Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
Inhoud 1.
Opening en mededelingen ............................................................................................................ 3
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ................................................................. 3
A.1
Voordracht herbestemming vrijgevallen RSP- en MIT-middelen (23/2013) ................................. 4
A.2
Voorjaarsnota 2013 ..................................................................................................................... 20
Algemene beschouwingen PvdA-fractie Algemene beschouwingen VVD-fractie Algemene beschouwingen SP-fractie Algemene beschouwingen CDA-fractie Algemene beschouwingen D66-fractie Algemene beschouwingen PVV-fractie Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie Algemene beschouwingen Vrij Mandaat-fractie Algemene beschouwingen PvdD-fractie
21 23 25 28 31 33 39 43 46 48
Antwoorden van Gedeputeerde Staten
52
Repliek van de PvdA-fractie Repliek van de VVD-fractie Repliek van de SP-fractie Repliek van de CDA-fractie Repliek van de D66-fractie Repliek van de PVV-fractie Repliek van de ChristenUnie-fractie Repliek van de GroenLinks-fractie Repliek van de Vrij Mandaat-fractie Repliek van de PvdD-fractie
69 70 70 71 71 72 72 73 73 74
Dupliek van Gedeputeerde Staten
74
1
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
2
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der Koningin Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezig zijn 43 Statenleden, te weten: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw O.G. Hartman-Togtema (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: --Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, P.G. de Vey Mestdagh
1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER: Welkom allemaal, de vergadering is geopend. Welkom ook aan de gasten van de Staten. Uw gastvrouw is Anja Hazekamp van de fractie van de Partij voor de Dieren. Ik hoop dat u een plezierige ochtend met ons beleeft en ondertussen wat opsteekt van wat allemaal in de historie van dit gebouw zit. Er is geen bericht van verhindering binnengekomen, we zijn er allemaal. Vandaag spreken de Staten hun algemene politieke beschouwingen uit bij de Voorjaarsnota, het stuk van Gedeputeerde Staten, die daarin hun beschouwingen en prioriteiten aangeven. Het Dagelijks Bestuur van de provincie, het College van Gedeputeerde Staten, presenteert in dat financiële stuk, de Voorjaarsnota, de beleidsmatige en financiële kader voor de jaren 2013 tot 2017. Dat doen we elk jaar, dus dat schuift dan steeds een jaar op en dat is het perspectief waarbinnen we praten. De Staten zijn dus straks aan bod om hun oordeel uit te spreken over de kaders, uitgangspunten en voorgestelde keuzes van het beleid. Daarbij kunnen ze amendementen en moties hanteren en uiteindelijk wordt er ook over de betrokken voorstellen zelf gesproken. De uitspraken van de Staten worden daarna weer uitgewerkt in de Programmabegroting van 2014 en die wordt dan weer later dit jaar behandeld. Maar eigenlijk proberen we hier altijd als het ware de lijnen uit te zetten voor dat werk.
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
De VOORZITTER: We hebben als punt – wat we normaal niet doen bij de Voorjaarsnota – bewust eerst via het presidium besloten om met elkaar de voordracht Herbestemming RSP- en MIT-gelden en de brieven die daarbij horen, te bespreken. De achterliggende gedachte was dat het goed is om dat separaat te doen, want dit heeft ook weer een doorwerking naar de discussie over al die gelden die rond die infrastructuur beschikbaar zijn en waar je ze prioriteert. Laten we dus eerst die discussies goed met elkaar afronden en daarna gaan we door met de behandeling van de Voorjaarsnota. a.
Behandelvoorstellen (bekrachtiging)
3
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 -
b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De agenda wordt zonder beraadslaging of stemming ongewijzigd vastgesteld. De VOORZITTER: Dan gaan we naar de indeling van de spreektijden voor vandaag. Het presidium stelt 25 minuten per fractie voor, een heel royale benadering. En GS heeft daarvan afgeleid weer 85 minuten tot hun beschikking. Ook dat is weer een heel royale benadering, maar voor je het weet is de tijd weer om. Zullen we het daarbinnen proberen te doen? Akkoord, aldus. Dan zijn de spreektijden daarmee vastgesteld en wie per ongeluk toch korter van stof, die zij het vergeven. Dan hebben we nog enkele huishoudelijke mededelingen. In de koffiepauze van vanochtend wordt op dringend verzoek van het presidium de haringtraditie in ere hersteld. Aan het begin van de lunchpauze om kwart voor één wordt in het atrium een nieuwe expositie geopend. U hebt daar al iets van kunnen zien: ‘Pracht en macht – het Groninger provinciehuis aan het einde van de zeventiende eeuw’. En dat gaat allemaal over de spectaculaire verbouwingen van het provinciehuis in die periode en Piet de Vey Mestdagh, onze gedeputeerde, zal die tentoonstelling openen. Dan hebben we in de planning dat we zo rond half zes aan het diner toe zijn – een heel mooie omschrijving van onze warme maaltijd. En daar richten we ons een beetje op en dat betekent dat u vanavond verzadigd met warm eten weer naar huis kunt. Dat is toch prettig dat het zich niet tot broodjes beperkt. 3.
Bespreekpunten
A.1 Herbestemming vrijgevallen RSP- en MIT-middelen Voordracht van Gedeputeerde Staten van 22 mei 2013 nr. 2013-20.070, VV, betreffende herbestemming van de vrijgevallen RSP- en MIT-middelen (23/2013) Hierbij kunt u betrekken: de brief van GS van 15 mei 2013, nr. 2013-19900/20/A.13,VV, betreffende uitwerking addendum coalitieakkoord weg Winsum-Groningen N361 en vrachtverkeer Bedum; enkele brieven van bewoners uit Bedum en omgeving en een brief van gemeente Bedum, met een aangenomen motie uit de gemeenteraad d.d. 30 mei 2013; de brief van GS van 25 juni 2013, nr. 2013-26.179/26/A.23, VV, betreffende technische vragen over de voordracht Herbestemming vrijgevallen RSP- en MIT-gelden. De VOORZITTER: Dan beginnen we nu met de bespreekpunten en gaan we naar punt A.1. Ik hoor en zie nu enkele protesterende mensen op de publieke tribune die buiten de orde van de vergadering om het woord tot ons wensen te richten. U bent van harte welkom en u mag ook gewoon in de pauze dingen doen, maar u mag niet in een vergadering inbreken. Mevrouw, u wordt vriendelijk verzocht nu een punt te zetten, dat zou mooi zijn. Ik schors even de vergadering. [Schorsing van 4 minuten.] De VOORZITTER: Akkoord, dan hernemen we de vergadering. We starten met de eerste spreker en die is van de Partij voor de Arbeid. Aan het woord is mevrouw Hazewinkel. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Bij grote infrastructurele projecten valt een aantal zaken op: de ruimtelijke impact is over het algemeen erg groot, de politieke kwetsbaarheid is groot, er is een grote puut met geld voor nodig en het zijn lange processen met veel onderzoek. Overigens kun je ook na een onderzoek vaak zeggen dat het onenigheid kan opleveren over de onderzoeksmethodiek en de interpretatie van de resultaten. De voorbeelden hiervan zijn legio en voor Statenleden ook deel van
4
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 hun praktijk. De eigenschappen die ik zojuist hebben genoemd, kunnen er stuk voor stuk toe leiden dat een project niet doorgaat. Soms is dat heel begrijpelijk, soms minder. Wij vonden dat met zijn allen bijvoorbeeld van de Zuiderzeelijn. Soms moet het onwerkelijk lijken dat een project zo ver is gekomen. Ik heb zo het vermoeden dat mevrouw Mansveld, onze staatssecretaris, zich daar ongetwijfeld de afgelopen tijd haar hoofd over gebroken heeft. Binnen het Regio Specifiek Pakket, het stevige onder leiding van Hans Alders uitonderhandelde compensatiepakket voor de Zuiderzeelijn, zijn twee grote projecten recentelijk niet doorgegaan: de spoorlijn Groningen-Heerenveen omdat de geschatte kosten niet reëel bleken en de RegioTram is gesneuveld op politieke kwetsbaarheid. De vrijgekomen middelen worden verdeeld over de eerder uitgezette lijnen: in de eerste plaats op het gebied van overcommittering en in de tweede plaats waar het gaat om tegenvallers tijdens het traject tot 2020. De deal was namelijk dat zij die trajecten kunnen compenseren door plannen te versoberen of niet door te laten gaan en we hebben in overleg met het Rijk de ruimte om iets anders te doen binnen het pakket. Dat doen we gethematiseerd en in een indicatieve doorvertaling van plannen. De overcommittering had zich overigens zelf al deels opgelost en het blijft zo dat we tot 2020, wanneer de laatste projecten zijn gestart, niet exact zullen weten welke projecten de eindstreep wel of niet gaan halen. De verdeling is op basis van de inschatting van kosten van specifieke projecten, maar ook op basis van de inschatting van noodzakelijke infrastructurele verbeteringen – en dat is ingewikkelder. Want hier hebben we het over complexe samenstellingen van maatregelen die niet per se direct uitgevoerd hoeven te worden, maar uiteindelijk moeten leiden tot aanzienlijke verbetering. Compensatie voor het wegvallen de RegioTram is verreweg het meest complexe vraagstuk wat ons betreft. Want de RegioTram als ultiem project binnen Kolibri maakt het OV niet alleen toegankelijk voor steeds grotere passagiersstromen, het levert ook een exploitatievoordeel op dat het OV in de hele regio overeind moest houden. Mijn fractie heeft hard nagedacht over dit vraagstuk en het resultaat, onze nota ‘Van de tram naar de trein en van de trein naar de bus’ is ons denkkader nu de tram van de baan is. Met de verbetering van de spoorverbindingen met doorgeknoopte hoogwaardige busverbindingen en meerdere opstapmogelijkheden van OV op personenvervoer en van de trein op de bus. Het extra geld van de knoop Groningen is een voorstel dat de OV-exploitatie direct positief kan beïnvloeden. Op het onderdeel OV in de stadsregio moeten we afwachten of er inderdaad een sluitend pakket komt dat de grote vraagstukken aanpakt en exploitatievoordelen kan betekenen. Vooralsnog ziet het er overigens met de dag haalbaarder uit. Ik ben niet van het plan om het hele rijtje in het voorstel langs te gaan lopen, een paar korte opmerkingen resten mij wat betreft de projecten die genoemd worden. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Nog even over de middelen voor het openbaar vervoer in de stad Groningen: daar had u het net over. De Partij van de Arbeid heeft daar ook nieuwe plannen voor gepresenteerd. Denkt u dat het geld dat er nu voor is uitgetrokken, die 40 miljoen uit het pakket, voldoende is om daar een goed alternatief voor de RegioTram voor te realiseren? Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): In de eerste plaats is de 40 miljoen niet het enige dat daarvoor uitgetrokken is, er gaat ook een heel extra bedrag naar de knoop Groningen, waarvan ik denk dat dat direct een exploitatievoordeel kan opleveren, wat ook noodzakelijk is. Daarnaast wordt als het gaat om het onderdeel bereikbaarheid van de Stad uitgegaan van de cofinanciering van onder andere de Stad en het is afwachten of dat voldoende is. Daar moet de concrete projecten allemaal voor uitgerekend hebben. Maar wat ons betreft ziet dat er met de dag haalbaarder uit, zoals ik net al zei. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Als dat niet voldoende blijkt te zijn, hoe kun je dan nog extra geld krijgen? Op dit moment wordt er extra geld verdeeld en als je dat op dit moment niet reserveert voor het openbaar vervoer in de Stad, dan wordt het heel lastig om dat later alsnog te doen. Hoe denkt u dat op te lossen? Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Nou, dat heb ik zonet ook proberen uit te leggen. Volgens mij voorziet dit pakket in de mogelijkheden om daar anders mee om te gaan als dat anders uitpakt. Dus de afspraken met het Rijk voorzien daarin voor wat betreft het RSP, maar ook hoe nu het voorstel gedaan wordt voorziet daarin wat mij betreft. Dus ik heb op dit moment geen aanleiding om te denken dat het niet goed gaat komen. Even drie projecten die ik heel kort even wil noemen. De verbinding Groningen-Bremen in de eerste plaats. Mijn fractie vindt dat nu de spoorlijn Groningen-Heerenveen er niet komt en de noordelijke ontwikkelingsas er via die weg geen impuls kan krijgen, versterkt inzetten op een IC-Plusverbinding naar Bremen langs deze weg de moeite waard is.
5
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Dan blijven we voor wat betreft de N33 ook zoeken naar rijksfinanciering voor dat project, maar de verdubbeling van het middenstuk is een belangrijke economische impuls – dat hadden we ook in 2011 in ons verkiezingsprogramma zo verwoord. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Nog even over de N33: u zei dat u daar wel mee in kunt stemmen. U beseft dat het uittrekken van die 85 miljoen extra in strijd is met een afspraak uit het Collegeprogramma dat vrijval van OV voor OV bestemd zou moeten worden? Wat vindt u daarvan? Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dat klopt, daar is heel veel OV-geld vrijgevallen en er zijn ook een heleboel urgente projecten en dan kan dit het resultaat zijn. Wij kunnen de lijn volgen die het College hiermee uitzet omdat dit gewoon de realiteit van vandaag de dag is. Dat maakt inderdaad dat je iets anders tegen zo’n afspraak aan moet kijken. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Dus die afspraak over vrijval van OV voor OV geldt wat u betreft dus niet meer? Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Ik vind dat een prachtig principe. Maar de realiteit wil soms ook dat je het net even anders doet uiteindelijk. Maar uiteraard is dat een mooi principe. Dan de N361 waar ik ook heel graag kort iets over wil zeggen. Hier heb ik uitgebreid overleg over gehad met mijn partijgenoten in de B- en W-raden in Groningen en wat ons betreft zijn veiligheidsmaatregelen hier geboden. We stemmen daarom van harte in met het pakket dat nu de verkenningsfase ingaat en daar wou ik het op dit moment ook eerst bij laten. De heer MEESTERS (VVD): De voordracht met de herbestemming van de vrijgevallen RSP/MITgelden van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten ligt vandaag voor. Dat betekent dat we hier ook even uitgebreid bij stilstaan. De herbestemming van de vrijgevallen middelen is gekoppeld aan een aantal belangrijke thema’s voor de VVD. In de eerste plaats economie, werk en energie en dit dan vooral uitgewerkt in de integrale benadering van de bereikbaarheid van Stad en Ommeland, de invulling van Energyports, investeren in duurzaamheid en inzet op de internationale verbindingen richting Duitsland en verder. Er is bij de besteding zoveel mogelijk getracht aan te sluiten bij bestaande projecten en nu ook samen met de stad Groningen voor de integraliteit om de vaart erin te houden. Zoals u weet moet het ingezette geld in principe vóór 2020 zijn besteed. De VVD zet zich ervoor in om de economie in deze provincie aan de gang te houden en pleit voor het blijven investeren. We kunnen ons dan ook goed vinden in het feit dat een substantieel deel besteed wordt aan de verbetering van de infrastructuur. Dus de oproep aan dit College om te gaan voor een prachtige complete ringweg rond de stad Groningen volledig zonder verkeerslichten, waardoor de bereikbaarheid wordt vergroot en de doorstroming verbeterd. Maar ook voor een snelle spoorverbinding naar Hamburg en Scandinavië. Als het dan ook nog lukt om de Eemshaven via een A33 te ontsluiten is dat ook goed voor de bereikbaarheid en de economie. Samen met de investering die GS nu al doet in de verbetering van de vaarweg Lemmer-Delfzijl en de bijbehorende bruggen plus het openbaar vervoer in de stad Groningen levert dat een economische boost op voor de hele provincie. Kortom: de VVD kan zich prima vinden in de gemaakte voordracht. De heer SWAGERMAN (SP): Ik begrijp dat ik iets moet doen aan mijn imago als boze man. Dus ik wil dan ook graag gebruik maken van deze mogelijkheid om te beginnen met waar ik bij de commissievergadering ben geëindigd, namelijk met uitdelen van complimenten aan de heer Boumans voor zijn inzet en aanwezigheid ter plaatse rondom de oplossing inzake de rondweg-Bedum. Die inzet wordt door ons zeer gewaardeerd. Wat door ons minder wordt gewaardeerd is het feit dat dat noodzakelijkerwijs allemaal heeft moeten gebeuren in een zeer, zeer, zeer korte termijn. Een termijn waarvan wij ook vinden dat die tekort doet aan de inzet van een heleboel burgers en inwoners van die gemeente die heel goede ideeën hebben ingebracht. Het verrassende laatste deel als het gaat om de oostelijke variant en de manier waarop wij toch vinden dat die toch min of meer de besluitvorming wordt ingefietst. Zojuist is door de Partij van de Arbeid al aangegeven dat een heleboel RSP/MITprojecten nog bepaald niet zeker zijn. Als je kijkt naar de invulling of het allemaal zo zal doorgaan als het doorgaat en we tot 2020 daarvoor de tijd hebben, denken wij dat – los van het onderzoek dat naar onze mening toch nog moet plaatsvinden naar een alternatieve variant in plaats van nu maar te kiezen voor die oostelijke rondweg – die financiering ook nog best wel eens mee zou kunnen vallen. Dat is natuurlijk geen zekerheid die je daarmee hebt, maar we hebben toch al heel wat projecten zien
6
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 sneuvelen voor heel forse bedragen. Dus wij denken: pak het nu mee en pak het op en zorg dat dit misschien toch nog meegenomen wordt inclusief een financiële invulling, want die er tot u toe ook nog niet geweest. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Ik zou willen vragen wat u precies zou willen onderzoeken behalve de oostelijke ringweg? De heer SWAGERMAN (SP): Er is de mogelijkheid voor een westelijke variant neergelegd, waarbij een afwijking is van de variant zoals die was meegenomen – in de volksmond noemen ze dat de variant-Bijvank, want zo is die door ons inmiddels geadopteerd. Er is daarbij een geschat bedrag op tafel gelegd dat door niemand te verifiëren is, waar er gewoon een stukje nattevingerwerk aan te pas komt, waarbij ook nog een stukje financiering van het bedrijf ter plaatse meegenomen zou kunnen worden. Dus wij vinden gewoon dat je dat in zijn totaliteit moet doorrekenen en er is ook al aangegeven dat dat niet langer dan een maand of twee à drie hoeft te duren en dat de besluitvorming ook niet zo heel erg hoeft te vertragen. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Bent u dan niet bang dat dat een onderzoek om het onderzoek wordt? Het zaait onrust aan de westkant van Bedum, mensen in de centrumzone gaan twijfelen en het schept misschien ook wel valse hoop aan de oostzijde. Denkt u dat het verstandig is om dat op die manier te doen? De heer SWAGERMAN (SP): Nou, als het gaat om onrust, dan is die denk ik er al voldoende geweest en die is er nog steeds als het gaat om de manier zoals het is gelopen. Dus wij zijn niet bang voor die onrust. De rust zal juist toenemen, want er wordt een duidelijke keuze gemaakt voor óf een oostboog of een westelijke ring. De laatste is beduidend verder vanaf Bedum dan de oostelijke bijvoorbeeld zoals die er op dit moment ligt. Dus ik denk dat het allemaal wel redelijk meevalt met die onrust en bovendien doet het gewoon recht aan de inzet van die mensen die daar zijn en die gewoon een oordeel willen. En als u zegt ‘het is onderzoek om het onderzoek’ dan zegt dat denk ik meer over de insteek van de coalitie, namelijk dat die keuze al zo is gemaakt en zij daar niet verder meer wil aankomen. Ik denk dat dat niet zo zou moeten zijn op dit moment. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dus u stelt de keuze uit? De heer SWAGERMAN (SP): Wat ons betreft is het voorstel – en dat is een mooi schotje voor de boeg in dit geval – dat wij een amendement, mede ondertekend namens de Partij voor de Vrijheid en Vrij Mandaat, zouden willen indienen waarbij wij zeggen om dit op dit moment uit de RSP/MITbesluitvorming te halen, dat onderzoek te doen en te zorgen dat over een maand of twee à drie een gedegen onderbouwd besluit kan volgen, zodat er ook snel zekerheid is voor iedereen. Vandaar dit amendement. De VOORZITTER: Goed, dit amendement met nummer 1 wordt verspreid en vermenigvuldigd en heeft als titel ‘Rondweg Bedum’. Gaat u voort. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Nog even over dit thema inzake de rondweg-Bedum. Ik vind het opmerkelijk dat de SP pleit voor een onderzoek naar de westelijke ring om Bedum, met name ook omdat die samenhangt met het doortrekken van die weg vanaf Winsum dwars door dat gebied. In het verleden was de SP altijd tegen een weg door dat gebied. Is de SP nu in een keer voor een weg dwars door het open landschap? De heer SWAGERMAN (SP): Ja, dit verhaal hebben wij ook in de commissie gekregen. Wat mevrouw Hazewinkel ook al aangaf: soms gaan dingen naar een oplossing toe die in de realiteit misschien niet helemaal passen in het beeld dat je een jaar of vier à vijf hebt. Dus tot op zekere hoogte hebt er gelijk in dat wij in die zin omgaan dat het stukje open landschap aantast, maar het is wel een stukje open landschap waar in ieder geval de afstand tot de wat beschermdere gebieden rond de Stad buiten beeld blijft. Dus als dat zo blijkt te zijn dat het ook nog betaalbaar is en het aan de wensen voldoet van de meerderheid in Bedum, denken wij dat dit met elkaar een goede oplossing zou zijn. Dan was natuurlijk maar één themaatje uit de RSP/MIT-gelden. Die zijn breder dan alleen de rondweg rond Bedum. In grote lijnen kunnen wij volgen wat hier als voorstel ligt. Wij zien die projecten als goed en positief. Er zit een kleine uitzondering in, maar dat heeft te maken met het geld dat voor Zwolle-Herfte wordt ingezet, omdat wij vinden dat het niet echt een taak voor de provincie zou moeten
7
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 zijn om daarin bij te dragen. Het gaat wat ons betreft daarbij meer om een rijksverhaal. Maar goed, in principe kunnen wij de voorliggende voordracht dus wel volgen, maar wij willen graag via het amendement die aanpassing. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Wij bespreken vandaag de voordracht Herbestemming vrijgevallen RSP/MIT-middelen. Als fractie kunnen we zeggen dat het vrijvallen hiervan door het College heel adequaat is opgepakt. Er liggen een paar prachtige projecten voor ons die ook vallen binnen het kader van de bereikbaarheid van Stad en regio. Met name de regio is voor ons toch wel van groot belang. En dat was ook een van de uitgangspunten van de Zuiderzeelijn, dus in die zin zijn dat ook wel weer projecten die passen binnen die uitgangspunten. Het CDA is altijd voorstander geweest van een verbeterde ontsluiting van NoordwestGroningen en daar willen wij nu toch even op inzoomen. Toen er in 2011 het goede plan van de aanpassing van de N361 niet doorging was dit dan ook een grote domper. Bij de Collegevorming in 2011 heeft de coalitie ervoor gekozen om het geld dat vrijviel vanwege het niet-doorgaan van de nieuwe N361 te reserveren voor een aantal verschillende doelen. Toen de voorstellen om de N361 te verbeteren in 2011 niet doorgingen was er een vaststelling met betrekking tot de verbetering van deze ontsluiting. En op initiatief van de B- en W-gemeenten is er verzocht om opnieuw naar deze zaak te kijken. Met de vorming van het nieuwe College het afgelopen voorjaar is er al gelukkig een versnelling gekomen in deze zaak en dat verheugt ons. De brief van 15 mei van het College inzake de voorstellen om Noordwest-Groningen beter te ontsluiten getuigt dan ook van doorpakken, van het maken van meters zoals dat genoemd wordt. Echter, er zijn nog wel een paar open einden, te weten duidelijke plannen maar zonder een sluitende financiering, er was aan de bevolking een aanpak van meedenken en inspraak beloofd en de quickscan en de gekozen voorkeursvariant leiden tot veel discussie. De reacties van de bewoners en belanghebbenden zijn dan ook fel en ingrijpend. Zijn de belangen van de ontwikkelingen van de regio dan ook wel goed gedeeld met de bevolking? En is er dan nog ruimte om rekening te houden met de verschillende wensen die in het gebied leven? Heeft het College zich wel gerealiseerd dat door deze aanpak tijdens twee keer een coalitievorming het proces aan transparantie heeft verloren? En kan het College ook aangeven hoe groot de tijdsdruk is om tot besluitvorming te komen? Hoeveel tijd is er nog om extra zaken uit te zoeken in relatie tot de beschikbaarheid van de financiën? Daarnaast is het ook belangrijk om de inhoud van de belangenafweging goed te communiceren met de bevolking. Anders is het bijna onmogelijk voor bewoners en bestuurders om de juiste afweging te maken. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Wij hebben bij de stukken bij dit onderwerp ook de brief van de gemeenteraad van Bedum en daar zit ook een aangenomen motie bij, waarin ook uitgelegd wordt dat er in principe met de betrokkenen in Bedum wel overleg heeft plaatsgevonden en dat zij ook een weloverwogen afweging maken in dit voorstel. Gaat u daaraan bij? Wilt u nog meer laten uitzoeken of denkt u dat we misschien maar gewoon verder moeten als de raad van Bedum er zo instaat? Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Daar ga ik niet aan voorbij, maar ik refereer toch even aan de vele insprekers die er in onze commissie zijn geweest, waarbij er toch behoorlijk wat onrust is uitgesproken. Daarom wil ik hier toch wel even markeren dat wij als provinciale overheid daar oog voor moeten hebben. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dat klopt, maar er waren tegenstanders én voorstanders bij de insprekers volgens mij. Dat klopt toch? Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ja, daar hebt u toen goed beluisterd. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil een vraag aan mevrouw Hazekamp stellen. U refereert zelf aan de voor- en tegenstanders bij de insprekers. U hebt neem ik aan ook de inspreker van de raad gehoord – van wie ik dacht dat hij van VVD-huize was – die aangaf dat dit volgens de raad en het College van B&W de meest haalbare optie was en niet een voorkeursoptie. Ik neem aan dat u dat dan ook genoemd wilt hebben. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dat klopt, ik heb die inspreker gehoord en ik heb de motie ook goed bestudeerd. Ik kan me voorstellen dat de mensen in Bedum nu eindelijk een klap op deze zaak willen hebben en willen weten waar ze aan toe zijn.
8
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Toch worden er door verschillende partijen in deze Staten alternatieve ontsluitingen aangereikt. Indien er sprake is van onderzoek naar deze alternatieve aanpak, de westelijke variant, hoeveel tijd gaat dat extra kosten en wat betekent dat dan voor de financiering van dit plan? En is het College bereid zich hiervoor in te spannen? Daarnaast hebben wij ook twijfel over de gevolgen voor de leefbaarheid in en om Onderdendam. Het College heeft aangegeven dat voorkomen kan worden dat dat een nieuw knelpunt wordt, zonder aan te geven op welke wijze het College denkt wat hier aan gedaan kan worden. De voorstellen zijn voor het CDA op zich een stap in de goede richting en we zullen de plannen dan ook beoordelen op de uitgangspunten verkeerskundige gevolgen, de landschappelijke inpassen, de verdere ontwikkeling van het gebied en uiteraard de bereikbaarheid. Het CDA wil hiermee onderstrepen dat de economische belangen hier sterk mee verweven zijn. Wij investeren miljoenen in Lauwersoog, dus moeten we ook zorgdragen voor een optimale ontsluiting. En dat kan volgens het CDA dan ook alleen maar met een goede integrale aanpak. Deze aspecten staan ook in de brief van GS verwoord maar er wordt niet verder verduidelijkt op welke wijze dat dan wordt ingevuld. Graag een motivatie van de gedeputeerde hierover. Ook de financiële haalbaarheid is een belangrijke afweging voor ons. De financiering van het plan lijkt sluitend, maar wel met een klein open einde. Het College geeft aan dat de financiering met de betrokken partijen verder zal worden ingevuld. Graag ook hier meer duidelijkheid over. Al met al een second best plan waarvan de richting goed is, maar waarbij nog wel een aantal vragen te beantwoorden zijn. Het CDA is van mening dat met deze ontwikkeling de bereikbaarheid van Noordwest-Groningen maar dat het College deze ontwikkeling niet in de waagschaal mag stellen door onzorgvuldig handelen. De heer ZWERTBROEK (D66): Over een groot deel van wat ik nu in dit RSP-pakket is in het verleden ook al min of meer gesproken. Een aantal onderdelen was ons bekend en wij zijn ook met name blij dat de internationale treinverbinding erin staat. Want na het debacle van de Zuiderzeelijn, dat voor ons allen een grote teleurstelling was, ben ik blij dat wij de stap hebben gezet om naar het oosten te kijken en daarmee ook een kans voor Groningen, Noord-Nederland en ik denk uiteindelijk voor heel een groot gedeelte van Nederland en Noord-Duitsland hebben gecreëerd om daar ontwikkelingen mogelijk te maken. Dus ik ben daar blij mee en voor het overige kan ik me vinden in de woorden die de VVDfractie heeft gekozen op dit punt. De heer JANSEN (PVV): Voor de inwoners van Bedum en omgeving is het erop of eronder. Velen hebben de voorkeur, net als de gemeenteraad van Bedum, voor een westelijke ringweg en insprekers op verschillende commissievergaderingen hebben aangegeven grote problemen te voorzien als de oostelijke variant wordt aangelegd. Ook zijn er, zoals GS dit noemt, enkele brieven van belangengroeperingen van de bewoners aan het agendapunt toegevoegd. De frustratie en verbazing waren dan ook groot toen het GS aangaf te hebben gekozen voor de oostelijke rondweg en niet bereid lijkt de mogelijkheden van een westelijke ontsluiting nader te onderzoeken. Dit terwijl gedeputeerde Boumans al had aangegeven een voorkeur te hebben voor de westelijke variant. Het probleem zou echter zitten in de hoge kosten. Er zouden miljoenen meer nodig zijn en dit zou ten koste gaan van de spoorlijn naar Stadskanaal. In de commissievergadering Mobiliteit en Energie bleek dit dan ook een argument dat genoeg was voor Statenleden om zich te verzetten tegen de oostelijke rondweg en de snelheid waarbij dit besluit was genomen, was hoog. De PVV betwijfelt of de consequenties allemaal zo dramatisch zijn als er gekozen wordt voor de westelijke variant. Ook al zou die variant meer geld kosten, dan nog is het in onze ogen opportuun om de haalbaarheid daarvan te onderzoeken. De heer Boumans kennen we als zeer kundig en flexibel lid van Gedeputeerde Staten en als iemand die zeer zeker in staat is om oplossingen te vinden als de Staten daarom vragen. Om hem een beetje op weg te helpen kunnen we hem alvast een paar posten geven. Zo is er voor de spoorlijn Zwolle-Herfte 8 miljoen gereserveerd, maar de afgelopen weken heeft het kabinet besloten dat dit project tot 2020 in de ijskast komt te staan, waardoor die middelen onzes inziens vrijkomen. Ook kan er bij de verbreding van de N366 over 24 kilometer een hoop geld bespaar worden wanneer er aan één zijde van de N366 wordt geasfalteerd in plaats van aan twee zijden. Daarnaast heeft voormalig gedeputeerde Marc Jager tientallen miljoenen vanuit de pot van de N361 naar de N33 gesluisd en nu blijkt dat er een aanbestedingsvoordeel is van 20 miljoen bij het klaverblad. En dat geld naar onze mening terugkunnen naar de N361. Genoeg potentiële mogelijkheden dus. Wij noemen de Staten dan ook op het amendement van de SP, dat zij mede namens ons hebben ingediend, te steunen, zodat de inwoners van Bedum recht wordt gedaan.
9
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): Ik kan heel kort zijn. Onze fractie vindt dat er een evenwichtig pakket is samengesteld waarmee we enkele lang bestaande knelpunten oplossen, daarna inzetten op een goede verbinding naar onze oosterburen en het OV een impuls geven. Vandaag nemen we over een aantal projecten het opname- en het daarbij horen acceptatiebesluit om de verkenningsfase in te gaan. Daarin zullen nog vele beslissingen moeten worden genomen. We roepen dan ook hierbij het College op om dit te doen in nauwe samenwerking met de direct betrokkenen. We kunnen nu aan de slag met een groot aantal projecten en zullen dat dan ook zo snel mogelijk gaan doen. Wij stemmen daarom ook in met de voordracht die nu voorligt. De heer MIEDEMA (GroenLinks): De aanleiding voor deze voordracht is een treurige: het afblazen van zowel de RegioTram als de spoorlijn Groningen-Heerenveen. In het Collegeprogramma staat zwart-op-wit dat vrijgevallen RSP-middelen voor OV, bestemd zullen worden voor andere OVprojecten. Deze afspraak is niet gewijzigd in het addendum op het Collegeprogramma van april jongstleden. Wat schetst mijn verbazing toen ik de lijst met nieuwe projecten las, waaruit bleek dat een stevig deel van het vrijgevallen geld naar wegen gaat en vooral ook naar de verdubbeling van de N33-midden tussen Zuidbroek en Appingedam. GS handelt hier in strijd met zijn eigen programma. In de beantwoording van technische vragen hierover geeft GS aan dat de afspraak over de N361 in het addendum op het Collegeprogramma staat. Die andere afspraak, OV voor OV, stond daar echter ook in. Blijkbaar slaagt GS erin om twee tegenstrijdige afspraken te maken in één programma. Hoeveel andere van dit soort tegenstrijdigheden staan er nog in het Collegeprogramma? En aan welke afspraak kunnen we GS nu nog houden? De GroenLinks-fractie vindt het schokkend dat GS de oorspronkelijke afspraak, OV voor OV, zomaar opzijschuift zonder daar een fatsoenlijke verklaring voor te geven. Ik ben begonnen met het negatieve deel van deze voordracht, maar bij de lijst met voorgestelde projecten zitten er natuurlijk ook een heleboel goede waar GroenLinks zijn steun aan geeft, zoals extra geld voor het doortrekken van de spoorlijnen naar de Eemshaven en Stadskanaal, de extra maatregelen bij Zwolle-Herfte en voor reistijdverkorting op de spoorpijn Groningen-Bremen. Ik sluit me aan bij de heer Zwertbroek met de complimenten daarover. Wij stemmen ook in met het beschikbaar stellen van extra geld voor de OV-knoop Groningen. We vragen ons echter wel af of er voldoende geld beschikbaar is voor de verbetering van het openbaar vervoer in Groningen als alternatief voor de RegioTram. Met 40 miljoen kun je niet heel veel doen. Voor de HOV-verbinding naar Leek geldt hetzelfde. Volgens de GroenLinks-fractie kan er voor 10 miljoen geen echt hoogwaardige busverbinding gerealiseerd worden naar Leek/Roden en is daar meer geld voor nodig. Ook de nieuwe fietsprojecten, de fietsbrug-Blauwestad en de hoogwaardige fietsverbinding Groningen-Leek, juichen wij toe. Hiermee kunnen we echt iets doen aan het bevorderen van fietsen in onze provincie. Blijven over de wegenprojecten waar GroenLinks van oudsher moeite mee heeft. Over de N361 hebben het al uitgebreid gehad in de commissie. GroenLinks is het eens met de hoofdlijn van het besluit van GS. Zeer tevreden zijn we erover dat er geen nieuwe weg komt tussen Winsum en Groningen dwars door het open landschap, waar nog veel weidevogels voorkomen. Op onderdelen hebben we nog wel vragen en kritiek. Zo moet de oostelijke rondweg rond Bedum echt een oplossing bieden voor de verkeersproblemen in het centrum. We hebben ook vraagtekens over de noodzaak van de noordboog bij Winsum. Als die er echt moet komen, dan zo dicht mogelijk tegen Winsum aan zodat het landschap zoveel mogelijk gespaard wordt. We vragen ons ook af waar in één keer de reservering van extra geld, 6 miljoen euro, voor de N355 naar Zuidhorn vandaan komt. Een paar jaar geleden waren er geen extra maatregelen nodig en nu wordt er ineens geld voor gereserveerd vanuit het addendum van het Collegeprogramma. GroenLinks zet een groot vraagteken bij dit plan. Tot slot de verdubbeling van de N33-middelen tussen Zuidbroek en Appingedam. GroenLinks is het ermee eens dat hier zeker op termijn iets moet gebeuren om het industriecomplex van Delfzijl en de Eemshaven beter per weg te ontsluiten, vooral voor het vrachtverkeer. Aan de andere kant zijn wij het eens met de VVD-minister Schultz dat er belangrijkere verkeersknelpunten in Nederland zijn om op te lossen dan de N33. Wij vinden het dan ook onbegrijpelijk dat GS nu voorstelt om de verdubbeling van de N33-midden dan maar bijna geheel uit eigen kas te betalen, terwijl het om een rijksweg gaat. Hoe kan de gedeputeerde dit uitleggen? Bovendien is er nog veel geld van het Rijk en eventuele andere partners, gemeenten en bedrijven, nodig om de weg aan te kunnen leggen. Bij de verdubbeling van de N33-zuid is gebleken dat deze partners onbetrouwbaar zijn als het gaat om financiële bijdragen. Mede hierdoor is het zeer de vraag of het lukt om vóór 2020 met de verdubbeling te beginnen en dat is wel een voorwaarde van het Rijk voor de besteding van de RSP-middelen.
10
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Hierdoor dreigt 85 miljoen euro terug te vloeien naar het Rijk en kan Groningen ernaar fluiten. Wij vinden het onverantwoord om dit risico te lopen. GroenLinks dient daarom een motie in, waarin we GS vragen om de reservering van 85 miljoen voor de N33 te heroverwegen en te onderzoeken of dit geld niet beter besteed kan worden aan de verbetering van het openbaar vervoer in en rond de stad Groningen en voor de HOV-verbinding Groningen-Leek/Roden. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Heroverwegen verdubbeling N33middelen’, namens de fractie van GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Overwegende dat in het Collegeprogramma de afspraak staat dat vrijgevallen RSP-geld van OV-projecten voor OV bestemd wordt; het College zich niet aan deze afspreek houdt door een groot bedrag van 85 miljoen euro van het vrijgevallen RSP-geld uit te trekken voor de verdubbeling van de N33 tussen Zuidbroek en Appingedam; het Rijk als eerste aan zet is om de verdubbeling N33-midden te financieren, aangezien het om een rijksweg gaat; de RSP-middelen vóór 2020 besteed moeten worden; het onzeker is of de verdubbeling N33-midden vóór 2020 kan beginnen; daardoor de RSP-middelen voor de verdubbeling N33-midden dreigen te vervallen en door het Rijk opgeëist kunnen worden; er extra geld nodig is om de bereikbaarheid van de stad Groningen met het OV te garanderen en om een goede hoogwaardige busverbinding tussen Groningen en Leek/Roden te realiseren; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. het uittrekken van 85 miljoen euro uit de vrijgevallen RSP-middelen voor de verdubbeling N33midden te heroverwegen; 2. alternatieve bestedingen voor de 85 miljoen euro te onderzoeken, waardoor extra middelen voor het openbaar vervoer in en rond de stad Groningen en voor de HOV-verbinding GroningenLeek/Roden; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Evenals de heer Swagerman ben ik iemand die heel goed de zon in het water kan zien schijnen. Daarom heb ik vanochtend even de website van de gemeente Bedum opgezocht: een vrolijk gekleurde website. En wat lees ik daar bij het woongebied Ter Laan fase 4, gericht aan de eventuele toekomstige bewoners? ‘In deze unieke omgeving krijgt landelijk wonen een geheel nieuwe betekenis.’ Dat zijn memorabele woorden. Want waar krijgen die eventuele nieuwe bewoners mee te maken? Met datgene wat de afgelopen maanden heeft afgespeeld. Zonder enige vorm van burgerconsultatie te hebben gepleegd presenteerde het nieuwe College bij brief van 15 mei ons zijn keuze voor onder meer een oostelijke rondweg rond Bedum. Voor consultatie was geen tijd geweest om belanghebbenden te raadplegen. De onderhandelingen om te komen tot het addendum op het coalitieakkoord gingen voor. Stakeholders en overige betrokkenen in het betreffende woongebied konden begin juni inloopbijeenkomsten bezoeken om aldaar de uitkomsten van het addendum op het coalitieakkoord ten aanzien van de N361 in Bedum met het College te komen delen. Daartoe werd, samen met het wekelijkse pakket aan reclamefolders huisaan-huis, maar alleen bij de bewoners aan de doorgaande wegen een gekopieerd uitnodigingsbriefje bezorgd, dat bij vele buurtbewoners tot grote onrust heeft geleid. Een paar dagen eerder al, voordat de eerste inloopbijeenkomst op 3 juni plaatsvond, nam de gemeenteraad in Bedum op 30 mei een motie van de VVD aan, waarin begrip werd uitgesproken over de afwegingen van de provincie om voor de oostelijke variant te kiezen. Er was dus kennelijk wél tijd geweest om de politieke vrienden van het College te raadplegen. Ook een gedenkwaardige datum, die 30e mei. Want de volgende morgen, vrijdag 31 mei 2013, passeerden bij de notaris maar liefst zes aktes, waarin een even groot aantal vastgoedobjecten, dat recht tegenover de ingang van de Friesland Campina Domo-fabriek aan de overzijde aan het Boterdiep – ten oosten van de N995 – zijn gelegen, van eigenaar wisselden. De nieuwe eigenaar was, in tegenstelling tot de belanghebbende buurtbewoners, dus wél tijdig geconsulteerd en op de hoogte gebracht van het feit dat het gekozen tracé voor de oostelijke variant over of zeer nabij het betreffende gebied zou gaan lopen. Dat kan toch handig zijn, is het niet? ‘Positieve planologische schaduwwerking’ heet dat soms in het jargon. ‘Planprofijt’ over de rug van onnozel gehouden burgers? Voor gemeenteraadslid Annemarie Heite was het in ieder geval
11
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 aanleiding om terstond uit de partij Gemeentebelangen Bedum te stappen, die met de motie akkoord was gegaan. Wat een verschil – wát een verschil! – met de bewoners van de Sint Annerweg bijvoorbeeld, die zo’n slordige circulaire in hun brievenbus vonden en tot de ontdekking kwamen dat waar hun huis nu staat, straks een rotonde gepland is. Weg huis. Dat kan toch heel vervelend zijn, is het niet? De heer VISSER (PvdA): Ik heb even een tijd zitten luisteren, maar toch wel met enige verbazing – laat ik het voorzichtig uitdrukken. Wat suggereert u nu in feite richting het College? Kunt u dat nader specificeren? U komt toch bepaalde – naar mijn mening – lastig te duiden aantijgingen, waarmee de integriteit van het College toch wel ernstig in diskrediet dreigt te worden gebracht. Ik zou daar graag een nadere toelichting op willen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De heer Visser trekt conclusies die hij uit mijn betoog onmogelijk kan afleiden. Ik geef feiten weer. Ik heb hier vóór mij liggen het resultaat van onderzoek naar ingeschreven stukken van de Dienst van het Kadaster voor Openbare Registers van 25 juni 2013. de bewaarder van het Kadaster voor Openbare Registers verklaart dat op verzoek van aanvrager een onderzoek naar het Openbare Register van de ingeschreven aktes – De heer VISSER (PvdA): Ik wil de heer Veerenhuis-Lens deze riedel op zich besparen. Maar onderstreept hij dan nogmaals even helder dat de integriteit van dit College niet ter discussie wordt gesteld? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Uw woorden, meneer Visser, en uw interpretatie laat ik geheel voor uw rekening, evenals voor rekening van het College. De heer VISSER (PvdA): Dan stel ik vast dat u een suggestie wekt zonder die nader te specificeren en ik vind dat onsportief. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Waarvan akte. De fracties van de SP en de PVV hebben een amendement ingediend en ik heb dat mede ondertekend. Ik zal daar uiteraard mijn steun aan geven. Rest mij nog misschien in de richting van de heer Visser de vraag te stellen hoe hij kan verklaren dat al in maart bekend was bij zowel de gemeente Winsum als de gemeente Bedum dat er voor de oostelijke variant gekozen zou worden? Voor het goede begrip: dat was op 21 maart. En op 22 maart werd pas de noodzaak urgent van een nieuw College. De heer VISSER (PvdA): Dit is voor mij eenzelfde soort aanpak en ik distantieer mij daarvan. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik neem daar even nota van. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren vindt het mooi dat er nu heel veel geld is vrijgevallen, want dat betekent dat er heel veel extra geld is om allerlei projecten te kunnen uitvoeren. Wat ons betreft zou de nadruk echter veel meer op het openbaar vervoer en fietsverbindingen mogen liggen. Neem bijvoorbeeld de N33 van Zuidbroek naar Appingedam. Waarop is het gebaseerd dat de verdubbeling daarvan zo hard nodig is en hoeveel verkeer is daar nu? Als ik er rijd is dat gedeelte wel erg rustig, heel erg rustig. Uitgestorven zelfs. En files die op dat deel staan worden vooral veroorzaakt door de wegwerkzaamheden aan de N33 ten behoeve van het enorme klaverblad. Tijdens de commissie is er veel gesproken over de N361 en de Partij voor de Dieren is van mening dat de verkeersproblemen daar een van de ongewenste bijwerkingen is van de schaalvergroting in de landbouw. We zien zware landbouwvoertuigen en grote vrachtwagencombinaties vol dieren, veevoer, melk en mest af en aan rijden over veel te smalle gemeentelijke wegen en door dorpskernen. In Bedum worden mensen daarom al jarenlang geconfronteerd met verkeersonveilige situaties door vrachtverkeer richting de melkfabriek van Friesland Campina Domo. En de oplossing wordt niet gezocht bij het aanpakken van de bron. Nee, die wordt gezocht bij een rondweg. Gedeputeerde Boumans bleek tijdens de commissievergadering nog niet te hebben nagedacht over de gevolgen van de schaalvergroting in de veehouderij voor het wegennet. Maar als we dus straks niet nog meer rondwegen rond fabrieken en dorpen willen krijgen, dan wordt dat wat ons betreft de hoogste tijd. Mijn vraag aan de gedeputeerde is: hebt u inmiddels al wél nagedacht of met uw collega’s besproken dat het vrijgevige beleid voor melkveemegastallen vol
12
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 koeien het verkeer van melktankwagens en ander vrachtverkeer in onze provincie zal doen toenemen? En wat concludeert u daaruit? De VOORZITTER: Hartelijk dank. En dan is het woord aan GS, de heer Boumans namens het College. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Het is denk ik vandaag een belangrijk moment. In de eerste plaats omdat wij met elkaar over de Voorjaarsnota komen te spreken, wat natuurlijk het politieke hoogtepunt van het jaar is. Maar niet in de laatste plaats vanwege het voorstel over de RSP/MIT waar wij nu over spreken, omdat het in zekere zin wel historisch is dat er zo’n groot bedrag vrijvalt. Over de aanleiding daartoe is ook heel veel te zeggen – een aantal van u heeft dat ook nog weer gememoreerd. Ons College heeft nu zelf actief voorgesteld, gelet op de ontwikkelingen, om te stoppen met de spoorlijn Groningen-Heerenveen en daar hebt u als Staten ook mee ingestemd. De RegioTram heeft natuurlijk een ander verloop gehad. Dat weet u ook. Maar dat maakt dat er sprake is geweest van vrijval en op het moment dat er sprake is van vrijval moet je goed nadenken over welke doelen je zou willen nastreven en wat goed zou zijn voor de economische ontwikkeling van deze provincie en alles wat daaraan annex is, bijvoorbeeld leefbaarheidsvragen en dat soort aspecten. Ik constateer vandaag dat er in deze Staten een breed draagvlak is voor het pakket dat wij hebben voorgesteld. Dat stemt mij blij, ook omdat ik niet alleen in de Staten merk dat er breed draagvlak is, maar ook in de samenleving. Als je kijkt naar de gesprekken die wij hebben gevoerd met de belangrijke stakeholders zoals de VNO-NCW en MKB Nederland, blijkt ook dat er groot draagvlak is voor juist deze voordracht. Dat zit hem denk ik in drie kenmerken en die wil ik hier graag nog een keer noemen. In de eerste plaats in het verbindende element. Misschien het meest in het oog springend is wel de internationale verbinding naar Duitsland. Ons College hecht met u heel erg aan die verbinding en wij zien daarin ook de toegevoegde waarde. Ik denk ook dat we op dit punt de strijd niet moeten verliezen met de rest van Nederland, want u ziet ook dat er in het zuiden en oosten sterk geïnvesteerd in die verbindingen met Duitsland, dat er geld beschikbaar komt. En wij moeten daarin niet achterblijven, juist ook denk ik omdat ons achterland feitelijk veel interessanter is. Als je kijkt naar Noord-Duitsland en de verbinding met de rest van Nederland, dan liggen daar nog heel grote kansen. De steden Bremen en Hamburg zijn echt van grote betekenis voor de Duitse economie, zij hebben een vooraanstaande rol als het gaat om de havenontwikkelingen en het is goed dat wij daar de verbinding zoeken. We kunnen ook nu een slag slaan met de 85 miljoen die we vandaag ter beschikking stellen als u met de voordracht instemt. Ook kunnen we daar wellicht de staatssecretaris mee verleiden om de middelen die zij beschikbaar heeft voor internationale verbindingen niet allemaal naar Limburg te laten weglekken, maar ook in Noord-Nederland te investeren. En daarover gaan we ook de gesprekken aan met haar. We kunnen daarin ook aan de slag richting Duitsland en Brussel, ik denk dat dat ook belangrijk is. We proberen een ambassadeursgroep te vormen met 30 tot 40 mensen uit het bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen van Nederlandse en Duitse kant, die met elkaar de schouders eronder wil zetten om te zorgen dat er breed draagvlak ontstaat – voor zover dat er al niet is – en middelen beschikbaar komen in Hannover, Hamburg, Bremen, Berlijn en Brussel. Ik denk ook dat dat zeer kansrijk is. Verbindingen zijn internationaal, soms ook dichterbij. Het gaat hier ook om de verbinding van Stad en Ommeland. Daar heeft uw Staten ook al in de commissie aandacht voor gevraagd. De bereikbaarheid van Stad en Ommeland is het tweede dragende element hierin. Misschien is het ook wel goed om in dat kader te zeggen dat wij heel erg die mobiliteitsmix nastreven. Ik ben ook richting de heer Miedema dankbaar voor zijn complimenten als je kijkt naar de investering die we ook in fietsverbindingen gaan doen. Want die horen er ook bij. Als je kijkt naar de mogelijkheden van de Fietsroute-Plus – de langste fietsroute die we gaan realiseren, namelijk 15 kilometer – biedt dat gezien de ontwikkeling van de elektrische fiets nieuwe perspectieven. En de evaluatie van de Fietsroute-Plus naar Zuidhorn hebben we met u gedeeld: een waardering die van een 6 naar iets meer dan 7,9 steeg, toenemend gebruik onder fietsende scholieren in het voortgezet onderwijs – prachtig, wat wil je nou nog meer? – en ten derde nog het aantal forenzen dat naar het werk fietst, stijgt niet zozeer maar fietst wel vaker naar het werk. Prachtige zaken die we ook daarin proberen te bereiken. Maar het gaat ook om investeringen in weginfrastructuur en asfalt maar ook zeker in het OV. Er was even een klein debatje in de Staten of dat geld dat voor de bereikbaarheid van de Stad beschikbaar is, voldoende is. Ik denk van wel. Als je kijkt naar de beschikbare middelen vanuit RSP/MIT, maar ook wat de Stad erbij legt en wat vanuit de Regiovisie beschikbaar komt, dan gaat het om een substantieel bedrag van meer dan 100 miljoen voor trein en bus. Daar kunnen we dus stappen in maken. Daar kunnen we niet alles mee doen, want we hebben ook in de Regiovisie-
13
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 analyse, waar u in september over komt te praten, gezien dat bijvoorbeeld het doortrekken van het spoor van Assen naar Groningen-Noord niet kan, omdat dat enkele honderden miljoenen gaat kosten. Maar de vraag is of dat ook een efficiënte investering zou zijn geweest. In dat kader ben ik ook heel blij met de steun die de Staten in de volle breedte hebben uitgesproken voor het extra pakket dat we al per december van dit jaar of januari 2014 kunnen gaan inzetten om een sprong te maken ten behoeve van het OV en de bereikbaarheid van de Stad. De heer MIEDEMA (GroenLinks): De gedeputeerde geeft dat het nu voorgestelde pakket een goede oplossing biedt voor het OV in de Stad. Ik wil dan graag toch wel de vergelijking maken met het plan voor de RegioTram. Daar zat gewoon echt een kwaliteitssprong in waardoor het aantal reizigers explosief zou toenemen. En mijn inschatting is dat dat met dit pakket dat nu voorligt niet het geval is. Bent u dat met mij eens? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Kijk, ik ben met eens dat de RegioTram een systeemsprong was geweest, dat hebben we ook altijd gezegd. Je gaat dan van de bus naar de tram en van de tram naar de trein: dus iedere keer een systeemsprong. Die gaan we op dit moment niet maken, maar we hebben wel voor iets anders gekozen, namelijk – en dat sluit eigenlijk aan bij het PvdA-plan of andersom, dat maakt eigenlijk niet zoveel uit – dat we hebben gezegd dat je eigenlijk de kwaliteit van het spoor zou moeten verhogen door het kleinschaliger te maken. Vandaar ook dat we nog eens heel serieus gaan kijken naar het spoor in Hoogkerk – dat hoort daarbij maar ook dat de kwaliteit van de bussen een plus erbij krijgt. Die plus zit eigenlijk in een aantal dingen: het comfort van de bus, maar ook de snelheid en van welke plaats naar welke plaats rijdt de bus. Dus de verbinding van de grote forenzenplaatsen rond de Stad naar de dynamo’s in de Stad: de economische motoren zoals het UMCG en het Zerniketerrein. Daar zit een plus in maar je zult naar verwachting niet bereiken wat je met de RegioTram had kunnen bereiken. Dat is nu eenmaal een gelopen race, dus moet je kijken naar wat next best is. Ik denk dat we een aantal forse investeringen gaan doen, die kwalitatief op niveau zijn en we op korte termijn ook verbeteringsstappen kunnen maken die met de tram nooit had gekund omdat die pas in 2015 of 2016 was gaan rijden. Maar in het meest gunstige economische scenario zul je waarschijnlijk niet de effecten van de RegioTram kunnen bereiken, dat klopt. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Ik kan de gedeputeerde een eind volgen. Hij geeft toe dat er nu geen systeemsprong plaatsvindt, alleen het heeft ook te maken met de middelen die je ervoor ter beschikking stelt. In vergelijking met de RegioTram is de nu voorgestelde 40 miljoen euro heel erg beperkt en dan is het ook logisch dat je die systeemsprong niet kunt maken. Is er niet over nagedacht dat als je meer geld uitgeeft, je die systeemsprong alsnog kunt maken? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Daar lopen onze gedachten wat uiteen. Als je kijkt naar het geld dat beschikbaar komt voor het systeem van de Stad dan is dat dik 100 miljoen. En als je de verbinding naar het Westerkwartier en een aantal andere verbindingen meeneemt loopt dat algauw op naar zo’n 130 miljoen euro. Dat is minder dan wat voor de tram beschikbaar was, maar we kunnen daar wel echt forse en ook heel interessante stappen mee maken, die op korte termijn al effect gaan sorteren. Dat is ook positief om het verkeer, voordat de aanpak van de Zuidelijke Ringweg van start gaat, het OV in te krijgen en daarmee ook een goed alternatief te bieden. In alle eerlijkheid: eigenlijk liever niet in het OV maar op de fiets, want dat is voor ons nog beter. Want als meer mensen gaan fietsen is dat voor ons systeem als overheid gunstiger. Want een fietspad over een lengte van het traject naar Leek kost pak hem beet – ik zeg maar wat – 7 miljoen, maar als je daar een vierbaansweg moet aanleggen kost dat wel het tienvoud daarvan. Dus daar liggen parallellen en ik geloof erin dat wij nu een stap kunnen maken. Maar het is geen tram, al is dat een gelopen race – ik kan daar niets anders van maken. Dus dan moet je kijken naar wat wel kan en waar ook een breed draagvlak voor is. Want, dat wilde ik ook nog zeggen, u hebt ons er eerder al op aangesproken dat we enige tijd een wat moeizame relatie met de gemeente Groningen hadden bij tijd en wijle. Die is natuurlijk op dit moment goed. Het College van B&W – maar ik heb ook de indruk de gemeenteraad – staat volop achter deze plannen en is ook tevreden over de verdeling en de inzet van deze middelen. Ten slotte de aansluiting bij de Duurzaamheidsagenda en de energyports die wij belangrijk vinden. Het gaat daarbij om de N33. Natuurlijk draaien wij daar asfalt – dat begrijpen wij ook wel – en natuurlijk is dat een rijksweg, maar als je wat wilt moet je soms ook het voortouw durven te nemen om een investering te doen. En ik denk dat als je kijkt naar de economische potentie van de Eemshaven en de aansluiting bij de rijksagenda, we dat ook zullen moeten doen. Vanzelfsprekend – maar dat is bijna ethiek – vind ik dat het Rijk hier ook een opgave heeft en tevens een verplichting bij de middelen die men overhoudt vanwege de gunstige aanbesteding voor de N33-Zuid. Dat gesprek gaan wij ook
14
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 aan. Overigens weet de minister dat wij bereid zijn om dit bedrag in te zetten en ze weet ook dat ik dit vind. Dus we gaan dit gesprek op bestuurlijk niveau ook op een goede manier voortzetten, want als er geld beschikbaar komt dan kunnen we dat natuurlijk voor andere dingen in de provincie inzetten. Ik denk dat dat ook belangrijk is dat we dat kunnen doen. Overigens zijn we nog steeds in goede harmonie met het Rijk een aantal afspraken aan het maken, omdat we elkaar ook kunnen versterken. Er is een aantal opmerkingen gemaakt over de spoorlijn Zwolle-Herfte. Ook dat is een rijksopgave, de Tweede Kamer heeft volgens mij gisteren een uitspraak gedaan waarin men de staatssecretaris oproept om tot een betere inzet van de hogesnelheidsmogelijkheden in Nederland, bijvoorbeeld de Hanzelijn. Dat heeft ook effecten op Noord-Nederland. We gaan volgende week maandag het gesprek met de staatssecretaris aan om te kijken of we als regio, Oost- en NoordNederland, een afspraak kunnen maken met haar om tot een goede financiering te komen. Overigens is dat nog wel een ingewikkelde puzzel, dat zeg ik ook hier direct bij, omdat ProRail nog druk aan het studeren is op oplossingen, mogelijkheden en de daarmee verbonden kosten. Onze inzet zal wat mij betreft zijn om de regiobijdrage gemaximeerd vast te stellen en het risico bij het Rijk te laten, omdat het ook om rijksinfrastructuur gaat. De heer SWAGERMAN (SP): Nog een vraag over de stellingname van het Rijk. We zien dat wel vaker – en mogelijk komt dat ook nog vaker aangezien er een nieuwe bezuinigingsronde aankomt. Gaat het College op termijn heronderhandelen over RSP en MIT als blijkt dat sommige projecten door uitstel van het Rijk ook van onze kant dus onder druk komen te staan? Want het lijkt me toch wel gewenst dat we dan eventueel die gelden op een andere manier besteden dan we in eerste instantie hadden afgesproken. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Wij hebben in het voorjaar een consultatieronde gehad met de staatssecretaris en de minister toen het ging over de bezuinigingen en de effecten daarvan. Daar zijn wij als Noord-Nederland redelijk goed uitgekomen en zeker als provincie Groningen. Toen hebben we ook dit aspect bij de kop gehad en gezegd dat als er een temporisering komt waar wij niks aan kunnen doen en die toch effect heeft op de inzet van de middelen, dan zou je toch eigenlijk ook de bereidheid moeten hebben om die twee c.q. drie jaar uitstel te krijgen. Dat hebben we niet uitgediscussieerd, maar ik denk dat daarover bij het Rijk wel draagvlak voor te vinden is. Aan de andere kant: als je kijkt naar dit pakket, dan zijn dat natuurlijk een hoop kleinere projecten die naar aard en omvang ook wat gemakkelijker gerealiseerd zouden moeten kunnen worden. Er zitten ook wat bestaande projecten in. Dus ik denk dat we ook een heel eind kunnen komen als we met elkaar de schouders eronder zetten. Daarom ben ik ook zo blij met het brede draagvlak in de Staten, want dat helpt een hoop discussies voorkomen en kun je ook met elkaar de blik vooruit richten. Ik was vorige week op een marktdialoog, georganiseerd door Bouwend Nederland. En daar zie je ook dat de markt graag aan de slag wil. Er is natuurlijk een enorm bouwpotentieel onder ons bedrijfsleven. Dat is ook goed, want dat zijn in het algemeen bedrijven die geworteld zijn in onze regio en waar veel werkgelegenheid mee gepaard is. En als we daarin iets kunnen betekenen is dat winst voor alle kanten. Ik denk dus dat wij goede stappen kunnen maken, maar wij zullen scherp met het Rijk blijven praten. Overigens is dat wel in een tijd – laat ik dat ook maar zeggen – dat veel provincies, niet alleen wij maar ook veel andere, hun aandelen in energiebedrijven hebben verkocht. Er zijn provincies die zoveel geld hebben dat zij iedere rijksopgave wel over lijken te willen nemen. Het is dus lastig als er collega’s uit Oost- en Zuid-Nederland bij de minister aangeven dat als het Rijk het niet doet, zij het wel doen, terwijl wij in Noord-Nederland dat eigenlijk niet vanuit die stelling kunnen doen. Dus het tij zit soms ook niet mee. De heer SWAGERMAN (SP): Ik zie toch een beetje twee tegenstrijdigheden, dus ik wil wel even helder krijgen of daar al dan niet sprake van is. U zegt dat u in gesprek bent met het Rijk over dit soort uitstel voor projecten en u praat met Bouwend Nederland om snel aan de slag te gaan. Die twee dingen horen niet bij elkaar naar mijn mening. Ik denk dat als u te horen krijgt van het Rijk dat er ergens uitstel plaatsvindt, wij eens stevig moeten gaan praten over een andere investeringsmogelijkheid voor dat geld, zodat Bouwend Nederland volgend jaar aan de slag kan en niet in 2020. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Wat mij betreft, meneer Swagerman, wordt Zwolle-Herfte helemaal niet uitgesteld, want in het programma voor Noord-Nederland worden echt goede dingen gedaan voor de noordelijke spoorinfrastructuur. Maar het is natuurlijk knap vervelend dat je in de intercity naar Leeuwarden 11 minuten stil moet staan bij Zwolle, omdat allerlei treinen voor moeten
15
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 gaan. Dat knelpunt moet gewoon een keer opgelost worden en aangezien dat rijksinfrastructuur is vind ik dat het Rijk daarin zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Maar als regio hebben we ook een belang. En om nu uit die schimmige discussie te blijven hebben wij aangegeven dat we als regio een bijdrage willen doen, maar dan moet het Rijk verantwoordelijkheid nemen en haast maken. Mijn inzet is dat wij als Noord- en Oost-Nederland – want de gedeputeerde uit Overijssel gaat ook mee – daar maandag goede afspraken met de staatssecretaris over kunnen maken. Mijn indruk is ook dat daar in de Tweede Kamer ook breed politiek draagvlak voor is bij meerdere van de fracties die hier ook vertegenwoordigd zijn. Dus als we daar met elkaar de schouders onder zetten, zou dat ook een heel efficiënte investering zijn. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik verbaas mij een beetje over de SP. Ik vind dit een prima antwoord dat de gedeputeerde hier geeft. Ik denk dat de SP zich ook achter een snelle uitvoering moet stellen en zich niet door krantenberichten moet laten leiden over uitstel tot 2020. Maakt u er zich hard voor – ook in de Kamer – dan kunnen we het ook vóór 2020 redden lijkt me. Dus ik hoop dat de SP daar ook voor staat. De heer SWAGERMAN (SP): Blijkbaar is de spraakverwarring nu zo hard toegenomen dat ons verweten wordt dat we uitstel willen. Dat is natuurlijk grote onzin. We hebben nu juist gezegd dat we wat er ook gebeurt de zaken naar voren willen halen. Dus Zwolle-Herfte kan blijven staan en als dat naar voren kan is dat prachtig. Als dat geld echter wordt doorgeschoven naar 2023 dan moeten we echt gaan nadenken over hoe we die 8 miljoen eventueel zo optimaal mogelijk gaan investeren op een wat kortere termijn. Maar ook daar is een meerderheid voor nodig in deze Staten, denk ik. De heer RIJPLOEG (PvdA): Dat is nou waar ik mij aan stoor. Namelijk dat je nog voordat iets mis kan gaan al gaat zitten nadenken over wat je dan vervolgens gaat doen – en dan ook nog in het openbaar. Dan geef je gewoon voer aan de tegenstanders van dit soort projecten. Ik roep de SP op: doe gewoon mee en ga niet zitten dralen en ingewikkeld redeneren. Bent u daartoe bereid? De heer SWAGERMAN (SP): Er wordt mij geadviseerd om hier niet op in te gaan, dus dat doe ik ook niet. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Om u gerust te stellen, meneer Swagerman: alles is erop gericht om de activiteiten versneld in de markt te zetten en te realiseren. Het CDA doet daar ook met regelmaat een oproep voor en die heeft mevrouw Van Kleef vandaag ook weer gedaan. Dus dat hebben we ook echt ter harte genomen. Ik denk ook dat er nu een pakket ligt waar we die meters mee kunnen maken. Maar het zou doodzonde zijn als er geld terugvloeit naar het Rijk, zeker als het niet aan ons ligt. Dus dat is eigenlijk meer de portée van mijn opmerking. Maar op dit moment gaan we er vol voor. Dan zijn er eigenlijk over alle projecten weinig opmerkingen gemaakt, behalve over de N361. Daar kan ik mij ook voorstellen, want daarover hebben we in de commissie ook bijna 4 uur over gediscussieerd. Dat is ook een belangrijk onderwerp – overigens wordt hier al bijna 20 jaar over gesproken, dus helemaal nieuw is het ook niet. Dit onderwerp is ook bij de Collegebespreking in 2011 uitvoerig aan de orde is geweest en toen zijn er afspraken gemaakt, die ertoe hebben geleid dat wij voornemens hadden. Vanuit het gebied is een initiatief opgenomen en vanuit de Staten is er de opdracht gegeven om tot een verkenning te komen. Daar zijn wij mee aan de slag gegaan en dat heeft tot een quickscan geleid. Daarin is één ding gebeurd en daar heb ik in de commissie ook mijn verontschuldigingen voor aangeboden, want dat vond ik vervelend. Maar vanwege de breuk in het College en het feit dat wij een ander pad zijn gaan bewandelen hebben wij dit inderdaad niet meer terug kunnen leggen zonder de opvatting in de breedte. Is het nou zo dat de mensen daardoor geen kans hebben gehad kennis te nemen van de stukken of daar hun mening over te ventileren? Dat ben ik echt niet van mening. Als je kijkt hoe dit onderwerp iedere keer weer leidt tot een volle Statencommissie en hoeveel insprekers er daar zijn: ik kan mij geen onderwerp niet herinneren waar zoveel insprekers waren, mensen zoveel betrokkenheid toonden en u daar ook van in kennis wilden stellen. Ook de laatste commissie heb ik geconstateerd dat – mevrouw Hazekamp zei het al – daar voor- en tegenstanders waren. Daar heb ik ook goed naar geluisterd en toen ik gisteren naar de Bijenkorf ging om mijn cadeautje te kopen, een inwoner uit Bedum mij tegemoetkwam. Hij vroeg mij of ik hem herkende als inspreker; dat bevestigde ik. We hebben een kopje koffie gedronken in de Bijenkorf en alles over de problematiek even doorgepraat. Zo gaat dat ook. In de richting van de heer Wolters – dat kan hij zich herinneren – heb ik gezegd dat we dat met rechte rug en kin omhoog
16
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 uitleggen wat je gedaan hebt. En deze gedeputeerde doet dat. In Bedum was een volle zaal met veel mensen en veel emoties, maar we hebben heel veel goede gesprekken gehad. Ik realiseer me dat ik op 1-0 achterstand sta, omdat er een onbedoeld effect is gesorteerd. Dus ik moet me terugvechten, maar dat gaan we doen. Want ik denk dat we een goed verhaal hebben, we naar Bedum-Oost ook met een goede toelichting kunnen komen, er een hele hoop zorgen weggenomen kunnen worden en er niet iets hoeft te gebeuren wat per se nadelig is. Daar ben ik écht van overtuigd, maar het zit in de uitwerking en in de details daarvan. En laten we dan ook daar mee aan de slag gaan. Mijn opmerking in de commissie– en volgens mij was dat waarom u een beetje boos werd, meneer Swagerman – was dat wij alles echt optimaal hebben uitgezocht: we hebben een quickscan gehad, we hebben alles nog een keer op tafel gelegd. Daar maak je je ook kwetsbaar mee als bestuurder, want het is gemakkelijker om alleen maar aan te geven wat je gaat doen en als er een meerderheid is, is het klaar. We hebben hier gezegd: laat nou alles gewoon zien, dan is het ook helder. We hebben als College een heldere keuze gemaakt, die kan ik ook uitleggen en dat blijven we ook bij herhaling doen. We gaan er ook de boer mee op en uitwerken zodat het positief gaat neerdalen – daar ben ik van overtuigd. Dus als u per se nog iets uitgezocht wilt hebben over die westelijke variant ‘bijvangst’ – of hoe u die ook maar noemen wilt – zitten daar heel technische complexe kanten. Want u moet daarbij schuin onder het spoor door. Alles kan in Nederland en er zijn overal ingenieurs voor te vinden, maar die optie is wel complex en duur en de vraag is wat het effect daarvan is. Dat heb ik vrij uitgebreid toegelicht in de commissie. De portée van mijn opmerking was dat als er een meerderheid in de Staten vindt dat we dat moeten doen, dan krijg je die opdracht. Maar als de meerderheid er niet is – hoe royaal ik over het algemeen ook ben – ga ik die optie niet doen, ook omdat ik denk ik in de uitwerking er niets mee kan zeker ook omdat de oostelijke variant voldoende oplossingen biedt. Dus tenzij er vandaag een andere opdracht komt doen we het niet en gaan we gewoon aan de bak met de oplossing die er ligt. Dan de inbreng van de heer Veerenhuis-Lens. Daar ga ik eigenlijk niks over zeggen. Want ik vind dat wat hij hier heeft gezegd, kwalijk is – laat ik daar gewoon ook maar heel helder over zijn. Ik heb even geaarzeld of ik zou interrumperen, maar dat past niet als lid van het College van GS. Maar het is op mij suggestief overgekomen – laat ik dat ook maar gewoon helder zeggen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Zoals ik bij interruptie al gezegd heb, heb ik niets gesuggereerd maar slechts feiten weergegeven. Daarom de vraag aan de heer Boumans: wat vindt u nou? Of hoe verklaart u dat? Ik weet eerlijk gezegd niet precies hoe ik dit vragen moet, maar vindt u dit niet toevallig dat er grondtransacties plaatsgevonden hebben daags nadat de motie in Bedum is aangenomen? Dat de verkrijger Friesland Campina Domo B.V. is? Dat er is een rondweg is gepland die exact daar uitkomt? In de commissie is aan de orde gekomen dat hier – misschien – toch uitgelegd zou kunnen worden dat er sprake is van een toegangsweg die uitsluitend ten behoeve van de uitbreiding van de Domo-fabriek is aangelegd? Is er dan geen sprake van ongeoorloofde staatssteun? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Het antwoord op uw laatste vraag is een helder ‘nee’. En meneer Veerenhuis-Lens doet het nu weer – volgens mij heeft bij wel een beetje verstand van communicatie. Het is ook een beetje hoe je dingen vertelt en hoe je het framet. En u framet het suggestief en als u de integriteit aan de kaak stelt dan heb ik daar gewoon moeite mee. Ik kan u één ding heel helder zeggen: Friesland Campina maakt het helemaal niet uit of er nou een westelijke of oostelijke ontsluiting komt – zo simpel is het. Friesland Campina is een internationaal florerende onderneming die vier toplocaties in Nederland heeft waar Bedum gelukkigerwijs bij hoort. Want het is een boost voor de economie van Bedum en omstreken. Misschien willen ze wel uitbreiden en misschien hebben ze daar ook wel plannen, maar met uw suggestie en door die link te leggen denk ik dat u verkeerd bezig bent. Overigens zijn we natuurlijk al meerdere jaren in gesprek met de Colleges van B&W van de vier betrokken gemeenten, maar ook met Friesland Campina omdat u hier collectief de opdracht heeft gegeven om ook naar het bedrijfsleven te kijken als het gaat over een financiële bijdrage. Dus uw suggestie alsof er iets is ontstaan, werp ik verre van me. Meer wou ik er eigenlijk ook maar niet over zeggen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Als ik nog even mag reageren: de suggestie dat ik die suggestie zou hebben gedaan, werp ík ver van mij. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Mooi, dan heeft meneer Veerenhuis-Lens in ieder geval nu bevestigd dat er geen twijfel is over wat dan ook en daar ben ik in ieder geval blij mee. Want dat helpt de politiek ook. Het heeft geen zin dit soort geruchten te laten circuleren: we moeten met de mensen
17
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 aan de slag en dat gaan we doen. U kunt daar ook allemaal een positieve bijdrage aan leveren door ook gewoon uw oren en ogen goed open te houden, mij erop te bevragen en als het nodig is bij te sturen. Daar staat deze gedeputeerde altijd voor open. Dan ten slotte mevrouw Hazekamp. Ik heb nog eens goed nagedacht over de effecten van het landbouwbeleid van onze provincie op het verkeer en ik ben van mening dat die binnen de grenzen goed op te lossen zijn en wij daar als College serieus naar zullen kijken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dat brengt ons bij de tweede ronde: Mevrouw Hazewinkel namens de Partij voor de Arbeid. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Mijn fractie is verheugd en voelt zich ook wel enigszins gevleid als ik zeg dat de plannen zoals die nu gemaakt worden voor de bereikbaarheid van de stadsregio gelijkenissen vertonen met onze insteek ‘Van de tram in de trein’ en dat doet ons deugd. Ik heb verder nog twee korte opmerkingen. Wat betreft de conclusie dat er nu 85 miljoen OVgeld naar asfalt gaat, willen wij verre van blijven. Er is immers ook vrijval in de MIT-middelen van 92 miljoen euro en die een-op-een-conclusie vinden wij wel erg kort door de bocht. Wij zijn in ieder geval blij dat het principe ‘OV voor OV’ nog overeind staat. De heer MIEDEMA (GroenLinks): De conclusie van mevrouw Hazewinkel klopt niet. Want er is in totaal voor wegenprojecten veel meer uitgetrokken dan de vrijval-MIT. Dus uw conclusie dat dat allemaal wel binnen de afspraken valt klopt volgens mij niet. Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Dat is nou precies wat ik u een beetje verwijt, meneer Miedema. U trekt de tegenovergestelde conclusie en daar wil ik verre van blijven. Het is inderdaad zo dat er nu OV-geld naar asfalt gaat, maar om te zeggen dat het volledige bedrag van 85 miljoen voor de N33 OV-geld is dat naar asfalt geld, klopt volgens mij niet helemaal. En ik denk dat we een beetje bij spraakverwarringen weg moeten blijven. U legt mij nu dingen in de mond, waarvan ik denk dat dat niet zo handig is. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Nou, feit blijft dat die afspraak uit het Collegeprogramma niet gestand wordt gedaan. Het kan wel zijn dat het voor een deel misschien klopt, maar niet dat het hele bedrag dat vrijvalt voor OV alleen voor OV bestemd wordt. Die afspraak wordt niet gestand gedaan. Bent u dat met mij eens? Mevrouw HAZEWINKEL (PvdA): Ja, dat zijn we met elkaar eens en ik ben blij dat het principe ‘OV voor OV’ nog gewoon overeind staat. De verkenningsfase voor Bedum moeten we die wat ons betreft gewoon ingaan. We zien graag dat die wordt ingevuld op de manier die we ook bij de Oostelijke Ringweg in Groningen hebben gezien met voldoende ruimte voor participatie en voor plannen die daar vanuit de omgeving voor ingediend worden. Wat betreft de motie en het amendement denk ik dat het u niet zal verrassen dat wij die beide niet zullen steunen. De heer SWAGERMAN (SP): Heel kort nog even. Uiteraard zijn wij niet van mening dat we het amendement niet kunnen steunen. Het verbaast ons ook niet dat de Partij van de Arbeid zegt dat niet te kunnen, want dat bevestigt wel een beetje de gedachtegang die wij hebben. Ik wil de gedeputeerde nogmaals bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording en zijn enthousiaste inzet op het volledige dossier, maar wij hebben toch een andere mening via het amendement geventileerd en wij hopen dat dit gesteund wordt. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Ik wil toch nog even de opmerking maken dat wij ons als CDA-fractie toch positief vinden dat er veel aandacht is voor het OV en dat de bestedingen voor OV en asfalt in een goede balans zijn. Het gaat uiteindelijk ook om de economische ontwikkeling in onze provincie en daar willen wij ook vol voor gaan. Wat betreft het amendement: daar zijn wij tegen. Als CDA staan wij voor doorpakken op de ontsluiting van de infra in Noordwest-Groningen. De motie steunen wij ook niet. De voordracht is tevens een opdracht om de plannen vóór 2020 uitgevoerd te krijgen en wij hebben er het volste vertrouwen in dat het College daar vol voor gaat.
18
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Ten slotte een compliment aan de gedeputeerde voor zijn enthousiasme en zijn uitgebreide beantwoording, maar ook voor de daadkracht die hij heeft uitgesproken. Het is nu een zaak van handen aan de ploeg oftewel: rol het asfalt maar uit. De heer JANSEN (PVV): Allereerst wil ik een compliment maken aan de PvdA die de VVD rechts inhaalt als het gaat om investeren in nieuwe wegen. Daarnaast wou ik nog vertellen dat wij achter ons eigen amendement blijven staan dat we met de SP hebben ingediend. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Om te beginnen vond ik het opvallend dat in eerste termijn veel partijen bijna alleen maar aandacht besteed hebben aan de N361 bij Bedum, terwijl de verdeling van de rest van de 339 miljoen euro niet of nauwelijks aan bod kwam. Zeker als je bedenkt dat in de commissie al zeer uitgebreid aandacht was besteed aan de N361, terwijl de herverdeling van de RSP/MIT-middelen niet in de commissie is geweest. Dat is even een feitelijke constatering. Wat betreft het antwoord van de gedeputeerde is de GroenLinks-fractie niet overtuigd door hem dat er voldoende geld beschikbaar komt voor het openbaar vervoer in de Stad en voor de OVverbinding van Groningen naar Leek/Roden. GroenLinks wil meer dan het onlangs gepresenteerde busplan en dan moet er ook meer geld voor worden uitgetrokken. Daarom handhaven wij onze motie hierover. Tot slot wat betreft de verdubbeling van de N33-midden hebben wij volgens mij geen antwoord gehad op de vraag waarom de provincie wacht tot het Rijk met geld voor dit project komt en of het wel zeker is dat er vóór 2020 gestart kan worden met de aanleg van de N33. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik sta hier als volksvertegenwoordiger. Bij de Statenverkiezingen van 2011 waren er in Bedum 288 mensen die hun stem op mij hebben uitgebracht en namens deze mensen sta ik hier. Velen van hen begrijpen niet wat er rond de N361 gebeurt. De feiten die ik heb genoemd zijn niet suggestief. Alles wat ik heb gezegd staat. De gedeputeerde en zijn College hebben een beslissing genomen op basis van een quickscan die grote hiaten vertoont voor wat betreft de oostzijde. Nu de opdracht meegeven om de burgers erbij te betrekken, zoals de Partij van de Arbeid wil, is mosterd na de maaltijd. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): We zijn blij dat de gedeputeerde nu wél heeft nagedacht over de effecten van de schaalvergroting in de landbouw en alles wat daarmee te maken heeft zoals de verkeersonveiligheid. We hebben hem ook horen zeggen dat hij ten aanzien van de rondweg rond Bedum verwacht dat een deel van de financiering daarvan afkomstig is van het bedrijfsleven. Ik verwacht dan ook van hem – mocht het ooit zover komen dat we een rondweg rond Munnekemoer of Mussel of Vlagtwedde moeten hebben – dat hij dan ook het bedrijfsleven mee laat betalen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan nu in tweede instantie het College, de heer Boumans. De heer BOUMANS (gedeputeerde): In ieder geval een compliment aan mevrouw Hazekamp voor deze inbreng. Hij is in lijn met de commissie, maar er zit vanuit haar perspectief een serieuze ondertoon in, dus ik begrijp ook dat ze die verbinding maakt. Aan de andere kant zijn we ook serieus bezig om naar de effecten van landbouwverkeer te kijken. We hebben ook een experiment in De Marne gedaan op dit punt. Dus het is inderdaad wel onderwerp van studie en ook iets wat wij voor een deel betrekken op een deel van de problematiek rond de N361 in de oude situatie. Dat is, los van bepaalde ontwikkelingen, ook daaraan gerelateerd. Dus het heeft onze aandacht op dat aspect. Als je kijkt naar de N33 en de vraag van de heer Miedema daarover, dan kan ik hem antwoorden dat wij denken dat het tot de mogelijkheden behoort om vóór 2020 aan de slag te gaan, maar dan moeten we daar wel hard aan werken. En we zullen ook het Rijk daarin moeten betrekken, want het blijft een rijksweg. Er zijn meerdere oplossingen denkbaar hoe je dat zou kunnen doen en daar is het bestuurlijke overleg ook bij nodig. Dan misschien de heer Miedema nog even over de beschikbare middelen voor het OV in de Stad. U hebt als Staten kennis genomen van en ingestemd met het voornemen om extra dingen te doen per 1 januari 2014. Daar komt nog een hele hoop maatregelen overheen die in september aan u voorgelegd gaat worden. Dat is natuurlijk een eerste testcase of dat voldoende is, dan kunt u daar ook een oordeel over vellen. Mijn inschatting is dat we dan echt een heel mooie stap kunnen maken die ook een boost kan betekenen voor bus en trein. Dat goede gevoel heb ik er écht bij, omdat het ook om investeringen gaat vanuit verschillende partijen. Je ziet ook dat er breed bestuurlijk draagvlak voor is: de Stuurgroep Regiovisie Groningen-Assen heeft inmiddels ook ingestemd met dit pakket, dus in
19
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 die zin ben ik daar vol vertrouwen over. Ik hoop ook dat u, nadat u daarover heeft kunnen debatteren, hetzelfde vertrouwen erin heeft. Laat ik dan nog een laatste woord richting de heer Swagerman zeggen. Wat ik als mijn persoonlijke opgave ga zien de komende tijd is dat als ik de heer Swagerman kan overtuigen van het feit dat als wij hier met een voorstel gaan komen dat de oostelijke variant rond Bedum inhoudt en de heer Swagerman zou op dat moment namens zijn fractie kunnen instemmen met de voordracht, dan hebben we het denk ik hartstikke goed gedaan. Wat ik heb hem ook niet horen zeggen dat hij tegen de oostelijke variant is, mits aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. Dus met die bijzondere belangstelling en die persoonlijke opgave voel ik mij extra gemotiveerd om hier een voordracht voor te leggen waar een breed draagvlak voor is, zodat de Staten daar ook mee in kunnen stemmen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan zijn we toe aan de besluitvorming. We beginnen met het amendement A1 ‘Rondweg Bedum’. Wie is daarvóór? De fracties van de SP, de PVV en Vrij Mandaat. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan ben ik bij motie 1 getiteld ‘Heroverwegen verdubbeling N33-midden’. Wie is daarvoor? De fracties van GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is deze motie verworpen. Dan is de voordracht zelf aan de orde. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Wij willen graag een stemverklaring afgeven over de voordracht. De fractie van GroenLinks zal tegen de voordracht stemmen over de herbestemming van de betrokken middelen. Er staan ook een heleboel goede voorstellen in, maar het feit dat er afspraken geschonden worden inzake ‘vrijval OV voor OV’ betekent voor ons dat we tegen deze voordracht stemmen. De heer SWAGERMAN (SP): Wij zullen instemmen met de voordracht, met uitzondering van het feit waarover wij het amendement hebben ingediend. En ik kijk ernaar uit om samen met de heer Boumans in de toekomst tot de definitieve besluitvorming te komen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zal tegen de voordracht stemmen vanwege de gang van zaken rond de N361 in Bedum. De heer JANSEN (PVV): Ook de PVV zal tegen deze voordracht stemmen vanwege de reden die de heer Veerenhuis-Lens heeft aangegeven. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Het zal u niet verbazen dat ook de Partij voor de Dieren tegen deze voordracht zal stemmen, omdat daarin veel te veel plannen voor nieuw asfalt besloten liggen. De VOORZITTER: Nog andere stemverklaringen? Niet meer? Dan zijn we ten slotte de stemming over de voordracht zelf. Wie is daarvoor? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP, D66, het CDA, de ChristenUnie en de VVD. Wie is tegen? De fracties van de Partij voor de Dieren, GroenLinks, de PVV en Vrij Mandaat. Dan is de voordracht aangenomen en gaan wij tot half twaalf schorsen om de koffie te gebruiken en gaan we daarna beginnen met de Voorjaarsnota. [Schorsing van 18 minuten.]
A.2 Voorjaarsnota 2013 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 mei 2013, nr. 2013-16460, FC, betreffende de voorjaarsnota 2013 (nummer 21/2013) Hierbij kunt u betrekken: - de brief van GS van 7 mei 2013, nr. 2013-05963/19/A.6, BO, betreffende beantwoording vragen leden VVD en GroenLinks, inzake meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud; - de brief van GS van 29 mei 2013, nr. 2013-20.866/22/A.17, PPM, betreffende uitvoeringsprogramma's Actieprogramma Werk, Energie en Leefbaarheid;
20
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 -
-
-
de brief van GS van 4 juni 2013, 2013-23.510/23, BO, betreffende beantwoording vragen van de fractie van D66 in de commissie Mobiliteit en Energie van 15 mei jl., inzake meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud. de brief van GS van 4 juni 2013, 2013-23.510/23, BO, betreffende beantwoording vragen van de fractie van D66 in de commissie Mobiliteit en Energie van 15 mei jl., inzake meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud; de brief van GS van 11 juni 2013, 2013-23978/24/A.10, FC, betreffende financiële gevolgen meicirculaire provinciefonds 2013 en overige ontwikkelingen; de brief van GS van 18 juni 2013, 2013-25184/25/A.26, FC, betreffende beantwoording vragen Statencommissie BFE over de voorjaarsnota 2013.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Nog even ter duiding het volgende. Na iedere algemene beschouwing wordt de tekst gemaild aan de leden van Provinciale Staten. De fractievoorzitters ontvangen een papieren exemplaar en de algemene beschouwing wordt na het uitspreken ook op de website van de provincie geplaatst. Dat ter informatie. Dan gaan we beginnen met de Partij van de Arbeid, de heer Visser. De heer VISSER (PvdA): Bij mijn eerste algemene beschouwing als voorzitter van de PvdA-fractie past een persoonlijke noot. Medio april hield ik in deze zaal een voordracht voor geschiedenisstudenten over hun kansen op de arbeidsmarkt. Hoe kon ik deze studenten, die mijn kinderen hadden kunnen zijn inmiddels, duidelijk maken dat zij niet bij de pakken neer moeten gaan zitten? En dat tegen de achtergrond zelf te behoren tot de zogenaamde ‘verloren generatie’ die in de jaren tachtig van de vorige eeuw op de arbeidsmarkt kwam, terwijl er bij mijn afstuderen al meer dan 1.000 werkloze historici waren. De meesten van hen zijn na de nodige omzwervingen wel aan de bak gekomen – historici zijn veelzijdig – maar zij bevinden zich door de recessie toch vaak weer in de gevarenzone als vijftigers. Dat gaf me een bijzonder gevoel van verbondenheid met die jonge historici in de dop, want voor hen liggen de kansen op werk ook bepaald niet voor het oprapen en hun perspectieven zijn uiterst onzeker. Dat raakt me diep, ook als vader van twee kinderen die binnen afzienbare tijd op eigen benen moeten gaan staan. Als sociaal-democraten ervaren we het als een opgave dat geen enkele generatie als verloren mag worden beschouwd. En daarbij heeft de politiek dus een grote verantwoordelijkheid, of het nu gaat om mensen met veel of juist weinig opleiding. Vooral jongeren verdienen dan onze steun, des te meer omdat versterking van hun kansen op emplooi en ontplooiing, zo verbonden is met de solidariteit tussen groepen en generaties, waarop een rechtvaardige en humane samenleving dient te worden gebaseerd. Sinds het verschijnen van het rapport “Grenzen aan de Groei” van de Club van Rome, nu ruim veertig jaar geleden, hadden we ons bewust kunnen zijn van de grote problemen waarmee we nu te kampen hebben. Al zijn dan niet alle scenario’s uitgekomen, de kern van het probleem is overeind gebleven en we hebben op zijn minst uitstelgedrag vertoont bij de aanpak daarvan. Onze ecologische voetafdruk is gewoon te groot, waardoor we een te zware wissel trekken op het milieu en de natuurlijke hulpbronnen. De voorziene groei van de wereldbevolking naar 9 miljard vergt zuinigheid met de voorraden die we nog hebben en inventiviteit bij het benutten van de mogelijkheden die er zijn, vanuit principes van duurzaamheid. We moeten nieuwe wegen vinden om de wereldbevolking afdoende bestaanszekerheid te bieden. Tegen de achtergrond van deze macro-ontwikkelingen zijn we als Staten een heel bescheiden speler, maar de Partij van de Arbeid-fractie is van mening dat we ons bij onze keuzes wel met de mondiale context moeten verstaan, want die raakt ons direct. Bij de behandeling van de jaarstukken, enige weken geleden, werd duidelijk dat onze provincie er financieel relatief sterk voor staat. Maar er is ook sprake van onderbenutting van beschikbare middelen die node dienen te worden geïnvesteerd. Dat geldt ook voor ons provinciale vermogen, waarmee we, al dan niet via revolverende fondsen, publieke taken die onder druk staan kunnen ondersteunen. De Voorjaarsnota laat dan een behoedzaam omgaan met de middelen zien via een passende mate aan bezuinigingen, waarbij er gerekend wordt met eventuele nieuwe reductie van de uitkeringen door het Rijk. Tegelijkertijd wordt er dan fors geïnvesteerd in ontwikkelingen die je kunt samenvatten onder de noemers van versterking en verbinding. Onze fractie is hierbij vooral gericht op de bevordering van werkgelegenheid. De Partij van de Arbeid-fractie vindt de aandacht die in het addendum bij het Collegeprogramma naar de jeugdwerkeloosheid uitgaat dan ook terecht. Het College heeft bescheiden middelen om direct iets aan deze problematiek te doen, dat realiseren we ons. Maar, College, hoe denkt u daaraan een bijdrage te leveren, ook via staand beleid? Is er ruimte om goede
21
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 initiatieven, mede tot stand komend in overleg met de sociale partners, via incidentele impulsen de wind in de zeilen te helpen geven? Eerder vandaag zijn de investeringen die gemoeid zijn met het RSP/MIT-pakket al uitvoerig aan de orde geweest. Het versterken van de bereikbaarheid van de Stad, dé economische motor in de regio, en de verbetering van verbindingen met diezelfde regio die onze provinciegrenzen ver overstijgt, vindt de PvdA-fractie van groot maatschappelijk belang. Daarmee is in acute zin ook veel werkgelegenheid gemoeid – de gedeputeerde gaf dat ook eerder al aan – juist in die sectoren die door de recessie hard getroffen zijn. Hebt u in dit kader gedacht aan de kansen voor ‘social return’ en zo neen, ziet u die alsnog en wat denkt u daaraan te gaan doen? Voor de Partij van de Arbeid-fractie blijft de Regiovisie Groningen-Assen van belang. Zij bescheidener van opzet, liggen er nog stevige opgaven, ook op sociaal gebied, die in samenhang dienen te worden opgelost. Dat geldt ook voor de internationale samenwerking. Ook die moet worden versterkt mede met het oog op de Europese investeringsfondsen die we via de nieuwe programma’s verbonden met Horizon 2020 kunnen verwerven. De samenwerking in noordelijk verband wint aan kracht als we die weten te verbinden met de ontwikkelingen bij onze Duitse buren. Het doet de PvdAfractie goed dat het College daar oog voor heeft via het aanhalen van betrekkingen in EDR-verband. Maar we dienen een stevig gezamenlijk profiel neer te zetten samen met de Duitse partners in noordelijk verband om in Brussel nog beter gehoord en gezien te worden. Er leven bij ons wel vragen als het gaat om de Europese investeringsfondsen en de regionale aanpak tot op heden. Kunt u ons aangeven wat het RIS oplevert voor de aansluiting van sterke en zwakke economische gebieden, zoals gevraagd in onze motie bij de Voorjaarsnota van vorig jaar? En wat betekent de nieuwe Noordervisie in dat verband? Ik weet het, we moeten er nog over spreken, maar de tekst is, weliswaar net droog, wel beschikbaar. En onderkent u de noodzaak om in dat kader de regionale arbeidsmarkt centraal te stellen? Kunnen we hierbij een hoog ambitieniveau verwachten en weet u die vast te houden de komende jaren? Dat hoge ambitieniveau geldt niet in de laatste plaats bij het versterken en verbinden van de technologische innovaties waarmee onze regio aan de weg timmert. Er is veel in beweging gezet en de ontwikkeling is veelbelovend, maar we kunnen er niet omheen dat het recente rapport van onze Rekenkamer aangeeft dat de gedane investeringen tot en met 2011 nog onvoldoende aantoonbaar rendeerden. Dat geldt zeker ook voor de vertaalslag naar het MKB waarin een grote behoefte aan toepassing van innovatie bestaat, getuige ook de overtekening van het programma ‘Innovatief en Duurzaam Groningen’. Ziet u daarbij overigens kansen om dit programma een vervolg te geven en beter te laten renderen? De Partij van de Arbeid-fractie bepleit een betere coördinatie van de brede en daardoor soms sterk versnipperde inzet op het gebied van innovatieve ontwikkelingen. Onze fractie heeft bij de behandeling van de jaarstukken reeds gesproken over de in onze ogen gewenste samenwerking van instellingen en goede verbindingen tussen de verschillende initiatieven en subsidieregelingen. Om dit pleidooi kracht bij te zetten dienen we samen met de fracties van de ChristenUnie en het CDA de volgende motie in De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 1, getiteld ‘Verkenning samenwerkingsopties’, namens de fracties van de PvdA, de ChristenUnie en het CDA: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat vele noordelijke kennisinstellingen, bedrijven en overheden zich richten op sociaal-economische structuurversterking door middel van beleid gericht op Europese maatschappelijke thema’s als voeding, gezondheid, demografische ontwikkelingen, energietransitie en duurzaam gebruik van hulpbronnen; er binnen de noordelijke kennisgebieden als energie, agrifood, water- en sensortechnologie, alsmede voor wat betreft subsidiebeleid voor innovatieve en duurzame toepassingen gericht op Europese maatschappelijke doelstellingen, overlapping van thema’s en programma’s kan worden vastgesteld, dan wel sprake is van fragmentatie als gevolg van bestuurlijke drukte; vanuit noordelijk perspectief het uitermate van belang is zo efficiënt, effectief, slagvaardig en adequaat mogelijk om te gaan met de beschikbare middelen en capaciteiten, waarbij er per kenniscluster met een eenduidige focus en presentatie richting Europa wordt geopereerd; Overwegende dat ons College van GS een verkenning is gestart naar samenwerkingsopties tussen de NOM, Energy Valley en Healthy Ageing Network Noord-Nederland; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om
22
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 1. een inventarisatie te starten, liefst in noordelijk verband, naar de mogelijkheden van efficiëntere en adequatere samenwerkingsopties voor kennisinstellingen, overheden en bedrijfsleven op het vlak van de verschillende noordelijke kennisclusters; 2. daarbij oog te hebben voor de eigen verantwoordelijkheid van genoemde partijen om tot cohesie te komen; 3. en daarbij te betrekken de verschillende subsidieopties gericht op innovatieve en duurzame ontwikkelingen; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VISSER (PvdA): Onze provincie manifesteert zich als dé energieregio van ons land en we doen er goed aan om dat imago nadrukkelijker op basis van concrete resultaten waar te maken. Via de recente aardbevingen in het noordoosten van de provincie zijn we immers hard met de neus op de feiten gedrukt. Duidelijk is dat er grenzen zijn aan de winning van aardgas. Er moeten dus nu stappen worden gezet. Stappen met het oog op de veiligheid van onze inwoners en de integriteit van het onroerend goed waaronder talloze kwetsbare monumenten. Stappen bij het beter benutten van hernieuwbare energiebronnen waarmee ook de nodige werkgelegenheid gemoeid is. In dit kader dient ook de bescherming van de natuurwaarden die in onze regio voorhanden zijn te worden genoemd. Los van de eigen waarde en betekenis hiervan kan niet worden onderschat welk groot rustend kapitaal ermee gemoeid is als het gaat om de aantrekkelijkheid van onze provincie voor recreatie en toerisme. En zo is versterking van de natuurwaarden, waar we via het Groenmanifest aan willen blijven werken, ook in tijden van bezuinigingen weer verbonden met werkgelegenheid. Versterking en verbinding zijn ook aan de orde voor de krimpgebieden. Mede dankzij onze inzet is Iedereen wel doordrongen van de ernst van de problematiek. In de nota ‘Ruimte voor daadkracht’ wordt een nieuwe visie uitgedragen. Niet alle heil is te verwachten van de overheden, omdat de daadkracht ook en vooral uit de lokale bevolking moet komen. Maar aan die daadkracht van onderaf worden royaal ruimte en faciliteiten geboden door het gevoerde beleid. Duidelijk is dat de opgave vele malen hoger ligt dan onze financiële polsstok lang is. Daarom is de Partij van de Arbeidfractie erg tevreden over de extra inzet die het college wil plegen in Delfzijl, Winschoten en De Marne. Hebt u in dat kader overigens ook aan de social return gedacht? De Partij van de Arbeid-fractie vindt dat het Rijk ons bij deze opgaven beter tegemoet zou moeten komen. Voor de krimpprovincies en de vier grote steden is een aanpassing op de regeling voor de heffing op sociale huur gewenst. We vragen aftrek op de verhuurdersheffing voor investeringen in woningverbetering, sloop, nieuwbouw en energiebesparende maatregelen. De sloopen vernieuwingsopgave is in de krimpregio’s een onontkoombare opgave voor een betere balans tussen vraag en aanbod. Waardeverbetering is zeer gewenst en de beste manier om dit te doen is door te investeren in energiebesparende maatregelen. Maatregelen die de vaste lasten van een woning enorm naar beneden kunnen bijstellen en zorgen voor toekomstgerichte investeringen in de voorraad. Er zijn diverse subsidiemogelijkheden en regelingen voorhanden. Soms sluiten ze op elkaar aan en soms is er overlap. De PvdA-fractie onderkent dat de provincie de gemeenten weliswaar een helpende hand biedt om bewoners door dit woud van regelingen te gidsen, maar het valt niet mee om al die regelingen bij degenen die ervan kunnen profiteren bekend te krijgen. Daar is toch nog wel een stap te zetten volgens ons. Wat kunt u daaraan bijdragen? De Partij van de Arbeid-fractie vindt dat al deze opgaven – en het betreft daarbij nog maar een selectie – vragen om een sterke en daadkrachtige overheid, zoals ook uiteengezet in het rapport ‘Grenzeloos gunnen’. De bestuurlijke organisatie behoeft lokaal nadrukkelijk versterking, waarbij schaalvergroting een middel en geen doel op zich moet zijn. Wel moeten de gemeenten en provincie via herziening van de onderlinge taakverdeling en rollen bemeten zijn op de bestuurlijke opgaven in onze regio. Cruciaal hierbij zijn dan de heldere democratische legitimatie van en controle op de keuzes die er worden gemaakt, juist ook in tijden van bezuinigingen. Er moet iets te kiezen zijn vanuit bestuurlijke autonomie en vanuit zo min mogelijk bestuurlijke drukte. Bij de gewenste cultuurverandering zien wij als PvdA nadrukkelijk ook onze eigen rol en verantwoordelijkheid vanuit herijking van de kernwaarden van onze beweging. Ik wil mijn eerste termijn daarom afsluiten met een citaat uit het prachtige essay ‘Het hart van de sociaal-democratie’ uit 2012 van onze partijgenoot Bertus Mulder, voormalig Statenlid en gedeputeerde in Fryslân: ‘Nu, ruim een eeuw naar haar oprichting, is er alle aanleiding voor de Nederlandse sociaal-democratie om zich opnieuw te concentreren op haar oorspronkelijke opdracht: de organisatie van de economie en de arbeid naar maatstaven van sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid. (…) Ordening en tegenkracht zijn nodig om de ongewenste effecten van de
23
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 huidige economische ontwikkeling in te dammen en de weg van democratische arbeidsverhoudingen, innovatie en duurzaamheid in te slaan.’ Tot zover het citaat. De conclusie is helder: er is werk aan de winkel, ook voor mijn partij. Mevrouw GEERDINK (VVD): Eenvoud is het kenmerk van het ware. We leven in een tijd waarin alles met alles samenhangt, alles minder lijkt te worden en we tot bezinning overgaan. De vorige spreker was daar ook toe overgegaan. We weten dat het koud wordt, dat we daarom een trui moeten breien, maar onze fractie vindt dat de wol in de knup zit. Je begint met het eerste knoopje te ontwarren, maar je raakt allengs verstrikt in een kluwen dat geen begin en geen eind meer lijkt te hebben. Bij het ontwarren ontstaan weer nieuwe knopen. Maar we weten dat de trui afmoet, anders staan we in de kou. De vraag waar we voor staan is nu: hoe lossen we het probleem van de klitten, knopen of kluwen op? Methode 1 is: we gaan zitten en we nemen alle tijd om het kluwen knoopje voor knoopje te ontwarren en beginnen ondertussen langzaam alvast met breien zodra dat mogelijk is. Methode 2 is: je pakt de schaar en je kijkt wat je nog kunt gebruiken, gooit de rest weg en begint gewoon met breien. En methode 3 is: je gooit de hele warboel weg en begint met een nieuwe bol wol. Methode 1, ontwarren totdat alle knopen weg zijn, is traag en gefocust op het probleem: het realiseren van het doel op de lange termijn. Methode 2, de schaar, is praktisch en leidt tot snel resultaat. En methode 3, een nieuwe bol wol, is snel maar wel zonde van alle weggegooide wol. Groningen is georganiseerd als een kluwen wol. Wol genoeg – daar niet van – maar we zitten wel een beetje in de knup. De afgelopen jaren is de trage en gestage methode 1 gehanteerd om het kluwen te ontwarren met als gevolg dat we doorschuiven, doorschuiven en nog eens doorschuiven. Doorschuiven doen we in de tijd, dus we voeren investeringen gewoon later uit, of we schuiven door, door eerst weer nieuwe ingewikkelde structuren op te tuigen die veel tijd en geld vergen voordat we echt van start gaan. De bedoelingen zijn goed, maar over de uitwerking kun je van mening verschillen. De VVD wil aanpakken, niet doorschuiven – dat is landelijk motto en dat doen we in Groningen ook. En dat is die praktische methode 2: schaar erin als het niet meer bruikbaar is, en meters maken met de wol die nog wel gebruikt kan worden. Daarom willen we de Regio GroningenAssen doorknippen en alleen verder breien met wat we nog nodig hebben. Daarom willen wij als VVD geen fonds voor imagoschade aardbevingen, wij willen dat de inwoners van Groningen veilig kunnen wonen in hun huizen, zijn dus direct voor investeren via individueel maatwerk gericht op waardevermeerdering van de woning. Boter bij de vis. Geen fonds à la Waddenfonds, een krimpfonds, een leefbaarheidsfonds en ga zo maar door. Waarbij in feite een nieuwe knoop gemaakt wordt naar onze mening en we door door te schuiven het probleem alleen maar groter maken. Daarom zijn we zo blij met het advies van de commissie-Jansen die ook voor bestuurlijke eenvoud en aanpakken pleit. En daarom is het laatste advies van de Noordelijke Rekenkamer niet lichtzinnig terzijde te schuiven. Het is een signaal dat we ook bij de aanpak van onze noordelijke speerpunten teveel knopen hebben gemaakt, waardoor we nauwelijks meer aan breien toekomen. Eenvoud is het kenmerk van het ware. De VVD wil niet doorschuiven, maar aanpakken. Ook bij onszelf, bij onze eigen provinciale organisatie en onze eigen begrotings- en verantwoordingscyclus. Telkens weer constateren we bij de jaarrekening dat er vertraging is bij de uitwerking van de programma’s. Ik hoor collega Post weer zeggen: ‘Daar sta ik weer met hetzelfde verhaal.’ Om daar op tijd en duidelijk over geïnformeerd te raken als Staten dienen we de volgende motie in: de motie ‘Niet doorschuiven, maar aanpakken’. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Niet doorschuiven, maar aanpakken’, namens de fracties van de VVD, de ChristenUnie, het CDA, GroenLinks en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat bij de behandeling van de jaarrekeningen van de afgelopen jaren telkens grote bedragen moesten worden doorgeschoven naar volgende jaren, omdat de bestedingen van de middelen achterliepen bij de geplande en begrote investeringen; uit de bijlage bij de jaarlijkse Integrale Bijstelling ‘Ontwikkeling per programma’ niet een duidelijk meetbaar, gespecificeerd en onderbouwd overzicht met dreigende ondercommitteringen blijkt; de Voorjaarsnota 2013 uitgaat van een herschikking van middelen vanaf 2015 Overwegende dat de inwoners en bedrijven van Groningen gebaat zijn bij snel en daadkrachtig uitvoeren van voorgenomen investeringen; de redenen voor de jaarlijkse doorschuivingen en herbeschikkingen soms wel, maar meestal niet per programma bekend zijn;
24
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. bij de Integrale Bijstelling 2013 per programma een ‘ondercommitteringswaarschuwing’ te geven; 2. waarbij in kaart worden gebracht: a. de omvang van het risico op doorschuiving; b. de reden van de ondercommittering; c. de termijn van de vertraging; d. alsmede de voorgestelde maatregelen om doorschuiving te voorkomen, 3. zodat de Staten hun controlerende taak beter kunnen uitvoeren en zodanig vernieuwde c.q. bijgestelde kaders kunnen meegeven voor de uitvoering van het beleid; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw GEERDINK (VVD): En dan naar het allerbelangrijkste: we willen de trui breien omdat het koud wordt. Stellen we ons nog wel eens de vraag of het kouder worden wel het probleem is? Er stond laatst een prachtige beschouwing van een onderzoeker in het Dagblad van het Noorden waarin in een vergelijking met Duitsland werd aangegeven dat bij onze oosterburen – vlak over de grens in een gebied vergelijkbaar met het onze – het eigenlijke probleem anders gedefinieerd is geweest en daarmee de aanpak tot betere, structurelere oplossingen heeft geleid. Te veel focus op krimp en leefbaarheid, te weinig focus op banen, de mismatch op de arbeidsmarkt, de jeugdwerkeloosheid, met als gevolg – aldus de onderzoeker – meer krimp en minder leefbaarheid. We breien als provincie wegen, luchthavens, natuur, cultuur, kansen voor bedrijven. We breien dit alles voor banen, voor economische groei, voor een goed vestigingsklimaat, voor een goed opgeleide en aantrekkelijke beroepsbevolking waarmee we de toekomst aankunnen. Daarmee lossen we de gevolgen van de krimp op en neemt de leefbaarheid toe. We breien een aantrekkelijk Groningen, in felle kleuren, vergelijkbaar mooi en herkenbaar als de kleuren van onze Groningse vlag zodat we opvallen en iedereen graag met ons zaken wil doen. IBM – en daar willen we het College een groot compliment voor geven – is het resultaat van op deze manier in de wereld staan. We breien een vrij Groningen, waarin we uitgaan van kansen en we economische groei stimuleren door mogelijkheden te geven, zoals we dat bij onze boeren doen nu en daarmee feitelijk een omslag in het landbouwbeleid maken gericht op een werkelijk duurzame landbouw. Op een transparante, open manier, want we hebben niets te verbergen. Wat is het heerlijk – ik moet het even kwijt – dat we al tijden geen vertrouwelijke, geheime vergaderingen meer hebben. Dat er nu stappen gezet worden naar een provincie die met open data, en via deregulering aan zichzelf werkt. Zodat we uiteindelijk toegaan naar een wereld waarin we kunnen zeggen: ‘De provincie, dat ben jij’ als we jeugdigen aanspreken of ‘De provincie, dat bent u’ als we de oudere bevolking toespreken. E iedereen zou moeten denken: ‘De provincie, dat zijn wij’. Zodat niemand meer in de krant hoeft te lezen dat ‘het van de provincie niet mag’. We worden sterk en aantrekkelijk door op een eenvoudige, praktische manier aan te pakken en niet door te schuiven. Terug naar de kerntaken. Want: eenvoud is het kenmerk van het ware. Mevrouw VEENSTRA (SP): Zoals vaker hebben wij onze woordvoering in tweeën gesplitst, mijn collega Kees Swagerman zal het zo van mij overnemen. Maar allereerst wil ik u graag deelgenoot maken van wat mij persoonlijk, maar ook mijn partij de SP, ’s nachts wakker houdt maar ook vooral motiveert om door te gaan met ons politieke werk. Want hoe ons land en onze provincie ervoor? Een land waarin de leiders van de twee grootste partijen, de heren Samsom en Rutte van respectievelijk de Partij van de Arbeid en de VVD, hun bevolking oproepen om vooral geld uit te geven om investeringen te doen. De bevolking wordt geacht de economie zelf weer aan te slingeren. Terwijl dit kabinet ondertussen het laatste beetje vertrouwen onder de voeten van vele Nederlanders wegmaait. We zien door het hele land oplopende werkeloosheidscijfers. Per maand 20.000 mensen extra op straat. Dat is niet alleen in de Randstad het geval. Ook hier staan de regionale en lokale kranten vol met sluitende of bijna failliete bedrijven. Jongeren komen niet aan de bak en zien hun kansen op een goede toekomst slinken. Ouderen weten hun kansen volledig verspeeld als het aanbod van werkloze jongeren stijgt. Ook dat is marktwerking. Maar de vaak onzichtbare slachtoffers van werkeloosheid, ziekte of pech van ouders zijn de kinderen. Het klinkt misschien wat wrang, maar wat was ik gisteren 'blij' met het rapport van de Kinderombudsman. De heer Dullaert geeft in zijn rapport een kleine 400.000 kinderen in dit land een gezicht. Bijna 400.000 kinderen die opgroeien in armoede. Dat is één op de negen kinderen in dit land. Armoede in gradaties: van geen ontbijt voor school, de schoenen van je zus moeten dragen, de enige fiets met je broertje moeten delen. Niet met je vriendjes naar de voetbalclub kunnen omdat het voor je ouders een keuze is tussen eten of voetbalschoenen. Niet met het jaarlijkse schoolreisje mee
25
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 of op een verjaardagsfeestje getrakteerd worden door je drie vriendinnetjes, omdat papa en mama geen geld hebben voor de limonade en de chips. Het is waarschijnlijk een vriendschap voor het leven tussen die meisjes, maar het zou niet nodig moeten zijn in een rijk land als Nederland. En wat doen we eraan? De overgrote meerderheid van politiek verantwoordelijken in dit land lijkt weg te kijken. Den Haag rept over zelfredzaamheid en wijst naar de gemeenten. De collega's hier zullen zeggen: “Mevrouw Veenstra van de SP, de provincie gaat hier niet over. U moet bij de gemeenten zijn.’ In de kern hebt u gelijk. Maar u weet ook hoe het met de gemeentelijke financiën gesteld is. En u weet ook welke bedreigingen nog boven die gemeenten hangen. Laat de kinderen daar niet de rekening betalen. Daarom ook als een klein begin de oproep van de SP om het amendement dat ik zometeen aan de voorzitter zal overhandigen, te steunen. Een amendement dat de bezuiniging op de Stichting Leergeld ongedaan maakt. Met die 125.000 euro kunnen heel veel voetbalschoenen en fietsen bekostigd worden. Want cijfers van de Stichting Leergeld van vorige week tonen aan dat 43.000 kinderen geholpen werden in 2012. Een toename van 8.000 vorig jaar en u kunt zich voorstellen dat de verwachting is dat dit aantal gaat groeien. Laat die in totaal 250.000 euro waar het om gaat, staan. Vooral ook omdat uw eigen aangekondigde nieuwe armoedebeleid niet vóór het eind van dit jaar vorm zal krijgen. Gooi geen oude, nog goed functionerende schoenen weg voordat je van goede nieuwe verzekerd bent. De inhoud van ons eerste amendement moge duidelijk zijn na wat ik zo-even gezegd heb. De VOORZITTER: Dank u. Dit amendement met nummer 1 wordt intussen verspreid en draagt de titel ‘Ongedaan maken bezuiniging Stichting Leergeld’. Mevrouw VEENSTRA (SP): In datzelfde rapport van de heer Dullaert worden twee Groninger gemeenten geroemd om hun aanpak van armoede onder kinderen. Ik ben er trots op dat juist in die twee gemeenten ook twee SP-wethouders hun bijdrage leveren. Mijn advies en verzoek aan u is om te leren van die aanpak. Gebruik de goede ervaringen die er zijn in de Stad en in Pekela zijn met bijvoorbeeld het armoedepact. Een samenwerking tussen gemeenten, instellingen, organisaties en de private sector waarbij het belang van het kind voorop staat. Als we het over kwetsbare kinderen hebben, dan zijn dat ook die kinderen en jongeren die korte of langere tijd de hulp van Jeugdzorg – soms eenvoudig, soms zeer intensief – nodig hebben. Nu nog onze verantwoordelijkheid als provincie, maar middenin een overgang naar de gemeenten. Als SP zijn wij er voorstander van dat wat dichtbij kan, ook dichtbij moet. Maar wij maken ons grote zorgen over het tempo waarin die overdracht moet plaatsvinden. De geluiden uit gemeenten – en daar moeten we maar op af gaan op dit moment aangezien Den Haag niet in staat is om welke wet dan ook helder te krijgen – zijn dat zij het met ongeveer de helft van de huidige budgetten moeten gaan doen. Dit doet ons het ergste vrezen. Gemeenten die straks moeten gaan kiezen tussen welk kind zij aan boord houden en welk kind mogelijk tussen wal en schip valt. Zolang er over de financiering die hoort bij de overdracht, maar ook over de positie van het personeel, zoveel onzekerheden blijven bestaan, moeten wij voor onze verantwoordelijkheid staan. En als het aan de SP ligt moeten we weigeren mee te werken aan deze operatie in dit tempo. Wanneer dit kabinet deze overdracht wil die wij in de basis steunen, dan zal zij helderheid moeten verschaffen over de regels, de wetten en het geld. Het kan niet zo zijn dat de meest kwetsbaren als gevolg van Haagse onduidelijkheid mogelijk in een nog veel kwetsbaardere positie terechtkomen. De afgelopen jaren heeft de SP met grote regelmaat gevraagd om extra geld te storten in het fonds leefbaarheid. Telkens was het antwoord dat dat niet kon of niet nodig was. En nu, nu is er ‘ineens’ 30 miljoen gevonden. 30 miljoen die geïnvesteerd moeten worden in de centra van Winschoten en Delfzijl en het havengebied van De Marne. Wij ontkennen de problemen in Delfzijl en Winschoten niet. Absoluut niet. Maar is het niet vreemd dat als gemeenten, al dan niet in regionaal verband of zelfstandig – vaak in samenspraak met de bevolking – al jaren bezig zijn met het maken van plannen die de leefbaarheid bevorderen, dit College nu ineens drie eigen krenten zelfstandig uit de pap vist? Wat u daarmee eigenlijk zegt is: ‘Dank voor de vele uren, jaren werk, maar wij weten het op dit moment toch echt beter.’ Uw keuze voor die drie projecten betekent dat er voor al die andere, mogelijk krachtige projecten veel minder of misschien zelfs wel geen geld beschikbaar zal zijn. Los daarvan ben ik blij met het bericht van vanmorgen over de vele projecten die wél gesteund worden uit het basisbedrag dat in het leefbaarheidsfonds zit. Laat onverlet dat er nog veel meer initiatieven in de provincie zijn naar mijn mening. Wij zullen dan ook niet instemmen met de besteding van deze 30 miljoen in deze drie projecten en roepen u met het volgende amendement in te stemmen om deze 30 miljoen te storten in het Fonds Leefbaarheid en ten dienste te stellen aan die projecten in de gehele provincie Groningen die de leefbaarheid ten goede komen.
26
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
De VOORZITTER: Dan is dan amendement 2 en dat wordt verspreid. Het draagt als titel ‘Leefbaarheid in alle gemeenten’. Gaat u voort. Mevrouw VEENSTRA (SP): Op het moment dat wij onze verantwoordelijkheid nemen voor de jongeren in de jeugdzorg en voor die vele kinderen die ook in Groningen in armoede opgroeien, moeten wij er ook mede voor zorgen dat hun leefomgeving op orde is. Met het in stand houden van bijvoorbeeld dorpshuizen of scholen organiseert een dorp een deel van haar sociale netwerk waar jongeren op terug kunnen vallen. Wanneer we met onze hulp bibliotheken en zwembaden open kunnen houden, zorgen we ervoor dat kinderen met financiële ondersteuning van ons én van gemeenten in hun directe omgeving gebruik kunnen maken van deze zo waardevolle voorzieningen. Iemand zij recent – het is de Maand van het Citaat volgens mij: ‘Alles wat van waarde is, is weerloos en verdient het om voor te knokken.’ In mijn wereld, in de wereld van de SP en in uw wereld, zijn het de genoemde bijna 400.000 kinderen die weerloos zijn, zijn het de jongeren in de jeugdzorg die weerloos zijn en zijn het de voorzieningen in dorpen en gemeenten die het verdienen om voor te knokken – ook al ze misschien officieel niet onze verantwoordelijkheid. Laten wij daarbij wél onze verantwoordelijkheid nemen. De heer SWAGERMAN (SP): Ik vervolg de algemene beschouwing van onze fractie. Een politicus uit onverdachte hoek – ik dacht: ik houd de naam nog even geheim maar dat is ondertussen ook onderuit gehaald – meldde gisteren: ‘Geld moet rollen’. Tot op zekere hoogte is de SP het daar mee eens. Ik ga dus een poging doen om dit door partijgenoten van deze politicus gedomineerde College te verleiden. Het zouden niet mij woorden zijn in deze samenhang, maar hij heeft het zo gezegd. Voorjaarsnota 2013 met een nieuw College ‘Energiek en scherp aan de wind’ in samenhang met meters maken. Zelfs de VVD merkt al op hoe weinig energiek en met hoe weinig meters is het tot nu toe gegaan, of het nu het vorige – want zolang geleden is dat nog niet – of het nieuwe College betreft. Niets anders dan vooruitschuiven, overhevelen, onderbesteden en verwijzen naar de crisis waardoor alles zo onzeker is. En wat een arrogantie: in de Voorjaarsnota wordt gesteld dat uw Staten hebben ingestemd met het nieuwe addendum op het coalitieakkoord. Ik dacht het toch niet – in ieder geval de SP niet. En ik kom toch nog even terug op de ringweg rond Bedum en in alle vriendelijkheid, meneer Boumans, is dit bedoeld. Een voorbeeld van dat addendum is voor ons erg gerelateerd aan de manier waarop de nieuwe coalitie vindt dat de oostelijke ringweg rond Bedum wel even binnen kon worden gefietst met heel veel discussie, omdat het al zo was overeengekomen in het addendum. Wij vinden dat toch redelijk stuitend. Nogmaals complimenten voor de gedeputeerde voor zijn veelvuldige aanwezigheid, maar dit is al de derde keer en dan moet je daar ook mee stoppen. De volgende keer wellicht meer. Belangrijke punten voor de coalitie zoals werk-werk-werk worden wat de SP betreft niet hard genoeg opgepakt zo laat men kansen op 400 tot 600 banen lopen omdat een ondernemer wel gek moet zijn om in Oost-Groningen ruim 35 miljoen te willen investeren. Tenzij het past in de kraam van de coalitie en dan is men ook nog graag bereid er extra geld in te steken. Vandaar dat wij die 15 miljoen toch graag een wat realistischere bestemming wilden geven voor meer dan alleen die gemeente. Er wordt in ieder geval verstandig nagedacht over een investeringsfaciliteit voor het MKB. Maar wat de SP betreft kan dat ook anders dan via een revolving fund omdat wij denken dat dit toch weer te veel dikke brij zal worden en mogelijk toch weer te weinig toegankelijk voor bijvoorbeeld een zzp'er en de wat kleinere MKB-ondernemer. Waar de provincie Groningen als doel mede heeft om de bedrijvigheid in de regio te bevorderen, ligt het in de situatie waar banken de hand op de knip houden voor de hand om initiatieven te ontplooien om lenings- c.q. kredietfaciliteiten te creëren voor het MKB. Liquiditeiten kunnen worden weggezet tegen een redelijke vergoeding. Dit is zowel voor de provincie als voor de kredietnemer aantrekkelijk en de middelen worden in elk geval onttrokken aan het regime van schatkistbankieren dat eraan komt. Dat wordt dus goed over nagedacht. Tegelijk wordt de economische bedrijvigheid en daarmee ook de werkgelegenheid bevorderd. En uiteraard is het wel zo dat de provincie een hoger risico loopt dan bij de nu gebruikelijke beleggingsvormen. Dit vergt een uitgebreidere beheersfunctie dan bij de traditionele vormen van lening of krediet. Zorgvuldigheid is geboden. Wat ons betreft wegen de te behalen voordelen op tegen de eventuele nadelen. De SP denkt dat er in deze constructie een mooie taak is weggelegd voor de NOM, eventueel met de toevoeging van bancaire ondersteuning. Om die reden wil de SP gisteren dan ook een initiatiefvoorstel gedaan – dat als het goed is inmiddels bij u allen is beland – om te komen tot een provinciale investeringsbank of
27
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 een vergelijkbare instantie, zodat wij dit kunnen bespreken in september. Ook voor de voorzitter heb ik hier een exemplaar op papier en dan hoop ik dat we daarmee stevig aan de slag kunnen. De investeringen via het RSP/MIT kunnen in grote lijnen onze instemming hebben – dat hebben we al aangegeven – en die uitgaven moeten zo spoedig in gang komen om ook weer om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en houden. Waar wij ons sterk voor willen maken is het op peil houden van het niveau van onderhoud en wegen. Dit ook weer voor het in stand houden van werk op de kortere termijn en de daarmee gepaard gaande lagere onderhoudskosten op middellange en langere termijn. En ook daartoe hebben wij een amendement in te dienen en er volgen nog meer. De VOORZITTER: Bedankt, dit is amendement met nummer 3, getiteld ‘Beheer en onderhoud wegen en kanalen’. Gaat u voort. De heer SWAGERMAN (SP): Ook kiest dit College voor stilstand als het gaat om investeringen in natuur en dat is jammer. We moeten niet gaan wachten of er vanuit Den Haag of elders wel of geen geld komt, maar doorgaan en zorgen dat ontwikkelingen in de Groninger natuur verder kunnen zodat we niet stilstaan maar ook hier werk kunnen creëren. Naast een zo dadelijk door Groen Links nog in te dienen motie mede namens de SP en de Partij voor de Dieren hebben wij ook hierover nog amendement. De VOORZITTER: Dat is amendement 4: ‘Ongedaan maken bezuinigingen op natuurontwikkeling’. De heer SWAGERMAN (SP): En dan nog een woord dat in deze Voorjaarsnota eigenlijk maar in één context wordt gebruikt en dat is het woord ‘bezuiniging’. Waar hebben we het hier over? Cultuur. U weet misschien niet meer dat het bestaat, maar we hebben het over cultuur. Er waren ooit zekere partijen die synoniem waren aan cultuur en die te hoop liepen als de rechtse regering van VVD, CDA en PVV hun bezuinigingen doorvoerden. En wie hebben hier het voortouw? Wij dienen dan ook daarover graag een amendement in. De VOORZITTER: Dank u, dit is amendement ‘Ongedaan maken cultuurbezuiniging’ en dit krijgt het nummer 5. Gaat u voort. De heer SWAGERMAN (SP): Ik weet niet of iedereen heeft meegerekend, maar ondertussen is er nog een klein restantbedrag van een kleine 845.000 euro. En wij dachten: geld moet rollen dus waarom zouden wij alles maar apart zetten voor de toekomst? We moeten aan de slag, mensen aan het werk houden. Dus wij vinden ook dat de mensen op een verstandige en goede manier naar hun opleiding moeten kunnen – we hebben er al eerder iets aan proberen te doen: het OV voor mbo’ers. Dus willen wij ook dit restantbedrag nog graag uitgeven ten behoeve van dat onderdeel en daar hebben wij ook een amendement voor. De VOORZITTER: Dat is getiteld ‘OV voor mbo’ers’ en dat is amendement nummer 6. De heer SWAGERMAN (SP): De SP geeft in haar bijdrage hiermee aan, andere wegen te willen bewandelen dan dit College en niet alleen te willen bezuinigen, zoals dit College doet in navolging van Den Haag. Maar wij willen ook investeren om zodoende de gang erin te houden en mensen aan het werk te krijgen en houden in deze barre economische tijden. En wij hopen hierin enige steun te mogen verwachten. De heer BROUNS (CDA): Ik wou beginnen met de woorden die vanuit de SP werden gesproken en die de fractievoorzitter van de SP ’s nachts wakker houden. En dat is wat de Partij van de Arbeid en de VVD landelijk aangegeven, namelijk dat de burger de economie zelf maar aan de praat moet krijgen. En de fractievoorzitter van de SP refereerde aan een van de negen kinderen die in armoede leeft, wat in het rapport staat dat gisteren verschenen is. En ik zou richting de SP op dat punt in ieder geval iets willen meegeven en ik moet daarbij zelf zeggen dat ik ’s nachts niet wakker lig. Dat is niet omdat ik dit geen belangrijk onderwerp vind, ik vind het zeer schrijnend hoe het in Nederland gaat. Maar dat heeft een zeer simpele reden: ik slaap ongeveer 4 uur per nacht. Als ik in die 4 uur ook nog wakker ga liggen dan komt het niet goed met mij. Maar ik zou de SP willen meegeven op dit punt dat wij dat niet alleen kunnen oplossen met herverdelen of toeslagen. We zullen dit ook moeten oplossen met werk en inkomen. En daar zal ik gedurende deze beschouwing een aantal keren op terugkomen. Als ik dan zometeen op onze beschouwing overga, dan is het misschien op het randje van de orde maar dan wil toch één uitstapje maken voordat ik tot de inhoud overga. De heer Visser van de
28
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Partij van de Arbeid gaf het in wat kortere bewoordingen aan, maar we zitten middenin een periode en er heeft een wisseling van fractievoorzitterschap plaatsgevonden bij de Partij van de Arbeid. De vorige twee keren heb ik het debat mogen aangaan met mevrouw Beenen, nu zal ik dat met de heer Visser gaan doen. Het is alsof ze het ook al vermoed had, want ze zit er prachtig gekapt en stralend in een fleurig jasje erbij. Na afloop – ik zal dat niet nu tijdens de vergadering doen, want dat gaat de orde te buiten en dat zou ik niet op mijn geweten willen hebben – zou ik voor die twee jaar samenwerking jou in ieder geval namens mijn fractie een bosje bloemen willen geven. [Applaus.] En dan zat ik het afgelopen weekend na te denken: waar begin ik deze beschouwing mee en wat is een Voorjaarsnota nou eigenlijk? Voor degenen die niet in de commissie Bestuur, Financiën en Economie zitten zal ik het even uitleggen dat de heer Swagerman, die toch al een heel charmeoffensief in de schaal heeft gegooid, een bijzondere hobby heeft. Hij googlet namelijk heel erg veel. En vooral naar de betekenis van woorden en dat heb ik in dit verband ook maar eens gedaan. Het eerste wat je over de Voorjaarsnota op Google tegenkomt is dat het een nota is die verschijnt in het voorjaar. Briljant. Om precies te zijn: vóór 1 juni. En ja, dat zou een startpunt kunnen zijn en als iedereen naar buiten kijkt en beseft dat 1 juni bewust genoemd wordt want dat is namelijk het begin van de meteorologische zomer. Astrologisch is die overigens op 21 juni begonnen, maar ik zou zeggen: feitelijk nog helemaal niet, inderdaad. Dus ik denk dat dat ook niet zo’n heel erg goed uitgangspunt is. Dan kom je nog een aantal andere verklaringen tegen, namelijk dat het een officiële tekst is met een voorstel of een mededeling over de begroting, het is een politiek overzicht en het is ook een visie. En daar wou ik maar bij aanhaken, bij die visie. Over visie denkend – de heer Visser heeft dat in een bijzinnetje genoemd – kun je die natuurlijk heel groot maken: we hebben de Club van Rome gehad en nog veel verder terug hadden we het Marshallplan dat de visie neerlegde over hoe Europa verder moest na een vreselijke periode. Dan zet ik mezelf op een platform waarop ik mezelf ook niet thuis vind voelen. Zo bescheiden ben ik nou ook wel weer. Maar een visie begint in mijn beleving wel een korte terugblik. Wat is er in het afgelopen jaar gebeurd? En een visie heeft ook een vooruitblik: waar wil je naartoe en wat kun je – want dat is toch de beperktheid van de politiek, we hebben periodes van vier jaar – de komende twee jaar nog realiseren? Daar zou ik wat nader op willen ingaan – en dat doe ik met enige zelfspot – via een boekje met als titel ‘Het briefje van Bleker’. Want dat heeft namelijk alles te maken met zichtbaarheid. Algemene beschouwingen hebben alles te maken met zichtbaarheid van waar je als politieke partij voor staat, wat je idealen zijn. En dat doe ik met een citaat van een SP’er, Jan Marijnissen: ‘Voor een politicus is zichtbaarheid essentieel. Je kunt veel goeds doen, maar als niemand het weet krijg je de credits er niet voor. En die heb je nodig voor de denkbeelden van je partij, je standpunten en je stembusuitslag. Wat is er dan de afgelopen twee jaar gebeurd? Los van de wisseling van twee fractievoorzitters hebben we in die periode ook twee Colleges mogen leren kennen. We hebben een vastloper gehad in het natuurbeleid, waarin een miljoen volgens de Voorjaarsnota op beheer wordt geschrapt. En dat terwijl het hoogst onzeker is in tijden waarin bezuinigingen zitten aan te komen waarbij het Rijk aanvullend nog eens 6 miljard gaat bezuinigen, waardoor het hoogst onduidelijk is of de 200 miljoen voor natuur uit Den Haag wel gaat komen. Toch neemt het College daar een voorschot op. Daarnaast we in deze Voorjaarsnota een voorfinanciering van 70 miljoen euro uit het vermogen om grond te verwerven. En wij vragen ons als CDA af dat wel een ambitie is die waargemaakt kan worden. Waar is de dekking? Waar is zekerheid dat deze voorfinanciering terugkomt? Dit is financieel gezien wat ons betreft niet gedegen onderbouwd en herbergt het gevaar in zich dat ook op dit punt de natuur het nog wel eens erg lastig zou kunnen krijgen de komende twee jaar. De afgelopen twee jaar heeft ons ook gebracht dat door het economisch zware weer het arbeidsmarktbeleid wordt afgebouwd, de cofinanciering van projecten onder druk staat en afneemt en de promotie van het vestigingsklimaat zo ongeveer geheel van de agenda verdwijnt. We hebben een vastlopende landbouwagenda gehad, de kwaliteitssprong in het openbaar vervoer is van de baan: we vallen nu terug op bussen. De spoorlijn Groningen-Heerenveen, een essentiële schakel om vanuit Schiphol een doorgaande lijn richting Duitsland en de Baltische staten en Scandinavië te kunnen realiseren is weggevallen. En er zijn regelmatig vertroebelde bestuurlijke verhoudingen geweest: denk maar aan de RegioTram, denk maar aan de windmolens bij de N33, het ziekenhuis en het Factory Outlet Centre. En zo is er nog wel een aantal andere voorbeelden denkbaar. En we hebben de bol wol van mevrouw Geerdink. En ja, ik ben het met haar eens: optie 1 ten aanzien van het kluwen is inderdaad lange tijd door het College gevolgd. Dat blijkt ook wel uit de voorbeelden die ik genoemd heb. Veel beleid is vastgelopen of op de lange baan geschoven. Optie 2, de schaar erin en kijken wat je nog kunt gebruiken, is door de tweede periode van het College vanaf dit voorjaar opgepakt. Maar soms, mevrouw Geerdink, is het ook handig om die nieuwe bol wol er ook bij te pakken. Want met één bol wol wordt het wel een heel krappe trein.
29
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Ik zei het al: de kluwens zijn voor een deel met de schaar verwijderd en de lijn is weer opgepakt. En we beseffen daarbij dat er inmiddels een nieuw Collegeakkoord ligt met een richting die uitgezet is We beseffen ook dat dit College keuzes gemaakt heeft als het gaat om de besteding van de RSPgelden, als het gaat om de ontsluiting van Noordwest-Groningen, de ontsluiting van de Stad. Dat we een College hebben dat ervoor zorgt dat de regionale ziekenhuiszorg behouden blijft. En dat er dus geld wordt vrijgemaakt om te investeren in krimpgebieden. Daarbij moet ik wel één kanttekening maken en dat is dat het geld nu wel beschikbaar is gekomen, maar dat hier nog geen duidelijk perspectief onder ligt: wat gaan we met die 30 miljoen doen? Welke projecten gaan we hieronder leggen? Hebben we nog voldoende middelen om te investeren in andere gebieden die met vergelijkbare problemen te maken hebben? Dat is iets wat wij op dit moment missen en waar wij het College over vragen om meer duidelijkheid over te geven als er ook concreet projecten zijn. En dit College heeft ook een energiekoers uitgezet. Ja, ik zei het al: zichtbaarheid. Dan wil je als partij natuurlijk ook aangeven wat je zélf in de afgelopen twee jaar hebt gedaan. En dat hebben we niet alleen gedaan, op een aantal punten hebben we daar ook steun van andere partijen in deze Staten ervoor gekregen en in een aantal gevallen zelfs ook de steun van het College. En soms hebben we iets op de kaart gezet, maar hebben we het niet gehaald – dat is óók de realiteit. In ieder geval hebben we de landbouw meer ruimte kunnen geven, ruimte voor een verantwoorde en duurzame groei. Een toekomstperspectief voor gezinsbedrijven, voor opvolgers en daarmee ook een nieuwe basis om in ieder geval de komende twee jaar die landbouwagenda weer van de grond te trekken. En daar zullen wij ons hard voor blijven maken. We hebben gepleit voor een onderzoek naar alternatieven voor windmolenlocaties. Zoals u weet heeft dat het niet gehaald. We hebben gepleit voor een provincie die onderneemt met haar bestuurlijke en maatschappelijke partners, die ruimte schept voor initiatieven van onderop in plaats van sturend en dwingend aanwezig te zijn. We hebben gepleit voor een meedenkende houding in het POP vanuit hetzelfde pleidooi voor minder sturend en minder partner-zijn als provincie. We hebben een continu pleidooi gehouden voor het bijsturen van de Regiovisie Groningen-Assen en we zijn ook verheugd dat dit nu een plek in de huidige Voorjaarsnota heeft gekregen. Het behoud van de kleine scholen heeft nadrukkelijk onze aandacht gehad met steun van u allen hier in de Staten. Het pleidooi voor de onderzoekscommissie voor de gevolgen van de aardbevingen heeft ertoe geleid dat door het College een zodanige commissie is ingesteld om data te verzamelen, verder onderzoek te doen en met aanbevelingen te komen. Daar zijn we verheugd over. Ten aanzien van de Cultuurnota constateren wij dat wij enige jaren geleden nut en noodzaak van 4 ton extra voor die nota betwijfeld hebben. En nu zien we dat dat geld er alsnog afgaat. Alleen wel op een andere manier: het gaat nu namelijk weg uit het incidentele budget, terwijl wij die 4 ton wilden korten op de structurele uitgaven. En dat had een reden: in die structurele uitgaven zitten instellingen die zichzelf al jaren bewezen hebben en daardoor ook wat meer kansen hebben om eventuele bezuinigingen te compenseren door gelden van elders aan te trekken. Dat incidentele budget zou juist een budget moeten zijn om nieuwe initiatieven in de benen te helpen, zodat op die initiatieven ook gebouwd kan worden naar een eigen toekomst waarin ze uiteindelijk in meerdere mate hun eigen broek zouden kunnen ophouden. Tot slot: wat kan het College de komende twee jaren nog van ons verwachten? Ons perspectief is een goede bereikbaarheid van de krimpregio’s. Om deze goed te kunnen ontsluiten richting de stedelijke centra en richting voorzieningen. Een goede bereikbaarheid van en binnen de Stad als een van de belangrijke economische motoren van deze provincie. Het perspectief voor een goede duurzaamheidsagenda, niet dogmatisch vanuit de tekentafel ingevuld maar realistisch staand in een samenleving met draagvlak. Dat betekent dus geen tekentafelplannen voor 100.000 voertuigen of 100.000 woningen, geen windenergie op specifieke locaties tegen de wens van ongeveer de hele samenleving in die daar woont. Maar samen met die samenleving kijken wat wij op dat terrein kunnen realiseren. We willen een perspectief voor de samenleving waarin de mensen weer werk hebben, veilig kunnen wonen en ruimte is voor recreatie, cultuur en waar sociaal draagvlak is. Wij zullen een blijvend pleidooi houden voor een provinciale sturingsfilosofie waarin samenwerken, vertrouwen, ruimte voor initiatieven van onderop, een faciliterende provinciale overheid en meedenken de centrale begrippen zijn. Wij blijven staan voor het Natuurakkoord als ondergrens. Dat zien we als een kerntaak van deze provincie. Daarnaast willen wij het komende jaar zichtbaar krijgen wat er van het Groenmanifest financieel realiseerbaar is. Wij zullen constructief meedenken in bezuinigingen, maar zijn daarbij zeker geen voorstander van lastenverzwaringen. We willen een impuls geven aan de regionale economie. Ik reken erop dat wij daarvoor de steun van de SP maar ook van de Partij van de Arbeid krijgen, van welke laatste partij de heer Visser als historicus aangaf dat er kans op werk moet zijn – iets waar ik me als collega-historicus graag bij aansluit. Wij moeten geen verloren generatie hebben. Dat is een
30
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 grote verantwoordelijkheid voor de politiek, gaf de heer Visser aan. En ook mevrouw Geerdink gaf het belang aan van economie en werk. Dus ik reken erop dat de Partij van de Arbeid, de SP en de VVD ons kunnen steunen bij het van tafel halen van de bezuinigingen als het gaat om economie, de cofinanciering van projecten en de arbeidsmarktprojecten. Wij willen die economische en arbeidsmarktprogramma’s bij de bezuinigingen ontzien, waarbij er wel gekeken kan worden naar slimme ombuigingen zoals de inzet van vermogen voor het faciliteren van bijvoorbeeld kredietunies in het bedrijfsleven. Je ziet nu dat de bedrijven zich zelf aan het verenigen zijn om investeringskapitaal voor collega-bedrijven los te maken. Het zou goed zijn als wij als overheid kijken hoe wij dat kunnen stimuleren in plaats van, zoals de SP voorstelt, het eigen vermogen via een eigen investeringsbank in die samenleving weg te zetten. Laten we gebruik maken van de kracht van het bedrijfsleven. Dan kunnen we een enorme impuls geven en kan er een enorm investeringskapitaal hier in de provincie worden gegenereerd. Dit vervanging van bancaire financieringen die erg moeilijk zijn. We zullen ook een continue oproep blijven doen in aansluiting op de behandeling van het RSP/MIT-pakket van vanochtend voor een volledige verdubbeling van de N33 vanuit het perspectief om de krimpregio’s dichter bij de stedelijke centra te brengen. We zullen een continue oproep blijven doen om projecten in versnelde uitvoering te krijgen, werk te maken van de versnellingsagenda en in de aanbesteding het oog te houden voor het regionale bedrijfsleven om een impuls te geven aan de regionale economie. Stelt u zich eens voor wat voor enorme investering in onze economie op jaarbasis het zou betekenen als wij de komende zeven jaar het volledige RSP/MIT-pakket tot besteding brengen. Wij beseffen dat om het natuurbeleid te ontzien en de economische stimulans in de benen te houden we in totaal 2,9 miljoen euro aan bezuinigingen moeten vinden. Daar hebben wij ook een pakket voor – die details zal ik nu niet met deze Staten delen. Ik wacht eerst even de reacties af over in hoeverre wij daarvoor steun hebben en eventueel kan ik in tweede termijn nog een onderbouwing geven over hoe wij dat geld zouden willen vrijmaken. De heer ZWERTBROEK (D66): Deze Statenperiode wordt gedomineerd door de crisis en de daaruit voortvloeiende vraagstukken. De financiën staan onder druk, alles hangt met alles samen: zowel versobering en bezuiniging als nieuw beleid. Deze situatie noopt tot een verdere specificatie van de provinciale kerntaken. De provincie trekt zich wat terug en zal zich meer en meer gaan richten op kerntaken. Daarnaast komen onderwerpen als krimp, onderwijs en arbeidsmarkt meer en meer in het vizier. Voor de provincie ligt er nog veel laken voor de schaar op velerlei gebied zoals natuur, modernisering van de landbouw, ondersteuning van stedelijke ontwikkeling in het landschappelijk gebied en natuurlijk de toenemende aandacht voor de energiesector. ‘De opdracht tot een kritische reflectie op ons eigen functioneren vullen wij in. We kijken kritisch naar ons zelf en geven inhoud aan hoe we als terugtredende provincie in relatie tot grotere gemeenten moeten gaan functioneren.’ Een citaat uit het rapport-Jansen. Ik hoor graag van het college of zij al stappen hebben ondernomen in de richting van die provincie 2.0 zoals ik het heb genoemd in een eerdere bijdrage. Wat D66 betreft zullen wij ons in deze veranderende tijden kritisch naar onszelf moeten kijken en inhoud moeten geven aan hoe wij als terugtredende provincie, straks zeker in relatie tot grotere gemeenten, effectief en positief kunnen bijdragen aan de toekomst van onze provincie, onze regio en daarmee ons land. Dit alles met minder middelen en met toenemende aandacht voor wat anderen, burgers, verenigingen, organisaties en bedrijven kunnen bijdragen aan deze ontwikkeling. Een sterke economie is van belang voor onze werkgelegenheid. Daarmee is het niet goed gesteld en is er zelfs sprake van onbalans. Enerzijds een sterk oplopende (jeugd)werkloosheid, anderzijds een dreigend personeelstekort in met name het Chemiepark Delfzijl en de Eemshaven. D66 is blij dat een groot concern zoals IBM zich gaat vestigen in Groningen. Maar, mijn fractie vind dat wij ook als het om werkgelegenheid gaat niet moeten stoppen met nadenken bij onze provinciale of nationale grens. Direct over de grens bij onze Duitse buren is ook een groot aanbod aan werk. In het verleden heeft D66 het idee van de EDR van een grensoverschrijdende vacaturebank ondersteund, deze is er gekomen. Daarnaast is er op initiatief van D66 een visie gekomen over de grensoverschrijdende samenwerking. In deze visie stonden onder andere Energie en Economie als twee kernthema’s in deze samenwerking. Welnu, D66 ziet grote kansen in verdere stappen richting grensoverschrijdende werkgelegenheid. Kan Gedeputeerde Staten aangeven wat er op dit moment gebeurt op dit gebied, en of GS voornemens is op dit terrein flinke stappen te zetten? In Oost-Groningen zijn er veel grensoverschrijdende initiatieven. Dat is mooi, maar gebeurd dit in een groter kader? Om versnippering te voorkomen is een provinciale regie rol al dan niet in samenwerking met de EDR wenselijk.
31
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 D66 is blij dat er ook verdere stappen worden ondernomen in de aanpak van jeugdwerkloosheid. Een probleem dat nu heerst, maar zoals het er naar uitziet, ook in de toekomst er zal zijn. Jongeren met een achterstand vinden moeilijk een baan op de arbeidsmarkt en daar moet aan gewerkt worden. Maar wat D66 betreft moeten wij breder kijken. Ook jongeren met mbo, hbo of academische opleiding vinden moeilijk een baan. Eerder genoemd voorbeeld over IBM is een voorbeeld dat er ook werk naar Groningen toekomt. De voorafgaande lobby is essentieel voor de toekomst van Groningen. Als het aan D66 ligt moeten wij flink inzetten op de aanpak van jongerenwerkloosheid om zo niet daadwerkelijk een ‘lost generation’ te krijgen. D66 is van mening dat de aanpak in nauwe samenwerking moet gaan met onderwijsinstellingen, bedrijven in de regio en maatschappelijke organisaties. Ook is het goed om te kijken naar goede voorbeelden elders in het land en wellicht in Europa, zodat hopelijk het wiel niet nog een keer uitgevonden hoeft te worden. Onder andere het Seaports Xperience Center is in stand gebracht om jongeren te interesseren voor techniek. D66 ondersteunt dit. Daarnaast hopen wij dat de Provincie ook stevig inzet op verspreiding van de bekendheid van deze vacatures in Groningen elders in het land, maar ook bij onze oosterburen. Kan het College aangeven wat er op dit terrein gebeurt? Kan de provincie nog verder inzetten op de bekendheid van de bedrijven en bijhorende vacatures buiten Groningen, zodat wellicht ook via deze weg mensen worden aangetrokken naar Groningen? Energie zien wij in onze provincie als de belangrijkste sector die bijdraagt aan een sterke regionale economie. Naast werkgelegenheid is ook de energietransitie een thema waar deze provincie grote kansen heeft. De provincie heeft vele beleidsterreinen waar hieraan uiting wordt gegeven: Duurzame Dorpen, LDEB’s, de Lokale Duurzame Energie Bedrijven, het 100.000-voertuigenplan en het 100.00-woningenplan. De Staten waren altijd erg enthousiast over deze plannen, zo ook de D66fractie. Kan GS aangeven hoe deze programma’s in de toekomst gaan lopen? Gaan de doelen alsnog gehaald worden? Wat betreft windenergie zijn duidelijke stappen gezet op weg naar de 850 megawatt in drie zoekgebieden. Aandachtig het rapport van het CPB gelezen te hebben, waarin uitstel met 5 jaar wordt bepleit, doet ons niet aarzelen de ingezette weg met kracht te vervolgen. De transitie naar een duurzame energieopwekking ligt in Nederland al achter en verdraagt geen vertraging. Ook is er vorige week gesproken over het Factory Outlet Centre (FOC), D66 ziet ook dit private initiatief als een kans voor werkgelegenheid en opwaardering van het winkelbestand binnen het stedelijk gebied in Oost-Groningen. Revascom heeft aangegeven dat zij nog steeds toekomst zien in de vestiging van een FOC in Groningen. D66 wenst het College veel succes in de gesprekken met de initiators van het FOC. Wij worden graag intensief op de hoogte gehouden van de actuele stand van zaken. Volgende week staat het onderwerp natuur op de agenda van de Staten. Dus kort iets over dit belangrijke onderwerp. Het moet mij van het hart dat dit onderwerp te lang niet op de agenda van de Staten is verschenen. Nog steeds bestaat er onduidelijkheid hoe vanaf 2014 het beheer en onderhoud gefinancierd zullen worden. Het wachten is op de verdeling van de 200 miljoen van het Rijk. Wel worden we op voorhand geconfronteerd met een bezuiniging van 1 miljoen. Inhoudelijk staat het een en ander nu op de rit: het Groenmanifest en de realisatie van de (weliswaar afgeslankte maar nog steeds robuuste) EHS in 2020. Na de zomer zal het belangrijke onderwerp zeker wat betreft de financiering van beheer en onderhoud z’n beslag krijgen. Ook zullen we het agrarisch natuurbeheer, het landschapsbeleid en modernisering van de landbouw beleidsmatig verder kunnen uitwerken. Mijn fractie is in ieder geval blij dat het onderwerp vaker op de agenda van Provinciale Staten zal komen te staan. D66 heeft van harte ingestemd met de Nota Ruimte voor Daadkracht, Provinciaal Beleid Bevolkingsdaling. Deze nota gaat over leefbaarheid en krimp maar bovenal om de rol van de provincie. Een coördinerende, faciliterende en soms regisserende rol, maar de mensen moeten het doen. Het gaat om hún leefbaarheid, om hún leefomgeving. Maak de bewoners verantwoordelijk, vertrouw op de kracht van mensen. Zij moeten het doen. Veel initiatieven hoeven helemaal niet zoveel geld te kosten. Het gaat om sociale cohesie, om betrokkenheid, om samen verantwoordelijk willen zijn, om creativiteit, om zij die daar wonen, leven en werken. Een ander onderwerp is de eenmalige financiële impuls, Actieprogramma Werk, Leefbaarheid en Energie, waarbij 30 miljoen voor Winschoten, Delfzijl en De Marne wordt vrijgemaakt. De plannen alsmede de projectaanpak voor deze twee steden en voor de gemeente De Marne zijn gepresenteerd. D66 stemt in met dit actieprogramma. Wij kunnen niet ontkennen dat deze extra impuls nodig is voor deze twee steden die zich duidelijk in zwaar weer bevinden. Voor de Marne geldt dat hier de mogelijkheid wordt gecreëerd voor een versnellingsagenda. De komende jaren zal het onderwerp leefbaarheid in onze provincie hoog op de agenda staan. Wel zijn wij benieuwd hoe de Staten op de
32
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 hoogte worden gehouden van de verschillende projecten en of ook nog instemming per project wordt verwacht. De provincie is gebaat bij een goede infrastructuur. De D66-fractie heeft altijd alle infrastructurele voorstellen gemeten aan de hand van de volgende kernwoorden – en als het mijn fractie ligt – kernwaarden: bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en duurzaamheid. D66 is blij dat er na het stoppen van de plannen rond onder andere de spoorlijn Groningen-Heerenveen er steeds meer concrete tekenen komen van alternatieve oplossingen voor tal van knelpunten – zonet ook besproken hier in de Staten. Zo is er onlangs een traject gestart in het zorgen voor een oplossing voor de inwoners van Bedum. Mijn fractie gaat er vanuit dat de gedeputeerde met optimale burgerparticipatie zal komen met een best mogelijke oplossing van het vrachtwagenprobleem aan de oostzijde van Bedum. Ook zijn er concrete plannen naar buiten gekomen om de bereikbaarheid van de Stad te verbeteren. Wij ondersteunen de inzet van de grote bussen die via de Westelijke Ringweg naar het Zernikecomplex zullen gaan rijden en er rondom een stationsgebied flinke verbeteringen zullen plaatsvinden. D66 is er met name trots op dat er stevig wordt ingezet op de internationale treinverbinding naar Noord-Duitsland. Een lang gekoesterde wens van D66 die wij altijd duidelijk hebben verkondigd. Dit is duidelijk zichtbaar in het addendum waarin een fors bedrag is gereserveerd voor deze treinverbinding. Onlangs werd bekend dat er een flinke stijging van reizigers te zien is op het traject Leer-Groningen. D66 is dan ook blij dat gedeputeerde Boumans komt met een plan om de verbinding verder te ontwikkelen. Kan de gedeputeerde aangeven in welke richting zo’n plan zou gaan en op wat voor termijn wij zo’n ontwikkeling zouden kunnen verwachten? Het is bij de D66-fractie bekend dat er ook bij het Rijk nog budget is voor internationale treinverbindingen, is de gedeputeerde ook met het Rijk in gesprek over de verbinding en zo ja, hoe verlopen deze gesprekken? Naast de internationale treinverbinding is mijn fractie ook benieuwd of de gedeputeerde aandacht gaat besteden aan het grensoverschrijdend busvervoer. Publicexpress is een succes. Maar op lokaler niveau beter grensoverschrijdend openbaar vervoer: is dat wenselijk? D66 draagt cultuur een warm hart toe. Maar ook cultuur ontkomt niet aan de bezuinigingen. Wel is bekend dat door de veranderingen met name op het gebied van media wellicht gelden overblijven – dit binnen het dossier cultuur. Wat D66 betreft worden deze eventuele vrijgevallen middelen binnen het programma cultuur ingezet zoals gebruikelijk is en niet in de doorverwezen naar de algemene middelen. Vandaag zijn wij bijeen in de een-na-laatste Statenvergadering van dit politieke jaar. Daarom sluit ik af met een deel van een gedicht van de Turkse dichter Yahya Kemal Beyatli. Het boek heb ik hier naast me liggen, het is interessant vakantieliteratuur. Hij omschreef hierin zijn passie voor Istanbul, zijn stad. Sommigen weten dat ook ik graag naar deze stad toe ga, maar ik denk dat dit voor iedereen opgaat die passie heeft voor zijn of haar thuis, voor Groningen. ‘Hoeveel schitterende steden zijn er niet te bewonderen in de wereld. Maar als er een is die betoverende schoonheid schept, ben jij dat wel. Hij die lange tijd in jou zijn leven leed, in jou gestorven is, in jou begraven werd, die heeft de langste droom beleefd, en voorwaar de allermooiste wel.’ De VOORZITTER: Hartelijk dank, dan schorsen we de vergadering. De tentoonstelling van de historische renovatie van de Statenzaal wordt zometeen geopend in het atrium. Daarna is er de lunch en dan beginnen we straks weer om kwart voor twee. [Schorsing van 62 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. We waren halverwege de behandeling gebleven in eerste instantie van de algemene politieke beschouwingen van de Staten. Aan het woord is de fractie van de PVV, de heer Van Kesteren. De heer VAN KESTEREN (PVV): In de jaarrekening wordt verantwoording afgelegd over de besteding van belastinggeld en het financiële beheer. Jaarrekening en begroting moeten dus betrouwbaar zijn. Badend in papier en cijfers ben je met de fractie en een aantal medewerkers aan het watertrappelen om er vooral niet in te verzuipen. De een concludeert dat er wordt gegoocheld met getallen in jaarrekeningen en nota’s. De ander zegt dat er een positief resultaat is, terwijl weer iemand anders tot de conclusie komt dat er sprake is van een verlies. Iedereen interpreteert de cijfers weer anders. Dat leidt tot verwarring. In deze brij van informatie komt een pleidooi voor een overzichtelijk volgsysteem dat een beter inzicht in de cijfers geeft dan ook als geroepen. Digitale monitoring van geldstromen met rapportages van gevoerd beleid, zoals in Overijssel inmiddels is geïmplementeerd, is een heel goed initiatief van dit College waarvoor hulde – mits een en
33
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 ander in de praktijk ook op adequate wijze zal worden uitgevoerd. In geuren en kleuren openbaar maken van de verschillende geldstromen naar de verschillende projecten en producten. Een belangrijke overweging wil ik het College toch meegeven. Laat geen misverstanden bestaan over het kleur bekennen in de uitwerking van de monitoring want dat zal niet meevallen. Laat ik de energietransitie eens als voorbeeld nemen. Groen: we zijn er goed mee bezig, we liggen op schema. Eindelijk zal de provincie volgeplempt worden met windturbines en de subsidiestroom is de komende jaren gegarandeerd. Voor het College groen, maar voor ons helaas rood. Oranje: we liggen weliswaar op schema maar ondervinden helaas nog enige tegenwind van burgers en actiegroepen. Maar die tegenwind zal, zo is onze inschatting, na een paar informatieavonden wel weer gaan liggen. Voor het College oranje, voor ons wederom rood. Rood: de voortgang van energietransitie loopt gevaar. Die dekselse Noordelijke Rekenkamer en het Centraal Planbureau concluderen nota bene dat het beleid voor duurzame energie nauwelijks effect heeft gehad en concreet nauwelijks iets heeft opgeleverd. We moeten echt voorkomen dat het draagvlak geleidelijk zal wegvallen onder de maakbare samenleving van duur betaalde luchtfietserij en zwaar gesubsidieerde gebakken lucht. Voor het College hartstikke rood, maar voor ons groen. De accountantsverklaring bevat een zogenaamde goedkeuringstolerantie. Het percentage van goedkeuringstolerantie voor fouten en voor onzekerheden leidend tot een goedkeuringsverklaring is wat ons betreft logisch. Toch hebben wij verder nagedacht over de invulling van de goedkeuringstolerantie. Aangezien Provinciale Staten bij de voorjaarsnota de kaders voor de komende jaren vaststellen, wil de PVV gebruik maken van de mogelijkheid om een voorstel te doen zodat de Staten veel meer zicht zullen krijgen op de begroting. Wanneer je op programma- en projectniveau gaat kijken, zijn de afwijkingen veel groter en juist hierop hebben Provinciale Staten nauwelijks zicht. Wij zouden graag zien dat de accountant ook gaat kijken op programma- en productniveau. Waarbij we willen aantekenen dat als er sprake is van onderbesteding, deze gelden weer terug zullen vloeien naar de algemene reserves – ik heb dit ook al aangegeven op de informatiemiddag over digitale monitoring. Willen we dat GS zeggen ‘Laat ons maar schuiven.’ of willen we als Staten meer zicht krijgen op dergelijke geldstromen? Dat is de kwestie. Onze motie over de goedkeuringstolerantie wil daarin voorzien en ik wil ook graag nog een motie over vrijgevallen gelden aan u overhandigen, voorzitter. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Goedkeuringstolerantie’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat in het controleprotocol van 12 november 2012 het normenkader en goedkeuringstoleranties zijn vastgesteld; de goedkeuringstolerantie voor fouten is afgerond op 1 procent en voor onzekerheden op 3 procent van de totale lasten; wanneer de goedkeuringstolerantie niet wordt overschreden, er een goedkeurende accountantsverklaring kan worden afgegeven; Overwegende dat de wijze waarop de goedkeuringstolerantie nu wordt toegepast slechts een globaal beeld geeft van de afwijking op de totale lasten; er een geheel ander beeld ontstaat door de goedkeuringstolerantie per programma toe te passen; als deze afwijkingen per programma wordt toegepast, de controlerende functie van Provinciale Staten beter uitvoerbaar wordt; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om de goedkeuringstolerantie niet alleen over de totale lasten te laten gelden, maar onverkort toe te passen op programma’s en productgroepen; En gaan over tot de orde van de dag.’ Dat is dan de motie met nummer 4, getiteld ‘Vrijgevallen gelden naar de algemene reserve’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat bij afronding van een project binnen een productgroep en/of programma er onderbesteding plaats kan vinden; Overwegende dat
34
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
wanneer vrijgevallen financiële middelen terugvloeien naar de algemene reserve als gevolg van afwijkingen per programma, de controlerende functie van Provinciale Staten beter uitvoerbaar wordt; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om ingeval van onderbesteding de vrijgevallen gelden terug te laten vloeien naar de algemene reserve, zodat PS daarover een nieuw besluit tot aanwending kunnen nemen; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Subsidies hebben maatschappelijk draagvlak nodig en dat is er niet wanneer bijvoorbeeld energietransitie voor de burger inhoudt dat z’n energienota op termijn zal verdrievoudigen. Omgaan met de realiteit blijft in het Groningse politieke bedrijf helaas nog te veel hangen in de ontkenningsfase waarin dogma’s zonder maatschappelijk draagvlak – lees: zonder instemming van het overgrote deel van de burgers – de ambities blijven bepalen. Subsidieonderzoeken in Noord-Holland en andere provincies en gemeenten, waaronder in de gemeente Groningen, hebben geleid tot verbetering van de controle op de subsidieverstrekking. In de gemeente Groningen werd een D66-initiatief gesteund door het CDA, de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdA en de Partij voor de Dieren. Graag zouden wij dan ook de volgende motie in willen dienen om ons aan te sluiten bij al deze provincies en gemeenten, met als doel een openbaar en gemakkelijk voor iedereen bereikbaar subsidieregister op de website van de provincie Groningen. De VOORZITTER: Dank. Dat is dan de motie met nummer 5, getiteld ‘Openbaar subsidieregister’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat de provincie Groningen jaarlijks vele subsidies verleent met een totale omvang van vele tientallen miljoenen euro’s; deze toegekende subsidies niet eenvoudig zijn terug te vinden op de provinciale website; deze subsidies momenteel per afdeling, programma en product en op verschillende niveaus inzichtelijk zijn; Overwegende dat verleende subsidies inzichtelijk gemaakt kunnen worden voor eenieder door een openbare publicatie op de provinciale website; openbare overzichtelijke publicatie van de subsidies de doelen van transparantie en toetsbaarheid van het bestuur ten volle dient; het publiek inzicht en toezicht op subsidiegelden versterkt kunnen worden, wanneer inwoners van de provincie Groningen beter op de hoogte zijn van ontvangst, omvang en doelstellingen van deze gelden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. alle actuele subsidietoekenningen te publiceren op de website in een overzichtelijk register en hierbij in ieder geval te vermelden op welk (deel)programma uit de provinciale begroting de subsidieverstrekking betrekking heeft, wie de subsidieontvanger is en een omschrijving van de subsidieaanvraag en de hoogte van het verleende subsidiebedrag te vermelden; 2. deze faciliteit zo snel mogelijk, maar in ieder geval per 1 januari 2014 te realiseren en Provinciale Staten daarover te informeren; 3. dit te communiceren naar de inwoners van de provincie Groningen; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VAN KESTEREN (PVV): De PVV wil het mes zetten in bepaalde subsidies en de opbrengsten daarvan juist inzetten voor bijvoorbeeld lastenverlagingen zodat alle Groningers profiteren en de bestedingen weer gaan toenemen. Het toepassen van de kaasschaafmethode als bezuinigingsinstrument zien wij als gebrek aan visie en geen heldere keuzes kunnen en durven maken. Het zal u niet verbazen maar de PVV kan dan ook geen goedkeuring verlenen aan deze Voorjaarsnota vanwege de keuzes van bezuinigingen en investeringen. Toch hebben wij gemeend om mee te moeten denken met het College en aan te tonen dat er minder bezuinigd hoeft te worden op economisch beleid zoals dit in de Voorjaarsnota 2013 worden voorgesteld. Wij willen straks dan ook een heuse tegenbegroting 2013 aanbieden aan het College en vernemen graag op korte termijn wat het College van onze voorstellen en alternatieven vond – we kunnen het haast wel raden.
35
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De VOORZITTER: Hier aarzel ik even over. U reikt mij iets aan, dat is mooi. Maar door het in ontvangst te nemen suggereren we dat wij daarvan kennis nemen op dit moment en dat doen we niet. Dus als u iets daaruit specifiek in het debat wilt brengen, dan moet u dat nu doen. Want alleen met het overreiken aan mij hebt u dat nog niet gedaan. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is bedoeld als een stuk waar wat tips in staan en wellicht bieden die aanleiding voor het College om te zeggen: ‘Hee, dat is zo gek nog niet.’ De VOORZITTER: We zullen in ieder geval ervoor zorgen dat het College het in handen krijgt. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik denk dat het de moeite waard is. De heer MOORLAG (gedeputeerde): De heer Van Kesteren refereert er even aan, maar ik stel voor om dat eventueel bij de begrotingsbespreking in september te betrekken. De VOORZITTER: Dan lijkt me dat het handig is dat het materiaal wel nu voor de Staten en voor het College beschikbaar komt. Dat zal ook het doel zijn van deze opdracht. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, een zeer sympathieke geste van de gedeputeerde, de heer Moorlag. Dank u wel. Nederland bevindt zich al enige tijd in een financiële crisis en de tijd dat het beter zal worden is nog lang niet in zicht. Veel Groningers leven in onzekerheid: ze moet bezuinigen want hun koopkracht daalt en het is nog maar de vraag of hun baan volgend jaar nog wel bestaat – ik denk daarbij ook aan mezelf. De werkloosheid stijgt iedere maand, in onze provincie helaas nog meer dan in andere delen van het land. En dat terwijl de banen in onze provincie voor het opscheppen liggen. Economische realiteit staat af en toe op gespannen voet met het College dat scherp vasthoudt aan wind en soms zelfs aan gebakken lucht in mijn beleving. We zullen in de volgende Statenvergadering onder andere meer zeggen over het frustreren van de komst van het Factory Outlet Centre, het FOC. Het College wil investeren in het MKB, in duurzaamheid, in innovatiebeleid – we hebben een aantal mensen hier daarover aan het woord gehoord. Volgens ons is het MKB – mensen met een eigen zaak en met een kleinere onderneming, gewoon bezig met overleven – niet meer en niet minder – zoals alle gewone mensen in deze provincie. Het MKB wil minder regels en lagere lasten. Wanneer daar fors op ingezet zal worden, zal dat pas echt resulteren in het door u zo gewenste maatschappelijk effect. Ondernemers, onder wie mensen met een eigen zaak, werken voor eigen risico en eigen rekening. Dit in tegenstelling tot bestuurders die geen risico lopen en in de regel werken op rekening van de belastingbetaler. In economisch mindere tijden is de tering naar de nering zetten bij ondernemers en belastingbetalers dan ook vanzelfsprekend. Zo niet bij bestuurders. Bestuurders houden – vaak tegen beter weten in – vast aan het doorzetten en zelfs opstarten van grote, veelal verlieslijdende prestigeprojecten veelal zonder enig draagvlak bij de bevolking, terwijl betaalbare en economisch verantwoorde alternatieven terzijde worden geschoven of zelfs worden gedwarsboomd. Natuurlijk moeten we niet alle bestuurders over één kam scheren, maar in de provincie Groningen ontkom je er bijna niet aan. Helaas moeten we het in deze provincie al decennialang doen met een rood ingefreesde profielschets van politieke ambtsdragers met expertise, ervaring en koester- en pampervaardigheden in het PvdA-netwerk – of moet ik zeggen het PvdA-bolwerk, heel begrijpelijk met zoveel aanhang. Maar ook ervaring met en bereidheid om met behulp van gemeenschapsgeld grote verlieslijdende prestigeprojecten op te starten en vervolgens weer te saneren is een pre op je cv. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ja, ik neem met verbazing kennis van het geraaskal bijna van de PVVleider in deze provincie. U hebt voor zover ik weet een groot deel van uw leven op kosten van de belastingbetaler geleefd zoals in het onderwijs en bij een asielzoekerscentrum enzovoort. En u gaat daar als een wilde tegen tekeer. Hoe moet ik dat rijmen? De VOORZITTER: Misschien moeten we dat ‘geraaskal’ en ‘wilde’ even weglaten. Beantwoordt u gewoon maar even de kernvraag, meneer Van Kesteren. De heer VAN KESTEREN (PVV): In mijn jonge jaren was ik wel wild, zeggen ze wel eens. Maar ik bestrijd de opvatting van de heer Rijploeg dat ik het grootste deel van mijn leven op de zak van de belastingbetaler heb geleefd. Dat is natuurlijk dikke onzin, want ik heb net mijn 40-jarig ambtsjubileum mogen vieren en ik werk me al vanaf mijn zestiende de pleuris. Dus wat dat betreft betaal ik ook
36
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 belasting en om nou te zeggen dat ik op de zak van de belastingbetaler heb geleefd vind ik toch wel een overbodige opmerking in dezen. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik ben hier degene die niet stelt dat mensen die in dienst van de overheid werken geen nuttig werk doen. Dat heb ík niet gezegd, dat hebt u net zelf betoogd. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nou, ik breek juist zelfs een lans voor mbo-leerlingen en werkgelegenheid, dus waar u dat vandaan haalt is dan uw eigen interpretatie. Maar ik wil nu verdergaan met mijn betoog als u het goed vindt, voorzitter. De VOORZITTER: Ga uw gang. De heer VAN KESTEREN (PVV): Dank u. Zelfs bij de PvdA zitten populisten, zo hoor je maar weer. Maar dan toch een positieve ervaring met een van de gedeputeerden. En dan heb ik het over mevrouw Van Mastrigt. Zij ziet duidelijk het belang van stage- dan wel werkplekken voor mboleerlingen – en ik ben werkzaam in het mbo. Besprekingen met belanghebbenden en betrokkenen over dit onderwerp hebben dan ook prioriteit, zo konden we vernemen in een van de commissievergaderingen in januari. De gedeputeerde was enthousiast in die vergaderingen en ik zou haar willen vragen welke concrete resultaten er zijn te melden van deze gesprekken en of zij bereid is ook functionarissen vanuit het werkveld van de ROC’s daarbij te betrekken. en of het werkveld van de ROC’s ook in deze gesprekken worden betrokken. Zo kan er een betere match ontstaan tussen bedrijfsleven, scholen en leerlingen voor meer stage- en werkplekken. Graag zou ik een motie hierover in willen dienen en het zou mooi zijn als zij zou worden aangenomen. Ik hoop ook vurig dat mevrouw Van Mastrigt deze motie kan aanbevelen bij de Staten. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 6, getiteld ‘Voldoende stage- en werkplekken voor mbo-leerlingen’, namens de fractie van de PVV: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat het mbo met een ernstig tekort aan stage- en werkplekken wordt geconfronteerd; studenten hierdoor studievertraging kunnen oplopen of zelfs helemaal niet kunnen afstuderen; Overwegende dat Gedeputeerde Staten gesprekken voeren met betrokkenen en belanghebbenden; Gedeputeerde Staten veel belang hechten aan voldoende aanbod van stage- en werkplekken voor met name het mbo; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om te overwegen om bij de gesprekken met betrokkenen en belanghebbenden ook functionarissen van de ROC’s te betrekken – te weten: stagecoördinatoren en begeleiders op de werkplek – opdat nog helderder zal worden waar in het mbo de knelpunten liggen en er nog gerichter naar concrete oplossingen van het probleem van vraag en aanbod van stage- en werkplekken en de afstemming daarvan kan worden gezocht; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Grunnegers willen bestuurders die bereid zijn om te faciliteren waar gewone burgers behoefte aan hebben, wat burgers van Groningen van hen vragen. Zo hebben steeds meer mensen moeite met zwaar gesubsidieerde energievormen en van bovenaf opgelegde infrastructurele schijnoplossingen. Terecht lopen bewoners van de zuidelijke stadswijken van de stad Groningen in de weg vanwege hun bezwaren tegen de aanpak van de Zuidelijke Ringweg. Het bereikbaarheidsplan van de PVV is een goed en betaalbaar alternatief dat de Stad niet voor jaren op de kop zet en onbereikbaar maakt. Het plan biedt een structurele oplossing voor het fileleed en de onbereikbaarheid van de Stad. Neem het plan – of voor mijn part delen van het plan – over. U zult er echt geen spijt van krijgen. Terecht verwachten gedupeerden van de aardbevingen dat het College in Den Haag pleit voor de veiligheid en de schadeloosstelling van hun beschadigde huizen Terecht komen bewoners van Bedum met reële alternatieven voor de verbetering van hun verkeersveiligheid. De heer Veerenhuis-Lens heeft daar al het nodige over gezegd. De vraag die ons bezighoudt is de vraag of geld wel het enige argument is voor de oostelijke variant of, nu dat argument is weggenomen, er wellicht nog andere motieven spelen. Dat alles heeft te maken met onvoldoende transparantie. Streef naar zo veel mogelijk transparantie. Media en volksvertegenwoordigers hebben hierin een belangrijke controlerende rol. Voorkom de schijn van belangenverstrengeling, het gebrek aan integriteit,
37
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 onzorgvuldigheid, misleiding, schimmige een-tweetjes met gemeentebesturen en partijfunctionarissen – ook wel achterkamertjespolitiek, zoals ik dat vaak heb genoemd. Alles zal uiteindelijk aan de oppervlakte komen, zo is mijn ervaring. Wat dat betreft zijn de tijden aan het veranderen. De heer SCHOENMAKER (PvdA): De heer Van Kesteren roept op tot transparantie. Hoe rijmt u dat met de schimmige financiële toestand van de PVV? De heer VAN KESTEREN (PVV): We zitten hier in de Provinciale Staten. Elke PVV-fractie is autonoom. Om mijn eigen fractie erin te betrekken: wij hebben absoluut geen enkele financiële geheimen, we overleggen alles met de griffie. We leveren elk jaar onze cijfers in en die worden gecontroleerd. Neem nu van mij aan dat die altijd positief zijn en dat kan ik niet van elke partij zeggen. De heer SCHOENMAKER (PvdA): Ik heb het natuurlijk over de landelijke kas van de PVV en we weten allemaal tegen openbaarmaking is van de stroman. De heer VAN KESTEREN (PVV): Dan wil ik het nogmaals zeggen: we hebben het hier over de provinciale politiek, we zijn een provinciale fractie en bij de PVV zijn we authentieke fracties die geheel zelfstandig opereren. Over de financiële handel en wandel hebben we het nu niet. Ik wil nu graag mijn verhaal afmaken en ik ga absoluut niet over de landelijke politiek of thema’s hebben. Ik betrek het op mijn eigen fractie waar ik als fractievoorzitter verantwoordelijk voor ben. En als u het hebt over financiële schimmige handel en wandel, dan betreft dat een fractie in Groningen. Ik vraag ook niet aan de Partij van de Arbeid of zij het landelijke partijbeleid hier gaan verdedigen. Met de Partij van de Arbeid ga ik in debat over provinciale zaken. De heer SCHOENMAKER (PvdA): Dit noem ik duikgedrag. De heer VAN KESTEREN (PVV): Goed, als ik nu weer in mijn betoog ga duiken, dan is iedereen weer tevreden. De Noordelijke Rekenkamer heeft in maart een rapport over de energiesector in Groningen uitgebracht. In 2007 zijn afspraken gemaakt over schone energie en het creëren van banen in de energiesector. We zijn gelukkig nog geen meter verdergekomen. En als het aan de PVV ligt worden in de windenergiesector dan ook helemaal geen meters meer gemaakt. Stoppen met die geldverslindende luchtfietserij is een harde conclusie maar dit inzicht zal op termijn als een frisse wind door Nederland gaan waaien. Tijd voor realiteit, tijd voor een frisse wind. De Noordelijke Rekenkamer en onlangs het Centraal Planbureau hebben daartoe onlangs het eerste voorzichtige aanzetje gegeven. Het fenomeen windenergie zal namelijk overwaaien omdat windenergie nooit rendabel zal worden. Maar vooral ook vanwege het verpesten van de leefomgeving van mensen. Het is zoals hoogleraar geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen Pieter Lukkes al eens schreef: ‘Voorstanders uit de milieubeweging handelen niet op basis van feiten maar vanuit een welhaast sektarisch geloof in windenergie. Zij vormen een kongsi met de windturbinebranche van bouwers, adviesbureaus en subsidieondernemers. Al die partijen hebben er belang bij dat het geloof in windenergie alom wordt verspreid en dat de tegenwind gaat liggen.’ Onze regering heeft zelfs enkele adviesbureaus de opdracht gegeven om uit te zoeken hoe de weerstand onder de bevolking tegen windturbines kan worden verminderd. Fors inzetten op de energietransitie zal Groningen veel werkgelegenheid opleveren en weer aantrekkelijk maken als vestigingsgebied zal bijna zeker een van de conclusies dan wel een van de aanbevelingen van de onlangs aangestelde commissie-Meijer in Groningen zijn. De commissie die onderzoek doet naar de imagoschade van de aardbevingen. Het energietransitiebeleid dat vanwege afbrokkelend draagvlak met voorspelbare conclusies en aanbevelingen van een tsjakka-commissie van de nodige status en autoriteit moet worden voorzien. Ik zou deze commissie dan ook graag willen meegeven om zeker oog te hebben voor het belang van gedupeerden van de aardbevingen en ook de toekomstige gedupeerden van windturbines als gevolg van de ingezette en voor het College onomkeerbare energietransitie. Van wind en beven kun je namelijk niet leven. De heilige missie van de provincie is om de turbines in elk geval geplaatst te krijgen. Dergelijke stokpaardjes blijken in werkelijkheid kreupele paarden waarbij dit College blijmoedig blijft hinken op twee illusies, namelijk de illusie van een succesvolle maakbare samenleving en de illusie van een onophoudelijke subsidiestroom vanuit Den Haag en Brussel. Over 10 jaar kunnen de pleitbezorgers van deze gekte zich niet meer verschuilen achter het cliché ‘met de wetenschap van nu hadden we er toen niet aan moeten beginnen’.
38
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De PVV blijft dan ook pal tegen de wind in achter de actiegroepen staan die geen windturbines in hun leefomgeving willen. Het is een gerechtvaardigde strijd die iedereen ook zou hebben gevoerd die ook zo’n kreng in uw achtertuin zou krijgen. Het College krijgt heel terecht de wind van voren van bewoners van bijvoorbeeld Ommelanderwijk over het beleid inzake windturbines in bewoond gebied. De heer Moorlag roeptoetert namens het College dat hij goede samenwerking met burgers nastreeft: daadwerkelijke inbreng in beleid opdat een en ander kan worden aangepast en kan worden bijgestuurd. De heer Moorlag, zo kunnen we lezen in het Dagblad van het Noorden, wil zich niet als een superwethouder gaan gedragen. Dat wisten we al want in een eerdere Statenvergadering bekende de heer Moorlag ook al geen ambitie te hebben als burgemeester van een groot windturbineeiland in de Noordzee, zoals ik voorstelde. Maar in de praktijk blijken inspraakavonden van de provincie dikwijls eenzijdige informatieavonden te zijn waarbij enkel een hosannaverhaal wordt verteld over het uitgestippelde beleid en tegenstanders zoveel mogelijk uit de wind worden gehouden dan wel van de weg worden gereden als we het over de alternatieven hebben van de ringweg rond Bedum. Voor nader onderzoek of bezinning is in de regel geen tijd en ruimte, zo moeten we helaas constateren. Ik hoor ook dat we bij de Duitsers in de keuken gaan kijken om te leren van de offshorewindenergiesector. Die Energiewende, Herrn Vorzitsender, wird auch in Deutschland überholt von der Wirklichkeit. Niet alleen de voors maar zeker ook de tegens zijn van belang om echte lessen te kunnen trekken. Ik zou u graag de uitspraak van de heer Bimbaum op 17 januari in de Euroborg onder de aandacht willen brengen, een specialist met contacten in de Duitse windenergiesector en ik citeer: ‘Als ik een windmolenpark op zee zou exploiteren dan zou ik dat onmiddellijk verkopen.’ Dat heeft hij werkelijk gezegd. Ook zou ik graag de wijze woorden van onze collega de heer VeerenhuisLens in dezen willen herhalen, die hij deed in de vorige Statenvergadering: ‘Ik ben benieuwd wat er van dergelijke ambities over zou blijven wanneer de subsidiestroom er niet zou zijn.’ Daarin heeft hij natuurlijk helemaal gelijk. De ambitie van dit College is om een communicatief beleid te realiseren dat oog en oor heeft voor wat er speelt in de samenleving, in samenspraak met belanghebbenden. Met als resultaat: draagvlak voor en betrokkenheid bij provinciaal beleid. Echter, burgers met goede ideeën, die het Stads- en Provinciebestuur willen behoeden voor grote uitgaven door met goedkopere en adequatere oplossingen te komen, worden in de praktijk veel te weinig gehoord. Men doet bij voorkeur zaken met hoogleraren, bestuurders en aanverwante advies- en projectbureaus – hoe integer ook – en slaat deskundige ondernemers en burgers waar men haar voordeel mee kan doen bewust dan wel onbewust – dat weet ik niet – gewoon over. De provincie van morgen moet voor de burger een herkenbare bestuurslaag zijn, die laat zien waaraan zij haar legitimiteit dankt. Niet met de bekende slogan ‘GS komt naar u toe deze zomer’, wanneer iedereen op vakantie is, maar op gepaste momenten en ruim bemeten in tijd. Energietransitie heeft volgens GS een masterplan nodig. De PVV adviseert een rampenplan voorzitter vanwege de ramp voor de leefomgeving en de portemonnee van de inwoners en dus de economie van deze provincie. Energy Valley, de energietransitie: voor ons zijn het niet meer dan ambitieuze luchtballonnen van welgestelde wereldverbeteraars en subsidieondernemers die de Groningse samenleving gesubsidieerde werkgelegenheid oplevert waar men in de voormalige Sovjet-Unie de vingers bij af zou likken. De vergelijking door onze gewaardeerde gedeputeerde, de heer Moorlag, met de autoindustrie in Duitsland gaat dan ook volledig mank. Er wordt wel eens geroepen dat de zogenaamde duurzame Energy Industry zichzelf op den duur zal kunnen financieren. Nou, ik kan u zeggen: dat zal nooit gebeuren. Dit College blijft onder aanvoering van de heer Moorlag dan ook dromen van een aanzienlijke werkgelegenheid in een florerende windenergiesector en een onuitputtelijke subsidiestroom vanuit Den Haag en Brussel. Voor ons niet meer dan de nachtmerrie van een bodemloze groene imagoput waarbij voortschrijdend inzicht en conclusies van onafhankelijke onderzoeksinstituten zoals de Noordelijke Rekenkamer en het Centraal Planbureau maar niet willen leiden tot het steken van energie in logische aanpassingen in het beleid. Beroepswereldverbeteraars – zoals ik ze noem – zouden eens hun blik moeten verruimen of een frisse wind kunnen ervaren op Groenerekenkamer.nl of Groeneleugen.nl. Probeer eens op die sites te kijken. Groen, duurzaam, energietransitie. In Groningen het evangelie van een religieuze missie. Zelfs de Euroborg – voor voetbalsupporters van de FC een heilige voetbaltempel, zoals ik ook ben – wordt nota bene inmiddels geclaimd door aanhangers van de religie der duurzame vergroening als de Groene Kathedraal. Het moet niet gekker worden. De heer Moorlag zou zich in Groningen onsterfelijk maken wanneer hij de revolutie ‘Stop windenergie’ zou gaan leiden. Het zou hem in de Groene Subsidiekathedraal niet geliefd maken maar in de Groene Voetbalkathedraal van de gewone man – toch ook uw doelgroep – des te meer.
39
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Tot slot. Geacht College, anticipeer op wat komen gaat en keer terug naar de basis. Terug naar wat burgers echt willen en dat is overleven, perspectief voor hun gezin, het oplossen van dagelijkse praktische problemen zoals verkeerveiligheid in hun wijk, veilig en prettig wonen of compensatie voor hun in waarde gedaalde huis. Van wind en beven kun je immers niet leven. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik durf hierna bijna niet meer over offshorewindenergie meer te praten. Maar ik heb van mijn kant een ander verhaal voorbereid en daar brei ik verder op door. Deze tijd vraagt om verbinding – we hebben dit woord vandaag al een paar keer horen vallen. De crisis slaat diepe gaten in onze economie en samenleving. Dat wordt nu steeds meer duidelijk. Er is onzekerheid over de toekomst, over een baan, over een pensioen en het opbouwen van een bestaan, over de beschikbaarheid van goede zorg als we die nodig hebben. We hebben zorg over de oude en de jonge generaties die dreigend tegenover elkaar komen te staan. Meer dan ooit vraagt deze tijd in onze ogen om verbinding, om de ontstane kloven te overbruggen en te voorkomen dat nieuwe zullen ontstaan. De ChristenUnie wil daarin ook een bijdrage leveren. Wij staan voor een dienstbare overheid die betrokken is bij de leefomgeving en een bloeiende samenleving waarin iedereen kan meedoen. We spreken vandaag over de Voorjaarsnota naast de algemene beschouwingen, over de voorgenomen plannen van de provincie voor het komende jaar. Een jaar waarin de onzekerheid over de aanpak van juist de grote vraagstukken op het gebied van de economie, zorg, wonen en werkgelegenheid voort zal duren. We willen ook een appèl doen hierbij op de regering om daarin stappen te maken, waarbij de druk op gemeenten toe zal nemen door een uitbreiding van het takenpakket door decentralisaties en een jaar waarin gemeenteraadsverkiezingen op komst zijn. Wel maken wij ons zorgen over 2013 en 2014, jaren waarin een opeenstapeling dreigt van bezuinigingen die hun beslag krijgen van rijkswege, vanuit de provincie en vanuit gemeenten. Bezuinigingen die ook onze inwoners direct zullen treffen. De moeilijke keuzes die in deze tijd ook op de provincie afkomen, nemen wij in verantwoordelijkheid maar uit overtuiging. In de Voorjaarsnota is voor een groot aantal programma’s nog niet precies duidelijk hoe de bezuinigingen uiteindelijk zullen worden ingevuld. Wij vragen het College om de Staten bij de definitieve uitwerking bij de begroting danwel de integrale bijstelling te betrekken. Bij de onderbesteding over 2012 hebben we bij de behandeling van de jaarrekening voldoende stilgestaan. Met de motie die we mede met de VVD hebben ingediend hopen we een stap te zetten naar een constructieve oplossing voor dit punt. Door de vele aandacht die in deze dagen naar de crisis uitgaat, mogen we het samenleven en –werken, de zorg voor elkaar en voor de schepping niet uit het oog verliezen. Dit brengt ons naar de mogelijkheden voor dit jaar en voor de komende jaren. Wij willen als ChristenUnie een aantal voorstellen doen dat wat ons betreft prioriteit en aandacht verdient. De kern is dat we toe willen werken naar een meer duurzame economie, waarin we de werkgelegenheid en een groene economie stimuleren dat er voldoende zorg is voor elkaar – in het bijzonder voor hen die moeilijk mee kunnen komen – en dat we aan een goede woon- en leefomgeving werken waarin we voor jongeren een goede plek creëren om op te groeien. Als we het hebben over het stimuleren van werkgelegenheid – ook voor hen die moeilijker mee kunnen komen – dan denken we in het bijzonder aan de sociale werkvoorzieningsbedrijven in onze provincie. Ongeveer twee weken geleden heeft een deel van onze fractie in het kader van een Wmotour, georganiseerd door de ChristenUnie, een werkbezoek gebracht aan WEDEKA in Stadskanaal. Tijdens het bezoek kwam onder andere aan de orde hoe de aangekondigde kortingen op de Wsw, u ongetwijfeld bekend, zowel de SW-bedrijven als de gemeenten in het nauw brengen. Een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen geeft aan dat er gemiddeld vier keer zoveel mensen werken binnen dit SW-bedrijf ten opzichte van de rest van Nederland. En dit in een regio met een dalende werkgelegenheid. Van de gemeenten wordt verwacht dat ze de kortingen die de SW-bedrijven aankondigen een op een doorrekenen in de meerjarenramingen. Aansluitend moeten ze komen met realistische ombuigingsvoorstellen om langjarig weer op nihil te sluiten. Onze inschatting is dat dit voor sommige Groninger gemeenten ondoenlijk is en dat we het risico lopen dat de gemeenten daardoor als direct gevolg richting preventief toezicht gaan terwijl ze verder weinig tot geen financiële problemen hoeven te kennen. De eerste maatregelen zijn reeds genomen: bij WEDEKA is dat het niet-omzetten van tijdelijke contracten naar vaste contracten. Dit houdt in dat er op korte termijn bij dit SW-bedrijf 180 tijdelijke contracten niet worden verlengd, met andere woorden dat er 180 mensen thuis komen te zitten met weinig tot geen uitzicht op een reguliere baan. Dit betekent een grote impact op de werkgelegenheid in die regio. Wij zijn ons ervan bewust dat er landelijk ook wordt gekeken naar deze ontwikkeling, mede naar aanleiding van een motie van het CDA, de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie. Maar tot op heden is er geen garantie dat de regio een uitzonderingspositie krijgt. Dus
40
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 bestaat er een grote kans dat we als provincie met onze financiële toezichthoudersrol ook met deze problematiek te maken krijgen. Het gaat er onze fractie om dat we graag een provinciaal beeld willen krijgen van de situatie met betrekking tot de SW-bedrijven in onze provincie. Regeren is vooruitzien. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 7, getiteld ‘Gevolgen bezuiniging sociale werkvoorzieningen’, namens de fracties van de ChristenUnie, de SP, de PVV, D66, de PvdA, GroenLinks, het CDA, de Partij voor de Dieren en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat in delen van Groningen naar verhouding bijna vier keer zoveel mensen werkzaam zijn bij een sociale werkvoorziening als het landelijk gemiddelde; er de komende jaren bezuinigd wordt op het budget van de sociale werkvoorzieningen; het nieuwe rijksbeleid voor de sociale werkvoorzieningen en de financiële gevolgen daarvan nog onduidelijk zijn; deze kortingen en onzekerheid nu al gevolgen hebben voor de begroting en meerjarenraming van de gemeenten; Overwegende dat de SW-bedrijven veel inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt werkgelegenheid bieden en/of naar werk begeleiden; de gemeenten en SW-bedrijven tijd nodig hebben voor de hervorming van de sociale werkvoorzieningen; gemeenten en gemeenschappelijke regelingen zonder structureel en reëel evenwicht op de begroting en meerjarenraming onder preventief toezicht van Gedeputeerde Staten komen te staan; nog niet duidelijk is welke regiospecifieke oplossing de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat bieden aan delen van de provincie Groningen; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. te onderzoeken welke gemeenten als gevolg van de SW-bedrijven vanwege de bezuiniging en onzekerheid onder preventief financieel toezicht dreigen te komen; 2. te onderzoeken welke gevolgen het nieuwe rijksbeleid heeft voor de werkgelegenheid in de provincie Groningen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; 3. naar aanleiding van deze onderzoeken in beeld te brengen of en zo ja, hoe de provincie een rol kan vervullen in dit vraagstuk vanuit de rol van toezichthouder op de gemeentefinanciën en vanuit het oogpunt van werkgelegenheid en economische ontwikkeling; 4. bij het Rijk te bepleiten snel met duidelijkheid te komen betreffende regiospecifieke oplossingen voor regio’s in de provincie Groningen; 5. Provinciale Staten uiterlijk 31 oktober 2013 over de voortgang en resultaten te informeren; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ten aanzien van werkgelegenheid zien wij juist wél goede kansen voor de werkgelegenheid in de sector van de offshorewindenergie. Daarin ondersteunen wij ook de ambities die het College heeft. Wat betreft wind op land hebben we in Nederland wellicht de boot gemist met het oog op werkgelegenheid en het creëren van een exportproduct. Daar zijn de Denen – dat is hier eerder aangehaald – een stuk beter in. Met wind offshore zien wij hiervoor nieuwe kansen. Werken aan een groene economie die als banenmotor kan dienen. De Eemshaven is strategisch goed gelegen en heeft ruimte. Wat dat betreft is de opening van de windmolenservicehaven van Orange Blue onlangs in de Eemshaven een fantastisch voorbeeld. Wij roepen het College op ook haar bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een North Sea Countries Offshore Grid, een net op zee dat ook voor de economische ontwikkeling van offshorewindenergie voor onze regio van belang is. We roepen het College op volop gebruik te maken van de beïnvloedingsmogelijkheden die dit heeft bij het Rijk. Het is belangrijk voor jongeren een goede plek te creëren waar ze kunnen opgroeien. Dat geldt voor alle jongeren, maar ook voor de jongeren die daarbij zorg behoeven. De decentralisatie en de stelselwijziging van de jeugdzorg komen zo langzamerhand in een echt cruciale fase. Voor ons is een belangrijk en concreet zorgpunt de garanties rondom het moment van overdracht. Krijgen de jongeren die op 31 december 2014 jeugdzorg ontvangen, een dag later nog steeds dezelfde zorg als ze die nodig hebben? Het belang van goede overgangsregelingen is groot, de jongeren en gezinnen in zorg zouden niets van de overdracht moeten merken, slechts in positieve zin. Wij willen het College hierbij
41
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 oproepen alles in het werk te stellen om te komen tot goede regionale afspraken omtrent de overgangsregelingen. Het akkoord tussen Rijk, IPO en VNG heeft de afspraken in onze ogen doorgeschoven naar de regio’s. Het is voor ons een belangrijk zorgpunt. We weten dat de financiën een bottleneck kunnen zijn in deze overdracht. Het overleg betreft voor zover wij weten momenteel met name de portefeuillehouders jeugd van de gemeenten. Wij hechten eraan dat in deze overdrachtsperiode ook de portefeuillehouders financiën van de gemeenten worden betrokken. Wij roepen het College op daar een invulling aan te geven. Graag een reactie van het College op deze oproep. Ten aanzien van de goede woon- en leefomgeving zijn wij blij met investeringen die zijn voorgenomen in Delfzijl, Winschoten en De Marne. En in dit kader citeer ik van onze provinciale website: ‘Ondertussen in de provincie… is het hier prettig wonen en leven’. Graag zouden wij vandaag aandacht willen vragen voor de krimpproblematiek in de provincie, vooral die in de Eemsdelta, het Oldambt en De Marne. In het feit dat de provincie in verschillende trajecten participeert schuilt het gevaar dat krimp als apart dossier wordt gezien. Wij willen hiervoor waken en blijven zoeken naar de samenhang tussen de beleidsterreinen, die gevolgen kunnen hebben voor de woon- en leefbaarheid van deze kwetsbare gebieden. Onze fractie vraagt het College te overwegen in voordrachten ook te reflecteren op de gevolgen van die voordrachten op de woon- en leefbaarheid van een bepaald gebied. De ChristenUnie maakt zich oom sterk voor goed bestuur. Daar hoort ook het bewaken van de kwaliteit van besluitvorming bij. Decentrale overheden vallen direct onder Europese regelgeving, waaronder de staatssteunregels. Zij zijn verantwoordelijk voor de naleving en een correcte toepassing ervan. Het verlenen van steunmaatregelen moet in beginsel ter goedkeuring gemeld worden bij de Europese Commissie: zij heeft de exclusieve bevoegdheid om steunmaatregelen te beoordelen dan wel ter kennisgeving te melden als er sprake is van een uitzondering of een vrijstelling. In de afgelopen jaren heeft onze fractie meerdere malen aandacht gevraagd voor het onderwerp staatssteun, onder meer bij de Cultuurnota en in het kader van het provinciale grondverwervingbeleid, naar aanleiding van het rapport van de Noordelijke Rekenkamer hierover. Maar de provincie komt in vrijwel alle beleidsportefeuilles in meer of mindere mate in aanraking met die Europese regelgeving, waaronder de regels met betrekking tot staatssteun. Het is een ingewikkeld leerstuk maar als de regels niet correct worden nageleefd, brengt dit soms behoorlijke risico’s met zich mee. Momenteel hebben we daar als Staten onvoldoende inzicht in. Met het oog op onze controlerende taak en onze zorg voor de kwaliteit van de provinciale besluiten dienen PS tijdig inzicht te hebben in de Europeesrechtelijke aspecten en risico’s. Onze fractie wil daarom dat het huidige beleid en beleidsvoornemens worden doorgelicht op de staatssteunaspecten. Dat er een risicoinventarisatie wordt uitgevoerd en ook een juridische toets in situaties waarin mogelijk sprake is van al dan niet geoorloofde staatssteun – we noemen dit een legal audit. Doel is om het bewustzijn van steunaspecten te vergroten en het in beeld brengen van risicogebieden in het provinciaal beleid. In beginsel is het een staatssteunverbod maar het is wel een verbod dat veel uitzonderingen kent. Er kan dus heel veel en wij pleiten voor duidelijkheid. De Staten moeten deze uitzonderingen in ieder geval kennen bij besluitvorming. De grootste winst wordt behaald door in het traject richting besluitvorming de staatssteunaspecten te beoordelen, dus vooraf. Dat is beter dan achteraf tot de conclusie komen dat de steun nooit had mogen verleend, met als mogelijk gevolg dat de handeling die is verricht moet worden teruggedraaid. Het kan hierbij gaan om het terugbetalen van een subsidie of het alsnog betalen van een marktconforme rente of grondprijs. Tevens zou het ultiem kunnen leiden tot een nietgoedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening. Ik hoef niet uit te leggen dat dit zeer onwenselijk is. Wij dienen daarom een motie in. De heer POST (GroenLinks): U streept aan in uw betoog dat het beter is vooraf de regels goed te kennen en te weten hoe het allemaal goed werkt dan dat je achteraf mogelijk in de problemen zou komen. Hebt u voorbeelden van hoe vaak dat gebeurt, hoe effectief de maatregel is die u hier voorstelt en ik zou u ook willen vragen in hoeverre uw voorstel zich verhoudt tot de plannen over deregulering die ook in dit Collegeprogramma zijn opgenomen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Deregulering is gewoon onderdeel van de regelgeving die de overheid in acht dient te nemen. Dus je kunt dat niet veranderen. De heer POST (GroenLinks): U roept nu op om iets extra’s te gaan doen. Dat is toch uw aanbeveling? Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Nee, wij roepen op om iets te gaan doen wat misschien nog voldoende gebeurt en waar wij nu als Staten nu nog onvoldoende inzicht in hebben. Dat is in
42
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 ieder geval wel zeker. Het is gewoon een heel complex vraagstuk, maar er zijn goede voorbeelden in ons land van provincies die beslisbomen hebben opgesteld of die subsidietoetsen digitaal ter beschikking hebben gesteld voor de gebruikers: het ambtelijk apparaat, de bestuurders, maar ook eventuele subsidieontvangers. Daarbij kunnen ze vragen beantwoorden en dan kom je uiteindelijk wel uit of je in aanraking komt met staatssteunbepalingen of je onder een vrijstelling valt en zo ja, wat je dan moet doen. Dus eigenlijk is het iets wat gewoon in de praktijk door de overheden gehanteerd moet worden, maar wij zien dat daarin toch wel een aantal zorgpunten is. En een heel concreet voorbeeld dat we onlangs aan de orde hebben gehad is het rapport van de Noordelijke Rekenkamer over de grondverwerving. Het is belangrijk dat je intern een staatssteuncheck hebt, dus we willen een inventarisatie hebben van hoe staatssteunproof wij hier werken. Maar nog belangrijker vinden wij – en dat is echt een ander aspect – om voor de Staten inzichtelijk te maken wat hiermee samenhangt. Want, zoals gezegd, er kunnen risico’s aan verbonden zijn en die willen wij heel graag inzichtelijk hebben alvorens wij een besluit nemen. Daarom roepen wij het College om daarover met een voorstel te komen. En dat doen we door middel van een motie die ik zojuist heb ingediend. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 8, getiteld ‘Staatssteun’, namens de fracties van de ChristenUnie, de VVD, het CDA en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat de provincie in vrijwel alle beleidsportefeuilles in meer of mindere mate in aanraking komt met Europese regelgeving, waaronder de beleidsregels met betrekking tot staatssteun; Overwegende dat van de provincie verwacht mag worden bij haar handelen het recht in acht te nemen, waaronder ook het Europese recht en de daaronder vallende staatssteunbepalingen; niet-naleving van die staatssteunbepalingen (soms behoorlijke) risico’s met zich meebrengt; Provinciale Staten met het oog op hun controlerende taak en de zorg voor de kwaliteit van provinciale besluiten, tijdig inzicht dienen te hebben in de Europeesrechtelijke aspecten en risico’s Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. een legal audit uit te laten voeren door een accountant, gericht op de gevolgen van Europese staatssteunregels voor het bestaande en toekomstige provinciale beleid met het oogmerk de risicogebieden in het provinciaal beleid in beeld te brengen en de resultaten hiervan vóór 1 maart 2014 aan Provinciale Staten voor te leggen; 2. op korte termijn een voorstel te doen aan Provinciale Staten over de wijze waarop het College bij het invullen van haar actieve informatieplicht de Europeesrechtelijke aspecten en risico’s van provinciale besluiten inzichtelijk gaat maken voor Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In het komende jaar gaat de provincie verder met het uitvoeren van het natuurakkoord, we spreken er volgende week nog over. Nadat we de discussie hebben gevoerd over de ontwikkeling naar een duurzame landbouw gaan we over tot uitvoering van het landbouwakkoord, dat breed gedragen is in deze Staten en waarin ruimte voor boeren en ook voor de omgeving centraal staan. We gaan verder met het ontwikkelen van duurzame energie in onze provincie waar zoals gezegd voor onze provincie kansen liggen zoals bij offshorewindenergie. We gaan voort met het proces van het decentraliseren van de jeugdzorg en we gaan aan de slag met de aanpak van jeugdwerkloosheid. In de praktijk zien we al een aantal heel goede voorbeelden en deze en volgende week hopen we een aantal werkbezoeken af te leggen met verschillende fracties om die best practices ook in beeld te krijgen. Daarnaast – en dat vinden we ook heel belangrijk – gaat er een traineeprogramma van start. De belangstelling hiervoor is groot, ervaren wij. Onlangs heb ik gesproken met een veelbelovende afstuderende studente die over de hele wereld had gestudeerd, maar hier is opgegroeid en graag haar kennis weer wil inzetten in deze regio. Ontzettend inspirerende voorbeelden zijn dit en wij vinden dit een goed initiatief dat in deze provincie wordt uitgevoerd en ook uitstraalt dat we ook in onze eigen organisatie kansen willen bieden voor werkgelegenheid voor recent afgestudeerden. In de Voorjaarsnota zien we onze intenties uit het addendum verwoord en concreet gemaakt. In de voortgang van de genoemde discussies en processen kunt u van de fractie van de ChristenUnie een constructieve, meedenkende houding verwachten. Dan kom ik tot een afronding. Ik begon met de behoefte aan verbinden. Mede vanuit die gedachte willen wij het komende jaar ons werk in de provinciale politiek vormgeven. Wij willen daarbij ook leren van de ons omringende landen, over de grens kijken. De ambities die we met elkaar nastreven ook in het contact met onze collega's over de grens dragen wij een warm hart toe. Steeds weer beseffen we dat de landen om ons heen kampen met dezelfde vraagstukken en dat dezelfde argumenten een rol in
43
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 de discussies spelen, maar de oplossingen en antwoorden willen nog wel eens verschillen. En juist daarin kunnen we van elkaar leren en kennis en ervaring uitwisselen. Goede voorbeelden doen in onze ogen goed volgen. Wij zijn volksvertegenwoordigers en proberen onze rol op een goede wijze te vervullen, dit alles onder de zegen van onze God. De tijd waarin wij leven vraagt naast verbinding ook om wijsheid. In de wetenschap dat velen die wijsheid voor u en ons, als bestuurders van deze provincie, benoemen in hun gebeden, wensen wij u allen deze wijsheid en zegen van harte toe bij de uitvoering van onze verantwoordelijkheden. De heer POST (GroenLinks): Deze Voorjaarsnota zouden wij, als medeopsteller van het Collegeprogramma 2011-2015 moeten kunnen herkennen en onderschrijven. En dat is deels ook zeker het geval. Zo zijn we content met de extra middelen voor fietsprojecten en de spoorlijn naar Bremen om enkele willekeurige voorbeelden te noemen. Ook de grote aandacht voor de aanpak van de gevolgen van de krimp spreken ons zeer aan. Maar op een aantal belangrijke punten signaleren we ook een trendbreuk en herkennen we als fractie van GroenLinks een aantal urgente zaken beslist niet. Natuurlijk wisten we dat bij de aantreding van het nieuwe College, eerder dit jaar bij de bespreking van het addendum, een aantal nieuwe keuzes zou worden gemaakt. En bij het lezen van de nieuwe plannen wordt mijn fractie herbevestigd in de juistheid om uit de coalitie te treden. De keuze voor megastallen bleek slechts een opmaat naar het afstand nemen van duurzame en groene plannen van onze oud-coalitiegenoten in deze Voorjaarsnota. In de Voorjaarsnota wordt een begrotingsruimte gepresenteerd van 4,37 miljoen euro en voorgesteld wordt hieraan nu geen verdere invulling te geven, terwijl een flexibel budget van 2 miljoen wordt voorgesteld. Met het College zijn wij van oordeel dat een behoedzaam financieel beleid verstandig lijkt. Zeker ook gezien de aangekondigde landelijke discussie met betrekking tot de 6 miljard aan extra rijksbezuinigingen. Maar zo blijven we wel bezig. Ieder jaar hebben we te maken met een mate van onzekerheid op het gebied van de rijksfinanciën en willen we behoedzaam begroten. Maar ieder jaar bespreken we ook weer een jaarrekening waarbij blijkt dat we veel geld niet hebben uitgegeven zoals we hadden voorgenomen. Dat bleek ook dit jaar weer het geval en zeker ook op het gebied van nieuw beleid. Waarom dan toch een dubbele slag om de arm gehouden? Bij een krimpende begroting toch vasthouden aan een even hoog flexibel budget? En waarom niet kiezen voor het verlagen van de bezuinigingstaakstelling nu het perspectief sinds de laatste weken iets is verbeterd? Door die keuze dwingt u zich tot het maken van verregaande keuzes en toont u zich daarin zeer selectief. GroenLinks wil ook selectief zijn en kiest er daarom voor haar beschouwingen te richten op haar eigen prioriteiten. De komende maanden zal duidelijk maken of wij er als provinciaal bestuur in zullen slagen de discussie met de Groninger gemeenten over een nieuwe bestuurlijke indeling in onze provincie op een goede manier te kunnen blijven voeren. De wetenschap dat er niet slechts één oplossing denkbaar is, dat er voldoende gelegenheid moet zijn voor gemeenten om het gesprek te voeren met haar inwoners en dat zorgvuldigheid in het proces voorop moet staan heeft de afgelopen periode onder druk gestaan. Het beeld van mijn fractie is dat het merendeel van de gemeenten goed heeft geanticipeerd op de uitkomsten van de visitatiecommissie en de discussie volop is aangegaan. Het pleidooi van meerdere gemeenten dat de zorgvuldigheid niet onder druk mag komen te staan door vast te houden aan eenzijdige deadlines vindt begrip bij mijn fractie. Ons beeld is dat dit niet wordt gebruikt als vertragingstactiek maar om het proces met onze inwoners op een goede manier te kunnen afronden. De reactie vanuit GS hierop vinden we ietwat geforceerd en we vrezen dat dit de onderlinge verhoudingen onnodig onder druk heeft gezet. Een stukje overdreven daadkracht wellicht? We kijken uit naar de reactie van het College op het totaalbeeld dat de gemeenten tot nu toe hebben aangeleverd en hopen op een constructieve samenwerking tussen de VGG en de provincie in het verdere verloop van het proces. Die samenwerking is voor ons onvoorwaardelijk en succesbepalend. Het gaat GroenLinks niet om de grootte van een toekomstige gemeente maar om de mate waarop de nieuw te vormen eenheid in staat is haar toekomstige taken voor de burgers uit te voeren. Dat laatste zeker ook met het oog op de financiële ontwikkelingen bij gemeenten en haar opdracht in het kader van de decentralisaties, waaronder met name die op het gebied van de jeugdzorg. Zeer recent werd in de landelijke media door deskundigen grote zorg uitgesproken over een adequaat gemeentelijk jeugdzorgbeleid na 2015. Deelt GS die zorg? Voor GroenLinks blijft het adagium ‘OV voor OV’ overeind en blijft het voor ons onverteerbaar dat er buitenproportionele provinciale middelen verschuiven van OV-projecten naar extra asfalt voor de N33. Daarom hebben we zojuist bij de bespreking van het vorige agendapunt een motie ingediend, die maar nipt is verworpen.
44
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Duurzame energie was een speerpunt van het vorige College. Bij de vorming van dat College is er flink wat geld uitgetrokken voor energieprojecten. Nu wil GS het 100.000-voertuigenplan schrappen en wordt het revolverend fonds van 3 miljoen wegbezuinigd. Gelukkig wordt een deel van het fonds gebruikt om de andere duurzame energieprojecten overeind te houden, maar de ambitie om een grote slag te slaan richting verduurzaming van de energievoorziening krijgt hierdoor toch een grote klap. Wij zijn dan ook zeer benieuwd met welke plannen dit College komt om de energietransitie in Groningen te versnellen, zoals gevraagd in de onlangs aangenomen motie van GroenLinks. Kan het College ons hier al iets over meedelen? Daarnaast gaf de gedeputeerde in de commissie aan dat het College projecten op het gebied van duurzame energie op een andere manier wil gaan financieren, bijvoorbeeld uit de algemene reserve. Kan het College dit nog wat verder toelichten? Hebt u bijvoorbeeld gedacht aan het initiatief uit Nieuwolda, waar concrete plannen liggen voor een energieneutraal dorp? Waar samen met Dorpsbelangen van onderaf wordt gewerkt aan echte duurzaamheid? Denk aan een verzorgingstehuis met zonnepanelen, een concreet programma voor huurhuizen die zonnepanelen krijgen en extra worden geïsoleerd? Of de plannen voor een slim energienetwerk. Er wordt zelfs al gewerkt aan een energieléverende woning. Een echt bottomupproject dat wel wat geld kan gebruiken. Anders blijft het allemaal bij vage plannen en praatstukken, terwijl de 3 miljoen van het fonds wordt wegbezuinigd. Laat ik niet te veel woorden besteden aan de economische crisis – daar is al veel over gezegd – maar juist de kansen willen benadrukken. Onze Eemshaven biedt volop kansen voor groene ontwikkeling en laat de komst van IBM naar onze hoofdstad ook een positieve opsteker zijn. Maar wat zou het mooi zijn als we als provinciale overheid een substantiële bijdrage zouden kunnen leveren aan het stimuleren van de werkgelegenheid. Ook die kansen zijn er in onze ogen volop. Door juist nu in te zetten op woningisolatie en de particuliere belangstelling voor de aanschaf van zonnepanelen te kanaliseren en te optimaliseren. GroenLinks Groningen doet daar volop aan mee door lokale initiatieven te ondersteunen in het kader van ons project Duursoamen. Hierbij merken we dat de consument soms maar een klein duwtje nodig heeft om te gaan investeren. Ook dat is een stimulans voor onze arbeidsmarkt. Afgelopen week presenteerde de commissie-Geluk haar rapport naar de voortgang van de transitie van de jeugdzorg. Daaruit bleek dat er eindelijk besef van urgentie ontstaat bij de betrokkenen en dat de transitie in een stroomversnelling raakt. Gelukkig, want de verantwoordelijkheid voor onze jeugd is een groot goed. De jeugd is onze toekomst, maar wel eentje waarop het Rijk wil en gaat bezuinigen. De gemeenten moeten dus meer doen met minder geld. En de zorg voor onze jeugd wordt deels verlegd naar de sociale omgeving van het kind. GroenLinks is voorstander van die participatie en ziet hierin kansen voor de versterking van het samenzijn in de buurt. Maar dan moeten zowel de provincie als de gemeenten het goede voorbeeld geven en helder omschrijven hoe de overgang van de jeugdzorg vorm moet krijgen. Als de nieuwe wet er is, wil GroenLinks horen en zien hoe de jeugdzorg er in onze provincie over anderhalf jaar uitziet. In de wijken en buurten zitten kracht en kennis, maar dan moeten we het wel goed gaan gebruiken. Zeer daadkrachtig toont het College zich op het punt van het actieprogramma Werk, Leefbaarheid en Energie. Voor de stedelijke gebieden van Delfzijl en Winschoten en het landelijk gebied van de gemeente De Marne wordt maar liefst 30 miljoen aan incidenteel geld vrijgemaakt. Wij delen uw zorg met betrekking tot de opgaven voor de drie gemeenten op het gebied van leefbaarheid. Maar ondanks onze vragen hierover tijdens de laatste commissiebehandeling heeft u ons onvoldoende duidelijk kunnen maken welke afweging hierbij is gemaakt – ook en juist in relatie tot de overige gemeenten met een sterke krimpopgave. Andere fracties hebben dit ook al aangestipt. Is dit voorstel bedoeld als een fasering in het totale actieprogramma en kunnen overige stedelijke kernen in latere jaren ook een dergelijke impuls verwachten of is hier sprake van een selectieve daadkracht? Ondanks de eerder met het Rijk gemaakte afspraken met betrekking tot het natuurakkoord waarbij onze provincie 2,3 miljoen euro eigen middelen voor het natuurbeheer van EHS-gebieden zou inzetten, komt u daar nu op terug. Daarmee wordt er in onze provincie substantieel meer bezuinigd op natuur dan in andere provincies. Welk een gebrek aan daadkracht. Dit alles is voor de GroenLinksfractie onaanvaardbaar. Een nieuwe kerntaak voor onze provincie wordt al bij de geboorte tot stiefkindje gebombardeerd. Investeren in natuur is ook investeren in leefbaarheid, toerisme en recreatie voor het platteland. Wij willen die misvatting uit de Voorjaarsnota repareren en dienen daartoe samen met de Partij voor de Dieren en de SP de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 9, getiteld ‘Eigen bijdrage natuurbeheer’, namens de fracties van GroenLinks, de SP en de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Overwegende dat
45
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
er vanuit het Rijk zwaar bezuinigd wordt op natuur, waarbij 53% van het oorspronkelijke budget wordt geschrapt; Gedeputeerde Staten zich niet houden aan de gecommitteerde afspraak met het Rijk uit het Natuurakkoord van oud-staatssecretaris Bleker om 2,3 miljoen euro eigen provinciegeld voor natuurbeheer van EHS-gebieden in Groningen beschikbaar te stellen; het nog onduidelijk is hoeveel geld er door Gedeputeerde Staten wordt vastgelegd voor natuurbeheer; hierdoor op het natuurbeheer in Groningen nog meer bezuinigd dreigt te worden dan in andere provincies; de kans groot is dat het natuurbeheer in Groningen onvoldoende zal zijn om te voldoen aan wettelijke taken en verplichtingen; Constaterende dat het door het College niet gestand doen van aangegane afspraken uit het Natuurakkoord niet bijdraagt aan een betrouwbaar en behoorlijk bestuur; het niet-beschikbaar stellen van eigen middelen voor natuurbeheer niet past bij het feit dat natuur een kerntaak van de provincie is; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. alsnog 2,3 miljoen euro per jaar uit eigen middelen te besteden aan natuurbeheer van Natura 2000- en EHS-gebieden in Groningen; 2. hiervoor gebruik te maken van de financiële ruimte van 4,3 miljoen euro die in het meerjarenbeeld uit de Voorjaarsnota wordt geschetst; En gaan over tot de orde van de dag.’ De heer POST (GroenLinks): Ik kom nu tot een afronding. Op de eerste pagin van zijn koersverhaal zegt het College selectief en daadkrachtig te willen zijn, maar toont men zich juist selectief daadkrachtig met de keuzes voor meer asfalt, schaalvergroting in de landbouw, snijden in nieuw beleid op het gebied van duurzame energie en de onwil om eigen middelen onverkort in te blijven zetten voor natuur. Dat zijn uiteraard niet de keuzes van GroenLinks en daarmee is deze Voorjaarsnota niet onze Voorjaarsnota. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): ‘Alleen de mens is in staat tot het onmogelijke.’ Een uitspraak van Johann Wolfgang Göthe. Die mag u interpreteren zoals u wilt. De fractie van Vrij Mandaat staat voor leefbaarheid, samenwerking en openheid. Dat zijn de sleutelwoorden die wij zien voor een duurzame samenleving, drie begrippen in samenhang. Overheden en burgers – daar reken ik bedrijven ook onder – hebben elkaar meer dan ooit nodig om het dagelijkse bestaan voor alle Groningers leefbaar te houden en vitaal door te kunnen geven aan de volgende generatie. ‘Groot-groter-grootst’ heeft zijn tijd gehad. Economische groei is niet meer zaligmakend. Nieuwe groei zal vooral moeten komen van sociale en ecologische vernieuwing, van burgers en bedrijven die bliksems goed beseffen dat zij medeverantwoordelijkheid dragen – en ook wíllen dragen – voor de wereld van morgen. De overheid zal sturingsmacht moeten inleveren om die vernieuwing een faire kans te geven. Hoe denkt het College dat inleveren van die sturingsmacht en het een kans geven aan wat leeft in de samenleving te willen organiseren? De commissie-Jansen, die de gemeentelijke herindeling verkende, kwam al doende ook tot het inzicht dat er iets wezenlijks mis is met de bestuurscultuur binnen de vele samenwerkingsverbanden. De ene gemeente gunt de andere vaak bitter weinig. Het ego van burgemeesters staat samengaan in de weg of de vestigingsplaats van een nieuw ziekenhuis, een designersoutletcentre. Een nieuwe uitvoeringsdienst leidt tot bestuurlijke achterhoedegevechten, die dan meestal wel weer keurig binnenskamers worden gehouden maar per saldo de leefbaarheid en de samenwerking niet dienen. Hoe ziet het College zijn rol in het verbeteren van die cultuur in het kader van de gemeentelijke herindeling? Gedeputeerde William Moorlag heeft als twitteraar het prachtige devies dat het leven prachtig is, mits je maar de goede kant op kijkt. Vanuit burgers bezien kan dat ook de verkeerde kant zijn. Sommigen, zoals de omwonenden van het geplande windturbinepark N33, wanen zich af en toe in de Middeleeuwen met een machtige roofridder en een gewillige schildknaap tegenover wie zij als horigen machteloos staan. De gedeputeerde is niet doof, maar hij verstaat alles altijd wel met zijn eigen oren, is hun klacht. De jeugd vindt het zo langzamerhand wel welletjes en zint op steeds creatievere daden van verzet. En de ouderen – zoals we die hier vanmorgen hebben gezien – laten zich door de jeugd inspireren.
46
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Het Rijk zet de provincies onder grote druk om nog dit jaar locaties voor windparken op land aan te wijzen. De provincie zet op haar beurt burgers onder druk om die windparken te accepteren, terwijl windenergie op land nauwelijks bijdraagt aan de kabinetsdoelstelling om van 4% nu naar 16% duurzame energieopwekking in 2020 te komen. Transitiedeskundigen en de SER zijn het er dan ook over eens dat alleen met megawindparken op zee grote stappen kunnen worden gemaakt – wat betreft ben ik het dus oneens met collega Van Kesteren. Op het Nederlandse deel van de Noordzee is plaats voor 30.000 megawatt aan windmolens. Dat zijn er zo’n 8.000 en er staan er op dit moment nog maar 96. Het zal nog zeker vijf jaar duren voordat de eerste windturbines langs de N33 eventueel gebouwd kunnen worden. Vrij Mandaat acht de kans groot dat de Tweede Kamer ruim daarvóór gaat besluiten om het advies van de SER in het concept-Nationaal Energie Akkoord op te volgen en in te zetten op grootschalige windenergie. Daar kan de industrie in de Eemshaven dan heel mooi van profiteren en de omwonenden blijft een hoop onnodige overlast bespaard. Graag een reflectie daarop van het College. Een ander minpunt dat vooral de Groningers van morgen aangaat, is de langzame verstikkingsdood van het Eems-Dollard-estuarium. De doorsnee Groninger wéét niet eens hoe desastreus de monding van de Eems ervoor staat, terwijl er al tientallen jaren door wetenschappers, natuurorganisaties en bestuurscolleges bij wordt stilgestaan. Vooral stilgestaan, want in de afgelopen 33 jaar is er onnoemelijk veel onderzocht maar niets gedaan om de stervende patiënt gezonder te maken. De problematiek vraagt dringend om een doorbraak, om moed en durf en om vergroting van het maatschappelijk draagvlak. Het gaat ook om onze veiligheid. Tijdens een vorige week in Bad Nieuweschans georganiseerd symposium over de toekomst van de Eems-natuur noemde gedeputeerde Henk Staghouwer zichzelf een bestuurder met moed en met durf. Hij stond voor een bak met donkerbruin slik dat 'water' uit het estuarium bleek te zijn en hij werd daar niet goed van. Hij beloofde ter plekke politiek zijn nek voor de redding van de natuur in de Eems-Dollard uit te zullen steken. Vrij Mandaat wil hem daar graag bij helpen via deze motie. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 10, getiteld ‘Ministersconferentie’, namens de fractie van Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat het Eems-Dollardverdrag van 1960 de basis vormt voor een aantal samenwerkingsovereenkomsten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland; er in 1996 een aanvullende overeenkomst is gesloten in de vorm van het milieuprotocol; dit milieuprotocol alleen de samenwerking met betrekking tot het waterbeheer en het natuurbeheer regelt; er door Duitse en Nederlandse overheden gezamenlijk wordt gewerkt aan een Integraal Management Plan (IMP) om het estuarium te herstellen; het IMP geen juridisch bindende werking heeft; de samenwerking nog niet heeft geleid tot concrete maatregelen; het leven in het estuarium van de Eems-Dollard een langzame verstikkingsdood sterft, doordat het water volledig verzadigd is met slib; het maatschappelijk draagvlak voor natuurbescherming in de provincie groot is, maar dat het publieke bewustzijn van de problematiek in de Eems-Dollard – en als gevolg daarvan het maatschappelijk draagvlak voor concrete maatregelen – gering is; Overwegende dat het IMP na gereedkoming in 2014 slechts een sleutel tot mogelijke oplossingen is; niet alleen de natuur in het Eems-Dollardgebied in diepe moeilijkheden verkeert, maar ook de veiligheid van mensen in het geding is; tijdens het onlangs in Bad Nieuweschans gehouden symposium werd vastgesteld dat een doorbraak dringend nodig is, zowel in de daadwerkelijke aanpak van het probleem als in de publieke bewustwording; zo’n doorbraak mogelijk is als er door de Duitse en Nederlandse overheden op het hoogste niveau afspraken worden gemaakt; er bij vele direct en indirect betrokkenen behoefte leeft aan een langetermijnvisie op de ecologische en economische ontwikkeling in het Eems-Dollardgebied; het Eems-Dollardverdrag daarvoor het kader vormt; de gehele maatschappij heeft belang bij daadkrachtige oplossingen waarvan ecologie en economie samen profiteren van investeringen;
47
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
investeringen in groene groei tot meer welvaart, een betere klimaatbestendigheid en meer natuur kunnen leiden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een voorbereidende werkgroep in te stellen die verkennende agendavoorstellen aandraagt voor een Ministersconferentie over de problematiek van het Eems-Dollard-estuarium, alsmede voorstellen doet welke personen en organisaties bij de uitwerking zijn te betrekken; 2. bij de betrokken ministeries de organisatie te bevorderen van een dergelijke Ministersconferentie met als inzet om op basis van het in 2014 gereedkomende IMP tot bindende afspraken te komen over concrete maatregelen en de benodigde financieringsvormen; En gaan over tot de orde van de dag.’
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Mevrouw Van der Graaf heeft vanuit haar kijk op het leven – haar levensvisie – de zegen van God ingeroepen. Ik zou, in aanvulling op wat ik zojuist over het Eems-estuarium verkondigde, de woorden van de grote natuurkundige, de oervader van alle milieuorganisaties over de hele wereld, Henry Thoreau, in herinnering willen roepen. Hij schreef: ‘Waar geen wildernis is, daar is geen God.’ In het Eems-Dollard-estuarium bestaat geen wildernis meer, het leven daar is dood. En dat hebben wij mensen op ons geweten. De oppositiepartijen in de Staten en de burgers vormen samen de minderheid qua macht, maar niet in aantal. Het vorige College luisterde wel maar gaf zelden gehoor aan die zogenaamde minderheid. Van het nieuwe College verwacht Vrij Mandaat een andere houding. Niet alleen mooie woorden maar ook daadwerkelijk oog en oor voor minderheden en opkomen voor hun belangen. Iedereen telt: niet alleen de energiegiganten, de havenbaronnen en de grote concerns. Juist de individuele burger die wordt getroffen door aardbevingsschade bijvoorbeeld of die moet dulden dat er een nieuwe rondweg dwars door zijn huis wordt getrokken of dat er een buizenzone, waar geen enkel bedrijf in wil investeren, op zijn erf wordt geclaimd en hem tot een gevangene van je eigen land maakt, omdat niemand je goed nog wil kopen. Juist díé burger heeft recht op een gelijkwaardige behandeling door de overheid. Maar in het geval van de buizenzone zorgt de provincie er met een juridische listigheid zelf voor dat iedere vorm van bescherming is uitgesloten. Zover is het al gekomen. De overheid ziet de burger bij voorbaat als een tegenwerker. De heer DIETERS (PvdA): Betekent dat voor u, meneer Veerenhuis-Lens, naast de buizenzone ook voor alle andere reserveringen, waar u ook zelf uw akkoord aan hebt gegeven, hetzelfde opgaat? Want dat verwijt past uzelf ook, denk ik. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, dat is terecht. Maar ik heb in de commissie ook duidelijk laten weten dat ik op dat standpunt wens terug te komen en dat kan tenslotte altijd. Wat mij betreft zijn al die buizenzones van de baan. Er is geen belangstelling voor, er is ook geen urgentie. En waar geen urgentie is, is geen belang. Behalve het tegengestelde van de burgers over wie ik het zojuist had. ‘In een democratie luistert de meerderheid naar de minderheid.’ Zo hield de als gedeputeerde opgestapte Wiebe van der Ploeg ons in zijn indrukwekkende afscheidsrede voor. Vrij Mandaat roept het College op om die uitleg in de komende periode in de praktijk te brengen. De Voorjaarsnota 2013 staat bol van de goede bedoelingen. Een ervan is de burgers meer te betrekken bij beleid voor hun eigen leefomgeving en de uitvoering meer aan hen over te laten. Of dat zal lukken is maar de vraag. De afgelopen decennia deden Colleges immers nauwelijks een beroep op burgers. Er werd voor hen, namens hen, ondanks hen, en slechts eens in de vier jaar door hen beslist. Nu moet er drastisch bezuinigd worden omdat overheden zich een breuk hebben geleend bij banken die over de rug van burgers overeind worden gehouden. Duizenden technocraten in Brusselse glaspaleizen buiten de financiële crisis uit voor de stelselmatige waardevermindering van wat vele werkenden, met name in Oost-Groningen en de Veenkoloniën, met de hand aan de schop hebben opgebouwd aan pensioenrechten en spaarcenten. Fré Meis draait zich om in zijn graf. In een recent rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur valt te lezen dat de overheid tot taak heeft om de vitaliteit en de veerkracht van de samenleving weer tot bloei te brengen. Het ondersteunen van initiatieven van anderen, zonder daar zelf al te veel sturing aan te willen geven, is het nieuwe credo. Voor provincieambtenaren en –bestuurders die gewend zijn om een bureau in te huren om hun eigen plannen uit te werken is dat een enorme uitdaging. In het begin van deze beschouwing kwam dat al aan de orde. Vrij Mandaat zal het toejuichen als een en ander leidt tot betere communicatie en zorgvuldiger consultatie, zodat burgers niet meer overvallen worden door besluiten over hun leefomgeving, waar ze buiten zijn gehouden.
48
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Het nieuwe College wil de komende tijd meters maken. Daar is Vrij Mandaat ook voor, maar laten het dan méétbare meters zijn en niet nog eens meters rapporten vol met parameters. Duidelijkheid, daadkracht en openheid zijn voorwaarden voor een succesvolle samenwerking en een sterke samenleving van overheden en burgers. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): ‘Denkend aan Holland – misschien wel denkend aan Groningen / Zie ik vervuilde rivieren / Traag door oneindig laagland gaan / Rijen gekapte populieren / Als gevelde pluimen / Naar de biomassacentrale gaan / En in steeds beperkter / Ruimte verzonken megastallen / Opeengepakt in het land.’ Dit is een ander beeld dan Hendrik Marsman van ons land had toen hij zijn woorden schreef over Holland. Het Holland dat hem inspireerde is drastisch veranderd. De Partij voor de Dieren maakt zich daarover grote zorgen. En met ons vele anderen. En ieder jaar weer kijken we vol verwachting uit naar de Voorjaarsnota van de provincie Groningen. Zal het roer omgegooid worden? Zal er iets gedaan worden om de achteruitgang van ons landschap te stoppen? Nee, helaas. Net als voorgaande jaren zijn we ook dit jaar weer een tikje teleurgesteld. We gaan vooral door op de oude voet met nog steeds de nadruk op economische ontwikkeling en wel met een laagje groen vernis. Dit biedt echter geen perspectief. De gedachte dat bijvoorbeeld mest een duurzame bron van energie kan vormen via vergisting, of dat megastallen en intensieve veehouderijen een diervriendelijk en duurzaam middel zijn om de wereld te voeden. Dit zijn slechts pogingen om business as usual een groen imago te geven. We brengen daarmee een dun laagje groen vernis aan op een onduurzaam systeem. We hebben een radicalere koerswijziging nodig. En alleen wanneer grote groepen mensen tot het inzicht komen dat het onvoldoende is om steeds hele kleine stapjes in de goede richting te zetten – want die zijn er wel geweest, hoor – en dit geluid ook laten horen en hun volksvertegenwoordigers tot de orde roepen, is het tij te keren. En dat kan. Het verzet groeit letterlijk. De afgelopen weken hebben we iets bijzonders gezien. Natuurliefhebbers in Nederland hebben binnen twee weken het onzalige plan van de rijksoverheid om de Nederlandse natuur bij opbod en afslag te verkopen aan de hoogstbiedende, stopgezet. Voorlopig, althans. Binnen twee weken zamelde de Partij voor de Dieren ruim een kwart miljoen euro in via allerlei natuurliefhebbers teneinde via zogeheten wildfunding éénderde van de geveilde natuur te kunnen behouden. Er was door de regering kennelijk onvoldoende rekening gehouden met het verzet van de burgers, met de actiebereidheid van natuurliefhebbers. Er was onvoldoende nagedacht over de weerstand die de natuurverkoop zou oproepen en natuurlijk ook over de geringe opbrengsten die ermee te behalen zouden zijn. Dit groeiende verzet zien we door het hele land en zien we ook in Groningen. En het is jammer dat dit College zich niet aansluit bij dit verzet, want in plaats van op de bres te staan voor de Groningse natuur, volgt het college het Rijk als het gaat om behoud en versterken van de natuur. Terwijl het College ook heel duidelijk zijn eigen stem kan laten horen en zorgen voor voldoende financiële middelen om de natuur te helpen. Waarom blijven de ambities hier zo laag en vooral afhankelijk van financiële bijdragen uit Den Haag? De Partij voor de Dieren vindt dat de provincie vooral een eigen koers moet varen als het gaat om natuurbeleid. Volgende week zullen we daar verder op ingaan, maar vandaag was er natuurlijk al een voorproefje met de motie die door GroenLinks en de SP is ingediend met de ondersteuning van de Partij voor de Dieren. In de Voorjaarsnota onder kunnen we ‘Karakteristiek Groningen’ lezen dat er veel aandacht komt voor verduurzaming van de veehouderij in Groningen. Er wordt ruimte geboden voor een kwaliteitssprong die duurzaam, milieuvriendelijk, gezond en diervriendelijk is. Ja, dat zien we dagelijks in de provincie. Er wordt enorm veel ruimte gegeven aan de veehouderij en grote stallen. Maar als we verder lezen zien we dat dit ook moet gelden voor de intensieve veehouderij. Kan het College mij uitleggen wat er ‘karakteristiek Gronings’ is aan de intensieve veehouderij? De schaalvergroting in de landbouw heeft vele ongewenste bijwerkingen, die niet in samenhang genoemd worden in de Voorjaarsnota. De effecten op de toeristische infrastructuur, de leefbaarheid van het platteland, bevolkingskrimp, volksgezondheid en de verkeersveiligheid zijn niet gerelateerd aan de agrarische sector. Dat kan tot vreemde situaties leiden. De Partij voor de Dieren stelt voor dat het College de effecten van de schaalvergroting in de volle breedte ziet en afweegt. Naast verkeersveiligheid zien we een ander belangrijk neveneffect van de veehouderij en dat is mest. Deze wordt opgeslagen bij bedrijven, op veldkavels in bassins, volop uitgereden op het land en volop getransporteerd door het land. We zijn het vieste jongetje van de Europese klas met 70 miljard kilo mest: dit veertien keer het lichaamsgewicht van elke Nederlander in poep. De oplossing voor het mestprobleem wordt niet gezocht in de inkrimping van de veestapel, maar in een groet schaamblad. Er wordt weinig geïnvesteerd in duurzame maatregelen zoals mestvergisters.
49
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De heer RIJPLOEG (PvdA): Pleit u ervoor om de mestproductie van Nederland te verplaatsen naar andere landen, zodat de dieren die wij hier nu slachten ergens anders worden geslacht? Want er is toch vraag naar, ook in Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland en weet ik niet waar die dieren nog meer naartoe gaan. Of hebt u nog een andere oplossing dan verplaatsen? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Nou ja, een groot deel van hun vlees komt natuurlijk al uit Nederland. Het probleem is dat wij het voer voor die dieren niet uit onze eigen regio halen, maar elders vandaan in de wereld. En daarom hebben we een tekort aan mineralen en dat moet worden aangevuld vanuit kunstmest, terwijl we hier een enorm mestoverschot houden. Wij blijven hier gewoon letterlijk zitten met de shit. De heer RIJPLOEG (PvdA): Daar hebt u een punt. En daar moet u dus hard aan werken. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Mestvergisters produceren volgens ons geen groene stroom, maar bruine stroom. Het kleine beetje energie dat de mestvergisters opleveren komt namelijk niet uit de lucht vallen – de mest overigens ook niet. Om onze nationale vee-industrie draaiende te houden- ik gaf het net al aan in een interruptie – moeten heel veel soja en maïs worden ingevoerd. En als we alleen al naar het verbouwen van het veevoer en de transporten daarvan kijken, dan kost ons dat jarenlang net zoveel energie als 5 miljoen huishoudens gemiddeld verbruiken. De schamele opbrengsten van de mestvergisters staan daarmee in schril contrast. We verspillen veel te veel energie aan de bio-industrie en we wekken er maar heel weinig energie mee op. En als je je dan ook nog realiseert dat de vee-industrie verantwoordelijk is voor een groot deel van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, dan wordt het laagje groene vernis wel heel erg dun en dof. Voor omwonenden brengen de mestvergisters bovendien heel veel overlast met zich mee. Mensen worden er letterlijk ziek van. Veel omwonenden klagen over stankoverlast, waarbij ze soms dagenlang last hebben van hoofdpijn en misselijkheid. En na al deze kosten en overlast, blijven we kampen met een enorm mineralenoverschot in de vorm van fosfaat en stikstof, die onze natuur en waterkwaliteit letterlijk verstikken. En waar een kleine provincie groot in kan zijn: de grootste mestvergisters zijn hier te vinden. Als het aan dit College ligt dan komt er binnenkort een van de grootste mestvergisters van Europa bij in Foxhol. Daar heeft de Partij voor de Dieren ontzettend veel vragen over, maar ik zal me beperken tot de belangrijkste. Kan het College uitleggen waarom deze grote industriële vergisters niet vergunningplichtig zijn als het gaat om de Milieueffectenrapportage? Hoe kan dat, terwijl de bedrijven waar de mest van afkomstig is, die MER-plicht wél hebben? En hoe kan het dat, ook voor de afweging over de gevolgen voor de omgeving, gewezen wordt op het ontbreken van geurbeleid in de provincie Groningen? Al jarenlang wordt door de provincie gewerkt aan geurbeleid. In 2009 werd het door het College al aangekondigd, in 2010 werd het aangekondigd, in 2011 is er opdracht verstrekt aan een extern onderzoeksbureau om een voorstel te schrijven voor geurbeleid. In 2012 werd het geurbeleid opnieuw aangekondigd en in 2013 opnieuw, maar het is nog steeds niet ingevoerd. Wij snappen niet hoe dat kan en om te voorkomen dat dit beleid ook volgend jaar nog niet klaar is, willen we daarom de volgende motie indienen. De VOORZITTER: Ja, voordat we dat doen moet ik procedureel even wat helderheid voor mezelf krijgen. Klopt het dat het CDA gisteren of eergisteren schriftelijke vragen over deze kwestie heeft ingediend? Oké, gaat u dan rustig door. Geurbeleid is natuurlijk een zelfstandig onderdeel daarin. Maar dan moeten we straks even bij de beantwoording kijken wat waar wordt gedaan, zodat we dit niet twee keer doen. Maar op zichzelf is het zo dat wat goed in het debat kan worden gedaan, moet gewoon gebeuren. Mooi, dan lees ik de motie van de Partij voor de Dieren nu voor over het geurbeleid. Dat wordt dan motie 11: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat er tot op heden geen provinciaal geurbeleid is; al in 2011 door het College is gemeld dat men voornemens was een provinciaal geurbeleid op te stellen; er bij nieuwe vergunningaanvragen binnen de provincie nu gebruik gemaakt wordt van landelijk beleid, dan wel beleid van andere provincies; Overwegende dat een geurbeleid omwonenden beschermt tegen geurhinder; een provinciale variant toegespitst kan worden op Groningen en de belangen van Groningers;
50
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
het ontbreken van een provinciaal geurbeleid ten koste gaat van een objectieve afweging bij vergunningaanvragen; voor bedrijven nu onduidelijk is wat de regels omtrent geuremissie zijn, maar vooral ook voor omwonenden het gebrek aan kaders voor onzekerheid en onwenselijke situaties kan zorgen; er nu alweer een nieuwe vergunningaanvraag ligt, namelijk van een mestvergister in Foxhol, waarbij de aanvraag nu niet getoetst wordt aan de hand van een provinciaal geurbeleid; in twee jaar sinds 2011 al een geurbeleid vastgesteld had kunnen worden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. een voorstel voor een provinciaal geurbeleid vast te stellen; 2. dit vóór het einde van 2013 aan te bieden aan Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Visserijbiologen verwachten dat de oceanen nog in onze generatie leeggevist zullen zijn met desastreuze gevolgen voor klimaat, milieu en de voedselvoorziening. Nu zult u misschien denken: mwah, zo’n vaart zal dat niet lopen. Nou, dan zou ik u eens willen aanraden om in regio's waar men dat ook decennialang dacht, zoals de oostkust van Canada bijvoorbeeld. Grote delen van onze wereldzeeën zijn al onherstelbaar leeggevist. Kunt u in dat kader aangeven wat de voordelen zijn van de haring die geserveerd wordt ten opzichte van bijvoorbeeld de plantaardige gentonijn van de vegetarische slager? Vindt u het ook zo’n goed idee dat de door de provincie gesubsidieerde lipine niet alleen aan varkers gevoerd wordt maar ook rechtstreeks aan de vegetarische slager wordt geleverd? De Partij voor de Dieren snapt ook niet waarom de financiële ruimte in de Voorjaarsnota voor de visserij op de Wadden- en Noordzee vele malen hoger is dan de bijdragen voor bijvoorbeeld kwelderherstel? Natuurbescherming en natuurherstel hoeven niet veel te kosten. Het kan ook in hele kleine dingen zitten. En bij kleine dingen denk ik bijvoorbeeld aan de bijen. Statenbreed deelt men de zorgen over de sterke achteruitgang van deze dieren. Dat heeft vele verschillende oorzaken, maar de belangrijkste liggen te liggen in de monocultures van de akkerbouw, gifgebruik, ziekten en verdwijnen van bloemen. Vorig jaar was het Jaar van de Bij. Er werden vele initiatieven ontplooid in onze provincie, maar niet door de provincie zelf. Wij zouden daarom graag de gedeputeerde natuur, dierenwelzijn en landbouw een nieuwe portefeuille erbij willen geven: de portefeuille Bij-zaken. Want zonder deze kleine beestjes zou ons leven wel eens heel erg moeilijk kunnen worden, zoniet onmogelijk. We willen de gedeputeerde daarom een aantal dingen meegeven en overhandigen. Allereerst een bijdrage die door de Partij voor de Dieren is opgesteld. Daarin staat een aantal maatregelen opgesomd, waar ik graag een reactie op wil van de gedeputeerde. Denk bijvoorbeeld aan het terugdringen van het gifgebruik, het niet-massaal bestrijden van de distel, een plant die erg geliefd is bij bijen. Maar ook het inzaaien van allerlei bloemenmengsels op de terreinen hier in de provincie als eigenares van vele kilometers aan wegbermen en rotondes. Ik zou de gedeputeerde daarnaast ook een bijenhuisje willen aanbieden. Een heel kleintje, om te laten zien dat grootse daden soms in heel kleine dingen kunnen zitten. [Overhandigt het bijenhuis aan gedeputeerde Staghouwer.] Ik begrijp dat er bij de rest van het College een soort jaloezie ontstaat. Misschien kan het kleine huisje symbool staan voor een heel groot bijenhotel op of aan het provinciehuis en elders in de Stad. En als ondersteuning zou ik de voorzitter graag een motie hierover willen aanbieden. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 12, getiteld ‘Bijzaken’, namens de fractie van de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013, Constaterende dat de bijensterfte een wereldwijd probleem is; er ook wereldwijd aandacht voor is, bijvoorbeeld onlangs nog bij de Europese Commissie; ook in Groningen de bijensterfte bijzonder hoog ligt: 30% van de Groninger bijen heeft de winter van 2011-2012 niet overleefd; wetgeving tot nog toe bij lange na niet toereikend is voor de aanpak van deze problematiek; Overwegende dat bijen van bijzonder belang zijn voor onze voedselvoorziening en ecosysteem; de provincie door middel van eigen beleid een grote bijdrage kan leveren aan het behoud van de bijenpopulatie in Groningen; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bijzaken hoge prioriteit te geven;
51
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 2. een voorstel ter bescherming van de bij vóór het einde van 2013 aan te bieden aan Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag.’ Mevrouw HAZEWINKEL (PvdD): Tot slot zou ik nog iemand anders willen citeren. Enkele weken vergeleek een van mijn collega-Statenleden mij met Chief Seattle. En ik weet niet of de mensen hier weten wie dat is, maar ik kan u vertellen dat ik dat als een heel groot compliment beschouw. Chief Seattle zou je misschien best wel kunnen beschouwen als de oprichter van de Partij voor de Dieren, hij deelde tenminste dezelfde visie. Ik wil deze algemene beschouwingen daarom afsluiten met enkele passages uit de rede van Chief Seattle die hij 160 jaar geleden zou hebben uitgesproken in de richting van de blanke gouverneur die het leefgebied van deze Indianen in de huidige staat Washington wilde kopen – of eigenlijk bezetten. Dit speciaal voor de heer Veerenhuis-Lens: ‘Wat is de mens zonder dieren? Als alle dieren weg zijn, zal de mens sterven aan een gevoel van grote eenzaamheid. Want wat er gebeurt met de dieren, gebeurt spoedig ook met de mens. Alle dingen hangen samen. Hoe kun je de lucht kopen of verkopen, de warmte van de aarde, de snelheid van de antiloop? Hoe kunnen wij die dingen aan u verkopen en hoe kunt u dat kopen?’ Laten we ons dus niet langer focussen op economische groei, maar op economische ontwikkeling. Laten we stoppen met het uitkleden en uitverkopen van onze natuur en al het andere wat zo waardevol is. Laten we investeren in schone lucht, schoon water, een gezonde bodem en niet vergeten in de bloemetjes en de bijtjes. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan hebben we de eerste instantie van de zijde van de Staten erop zitten. Dan nog even uw aandacht voor een van de amendementen van de SP met de nummers 1 tot en met 6. Daarin staat abusievelijk het woord ‘Programmarekening’ in plaats van ‘Programmabegroting’. Om te voorkomen dat we die nou opnieuw alle zes gewijzigd moeten laten indienen stel ik voor de amendementen 1 tot en met 6 aldus te wijzigen. Als u daarmee instemt – en ik zie daar geen bezwaar tegen – maken de gewijzigde amendementen op die manier ook onderdeel uit van de beraadslagingen en stemmingen. En dan zie ik verder nog dat amendement 2 niet op de juiste wijze is geformuleerd. Het zal alsnog gewijzigd worden ingediend en onder een nieuw nummer worden rondgedeeld. Ik stel voor dat de SP dat afrondt en ronddeelt, dan hebt u dat in één keer goed. Het belangrijkste voor de Staten is dat er inhoudelijk niets verandert aan wat men in amendement 2 beoogt. Dan kijk ik even naar het College en naar de tijd. Hoe lang denkt het College nodig te hebben om zich voor te bereiden op zijn beantwoording en het werk te verdelen, ook in het achterhoofd dat we graag tegen half zes willen afsluiten? Net zolang als de theepauze, hoor ik? Goed, dan schorsen we zolang en zien we elkaar terug om kwart voor vier. [Schorsing van 18 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is nu aan het College in reactie in eerste instantie op de algemene beschouwingen van de Statenfracties. Ga uw gang, meneer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Een groot aantal fracties is ingegaan op de effecten van de lang aanhoudende crisis. Het is zelfs de vraag of je op dit moment nog wel kunt spreken van een crisis als dat zich al vijf jaar aanhoudt sinds het aanbreken van de kredietcrisis in 2008. We hebben te maken met een langdurige stagnatie van de economie. Een aantal fracties zegt dat er geen nieuwe verloren generatie moet ontstaan. Ik voel me zeer aangesproken door de woorden van de heer Visser. Zelf ben ik eind jaren zeventig na mijn eerste tijdelijke baan in het zwarte gat van de werkloosheid gevallen en gelukkig heb ik kort daarna een baan kunnen verwerven in de zorgsector waardoor ik gesocialiseerd en wat meer geciviliseerd werd. En dat heeft mij ervoor behoed om zoals een aantal anderen uit mijn kring niet af te zakken naar een voortzetting van mijn carrière als randgroepjongere. En ik meen dat oprecht, langdurige werkloosheid is echt gewoon fnuikend voor een samenleving. Het is ook aan veel keukentafels en in veel gezinnen een punt van zorg. Als ik naar mijn eigen kinderen kijk, dan studeert mijn jongste dochter en heeft de zorg of zij in de toekomst wel een baan kan vinden. Mijn oudste heeft weliswaar na drie jaar een tijdelijk contract weliswaar een vast contract gekregen, maar voor hun partners is dat anders. De een heeft een goed vak als lasser, die heeft nog hier die staanders voor de interruptiemicrofoon in elkaar gelast: hij werkt over. Maar de andere werkt in de bouw als dakdekker en is al vele maanden werkloos en maakt zich ook zorgen of hij überhaupt wel weer aan de bak komt in de nabije toekomst. Dus het is
52
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 gewoon zaak om daar waar wij kunnen in ons beleid, bij te dragen in het creëren van banen. De kreet ‘werk-werk-werk’ viel ook. Dat heeft ook echt absolute prioriteit. Maar ik zeg daarbij wel dat wij daar selectief in moeten zijn. Wij moeten kiezen voor een geconcentreerde inzet. Een aantal fracties had toch wel kritiek op onze geconcentreerde inzet op bijvoorbeeld de woon- en leefbaarheid, waarbij wij kiezen voor Delfzijl en Winschoten. Waarom kiezen we niet voor alle plaatsen? De reden is dat je anders het risico loopt dat het wel erg verwatert en de meeste urgente problemen pakken wij op. Dat geldt ook ten aanzien van het voorstel van de SP met toch een oproep om als het ware een provinciale bank te gaan beginnen die vrij breed kredieten ter beschikking gaat stellen. Daar zijn we gereserveerd in, we kiezen daar ook voor een selectieve inzet – ik kom daar zometeen op terug. De heer SWAGERMAN (SP): Maar begrijpt de gedeputeerde dan ook dat die selectieve inzet ook kan leiden tot grotere problematieken in de gemeenten daaromheen? Als u van plan bent in Winschoten het winkelbestand te saneren, daar zitten daaromheen gemeenten die zelf ook bezig zijn – of in ieder geval bezig zouden moeten gaan – met het saneren van winkelbestanden. Dus op het moment dat u dat geconcentreerd in Winschoten doet, krijgen zij alleen maar een nog groter probleem. Dus wij dachten dat het misschien bijvoorbeeld in Pekela, waar men ongeveer 2 miljoen tekort komt, hun winkelcentrum volledig te renoveren. Dan botst dat en loopt u de kans dat problemen zich verschuiven en dat u ze in de ene gemeente oplost maar in de andere misschien zelfs wel eens zou kunnen versterken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Maar collega Besselink zal daar zometeen op ingaan. Het is heel nadrukkelijk de keuze geweest voor een selectieve – extra – inzet, we moeten niet het beeld krijgen dat we op andere vlakken niets doen. Het reguliere leefbaarheidsprogramma loopt ook en daar worden alle gemeenten in gedekt. Maar we moeten wel vaststellen dat we ons moeten beperken tot de meest urgente opgaven, in dit geval Delfzijl en Winschoten, omdat die ook sterke lokale betekenissen hebben en daar de problematiek het meest urgent is. Ik zal dat ook koppelen aan de oproep om te kijken of wij risicodragend krediet beschikbaar kunnen stellen. Ook daar pleit ik voor selectiviteit. Maar wat het in de kern om gaat is dat wij verbinding moeten zien te krijgen met de nieuwe financieel-economische werkelijkheid die is ontstaan, een situatie waarin wij waarschijnlijk langere tijd met een zeer gematigd groeipad te maken hebben met periodes van lichte groei en periodes van krimp. Wij voorzien zo één-twee-drie niet dat oude groeipaden terug gaan keren. Dus wij moeten aansluiting zoeken naast die nieuwe werkelijkheid bij de nieuwe en meer urgente opgaven die zich opdringen. En die liggen mondiaal op het gebied van voedselvoorziening, energie, grondstoffen en water en wij moeten niet alleen aansluiting zoeken bij die nieuwe opgaven omdat we ons daar zo begaan bij voelen of omdat we een groene waas voor de ogen hebben zoals de heer Van Kesteren suggereert, nee ook omdat die opgaven gewoon veel economische potentie bieden en kansen om meer nieuwe werkgelegenheid te realiseren in de energie-, agrarische en foodsector. Verder biedt de wateropgave grote kansen voor bouwers. In dat licht bezien zijn wij er ook wel trots op dat de nieuwe ruimtelijk-economische visie hebben kunnen presenteren. Die zal in september in de Staten in debat komen. Dit College kiest heel nadrukkelijk voor een langjarige programmatische aanpak. Dat heeft in de afgelopen decennia ook zijn vruchten afgeworpen. Bij de behandeling van de jaarrekening is van onze kant ook gesteld dat het voor het eerst is dat Groningen niet meer de ranglijst aanvoert van de provincies met de hoogste werkloosheid. De werkloosheid is hier scherp opgelopen, maar relatief doen we het iets minder slecht dan in andere provincies en dat moeten we ook goed voor ogen houden. En dan sluit ik me ook aan bij de woorden van de heer Brouns van zostraks. Daar zat toch wel de suggestie in of we wel voldoende voortgang maken en of dat glas nou halfvol of halfleeg is. Wij zijn daar niet zo pessimistisch over. We hebben het idee dat als je kijkt naar de opgave leefbaarheid we daar écht meters maken en er écht sprake is van een zeer geconcentreerde inzet op basis van samenwerking met met name het gemeentelijke veld en de maatschappelijke organisaties. Als je kijkt naar de infrastructuuragenda hebben we een goede herstart kunnen maken na het uit de rails lopen van de RegioTram. Er ligt nu een programma dat op breed draagvlak kan rekenen, ook bij onze stadse partner en de Regiovisie. De windenergie – wellicht tot zeer grote teleurstelling van de PVV_fractie – komt op stoom: er wordt hard ontwikkeld en we zien dat er ook in de Tweede Kamer een democratisch besluit wordt genomen over het aanwijzen van de grootschalige locaties voor de ontwikkeling van windenergie. De opgave ligt daarbij nu niet zozeer bij de vraag waar we gaan inpassen, maar hoe we die zorgvuldig gaan inpassen en hoe we daar een beter draagvlak verkrijgen. De jeugdzorg is goed op orde.
53
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De Regiovisie Groningen-Assen wordt aangehaald door een aantal fracties waaronder de PvdA en de VVD. Alle 14 regiopartijen daarin hebben een akkoord bereikt over de herijking van de regio. Dat is een besluit dat onlangs in de Stuurgroep is genomen, dat wordt nu verder uitgewerkt en in september zal dat ook aan uw Staten worden gepresenteerd. Dat is ook een pakket aan voorstellen dat ervan uitgaat dat de Regio Groningen-Assen ook een aansluitende verbinding krijgt met de nieuw ontstane realiteit, waarbij een aantal ontwikkelopgaven minder urgent en indringend is geworden. Dat betekent dat daarop ook in de maatvoering van de regio geïntervenieerd wordt. Dit College heeft dus de ambitie om met een selectieve, goed geconcentreerde inzet van middelen echt op een aantal terreinen het verschil te kunnen maken. Ik ga nu meer in op specifieke punten. De heer Visser stelde de vraag of er niet meer incidentele impulsen moeten worden gegeven ter stimulering van het MKB. Op dit moment stellen we ons als College op het standpunt dat we geen nieuwe financiële beslagen willen, we vinden dat niet verantwoord in het licht van de rijksbezuinigingen die plaatsvinden. Die afweging is wat ons betreft op haar vroegst aan de orde bij de vaststelling van de begroting. Dan is er ook meer zicht op wat in Den Haag is gebeurd – we praten dan over de maanden september en oktober. Dan kunnen we vaststellen wat de impact is van de dan eventueel te nemen maatregelen. Als je kunt vaststellen dat er een overschot c.q. ruimte is, zoals dat bij de Voorjaarsnota wordt gepresenteerd, dan is het naar onze smaak dan het moment om een brede afweging te maken over welke claims je wel of niet honoreert. Daarbij neem ik in feite ook al een voorschotje op de amendementen die de SP heeft ingediend, maar daar kom ik zometeen nog op terug. Ik weet nog dat ik in mijn jeugd vaak met de onderarmen naar boven gericht tegenover mijn moeder zat waarbij ik een grote kluwen wol vasthield die van een uitgehaalde trui opnieuw werd opgerold. Ik moet u bekennen dat breien van wol niet echt een grote kwaliteit bij mij is. Ik heb ooit voor een collega die in zak en as zat omdat ze ongewenst zwanger was geworden, nog heel grootmoedig een babypakje voor gebreid, maar ik koester daar geen dierbare herinneringen aan. Maar in reactie op de metafoor die mevrouw Geerdink gebruikte heb ik het idee dat wij bij de Regiovisie GroningenAssen die trui op een goede manier hebben uitgehaald en we de wol op een goede manier weer opnieuw gaan oprollen tot een bol zonder dat wij veel wol hoeven weg te knippen en zaken moeten weggooien omdat zij niet meer duurzaam zouden zijn. Dus daar wordt vaart in gemaakt. Bij de oproep in de bijdrage van de SP om de economie te gaan stimuleren via een forse impuls ben ik wat terughoudend. Het is van belang dat wij ons huishoudboekje goed op orde houden. We moeten vaststellen dat er in de economie sprake is van een balanscrisis: het schuldenniveau van zowel de overheden, de particulieren als voor een deel van het bedrijfsleven – waaronder vooral ook het bankwezen – is te hoog opgelopen. Iedereen is bezig om zijn schuldposities af te bouwen. Vooral bij de banken levert dat zo’n stevige rem op de kredietverlening op dat ik van het gat dat daarin valt niet de illusie heb dat wij als provinciale overheid dat zomaar even kunnen dichten. Aan de andere kant heb ik wel de overtuiging dat wij met ons provinciale vermogen meer het verschil kunnen maken en meer maatschappelijke effecten mee kunnen bereiken. In februari hebben we een notitie gestuurd naar de werkgroep van de commissie BFE en daar later ook een menulijst aan toegevoegd om eerst toch te kijken of wij met onze deelnemingen toch meer economische activiteiten mee kunnen genereren en we een deel van ons vermogen kunnen inzetten op risicodragend kapitaal. Niet in de breedte voor het hele MKB – die illusie moet je niet hebben – maar wel voor die kansrijke bedrijven die innovatief zijn en potentie hebben: dan moet je dat risico welbewust nemen. Als wij kiezen om daar middelen voor te gaan reserveren dan kunnen we dat doen omdat het dan een gelduitzetting is in het kader van een publieke taak. Dan zal er wel een risicobuffer tegenover moeten staan. Die werkgroep van de commissie BFE is recentelijk weer bijeen geweest en wil eigenlijk in september nog weer bijeenkomen. Het College wil eigenlijk niet veel langer wachten, dus wij zullen ook concrete voorstellen aan uw Staten gaan presenteren. Want tussen het produceren van de laatste notitie en de bespreking in de werkgroep heeft toch bijna een maand of vier tussen gezeten. We willen daar echt meters mee maken. De heer SWAGERMAN (SP): Ik kan mij voorstellen dat de gedeputeerde ons voorstel nog niet heeft gelezen en hij vertelt ook een heleboel waarheden die ook in mijn stuk staan. En juist ook daarin zijn regels opgenomen waardoor je voorkomt dat er risico gelopen wordt waardoor een selectie plaatsvindt waarbij de gezonde en niet de ongezonde bedrijven gestimuleerd worden. Die hele opzet is zo opgebouwd. Ons voorstel is niet als wet van Meden en Perzen net zo goed als dat van u er ook niet een is. Ik zou u toch willen vragen om in ieder geval te kijken naar of wat wij hebben neergelegd in elkaar kan worden geschoven. In uw plannen ligt ongeveer al 40 tot 50 miljoen besloten. U doet nog een voorstel over die andere posten, daar heb ik in die werkgroep al wat zicht op mogen krijgen. Dan ga ik met u in discussie of die voorstellen wel of niet goed zijn, maar goed, daar gaan we wel
54
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 uitkomen. Maar ik wil u toch vooral vragen het stuk goed te lezen, want dat gaat ook uit van zekerstelling en beperking van risico’s. En we doen dat op een manier waar zo weinig mogelijk politiek om de hoek komt kijken, omdat uit ervaring blijkt dat we soms erg weinig zicht hebben op financiële consequenties en op wel of niet gezond is. Dus ik roep u op: neem dit mee want wat u zegt, zeggen wij in feite ook. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat als de heer Swagerman het in die bewoordingen formuleert, wij een heel eind bij elkaar kunnen komen. Misschien niet tot het bedrag dat door de SP is genoemd – ik zit eerder in de orde van grootte van 30 tot 35 miljoen te denken, omdat je ook een deel in de risicoparagraaf apart zult moeten zetten om risico’s op te kunnen vangen. We zien ook dat er meer claims komen op het provinciale vermogen. Er zijn gemeentelijke organisaties die ons vragen om de posities in nutsbedrijven over te nemen. We zien vanuit de gezondheidszorg vragen komen of we willen financieren of voorfinancieren en voor je het weet is de menulijst en het volume daarvan veel groter dan wat je op een verantwoorde wijze in kunt zetten. Maar ik zeg u toe – ook in relatie tot wat andere fracties hebben ingebracht – dat wij als College met een voorstel zullen komen over hoe je nou concreet meer maatschappelijke effecten kunt krijgen met dat provinciale vermogen dat we hebben. Ik zit ook te spelen met de gedachte om een Nota Deelnemingen te maken, zodat ook de basis gewoon goed is geborgd c.q. gefundeerd en we niet hap-snapbeleid gaan voeren. We zien dat er een aantal concrete verzoeken ligt en we moeten daar qua tijd niet al te lang mee wachten want verlies van tijd is ook het missen van kansen. Dus kort na het reces zullen we met een voorstel in uw richting gaan komen. De heer Brouns vroeg zich af of het wel verantwoord is om grond te gaan voorfinancieren voor het huurbeleid. We moeten vaststellen dat wij een groot aantal bunders grond geleverd gaan krijgen van het Rijk. Dan kun je ervoor kiezen om die gefaseerd te gaan verkopen. Dan is het maar de vraag of je dat in voldoende tempo kunt doen. Je kunt er ook voor kiezen om dat voor te gaan financieren door vanuit je reservepositie een bedrag vrij te maken voor grondaankopen in de ecologische hoofdstructuur en de grond die je daarbuiten hebt verworven gefaseerd te gaan verkopen. Dan kun je tempo in het proces behalen en hoef je ook geen ‘nee’ te verkopen aan de agrariërs binnen die ecologische hoofdstructuur. Wij denken dat dat op een financieel verantwoorde wijze moet kunnen. De voorwaarde daarbij is wel dat het Rijk ook daadwerkelijk die grond gaat leveren, dat moet natuurlijk volstrekt helder zijn. De D66-fractie vroeg nog hoe wij de Provincie 2.0 voor ogen zien als de gemeenten gaan opschalen. Daartoe is in dit huis de opdracht gegeven. Ik ben als bestuurder daar ook de trekker van om een ontwerp te gaan maken van onze provinciale organisatie. Ik moet daarbij wel zeggen dat we eerst wat meer moeten gaan uitkristalliseren hoe die scheiding wordt tussen opgaven die in het gemeentelijk domein worden opgepakt en wat er dan nog voor het provinciale middenbestuur resteert. Het middenbestuur is er louter voor zaken die te groot zijn voor het lokaal bestuur en te klein zijn voor de rijksoverheid: in feite zijn we een vorm van rechtsbestuur, zeg ik wel eens wat schertsend. Maar zodra dat beeld zich meer uitkristalliseert – ik denk dat daar toch wel een jaar of twee mee gemoeid is – zullen we daar ook een concreet ontwerp voor kunnen maken, De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij dat er in ieder geval een termijn begint te komen, dat er over twee jaar duidelijkheid komt. Maar daarnaast stond er ook in het rapport van de commissieJansen iets over die cultuuromslag en dat daar dan wel een transitie voor nodig is. Is die al gaande en zijn er al tekenen van of voostellen voor om dat intern al wel te gaan begeleiden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): We zijn sowieso al bezig met cultuurveranderingen. Dat is ook met de herziening van de Provinciale Omgevingsverordening aan de orde geweest. Het komt er gewoon op neer dat we op een aantal terreinen een andere rol moeten gaan kiezen. Een cultuurverandering is hier in de afgelopen jaren ook merkbaar geweest met een scherpere scheiding tussen de domeinen van de gemeenten en de provincie in relatie tot rolvaster opereren. We hebben het Bestuursakkoord gehad dat met het Rijk is gesloten: daar is die scherpere taakverdeling ook tot uitdrukking in gekomen. Dus bij dat herontwerp van zo’n Provincie 2.0 zal ook aandacht geschonken worden aan die culturele component. Wat je op dit moment moet vaststellen is dat het beleid vanuit dit provinciehuis bij tijd en wijle toch wel lacunebeleid wordt gevoerd, dat er hulpconstructies worden gebouwd naar het lokaal bestuur toe. Naar mate dat opschaalt en meer zelfdragend wordt kun je zowel qua structuur maar ook mentaal gezien een andere houding daarin gaan aannemen. De PVV heeft een motie ingediend over de goedkeuringstoleranties. Elk jaar doen wij een voorstel aan de Staten waarin de goedkeuringstoleranties die uw accountant in acht moet nemen door
55
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 uw Staten moeten worden vastgesteld. Het lijkt me ook goed het debat op dat moment te voeren en dat nu niet te doen. De PVV bepleit ook een uitgebreid subsidieregister. Wij hebben in onze jaarcyclus al een overzicht met alle subsidies, de zogeheten Subsidiestaat. En ik heb de vraag zo verstaan om dat heel uitgebreid per subsidie te gaan toelichten, ook met de maatschappelijke effecten en dergelijke. Wij vragen ons dan af of we dan niet bezig zijn om de verantwoordingsbureaucratie nog verder op te gaan tuigen. Dit ook in de wetenschap dat iedere burger en ieder Statenlid die vragen over een subsidie heeft, wij transparant opereren en het stuk openbaar maken. Dus van het opzetten van een compleet nieuwe rapportagesystematiek daarvoor zijn wij geen voorstander. De heer VAN KESTEREN (PVV): Dat is nou juist het probleem. Wij pleiten voor een helder en overzichtelijk systeem waarbij ook gewone mensen kunnen zien waar de subsidie heen is gegaan en wat voor effecten die heeft gehad. We zijn nu zelf met een onderzoek bezig en het blijkt dat we daar iemand voor in moeten huren en die is daar al twee jaar mee bezig. En dan nog is het moeilijk om te kunnen zien waar die geldstromen heen gaan en wat ervan terechtkomt. En dat willen we juist veranderen, zodat het ook beschikbaar komt voor mensen die dan kunnen zien waar hun belastinggeld heen gaat. En daar pleiten wij voor. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Om inzichtelijk te maken waar het belastinggeld van de burger naartoe gaat hebben wij een lijvige Voorjaarsnota, een lijvige begroting, een Integrale Bijstelling, we hebben een accountant die ernaar kijkt en ook nog een jaarrekening. Kortom: een complete financiële cyclus waarin wij verantwoording afleggen over hoe wij de gelden gaan besteden. Om die verantwoordingsbureaucratie nog verder op te gaan tuigen heb ik grote reserve bij. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik zou de gedeputeerde willen vragen om dat sterk te vereenvoudigen zodat het ook voor een gewone leek begrijpelijk wordt. Want als je daar als fractie zelf mee bezig gaat dan verzuip je erin. Ik heb dat ook in mijn betoog gezegd. Dus ja, u zegt dat elke burger in staat is dat via nota’s, rekeningen te kunnen zien. Maar voor een Statenlid is dat al bijna onmogelijk, laat staan voor gewone burgers. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Maar de meest simpele presentatie die wij hebben zit in de Subsidiestaat. Dat is gewoon een opsomming van de toegekende subsidies en over de verschillende programma’s en thema’s wordt verantwoording afgelegd in de financiële cyclus. Maar als een burger vragen heeft over een specifieke subsidie dan kunnen die vragen gewoon beantwoord worden. De heer VAN KESTEREN (PVV): Laat ik dan de laatste vraag stellen: bent u bereid om uw oor te luister te leggen bij andere provincies en gemeenten hoe zij het hebben gedaan? En als blijkt dat dat gewoon een echt adequate oplossing is, zou u dan bereid zijn dat over te nemen? Zo hebt u dat ook in Overijssel gedaan. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het monitoringsysteem dat nu in ontwikkeling is hebben we inderdaad ontleend aan de provincie Overijssel. Ik ben graag bereid om met de heer Van Kesteren het gesprek voort te zetten. Als er gemeenten of provincies zijn die dat op een doelmatige manier ook kunnen doen en we niet de verantwoordingsbureaucratie geweldig gaan optuigen, dan wil ik daar zeker naar kijken. Dus dat wil ik u wel toezeggen maar dan moet u mij dan wel even attenderen op werkbare constructies. Want u refereerde ook naar een aantal gemeenten. Maar om nu zonder meer toe te zeggen dat wij een subsidieregister gaan opzetten zoals u bepleit, daar wil ik gewoon duidelijk over zijn. Tenzij uw Staten anders besluiten voelt dit College daar weinig voor, omdat dat de verantwoordingsbureaucratie geweldig doet toenemen. Dan kom ik bij het punt van de heer Van Kesteren waarbij hij bijna als een Billy Graham preekte tegen de windenergie. Ik wil wel een fles wijn zetten op of nut en noodzaak van duurzame wind- en overige groene energie over tien jaar nog steeds zo ter discussie staat. De heer Van Kesteren riep mij toch wel een beetje de associatie op van een tv-reclame uit de jaren vijftig, waarin een heerschap in een witte jas zat te genieten van een sigaret en de voice-over zei: ‘Even doctors smoke Camel.’ Dus dit College is overtuigd van nut een noodzaak van de energietransitie en we gaan ons best doen om dat zorgvuldig in te passen. Ik denk dat we voor wat betreft windenergie maar een agreement to disagree moeten sluiten met de PVV. De ChristenUnie wees op het risico in de Europese regels. De vraag is eigenlijk in de basis of de juridische control wel op orde is en of dat wel voldoende is geborgd in de administratieve organisatie. De motie roept op om dat inzichtelijk te maken voor de Staten. We willen de Staten daar wel meer
56
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 comfort in geven maar dat wel op een doelmatige manier doen. Dus we kunnen de accountant – het is ook uw accountant – vragen om daar specifieke aandacht aan te geven. Wat ik mevrouw Van der Graaf wel in overweging wil geven is of daar een separate opdracht toe gegeven moet worden – want daar ben je dan zo weer 10.000 euro extra aan kwijt – of dat we dat als opdracht c.q. specifiek aandachtspunt kunnen meegeven bij de jaarlijkse controle van de jaarrekening. Het laatste zou wel de meest doelmatige oplossing zijn. De heer Post stelt dat het College geld oppot met een overschot van 5 miljoen. Ik ben daar zoeven al op ingegaan. Wij willen de afweging over nadere inzet van middelen pas maken als duidelijk is wat er vanuit Den Haag gaat doorsijpelen naar deze provincie. Als we dat geld nu al gaan labelen en inzetten, lopen we anders het risico dat we straks de terugtocht moeten aanvaarden. Het is nog niet direct gezegd dat we dan een Berezina-rivier zullen tegenkomen waar Napoleon ernstige verliezen heeft geleden op een militaire terugtocht. Maar ik maar liever niet zo’n terugtocht, liever opereer ik behoedzaam en bezie ik in het najaar of er ruimte is voor extra middelen. De heer Post stelt ook dat het revolverend fonds is wegbezuinigd. Nee, dat idee is niet weg, de keuze die het College heeft gemaakt is dat wij dat ook uit onze reserves kunnen financieren. Wellicht dat je dan een bedrag in de risicoreservering moet opnemen, maar in principe is er ruimte voor een revolverend fonds. Alleen is tot dusverre – en mevrouw Van Mastrigt kan daar meer over vertellen – de behoefte daaraan en de claims daarop nihil of althans zeer gering. De heer Veerenhuis-Lens heeft ook een lans gebroken tegen windenergie. Ik zeg tegen hem: u moet mij niet kwalijk nemen dat ik de opdracht uitvoer die Provinciale Staten heeft geformuleerd in hun beleid dat ook in de achtereenvolgende coalitieprogramma’s heeft gestaan. De ambitie is om dat zorgvuldig uit te gaan voeren. Maar als de Tweede Kamer naar verwachting volgende week een besluit heeft genomen over de Structuurvisie Wind op Land, dan moeten wij het debat naar mijn smaak ook gaan verleggen naar hoe wij dat op een goede en zorgvuldige manier gaan inpassen en hoe we meer draagvlak ervoor kunnen krijgen bij de bevolking in plaats van ten principale de windenergie ter discussie te stellen. Afsluitend is het College geen voorstander van nieuwe financiële claims. Dat betekent ook dat we de amendementen die van de zijde van de SP zijn ingediend ontraden. Wij vinden het vroegste moment om te gaan beslissen over de extra inzet van middelen komend najaar is. We hebben dan de duidelijkheid over de gevolgen van het rijksbeleid van de presentatie op de derde dinsdag van september voor onze financiële positie – wat overigens meestal al in de loop van augustus uitlekt. Dan hebben we een scherper beeld en een scherpere begroting en kunnen we ook een beslissing nemen. Ik loop de moties nog bij langs voor zover zij mijn portefeuille raken. In motie 2 van de VVD wordt ervoor gepleit om tijdig inzicht te geven in de onderbestedingen, dus bij de integrale bijstelling. Ik ben het eens met de strekking van de motie. Wel moeten we zoeken naar een doelmatige vorm die de verantwoordingsbureaucratie niet al te zeer doet toenemen, maar met de strekking van die motie zijn wij het wel eens. Motie 3: mijn voorstel is dat de PVV deze intrekt of aanhoudt en dit terug laat komen in het debat over de voordracht over de goedkeuringstoleranties. Motie 4 van de PVV gaat over de overboekingsvoorstellen en de onderbesteding van vrijgevallen middelen en ze laten terugvloeien naar de algemene middelen zodat PS dan ook een nieuw besluit ter aanwending kan nemen. Mijn standpunt is dat de Staten dat recht al hebben. Op het moment dat wij voorstellen doen bij de jaarrekening over de overboeking van geld, dan beslist uw Staten daarover en het staat u dan ook vrij om onze overboekingsvoorstellen af te keuren en dat geld terug te laten vloeien naar de algemene reserve. De heer VAN KESTEREN (PVV): Het is ons te doen om te kijken waar die geldstromen heen gaan. Want nu is het vaak zo dat er wel wordt geschoven, maar kom er maar eens achter waar die stromen vandaan komen en waar ze dan weer bijgezet worden. Dan heb je de boot gemist. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dat wordt in de jaarrekening in detail op programma- en themaniveau uitgewerkt. De overboekingsvoorstellen worden daar dus al in gespecificeerd en het staat u vrij om die voorstellen al dan niet te annuleren. De heer VAN KESTEREN (PVV): Maar het komt ook wel voor dat het dan al te laat is, omdat het alweer is ondergebracht bij een andere post of product. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nee, u autoriseert de uitgaven als wij overboekingsvoorstellen doen. Een enkele keer komt het voor dat wij een voorbeslag doen, maar dat doen we doorgaans niet met overboekingsvoorstellen maar dat is echt met urgente zaken die niet kunnen wachten. Maar ook
57
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 op dat punt bent u uiteindelijk tot autorisatie bevoegd. En dat geldt ook voor elk overboekingsvoorstel op programma- of themaniveau. Motie 5 die oproept een subsidieregister samen te gaan stellen ontraden wij dus als College, daar ben ik zo-even al op ingegaan, maar dan wel met de toezegging die ik heb gedaan in de richting van de heer Van Kesteren. Op motie 8 ben ik ingegaan. Als mevrouw Van der Graaf in tweede termijn zou kunnen instemmen met die doelmatige wijze waarop wij daar invulling aan willen geven, dan kunnen wij die motie onderschrijven. Op de amendementen van de SP ben ik ook al ingegaan: in elk daarvan wordt met geld geschoven en op dit moment lijkt ons dat niet opportuun, dan moeten we in het najaar doen. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Volgens mij zijn er voor mijn portefeuille met namen vragen gesteld en opmerkingen geplaatst over de extra investering van 30 miljoen in De Marne, Winschoten en Delfzijl. Diverse fracties roepen op om tempo te maken, daadkracht te laten zien, niet alles vooruit te schuiven, concreet te zijn, nu iets klaar te maken en dat geld rollen moet. Ik denk dat dit precies zo’n voorbeeldproject is waar wij dat met elkaar doen. We hebben als College gekeken waar geld ligt dat op dit moment nog niet besteed is en waarmee we inderdaad een prachtige slag kunnen maken en wel op een plek waar het absoluut zoden aan de dijk zet en het snel leidt tot het maken van het verschil. Daarom heeft het College besloten deze 30 miljoen te investeringen in de leefbaarheid in deze provincie, een van de belangrijkere thema’s van dit College en uw Staten om met elkaar te zorgen dat de leefbaarheid in de kernen en in de provincie in het algemeen verbeterd wordt. Waarom dan deze drie kernen? Juist omdat qua bovenregionaal karakter – zoals collega Moorlag ook al zei – daarin het verschil gemaakt kan worden. De urgentie is groot, er is niemand die daarover twijfelt. De heer SWAGERMAN (SP): Is het dan niet zo dat de urgentie van Winschoten mede is opgehangen aan de voorwaarde van het saneren van winkeloppervlak voordat er überhaupt sprake kan zijn van een Factory Outlet Centre? Of ziet u die samenhang helemaal niet? Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Wij doen niets solitair, dus we nemen alle ontwikkelingen mee. Er is inderdaad gekeken naar wat er op dit moment in Winschoten moet komen. Uw Staten hebben in de commissie van 5 juni daar een uitgebreide presentatie over gekregen. En bij die plannen wordt uiteraard de afweging gemaakt of de bewegingen die wij met elkaar maken – juist om die daadkracht te zien – in samenhang worden meegenomen. Dus in die brief staat ook dat mochten er ontwikkelingen komen in het FOC, die uiteraard ook worden betrokken in de totale afweging van alle plannen. Dus die integraliteit waar u om verzoekt is absoluut aanwezig. Dat is ook precies wat we willen: we willen met elkaar dezelfde kant op werken en daarom zijn er ook heel scherpe prioriteiten gekozen in de projecten die nu in die gebieden gaan komen. Dan kunnen op het scherpst van de snede de middelen daar snel worden ingezet. De heer SWAGERMAN (SP): Maar dat betekent automatisch dat u ook selectief aan de gang gaat met de werkgelegenheid en op welke plaats in de provincie die komt en die integreert u vervolgens met het wegsaneren van winkeloppervlak. En vervolgens moeten daar dan ergens weer mogelijkheden ontstaan in een andere gemeente, waardoor het daar dan weer goed gaat. Kunt u mij dan ook aangeven wat dat, als dat dan al het geval is in Winschoten, betekent voor de ook leegstaande winkels en potentiële saneringsbehoeften in de gemeenten daaromheen? Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Die vraag hoorde ik u inderdaad al stellen aan de heer Moorlag. Volgens mij hebben we natuurlijk ook net deze week weer 1,8 miljoen aan projecten beschikbaar gesteld uit de reguliere leefbaarheidsmiddelen. Die gelden gaan niet ‘ten koste van’, de 30 miljoen die wij investeren in deze gebieden komt bovenop de reguliere middelen en het reguliere beleid dat wij maken met al die kernen die met krimp te maken hebben. Twee projecten daarin waren bijvoorbeeld het winkelgebied van Veendam met een mooie entree en ook een investering in een winkelgebied in Oude Pekela. Dus uw zorg dat er dan niets gebeurt in de rest van het gebied is absoluut niet aan de orde. Er gaan gewoon reguliere middelen naartoe met de reguliere afwegingen die we daar van onderop met de gemeente en de bevolking bij maken. De heer SWAGERMAN (SP): Even terug naar de realiteit. Hoe dankbaar wij ook zijn met de besteding uit de reguliere middelen die u gisteren hebt aangekondigd – als u dat nog een tweede keer wilt horen, wil ik dat nog wel een keer herhalen. Maar we moeten wel de feiten op een rij houden. We hebben het over 3 miljoen gedurende 10 jaar, over 30 miljoen nu in één keer extra selectief. Dan kunt
58
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 u wel zeggen dat het mooi is dat dat geld wordt uitgegeven, maar die verhouding is natuurlijk wel héél erg zoek: in één jaar tijd een factor 10 van waar anderen het tien jaar mee moeten doen. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Ik vind wel dat u een bijzondere blik op de werkelijkheid heeft. Ik zou zeggen: het glas is halfleeg in uw geval. Wij hebben met elkaar gezegd dat wij structureel de komende tien jaar 3 miljoen uit eigen middelen vrijmaken voor de leefbaarheid in onze provincie. Bij elkaar is dat inderdaad 30 miljoen, maar dat is een investering die wij noodzakelijk achten. De discussie die wij hier ook regelmatig in de Staten voeren is dat de opgave die er in het gebied ligt groot is. En dan is de vraag of je daarvoor al dan niet extra middelen kunt vinden. Wij hebben nu de kans gevonden om extra te investeren in die leefbaarheid en dat hebben wij goed gedaan. Dus in die zin is het niet het een ten koste van het ander, maar is het echt een dikke plus op de leefbaarheid in ons gebied en die ook ontzettend van belang is voor de hele provincie, omdat dit juist gebieden zijn waar een bovenregionale uitstraling plaatsvindt. De heer SWAGERMAN (SP): Waarvan akte voor de vierde keer in deze vergadering volgens mij. Voor de volledigheid nog even één ding: namens de SP hebben wij een paar jaar geleden aangegeven dat wij 64 miljoen wilden stellen. Toen is er van de kant van het toenmalige College aangegeven dat dat absoluut onmogelijk was. Snapt u dan dat het een beetje wrang is dat u nu ineens wel 30 miljoen weet te vinden en u dat ook nog op een mindere omvang besteedt? Als we toen die 64 miljoen hadden gebruikt, hadden we nu over een heel andere situatie gesproken. Dan hadden we de krimp al een paar jaar eerder kunnen aanpakken en potentieel hadden we minder nodig gehad dan wat u nu beschikbaar stelt. En dat is een dure oplossing. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Eerlijk gezegd snap ik het niet. Ik zou denken: ‘Wij als SP wilden 64 miljoen, het College komt halverwege. Dat is dan toch mooi, ze hebben goed naar ons geluisterd.’ U kunt er van dit College op aan dat wij alles doen om die leefbaarheid in onze provincie zo sterk mogelijk te houden en daarom denk ik ook – en zo wordt het ook ervaren in die gebieden – dat het een ontzettend belangrijke extra impuls is in die leefbaarheid met bovenregionaal karakter in onze provincie. Daarmee zetten wij weer een stap verder in de leefbaarheid. En we doen dat ook met elkaar, dus het is niet alleen de 30 miljoen die wij nu neerleggen. De gemeenten leggen bij en we proberen daar ook private investeringen mee los te trekken. Dus wat betreft gaat het ook net als bij de reguliere leefbaarheidsmiddelen echt in samenhang want dat is juist de kern van dit thema. Ook het thema van vandaag was om die burger meer in eigen kracht te zetten en ervoor te zorgen dat er meer ideeën van onderop komen en niet alles van bovenaf wordt opgelegd. Dat is juist op dit gebied wat wij doen. Juist van onderop proberen wij dat samen met elkaar vorm te geven in onze provincie en daar zijn wij naar mijn bescheiden mening ook succesvol in. Want er ontstaat echt veel energie en je ziet dat er veel leuke initiatieven ontstaan. De heer KRAJENBRINK (CDA): Ja, mooi verhaal. Ik denk dat best heel veel mensen het erover eens zijn dat 30 miljoen extra voor leefbaarheid mooi is. Maar de vraag is natuurlijk: waar moet het geld naartoe gaan? En op welke manier ga je 30 miljoen euro belastinggeld besteden als provinciale overheid? Daar moet een goede onderbouwing onder liggen qua projecten. Wij geven nu een akkoord voor 30 miljoen aan drie projecten waarvan we presentaties hebben gezien. We hebben daarin gezien dat zij best aardig kunnen zijn, maar we weten totaal nog niet wat het uiteindelijk rendement is. Ik heb ook in de commissie nog gerefereerd aan het Forum, waarbij allerlei aantallen werden opgegeven over de werkgelegenheid en dat soort zaken die behaald zouden worden. Daar lagen ten minste nog cijfers aan ten grondslag – wat je ook van dat project mocht vinden. Hier liggen er nog geen enkel cijfer aan ten grondslag van wat we hiermee willen bereiken. De vraag is: hoe kunt u 30 miljoen toewijzen aan drie projecten terwijl er geen enkele gefundeerde onderbouwing aan ten grondslag ligt over wat dat aan leefbaarheid, werkgelegenheid en economische groei oplevert. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Ja, die vraag is inderdaad ook in de commissie gesteld. Natuurlijk geven wij niet zomaar 30 miljoen uit, het zijn niet zomaar drie projecten. Het zijn drie gebieden waarin meerdere projecten plaatsvinden. We hebben uw Staten daarover ook geïnformeerd via de brief. Er is juist een hele groep opgezet met enkele stevige projectleiders om te zorgen voor de prioritering bij wat er echt nú moet gebeuren – dat we dat wel goed met elkaar afwegen. Bij monde van uw partij is er vorig jaar ook weer opgeroepen om die daadkracht te laten zien en te zorgen dat we meters maken. Dus als we dit op dit moment tot achter de komma gaan becijferen, zijn we drie jaar verder en dat is volgens mij niet de bedoeling. Er moet nú tempo gemaakt worden, er moet nú iets
59
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 gebeuren en dat betekent dat wij een balans pakken tussen snelheid en zorgvuldigheid en waar door stevige onderbouwing die prioriteiten neergelegd worden. De heer KRAJENBRINK (CDA): U hamert de hele tijd op urgentie, maar we hebben ook met zorgvuldigheid en doelmatigheid te maken. Die termen zijn neem ik aan toch ook wel van toepassing op het provinciale beleid? Dat je de euro’s die je besteedt ook op een goede manier besteedt. En haastige spoed is zelden goed. Laten we wel wezen: we willen uiteindelijk ook de euro’s goed besteden. De vraag is dan ook aan u: kunt u dat ook garanderen, zodat we daar het maximale rendement uit halen en op welke wijze kunt u dat garanderen? Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Dat gaan wij uiteraard doen. Want als we kijken naar Delfzijl dan zijn dat geen plannen die wij net bedacht hebben. Dat zijn plannen die al lang klaarliggen en waarvan al eerder is gezegd dat ze eigenlijk zouden moeten worden uitgevoerd, maar waar te weinig middelen voor waren. Op dit moment zijn die middelen er wel, dus kunnen wij die projecten doen. Dus hebben we ze niet zomaar van de plank gepakt, maar met specifiek naar gekeken met behulp van professionals welke projecten prioritair waren. En daaruit is het programma voortgevloeid zoals dat in de brief verwoord is en daarmee borgen wij dat die middelen efficiënt worden besteed. Dat is natuurlijk wat wij precies willen: niemand zit te wachten in dit gebied op een investering die niet rendabel is. Dus iedereen wil op dit moment met de beperkte middelen de beste keuze maken. En daar is iedereen op gespitst. De heer POST (GroenLinks): Ik wou aanhaken bij uw laatste woorden, namelijk om op dit moment de beste keuze te maken. De vraag om daadkracht onderschrijf en erken ik. Alleen, ik heb in mijn betoog in eerste termijn aangegeven of er niet sprake is van selectieve daadkracht. Het feit dat dit nodig is en juist ook in deze gemeenten, onderschrijven wij wel. Ik denk dat daar ook geen discussie over is geweest in de commissie, maar wel over of dit één keer moet en niet weer of dat er bijvoorbeeld volgend jaar ook situaties kunnen ontstaan waarbij we over een aantal stedelijke kernen in onze provincie moeten praten. Daar heb ik u ook om gevraagd, misschien hebt u nog niet de gelegenheid gehad om daar wat van te zeggen. Maar ik denk dat het een kwestie is van eerst een keuze maken om iets te doen en laten we wat we doen ook goed te doen. Dan kan ik u volgen, maar dan wil ik wel de garantie hebben dat we hier ook nog een keer kunnen staan om over de andere problemen te praten. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): U noemt het selectieve daadkracht en dat is precies wat wij gedaan hebben. Wij hebben gezegd dat wij nu echt meters c.q. het verschil willen maken. Dus dan kun je twee dingen doen. Je kunt het geld weer een beetje gaan versnipperen en een kleine bijdrage aan allemaal kleine dingen leveren maar wij hebben ervoor gekozen om nu echt een grote beweging te maken. Daarom hebben wij inderdaad vanuit selectieve daadkracht gekozen voor investeren in deze drie gebieden. En als u vraagt of dat in de toekomst ook in andere gebieden mogelijk is: wij konden nu 30 miljoen incidenteel extra vinden. Wat wij natuurlijk met die structurele middelen doen is ook precies diezelfde prioritering maken in die gebieden. De heer POST (GroenLinks): Nu graag concreet. Eigenlijk dwaalt u nu af van wat ik vroeg. Zijn er ook in de toekomst mogelijkheden om eenmalige ook in andere gebieden in onze provincie dezelfde slag te maken? Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Gezien de financiën van de provincie hebben wij nu incidenteel geld kunnen vinden. Hoe de toekomst eruitziet kunnen we niet zeggen maar u kunt ervan op aan dat wij altijd scherp prioritair in de te beperkte middelen die wij hebben een bijdrage zullen leveren aan die leefbaarheid. De heer SWAGERMAN (SP): Ja, dat zal dan wel prioritair volgens het College zijn. Maar goed, dit terzijde. Ik wilde even naar dat meters maken toe en wel naar de kubieke meters. U hebt een plan in Delfzijl waarbij sprake is van het aanleggen van een strand. Ik probeer iets te vinden als wat effectiever antwoord op de vraag van het CDA, vandaar dit voorbeeld. Kunt u mij vertellen of er is uitgerekend op allerlei mogelijke manieren wat het aanleggen van dat strand kost, wat de kansen zijn op het zeer spoedig wegspoelen van het zand, wat de suppletiekosten dan zullen zijn en welk deel van de begroting u daarvoor wilt uittrekken?
60
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Dat kan ik nu hier niet. Maar er zijn ontzettend veel dingen uitgezocht en daar hangt ook een kostenplaatje aan. Daar er is wel gekeken naar wat dit kosten en hoe we dit gaan doen. U maakt even de opmerking ‘dat zal dan wel prioritair volgens het College zijn’. Dat is het dus nou net precies niet. Wij doen het in nauwe samenwerking met de gemeenten, met de ondernemers en bewoners in die gebieden zelf. Het is dus niet iets van het College, wij doen een bijdrage in de breedte voor het gebied. Ik was nog niet toegekomen aan de vraag van D66 hoe wij de Staten op de hoogte gaan houden. Dit is natuurlijk niet een project waar we nooit meer met elkaar over zullen praten. In de loop van de projecten, zo gauw we weer een stap dichter zijn bij wat er nou precies uitgevoerd gaat worden, nemen we u uiteraard mee in hoe dat allemaal verdergaat. Dus we komen daar bij u op terug. Ik ga nu verder, want volgens mij zijn er al heel veel vragen gesteld over dit project en heb ik al heel veel daarover verantwoord. Collega Moorlag heeft al in de algemeenheid al iets gezegd over amendement 2 van de SP. U zult begrijpen dat wij naar aanleiding van dit betoog juist nu ervoor kiezen om de slag te maken. Om een grote beweging, het verschil met elkaar te maken gaan wij niet mee in uw voorstel – sterker nog, we raden dit af – om het geld versnipperd in te zetten. Dan wou ik nog terug naar een van de allereerste opmerkingen van de heer Visser. Hij noemde ook het belang van het landelijk beleid inzake de verhuurdersheffing en de opgave die er nog ligt in ons gebied inzake de sloop en de transitie. Terwijl wij hier onze vergadering hadden, was er algemeen overleg in Den Haag over de verhuurdersheffing en wat ik daarvan begrepen heb is dat daar met een meerderheid het voorstel van de minister is overgenomen om in die heffing een uitzondering te maken voor de krimpgebieden, voor Rotterdam-Zuid en voor het ombouwen van kantoren tot woningen. Maar er zijn natuurlijk maar beperkt uitzonderingen gemaakt en wel voor onze krimpgebieden en ik denk dat dat ook een belangrijke impuls is voor ons gebied. Want zoals ik al eerder zei: we doen het hier samen met elkaar en die corporaties leveren daarin een belangrijke bijdrage, hiermee kunnen ze blijven investeren in ons gebied en daar ben ik ontzettend blij mee. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik zit al sinds vanochtend na te denken over wat ik als kind aan kattenkwaad heb gedaan, maar ik bezit zo niet de kwaliteit om randgroepjongere te worden. Ik had meer andere kwaliteiten en ook diskwaliteiten. Wat ik vroeger kon was vingerhaken. Maar ik weet dat u met elkaar in ieder geval iemand heeft geïnspireerd om zeker al een paar uur te breien, dus dat komt helemaal goed – ook met mevrouw Geerdink. Overigens staat er heel interessant nieuws op Nu.nl. Als u doorscrolt naar beneden ziet u in het kader van het debat van vandaag behartenswaardig nieuws. Maar dat geheel terzijde, dat laat ik allemaal aan uw overwegingen over. Er zijn in mijn richting enkele serieuze vragen gesteld en die wil ik ook serieus beantwoorden, Ik had een vraag vanuit de Partij van de Arbeid-fractie over social return en infraprojecten. Daar hebben we ook in de commissie even over gewisseld. Toen hebben we gezegd dat de marktomstandigheden behoorlijk veranderd zijn en dat er eigenlijk een nieuwe vraag is ontstaan als je kijkt naar die social return. Social return is ontstaan in het midden van het vorige decennium. De arbeids- en marktomstandigheden waren toen anders. Maar je ziet dat er nog steeds behoefte is om daar iets mee te doen. Er liggen ook nog steeds kansen om dat te doen, maar het vergt wel een wat andere opdrachtverstrekking vanuit de overheid. We kijken daar nu ook heel actief naar. Samen met de organisaties vanuit de bouw verwacht ik in het najaar bij u met een voorstel te komen hoe we meer in deze tijd op een goede manier die ook voor het bedrijfsleven werkt, aan social return te kunnen doen en we ook onze eigen doelen op dat punt kunnen nakomen. Die toezegging had ik al in de commissie gedaan, maar die herhaal ik hier graag nog een keer. D66 vroeg naar het grensoverschrijdende busvervoer en refereerde daarbij ook aan de positieve resultaten rond Publicexpress. Ik heb recent twee keer met de ondernemers gesproken. Het bijzondere is dat Publicexpress gebruik maakt van een leemte in de wetgeving. Want omdat het grensoverschrijdend is, valt het buiten ons concessiegebied, dus kunnen zij daar gebruik van maken. Zij werken met prijsdifferentiatie waardoor hun bussen eigenlijk altijd vol zitten. Nou dat is een fantastisch product dat volledig door de markt wordt gedaan zonder overheidsbijdragen. Dat moeten we dus ook mooi zo laten. Het OV-Bureau en ook het provinciebestuur heeft op dit moment geen plannen om aan grensoverschrijdend busvervoer te doen – die vraag leeft ook niet direct. Maar het is mooi te zien dat dit soort producten bestaat. Wat misschien nog wel extra mooi zou zijn is dat Publicexpress, dat sinds kort van Groningen naar Bremen en dan door naar het vliegveld van Bremen, ook zou gaan rijden van Groningen naar Groningen Airport Eelde, want dat zou het natuurlijk helemaal interessant maken. Ik weet niet of dat in die constellatie kan, maar gewoon als gedachte leek me dat goed. U noemde overigens de trein naar Bremen. Fantastisch, daar gaan we ook hard
61
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 mee aan de slag. We hebben het vandaag ook even kort gehad over de verbinding naar Roodeschool en de Eemshaven en die met Borkum. Ik heb u ook in de commissie gezegd dat we daar ook recent met onze Duitse vertegenwoordigers over gesproken hebben. Daar wordt ook heel enthousiast op gereageerd, dus we zien dat er heel veel draagvlak is voor grensoverschrijdend verkeer, dat dat ook heel veel warmte oproept en ook denk ik positieve effecten kan sorteren. De heer ZWERTBROEK (D66): Allereerst ben ik benieuwd of de gedeputeerde een termijn kan noemen waarop er meer duidelijkheid komt wat er met dat budget voor de internationale treinverbinding gaat gebeuren. Daarnaast noemde ik inderdaad het Publicexpress, zoals u zo-even uitlegde. Maar ondanks dat begrijp ook ik dat er bij het OV-Bureau krapte is als het gaat om financiën, verdere uitbreiding van dienstregelingen en dat soort zaken – daar vraag ik dus ook niet om. Maar wel moet in het oog worden gehouden dat het wellicht ook nuttig kan zijn om busvervoer op lokaal niveau grensoverschrijdend te maken omdat het in mijn optiek voornamelijk plussen kan hebben voor het vervoer richting Leer, Papenburg en dat soort steden. Het kan dat ook weer een versterkend effect hebben voor bijvoorbeeld Nederlanders die een baan hebben in Duitsland of andersom. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik ken de vraag niet, maar ik denk dat we hier eerst even mee aan de slag moeten gaan. Het is misschien wel aardig om eens te kijken of die behoefte er inderdaad is. Op dit moment word ik daar niet mee geconfronteerd, maar u maakte die koppeling met de arbeidsmarktbeleid, dus misschien is dat ook wel voor college Van Mastrigt interessant. We zullen eens even kijken of dat opportuun is in die richting. Voor wat betreft de internationale treinverbinding hopen we in het najaar met een wat nadere uitwerking te komen. Dat moet ook, je kunt niet in het wilde weg geld vragen, dus je moet wel een beetje gevoel hebben bij wie je wat vraagt. Dus we maken nu eigenlijk een quickscan met een analyse, die als onderbouwing richting het Rijk en andere partners kan dienen en dan komen daar vanzelfsprekend ook met u over in gesprek. U hebt uw ambitie eigenlijk geformuleerd: 1 uur en 23 minuten reistijd van Groningen naar Bremen. Daar zetten we natuurlijk alles op om dat te bereiken, maar het allermooiste is – volgens mij zei mevrouw Hazewinkel uit de Partij van de Arbeid-fractie dat vanochtend – dat de IC-Plus-verbinding dat we op dat kwaliteitsniveau met elkaar een verbinding vanuit Groningen naar het Duitse achterland tot stand kunnen brengen. Dus we gaan daar gewoon serieus mee door. De heer ZWERTBROEK (D66): Maar u kunt daar dus geen termijn bij noemen. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Nou, in het najaar, dus. De PVV heeft haar alternatieve plan voor de bereikbaarheid gepresenteerd en naar een aantal partijen toegestuurd – ik dacht naar de Regiovisie Groningen-Assen, naar ons College en ook de gemeente Groningen als ik me niet vergis. U hebt onder meer ons gevraagd in uw richting een antwoord te willen formuleren. Dat is in voorbereiding. Ik vermoed dat dat nog volgende week door het College kan. Ik moet de heer Van Kesteren wel een kleine winstwaarschuwing geven: ik verwacht niet dat het een erg positieve reactie zal worden, omdat de effecten door ons wel anders worden ingeschat dan zoals de heer Van Kesteren die ziet. Maar op het moment dat wij het antwoord geformuleerd hebbe, ga ik graag met hem de discussie aan over het een en ander. Dat kan ook overigens, omdat we dat betrekken bij de discussie over de plannen van de Regiovisie Groningen-Assen die in september aan de orde zijn. De heer VAN KESTEREN (PVV): Daar heb ik ook nog een afspraak mee. Maar ik vind het fijn dat u ons plan serieus wilt bekijken, maar ik wil wel bevestigen wat ik al gezegd heb, namelijk dat de burgers en de ervaringsdeskundigen in de gebieden zelf niet echt serieus worden genomen. U neemt er nu al een voorschot op dat wij ons niet rijk moeten rekenen, want het wordt eigenlijk toch afgewezen. De heer BOUMANS (gedeputeerde): Dan doet u mij tekort, maar ik doe graag aan verwachtingsmanagement. Ik heb de conceptantwoorden gezien die u krijgt: die zijn zeer uitvoering en gaan ook zeer gedetailleerd in op de plannen van de PVV. Alleen, u hebt een veronderstelling over de uitwerking van uw ideeën om zoveel mogelijk verkeer van de Zuidelijke Ringweg af te halen en dat het dan beter zou gaan. Maar het grote verschil in denken is dat op de Zuidelijke Ringweg heel veel bestemmingsverkeer rijdt en met uw plannen hebt u mogelijk een oplossing voor het doorgaande verkeer, maar dat is eigenlijk niet het grootste knelpunt. Dat is de kern van de zaak, meneer Van Kesteren.
62
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
De heer VAN KESTEREN (PVV): Dat zijn niet mijn plannen, het is een neerslag van heel veel deskundigen die in een rapport zijn samengevat. Zijn er misschien ook delen of onderdelen van het plan waar u wél warm voor zou kunnen lopen? De heer BOUMANS (gedeputeerde): U zegt enkele behartenswaardige dingen over de oostboog. Dat is het ongeveer. Maar voor de goede orde: we hebben serieus naar uw plannen gekeken en ik ga ook graag serieus de discussie met u aan in september. GroenLinks maakt zich wat zorgen over het 100.000-Voertuigenplan, maar ik heb ook goed nieuws. We willen ontzettend graag met duurzaamheid in de mobiliteit aan de slag. Daar liggen ook allerlei kansen binnen de huidige concessies en andere mogelijkheden en daar gaan we ook mee verder. We hebben gisteren in het College het thema stil asfalt weer een stap verder gebracht naar de tweede tranche. We zien binnen de huidige concessie nog een aantal dingen dat we graag willen doen. We willen kijken of we bij de spoorlijn naar Stadskanaal echt een hybride inzet kunnen doen. Dus we zijn echt heel actief op zoek binnen de bestaande mogelijkheden wat we kunnen doen en vervolgens kunnen we naar de nieuwe concessies toe er een schepje bovenop doen. U mag zich verzekerd weten dat ik in de discussie die nu op gang komt over de nieuwe concessie in het OVvervoer, mij erg hard maak voor duurzaamheid. Dus wat mij betreft is dat echt een uitgangspunt van ons handelen. Ik realiseer me dat u daar graag verder over wilt spreken. We komen ook in het najaar met een uitgebreid plan in uw richting om daar vorm en inhoud aan te geven. Maar dat gaat dan over mobiliteit in de volle breedte en dat zal wat mij betreft aansprekender moeten zijn dan wanneer dat alleen over auto’s zou gaan. Dan heeft de VVD een aantal opmerkingen over deregulering en de open data gemaakt. Over de voortgang in de deregulering hebben we u recent een brief gestuurd. Voor wat betreft de open data hebben we net vragen gehad van de VVD-fractie. Die zullen we nog proberen vóór de zomer te beantwoorden; daar gaan we ook nog wat verder in op wat daar de mogelijkheden zijn. Uitgangspunt is ‘open, tenzij…’ en ‘tenzij’ daarbij zeer restrictief toe te passen. Dan stelt ten slotte de Partij voor de Dieren een vraag over geurbeleid. Dat verwacht ik dinsdag in het College vast te kunnen stellen en dan komt het in uw richting. Het is onderdeel van de beleidsregel over het integrale milieubeleidsplan dat past binnen de kaders die in uw Staten zijn gesteld bij het POP en ook bij het nieuwe VTA-handhavingsplan dat wij opstellen. U wordt daarin dus bediend. Overigens zou dat geurbeleid eerder zijn vastgesteld, had dat dan iets betekend voor die specifieke casus? We hebben daarin eigenlijk gehandeld conform wat wij nu opstellen en dan kom je in een heel lastige discussie. Daarom heeft de CDA-fractie ook vragen over gesteld: die gaan wij beantwoorden. Ik weet niet of dat nog volgende week lukt, maar ik kan me zo voorstellen dat dat een casus is die ook stof tot discussie geeft – dat realiseer ik me ook heel goed. En het lijkt me ook goed die te voeren, want die loopt ook heel aardig op met de bespreking in uw Staten over het integrale milieubeleidsplan waar het College vervolgens een laatste klap op zou moeten geven. Dus ik denk ook dat dat september gaat worden, gelet op het feit dat het reces aanstaande is. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): Eerst maar iets over motie 7. Die gaat over de SWbedrijven en de zorgen die daarover zijn. Er is sprake van zowel maatschappelijke als financiële risico’s die wij lopen ten gevolge van de bezuinigingen. Het is natuurlijk wel het gemeentelijke taakveld waarover wij het hier hebben maar het heeft ook nu al onze aandacht, ook in de zin zoals die in de motie is verwoord. Als je naar de financiële kant van de zaak kijkt zit eigenlijk het grootste risico in de periode vanaf 2015. Dat betekent dat gemeenten over het algemeen niet in problemen zullen komen met de begroting over 2014, in die zin dat zowel de inkomsten als de uitgaven in evenwicht zijn. Maar het probleem dient zich daarna wel levensgroot aan. Dat is natuurlijk afhankelijk van de invulling en daar maakt u zich ook zorgen over in de motie en die is terecht. Wij zullen die motie dan ook uitvoeren als u die aanneemt. Maar ook zonder dat u die aanneemt zullen we daar de nodige stappen in zetten. Overigens, de suggestie in de motie dat preventief toezicht een ramp op zich is, wil ik toch wel tegenspreken. Dat is natuurlijk afhankelijk van de oorzaak: die kan een behoorlijke opgave zijn en wij zullen ook, zoals u in de motie vraagt, kijken naar wat we in het toezicht daaraan kunnen doen. Maar dat betekent in ieder geval – dat wil ik u alvast zeggen – dat wij dan minder toezicht gaan uitoefenen of vanuit de risico’s zaken door de vingers kunnen gaan zien. Wat toezicht is natuurlijk een wettelijke taak. Dan is er een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld in het kader van de energiebesparing. De Partij van de Arbeid vraagt hoe het met het in elkaar passen van stimuleringsmaatregelen en het aan de man brengen van de mogelijkheden daarbij zit. Het CDA maakt een opmerking over het samen met de samenleving vormgeven om te kijken wat mogelijk is. U
63
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 hebt al het Gebouwenplan ontvangen: daar staat een aantal maatregelen en projecten in zoals De Helpende Hand, Slim Consortium – dan heb je het over de bedrijfskant – maar ook het revolverend fonds. Er komt nog een aantal maatregelen vanuit de nationale overheid en wij zullen kijken hoe we die het beste in elkaar kunnen passen. In een aantal van die project zit ook een communicatieplan om ervoor te zorgen dat iedereen goed op de hoogte is van een en ander. Dan heeft GroenLinks nog een vraag gesteld met betrekking tot verzorgingstehuizen in relatie tot zonnepanelen. Daarbij verwijs ik eveneens naar het Gebouwenplan: ook maatschappelijk vastgoed is daar onderdeel van – dat zullen we iets later ontwikkelen. En met name interessant in dat kader is het kostenaspect. Over het algemeen als je een investeringsvolume hebt levert kostenbesparing ook geld op. En dat is natuurlijk een belangrijke zaak voor mensen, met name bij de maatschappelijke toepassing van gebouwen die in de bezuinigingssfeer terechtkomt – niet alleen vanuit hier maar vooral vanuit het Rijk. Ik kan mij bijvoorbeeld ook voorstellen dat nieuwe ziekenhuizen die gebouwd worden op zo’n energieneutraal mogelijke wijze vormgegeven gaan worden. Dat zijn dus aspecten waar je in dat kader naar zou kunnen kijken. Dan heeft GroenLinks nog een paar opmerkingen gemaakt over het Voertuigenplan. Dat behelst een hele hoop zaken op dit moment: van voertuigen tot brandstof tot ook concessies. Het Voertuigenplan is niet helemaal weg, er zal nog een gedeelte van het budget overblijven. Daarbij gaan we kijken welke elementen hun weg kunnen vinden binnen de portefeuilles die er zijn en daar hebt u net ook een voorbeeld van gehoord. Dan is er ten aanzien van de bestuurlijke vernieuwing een aantal opmerkingen gemaakt. D66 haalt Provincie 2.0 aan, GroenLinks vraagt hoe het met de samenwerking en het tempo daarin zit. Vrij Mandaat geeft de cultuuraspecten van de commissie-Jansen aan. Ja, wij zijn die zelf ook aan de lat van Jansen aan het leggen – collega Moorlag heeft daar ook al iets over gezegd. Dat betekent een andere opstelling van de hele constellatie rond het provinciale bestuur – inclusief Provinciale Staten, wil ik er nogmaals heel duidelijk bij zeggen. Zeker ook nu de gemeenten groter worden. Die cultuurverandering heeft dus al onze aandacht. Voor de omslag binnen de gemeenten zijn de gemeenten in beginsel zelf verantwoordelijk voor. Wij zijn met de VGG samen nog aan het kijken of we dat op een of andere manier kunnen faciliteren. Als wij kijken hoe de gemeenten onderling boven zichzelf aan het uitstijgen zijn, maar ook geweldig goed invulling aan het geven zijn aan die nieuwe opgave van de bestuurlijke vernieuwing en de bestuurskracht die nodig is en dat ze ook naar de belangen van hun buren in dat kader aan het kijken zijn, dan denk ik dat daar in ieder geval voor dit onderwerp al een heel goede slag in gemaakt is. Dan het tempo waar GroenLinks naar vraagt. Ja, u zou ook hebben kunnen zeggen dat wij vee te langzaam gaan. Anderhalf jaar geleden is een motie hier in de Staten aangenomen, waarin onze visie werd gevraagd die er binnen een halfjaar moest liggen. Wij zijn nu anderhalf jaar verder en zij komt aanstaande dinsdag in GS. Aan de andere kant hebt u ook wel gelijk: er zijn gemeenten die het tempo te snel vinden, maar er zijn ook gemeenten die het te langzaam vinden gaan. En vanuit het idee – wat u ook zegt en wat ook ons geloof is als GS – dat dit echt een opgave is die gezamenlijk – ook met de VGG – moet worden opgepakt, betekent dit dat je het tempo op elkaar moet aanpassen. Dan is de vraag of je het tempo op de langzaamste of op de snelste gaat aanpassen. Wij proberen daar een goede modus in te vinden. Natuurlijk schuurt dat wel eens, maar over het algemeen krijgen we daar goede berichten over, hoewel dat soms wel eens lastig is. Dat betekent overigens ook voor de visie die wij volgende week zullen vaststellen, dat het niet alleen een visie behelst maar zij ook het karakter zal hebben van een soort voortgangsrapportage, omdat wij al in een proces zitten dat helemaal zorgvuldig ook in de rest van de tijd vormgegeven zal moeten worden. De heer SWAGERMAN (SP): Ik heb bewust de naam ‘D66’ niet genoemd toen ik het onderwerp cultuur ter sprake bracht, maar daar krijg ik nu spijt van. Want deze gedeputeerde gaat volgens mij over de cultuur – en als dat niet meer zo is dan hoor ik dat graag. Maar wij hebben een poging gedaan via een amendement om de bezuiniging op cultuur terug te draaien. Mag ik uw mening daar nog even over? Gezien het feit dat u dat amendement vergeten bent zal mijn verwachtingspatroon over uw mening wel bewaarheid worden, vrees ik. De heer DE VEY MESTDAGH (gedeputeerde): De maatregelen die voorgesteld worden in het kader van de bezuinigingen zijn inderdaad allemaal pijnlijk. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Voor ik aan de moties toekom wil ik graag ingaan op de vragen die door een aantal van u over jeugdzorg zijn gesteld. Ik hoor in uw vergadering – maar ook daarbuiten – door velen van u intense betrokkenheid en daarin ook bezorgdheid doorklinken. Want het is voorwaar geen kinderachtige opgave waar wij samen met de 23 gemeenten voor staan. Ik heb
64
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 een aantal van u – met name de SP-fractie kwam daarmee – vrij ferme uitspraken horen doen alsof gemeenten na 1 januari 2015 gedwongen zouden worden om kinderen in de kou te laten staan. U kent mijn historie in het lokaal bestuur en ik ben ervan overtuigd dat ook lokale bestuurders zich verantwoordelijk zullen weten voor de zorg aan kinderen. Maar de analyse klopt dat het tempo waarin de transitie zich voltrekt en de financiële kortingen de zich in die transitie moeten uitbetalen, heel fors zijn. Er zijn door de fractie van de ChristenUnie garanties gevraagd. Op dit moment werkt het transitievoorstel niet zozeer met financiële garanties als wel met zorggaranties. Er zal eind oktober door iedere gemeente een transitieplan moeten worden voorgelegd en daarin zal de gemeente moeten laten zien dat zij zogenaamde zorggaranties kan bieden voor kinderen die op dat moment en ook op het moment van de transitie in zorg zijn. Ik merk dat de Groninger gemeenten op dit moment op een heel verantwoorde manier bezig zijn met dat transitietraject. Aan de andere kant wordt hun wel een voortdurende bemoediging van onze kant aan de dag gelegd. Want ik merk ook wel dat gemeenten wel aarzelend staan tegenover de stap om nu daadwerkelijke keuzes te gaan maken in het pakket dat zij van de provincie overgeheveld krijgen maar ook in het pakket dat al tot hun verantwoordelijkheid behoort en het mengen van die twee soorten verantwoordelijkheden. Dus wij zullen van onze kant als provincie voortdurend blijven bemoedigen aan het adres van de gemeenten om ook die stap naar de inhoudelijke keuzes te maken en daartoe brengen wij ook heel nadrukkelijk de zorgaanbieders in stelling. Want dat zijn tenslotte de instanties die de meeste kennis in huis hebben en de komende tijd een bezuinigingsopgave zullen hebben weg te werken. De heer SWAGERMAN (SP): Kunt u aangeven of het mogelijk is inhoudelijke keuzes te maken zonder dat je weet welke euro’s je daarvoor krijgt? En kunt u daarbij vervolgens ook aangeven of u het idee hebt of elke gemeente al weet hoeveel kinderen het binnen haar grenzen betreft, op welk niveau de zorg voor die kinderen zich bevindt en of zij in samenhang daarmee ook kan inschatten wat haar dat gaat kosten? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Op dat laatste kan ik instemmend antwoorden. De Groninger gemeenten hebben daar zicht op – tot op welk detailniveau laat zich nog even bezien. Wij hebben als provincie de gemeenten heel behoorlijk gefaciliteerd om samen met een bureau op een heel behoorlijk detailniveau de kinderen die nu in zorg zijn en de financiële arrangementen die daarbij horen, inzichtelijk te krijgen. Wij zijn ook op dit moment zelf heel actief met gemeenten aan de slag met de inkoopdoorlooptijden en inhoudelijke keuzes die daarin gemaakt worden, om daar gezamenlijk in op te lopen. Of gemeenten voldoende zicht hebben op de budgetten die overkomen zal in de mindere gedetailleerdheid zijn. Evenwel weten wel in welke kortingspercentages worden ingeboekt en dat betekent dat met name de zorginstellingen nu al in eigen huis heel actief aan het kijken zijn, als zij die kortingen voor hun eigen bedrijfsvoering zouden moeten inboeken, wat dat dan zou betekenen voor de efficiency in de samenwerking. Daar zien wij ook wel de eerste voorzichtige resultaten, maar er zal een nieuwe samenspel moeten gaan ontstaan tussen de gemeenten, clusters van gemeenten en zorginstellingen. En dat samenspel kan pas echt tot stand komen op het moment dat gemeenten inhoudelijke keuzes maken hoe ze wat ze overgeheveld krijgen en wat ze al hadden als verantwoordelijkheid, met elkaar willen gaan mengen. Aan die vooravond staan gemeenten; zij zullen dus kort na het zomerreces met hun eigen gemeenteraden dat gesprek moeten voeren, opdat zij eind oktober die transitieplannen kunnen neerleggen. De heer SWAGERMAN (SP): Er bereiken ons geruchten dat dat samenwerkingsverband 23 gemeenten zou kunnen betreffen, omdat iedereen ziet welke problemen er komen. Denkt u dan ook eventueel na over een instandhouding van een provinciale organisatie over 23 gemeenten? Of is dat überhaupt niet een voor de hand liggende keuze? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Wij duiken nu een detailniveau van de discussie in, waarvan ik zou zeggen dat we na het reces weer een commissie hebben met daarin ook de aanwezigheid van de heer Van Gelder als coördinerend wethouder namens de transitiewethouders. Ik zou de heer Swagerman om die discussie, waar we dan ook met z’n allen ook uitputtend aan kunnen deelnemen, op dat moment te voeren. Dan neem ik met u de mij toekomende moties door. Een halve motie betreft die over de gevolgen van de bezuinigingen op de sociale werkvoorziening. Collega De Vey Mestdagh heeft inmiddels een aantal behartenswaardige opmerkingen over het toezicht op de gemeentefinanciën gemaakt. Voor wat betreft mijn portefeuille kan ik zeggen dat ik heel bij ben met de voortdurende aandacht die dit onderwerp in onze Staten heeft. Want ik ben het met u eens dat de SW-bedrijven voor een aantal gebieden in onze provincie belangrijke werkgevers zijn en de voortdurende onzekerheid van Haagse
65
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 regelgeving doet die SW-bedrijven geen goed. Daardoor kunnen ze geen goede keuzes voor de toekomst maken. Aan de andere kant zijn er op dit moment twee bedrijven bezig zich te oriënteren op hun nieuwe positie in het economische veld. En ik begrijp uit deze motie dat u als Statenfracties die oriëntatie op die nieuwe economische werkelijkheid mee wilt maken en dat u daarvoor informatie nodig hebt. Ik denk dat het goed is dat wij u die informatie leveren, zodat u ook met de SW-bedrijven mee kunt denken over hoe zij in de nieuwe economische structuur van Groningen straks een plek kunnen krijgen ten behoeve van iedereen die daar een werkplek vindt. Ik ondersteun de gedachte dat Haagse duidelijkheid daarin buitengewoon belangrijk is. Dan ga ik naar motie 1 van de ChristenUnie, de PvdA en het CDA. Daarin wordt een drietal verzoeken bij het College neergelegd op het gebied van samenwerkingsopties op weg naar een efficiëntere en adequatere aanpak. De eerste twee verzoeken krijgen reeds hun plek. Mijn voorgangster, mevrouw Mansveld, heeft al het initiatief genomen om te kijken in hoeverre onze Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij en de clusterorganisaties in nauwere samenhang met elkaar te brengen zijn. Daar loopt op dit moment een oriënterend onderzoek op en ik hoop in het najaar de resultaten daarvan naar de Staten te kunnen brengen en die hebben ook relatie met de discussie over de herfinanciering van onze Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. Dus dat sluit naadloos daarop aan. Het derde verzoek is een aanvulling daarop en ik denk dat dat een goede aanvulling is, want al denkend en pratend – ook in de schorsingen van deze vergadering – over dit onderwerp, de financieringsinzichtelijkheid ten behoeve van ons bedrijfsleven, kwamen wij tot de conclusie dat er wel heel veel plekken zijn waar je daar informatie over kunt krijgen. Er zijn ook al heel veel ondersteuningsstructuren die een bedrijf met raad en daad bij willen staan, dus ik denk dat het een goede aanvulling is om meer inventarisatie te doen teneinde daar meer stroomlijning in aan te brengen. Dus ik heb geen bezwaar tegen deze motie – sterker nog, ik zie haar als versterking van het reeds ingezette beleid. De heer VISSER (PvdA): Mag ik u dan vragen of wij dan het gevraagde onderwerp naar de verbreding ook dit najaar tegemoet kunnen zien, gelijktijdig met het reeds lopende onderzoek? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Dat zou mooi zijn. Maar of dat helemaal realistisch is weet ik niet, omdat ik ook heel graag de subsidiestromen van het ministerie van Economische Zaken erin zou willen betrekken en ik inmiddels een klein beetje ervaring heb opgedaan met het tempo. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de afstand, zeg ik maar even, dus met die slag om de arm wil ik het indien mogelijk wel dit jaar afronden wat mij betreft. De heer VISSER (PvdA): Dank u, dat is voldoende. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): En dan motie 6, ingediend door de PVV. Zelden krijgt een gedeputeerde de gelegenheid om zulke enthousiaste verhalen over bestaand beleid. Want de motie van de PVV beschrijft precies wat wij al doen. Er is een prachtig mooi initiatief: wij hebben in dit land maar ook heel specifiek in deze provincie een actieplan Vroegtijdig Schoolverlaten en daarbinnen worden precies al die buitengewoon betrokken spelers die u in die motie noemt ter tafel uitgenodigd. En dat werkt ook. Op het moment dat u interesse hebt in hoe dat precies werkt zou ik u willen aanbevelen om eens in de noordelijke regio van onze provincie te gaan kijken, want Groningen-Noord is een van de koploperregio’s die hierin heel goede ervaring heeft opgedaan. En ook in de Versnellingsagenda die u in uw eigen Staten hebt laten passeren zijn enkele elementen opgenomen die u nu hier in uw motie aanhaalt. Daarmee kom ik tot de conclusie dat uw motie overbodig is omdat zij bestaand beleid betreft. De PVV-fractie heeft mij nog uitgenodigd om met een aantal aansprekende voorbeelden te komen uit het werk dat ik sinds januari in relatie tot het mbo heb gedaan. Dat zou ik graag willen doen maar dat zou een teleurstellende opsomming zijn voor de PVV-fractie omdat veel van die ervaringen op het gebied van de duurzame energie- en windmolentechnologie ligt. Dus ik zou dat op dit moment niet willen doen om geen zout in bepaalde wonden te strooien. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik had de constatering dat er enerzijds banen zijn die niet worden ingevuld, met name bij het Chemiepark in de Eemshaven, en wij anderzijds hoge werkloosheid kennen. Daarom heb ik suggestie geuit om wellicht te kijken naar grensoverschrijdend arbeidsmarktbeleid om toch eens te kijken of die werkgelegenheid langs die weg gevonden kan worden in combinatie met het initiatief van D66 tot een grensoverschrijdende agenda.
66
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Dat klopt inderdaad. Er is inderdaad een groot aantal grensoverschrijdende initiatieven. Op dit moment zijn we ook in gesprek met minister Asscher, die recentelijk een werkbezoek aan dit gebied, om te kijken of wij een aantal formele belemmeringen, die er ook in wet- en regelgeving is, opgelost kunnen krijgen. Ook als het gaat om de accreditatie van diploma’s en leergangen zijn er wat formele hobbels te nemen en verder is er een mentale drempel te slechten bij veel jonge mensen die toch ingewikkeld vinden om het vertrouwde Groningen achter zich te laten en bij onze oosterburen te gaan werken. Daar is binnen het EDR een aantal voorstellen onderhanden om daar iets mee te doen. Ik heb ook van de kant van RTV Noord wel eens begrepen dat zij daarin aan het werk zijn: vorig jaar hebben zij daar een prachtig mooie televisieserie over gemaakt. De heer ZWERTBROEK (D66): Is het mogelijk dat wij een opsomming krijgen van die zaken op papier om te zien wat er nou daadwerkelijk aan projecten wordt gedaan? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Dat lijkt mij heel goed, dat is prima. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik werk al jaren in het mbo, ook met leerlingen, stagecoördinatoren en werkbegeleiders. En telkens krijg ik te horen dat de match tussen werkgevers en werknemers en met leerlingen en scholen niet loopt. Even los van of dat in de duurzame energiesector is, dat zal me allemaal worst zijn want als ik een jongen of meisje daarin kan afleveren dat zal ik dat natuurlijk ook doen. Maar kunt u mij duidelijk maken wie aan tafel zit bij dit soort gesprekken? Want ik werk in het werkveld en ik hoor van functionarissen daarin die echt daadwerkelijk betrokken zijn door op de werkvloer te komen, met leerlingen op pad te gaan, eigenlijk nauwelijks gehoord worden en ook niet aan hun trekken komen. En mijn pleidooi is: probeer nou eens met deze mensen in gesprek te gaan, dan zult u heel andere verhalen horen en daaruit ook de daadwerkelijk concrete voordelen kunnen destilleren. Want het blijven altijd mooie verhalen en het blijft steeds bij een overleg hier en een overleg daar – daar zit ik ook altijd bij – maar af en toe denk ik: wat doe ik hier. Dan ga ik liever een keer zelf op pad. Ik heb hele dagen bezig met werkplekken te organiseren voor jongeren. Nou, ik kan u vertellen dat dat een behoorlijke klus is. En nu ik in de Staten zit, ervaar ik dat ik dicht op het vuur zit en voor het mbo een lans zou moeten breken om te proberen om ook die mensen die op de werkvloer met deze leerlingen werken, het woord te gunnen. Dan kunnen zij ook eens meedenken en komt er ook eens wat tot stand. Ik was hoopvol in de commissie, want u zei dat u het leuk vond en u wilde daar graag met mij nader in gesprek daarover. Dat is niet gebeurd. Daarom vatte ik het plan op om een motie in te dienen waarin ik vraag of u de bereidheid heeft of waarin u wilt overwegen om toch eens meer met dit soort functionarissen op de werkvloer te betrekken bij deze gesprekken. Niets meer en niets minder. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Ik heb de indruk dat wij elkaar prima verstaan. Alleen, wat ik in uw motie lees is bestaand beleid. In uw bijdrage hoor ik dat u zich wel herkent in het feit dat u betrokken wordt in vergaderingen, maar dat die betrokkenheid niet die inhoud krijgt zoals u die zich voorstelt. Dan zou ik u een concreter aanbod willen doen en dan kom ik bij u op werkbezoek en dan zou ik heel graag zo’n overleg eens bij willen wonen om te zien wat daar dan over tafel gaat. Overigens weet ik dat er onder uw collega-Statenleden kwaliteiten en ervaringen zijn die zich ook op dit punt toespitsen, dus het zou zich hier ook heel goed lenen voor een bespreking in de commissievergadering. Maar mijn eerste stap zou zijn om eens bij u op werkbezoek te komen en eens real life aanwezig te zijn in waarin u bepaalde belemmeringen ervaart. De heer VAN KESTEREN (PVV): Dank u wel voor uw aanbod, mevrouw Van Mastrigt. Daar zal ik graag gebruik van maken. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik kom er elke week weer achter – zoals ik nu in deze positie acht weken lang dat ik uw gedeputeerde mag zijn – dat er iets bijzonders zit in mijn portefeuille landbouw, natuur en visserij: inmiddels ook bij-zaken. Een mooie portefeuille maar ook een met bijzondere zaken. Ik hoor positieve en negatieve geluiden. Natuurlijk is dat uw goed recht, maar ik moet u er toch op wijzen dat ik met name uw negatieve houding ten aanzien van de natuur zeker niet deel. Een aantal van u zegt dat de natuur stilstaat, spreekt van een vastloper en gebrek aan daadkracht. Nou, u kunt mij alles verwijten, maar niet gebrek aan daadkracht. Want dit College heeft gemeend om u te moeten dienen met de Nota Natuur en de vertaling daarvan in BLG, die hebben wij afgelopen woensdag in commissieverband kunnen spreken en komende woensdag zullen wij die uitgebreid in deze Staten bespreken. En deze nota’s zijn tot stand gekomen ook in overleg met uw
67
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Staten. Wij hebben ook het Groenmanifest die in samenwerking met alle partijen die dit aangaat afgesproken en dit manifest hebben we als uitgangspunt gekozen voor de vertaling in deze notitie. Maar het is niet allemaal negatief in uw bijdragen en dat is iets waar ik me maar aan vasthoud. Zo zegt de heer Zwertbroek dat de natuur nog wel vaker op de agenda zal komen om er verder vorm en inhoud aan te geven. Ook het CDA sprak over de positieve houding ten opzichte van de landbouw en de aandacht voor gezinsbedrijven: ook dat steek ik dan maar keurig netjes in mijn binnenzak. Ten aanzien van de 200 miljoen is door uw Staten ook een opmerking gemaakt. Ik wil volgende week graag wat langer daarbij stilstaan. Ik probeer u nu eerst op hoofdlijnen te bedienen met de vragen die u daarover hebt. De afgelopen zaterdag mocht ik bij de Natuurtop zijn in Herwijnen, waar de minister-president en de staatssecretaris heldere uitspraken hebben gedaan op de manier waarop zij aankijken tegen de natuur, de natuurbeleving en ook het onderhoud van de natuur. En als ik dat enthousiasme afmeet aan het feit dat wij 200 miljoen moeten verdelen als provincies, dan ga ik maar uit van het positieve in de houdingen van de beide bewindslieden en hoop ik maar dat het op een goede manier naar ons toe komt. Dan wil ik graag nog even ingaan op twee zaken die de heer Veerenhuis-Lens van de fractie Vrij Mandaat aandraagt, waarbij hij mij aanspreekt op de situatie van de Eems. Het is zoals ik vorige week het ook al uitgesproken heb iets waar ik mij zorgen over maak. Ik heb gezegd dat ik van plan ben om mijn nek daarvoor uit te steken, maar niet zonder andere partijen – dat heb ik toen ook nadrukkelijk genoemd. En ik heb daarbij gekeken naar natuur- en milieuorganisaties: ook zij zijn aan zet en het betekent dat als wij gezamenlijk optrekken inclusief de Duitse partners – want ook die zijn daar partij in – wij weer een beeld krijgen van de leefbaarheid van de Eems en daar wil ik mij sterk voor maken. De heer ZWERTBROEK (D66): Even terugkomend op het Eems-Dollard-estuarium. Daarvoor is in de Tweede Kamer ook een motie ingediend door onder andere de PvdA en D66 – ik neem aan dat u die kent en dat u dat bedoelt en dat actief gaat coördineren? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Daar kom ik straks bij de behandeling van de motie inderdaad nog even op terug. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Op 14 juni jongstleden was er een bijeenkomst van het programma ‘Naar een rijke Waddenzee’, georganiseerd voor deskundigen om maatregelen met elkaar te bespreken. Voor die bijeenkomst waren ook de Duitse partijen uitgenodigd; geen daarvan is op die bijeenkomst verschenen. Ik denk dat dat iets zegt – en misschien dat de gedeputeerde daarop in kan gaan – over hoe door onze Duitse buren ertegen wordt aangekeken hoe wij hier in Nederland met de Eems-Dollardproblematiek omgaan. Op het congres, dat in Nieuweschans plaatsvond, werd ook door de projectleider aan Duitse zijde daar een opmerking over gemaakt. Hij zei heel vriendelijk dat hij vond dat het engagement aan Nederlandse kant wel iets groter zou mogen zijn. Bent u niet met mij van mening dat als wij meer maatschappelijk draagvlak krijgen aan Nederlandse kant, de Nederlandse bijdrage naar een niveau kan groeien zoals dat klaarblijkelijk aan Duitse kant er al wel is? Men is daar gewoon verder dan wij zijn. Als je het wil vergelijken zitten wij een beetje met kinderspeelgoed in die vreselijk slik in de Eems-Dollard te roeren, terwijl het grote beeld uit het oog verloren wordt. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): U gaat nu heel erg diep de materie in. Laat ik het toch op hoofdlijnen houden, want volgens mij is dit niet de plaats om hier nu met u over te discussiëren. Ik deel de zorgen, ik deel niet uw opmerking dat wij hier aan Nederlandse zijde niet voldoende aandacht hebben hiervoor, die is er wel zeker. Maar het is wat mij betreft een prioriteit die we met elkaar gewoon goed moeten oppakken. Ik ben bereid mij daar stevig voor in te zetten, maar dat kan niet zonder de andere partners, zoals ik daarnet al heb aangegeven. En als u even verder kijkt, hebt u inderdaad vorige week een aantal Duitse milieuorganisaties gezien – die heb ik ook gehoord – maar er is ook een volstrekt heldere economische agenda aan Duitse zijde en die heb ik de afgelopen vrijdagmiddag helder op het netvlies gekregen. Dus in dat spanningsveld opereren we met elkaar en zullen we ook daarin meters moeten maken. Maar goed, dat kan niet zonder een samenwerking. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, dat is dat economische element dat nou juist aan Nederlandse kant ontbreekt. Bent u dat met mij eens? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Nee, dat ben ik niet met u eens. Dan wil ik graag ingaan op de bijdrage van mevrouw Hazekamp. U spreekt over het herstel van de visserijsector. Ik kan u melden dat vandaag een convenant wordt besproken waarin met name de garnalensector prioritair is en waar we hopen ook op een afspraak met elkaar als noordelijke
68
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 gemeenten inclusief het Rijk, zodat wij in een deel van de garnalenvloot een saneringsslag kunnen maken. Dat betekent een uitstekende opgave richting natuurwaarden en ook naar een volwaardige sector die een sterke overbevissing en een overcapaciteit kent. Dan naar de bijen. Dank voor de notitie, ik heb haar even kort doorgenomen. Ik wil u toezeggen dat ik samen met de partners, de TBO’s en de NMO’s, in ons overlegorgaan PNLG daar een keer aandacht voor zal vragen en we zullen kijken of we daarvoor een plek kunnen krijgen. Op de aandacht die u vraagt wil ik me graag met hen inzetten, dus daarmee dan ook de toezegging aan u om daar vorm en inhoud aan te geven. Dan nog kort even de moties. Van motie nummer 9 kan ik melden dat wij als College heldere en duidelijke keuzes hebben gemaakt ten aanzien van natuur en u zult kunnen begrijpen dat wij deze motie afwijzen. Dan motie 10 van Vrij Mandaat: ik kan u melden dat er in de Tweede Kamer een motie van Van Veldhoven en Jacobi is aangenomen, waaraan ook de heer Zwertbroek refereerde en die roept ook de staatssecretaris op om actief bezig te gaan met de Eems-Dollard. Deze motie is een onderstreping daarvan. Ik kan u melden dat de staatssecretaris aanstaande september met een brief naar de Kamer zal komen om daar aandacht aan te geven. Dus in die zin roept deze motie op tot ondersteuning: dat is ook iets waar wij voor staan. Als u de motie in stemming wilt brengen, zal ik daar niet tegenin gaan maar wat mij betreft maakt de motie gelet op de aandacht die er al aan wordt gegeven op dit moment overbodig. Maar het is aan uw Staten om daar vorm en inhoud aan te geven. Dan de Partij voor de Dieren met de motie van de bijenzaken. Wat mij betreft heb ik u net toegezegd dat deze gedeputeerde daar de nodige aandacht aan zal schenken en als u dat onvoldoende vindt zou ik u willen adviseren om de motie aan te houden. De heer SWAGERMAN (SP): Ik vind het echt een beetje gênant worden zo langzamerhand. Wij hebben een amendement ingediend voor deze gedeputeerde en wij concluderen ook dat wij nog op twee andere amendementen geen antwoord hebben gehad. Het valt hier blijkbaar niemand op, maar u bent toch wel vakgedeputeerde toch? In ieder geval heeft de heer Staghouwer nog een amendement om op te reageren. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik heb net gezegd dat wij als College een andere keuze hebben gemaakt ten aanzien van de financiën voor natuur en die keuze hebben wij ook helder gecommuniceerd in het verslag dat wij van de Collegeafspraak hebben gemaakt. De Voorjaarsnota is geen andere vertaling dan van dat besluit. Daar wil ik het bij laten. De VOORZITTER: Akkoord, dan hebben we de eerste instantie van de Staten én het College gehad. Ik kijk even naar het horloge. Meestal hebt u om deze tijd nog even overleg nodig over de moties en die dingen. Als het heel snel kan voor Staten en College, dan kan het nu. Anders gaan we nu eerst eten, want we kunnen de maaltijd niet langer laten wachten en hebben we daarna de tweede ronde. Wat is uw voorkeur? Doorgaan? Dat betekent dat u mij allen machtigt om het kort te houden. Maar dan moet elke fractie ook daarachter staan. Ik ga daar geen druk op uitoefenen, ik wil niet dat u beperkt wordt in uw mogelijkheden. Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik kan me heel goed voorstellen na zo’n lange dag dat we allemaal even dit agendapunt willen afronden. Aan de andere kant weten we ook met z’n allen dat het eten er niet beter op wordt naar mate dat langer klaar staat. En het is het risico dat als tien partijen in tweede termijn toch nog het een en ander gaan zeggen en misschien ligt er nog ergens een vraag in verscholen zodat ook het College nog een tweede termijn nodig heeft en zijn we gauw één à anderhalf uur verder. Ik ken ons en ik hoop dat u ons ook kent. Volgens mij kunnen we beter eerst gaan eten, zodat we de dingen daarna tot hun recht kunnen laten komen. De VOORZITTER: Het warme eten staat inderdaad zo goed als klaar. Zullen we om kwart voor zeven dan weer hernemen, zodat we rond half acht klaar zijn? De heer BROUNS (CDA): Kan de dinerpauze niet wat korter, zou ik zeggen? De VOORZITTER: Zullen we dan half zeven doen? Prima, dan hernemen we weer om half zeven. En dan schors ik nu de vergadering en proberen we de laatste fase straks snel af te ronden. [Schorsing van 52 minuten.]
69
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik dacht dat het indachtig uw eigen bereidheid de algemene wens was om eerst te eten een daarna niet zo heel erg lange laatste vergadersessie te hebben. Dus laten we dit zo toegespitst mogelijk proberen te doen met elkaar en ik begin daarvoor met de opeenvolgende fracties en als eerste aan bod is de heer Visser namens de Partij van de Arbeid. De heer VISSER (PvdA): Allereerst dank aan het College op de uitvoerige antwoorden op onze vragen. Wat betreft de social return heeft de heer Boumans toegezegd dat wij dit najaar een en ander tegemoet kunnen zien. Geldt dat dan ook voor de projecten in Delfzijl, De Marne en Winschoten waarover we het hebben gehad? Ik zie de heer Boumans knikken en ook dat hij dat wil meenemen naar collega Besselink die dit deel van de vergadering afwezig is. We steunen het College bij de opstelling om tot de behandeling van de begroting voorlopig geen financiële beslagen te leggen. Dat heeft dus ook consequenties voor de moties en amendementen waarin dat is gedaan. Maar dat neemt niet weg dat we toch enige uitspraken willen doen, vooral ook richting de SP. Wij waarderen het initiatief van de provinciale investeringsbank zeer en we willen uw voorstel dan ook zeer goed bestuderen. Het is kort dag geweest en ook erg in lijn met wat wij ook zelf in deze richting hebben besloten en wat het College ook van zins is te doen. Samen met het advies van de werkgroep Provinciaal Vermogen ligt er dan wat ons betreft wel een behoorlijke basis om tot de juiste overwegingen te komen, waarvoor dank. Dat geldt overigens ook voor het amendement over de Stichting Leergeld, dat we ook zeer sympathiek vinden. Maar we willen daarbij u dus graag vragen om in het kader van de begrotingsbehandeling erop terug te komen en wij schatten in dat die tot zekere hoogte wat spannender en boeiender zal zijn dan deze – zonder deze vergadering te willen diskwalificeren, maar een aantal keuzes is nu eenmaal uitgesteld om de redenen die het College heeft aangegeven. Richting de VVD: ik hoop toch dat u uw fobie voor fondsen toch wat weet te overwinnen, want niet voor niets hebben wij vandaag tientallen miljoenen ook uit een fonds geïnvesteerd en dan ook nog in zaken waar u als partij fors achter staat. In dat opzicht hebben we het heel lang over breien en dergelijke gehad. We kennen ook de draad van Ariadne, ik zou bijna zeggen: volg die geduldig en wellicht vinden we dan samen de bomen weer in het bos en zien we daartussendoor weer het licht schijnen. Overigens stel ik vast dat het College unaniem enthousiast is als het gaat om het werven van fondsen, dus waarvan akte. Met betrekking tot de moties het volgende. Motie 1 hebben wij overleg met de mede-indieners ingetrokken omdat het College toegezegd heeft die volledig over te willen nemen met inbegrip van de indicatie van het moment waarop we de rapportage kunnen tegemoet zien: einde dit jaar. De heer VISSER (PvdA): Motie 2 van de VVD kunnen wij steunen. Moties 3, 4, 5 en 6 van de PVV steunen wij niet op inhoudelijke gronden. Motie 7 over de sociale werkvoorziening houden wij graag overeind en zullen wij steunen. Wat betreft motie 8 over staatssteun is voor ons toch wel van belang dat we toch nog even nadere beraadslaging voeren vanuit de indiener van de motie en de gedeputeerde. Daarbij is het van ons toch van belang dat we het niet alleen hebben over de kant van controle. Want het is ook zo dat je via de aanpak van het nader bekijken van de regels ook de ruimte beter in kaart brengt om die te kunnen benutten. Want je moet niet alleen de negatieve kant benadrukken. Controle is overigens nooit verkeerd als het gaat om rechtmatigheid – laat dat duidelijk zijn. Maar we stellen er toch ook wel prijs op om ook richting dit College ons vertrouwen uit te spreken en zeker als het gaat om het benutten van de ruimte die er binnen de marges is. De moties 9, 10 en 11 zullen wij niet steunen. Motie 12 over de bijen komt ons zeer sympathiek voor en daar hebben we zelf ook de nodige initiatieven voor lopen. We kunnen ons voorstellen dat u deze motie aanhoudt, gezien wat de gedeputeerde hierover heeft gezegd. En in dat geval krijgt dat nog wel een vervolg. Mevrouw HARTMAN (VVD): Volgens mij heeft de fractievoorzitter van de PvdA vast heel goed geluisterd naar de VVD. Natuurlijk zijn wij als VVD altijd van ‘boter bij de vis’, van direct geld uitgeven is prima en ook van investeren in de veiligheid en de waardevermeerdering in het gebied. Maar we hebben inderdaad erge bedenkingen bij een tweede Waddenfonds: veel controle, veel bestuurders, veel papier. Graag zo snel mogelijk investeren in veiligheid en waardevermeerdering in het gebied. Dan loop ik nog even langs bij de moties. Motie 1 is dus ingetrokken. Motie 2 steunen wij, moties 3 en 4 steunen wij niet. Bij motie 5 hebben wij goed geluisterd naar de beantwoording van de gedeputeerde. Wij vinden op dit moment diens toezegging voldoende, zodat wij tegen motie 5 zullen stemmen.
70
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Dan zijn we bij motie 6. Ook daar heeft de gedeputeerde een toezegging gedaan, dus daar zullen we dus tegenstemmen. Voor motie 7 geldt hetzelfde: daar hebben we eigenlijk een goede reactie van de gedeputeerde op gehoord plus een toezegging, dus op deze motie zijn wij tegen. Motie 8 hebben wij zelf mede ingediend, dus daar zijn we vóór. Bij de moties 9, 10 en 11 zullen we tegenstemmen. Ook bij motie 12 over de bij-zaken is het wel grappig dat er daarmee een nieuw thema op de agenda komt van deze gedeputeerde, maar hij heeft daarbij ook een toezegging gedaan en die vinden wij voldoende. Voor wat betreft de amendementen van de SP sluiten wij ons aan bij de woorden van de fractievoorzitter van de PvdA. Als we kijken naar amendement 1 is die erg sympathiek, maar heeft dit geen dekking. Dus voorlopig willen we heel graag de amendementen bekijken en beoordelen als de begroting aan de orde is. Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik zal relatief kort van stof zijn, want volgens mij is er al het nodige gewisseld en zijn de verhoudingen onder elkaar wel duidelijk geworden hier vandaag. Een aantal moties hebben wij dan wel mede ondertekend, dan wel mede ingediend. Dus daar ligt ons stemgedrag heel erg helder. Ik ga de andere moties niet allemaal nog een keer bij langslopen, u zult straks uit onze opgestoken handen merken hoe het oordeel hierover geweest is in onze fractie. Onze eigen SP-amendementen waarvan de gedeputeerden hebben gezegd dat we die nu eigenlijk niet moeten behandelen, omdat het College pas in het najaar wil gaan kijken hoe we er dan financieel voorstaan en men dan pas wil nadenken over het eventueel uitgeven van extra euro’s. mijn fractie blijft op het standpunt staan dat als je euro’s overhebt – en dat is op dit moment het geval met die extra vrijval van middelen – dan moet je die euro’s nu ook inzetten en investeren. Wij vinden het jammer dat ze tot het najaar in het geldkistje van de provinciale penningmeester blijven zitten. Hetzelfde geldt voor de reactie op het amendement-Leergeld – laat ik dit zo maar noemen. Ik ben blij dat het sympathiek wordt gevonden door een aantal collega’s dat zich hierover uitgesproken heeft, maar ik vind het jammer dat we uit dat overschot van 2,73 miljoen niet op dit moment 125.000 euro kunnen vrijmaken om heel veel kinderen de helpende hand toe te kunnen steken. Daar blijf ik bij: ik vind het jammer. Het is maar een klein bedrag met grote effecten voor veel mensen. Ik wil nog kort even reageren op wat door de gedeputeerde is gezegd over jeugdzorg. Wanneer de suggestie gewekt is vanuit mijn fractie dat wij twijfel hebben over de inzet of betrokkenheid van de gemeenten op dit dossier, dan is dit – nogmaals – niet het geval. Maar wij proeven wel de zorgen bij gemeenten over vooral de financiën en het tempo waarin de zaken moeten gebeuren. Ik heb geluiden gehoord uit de regio waarbij gezegd wordt dat op het moment dat men drie jongeren bijvoorbeeld in Het Poortje heeft zitten, men op basis van wat men nu weet een groot deel van zijn budget al kwijt is. Men vraagt zich dan ook af wat men nog met anderen in de eigen gemeente aanmoet. Nou, die zorg zit ons echt – écht – in de weg op dit moment. We hebben alleen nog geen reactie gehad van de verantwoordelijk gedeputeerde waar het gaat om het extra geld dat wij beschikbaar zouden willen stellen voor het OV voor het mbo. Maar ik kan mij zo het antwoord voorstellen, De heer BROUNS (CDA): Ik zal het kort houden in deze tweede termijn. Wij hadden in eerste termijn een aantal punten dat we al gemarkeerd hadden en een aantal vragen dat beantwoord was. Eén vraag leidt nog tot een korte opmerking aan onze zijde en die betreft het verwerven van grond voor 17 miljoen enerzijds en het vervolgens verkopen van grond op termijn anderzijds om die 17 miljoen weer te dekken. Wat ons betreft loop je daar altijd een risico in en willen wij het College meegeven om te zorgen dat dat goed geborgd is en er straks geen gat zit tussen wat wij verkocht dan wel aangekocht hebben. Dan wil ik de drie punten die wij nadrukkelijk hebben gemarkeerd nog even noemen. Wij als CDA staan voor economie en arbeidsmarkt en we willen dan ook die 1,9 miljoen aan bezuinigingen terugdraaien. Ook qua natuur staan wij voor de opgave die er is en willen wij daar ook die 1 miljoen aan bezuinigingen terugdraaien en graag op heel korte termijn de financiële vertaalslag willen zien van de notitie die van het College komt over hoe men met de natuur wil omgaan, hoe het Groenmanifest daarin zit en hoe we dat financieel kunnen vertalen zodat we ook zicht krijgen op de financiële opgave die daar dan ook extra in ligt. En ten slotte de 30 miljoen als het gaat om de leefbaarheid in de drie genoemde gebieden. Wij betreuren het dat daar op dit moment onvoldoende concrete projecten en parameters onder zitten en
71
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 tegelijkertijd willen wij dan ook ertoe oproepen om ook buiten die drie gebieden – wij weten dat daarvoor 3 miljoen op jaarbasis beschikbaar is – ook voldoende geïnvesteerd wordt om het aspect leefbaarheid in onze provincie een goede plek te geven. De heer ZWERTBROEK (D66): Ook van onze kant dank aan het College voor de antwoorden en de serie toezeggingen die wij hebben gehad. Ook dank aan de SP voor het initiatief dat zij hebben genomen. Wij zullen dat goed gaan bestuderen en in die werkgroep kan dat hopelijk ook goed tot uiting komen. Dus dan hoop ik dat we er dan verder over kunnen spreken. Als het gaat om de amendementen kan ik me vinden in de woorden van de VVD-fractie. Dus ik zal nog de moties nalopen. Motie 1 is ingetrokken, motie 2 steunen wij, motie 3 niet, motie 4 ook niet Motie 5 steunen wij, maar dan gaat het bij onze instemming wel om het dictum sec. Er werd een aantal zaken daarbij gezegd door de indiener en die steunen wij niet. Dan motie 6: daaraan verlenen wij geen steun. Onder motie 7 staan wij als medeondertekenaar vermeld. Bij motie 8 vragen wij ons af of de indiener de interpretatie die gedeputeerde Moorlag daaraan geeft steunt. Als dat het geval is, dan zijn wij vóór die motie. Op moties 9, 10 en 11 zijn wij tegen en wij zijn vóór motie 12 over de bijen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Voor wat betreft de amendementen 1, 3, 6 en 7: die hebben onze steun, bij de andere kan het wat ons betreft een onsje minder, dan wel vinden wij het geen provinciale taak. Motie 6 trek ik in vanwege de toezegging dat mevrouw Van Mastrigt op werkbezoek wil komen. Dat zal na de zomervakantie zijn, want moet ik organiseren – en dat doe ik graag. Bij motie 12 zien we het belang van bijen – een enkeling in onze fractie wat minder, maar de meerderheid wel. Motie 5 over het subsidieregister houden we aan en we zullen met allerlei werkbare voorbeelden komen en we hopen dat we die met GS mogen bespreken. Wij zijn vóór motie 2 vanwege onze controlerende taak en als die bevorderd wordt dan is dat natuurlijk altijd goed. Voorts zijn we ook tegen een aantal moties. Maar dat hoef ik nu niet verder toe te lichten, dat spreekt vanzelf. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Wij vragen met die legal audit eigenlijk om een brede toets over de beleidsterreinen. Daar zit ook de winst van een eenmalige audit. Wat ons betreft verdient het de voorkeur om dat in een aparte opdracht aan de accountant te formuleren, omdat in de jaarrekening onvoldoende ruimte is om dat op die manier uit te voeren. Dat is ook het advies dat wij hebben gekregen en we denken dat we daarin onze winst kunnen behalen. De VOORZITTER: Even voor mijn begrip: u bent het dus niet eens met de interpretatie van de gedeputeerde, u wilt het dus een andere route, nietwaar? Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Het is goed om vanuit ons even toe te lichten wat dit voor ons inhoudt en dat is inderdaad breder dan bij de jaarrekening. Dus daarop zullen wij de reactie van het College dan wel horen. Daarbij is een ander punt dat het College aanhaalde om wel doelmatig onderzoek te verrichten. Nou, daar is natuurlijk niks op tegen, we denken dat dat juist heel goed is. Maar het is dus wat ons betreft dus wel een aparte opdracht die hiervoor aan de accountant wordt gegeven. Richting de Partij van de Arbeid kan ik zeggen dat het onderzoek uiteraard belangrijk is, dan hebben we gewoon het hele beeld van hoe we er eigenlijk voor staan en dat kan aanleiding geven tot de uitspraak dat het allemaal oké is. Maar het kan misschien ook aanbevelingen met zich meebrengen. Dat is belangrijk om te weten op dit punt. Ook is belangrijk om te weten welke ruimte je wél hebt. Zoals ik aangaf gaat het om in beginsel om een verbodsbepaling bij staatssteun; het is wel een verbod met veel uitzonderingen. Dus onderzoek is goed en de motie zoals we die hebben opgesteld biedt houvast. En dat is een belangrijk aspect uiteindelijk. Tot zover motie 8. Dan ga ik in op de reactie die de gedeputeerde heeft gegeven op onze vraag over jeugdzorg. De gedeputeerde gaf aan een grote betrokkenheid bij een heel aantal fracties bij dit onderwerp te horen en daartussendoor toch ook wel bezorgdheid. Dat is een juiste interpretatie voor wat betreft in ieder geval de fractie van de ChristenUnie. Maar wij zijn blij te merken dat het College de vinger aan de pols houdt, daar hebben we ook vertrouwen in. En wij moedigen het College aan dat ook te blijven doen.
72
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Wat betreft de portefeuillehouders financiën roepen we het College op toch ook hen bij het proces te betrekken. We denken dat dat een meerwaarde oplevert voor dit moment in het proces. Dan het initiatiefvoorstel van de SP met betrekking tot de investeringsbank. Dat zouden wij heel graag willen betrekken bij de werkgroep Provinciaal Vermogen en daarnaast hebben we in ons Collegeakkoord ook opgeroepen om onderzoek te doen naar een kredietunie. Wat ons betreft zit daar nog wel overloop, dus spreken we daar nog graag later over door. Dan de moties die wij zullen steunen. Dat zijn motie 2, motie 7 over de SW-bedrijven die wij zelf hebben ingediend. Wij brengen die motie 7 ook in stemming want we hebben behoefte aan een uitspraak van de Staten, wij denken dat die motie bijdraagt aan de intenties die de gedeputeerde daarover heeft uitgesproken. Motie 11 over het geurbeleid: ik heb van de gedeputeerde begrepen dat dit volgende week in het College komt. Daarmee zou je kunnen concluderen dat deze motie niet nodig is maar ik wacht graag even de reactie af van de Partij voor de Dieren op dat punt. En de bij-zaken: mocht die motie in stemming worden gebracht dan kunnen wij die steunen. Wat betreft de amendementen geldt voor onze partij ook dat wij daar graag bij de voordracht over de begroting verder over willen praten om te kijken of er ruimte voor is en zo ja, welk deel en hoe we daar dan mee om zouden kunnen gaan om die ruimte te kunnen benutten. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik begrijp het dus goed dat bij motie 8 uw interpretatie anders is dan GS daarbij aangegeven heeft? Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ja. Ik begrijp dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat dat ook bij de jaarrekening kan. Daarbij heb je inderdaad ook mogelijkheden maar die zijn veel beperkter en uiteindelijk zal de intentie die de motie uitspreekt om breed onderzoek te doen naar de beleidsterreinen, ook niet binnen de opdracht aan de accountant passen. Dus het wordt wat ons betreft een separate opdracht, maar daarbij de doelmatigheid in het oog houdend. Dat is onze interpretatie. De heer POST (GroenLinks): Oppotten of pot verteren. Gedeputeerde Moorlag sprak in zijn reactie over oppotten. Wat wij willen is een middenweg en die is er ook. Het viel ons op in de beantwoording dat met name de heer Moorlag – en daar is hij natuurlijk ook voor aangesteld – de ruimte bepaalde op wat we met elkaar willen, wat we hebben afgesproken, wat we vooral niet willen en wat we in het addendum hebben vastgelegd. De reactie van de overige gedeputeerden was er wat mij betreft een van dat zij echt wel goede dingen doen en echt wel hun best doen en wezen op de goede dingen zij doen. En daar zijn wij volstrekt van overtuigd, College, neem dat van ons aan. U hebt ook de voorbeelden daarvan gegeven als het gaat om het gebied van mobiliteit, dan zien we daar een heel aantal mooie dingen op ons afkomen waar we keihard mee aan de slag gaan en waar we alle vertrouwen in hebben. In de portefeuille van mevrouw Van Mastrigt zitten ook tal van goede dingen in waarbij wij geheel tegen de tirade van de PVV in juiste de innovatie en de duurzame transitie willen benadrukken. Daar hebben we overigens nog wel een inhoudelijke vraag over die wat minder aan bod is gekomen in de beantwoording van de vakgedeputeerde. Het revolverend fonds is afgeschaft en vanaf zouden er wel initiatieven vanuit de algemene reserve kunnen worden gehonoreerd. Ik ben nog benieuwd daarbij wat het concrete plan is, wanneer dat in zouden moeten gaan, om hoeveel geld het gaat en hoe we dat zouden kunnen gaan vormgeven. Daar hoor ik graag wat meer over en juist ook hoe je de interesse daarin genereert. Want als je je realiseert dat het revolverend fonds tot nu toe nauwelijks interesse heeft opgewekt, dan kan dat natuurlijk liggen aan de mate van reclame die je daarvoor gemaakt hebt. En ten slotte de vraag of, binnen de kaders zoals u daar nu over denkt, het plan voor een energieneutraal dorp zoals we dat als voorbeeld in Nieuwolda hebben genoemd, daar ook in past. Ook de heer Staghouwer gaf aan dat er van hem daadkracht verwacht kan worden. En ik had mij verheugd op het eerste debat van de heer Staghouwer in zijn nieuwe rol en ik vond het jammer dat hij de Staten vanaf het begin indeelde in negatief en positief. Mijn betoog had in elk geval niet de intentie om negatief te zijn, maar het was wel de intentie om teleurgesteld te zijn. En ik kan me haast niet voorstellen dat een vakgedeputeerde er niet vreselijk blij van wordt wanneer je zegt dat je ervoor pleit dat je 2,3 miljoen extra te besteden hebt en wij willen zelfs ook 1 miljoen minder bezuinigen. Natuurlijk snappen wij dat er randvoorwaarden en kaders zijn en dat er afspraken over zijn gemaakt, maar ik vind het jammer dat je dan als negatief wordt bestempeld. En de opmerking over daadkracht die ik in de algemeenheid had benoemd is zeker niet persoonlijk naar de heer Staghouwer gericht. Wij hebben hoge verwachtingen van hem als gedeputeerde en ik denk dat hij nog menig mailtje van tevreden burgers mag verwachten over het natuurbeleid dat deze provincie hier te berde gaat brengen.
73
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Compliment aan de CDA-fractie over haar argumentatie waar ik me graag bij aansluit ten aanzien van het natuurbeleid en het actieprogramma van 30 miljoen. Ja, ik kan die gaan herhalen maar dat lijkt met niet zinvol. Ik vind dat we ergens aan de slag moeten maar ik houd die vrees van dat we tekortschieten naar die andere gemeenten die ook de nodige problemen hebben. Dan nog even over het flexibel budget. Ik vind dat altijd wat bijzonder: hoe flexibel is flexibel als je vindt dat dat in elk geval die 2 miljoen moet zijn en het geld is om problemen op te lossen die je gaandeweg het traject tegenkomt. Maar ik heb altijd geleerd dat een traject begint bij het begin. We staan nu aan het begin van een traject en we zien al knelpunten. Laten we dan daar ook de middelen voor gebruiken die we hebben. Moet je dan alles opmaken? Nee, GroenLinks wil niet alles oppotten en GroenLinks wil ook niet pot verteren: wij willen selectief benutten en enige financiële ruimte benutten. Vandaar ook dat wij de amendementen van de SP met betrekking tot Stichting Leergeld en de natuur zullen steunen. Die zullen ongetwijfeld verworpen worden, maar dan komen ze opnieuw aan de orde in de begrotingsvergadering: nieuwe ronde, nieuwe kansen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik bedank het College voor de antwoorden. Een korte reactie naar gedeputeerde Moorlag. Hij betichtte mij ervan tegen windenergie te zijn. Dat is absoluut niet het geval – integendeel, zou ik bijna willen zeggen. Er zijn plekken waar ik windenergie prachtig vind, maar niet op plekken waar er zoveel maatschappelijke tegenstand en zulke grote consequenties bestaan voor het dagelijkse leven van de mensen. Ik heb hem gevraagd om zijn oordeel te geven over mijn verwachting dat de Kamer binnen de eerstkomende vijf jaar zal besluiten om grootschalig op zeewindenergie over te gaan en dan is het hele ‘landverhaal’ eigenlijk een beetje overbodig geworden. Dan dank ook aan gedeputeerde Staghouwer. Het Planbureau Leefomgeving heeft met betrekking tot de problematiek in de Eems-Dollard geconcludeerd dat het niet alleen om de ecologische situatie gaat, maar de economie is ook heel duidelijk in het geding: de kansen die daar liggen worden eigenlijk gemist omdat dat nu gewoon niet gaat. Maar één ding waar het Planbureau op wijst is dat bij stormvloeden gevaarlijk hoge waterstanden kunnen optreden. En daarmee is de veiligheid voor mens en dier in het geding en ik denk dat we dat niet moeten onderschatten. Ik had zelf mijn motie gezien als een aanvulling op motie-Van Veldhoven/Jacobi, maar ik heb intussen begrepen dat de minister in augustus wil komen met informatie over de voortgang met betrekking tot het IMP. Die wil ik afwachten, dus ik wil mijn motie met nummer 10 aanhouden. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ook ik wil het College danken voor de beantwoording van alle vragen die gesteld zijn. Ik twijfel nog of er één vraag van mij nog niet beantwoord is en die had te maken met de verplichting tot de MER-rapportage voor de industriële biovergisters. Dus niet specifiek over het geval in Foxhol maar dat geldt ook voor andere zaken. Mijn excuses nogmaals richting de CDA-fractie voor het feit ik dat ik haar overigens heel goede vragen over de biovergister in Foxhol over het hoofd had gezien. Dan ga ik beginnen met de amendementen. Wij kunnen die alle steunen, met uitzondering van amendement 3. En ten aanzien van de moties het volgende: motie 2 zullen wij steunen en ook motie 4, motie 7 en motie 8. Motie 9 hebben wij mede ingediend. Dan kom ik nog bij moties 11 en 12. Allereerst het geurbeleid. Zoals ik in mijn bijdrage aangaf hebben wij al verschillende keren de afgelopen jaren dat er een geurbeleid zou komen en vorig jaar november stond het zelfs op de planning van de Statenstukken. Ik zou de motie eigenlijk gezien de toezegging van de gedeputeerde graag willen intrekken, maar ik denk dat het voor de veiligheid toch beter is om haar aan te houden. En we wachten vol spanning het Collegeoverleg daarover af. Dan motie 12. We zijn natuurlijk heel erg blij met de toezeggingen van de gedeputeerde ten aanzien van de bij-zaken en het feit dat hij met de TBO’s en de NMO’s in overleg wil gaan. Ik zou hem nog willen vragen of hij ook de LTO’s daaraan zou willen toevoegen want ook in de agrarische sector kan een grote bijdrage geleverd worden aan de bescherming van de bijen. En later we eerlijk zijn: zonder de bijen zou de land- en tuinbouwsector ernstig in de problemen komen. En verder zouden we ook graag op het tweede punt van het dictum een toezegging krijgen, namelijk dat de gedeputeerde over de vorderingen ten aanzien van de bij-zaken de Staten op de hoogte houdt en aan het eind van het jaar een terugkoppeling daarover geeft. Met die toezegging zou ik de motie willen aanhouden. De VOORZITTER: Ik hoor de gedeputeerde in kwestie akkoord gaan, dus dan kunt u motie 12 aanhouden. Excuses voor het informele overleg tussendoor. Dan ben ik weer bij het College: in tweede instantie de heer Moorlag.
74
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 De heer MOORLAG (gedeputeerde): Het CDA stelt voorzichtig te zijn met het voorfinancieren van gronden. Ik proef toch wat gevoel van discomfort. Ik zeg u toe dat wij, voordat we daartoe overgaan, een concreet voorstel naar PS sturen, want het gaat wel om een groot bedrag. Op dit moment hebben wij ook een Nota Grondbeleid in voorbereiding, maar het gaat om een majeur bedrag dus het lijkt me alleszins gepast dat we daar een voorstel over sturen. Er zit trouwens een behoorlijke veiligheidsmarge in, in die zin dat je niet meer dan 80% van de taxatiewaarde van de gronden gaat voorfinancieren. Dus we willen niet op ijs gaan schaatsen dat dunner is dan de Elfsteden-dikte. Dan de motie van de ChristenUnie om het Europeesrechtelijke aspect te bekijken. Ik heb in de marge nog even gesproken. Ik denk dat er een goed evenwicht te bereiken is als we zeggen dat er een separate opdracht komt bij onze eigen accountant om op systeemniveau – dan heb je het over legal control – en op het niveau van de administratieve organisatie gescheiden te laten bekijken. Dan blijft er ook voortgang in zitten. Als het echt op materieel niveau zou moeten gaan met een stofkam door alle dossiers heen, dan weet ik niet of we zo ver zouden moeten gaan. Dan zou dat daarom als aandachtspunt in de reguliere controleopdracht aan de accountant meegegeven kunnen worden. Ik denk dat we zo een goede balans hebben en het op die manier ook doelmatig kunnen invullen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ja, dat lijkt ons heel werkbaar. Ik denk dat we elkaar daar wel in kunnen vinden. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Dan het punt bij de MKB-faciliteit ook de kredietunie te betrekken. Dat staat volgens mij al in het addendum op het Collegeakkoord, dus dat zullen we doen. Bij GroenLinks zit ook een gevoel van discomfort: toch het beeld dat we onnodig geld aan het oppotten zijn. Terwijl wat we vragen niet meer is dan dat we in september bekijken als we weten waar die 6 miljard gaat doorsijpelen – hopelijk niet al te zeer in het provinciale domein, maar je weet het maar nooit – en we dan een verstandige afweging gaan maken. We praatten net over een termijn van twee maanden, het is ook niet zo als we nu zouden besluiten dat geld wél te gaan oormerken, het ineens in de zomermaanden vlot uitgegeven zou worden. Zo werkt dat doorgaans niet. Dus met klem is het appèl om in september of oktober bij de behandeling van de begroting dan de balans op te maken en dan kunnen we zien of we ons rijk kunnen rekenen of dat we in een situatie verkeren dat we onze kussensloop nat moeten gaan huilen. De heer SWAGERMAN (SP): Als dit het verhaal van de gedeputeerde is, waarom zitten wij hier de hele dag te discussiëren over de Voorjaarsnota? Want nu komt de mededeling dat we maar moeten zien waar die 6 miljard neer gaat landen en dan kunnen we er wel eens weer over praten. Ik ben op zich blij met de mededeling dat de gedeputeerde er in ieder geval nog over wil praten wat wij vinden. Maar ik vind dit toch zo langzamerhand zo’n uurtje of zes volstrékt verloren tijd. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik geef weer wat het standpunt van het College is. Het staat uw Staten vrij om anders te beslissen. Daarom hebben we ook dit debat. En dat zal met meerder- en minderheden moeten worden beslecht. Dus ik weet niet wat uw overtuigingskracht is, dat zal zometeen moeten blijken uit de stemmingen over de moties. Ik vind het verstandiger en verantwoord om even af te wachten tot wat er precies financieel met ons gaat gebeuren. 6 miljard is niet niks aan bezuinigingstaakstelling die het kabinet zich heeft opgelegd. We hebben absoluut niet de intentie om in de buurt van 5 miljoen flexibel budget te houden: 2 miljoen is de norm van uw Staten. Maar wel het verzoek om daar in september de weging over te maken. De heer Veerenhuis-Lens zegt tot slot dat wij elkaar over vijf jaar wel tegenkomen en dat wind op zee wind op land zal gaan verdringen. Ik weet dat zo niet. Het is wat speculatief en ik zou er wel een fles wijn op willen zetten, maar ik weet niet of de heer Veerenhuis-Lens vanaf 2015 nog wel deel uitmaakt van deze Staten. Ik weet niet of ik dan zelf nog wel gedeputeerde ben. Dat ligt allemaal in de nevel van de toekomst besloten. De VOORZITTER: U kunt die fles voorlopig wel even bij mij inleveren. Dan beheer ik ze wel. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Die fles zetten we voorlopig even bij de notaris, dat lijkt me verstandiger dan bij de Commissaris. De heer BOUMANS (gedeputeerde): De SP-fractie om een inhoudelijke reactie op de door haar ingediende amendementen. Nou, de heer Moorlag heeft de financiële kaders al aangegeven. Van mijn kant nog kort een inhoudelijk woord. Voor wat betreft het OV voor mbo’ers: ik heb wel begrepen welke warme gevoelens de SP-fractie bij dit thema heeft, maar de onderbouwing van het bedrag is wat
75
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 mager en de vraag is hier of dit ook wel direct het probleem is. Ik weet dat wij een studiefonds dat bedoeld is om daarbij hulp te bieden en we hebben ook in het addendum op het coalitieakkoord juist de grootverbruikersregeling verbeterd, waar ook aftrek van is. Wij denken dat daar op dit moment goed in wordt voorzien, dus ook inhoudelijk zien wij geen aanleiding om dit geld op deze manier beschikbaar te stellen. Het amendement voor wat betreft de te onderhouden wegen en kanalen is natuurlijk heel sympathiek, daar gaat het ook verder niet om. Als portefeuillehouder kun je daar best warme gevoelens bij ontwikkelen, maar wij hebben in het College een integrale afweging gemaakt als het gaat om de beschikbare middelen en daarbij hebben we ook geconcludeerd dat we op dit moment u de situatie hebben voorgelegd zoals zij is. Zou u een hogere kwaliteit na willen streven, dan moet u daar inderdaad meer geld voor beschikbaar moeten stellen en dit inderdaad moeten doen. Maar op dit moment in het licht van het totale financiële plaatje ontraden wij dat. Voor wat betreft de motie van de Partij voor de Dieren zou ik toch mevrouw Hazekamp willen adviseren om die in te trekken, al was het maar omdat ik verwacht dat wij dinsdag in het College het geurhinderbeleid gaan vaststellen. En om nou geen aanmoediging te lezen omdat op het eind van 2013 dit naar u toe te sturen, zou ik zeggen: trek de motie in. Als u woensdag zou constateren dat het College dinsdag het besluit niet zou hebben genomen dan verwacht ik dat u mij daarop wel zult aanspreken in de Statenvergadering. Maar ik denk dat dat niet nodig is. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Terecht is de herinnering van de heer Post aan het revolving fund. De reden waarom dit fonds in zijn geheel van de lijst met beleidsvoornemens is afgevoerd is dat wij een onderzoek hebben laten doen naar de interesse in een dergelijk fonds. Op basis van het onderzoek zijn wij tot de conclusie gekomen dat er in deze Collegeperiode geen zinvolle aanvragen voor dat fonds te verwachten zouden zijn – hoe groots wij ook de advertentiemarkt daarmee zouden bestormen. De reden is simpelweg omdat de doorlooptijd in de ontwikkelingen van deze sector nog niet zover was. Ik leg met plezier het onderzoeksrapport op basis waarvan wij deze conclusie hebben getrokken voor u ter inzage. Mocht er zich nu een eventualiteit voordoen die wij in dit onderzoek volledig over het hoofd hebben gezien, dan – en dat heeft de heer Moorlag ook al gezegd – zijn wij bereid een faciliteit door middel van de algemene reserve te laten lopen. En wij hebben ervoor gekozen om een gedeelte van het geld dat beschikbaar was voor het revolving fund om te zetten in beleidsintensiveringen die anders ten gevolge van de bezuinigingen van 50% niet meer mogelijk waren geweest. Voor wat betreft uw vraag naar de energieneutrale dorpen ligt er nog een motie die ik mij nog herinner van de Partij van de Arbeid-fractie om een prijsvraag voor energieloze dorpen te gaan inzetten. Ik kom misschien nog net vóór het reces en anders kort daarna met een voorstel om wat vroeger de LDEP’s, de Lokale Energie Initiatieven, was De heer RIJPLOEG (PvdA): Het ging om stroomneutrale dorpen, niet om energieneutrale. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik wou nog even terug naar het revolving fund want het was mij nog niet helemaal duidelijk wat ervan overblijft. Kunnen we nog verwachten dat er nog een soort van eisenpakket voor neergelegd wordt? Wordt er een tijd aan verbonden? Kan er al dan niet nog geld voor worden aangevraagd? Waar kunnen de mensen die nog wel geïnteresseerd zijn, dat allemaal nog terugvinden? Kunt u iets specifieker zijn? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Wat ons betreft is de ambitie die in het oorspronkelijke Collegeprogramma was verwoord, geheel terzijde gelegd op basis van het gehouden onderzoek. Mocht het zo zijn dat wij in de markt toch nog initiatieven signaleren die van waarde zijn in de Energy Valley-regio die wij zijn en in de provincie Groningen meer specifiek, dan zullen wij binnen de criteria kijken zoals die voorheen zijn geformuleerd om te kijken of daarbinnen nog een project is te maken en dat dan eventueel via de algemene reserve te financieren. Maar wij zullen er niet actief de boer mee opgaan en geen actieve beleidsinitiatieven op initiëren. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou hoor ik u toch twee dingen zeggen. Aan de ene kant bent u op zoek gegaan naar eventuele projecten maar hebt u die niet gevonden. Anderzijds zegt u dat men u niet meer kan benaderen maar er wel regels en eisen zijn die al wel zijn opgesteld. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Het klinkt een beetje alsof u naar de bekende weg vraagt. Want uw collega en tevens voorganger van mij in dit dossier is hier zelfs anderhalf jaar druk mee geweest. Op basis van zijn beleidsinspanningen is ook dat onderzoek gepleegd. Toen is na
76
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 zorgvuldige kijk op de markt tot de conclusie gekomen dat er geen enkel initiatief te verwachten is, zelfs niet in het prilste stadium en dan kom ik tot de conclusie dat wij niet voor komende anderhalf à twee jaar nog met veel moeite een initiatief moeten proberen tot stand te brengen. Mochten wij in al onze wijsheid een pril initiatief over het hoofd gezien hebben en dat ons toch nog binnen de kanalen bereiken – en het geld van de nieuwe duurzame energie-initiatieven is niet zo heel breed en de positie van Groningen binnen de Energy Valley-regio is een stevige – dan zijn wij de kinderachtigsten niet en zullen wij kijken hoe wij zo’n initiatief kunnen accommoderen. En dan heeft de heer Moorlag gezegd dat eventueel de algemene reserve daarvoor openstaat. Voor wat betreft de stroomneutraliteit en de prijsvraag die daar eerder in een motie over is aangenomen kom ik vlak vóór dan wel vlak na de zomer met een plan dat niet meer de LDEP’s heet maar dat door mij liefkozend de LEI’tjes zijn genoemd, de Lokale Energie Initiatieven. Van leitjes kun je een dak maken en dat geeft dan uiteindelijk dakpansgewijs beschutting. Dus ik vond het een mooiere en bruikbaardere term dan de LDEP’s. Daarin staan de stroomneutrale dorpen genoemd als een initiatief en ik hoop dat ik daarmee ook een tegemoetkoming doe aan de vraag om aandacht te besteden aan de energieneutraliteit van de dorpen. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik kan qua beantwoording heel kort zijn richting mevrouw Hazekamp. Het antwoord op haar vraag aan mij luidt ‘ja’. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Er zijn nog opmerkingen gemaakt over de 30 miljoen. Er werd gezegd dat er geen concrete projecten zouden zijn, maar dat is natuurlijk absoluut niet waar. Er liggen juist hele projecten die uitgevoerd gaan worden. En doen we andere gebieden tekort? Nee, dit is een extra investering en met extra geld doe je nooit iemand tekort. De VOORZITTER: Dank. Dan hebben we de beantwoording gehad in tweede instantie en kijk ik of er behoefte is aan stemverklaringen voordat ik aan de stemming over de amendementen respectievelijk de moties respectievelijk de voordracht toe ben. Ik zie de heer Brouns. De heer BROUNS (CDA): Dan neem ik met mijn stemverklaring vermoedelijk ook een voorschotje op het stemgedrag bij eventuele amendementen. Maar wij zijn voornemens om in te stemmen met de Voorjaarsnota, behoudens dat wij een kanttekening maken ten aanzien van de punten 1,9 miljoen bezuiniging op economische projecten inzake cofinanciering arbeidsmarkt, 1 miljoen bezuiniging op natuur, tenzij het amendement zometeen wordt aangenomen – dan kan deze kanttekening vervallen – en de concrete onderbouwing van de 30 miljoen aan leefbaarheidsgelden die worden uitgegeven. De heer VAN KESTEREN (PVV): Wij stemmen niet in met de Voorjaarsnota zoals ik ook al heb aangegeven in mijn betoog. Mevrouw VEENSTRA (SP): Ik zou heel graag pas na de stemmingen over de amendementen en de moties een stemverklaring willen afleggen bij het stemgedrag ten aanzien van de gehele Voorjaarsnota. Dat lijkt mij verkieslijker. De heer POST (GroenLinks): Dat geldt ook voor onze fractie. De VOORZITTER: Dat kan absoluut straks nog bij de eindstemming. Dan gaan we eerst maar naar de amendementen toe. Amendement 1 ‘Ongedaan maken bezuinigingen op Stichting Leergeld’: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, Vrij Mandaat en de PVV. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Amendement 2 is komen te vervallen en in gewijzigde vorm als nummer 7 ingediend. Dan ga ik naar amendement 3 ‘Beheer onderhouden wegen en kanalen’. Wie daarvóór? De SP, de Partij voor de Vrijheid, Vrij Mandaat en het CDA. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan zijn we bij amendement 4 ‘Ongedaan maken bezuiniging natuurontwikkeling’. Wie is daarvóór? Vrij Mandaat, het CDA, GroenLinks, de SP en de Partij voor de Dieren. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan ‘Ongedaan maken bezuinigingen cultuur’, amendement 5. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP en Vrij Mandaat. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen.
77
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 Dan amendement 6 ‘OV voor mbo’ers’. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie is daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan ben ik bij amendement 7 inzake de 30 miljoen reserve leefbaarheid krimpgebied. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, Vrij Mandaat en de PVV. Wie zijn daartegen? Alle overige fracties. Dan is dit amendement verworpen. Dan ben ik bij de moties. Motie 1 was al eerder ingetrokken. Motie 2 betreft ‘Niet doorschuiven maar aanpakken’. Wie is daarvóór? Zo te zien alle fracties. Dan is deze motie met algemene stemmen aangenomen. Motie 3 over de goedkeuringstoleranties wordt aangehouden. Motie 4 over het laten terugvloeien van onderbestedingen naar de algemene reserve is ook aangehouden. Ik zie aan de PVV-fractie dat dat klopt. Motie 5 is aangehouden. Motie 6 over stage- en werkplekken in het mbo is ingetrokken vanwege de toezeggingen. Motie 7 gaat over ‘Gevolgen bezuinigingen sociale werkvoorziening’. Wie is daarvóór? Iedereen, behalve de fractie van de VVD. Dan is deze motie aangenomen. Dan zit ik bij motie 8 met de laatstelijk gewisseld interpretatie tussen de ChristenUnie en de gedeputeerde over de staatssteun. Wie is daarvóór? Alle fracties behalve die van de PVV. Dan is deze motie aangenomen. Dan motie 9 ‘Eigen bijdrage natuur’: wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie is ertegen? Alle overige fracties. Dan is deze motie verworpen, Motie 10 over de ministersconferentie is aangehouden. Motie 11 over geurbeleid is eveneens aangehouden. Motie 12 over de bijenzaken is ook aangehouden? Dat is correct, zie ik. Dan eerst mevrouw Veenstra met een stemverklaring. Mevrouw VEENSTRA (SP): Wij kiezen even deze volgorde, omdat het inderdaad wel netjes is om de stemmingen over de amendementen en de moties even af te wachten. Want wie weet wat er bij die stemmingen nog wijzigt of niet. Bij aanvang was het niet onze Voorjaarsnota, op dit moment is het nog steeds niet onze Voorjaarsnota geworden. Het zal u niet verbazen dat de SP tegen deze Voorjaarsnota stemt. Wij gaan ons best en hopen dat de begrotingsvergadering, eigenlijk een voortzetting van deze vergadering, ertoe zal leiden dat die begroting misschien een beetje maar van ons zal zijn dan vandaag. De heer POST (GroenLinks): Mijn verhaal lijkt daar een beetje op. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat met name ten aanzien van natuur, OV, asfalt en minder energietransitie dit onze Voorjaarsnota niet is en ook niet is geworden in de loop van dit debat. Dus wij zullen tegen de Voorjaarsnota stemmen. De VOORZITTER: Dank u voor deze stemverklaringen. Dan zijn we bij de stemming zelf. Wie is vóór de voordracht? De Partij van de Arbeid, D66, Vrij Mandaat, de VVD, het CDA en de ChristenUnie. Wie is daartegen? De Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen. En daarmee hebben we dit agendapunt afgerond. 4.
Sluiting
De VOORZITTER: Dan hoop ik u aanstaande zaterdagmiddag terug te zien bij de zomerborrel om 4 uur hier in het Prinsenhof. Menigeen heeft zich opgegeven, een enkeling moet geloof ik nog beslissen. Geef dat snel door, altijd weer prettig elkaar weer te zien. En anders volgende week woensdag bij de laatste Statenvergadering, die voor het eerste gedeelte zal worden voorgezeten door de heer Brouns omdat ikzelf dan in de gelegenheid met minister Kamp te ontmoeten. Wel thuis. Ik sluit de vergadering (19.33 uur).
78
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013
BIJLAGE – AMENDEMENTEN AGENDAPUNT A.1 Amendement A1 ‘Rondweg Bedum’ (ingediend door de fracties SP, PVV en Vrij Mandaat) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van het voorstel behorende bij agendapunt A1 Besluiten bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit onder 1. te wijzigen, zodat het komt te luiden als volgt: 1a. “de opname besluiten en de acceptatiebesluiten, zoals die in de besluittabel herbestemming vrijval RSP/MIT 2013, opgenomen in de voordracht tot uitdrukking komen gewijzigd vast te stellen, waarbij voor het onderdeel N361/Bedum oostelijke ontsluiting als uitgangspunt wordt opgenomen dat de kom van Bedum zal worden verlost van vrachtverkeer van met name de fabriek van Frico Domo en de toekomstige ontwikkeling in dit gebied en dat voor de exacte oplossing de in de QuickScan opgenomen alternatieven aangevuld met een nieuwe, later aangedragen variant nader op haalbaarheid en raming van de kosten moeten worden onderzocht, voordat hierover door Provinciale Staten een planuitwerkingsbesluit zal kunnen worden genomen. 1b. en de betreffende passages of verwijzingen in de voordracht herbestemming vrijval RSP/MIT, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen.” Toelichting: Dit amendement is gebaseerd op de overweging dat er aanleiding bestaat om nader onderzoek te doen naar de uitkomsten van de QuickScan ten aanzien van de alternatieven en de ramingen van de kosten ten opzichte van het voorstel van Gedeputeerde Staten. De bewoners van Bedum hebben jarenlang te hoop gelopen en geageerd tegen het vrachtverkeer door hun dorp. Op 14 mei 2013 is de QuickScan met de verschillende alternatieven om het vrachtverkeer uit de kom van Bedum te weren, gepresenteerd. Het zou rechtdoen aan de enorme hoeveelheid werk die in de QuickScan is gestoken om vervolgonderzoek te doen naar het beste alternatief. Ook een alternatief dat na het verschijnen van de QuickScan is opgenomen, zou nader onderzoek verdienen. In dit onderzoek moet ook goed gekeken moeten worden naar de werkelijke kosten. Bijlage: Plattegrond van de oostkant van Bedum met alternatief J en het nieuwe alternatief K.’
AGENDAPUNT A.2 Amendement A1 ‘Ongedaan maken bezuiniging Stichting Leergeld’ (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten: 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, zodanig dat 125.000 euro minder wordt bezuinigd op de provinciale bijdrage aan de Stichting Leergeld. 2. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: Een flexibel budget van 2 miljoen euro geeft het College voldoende armslag en er is geen noodzaak om al op voorhand 2,37 miljoen euro te reserveren voor eventuele tegenvallers. Voor deze middelen kan beter een bestemming worden gekozen, zodat hiermee op korte termijn stimulering van de noordelijke economie wordt bereikt.’ Amendement A2 ‘Leefbaarheid in alle gemeenten’ (ingediend door de fractie SP) (LATER INGETROKKEN EN IN GEWIJZIGDE VORM INGEDIEND ALS AMENDEMENT A7) Amendement A3 ‘Beheer en onderhoud wegen en kanalen’
79
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten: 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, waarbij tot een andere fasering van de uitgaven voor het MIT wordt overgegaan 2. zodat 4,64 miljoen euro kan worden vrijgemaakt voor het op peil houden van het niveau van onderhoud van wegen en kanalen. 3. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: Het op peil houden van het onderhoud van wegen en kanalen op het gewenste gemiddelde niveau zal op korte termijn een investering van 4,64 miljoen euro vergen, maar de verwachting is dat dit op termijn tot lagere onderhoudskosten en kosten voor incidentbestrijding zal leiden. Dit wordt bevestigd door de analyse die in de brief van het College aan de Staten van 14 juni over dit onderwerp wordt gegeven. De mogelijkheid bestaat om op korte termijn uitgaven te doen ten laste van de middelen die zijn gereserveerd voor het MIT. Dit zal op termijn financieel voordelig zijn, dus voor de totale in de toekomst beschikbare middelen voordelig uitpakken. Tegelijk past dit ook in de Versnellingsagenda.’ Amendement A4 ‘Ongedaan maken bezuiniging natuurontwikkeling’ (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten: 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, zodanig dat 1 miljoen euro minder wordt bezuinigd op de uitgaven voor natuurontwikkeling. 2. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: Een flexibel budget van 2 miljoen euro geeft het College voldoende armslag en er is geen noodzaak om al op voorhand 2,37 miljoen euro te reserveren voor eventuele tegenvallers. Voor deze middelen kan beter een bestemming worden gekozen, zodat hiermee op korte termijn stimulering van de noordelijke economie wordt bereikt.’ Amendement A5 ‘Ongedaan maken cultuurbezuiniging’ (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten: 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, zodanig dat 400.000 euro minder wordt bezuinigd op de uitgaven voor cultuur. 2. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: Een flexibel budget van 2 miljoen euro geeft het College voldoende armslag en er is geen noodzaak om al op voorhand 2,37 miljoen euro te reserveren voor eventuele tegenvallers. Voor deze middelen kan beter een bestemming worden gekozen, zodat hiermee op korte termijn stimulering van de noordelijke economie wordt bereikt.’ Amendement A6 ‘OV voor mbo’ers’ (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten:
80
Provinciale Staten van Groningen van 26 juni 2013 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, zodanig dat aanvullend 845.000 euro extra wordt uitgetrokken voor OV voor mbo’ers. 2. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: Een flexibel budget van 2 miljoen euro geeft het College voldoende armslag en er is geen noodzaak om al op voorhand 2,37 miljoen euro te reserveren voor eventuele tegenvallers. Voor deze middelen kan beter een bestemming worden gekozen, zodat hiermee op korte termijn stimulering van de noordelijke economie wordt bereikt.’ Amendement A7 ‘Leefbaarheid in alle gemeenten’ (ingediend door de fractie SP) ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 26 juni 2013 ter behandeling van de Voorjaarsnota 2013 bij agendapunt A2 Besluiten: 1. De bijgevoegde Voorjaarsnota 2013 en de daarbij horende besluiten tot de 3e tot en met 5e wijziging van de provinciale Programmabegroting gewijzigd vast te stellen, waarbij de middelen genoemd als mogelijke dekking ten behoeve van het Actieprogramma Werk, Leefbaarheid en Energie, te weten: Reserve provinciale meefinanciering en reserve cofinanciering Kompas Cofinanciering REP-ZZL ESFI in verband met vrijval MIT POP-gebiedsgericht Overige sectorale middelen Totaal: ter beschikking te stellen aan de reserve leefbaarheid.
€ 4,1 miljoen € 7,5 miljoen € 15,0 miljoen € 0,7 miljoen € 2,7 miljoen € 30,0 miljoen
2. De betreffende passages in de Voorjaarsnota en de daarbij horende besluiten en bijlagen, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen.
Toelichting: Het Actieprogramma Werk, Leefbaarheid en Energie richt zich uitsluitend op het verbeteren van de leefbaarheid in drie gemeenten. De reserve leefbaarheid staat echter ter beschikking van alle krimpgemeenten. Met het storten in het leefbaarheidsfonds komt het ten gunste van al die gemeenten.’
81