van het portfolio. Het gaat om een afweging in functie van het verworven hebben van de beoogde competenties en niet om een mathematische optelsom.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
241
13.2
Werken in het onderwijs
Code
BLD-5133.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel behalve voor Globale Keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
Voor meer informatie zie pagina 210.
242
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
13.3
Stage: lager onderwijs 3c
Code
BLD-9732.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
18
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 3L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Stage: lager onderwijs 3c kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Stage: lager onderwijs 2 werd verworven.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
243
5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids 3 BALO). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 12.Stage eerste leerjaar 244
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2). 13.Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 14.Openluchtklas of sneeuwklasstage De leraar als opvoeder: interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1); een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1); bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf (2.1); problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3); de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1); op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2); Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5); ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6); gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6). De leraar als organisator: efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9); gericht zijn op een efficiënte organisatie (A5). De leraar als lid van een team: rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2); een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6); het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3). 15.Ingroeistage: klasniveau De leraar als begeleider van leerprocessen: voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7); gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5); een adequate leeromgeving creëren (1.7). De leraar als opvoeder (A2): Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
245
een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3). De leraar als organisator (A5): een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3); uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3); het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2); afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1); een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4). De leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4): uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie; over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen. 16.Ingroeistage: schoolniveau Zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1). Kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3). Participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2). Kennis hebben van de praktijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1). Het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3). Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3). Kennis hebben van het schoolreglement (4.1). Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3). Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4). Een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A6) (A7). Het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3). In overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3). In overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2). Initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4). Zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1). Contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1). Een thema uit de onderwijsactualiteit uitdiepen in gesprek met leden van het schoolteam (9.1) (9.2). Een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8). I N H O U D Stage: lager onderwijs 3 behelst volgende elementen: 1.Stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 2.Stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor
246
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 3.Openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week) In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 4.Ingroeistage: klasniveau (2weken) We kiezen voor een stage van 2 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … In deze stageperiode moet de student het leerproces van kinderen opvolgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. 5.Ingroeistage: schoolniveau (1 week) De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren … Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
247
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. Voor de openluchtklassen rekenen we in de eerste plaats op de mentor. Indien mogelijk komt een docent op bezoek of neemt deze contact op met de mentor. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de bijgewoonde les(sen); - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een voldoende of onvoldoende. Tijdens de ingroeistage krijgt iedere student een stagebezoek van een docent van de lerarenopleiding die met alle betrokkenen komt praten. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd.
248
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Voor de evaluatie van de opdrachten van de ingroeistage: schoolniveau is er een mondelinge toelichting met de bezoekende docent na de stageperiode. evaluatie van vaardigheden en attitudes door de stageschool (apart formulier); presentatie portfolio voor een docent en een groep studenten. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef); - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief; - de persoonlijke verwerking en de kritische zin. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport. Er is voor dit opleidingsonderdeel slechts één examenkans per academiejaar.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
249
14
Globale keuzeoptie: keuzetraject 4L: internationale klas
14.1
Communication, cultural awareness and expression
Code
BLD-9936.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
4
Titularis
Benedikte Custers
Onderwijstaal
Engels
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van de International Class. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
14.2
Diversity in/and education
Code
BLD-9937.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
4
Titularis
Benedikte Custers
Onderwijstaal
Engels
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van de International Class. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
14.3
Teaching in Europe – Europe in teaching
Code
BLD-9939.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
4
Titularis
Benedikte Custers
250
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Onderwijstaal
Engels
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van de International Class. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
14.4
Keys for Europe in education
Code
BLD-9940.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
4
Titularis
Benedikte Custers
Onderwijstaal
Engels
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van de International Class. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
14.5
Social and cultural competences
Code
BLD-9941.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
4
Titularis
Benedikte Custers
Onderwijstaal
Engels
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van de International Class. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
251
C O M P E T E N T I E S Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskundige Initiatie in het kleuteronderwijs volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden op een geïntegreerde manier aanwenden. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van kleuters. Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om die ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren en de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein; het sociaal-economische domein; het levensbeschouwelijke domein; het cultureel-esthetische domein; het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 A3
A4 A5 A7 A8
Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
D O E L E N De doelen van de modules worden toegelicht in het programmaboek van de International Class, een Interactum-samenwerkingsverband tussen de Katholieke Hogeschool BruggeOostende (KHBO), Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), Karel de Grote-hogeschool (KdG) en de Katholieke Hogeschool Kempen-Vorselaar (KHK).
252
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Dit programmaboek is te consulteren op www.interactum.be onder het tabblad International Class>Course book: onder de titel “Learning outcomes of the course unit”, terug te vinden in elke modulefiche. I N H O U D De inhoud van de modules wordt toegelicht in het programmaboek van de International Class, een Interactum-samenwerkingsverband tussen de Katholieke Hogeschool BruggeOostende (KHBO), Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), Karel de Grote-hogeschool (KdG) en de Katholieke Hogeschool Kempen-Vorselaar (KHK). Dit programmaboek is te consulteren op www.interactum.be onder het tabblad International Class>Course book: onder de titels “Prerequisites and co-requisites” en “Planned learning activities and teaching methods”, terug te vinden in elke modulefiche. De gastinstelling, waar de meeste lessen plaats vinden, verhuist elke twee jaar. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Onderwijsleergesprek Individuele opdracht Groepsopdracht Stage
De onderwijsvorm van de modules wordt toegelicht in het programmaboek van de International Class, een Interactum-samenwerkingsverband tussen de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO), Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), Karel de Grote-hogeschool (KdG) en de Katholieke Hogeschool Kempen-Vorselaar (KHK). Dit programmaboek is te consulteren op www.interactum.be onder het tabblad International Class>Course book: onder de titel “Mode of delivery and course content”, terug te vinden in elke modulefiche. S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Syllabus
Soort bron In de les
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
Procentuele verdeling
100 % Evaluatiemethode
Onderdeel
Procentuele verdeling
Modules
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
Evaluatiemethode Permanente evaluatie Groepsopdracht Individuele 253
opdracht Individuele opdracht met mondelinge presentatie op examen Groepsopdracht met mondelinge presentatie op examen Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk Onderdeel
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Geen tweede examenkans mogelijk
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Voor alle modules is er een systeem van permanente evaluatie, aangevuld met taken en presentaties, individueel of in groep. Aanwezigheid in de les is vereist. De eindbeoordeling gebeurt op basis van de beoordeling van elke module. De evaluatie van de modules wordt toegelicht in het programmaboek van de International Class, een Interactum-samenwerkingsverband tussen de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO), Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB), Karel de Grote-hogeschool (KdG) en de Katholieke Hogeschool Kempen-Vorselaar (KHK). Dit programmaboek is te consulteren op www.interactum.be onder het tabblad International Class>Course book: onder de titel “Assessment methods and criteria”, terug te vinden in elke modulefiche.
254
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
14.6
Werken in het onderwijs
Code
BLD-5133.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel behalve voor Globale Keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
Voor meer informatie zie pagina 210.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
255
14.7
Stage: lager onderwijs 3d
Code
BLD-9733.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
18
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 4L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Stage: lager onderwijs 3d kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Stage: lager onderwijs 2 werd verworven. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 256
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids 3 BALO). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 17.Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2). 18.Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 19.Openluchtklas of sneeuwklasstage De leraar als opvoeder: interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1); een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1); Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
257
bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf (2.1); problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3); de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1); op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2); Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5); ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6); gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6). De leraar als organisator: efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9); gericht zijn op een efficiënte organisatie (A5). De leraar als lid van een team: rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2); een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6); het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3). 20.Ingroeistage: klasniveau De leraar als begeleider van leerprocessen: voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7); gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5); een adequate leeromgeving creëren (1.7). De leraar als opvoeder (A2): een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3). De leraar als organisator (A5): een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3); uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3); het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2); afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1); een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4). De leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4): uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie; over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen. I N H O U D Stage: lager onderwijs 3 behelst volgende elementen: 7. Stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 8. Stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 9. Openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week) 258
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 10. Ingroeistage: klasniveau (4weken) We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding. Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
evaluatiemethode 259
Permanente evaluatie
100 % Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. Voor de openluchtklassen rekenen we in de eerste plaats op de mentor. Indien mogelijk komt een docent op bezoek of neemt deze contact op met de mentor. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de bijgewoonde les(sen); - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een voldoende of onvoldoende. Tijdens de ingroeistage krijgt iedere student een stagebezoek van een docent van de lerarenopleiding die met alle betrokkenen komt praten. Alleen bij studenten met een onvoldoende of een nipt voldoende als tussentijdse evaluatie of op vraag van de mentor of de student, woont de docent ook een les bij. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport. Er is voor dit opleidingsonderdeel slechts één examenkans per academiejaar.
260
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
261
15
Globale keuzeoptie: keuzetraject 5L: onderwijskunde (i.s.m. K.U.Leuven)
15.1
Onderwijskunde
Code
BLD-9939.S3-s2
Opleiding
bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
15
Titularis
Johan L. Vanderhoeven
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Stage: lager onderwijs 2 moet met succes afgerond zijn. Dit deel wordt gelijktijdig gevolgd met de andere onderdelen van het voortraject Onderwijskunde. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk voor studenten KHBO
15.1.1
Geschiedenis van de gedragswetenschappen
Code
POL65A
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen Titularis
Johan L. Vanderhoeven
Docent(en)
Marc Depaepe
Onderwijstaal
Nederlands
Examencontract
Niet mogelijk voor studenten KHBO
15.1.2
Beleid en organisatie van het onderwijs
Code
POR54A
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen Titularis
Johan L. Vanderhoeven
Docent(en) Onderwijstaal
Geert Kelchtermans; Sarah Gielen (plaatsvervanger); Maarten Simons (plaatsvervanger) Nederlands
Examencontract
Niet mogelijk voor studenten KHBO
262
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
15.1.3
globale en interculturele pedagogiek
Code
POL71A
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen Titularis
Johan L. Vanderhoeven
Docent(en)
Joke Vandenabeele
Onderwijstaal
Nederlands
Examencontract
Niet mogelijk voor studenten KHBO
C O M P E T E N T I E S Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein; het sociaal-economische domein; het levensbeschouwelijke domein; het cultureel-esthetische domein; het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 A3
A4 A5 A7 A8
Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
263
D O E L E N De doelen van de onderwijsleeractiviteiten 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3 worden toegelicht in het programmaboek van de K.U.Leuven – Bachelor in de onderwijskunde. Dit programmaboek is te consulteren op www.kuleuven.be (http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/opleidingen/n/SC_51016918.htm) B-KUL-POL65A Geschiedenis van de gedragswetenschappen B-KUL-POR54A Onderwijskunde 2: Beleid en organisatie B-KUL-POL69A Concepten en praktijken van non-formele educatie I N H O U D De inhoud van de onderwijsleeractiviteiten 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3 wordt toegelicht in het programmaboek van de K.U.Leuven – Bachelor in de onderwijskunde. Dit programmaboek is te consulteren op www.kuleuven.be (http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/opleidingen/n/SC_51016918.htm) B-KUL-POL65A Geschiedenis van de gedragswetenschappen B-KUL-POR54A Onderwijskunde 2: Beleid en organisatie B-KUL-POL69A Concepten en praktijken van non-formele educatie O N D E R W I J S V O R M De onderwijsvorm van de onderwijsleeractiviteiten 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3 wordt toegelicht in het programmaboek van de K.U.Leuven – Bachelor in de onderwijskunde. Dit programmaboek is te consulteren op www.kuleuven.be (http://onderwijsaanbod.kuleuven.be/opleidingen/n/SC_51016918.htm) B-KUL-POL65A Geschiedenis van de gedragswetenschappen B-KUL-POR54A Onderwijskunde 2: Beleid en organisatie B-KUL-POL69A Concepten en praktijken van non-formele educatie S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht
Aanbevolen /
Soort bron
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
Procentuele verdeling
100 % Evaluatiemethode
Onderdeel Geschiedenis van de gedragswetenschappen; Onderwijskunde 2: Beleid en organisatie; Concepten en
264
Procentuele verdeling 100%
Evaluatiemethode
100%
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
praktijken van nonformele educatie
100%
Tweede examenkans of derde examenperiode Tweede examenkans mogelijk Onderdeel
Procentuele verdeling
Geschiedenis van de gedragswetenschappen; Onderwijskunde 2: Beleid en organisatie; Concepten en praktijken van non-formele educatie
100%
B I J Z O N D E R E
Evaluatiemethode
100% 100%
B E P A L I N G E N
De eindbeoordeling gebeurt op basis van de optelsom van de beoordeling van elk van de onderdelen van het voortraject Onderwijskunde. Het gaat om een afweging in functie van het verworven hebben van de beoogde competenties en niet om een mathematische optelsom. Als een tweede examenkans vereist is, kan over dit opleidingsonderdeel een proef worden opgelegd door de titularis van de KHBO (overeenkomstig het samenwerkingsakkoord tussen KHBO en K.U.Leuven Campus Kortrijk.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
265
15.2
Interculturele en mondiale vorming
Code
BLD-5030.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
3
Contacturen
21 uur contactonderwijs en bezoeken
Titularis
Stefan Dewitte (3LD01-10)
Docent(en)
Ann Bossaert, Sofie De Jonckheere, Stefan Dewitte, Yvonne Van Eeckhoutte, Mélanie Surmont, Tania Jonckheere
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L en 5L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. We adviseren om deze OLOD niet te combineren met Stage: lager onderwijs 2 en/of vakken van de tweede fase van het modeltraject. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
Voor meer informatie zie pagina 201.
266
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
15.3
Bachelorproef
Code
BLD-9530.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1 en 2
Studiepunten
4
Contacturen
/
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 1L en 5L
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd. Aangezien de praktijkgerichtheid van deze opdracht zo sterk is, is het aangeraden deze OLOD af te leggen samen met Stage: lager onderwijs 3. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
Voor meer informatie zie pagina 215.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
267
15.4
Praktijkcomponent en EHBO
Code
BLD-8030.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
19
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel voor Globale Keuzeoptie 5L
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd. Stage: lager onderwijs 3E kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Stage: lager onderwijs 2 werd verworven.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
15.4.1
Stage: lager onderwijs 3e
Code
BLD-6233.O2-s2
Semester
1+2
Studiepunten
18
Contacturen
7 uur contactonderwijs
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Docent(en)
Gastdocenten
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen.
268
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids 3 BALO). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3.
21.Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1).
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
269
Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2). 22.Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Omgaan met een aangereikt handelingsplan (1.2). 23.Openluchtklas of sneeuwklasstage De leraar als opvoeder: interesse tonen voor wat de kinderen bezighoudt (2.1); een positief leefklimaat creëren waarin elk kind zich goed voelt (2.1); bij niet passend gedrag alternatieven zoeken voor het geven van staf (2.1); problemen in de leerlingengroep bespreekbaar maken (2.3); de relatie tussen kinderen stimuleren en werken aan een groepsidentiteit (2.1); op respectvolle wijze omgaan met verschillen in de thuissituatie (2.2); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); kinderen motiveren voor het nastreven van waarden en die ook voorleven (2.2); Kinderen ondersteunen bij een moeilijke situatie (2.5); ervoor zorgen dat kinderen veilig gedrag stellen t.o.v. zichzelf en de anderen (2.6); gezonde leef- en eetgewoonten stimuleren (2.6). De leraar als organisator: efficiënt inspelen op onvoorziene omstandigheden (4.2) (A9); gericht zijn op een efficiënte organisatie (A5). De leraar als lid van een team: rekening houden met de andere teamleden bij het maken van afspraken (7.2); een klasoverstijgende activiteit organiseren en hierbij een taakverdeling overleggen en naleven (7.2) (A5) (A6); het initiatief nemen om andere teamleden om advies te vragen over het eigen functioneren (7.3) (A3). 24.Ingroeistage: klasniveau De leraar als begeleider van leerprocessen: voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7); gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5); een adequate leeromgeving creëren (1.7). De leraar als opvoeder (A2): een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1); inspraak van kinderen stimuleren (2.2); adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3). De leraar als organisator (A5): een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3); 270
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3); het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2); afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1); een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4). De leraar als innovator-onderzoeker (A8) (A4): uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie; over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen. I N H O U D Stage: lager onderwijs 3 behelst volgende elementen: 1. stage eerste leerjaar (2 weken); 2. stage buitengewoon onderwijs (2 weken); 3. openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week); 4. ingroeistage: klasniveau (4 weken) 11. Stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag. Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 12. Stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 13. Openluchtklas of sneeuwklasstage (1,5 week) In samenwerking met het VOK staan studenten onder begeleiding van een lector van de lerarenopleiding in voor de begeleiding van de kinderen tijdens een sneeuwklasperiode. Iedere student wordt toegewezen aan een bepaalde klas en assisteert de klasleerkracht bij dagelijkse activiteiten en bij de leerwandelingen. De studenten zijn ook zelf verantwoordelijk voor een aantal activiteiten met hun klas en voor klasoverstijgende activiteiten: animatieproject, de organisatie van een monitorenspel, een viering, de muzische avondactiviteiten, een dankavond en één leerwandeling en verwerking ervan. Bij deze activiteiten staat de rol van de leraar als opvoeder centraal. Doordat het hier gaat om een groepsstage worden ook veel kansen geboden tot het ontwikkelen van competenties van de leraar als lid van een team. Studenten die om één of andere reden niet kunnen deelnemen aan de sneeuwklassen begeleiden een openluchtklas in België. Samen met de klasleerkracht begeleiden ze de klasgroep bij de verschillende activiteiten. Omwille van de grote verscheidenheid in de organisatie van de openluchtklassen laten we de concrete invulling van de taak van de stagiair over aan de stageschool. 14. Ingroeistage: klasniveau (4 weken) We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken op het einde van de opleiding. De studenten kunnen we op dat moment bijna beschouwen als beginnende leraren die willen ingroeien in de complexe beroepspraktijk. De student neemt dan ook de volledige taak van de mentor over. Deze taak is ruimer dan lesgeven en omvat heel wat taken die te maken hebben met klashouden, b.v. overgangen tussen lessen, zorgen dat het schoolagenda is ingevuld, de taken verbeterd zijn, de boekentas gemaakt is, de klas netjes blijft, de geplande activiteiten uitgevoerd zijn … Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
271
De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding. Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar, de stage BuO en de ingroeistage krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. In de stage sneeuwklassen is een docent aanwezig als begeleider. Voor de openluchtklassen rekenen we in de eerste plaats op de mentor. Indien mogelijk komt een docent op bezoek of neemt deze contact op met de mentor. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van:
272
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de bijgewoonde les(sen); - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In februari wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een tussentijdse beoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (deliberatiefiche) met vermelding van een voldoende of onvoldoende. Tijdens de ingroeistage krijgt iedere student een stagebezoek van een docent van de lerarenopleiding die met alle betrokkenen komt praten. Alleen bij studenten met een onvoldoende of een nipt voldoende als tussentijdse evaluatie of op vraag van de mentor of de student, woont de docent ook een les bij. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; - het evaluatieformulier van de mentor; - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In juni wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. Het eindcijfer komt op het rapport. Er is voor dit opleidingsonderdeel slechts één examenkans per academiejaar.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
273
15.4.2
EHBO
Code
BLD-6233.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
7 uur contactonderwijs
Titularis
Lieve Lootens (3LD01-10)
Docent(en)
Gastdocenten
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 2 De leraar als opvoeder 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N -
De studenten vertonen de gepaste attitudes tijdens een eerstehulpverlening. De studenten kunnen een slachtoffer en een situatie op de juiste manier benaderen. De studenten vertonen een specifieke inhoudelijke expertise.
I N H O U D De cursus Eerste Hulp is een basisopleiding waarin de studenten leren hoe ze een noodsituatie moeten benaderen en aangepaste eerste hulp kunnen verlenen. De cursus Helper is een vervolgopleiding waarin de studenten leren hoe ze in specifieke noodsituaties moeten handelen. O N D E R W I J S V O R M -
274
Praktijkopleiding reanimatie en technieken Theoretische opleiding
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Rode Kruis Vlaanderen. Help! Eerste hulp voor iedereen. Losbladig lesmateriaal.
Soort bron boek
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
examen (schriftelijke en mondelinge proef)
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Voor deze onderwijsleeractiviteit is er slechts één examenkans per academiejaar.
Opleidingsgids 2011-2012 – lerarenopleiding lager onderwijs - dagprogramma
275