Hogeschool Zuyd, Sittard Opleiding:
Personeel en arbeid (voltijd en deeltijd)
Visitatiedata:
6 en 7 oktober 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency
2
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 16 17
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
19 21 24 35 39 42 45
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Deskundigheden panelleden Bijlage 3 Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
49 51 53 61
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Personeel en Arbeid van Hogeschool Zuyd heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in juni 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op woensdag 6 en donderdag 7 oktober 2004 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: • Mevrouw J. Monker (voorzitter en domeindeskundige); • Mevrouw C.M. Pollmann (domeindeskundige); • Mevrouw M. Snel (student-lid); • De heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2 bij dit rapport). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Zuyd is in 2001 ontstaan uit een fusie van de Hogeschool Limburg en de Hogeschool Maastricht. De Hogeschool Zuyd telt zo’n 13.000 studenten en biedt werkgelegenheid aan circa 1.300 medewerkers. Bij de fusie is gekozen voor een tweelagenstructuur waarbij het college van bestuur het dagelijks bestuur van de hogeschool vormt en de faculteitsdirecties de opleidingen en de ondersteunende diensten aansturen. De faculteitsdirecteur delegeert inhoudelijke taken betreffende de inhoud en ontwikkeling van het programma aan de opleidingscoördinator.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
7
De hogeschool omvat 53 bacheloropleidingen en drie masteropleidingen. De opleidingen omvatten de sectoren economie, gezondheidszorg, kunst, onderwijs, sociaal-agogisch en techniek. Deze zijn geclusterd in 24 faculteiten die gehuisvest zijn in de plaatsen Heerlen, Maastricht en Sittard. Voorts verricht de hogeschool toegepast onderzoek in ongeveer tien lectoraten/kenniskringen (enkele zijn nog in ontwikkeling). Er wordt naar gestreefd dat elke faculteit bij minimaal één kennisdomein is betrokken. De opleiding Personeel en Arbeid (P&A) maakt, samen met de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, deel uit van de Faculteit Arbeid en Recht. De faculteit wil conform de visie van de hogeschool de natuurlijke partner zijn voor bedrijven en instellingen in de (Eu)regio op het gebied van samenwerking en kennisuitwisseling. De faculteit Arbeid en Recht is met twee andere faculteiten (de Faculteit Sociaal Werk en de Faculteit Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Creatieve Therapie) gevestigd in Sittard op de locatie Sportcentrumlaan. Deze faculteiten hebben een lange samenwerkingstraditie. De opleiding P&A in Sittard telt najaar 2003 in totaal 310 studenten. De opleiding biedt zowel een voltijd- als een deeltijdvariant aan. De voltijdopleiding heeft op basis een nieuw landelijke profiel en de keuze voor het leren-leren haar curriculum in de periode 1999 - 2003 vernieuwd. Nieuwe ontwikkelingen maken dat de opleiding een volgende stap gaat zetten met de invoering van competentiegericht onderwijs. Aan deze vernieuwing liggen het geactualiseerde beroepsprofiel en eindtermen zoals verwoord in het Format P&A 2004plus ten grondslag. Een van de speerpunten voor de komende jaren is het vernieuwen van de deeltijdopleiding analoog aan de vernieuwing in de voltijdvariant. De opleiding is voor het laatst gevisiteerd in december 1996. De bevindingen zijn opgenomen in het rapport Ambities gewogen, P&A geadviseerd (1998). 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding P&A door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor het P&A geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling,
8
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). Ook vond er, voor meer opleidingen tegelijk, een gesprek plaats met het college van bestuur (het strategisch management). Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma een vaste structuur, maar was het middagprogramma ‘vrij’. In deze tijd heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan vertegenwoordigers van de opleiding gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het visitatie- of beoordelingsrapport is expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
9
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere P&A opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking (vergelijking met externe kengetallen); • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. Wat betreft de benchmarking wordt de opleiding bij de onderwerpen 1 en 6 specifiek vergeleken met twee opleidingen die ongeveer gelijktijdig door NQA gevisiteerd zijn (voor het gemak aangeduid met opleiding Y en opleiding X). Bij onderwerp 6 worden de kengetallen van de opleiding vergeleken met de landelijke kengetallen. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport doorgaans niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op de meeste facetten minimaal een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘Niveau bachelor’ en ‘Oriëntatie hbo-bachelor’ zijn met een voldoende beoordeeld. Aan het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De beschrijving van de drie facetten is vergeleken met die van enkele andere opleidingen Personeel en Arbeid. De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan het landelijke opleidingsprofiel Format P&A 2000plus, een uitgave van het Landelijk Opleidingsoverleg Personeel en Arbeid (LOPA). Ook de andere opleidingen baseren zich hierop. Positief is de landelijke validering van dit format door het beroepenveld middels miniconferenties en de inzet van een speciale werkgroep. Verschillen tussen de opleidingen hebben ten eerste betrekking op toevoegingen aan de landelijke eindkwalificaties; soms wordt in aanvulling op deze eindkwalificaties gewerkt met een eigen set van competenties. Zo heeft een opleiding heeft op basis van het landelijke profiel een eigen competentieprofiel ontwikkeld. De opleiding P&A van de Hogeschool Zuyd legt een aantal eigen accenten door in de eindkwalificaties extra nadruk te leggen op vraagstukken die samenhangen met het organiseren en managen van veranderingsprocessen in organisaties en door bijzondere aandacht te besteden aan de persoonlijke professionele ontwikkeling van studenten. De
10
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
opleiding kiest hiervoor omdat in haar opvatting de personeelsfunctionaris bij uitstek als ‘change agent’ moet fungeren. Het landelijk opleidingsprofiel is herijkt en vervangen door het Format P&A 2004plus. Het format is vernieuwd vanwege nieuwe ontwikkelingen in werkveld en de wens de set van eindkwalificaties terugbrengen naar een beter te hanteren aantal. 1.5.2 Programma Aan de meeste tot dit onderwerp behorende facetten is het oordeel voldoende toegekend. De facetten ‘Instroom’ en ‘Duur’ zijn als goed beoordeeld. Aan het facet ‘Relatie doelstellingen en inhoud programma’ is voor de deeltijdvariant het oordeel onvoldoende toegekend. Voorts is aan het facet ’Beoordeling en toetsing’ het oordeel onvoldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is positief. De voltijdopleiding heeft op basis van het landelijke profiel en de keuze voor leren-leren haar curriculum in de periode 1999 - 2003 vernieuwd. De opleiding is erin geslaagd een studentgericht programma te ontwikkelen met een sterke oriëntatie op de beroepspraktijk. Nieuwe ontwikkelingen maken dat de opleiding een volgende stap gaat zetten met de invoering van competentiegericht onderwijs. Een van de speerpunten voor de komende jaren is het vernieuwen van de deeltijdopleiding. De opleiding heeft hiermee in 2003/2004 een begin gemaakt en de hoofdlijnen van het nieuwe deeltijdprogramma zijn vastgelegd. De voltijdopleiding heeft de samenhang tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma zichtbaar gemaakt in een uitlijndocument en een matrix. De samenhang tussen de eindkwalificaties en het programma van de deeltijdopleiding is niet gedocumenteerd. Vandaar dat het panel het oordeel onvoldoende heeft toegekend. Wel heeft het management het programma globaal getoetst. Ook vertonen de programma’s van de voltijd en de deeltijd een grote mate van gemeenschappelijkheid. Verder heeft het panel geen aanwijzingen dat een of meer eindkwalificaties niet of niet afdoende in het programma van de deeltijdopleiding aan bod komen. Het panel is dan ook van mening dat er geen sprake is van een ‘zware’ onvoldoende. Het facet ‘Beoordeling en toetsing’ is zowel voor de voltijd- als de deeltijdopleiding als onvoldoende beoordeeld. De reden hiervan is dat het toetsbeleid nog niet in z’n geheel is ingevoerd binnen de opleiding. Hierdoor is de toetsing onvoldoende geborgd. Dit blijkt met name uit de soms docent-gebonden invulling van de toetsing. Anderzijds heeft het panel vastgesteld dat de opleiding gebruik maakt van gevarieerde toetsvormen en studenten stellen vast dat de inhoud en het niveau van de toetsen doorgaans goed aansluiten op de stof. Dit blijkt ook uit het gerealiseerde niveau van de opleiding. Maar het panel heeft met haar kritische oordeel over de toetsing een signaal willen afgeven over het gebrek aan borging. Het oordeel over het onderwerp als geheel is positief ondanks de onvoldoende beoordeelde facetten. De reden is dat zij hun oorsprong vinden in een gebrek aan aantoonbare samenhang en een gebrek aan borging; niet in een wezenlijk tekortschieten van het onderwijsaanbod. Tenslotte staan er tegenover de onvoldoende voor ‘Relatie doelstellingen en inhoud programma‘ en ‘Beoordeling en toetsing’ enkele oordelen ‘goed’ op facetten binnen het onderwerp Programma. Het oordeel op het totale onderwerp is daarom positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
11
1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten van het onderwerp Personeel zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De beide facetten ‘Materiële voorzieningen’ en ‘Begeleiding’ zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Op twee facetten, namelijk ‘Evaluatie resultaten’ en ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ van dit onderwerp is een voldoende gegeven. Aan het facet ’Maatregelen tot verbetering’ is een onvoldoende toegekend. Het oordeel op dit onderwerp is positief. De opleiding evalueert periodiek in hoeverre de streefdoelen worden gerealiseerd. Bij de interne kwaliteitszorg worden relevante partijen als studenten, medewerkers, alumni en werkveld nadrukkelijk betrokken. Het panel heeft aan het facet ‘Maatregelen tot verbetering’ een onvoldoende toegekend. De opleiding heeft in het jaarplan vastgelegd welke verbeteracties zijn gepland, maar het aantal acties is beperkt en de acties komen niet zichtbaar voort uit evaluatieonderzoek. De opleiding werkt wel aan verbetering van het onderwijs, maar dit gebeurt vooral op informele wijze. Verbeteringen worden niet gedocumenteerd aangezien hieraan vanwege de geringe omvang van het team minder behoefte is. Kern van de kritiek is dat de opleiding vooral op informele wijze werkt aan kwaliteitsverbetering en een planmatige aanpak van het verbeterbeleid onvoldoende is vastgelegd. Anderzijds bewijst bijvoorbeeld de Stand van zaken notitie (2004) dat de opleiding wel degelijk werkt aan kwaliteitsverbetering. Daarom is het oordeel over het onderwerp Interne Kwaliteitszorg als geheel naar de mening van het panel positief. 1.5.6 Resultaten Op het facet ‘Onderwijsrendement’ is een onvoldoende gegeven. Aan het facet ‘Gerealiseerd niveau’ is een voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is positief. Hiernavolgend vergelijkt NQA, op basis van diverse bronnen, de opleiding met het landelijk beeld op het punt van behaalde rendementen en met de twee andere P&A-opleidingen op het punt van de gehanteerde streefnormen.
12
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Tabel 1: Algemene gegevens Opleiding P&A Hogeschool Zuyd Totaal aantal ingeschreven studenten Omvang docerend personeel in fte Student/fte-ratio Totaal aantal docenten
1999 193 (opl)1 217 (HBOraad2) 11,0
2000 235 (opl) 258 (HBOraad) 8,3
2001 266 (opl) 296 (HBOraad) 9,1
2002 283 (opl) 303(HBOraad) 10,6
1:17,54 18
1: 28,31 15
1:29,23 14
1:26,70 13
2003 311 (opl) 318 (HBOraad)
Tabel 2: Instroomgegevens Instroom
1999 3
Totaal ingestroomde studenten
4
Land. P&A 70 3272 (opl) 91 (HBOraad)
2000
2001
2002
2003
P&A Land. 85 3550 (opl) 69 (HBOraad)
P&A Land. 94 3503 (opl) 74 (HBOraad)
P&A Land. 97 3318 (opl) 71 (HBOraad)
P&A Land. 114 3203 (opl) 76 (HBOraad)
Op de website van de HBO-raad staan de cijfers voor alle P&A-opleidingen vermeld. Deze cijfers zijn gemiddeldes van alle aanwezige varianten. Gezien de verschillen tussen de cijfers waarover de opleiding beschikt en die van de HBO-raad, is in verband met de vergelijkbaarheid in tabel 3 uitgegaan van de cijfers van de HBO-raad.
1
Aantallen door de opleiding zelf opgegeven. Aantallen van de HBO-raad, zie www.kengetallen.hbo.nl 3 P&A Hogeschool Zuyd Sittard 4 P&A landelijk 2
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
13
Tabel 3: Opleidingsrendement in percentages van de instroom Rendement Diploma behaald na 5 jaar5
Gemiddelde studieduur van gediplomeerden in maanden6
1994 P&A-Z Land. 69,8% 60,9%
1995 P&A-Z Land. 68,4% 60,8%
1996 P&A-Z Land. 48,0% 61,3%
1997 P&A-Z Land. 57,7% 58,7%
1998 P&A-Z Land. 50,8% 56,8%
1998 P&A-Z Land. 51,0 44,2
1999 P&A-Z Land. 47,8 44,6
2000 P&A-Z Land. 49,6 43,8
2001 P&A-Z Land. 47,4 44,2
2002 P&A-Z Land. 50,3 44,7
1998 P&A-Z Land. 28,6% 26,1%
1999 P&A-Z Land. 25,3% 30,0%
2000 P&A-Z Land. 25,5% 32,3%
2001 P&A-Z Land. 25,2% 31,3%
2002 P&A-Z Land. 30,2% 36,0%
35,4%
34,3%
39,6%
40,8%
42,0%
18,8
17,8
18,8
16,2
18,3
20,3
20,2
Percentage uitval na 1 jaar7 39,7% Percentage uitval na 3 jaar8 Gemiddelde 19,8 studieduur studiestakers in maanden9
17,8
19,1
Uit een vergelijking tussen de landelijke gemiddelden van P&A-opleidingen en de opleiding P&A Hogeschool Zuyd Sittard in tabel 3 blijkt dat: • Het diplomarendement na vijf jaar van de opleiding P&A Hogeschool Zuyd Sittard is de afgelopen jaren afgenomen en ligt in tegenstelling tot 1994 en 1995 de laatste jaren onder het landelijke gemiddelde. • De gemiddelde studieduur van afgestudeerden van de opleiding P&A Hogeschool Zuyd ligt enkele maanden boven het landelijke gemiddelde. • Het percentage studenten van de opleiding P&A Hogeschool Zuyd dat na één jaar de studie staakt, is de afgelopen jaren lager dan het landelijke gemiddelde. De uitval na drie jaar fluctueert en ligt soms hoger, maar meestal iets lager dan het landelijke gemiddelde. • De gemiddelde studieduur van studiestakers ligt in Sittard rond het landelijke gemiddelde; de laatste twee jaren is er sprake van een stijging en ligt de verblijfsduur van studiestakers boven het landelijke gemiddelde.
5
De cijfers komen uit www.kengetallen.hbo.nl id. 7 id. 8 id. 9 id. 6
14
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Tabel 4: Streefcijfers van de opleiding Personeel en Arbeid Hogeschool Zuyd ten opzichte van andere opleidingen Streefnormen Uitvalpercentage propedeuse Uitvalpercentage hoofdfase
P&A Hogeschool Zuyd Maximaal 25% (na twee jaar) Maximaal 5%
Percentage diploma behaald na 5 jaar (per cohort) Gemiddelde studieduur geslaagden 4,5 Gemiddelde studieduur studiestakers 1,35
Opleiding Y Maximaal 40% (na twee jaar) Maximaal 15%
4,0 1,7
Opleiding X
minder dan 1 procent vanaf derde jaar 4,5 1,35
Uit tabel 4 blijkt dat er bij de bekeken P&A-opleidingen in de formulering van de streefnormen niet gedifferentieerd is naar voltijd- en deeltijdopleiding. Daarnaast ontbreken de streefnormen voor het percentage behaalde diploma’s na 5 jaar. Verder valt op dat de gehanteerde norm voor het percentage uitval in de propedeuse door de Hogeschool Zuyd relatief ambitieus is. De streefnormen ten aanzien van gemiddelde studieduur geslaagden en studiestakers komen redelijk met elkaar overeen. Wat betreft het gerealiseerde niveau heeft het panel vastgesteld dat zowel alumni als vertegenwoordigers van het werkveld tevreden zijn over het gerealiseerde niveau. Verder blijkt uit onderzoek dat de alumni positief oordelen over de aansluiting van de opleiding op het beroep en de verworven competenties. Voorts heeft het panel vastgesteld dat de afstudeerscripties voldoende niveau hebben. Het panel vindt het lastig om de facetten ‘Onderwijsrendement’ en ‘Gerealiseerd niveau’ tegen elkaar af te wegen. Het zijn namelijk onvergelijkbare grootheden. Het panel hecht evenwel meer belang aan het facet ‘Gerealiseerd niveau’. Ook vindt het panel dat de onvoldoende voor het facet ‘Onderwijsrendement’ geen ‘zware’ onvoldoende is. Alles afwegende vindt het panel dat het oordeel over het onderwerp Resultaten positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
15
1.6
Schematisch overzicht Oordelen
Tabel 5 biedt een totaaloverzicht van de oordelen op facet- en onderwerpniveau. Tabel 5: Opleiding P&A Hogeschool Zuyd Sittard
Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
16
Voltijd
Deeltijd
V G V Positief
V G V Positief
V V V V G G V O Positief
V O V V G G V O Positief
V V V Positief
V V V Positief
V V Positief
V V Positief
V O V Positief
V O V Positief
O V Positief
O V Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 blijkt dat de opleiding op alle zes de onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. De opleiding is accreditatiewaardig.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
17
18
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
19
20
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Deel B:
Facetten
N.B. Het oordeel voor de voltijd- en de deeltijdopleiding wordt alleen gesplitst als er sprake is van verschillende oordelen.
Onderwerp 1 Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Niveau bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
•
•
De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan het landelijke opleidingsprofiel Format P&A 2000plus uit 1999, een uitgave van het Landelijk Opleidingsoverleg Personeel en Arbeid (LOPA). Het kader geldt voor de twee varianten van de opleiding: voltijd en deeltijd. In het Format P&A 2000plus wordt de professionaliteit van de P&A’er als volgt omschreven: een visie hebben, methoden en technieken hebben en die kunnen inzetten, verschillende rollen kunnen vervullen, en producten maken zodat de klant die kan gebruiken. Het hbo-niveau blijkt volgens Format P&A 2000plus uit vier samenhangende kenmerken van de beroepsuitoefening: verantwoording, complexiteit, transfer en wetenschappelijk gehalte. Deze vier begrippen worden in het format nader uitgewerkt en toegelicht. De eindkwalificaties zijn geordend in drie segmenten waarin de HRM-professional actief is: (1) werken voor klant(systemen); (2) werken in en vanuit een arbeidsorganisatie; (3) werken aan professionaliteit en professionalisering. Volgens het Format P&A 2000plus zijn afgestudeerde HRM-professionals van veel marken thuis en breed inzetbaar. Zij kunnen in allerlei functies, in diverse organisaties, op operationeel en beleidsmatig niveau, hun werk verrichten. De professionaliteit van afgestudeerden van de opleiding P&A wordt als volgt omschreven: een visie hebben, beschikken over methoden en technieken en deze kunnen inzetten, verschillende rollen kunnen vervullen en producten maken die de klant kan gebruiken. In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding de volgende zes hbo-competenties: een brede, multi-disciplinaire basis, probleemgericht kunnen werken, methodisch en reflectief denken en handelen, sociaal-communicatief bekwaam, professionalisering en doorgroeicompetenies. De opleiding maakt in het zelfevaluatierapport echter niet inzichtelijk in hoeverre de eindkwalificaties van het Format P&A 2000plus hieraan voldoen.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
21
•
•
De opleiding brengt het niveau van de eindkwalificaties niet in verband met de Dublin-descriptoren of andere internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Wel bevat het kwaliteitshandboek van de faculteit een document waarin een expliciete koppeling wordt gemaakt tussen de Dublindescriptoren en de hbo-kwalificaties. Een internationaal referentiekader is voor deze opleiding niet voorhanden. Het domein is uniek in Europa. Dit is een gevolg van de specifieke Nederlandse arbeidsverhoudingen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
•
•
22
De opleiding heeft er voor gekozen om studenten op te leiden tot startende beroepsbeoefenaren op het terrein van personeelsmanagement en daarmee verwante sectoren en werkvelden. Ook leidt de opleiding studenten op die beschikken over voldoende doorgroeicompetenties die hen in staat stellen gedurende hun beroepsbeoefening door te leren en zich verder te ontwikkelen. De uitwerking van dit algemene doel naar meer specifieke competenties is te vinden in Format P&A 2000plus dat in 1999 is vastgesteld door het Landelijke Opleidingsoverleg Personeel en Arbeid. De eindtermen zijn ingedeeld in drie segmenten: werken voor klantsystemen, werken in en vanuit een arbeidsomgeving en werken aan professionaliteit en professionalisering. De opleiding schrijft in de studiegids dat het werk zich vooral richt op alle aspecten die te maken hebben met arbeidsomstandigheden en het functioneren van mensen in en rond arbeidsorganisaties in een snel veranderende samenleving. Kerntaken liggen op het terrein van het tot stand brengen, onderhouden en afbouwen van zinvolle arbeidsrelaties tussen werkgever en werknemer. In dit proces adviseert en ondersteunt de P&Afunctionaris. Veel van de werkzaamheden vergen tactvol handelen op basis van overtuigingskracht. De opleiding schrijft in de studiegids dat een beginnend beroepsbeoefenaar generalistisch is opgeleid, maar nog niet meteen in een generalistische functie hoeft terecht te komen. In de eerste vijf jaar na zijn afstuderen ontwikkelt de P&A-functionaris zich tot een echte generalist of tot een echte specialist die van enkele activiteiten een grondige kennis en ervaring heeft opgedaan. Het Format P&A 2000plus is in nauw overleg met het werkveld tot stand gekomen, zowel in de voorbereidingsfase als bij de totstandkoming van het document. Daarvoor heeft het LOPA twee miniconferenties georganiseerd. Daarnaast heeft het discussies met
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
• •
• •
opleidingen en vertegenwoordigers van het beroepenveld gevoerd. Een werkgroep van het LOPA heeft een notitie Arbeidsmarktontwikkelingen en perspectieven P&A opgesteld die mede als basis voor het format is gebruikt. Vertegenwoordigers van de Hogeschool Zuyd waren hierbij betrokken. De eindkwalificaties en de visie op het beroep zijn gelegitimeerd door de eigen beroepenveldcommissie (BVC). De opleiding geeft een aantal eigen accenten aan door extra nadruk te leggen op vraagstukken die samenhangen met het organiseren en managen van veranderingsprocessen in organisaties. Alsmede door bijzondere aandacht te schenken aan de persoonlijke professionele ontwikkeling van studenten. De opleiding kiest hiervoor omdat in haar opvatting de personeelsfunctionaris bij uitstek als ‘change agent’ moet fungeren. Daarvoor is nodig dat de studenten leren te reflecteren op en dienen te werken aan competenties op het terrein van communicatie, onderhandelen, adviseren, conflicthantering en strategische beïnvloeding. Het Format P&A 2000plus is herijkt en vervangen door het Format P&A 2004plus vanwege de dynamiek en snelle ontwikkelingen in het werkveld. Een internationaal referentiekader is voor deze opleiding niet voorhanden. Het domein Personeel en Arbeid bestaat in het buitenland niet als een samenhangend beroepenveld.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt beargumenteerd: •
• •
In het Format P&A 2000plus wordt een beschrijving van de veranderingen en ontwikkelingen in het beroep gegeven. Dit is de basis voor het beroepsprofiel en de eindkwalificaties. Het Format P&A 2000plus is in nauw overleg met het werkveld tot stand gekomen, zowel in de voorbereidingsfase als bij de totstandkoming van het document. In het Format wordt voor drie gedefinieerde segmenten de beginnende beroepsbeoefenaar beschreven: - werker/dienstverlener: hij kan zelfstandig eenvoudige operationele P&Aactiviteiten uitvoeren en durft fouten te maken; - medewerker/collega: idem; - lid van de beroepsgroep: hij moet een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het beroep. Daarnaast moet hij in elk segment over de nodige doorgroeicompetenties beschikken.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
23
•
•
•
In het zelfevaluatierapport wordt gesteld dat het werkveld divers is. Voorbeelden van functies die kunnen worden vervuld zijn: personeelsconsulent, arbeidsconsulent, arbeidsbemiddelaar, intercedent, loopbaanadviseur, personeelsmanager, arbeidsdeskundige en organisatieadviseur. Hierbij maakt een opleiding een duidelijk onderscheid tussen functies die worden vervuld door beginnende beroepsbeoefenaren en functies die worden vervuld door gevorderde beroepsbeoefenaren. De opleiding let structureel op de kwaliteit en beroepsrelevantie van haar eindkwalificaties. Dit doet de opleiding door haar betrokkenheid bij het LOPA, lidmaatschap van de NVP en (in)formele contacten met het werkveld. Sommige docenten van de opleiding ervaren het als een gemis dat in de eindkwalificaties geen expliciete melding wordt gemaakt van het feit dat personeelsfunctionarissen in toenemende mate over hun werk cijfermatig verantwoording moeten afleggen (Human Resource Accounting).
Onderwerp 2 Facet 2.1
PROGRAMMA Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
24
De voltijdopleiding is vanaf 1999 grondig vernieuwd. Deze vernieuwing is in 2003 afgerond. Doelstelling van deze vernieuwing was het realiseren van studentgericht onderwijs, meer gericht op het aanleren van vaardigheden, het verwerven van een adequate beroepshouding en een betere oriëntatie op de beroepspraktijk. In het studiejaar 2003/2004 is begonnen met de vernieuwing van de deeltijdopleiding. De hoofdlijnen van de nieuwe deeltijdopleiding zijn vastgelegd in de notitie Eindrapportage ontwikkelopdracht uitlijning vernieuwd curriculum deeltijd (juni 2004). Het eerste studiejaar van de opleiding bevat veel theorie. Er vindt door middel van het programma ‘Wandelen door het werkveld’ oriëntatie op het beroep plaats. In het tweede jaar wordt meer aandacht besteed aan de praktijk in de vorm van een stage van zes weken en aan de praktijk ontleende opdrachten. In het tweede jaar zijn studenten in staat zich een compleet beeld te vormen van het beroep. Voltijdstudenten lopen in het derde studiejaar gedurende 10 maanden stage bij twee bedrijven. Afspraken en procedures zijn vastgelegd in de Stagenota. In deze nota is
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
ook vastgelegd aan welke eisen een stageplaats moet voldoen (aanwezigheid pfunctionaris, een stageopdracht, tijd voor begeleiding, toetsing van de verslagen). De opleiding beschikt over voldoende geschikte stageplaatsen. Ook is het mogelijk in het buitenland stage te lopen. De stagecoördinator is verantwoordelijk voor het niveau en de inhoud van de stageplaatsen. De stagedocent heeft de taak om de kwaliteit van de stageplaats mee te bewaken. Tijdens de stage maken de studenten gebruik van een stagewerkboek waarin vier opdrachten zijn opgenomen. Op grond van de stageverslagen en de gesprekken oordeelt het panel positief over het niveau en de relevantie van de stages. Ook is er sprake van voldoende diversiteit. Wel heeft het panel signalen van het werkveld gekregen dat de studenten te zeer op hun stageopdracht/stageverslag zijn gericht waardoor zij zich minder identificeren met de bedrijfsdoelstellingen. Afgezien van de stages komen de studenten regelmatig in contact met de beroepspraktijk: de opleiding organiseert excursies, studenten voeren opdrachten in bedrijven uit en binnen de opleiding wordt veelvuldig gebruik gemaakt van casussen. Mede hierdoor ervaren de studenten de opleiding als praktijkgericht. De meeste casussen komen tot stand in onderling overleg met de docenten, al dan niet met inbreng van externe deskundigen. In het vierde jaar werken de voltijdstudenten in een team van ongeveer vier studenten gedurende twintig weken aan een opdracht die door het team zelf is geworven in het werkveld. Daarna werkt de studenten nog individueel gedurende tien weken aan een theorie of praktijkopdracht. Studenten voeren in hun afstudeerperiode enerzijds voor organisaties en instellingen een project uit waarbij zij gebruik maken van de uitkomsten van onderzoek, anderzijds moeten zij zelfstandig als opdracht een nieuw actueel probleem onderzoeken en in kaart brengen. Deze opdracht resulteert in het meesterwerkstuk (voltijd) of afstudeerscriptie (deeltijd). Informatie over de opzet van de voorbereiding, de afstudeeropdracht, de verslaglegging en de beoordeling is opgenomen in de nota Afstuderen bij P&A (2004). Deeltijdstudenten doen praktijkervaring op via hun werk. De werkkring van de student wordt gewaardeerd met in totaal 72 ‘oude’ studiepunten (18 studiepunten per jaar). De werkervaring die in samenhang met de binnenschoolse activiteiten bijdraagt aan de professionele vorming van de student is in het curriculum opgenomen als praktijktijd. Afspraken over de invulling van dit curriculumonderdeel en de eisen die hieraan door de opleiding worden gesteld zijn duidelijk beschreven in de nota Praktijktijd (2004). De opleiding onderkent dat de inhoud en het niveau van het werk van belang is, maar is niet altijd in staat hierop te sturen aangezien er sprake is van een werkgever en een werknemer relatie. Volgens de studenten stelt de opleiding duidelijke eisen aan het werk; bovendien stelt de opleiding in de loop van de studie hogere eisen. Zo moet een deeltijdstudent in het vierde studiejaar beleidsmatige taken uitoefenen. Toetsing vindt achteraf plaats aan de hand van een verslag (praktijkleerverslag inclusief leerdoelen) door de student, aangevuld met een functiebeschrijving. De werkgever dient hiervoor ieder jaar te tekenen. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding soms aanvullende eisen stelt en dat de opleiding soms werkplekken afkeurt. Zowel ten aanzien van het niveau als de inhoud is er sprake van voldoende borging.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
25
•
•
•
•
•
•
•
•
•
26
Binnen de deeltijdopleiding worden de studenten aangemoedigd tijdens de lessen hun praktijkervaring in te brengen. Ook maken de studenten gebruik van hun praktijkervaring bij het schrijven van werkstukken en nota’s. De studenten zijn van mening dat zij op deze wijze veel leren van hun medestudenten. Bestudering van het studiemateriaal laat zien dat vakliteratuur (boeken, artikelen, studiehandleidingen, readers) wordt gebruikt bij het verwerven van kennis. De studenten maken over het algemeen gebruik van actuele edities van Nederlandse literatuur. Het panel constateert dat de opleiding doorgaans gebruik maakt van actueel materiaal. Studiehandleidingen en readers maken een verzorgde indruk. De opleiding maakt (te) weinig gebruik van Engelstalige of Duitse literatuur. De opleiding geeft de voorkeur aan vertalingen van buitenlandse auteurs in het vakgebied. In het studielandschap is alle verplichte literatuur in meervoud beschikbaar. Studenten raadplegen in toenemende mate internet om kennis te nemen van actuele vakliteratuur. De docenten zijn verantwoordelijk voor het screenen en kiezen van de vakliteratuur. Door middel van evaluaties en besprekingen in opleidingscommissies, de werkveldcommissie en het teamoverleg wordt de actualiteit van de vakliteratuur bijgehouden. De opleiding speelt in op actuele ontwikkelingen. Zo hebben aanpassingen plaatsgevonden c.q. zullen plaatsvinden met betrekking tot de thema’s flexibilisering, fusies/reorganisatie, arbeidsmarkt en economische groei, en veranderingen in performance-eisen en sturing van Human Resources. De opleiding is van plan het curriculum bij te stellen door een accentverschuiving naar Human Resource Accouting en studenten vertrouwd te maken om problemen te benaderen vanuit een bedrijfskundig perspectief. Het curriculum voorziet in een vrije ruimte met een omvang van negen ‘oude’ studiepunten. Hiervoor zijn een aantal keuzemodulen ontwikkeld, bijvoorbeeld op het gebied van vreemde talen. Het panel is van mening dat het eigen accent van de opleiding, namelijk ‘change agent’, onvoldoende herkenbaar is terug te vinden in het curriculum. Opvallend is dat alleen deeltijdstudenten op de hoogte zijn van dit accent. Voltijdstudenten dringen aan op meer aandacht in het programma voor personeelsinformatiesystemen; deeltijdstudenten pleiten voor meer aandacht voor het schrijven van beleidsstukken. De opleiding beschikt over een goed functionerende beroepenveldcommissie (BVC). De leden hebben een sterke binding met de opleiding en zijn representatief voor het werkveld in de regio. De BVC komt vier keer jaar bijeen en op de agenda staan standaard nieuwe ontwikkelingen binnen de opleiding en ontwikkelingen in het werkveld. Recent heeft de BVC de opleiding gewezen op het belang van competentiemanagement, projectgebonden werken en beloningssystematiek. De opleiding gaat volgens betrokkenen zorgvuldig om met de adviezen van de BVC. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat docenten het item ‘Het programma heeft aantoonbare verbanden met de ontwikkelingen in de beroepspraktijk’ met het cijfer 7,0 waarderen (10-puntsschaal).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding de mogelijkheden tot oriëntatie op het werkveld met het cijfer 6,4 waarderen (10puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 6,1. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding de tijd voor oefening van praktische vaardigheden met het cijfer 6,2 waarderen (10puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 6,1. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding de stimulering tot zelfstandig denken en een kritische instelling met het cijfer 6,9 waarderen (10-puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 7,2.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Vt: voldoende Dt: onvoldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het panel beoordeelt de relatie doelstellingen en inhoud programma voor de voltijdopleiding als ‘voldoende’. De relatie doelstellingen en inhoud programma voor de deeltijdopleiding wordt als ‘onvoldoende’ beoordeeld. De onderbouwing van het oordeel is als volgt: •
•
•
•
De studie is opgebouwd uit vier fasen (studiejaren). Iedere fase is onderverdeeld in drie onderwijsperioden. Elke periode staat in het teken van een thema waarop de verschillende onderdelen in die periode zijn afgestemd. In de studiehandleidingen is voor ieder curriculumonderdeel aangegeven welke leerdoelen gerealiseerd dienen te worden. De leerdoelen zijn geformuleerd in termen van kennis, vaardigheden en inzicht. Over het algemeen is er sprake van duidelijke en voldoende concrete leerdoelen. Het panel heeft aan de hand van het studiemateriaal vastgesteld dat de inhoud van de curriculumonderdelen de studenten in staat stellen de beoogde leerdoelen te realiseren. De opleiding heeft in de studiegids voor de propedeuse (globale) eindtermen geformuleerd die betrekking hebben op basiskennis en -vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van het beroep en vaardigheden die nodig zijn om de opleiding te kunnen vervolgen. Het Uitlijndocument geeft inzicht in hoe de opleidingskwalificaties in het curriculum zijn verwerkt. Het Uitlijndocument heeft alleen betrekking op de voltijdopleiding. Op basis van de opleidingskwalificaties heeft de opleiding per leerjaar fasedoelen geformuleerd. Deze zijn rechtstreeks afgeleid van de eindtermen. De fasedoelen zijn per onderwijsperiode weer uitgewerkt in periodedoelen, maar deze zijn nog niet
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
27
•
•
•
consequent vastgelegd voor de hogere leerjaren. Met het document maakt de opleiding per opleidingskwalificatie inzichtelijk welke (sub)doelen worden gehanteerd in de propedeuse en de drie jaren van de hoofdfase. Het Uitlijndocument maakt niet inzichtelijk hoe de fase- en periodedoelen zijn vertaald naar de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen. Op verzoek van het panel heeft de opleiding een matrix eindkwalificaties - curriculumonderdelen samengesteld. Uit de matrix blijkt dat alle eindkwalificaties afdoende aan de orde komen in het curriculum. De opleiding maakt hiermee aannemelijk dat aan het einde van het vierde jaar de student alle eindkwalificaties beheerst op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De borging van het niveau is vastgelegd in de nota Afstuderen bij P&A (2004). Het panel stelt vast dat het programma van de voltijdopleiding een adequate concretisering is van de eindkwalificaties. Dit geldt niet voor eigen accent van de opleiding, namelijk ‘change agent’. Het programma van de deeltijdopleiding is niet gekoppeld aan de eindkwalificaties. Er is geen uitlijndocument zoals voor de voltijdopleiding en er is geen matrix. Volgens het management is de inhoud van de deeltijdprogramma marginaal getoetst aan de eindkwalificaties. Maar aangezien de programma’s van de voltijd en de deeltijd een aanzienlijke mate van gemeenschappelijkheid kennen, veronderstelt het management dat ook het programma van de deeltijd een adequate concretisering is van de eindkwalificaties. Het panel stelt vast dat de overlap tussen de programma’s van de voltijd en de deeltijd niet in kaart is gebracht en de samenhang tussen de eindkwalificaties en het programma niet is gedocumenteerd. Studenten en afgestudeerden ervaren dat door het volgen van het programma de eindkwalificaties kunnen worden bereikt.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘voldoende’ tot stand gekomen: • •
•
28
De opleiding streeft naar inhoudelijke en volgtijdelijke samenhang binnen het programma. In de voltijdopleiding komen de eindkwalificaties via de drieslag periodedoel fasedoel - eindkwalificaties meerdere keren in de verschillende studiejaren aan bod. Hierbij is sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad. In het leerplan van de voltijdopleiding worden zes onderwijslijnen onderscheiden: Organisatie en personeelsmethodieken, Elementaire beroepsvaardigheden, Organisatieverandering en management, Gedrag en maatschappij, Buitenschools leren en Persoonlijke professionele ontwikkeling. Het gaat hier om een algemene groepering van modulen op grond van hun inhoud. Opleidingslijnen vormen een
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
• •
•
•
•
samenhangende beschrijving van leerinhouden en eindkwalificaties op een specifiek competentiegebied van de opleiding. Het modulair systeem van de deeltijdopleiding gaat gepaard met een minder duidelijke samenhang in het programma. De opleiding is zelf ook van mening dat de samenhang tussen de programmaonderdelen in de deeltijdopleiding beter kan. Bij de vernieuwing van de deeltijdopleiding wordt hiermee rekening gehouden. Ook wordt gewerkt aan verdere integratie tussen de vakgebieden. Binnen de deeltijdvariant is in het studiejaar 2002/2003 de PPO-lijn (Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling) ingevoerd. De PPO-lijn zal ook in de hoofdfase van de deeltijd ingevoerd gaan worden. Hiermee kan een betere koppeling tussen fase- en periodedoelen worden gerealiseerd. De horizontale samenhang wordt door de opleiding bewaakt in het blokoverleg. Studenten oordelen positief over de volgtijdelijke samenhang binnen het programma. De onderdelen sluiten veelal goed op elkaar aan. Er is sprake van een toenemende complexiteit in de opdrachten en curriculumonderdelen en de curriculumonderdelen bouwen voort op eerder verworven kennis en vaardigheden. Ook oordelen de studenten positief over de samenhang tussen het binnenschools curriculum en de stages. Het panel stelt op basis van het bestudeerde materiaal en de gesprekken vast dat er sprake is van een ontwikkeling: vanuit het verwerven van basiskennis (met name in de propedeuse) naar verdieping en van het oplossen van eenvoudige problemen naar het oplossen van complexe en aan de praktijk ontleende problemen. De integratie van vakgebieden en de integratie van kennis, vaardigheden en inzichten worden bevorderd door: (groeps)opdrachten en het werken aan oplossingen voor problemen die zijn ontleend aan de beroepspraktijk. Dit geldt in het bijzonder voor stageperiode, de projectperiode in het vierde jaar en de afstudeeropdracht. Door de uitvoering van verschillende typen praktijkopdrachten kan bovendien de theorie direct worden toegepast in de praktijk. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘Samenhang tussen de vakken en programmaonderdelen’ met het cijfer 6,6 waarderen (10-puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 7,3.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘voldoende’ tot stand gekomen: •
De opleiding werkt met leerperioden van 14 weken: tien weken onderwijs en vier weken afronding en toetsing.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
29
• • •
• • • •
• • •
•
•
•
In elke programmahandleiding is de studielast per curriculumonderdeel geëxpliciteerd. In de roostering is de contacttijd zoveel mogelijk verspreid over de week. Voor elke module is een programmahandleiding beschikbaar met alle informatie die een student moet weten om het curriculumonderdeel goed af te sluiten (leerdoelen, literatuur, artikelen, toetsen en opdrachten). Toetsmomenten zijn tijdig bekend en worden gelijkmatig verspreid over de onderwijsperiode. Toetsresultaten dienen binnen drie weken beschikbaar te zijn. Studenten stellen vast dat tentamenresultaten niet zelden te laat beschikbaar zijn. Via Infonet hebben de studenten de mogelijkheid hun toetsresultaten in te zien. Studenten worden tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld om voor een curriculumonderdeel een toets af te leggen. Studenten zijn tevreden over het aantal mogelijkheden om te herkansen. Arbeidsrecht vormt volgens de studenten een struikelvak, evenals statistiek (deeltijd). De bereikbaarheid van docenten is volgens de studenten doorgaans voldoende (docentenkamer of mail). Enkele docenten reageren niet of laat op mails. De opleiding werkt met vouchers. Deze stellen de opleiding in staat flexibele leerroutes aan te bieden en maatwerk te leveren. Studenten dringen erop aan meer bekendheid te geven de mogelijkheden van flexibele studieroutes; veel studenten zijn hiervan onvoldoende op de hoogte. Studenten besteden naar eigen zeggen ongeveer 25 à 30 uur per week aan hun studie. Met name de voltijdstudenten vinden de studielast niet zo hoog. De feitelijke studielast komt niet helemaal overeen met de geplande studielast. Voorts constateren de studenten dat er soms sprake is van piekbelasting. Deeltijdstudenten constateren dat het groepswerk veel tijd in beslag neemt. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘Het studieprogramma is goed te doen in de tijd die ervoor staat’ met het cijfer 6,8 waarderen (10-puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 6,2. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘Spreiding van tentamens en studielast door het studierooster’ met het cijfer 5,7 waarderen (10-puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 5,9.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
30
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘goed’ tot stand gekomen: • • •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Bij de opleiding staan in totaal ruim 300 studenten ingeschreven. De instroom van zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding is de afgelopen jaren toegenomen. De opleiding hanteert de wettelijk toelatingseisen. De deeltijdopleiding is vooral bedoeld voor studenten die studie en werk willen combineren. Deeltijdstudenten die niet over de vereiste vooropleiding beschikken komen in aanmerking voor een intake-assessment. Het intake-assessment omvat een zelfbeoordeling, een schriftelijk toetsgedeelte, een simulatie en een gesprek. In het assessment staan sociale vaardigheden en gesprekstechnieken centraal. De opleiding heeft de beschikking over een pr-functionaris die de voorlichting verzorgt. Het accent dat de opleiding legt in haar profiel ‘change agent’ komt niet terug in voorlichting en studiegids. Voor aspirant-studenten heeft de opleiding een CD-ROM samengesteld met informatie over de opleiding, interviews met studenten en P&O-functionarissen en een zelftest. Om de instroom naar het hbo soepel te laten verlopen wordt studenten een introductieprogramma aangeboden. Het introductieprogramma van de deeltijd is aangepast door expliciet aandacht te besteden aan Blackboard. De opleiding onderhoudt contacten met mbo-instellingen in de regio in verband met de aansluiting. Er worden afspraken met deze instellingen gemaakt over afstemming en zomercursussen. Er worden vrijstellingen verleend op basis van programmavergelijking. Schriftelijke aanvragen worden beoordeeld door de vakdocent. De examencommissie neemt hierover uiteindelijk de beslissing. Voltijdstudenten met een verwante mbo-opleiding kunnen met het tweede jaar beginnen nadat zij in de zomer een schakelprogramma met propedeuseonderdelen hebben gevolgd. Mbo’ers lopen geen stage van zes weken in het tweede jaar. In de deeltijdvariant is eveneens sprake van een verkorte leerroute voor studenten met een verwante mbo-opleiding. Daarnaast stelt de deeltijdopleiding op basis van elders verworven competenties (EVC’s) een individuele leerroute vast. Gezien de omvang van de opleiding en het geringe aantal studenten met een vwoachtergrond acht de opleiding het niet rendabel om deze studenten een aparte leerroute aan te bieden. Studenten vinden de overgang van mbo naar hbo goed te doen, maar stellen wel vast dat hoge eisen worden gesteld aan de zelfstandigheid van studenten. De begeleiding in het eerste jaar houdt hier rekening mee. Later wordt deze afgebouwd. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat het zich verder wil ontwikkelen richting maatwerk. Hierbij zullen gedifferentieerde instroom- en uitstroomroutes en de introductie van EVC-metingen speerpunten zijn. Het panel heeft in de gesprekken vastgesteld dat zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten tevreden zijn over de aansluiting van het programma op de vooropleiding.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
31
•
Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘De aansluiting van het studieprogramma bij vooropleiding en werkervaring’ met het cijfer 6,4 waarderen (10-puntsschaal). Deeltijdstudenten geven het cijfer 6,7.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘goed’ tot stand gekomen: •
•
De opleiding hanteert in het studiejaar 2003/2004 nog het oude studiepuntensysteem. Het programma heeft een omvang van 168 studiepunten (42 studiepunten per jaar). Dat betekent een gemiddelde formele studiebelasting van 40 uur per week. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eisen van een hbobachelor. De invoering van ECTS is een speerpunt van de opleiding. Thans is in het vierde studiejaar ECTS ingevoerd en de opleiding is van plan om vanaf september 2005 in de hele opleiding ECTS te hebben ingevoerd. Het programma zal een omvang hebben van 240 ECTS, gelijk verdeeld over de vier studiejaren. Dit traject zal gevolgen hebben voor zowel de omvang als de inhoud van sommige programmaonderdelen.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘voldoende’ tot stand gekomen: •
•
32
De opleiding heeft gekozen voor het leren-leren concept. Dit betekent een keuze voor zelfstandig en actief leren door de student en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Het concept is vanaf 1999 de basis geweest voor de onderwijsvernieuwing van de voltijdvariant en zal ook sturend zijn bij de vernieuwing van de deeltijdopleiding. Het didactisch concept past bij de eindkwalificaties van de opleiding waarin de nadruk ligt op samenwerking met andere disciplines om problemen in organisaties op het gebied van arbeidsrelaties op te lossen. De opleiding maakt gebruik van uiteenlopende werkvormen om de theoretische en inhoudelijke (vak)kennis en praktische vaardigheden op studenten over te brengen: hoorcolleges, werkcolleges, trainingen, projectopdrachten, practica, tutorgroepen,
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
•
•
stages, praktijktijd (deeltijd) en zelfstudie. De omvang van de groepen is beperkt zodat interactie met de docent altijd mogelijk is. Het lesrooster van de deeltijdopleiding bestrijkt gemiddeld twee dagdelen per week. Daarnaast besteden deeltijdstudenten relatief veel tijd aan zelfstudie en voeren opdrachten uit die samenhangen met hun werkkring. De opleiding onderscheidt binnen het programma van de voltijdopleiding vier fasen die corresponderen met de studiejaren. In de eerste fase ligt de nadruk op taakgestuurd leren (uitgeschreven leertaken die resulteren in een product dat moet voldoen aan duidelijke criteria). De tweede fase is de beroepsvoorbereidende fase waarin het probleemgericht leren centraal staat. In deze fase staan herkenbare en actuele problemen uit de praktijk centraal. De rol van de docenten is in deze fase activerend. De derde fase staat in het teken van de beroepsopleidende stage. De student ontwikkelt beroepsgerichte competenties in de context van het beroep. De rol van de docenten in deze fase is gericht op supervisie, coaching en begeleiding. In de laatste fase staat projectgericht leren centraal. Het onderwijs is gericht op de integratie van hetgeen de student zich in de voorgaande drie fasen heeft eigen gemaakt. In deze fase staat enerzijds de uitvoering van een project in groepsverband en de uitvoering van een meesterstuk centraal, anderzijds werkt de student aan een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Het deeltijdonderwijs is modulair opgebouwd. Er is gekozen voor een modulair systeem omdat hierdoor het leren flexibeler is naar tijd en plaats. Ook biedt een modulaire opbouw meer mogelijkheden het onderwijs toegankelijk te maken voor verschillende doelgroepen. Voor de opleiding is het uitbreiden van digitale hulpmiddelen en werkvormen in het onderwijs (onder andere via Blackboard) een speerpunt. Vanaf het studiejaar 2003/2003 maakt de opleiding hiervan gebruik ter ondersteuning van diverse modulen. Blackboard bevat (vak)inhoudelijke informatie, maar bevordert ook de communicatie tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten (zie ook facet 4.2). Studenten stellen vast dat zij in de loop van de studie meer zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid krijgen. Zo zijn in het begin van de opleiding alle opdrachten uitgeschreven terwijl later wordt volstaan met meer globale opdrachten. Het belang van zelfsturing neemt toe. Studenten zijn van mening dat het onderwijs uitdagend is en aanzet tot zelfwerkzaamheid. Docenten staan volgens de studenten altijd klaar om ondersteuning te bieden en vragen te beantwoorden. Studenten ervaren aanzienlijke verschillen tussen docenten met betrekking tot de invulling van de werkvormen. Zo worden er verschillen tussen docenten gesignaleerd met betrekking tot de mate waarin zij een appèl doen op zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid. Naast zeer boeiende lessen zijn er ook enkele docenten die volstaan met het voorlezen van de stof (‘heel saai’). Het werkveld en de alumni vinden dat studenten meer moeten worden gestimuleerd om zelf keuzes te maken en zelf hun studieactiviteiten te plannen en te organiseren. Verder pleiten de alumni voor meer praktijksimulaties en meer nadruk op de integratie van vakgebieden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
33
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Onvoldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Op grond van de volgende argumenten is het oordeel ‘onvoldoende’ tot stand gekomen: •
•
•
•
•
• •
34
Het toetsbeleid is vastgelegd in de nota Toetsing in nieuw perspectief (1999). Dit beleid is echter nog niet over de hele breedte in de opleiding ingevoerd. Volgens de docenten functioneert het toetsbeleid nog niet naar behoren. Het toetsbeleid van de opleiding was onderbelicht geraakt en heeft volgens de docenten recent een hogere prioriteit gekregen. Op het moment van de visitatie was er geen sprake van borging van de kwaliteit van de toetsen. In de praktijk betekent dit dat de individuele docent verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en kwaliteit van zijn toetsen. Wel heeft het toetsbeleid ertoe geleid dat in de voltijdopleiding onder meer assessments zijn ingevoerd. Ook zijn naar aanleiding van het toetsbeleid richtlijnen opgesteld voor de kwaliteit van de toetsing. De opleiding maakt gebruik van gevarieerde toetsvormen: open boek tentamens, ‘gewone’ tentamens met open en/of gesloten vragen, multiple-choice vragen, assessments, take-home tentamens, verslagen, werkstukken en presentaties. De docenten zijn van mening dat de gehanteerde toetsvormen docent-gebonden zijn. Met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie op toetsing en met het oog op de afstemming van de toetsen op de eindkwalificaties is onlangs in het kader van deskundigheidsbevordering onder meer een workshop van een dag georganiseerd. Studenten vinden dat de inhoud en het niveau van de toetsen doorgaans goed aansluiten op de stof. Wel vinden zij de toetsen en de beoordelingen docentgebonden. Naar de mening van de studenten is er bij de beoordeling soms sprake van subjectiviteit. Dit is volgens de studenten vooral bij de assessments een probleem. Volgens het zelfevaluatierapport overleggen docenten incidenteel met elkaar over de toetsen. Docenten die samen een programmaonderdeel verzorgen, overleggen wel met elkaar over de toets. Ook de alumni stellen vast dat de toetsen docent-gebonden zijn: docenten leggen andere nadrukken en hebben een voorkeur voor bepaalde toetsvormen. Verder constateren de alumni dat de beoordelingscriteria niet altijd duidelijk zijn: soms speelt een actieve bijdrage in de les mee bij de beoordeling, maar dit wordt niet benoemd. In het nieuwe onderwijsconcept van de opleiding maakt actieve participatie vaak onderdeel uit van de beoordelingscriteria en wordt als zodanig expliciet genoemd. Volgens de studenten worden voor herkansingen soms (bijna) dezelfde tentamens gebruikt. Assessments worden steeds door meer dan één docent afgenomen; de beoordeling is nooit individueel. De assessoren werken met hetzelfde beoordelingsformulier en er vinden bijeenkomsten plaats ter voorbereiding van de assessments.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
Werkstukken, projectverslagen en de afstudeerwerken (meesterstukken) worden op uiteenlopende wijzen beoordeeld. Soms wordt door de docenten uitgebreid schriftelijk commentaar gegeven, anderen volstaan met het geven van een cijfer zonder of met een summiere schriftelijke toelichting. Ook de beoordelingsformulieren voor de afstudeerscripties worden heel verschillend ingevuld; wel is er altijd sprake van een mondelinge nabespreking. De afstudeerscriptie wordt door één docent beoordeeld (een enkele keer aangevuld met een vakdocent). De opleiding heeft onlangs de procedure rond het afstuderen bijgesteld en vastgelegd in de nota Afstuderen bij P&A (2004). De regeling geldt vanaf het studiejaar 2004/2005 en voorziet in meerdere beoordelingsmomenten en een groter aantal betrokkenen (docenten, medestudenten en externen). Docenten vragen van studenten meeliftgedrag zelf op te lossen. Studenten tekenen vooraf een contract waarin afspraken zijn vastgelegd. Indien afspraken niet worden nagekomen is het mogelijk dat een student door medestudenten uit de groep wordt gezet. Ook wordt meeliftgedrag tegengegaan door middel van peer-ranking. Meeliftgedrag is volgens de studenten soms een probleem, met name in de eerste leerjaren. Om uitvoering te geven aan het toetsbeleid zal de opleiding in het studiejaar 2004/2005 in de propedeuse van de voltijdopleiding zogenaamde ‘ontwikkelassessments’ hanteren. Ook gaat de opleiding bij alle tweedejaars studenten aan het einde van het studiejaar een integrale toets afnemen. De implementatie van het toetsbeleid is naar verwachting in 2006 gereed. Uit evaluaties blijkt dat studenten niet tevreden zijn met de feedback die zij krijgen op de toetsen. De opleiding gaat najaar 2004 ‘best practices’ verzamelen ten aanzien van het verbeteren van de feedback naar studenten. De studentenmonitor 2002/2003 laat zien dat de aansluiting van de toetsen op de bestudeerde stof wordt gewaardeerd met respectievelijk 6,9 en 7,2 voor de voltijd en deeltijdopleiding.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
Het personeelsbeleid wordt hogeschoolbreed ontwikkeld, de vertaling ervan vindt plaats op faculteitsniveau. Uitgangspunten zijn het vergroten van de autonomie en
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
35
• •
•
•
• • •
•
• •
•
• •
36
het zelfsturend vermogen van medewerkers, het investeren in competenties en het bieden van een inspirerende werkomgeving. Bij de opleiding heeft de afgelopen jaren via vervroegde pensionering en mobiliteit een sterke verjonging van de personeelsformatie plaatsgevonden. Het onderwijs wordt verzorgd door 17 docenten. Uit de CV’s blijkt dat zes docenten beschikken over recente en relevante werkervaring. Het panel vindt de ervaring van de docenten in de beroepspraktijk bescheiden. Het management stimuleert dat de docenten ook elders werkzaam zijn (andere opleiding, kenniskring of buiten de hogeschool). Vier docenten doen dit daadwerkelijk. Alle docenten bezoeken regelmatig bedrijven en instellingen in verband met de begeleiding van stagiaires en afstudeerders. In fase vier van de opleiding worden projectopdrachten uitgevoerd. Enkele docenten werven deze projecten in het werkveld. Enkele docenten van de opleiding hebben via hun lidmaatschap van de NVP contacten met het werkveld. Een aantal docenten voert via Contracting opdrachten uit in het werkveld. Docentstages met als doel kennis en ervaring in het werkveld op te doen zijn mogelijk; wel blijkt het lastig goede stageplekken te vinden en een goede ‘match’ te realiseren. Drie docenten hebben recent stage gelopen bij een bedrijf of instelling. De opleiding maakt op bescheiden schaal gebruik van gastdocenten. Gastdocenten worden vooral ingezet wanneer meer specialistische kennis is vereist. De opleiding heeft hiervoor voldoende financiële ruimte. Enkele gastdocenten zijn al jarenlang aan de opleiding verbonden. Vertegenwoordigers uit het werkveld nemen deel aan intervisiebijeenkomsten met supervisoren van de opleiding. Sinds twee jaar wordt de hogeschoolbrede manifestatie Kennis & Bedrijf georganiseerd. Het doel van deze manifestatie is om de opleidingen in contact te brengen met het werkveld. Studenten oordelen positief over de praktijkkennis van de docenten. Volgens de alumni hebben enkele docenten minder kennis van de beroepspraktijk. Docenten die uit de praktijk komen zijn beter in staat recente en aansprekende voorbeelden in de lessen te verwerken. De inbreng van gastdocenten wordt positief gewaardeerd vanwege hun kennis van het werkveld, hoewel hierbij wordt aangetekend dat ook vakdeskundigheid belangrijk is. De BVC pleit voor meer uitwisseling met het werkveld; bijvoorbeeld in de vorm van gastdocenten en docentstages. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat docenten het item ‘Mijn opleiding biedt docenten goede mogelijkheden tot oriëntatie in het beroepenveld’ met het cijfer 5,7 waarderen (10-puntsschaal).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: • • •
• •
•
• • • •
Het onderwijs wordt verzorgd door 17 docenten, waarvan 12 kerndocenten. De personeelsomvang is 13,8 fte, waarvan 2,5 fte tijdelijk is ingevuld. De opleiding telt ongeveer 280 studenten; met een personeelsomvang van 13,8 fte is de docent/student ratio ongeveer 1/20. De opleiding vindt dit een goede verhouding. In het onderwijsconcept van de opleiding ligt de nadruk op toenemende zelfstandigheid van de studenten. Dit betekent dat de omvang van de contacttijd in de loop van de studie afneemt. Het team is relatief klein. Dit betekent dat soms maar één docent voor een specifiek terrein beschikbaar is. Dit maakt de opleiding kwetsbaar. Er is geen formatieplan waarin het aantal vereiste fte’s is vastgelegd. Wel heeft de opleiding een eigen budget dat de mogelijkheden en grenzen ten aanzien van de in te zetten formatie aangeeft. Bij de vaststelling van het takenpakket gaat de opleiding ervan uit dat 80% van de beschikbare uren worden toebedeeld aan directe onderwijsuitvoering, voorbereiding en ontwikkeling. De overige 20% is bestemd voor deskundigheidsbevordering en organisatorische taken. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling van de jaartaak over het jaar. Docenten vinden de werkdruk hoog, vooral vanwege piekbelasting. Hun takenpakket is helder. Het ziekteverzuim is niet frequent en kortdurend (4,6%). De opleiding schrijft het lage ziekteverzuim toe aan de grote betrokkenheid van de docenten. Studenten geven aan dat er vrijwel geen uitval van lessen is. Indien docenten uitvallen wordt er vervanging geregeld. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat docenten het item ‘Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen’ met het cijfer 6,7 waarderen (10-puntsschaal).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
37
Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
•
• •
•
• • •
•
38
Uit de CV’s van de medewerkers blijkt dat zij op grond van hun opleiding en werkervaring in voldoende mate beschikken over relevante inhoudelijke en didactische competenties. De opleiding borgt inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwalificaties van het personeel door middel van het voeren van jaargesprekken en deskundigheidsbevordering. In de jaargesprekken wordt teruggeblikt op het afgelopen studiejaar en wordt vooruitgekeken. Terugkerende onderwerpen zijn het takenpakket van de medewerker en de persoonlijke ontwikkeling. Ook de uitslagen van enquêtes komen aan de orde. De bevindingen en afspraken naar aanleiding van de jaargesprekken worden schriftelijk vastgelegd. Als onderdeel van de personeelsplanning is in 2001 een start gemaakt met het werken met persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s) en een Teamontwikkelingsplan (TOP). De POP’s komen in de jaargesprekken aan de orde. Voor deskundigheidsbevordering is 10% van het budget en 7% van de aanstelling gereserveerd. Deskundigheidsbevordering kan bestaan uit gerichte scholing, maar ook uit het op peil houden van de eigen vakdeskundigheid. Elke medewerker heeft de verplichting om elk studiejaar minstens twee werkdagen te besteden aan seminars, congressen en dergelijke. Het scholingsplan maakt deel uit van het TOP waarin een sterktezwakte-analyse is opgenomen van het team en waarin is aangegeven waar versterking nodig is en op welke wijze en op welke termijn de benodigde competenties worden verworven. De opleiding neemt zich voor om via deskundigheidsbevordering de inzet van de docenten op de verschillende vakgebieden te verbreden. Docenten zijn van mening dat er sprake is van veel ruimte op het gebied van scholing en dat de eigen deskundigheidsbevordering wat strakker aangestuurd mag worden door het management. Recente sturing in de vorm van POP’s wordt door de docenten positief gewaardeerd. Alumni dringen er op aan dat de opleiding bewaakt dat docenten zich op de hoogte stellen van nieuwe ontwikkelingen in het werkveld en hun vakgebied (bijhouden). De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat er weinig mogelijkheden zijn om met name internationale ontwikkelingen in het werkveld te volgen. Het panel heeft vastgesteld dat de docenten overwegend tevreden zijn over het gevoerde personeelsbeleid. De docenten tonen zich gemotiveerd en betrokken. De helft van het team is minder dan drie jaar in dienst, nadat in een tamelijk kort tijdsbestek een flink aantal docenten uit dienst zijn getreden. In dit verband constateert de opleiding dat de cohesie binnen het team nog voor verbetering vatbaar is. Voorts pleiten de docenten voor een betere communicatie binnen de opleiding. Uit de gespreken met studenten is gebleken dat zij positief oordelen over de praktijkkennis van de docenten, maar kritisch oordelen over de didactische vaardigheden van enkele docenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘De inhoudelijke deskundigheid van docenten’ met het cijfer 6,5 waarderen (10puntsschaal). Studenten van de deeltijdopleiding waarderen dit item met het cijfer 7,0. Verder blijkt uit de studentenmonitor dat het item ‘Het houden van afspraken van docenten en leiding’ door studenten van de voltijd- en de deeltijdopleiding wordt gewaardeerd met de cijfers 6,1 respectievelijk 6,9.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
•
•
• •
De opleiding streeft naar materiële voorzieningen die studenten en medewerkers een veilige en adequate leer- en werkplek bieden. De huisvesting dient flexibel en functioneel te zijn om te kunnen voldoen aan ontwikkelingen in het primaire proces. Het gebouw waarin de opleiding is gehuisvest (samen met vijf andere opleidingen) dateert van 1982 en is in 1998 grondig verbouwd om de huisvesting beter aan te laten sluiten op het huidige onderwijs. Niettemin is het sterk gericht op klassikaal onderwijs en is er een tekort aan ruimtes waarin studenten in groepsverband kunnen werken. Voor vierdejaarsstudenten van de voltijdopleiding zijn daarom dit studiejaar drie projectlokalen ingericht. Het gebouw voorziet in een studielandschap waarvan de studenten van alle opleidingen gebruik kunnen maken. Het studielandschap bevat vakliteratuur en vaktijdschriften van de opleiding. Door een samenwerkingsverband hebben studenten en docenten onbeperkt en snel toegang tot vakliteratuur. Het studielandschap biedt tevens ruimte aan 85 werkplekken. Ict-voorzieningen moeten tijd- en plaatsonafhankelijk studeren en werken mogelijk maken. Alle computers bieden de standaard MS Office applicaties en onbeperkt toegang tot internet. Elke student heeft een persoonlijk e-mailadres en inloggen vanuit huis op bijvoorbeeld het Infonet is mogelijk. Studenten zijn doorgaans tevreden over de computerfaciliteiten. Door piekbelasting is de beschikbaarheid van computers soms een knelpunt. Voorts is een deel van de computers volgens de studenten wat verouderd. Het panel heeft van de studenten vernomen dat de lokalen soms erg vol zijn. Studenten zijn ontevreden over kantinefaciliteiten.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
39
•
•
•
Om het voorzieningenniveau op het gewenste niveau te houden is voor 2007 in Sittard nieuwbouw gepland. De geplande nieuwbouw wordt in verband met de besluitvorming met een jaar opgeschoven. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat de medewerkers de materiële randvoorwaarden in de opleiding waarderen met het cijfer 7,1 (10-puntsschaal). De inhoud van het Infonet wordt door de medewerkers gewaardeerd met het cijfer 6,2. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van zowel de voltijdopleiding als de deeltijdopleiding alle vragen die betrekking hebben op de materiële voorzieningen (collegezalen, leslokalen, projectruimtes, Infonet, practicumfaciliteiten, examenruimtes, mediatheek) tamelijk positief beoordelen (cijfers variëren van 6,4 tot 7,2 op 10-puntsschaal). De computerfaciliteiten (aantal, beschikbaarheid en kwaliteit) worden gewaardeerd met het cijfer 5,6.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: studiebegeleiding • De opleiding onderscheidt drie vormen van begeleiding: studiebegeleiding, stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding. De invulling van deze vormen van begeleiding is voor de voltijd variant anders van opzet dan voor de deeltijdopleiding. • In de voltijdopleiding wordt de studiebegeleiding uitgevoerd door de mentor. De taken van de mentor vloeien voort uit de opzet van de Persoonlijke Professionele Ontwikkelingslijn (PPO) dat onderdeel is van de vernieuwde opzet van het voltijd onderwijs. Centraal hierin staat dat de student op basis van zijn leeractiviteiten reflecteert over zijn beroepsmatige ontwikkeling. In het kader van PPO organiseert de opleiding groepsgesprekken met de mentor en individuele mentorgesprekken. Jaarlijks vinden tenminste drie individuele mentorgesprekken plaats en tweewekelijks een groepsgesprek met de mentor. Ook krijgt de studenten opdrachten die in hun portfolio worden bewaard. In het tweede studiejaar worden studenten begeleid bij de voorbereiding op de stages en de supervisie in het derde studiejaar. Vanaf het tweede jaar schrijft de student ook een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Hierin spelen de eindkwalificaties van de opleiding een belangrijke rol. • De mentor verwijst in voorkomende gevallen de student door naar de decaan. • De opleiding hanteert vanaf 2000 het bindend afwijzend studieadvies. Studenten die het eerste studiejaar minder dan 36 ‘oude’ studiepunten behalen of niet over een
40
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
adequate beroepshouding beschikken, krijgen een bindend negatief studieadvies. Hierdoor is de selectieve werking van de propedeuse versterkt. In de deeltijdvariant is aan elk studiejaar een jaarbegeleider toegekend. De jaarbegeleider is aanspreekpunt voor de groep studenten van een bepaald studiejaar. Invoering van PPO en een systeem van mentoren in het eerste jaar van de deeltijdvariant is in het studiejaar 2003/2004 gestart. In het studiejaar 2004/2005 heeft dit een vervolg gekregen in het tweede studiejaar. Ook werken de deeltijdstudenten voor het eerst aan een POP. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de studiebegeleiding. De indruk is dat deeltijdstudenten hieraan wat minder belang hechten. Wel stellen de studenten vast dat de docenten hieraan een individuele invulling geven. Tijdens de stage worden voltijdstudenten driemaal bezocht door een begeleider van de opleiding. De begeleiding vanuit de opleiding is gericht op probleemsignalering, het bewaken van de leervorderingen en het onderhouden van contacten. De taken van de stagedocent zijn vastgelegd in de nota Beroepsopleidende Stage. De begeleiding vanuit het bedrijf is gericht op de inhoud van de stage, maar ook op het functioneren van de student in de organisatie. Voor bedrijfsbegeleiders is een goede handleiding beschikbaar. Tijdens het stagejaar worden er ook zogenaamde studiecontactdagen georganiseerd. Tevens wordt supervisie geboden. Dit gebeurt in drietallen onder leiding van en supervisor in de vorm van 15 gesprekken, verdeeld over het studiejaar. De afstudeerbegeleiding in het vierde jaar vindt plaats vanuit de opleiding en vanuit de organisatie waar het project wordt uitgevoerd. De opleiding schrijft in de zelfevaluatie dat de rollen en taken van de verschillende begeleiders nog in ontwikkeling zijn. Deeltijdstudenten worden in hun afstudeerfase begeleid door een scriptiebegeleider van de opleiding.
informatievoorziening • De voortgang van de studenten wordt vastgelegd met behulp van het systeem Volg+. Studenten ontvangen jaarlijks een overzicht van hun behaalde studieresultaten. Via Infonet zijn de studieresultaten van dag tot dag te volgen. In 2005 wordt het nieuwe systeem Osiris ingevoerd. De informatievoorziening aan de studenten zal hierdoor beter voldoen aan de eisen wat betreft tijdigheid, volledigheid en juistheid. • Volgens de studenten zijn studieresultaten niet altijd op tijd beschikbaar. Ook bevat het registratiesysteem fouten. • Met Blackboard als elektronische leeromgeving heeft de opleiding een belangrijk medium voor de communicatie naar de studenten. Naast mededelingen over lessen en uitval kan de student ook vanuit huis een computer reserveren. Verder kunnen studenten informatie vinden over de boekenlijst, aanbevolen literatuur en tijdschriften. Sommige tijdschriften worden digitaal aangeboden. Sinds september 2003 wordt via Blackboard alle belangrijke informatie met vierdejaars studenten van de voltijd variant uitgewisseld. Per september 2004 gebeurt dit ook bij de deeltijdopleiding en het eerste jaar van de voltijd variant. Studenten van de voltijd variant zijn tevreden met Blackboard. Wel stellen zij vast dat sommige docenten nog wat terughoudend zijn in
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
41
•
• •
het gebruik. Deeltijdstudenten moeten nog wennen en vinden het systeem nog weinig toegankelijk. De ‘kleine kwaliteit’ is volgens de studenten verbeterd, maar verdere verbetering is zeker mogelijk. Er zijn klachten over de late beschikbaarheid van roosters, de kwaliteit van de roosters, de late beschikbaarheid van boekenlijsten, fouten in de boekenlijsten en fouten in het registratiesysteem. Docenten onderkennen dat de communicatie naar studenten toe verbetering behoeft. Voorjaar 2004 is een proef gestart om de roosters beschikbaar te stellen via het Infonet. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘Informeren over onderwijsactiviteiten en roosterveranderingen’ waarderen met het cijfer 5,2 (op 10-puntsschaal). Deeltijdstudenten waarderen dit item met het cijfer 5,6.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
•
•
•
42
Hogeschool Zuyd heeft gekozen voor het INK-managementmodel als besturings- en kwaliteitsmodel. Het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool wordt beschreven in het Handboek Integraal Kwaliteitszorgsysteem Hogeschool Zuyd (2002). In het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool wordt aandacht geschonken aan het onderwijs en aan processen die hieraan ten grondslag liggen, evenals aan de voorwaarden voor onderwijs en dienstverlening. Ook financiële resultaten en de waardering door studenten, personeel en werkveld worden belangrijke factoren gevonden. Elke faculteit stelt jaarlijks een begroting en een jaarplan op waarin de belangrijkste doelstellingen, beoogde resultaten en de te hanteren normen uiteen worden gezet. Het jaarplan en de begroting vormen samen het managementcontract. De Audit & Controlgroep voert bij de opleidingen elke drie jaar een interne audit uit waarin wordt nagegaan op welke wijze de opleiding vorm geeft aan kwaliteitszorg. Voorjaar 2003 is een interne audit uitgevoerd. De opleiding hanteert verschillende instrumenten om na te gaan of de behaalde kwaliteit overeenkomt met de beoogde kwaliteit: De HBO-Monitor (jaarlijks), de personeelsmonitor (jaarlijks), studentenmonitor (jaarlijks), periode-evaluaties (na elke
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
• • •
•
•
onderwijsperiode) en interne audits (eens per drie jaar). Ook noemt de opleiding de beroepenveldcommissie (BVC), opleidingscommissie en examencommissie. In het voorjaar van 2004 is de afstudeerbegeleiding onder vierdejaars studenten voltijd geëvalueerd. In het faculteitsbrede kwaliteitshandboek zijn toetsbare streefdoelen opgenomen. Wat betreft de interne audit wordt voor elk gebied gestreefd naar de systeemgeoriënteerde fase (fase 3). Voorts worden de volgende streefnormen gehanteerd: een score per item van minimaal 6,0 op een 10-puntsschaal; minimaal 70% van de respondenten dient tevreden te zijn (een score van 6,0 of hoger); bij een score van minder dan 60% wordt direct een verbeteractie in gang gezet. Onduidelijk is hoe de opleiding toetst of de streefdoelen zijn bereikt. Het panel heeft geen documenten aangetroffen waarin de behaalde resultaten worden vergeleken met de streefdoelen en waarin conclusies worden getrokken. Verder zijn geen voorbeelden van verdiepingsonderzoek aangetroffen. Ook in het zelfevaluatierapport zijn de gepresenteerde gegevens niet compleet. Zo wordt niet vermeld welk percentage van de respondenten tevreden is. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat docenten het item ‘De belangrijkste aspecten van mijn opleiding worden periodiek geëvalueerd’ met het cijfer 6,9 waarderen (10-puntsschaal).
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Onvoldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel ‘onvoldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
•
De uitkomsten van enquêtes worden door de opleidingscoördinator besproken met het team. Indien de uitkomsten hiertoe aanleiding geven volgt een diepteonderzoek. De coördinator maakt keuzes en beslist over speerpunten. Verbeterplannen worden opgenomen in het jaarplan. Het aantal verbetermaatregelen in het jaarplan 2003/2004 is beperkt en het panel stelt vast dat de maatregelen niet zichtbaar voortkomen uit uitkomsten van evaluatieonderzoek. Voorts vindt het panel dat verbetermaatregelen traag verlopen. Speerpunten voor dit studiejaar zijn de vernieuwing van de deeltijdopleiding (deze activiteit loopt al langer), verbetering van het toetsbeleid en de invoering van ECTSpunten. Het panel heeft geen actielijst aangetroffen met doelstellingen, een planning en probleemeigenaren. Volgens de docenten worden besluiten over verbetermaatregelen vooral informeel genomen. Van een aantoonbare en planmatige aanpak is geen sprake. Hierdoor is het verbeterbeleid weinig transparant en verloopt de communicatie over voorgenomen verbeteringen niet optimaal. Kwaliteitszorg is in
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
43
•
•
• •
onvoldoende mate aantoonbaar gericht op verbetering van het onderwijs en de beoogde resultaten zijn onvoldoende geëxpliciteerd. Volgens de opleiding vindt veel overleg plaats lopende een onderwijsperiode en worden regelmatig ‘ter plekke’ verbeteringen aangebracht. Deze verbeteringen worden niet gedocumenteerd. Gezien de beperkte omvang van het team met korte communicatielijnen is de behoefte aan schriftelijke vastlegging minder. Het zelfevaluatierapport bevat voor ieder onderwerp een aantal voornemens tot bijstelling c.q. verbetering. Opvallend is dat deze voornemens veelal globaal zijn geformuleerd en geen concrete doelen bevatten. Ook een tijdsplanning ontbreekt. Verder blijkt uit het zelfevaluatierapport dat indien uit enquêteresultaten blijkt dat streefnormen niet worden gehaald, voorstellen voor verbeteracties veelal ontbreken. De opleiding heeft naar aanleiding van het visitatiebezoek een Stand van zaken notitie opgesteld (september 2004). Hierin zijn de voornemens tot bijstelling c.q. verbetering uit het zelfevaluatierapport samengevoegd en is beschreven hoe de opleiding daaraan sinds het verschijnen van de zelfevaluatie heeft gewerkt. De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat docenten van mening zijn dat de uitvoering van verbeteracties te vaak in het gedrang komt. Uit de personeelsmonitor 2002/2003 blijkt dat docenten het item ‘Resultaten van evaluaties leiden merkbaar tot verbetering’ met het cijfer 5,8 waarderen (10puntsschaal).
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
•
44
Docenten zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding in de vorm van het teamoverleg en het jaargesprek. Ook kunnen docenten hun mening kenbaar maken via de personeelsmonitor en de opleidingscommissie. Het oordeel van studenten komt aan de orde in schriftelijke enquêtes en in mondelinge evaluaties. De opleiding schrijft in de zelfevaluatie dat studenten van mening zijn dat de terugkoppeling van enquête-uitkomsten te wensen overlaat. Het panel heeft dit bevestigd gezien. Wel worden de uitkomsten besproken met de opleidingscommissie waarin ook studenten zitting hebben. De notulen van de opleidingscommissie worden verspreid binnen de opleiding; toch vinden de studenten dat zij niet veel horen over verbeterplannen. Uit de studentenmonitor 2002/2003 blijkt dat studenten van de voltijdopleiding het item ‘Follow-up van evaluaties’ met het cijfer 5,5 waarderen (10-puntsschaal).
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
Deeltijdstudenten geven het cijfer 5,4. De opleiding is van plan de terugkoppeling naar studenten te verbeteren. Alumni worden systematisch bevraagd met behulp van de HBO-Monitor. De opleiding is onlangs gestart met het opzetten van een alumninetwerk. Er zijn thema-avonden georganiseerd en ervaringen uitgewisseld. De opleiding heeft onlangs een onderzoek onder alumni uitgevoerd die zich hadden aangemeld bij het alumninetwerk. Doel van het onderzoek was te inventariseren in welke mate de opleiding hen adequaat heeft voorbereid op de praktijk en in hoeverre de opleiding hen voldoende competent heeft gemaakt om door te groeien in hun professie. Opmerkelijk is dat ook alumni die de opleiding al tien jaar of langer hebben verlaten bij het onderzoek zijn betrokken. De meeste respondenten zijn afgestudeerd in de periode 1993 - 2002, dus voor de afronding van de vernieuwing van de voltijdopleiding. De uitkomsten zijn vastgelegd in de Rapportage alumni onderzoek (september 2004). Uit de resultaten blijkt dat een grote meerderheid van de alumni tevreden is over het genoten onderwijs en dat zij zich op een goede manier verder hebben kunnen ontwikkelen. Het werkveld is betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding in de vorm van de beroepenveldcommissie (BVC). De BVC is zeer betrokken en bespreekt met de opleiding de uitkomsten van evaluaties. Bij de verdediging van het meesterstuk is een externe deskundige aanwezig. Deze deskundigen hebben de taak de opleiding feedback te geven op het niveau van de examenkandidaten.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
Onvoldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel ‘onvoldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
•
De opleiding hanteert de streefcijfers van de hogeschool: de norm voor de gemiddelde studieduur is 4,5 jaar en voor de verblijfsduur van studiestakers 1,35 jaar. Deze normen zijn gebaseerd op argumenten van studeerbaarheid en de bekostiging van de hogeschool. Voorts wordt gestreefd naar een propedeuserendement van minimaal 65% na één jaar en 75% na twee jaar. Na het tweede studiejaar valt nog maximaal 5% van de studenten uit, zodat uiteindelijk minimaal 70% van de studenten de studie succesvol afsluit. Het panel stelt vast dat de opleiding beschikt over duidelijke en reële streefcijfers, maar deze zijn niet tot stand gekomen na vergelijking met andere relevante opleidingen. De opleiding stelt vast de streefcijfers gangbaar zijn binnen de
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
45
•
•
•
•
hogeschool, maar vindt deze achteraf niet reëel. De opleiding heeft echter geen alternatieve streefcijfers geformuleerd. Uit de cijfers in het zelfevaluatierapport blijkt dat studenten (ruim) binnen 4,5 jaar afstuderen. In een enkel jaar is de studieduur van deeltijdstudenten iets langer. De gemiddelde studieduur van studiestakers voldoet niet aan de norm. Studiestakers van zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding verlaten pas na gemiddeld 2,0 jaar de opleiding. De opleiding onderkent dit probleem. Een intensieve begeleiding van studenten die na het vierde studiejaar de studie dreigen te staken, is ruim een jaar geleden in gang gezet. Het propedeuserendement na één jaar is voor de voltijd opleiding over de afgelopen jaren gemiddeld 46%. Voor de deeltijdopleiding is dit gemiddeld 55%. Na twee jaar heeft 59% van de voltijdstudenten de propedeuse behaald. Van de deeltijdstudenten heeft 58% na twee jaar de propedeuse behaald. Het panel stelt vast dat de streefcijfers ten aanzien van het propedeuserendement doorgaans niet worden gehaald. Het zelfevaluatierapport bevat geen gegevens over de uitval na het tweede studiejaar en het percentage studenten dat uiteindelijk het diploma haalt (opleidingsrendement). Ook de door de opleiding tijdens het visitatiebezoek overhandigde cijfers geven hierin geen inzicht. Het is dan ook onduidelijk in hoeverre de opleiding erin slaagt de betreffende streefcijfers te realiseren. Wel blijkt uit de cijfers dat van de studenten die jaarlijks de opleiding verlaten, minder dan de helft in het bezit is van het diploma. Na het visitatiebezoek heeft de opleiding aanvullende gegevens gestuurd. Deze gegevens zijn afkomstig van de website van de HBO-raad en bevatten informatie over de opleidingsrendementen na 5 en 8 jaar. Uit de gegevens van de HBO-raad blijkt dat de voltijdopleiding het beoogde rendement van 70% niet realiseert: de afgelopen jaren was het opleidingsrendement gemiddeld 59%. Alleen de opleidingsrendementen van de instroomcohorten 1994 en 1995 voldoen aan de streefnorm. Sindsdien is er sprake van een dalende trend. Ook de deeltijdopleiding voldoet met een gemiddeld opleidingsrendement van 57% niet aan de norm. De effecten van het extra begeleidingstraject dat de opleiding heeft ingezet zijn nog niet zichtbaar in de rendementsgegevens.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel ‘voldoende’ is gebaseerd op de volgende argumenten: •
46
Volgens een vertegenwoordiging van het werkveld (leden van de BVC) hebben de afgestudeerden een praktische instelling. Afgestudeerden zijn in staat met het management te communiceren, weten hoe een organisatie werkt en zijn in staat de theorie te vertalen naar de praktijk. Er is volgens het werkveld gemiddeld zeker © NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
sprake van hbo-niveau. Na hun afstuderen zijn de alumni nog geen ‘change agents’; het werkveld benadrukt dat afgestudeerden hierin moeten groeien en er aanleg voor moeten hebben. Voorts stelt het werkveld vast dat sommige praktische zaken niet in de opleiding aan bod komen, zoals het lezen van een salarisstrook. Al met al vindt het werkveld dat er sprake is van een gedegen opleiding. Afgestudeerden zijn van mening dat de opleiding goed aansluit op de beroepspraktijk. Zij vinden de opleiding praktijkgericht, hebben geleerd zelfstandig te functioneren, zijn in staat een visie te ontwikkelen en kunnen anticiperen op nieuwe situaties. Ook zijn zij naar eigen zeggen in staat analyses te maken, adviezen op te stellen en samen te werken in multidisciplinaire teams. Er heerst tevredenheid over het niveau van de opleiding. Wel vinden de afgestudeerden dat de opleiding meer aandacht dient te besteden aan bezwaar- en beroepszaken, arbeidsrecht en financieel-economische aspecten. Uit de resultaten van de HBO-Monitor blijkt dat afgestudeerden de competentie ‘werken met cijfers’ missen in hun opleiding. De opleiding heeft dit ook zelf geconstateerd naar aanleiding van een discussie over het beroep (zie facet 1.3). De opleiding heeft eind 2003 - begin 2004 een onderzoek onder alumni uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste alumni een voor de opleiding relevante functie vervullen. Verder blijkt uit het onderzoek dat de alumni positief oordelen over de aansluiting van de opleiding op het beroep en de verworven competenties. De alumni zijn minder tevreden over het aanleren van managementvaardigheden en ictvaardigheden. Voorts vinden de respondenten dat zij zich op een goede manier verder hebben kunnen ontwikkelen. Het panel is van oordeel dat de ter inzage gelegde meesterstukken van de voltijd- en deeltijdstudenten relevant zijn voor de beroepspraktijk, maar de keuze van de onderwerpen en de vraagstellingen is weinig verrassend. Verder heeft het panel vastgesteld dat de diepgang wisselend is. Financieel-economische aspecten komen weinig aanbod. De omvang van de werkzaamheden loopt sterk uiteen. Het panel stelt vast dat niveau van de meesterstukken voldoende is: de verslagen bevatten een duidelijke vraagstelling, de verslagen zijn goed gestructureerd en de conclusies zijn logisch en praktijkgericht. Wel bevatten de meesterstukken veel taal- en spelfouten. Bij de verdediging van het meesterstuk zijn externe deskundigen betrokken. Zij geven feedback op het eindniveau van de studenten en daarmee een oordeel over de kwaliteit van de opleiding. In dit verband schrijft de opleiding in de zelfevaluatie dat externe deskundigen ervaren dat afgestudeerden soms moeite hebben om complexe vraagstukken analytisch op een hoger niveau te benaderen. Afgestudeerden zijn vooral probleemoplossers, gericht op een praktische aanpak.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
47
48
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
49
50
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
51
52
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
53
Voorzitter en domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Monker J. Vrouw 20 april 1944 Ja Ja, in 2003 ben ik voorzitter geworden van de Visitatie commissie voor de MER opleidingen. Deze activiteit heb ik met veel interesse en plezier gedaan. Ja. Ja, gastcolleges voor de HBO.
Vanaf 1974 tot 1988 verantwoordelijk geweest voor het mede bepalen en uitvoeren van het Organisatie en Personeelsbeleid binnen Elsevier Science Publishers . Elsevier Science is een wetenschappelijke uitgeverij met vestigingen in Amsterdam, London, New York, Tokyo, Zwitserland en Ierland. Dit hield onder meer in : - Het regelmatig aanpassen van de organisatiestructuur aan gewijzigde marktomstandigheden en de verdergaande vorm van digitalisering van het uitgeefproces. Zowel in Nederland als in de vestigingen elders in de wereld. - Management development programma’s ontwikkelen en uitvoeren. - Assessments introduceren voor wervings activiteiten en beoordelingssystemen. - Personele reorganisaties doorvoeren. - Functiewaarderingssystemen introduceren. - Honoreringsschalen vaststellen. - Trainingsprogramma’s introduceren. - Verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de gehele financieel/administratieve aspecten van het personeel (salarissen, bonusregelingen, verzkeringen, pensioenen e.d. Directeur van Elsevier Opleidingen, een particulier opleidingsinstituut met 600 personeelsleden. Deze organisatie had zijn activiteiten vooral gericht op bedrijfsopleidingen voor volwassenen die al werken.
54
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
De opleidingen zijn van post LBO tot post HBO op het gebied van: Techniek : Chemie operators Contractors weg en waterbouw IT: Toepassingen PC en CAD/CAM Talen: Bedrijfstoepassingen (Engels, Frans Duits, Nederlands e.d.) Management: Leidinggeven, vergadertechnieken, e.d. Eindverantwoordelijk voor het leiden van deze organisatie, wat betekent verantwoordelijk zijn voor omzet, winst, marketing, produktontwikkeling, personeelsbeleid en financiën. Opleiding gehad in Cornell University in Boston USA. Als directeur personeelszaken gewerkt voor een internationaal bedrijf. Met vestigingen in New York, London, Tokyo, Zwitserland en Ierland. Personeel en Organisatie als gevolg van een 14 jarige ervaring als Personeelsdirecteur van een internationaal opererend bedrijf met 1700 medewerkers van meerdere nationaliteiten. Algemeen Management en Bedrijfs Economie als gevolg van 10 jarige ervaring als directeur van organisatie op het gebied van opleiding en training met 600 vaste medewerkers, circa 1000 freelancers en een omzet van circa Euro 80. miljoen
Opleiding(en) 1956 - 1961 1973- 1977 Werkervaring 1974 - 1988 1988 - 1998
MMS HBO Personeels en Arbeid Directeur Personeelszaken Uitgeverij Elsevier Directeur Elsevier Opleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
55
Panellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heef?t)
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?)
Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1961 - 1966 1966 - 1970 1976 - 1978 1978 - heden
56
Pollmann C.M.
V 25 07 1949 nee Gefungeerd als tweede voorzitter van een visitatiecommissie CMV.
Regelmatig gefunctioneerd als dagvoorzitter. Van 1981 tot 1987 werkzaam als docent en adjunct directeur onderwijsorganisatie op Academie de Horst in Driebergen. Ervaring in het vormingswerk, het vrouwenemancipatiewerk, arbeidsbemiddeling, coaching, supervisie, projectorganisatie en management. Bestuurslid van de vrouwenvakschool, het Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant, directeur landelijke stichting Ambulante Fiom (gespecialiseerd maatschappelijk werk) Projectleider van het landelijke kwaliteitsbeleid in de kinderopvang. Zowel de inhoudelijke normen als het toetsingsstelsel en draagvlak bij de landelijke kinderopvangorganisaties ontwikkeld. Organisator en deelnemers van het internationaal tribunaal tegen geweld tegen vrouwen in Joegoslavië. Lid van de Nederlandse afvaardiging van de wereldconferentie over bevolkingsproblematiek op de Filippijnen. Deelname aan diverse internationale conferenties Specifieke kennis op het gebied van Welzijnswerk, Onderwijskwaliteitsbeleid, Hulpverlening. MMS b Sociale Academie den Elzent, Eindhoven Voortgezette Opleiding Amsterdam Cursussen en trainingen op post academisch en post doctoraal niveau op het gebied van management, informatica en automatisering, projectmanagement, timemanagement, schrijversvakschool.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Werkervaring 1994 tot heden
Werkzaam vanuit de eigen b.v. als (interim) manager in de functie van - directie arbeidsvoorziening Nijmegen, verantwoordelijk voor de uitvoering van de reorganisatie van het bureau in kleinere klantgericht werkende eenheden in Nijmegen. Tevens coach van enkele leidinggevenden bij het arbeidsbureau. - Hoofd afdeling Grondzaken, Economie en Werkgelegenheid Stadsdeel Westerpark in Amsterdam, verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding, integrale aanpak en begeleiding van grotere projecten. Projectmanager werkgelegenheid Amsterdam vanuit de deelgemeente taakstellend verantwoordelijk voor de resultaten. Ook het tot stand brengen van productieve samenwerkingsverbanden met arbeidsvoorziening en de sociale dienst enerzijds en werkgevers en ondernemers anderzijds behoorde tot de taken. Projectleider kwaliteitsstelsel Kinderopvang landelijk, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van normen, een toetsingsstelsel en draagvlak bij de landelijke kinderopvang. Thans werkzaam aan de implementatie van het stelsel. Hoofd afdeling wonen en welzijn dienst wijkzaken gemeente Tilburg, in samenwerking met de gebiedsteams verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de afdeling, werkend met het z.g. Tilburgse model. Leidinggevende projectontwikkeling Plan van Herstel in het Oude Noorden in opdracht van de bestuursdienst Rotterdam. Een project dat zich richt op de problematiek van Marokkaanse gezinnen in het Oude Noorden. Een integrale aanpak is ontwikkeld, waarbij gewerkt is aan de verbetering van de positie van de gezinnen op de terreinen van werken, vrije tijd, hulpverlening en justitie. Hoofd afdeling trajectbemiddeling langdurig werkzoekenden bij de dienst Werkstad, gemeente Rotterdam, verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. Klantgerichtheid van de medewerkers bevorderen, in samenwerking met diverse externe partners bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van trajecten voor werkzoekende jongeren Daarnaast geef ik inleidingen (momenteel vooral op het terrein van kwaliteitsbeleid), trainingen en individuele coaching voor leidinggevenden.
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
57
1988-1994 Directeur Landelijke Stichting Ambulante Fiom Den Bosch. De Fiom is een gespecialiseerde hulpverleningsorganisatie met zestien vestigingen in Nederland. Er werkten toen ongeveer 200 mensen. In de zes jaar is de organisatie vernieuwd, ontwikkeld en gemoderniseerd. Samenwerkingsverbanden (ook internationaal) en strategies beleid zijn ontwikkeld, een managementinformatiesysteem, kwaliteitsbeleid, intern opleidingsbeleid, trainingsprogramma’s zijn ingevoerd. Met name is veel aandacht besteed aan de positionering van de organisatie landelijk en profilering naar de markt. 1982-1988 Gemeenteraadslid en Wethouder, gemeente Liempde Verantwoordelijk voor de portefeuilles ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, sociale zaken, welzijn en milieu. Vanuit de functie deelname aan diverse regionale en provinciale samenwerkingsverbanden. 1981-1986 Adjunct directeur Hogeschool De Horst, Driebergen Verantwoordelijk voor de onderwijsorganisatie van de dagopleidingen en het toelatings- en eindexamenbeleid van de Hogeschool. Daarvoor ben ik actief geweest als docent, supervisor, regionaal consulent, vormingswerkster en ondernemer van een kleine, coöperatieve winkel- werkplaats. In de laatste twintig jaar ben ik voorzitter of bestuurslid geweest in diverse organisaties zoals de Rutgersstichting, de Annie van Dieren School, het PON (Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant), Delta, Stichting Welzijn Boxtel en o.a. deelnemer van een denktank volksgezondheid en provinciaal beleid. Diverse publicaties onder meer Handleiding Kwaliteitsstelsel, columns en diverse artikelen
58
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Studentpanellid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/v Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Onderhoudt u relaties met één of meer opleidingen uit de hierboven door u aangegeven domeinen die een onafhankelijke beoordeling van die opleiding(en) kunnen verhinderen? Indien ja, wilt u aangeven voor welke opleiding(en) dat het geval is en wat de aard is van de relatie(s)? Opleiding(en) Havo 1993 - 1999 (4 jaar atheneum en 2 jaar havo)
Snel M.
V 06.06.1981 Personeel & Arbeid (HRM Bachelor) Saxion Hogeschool Enschede 4 voltijd Momenteel geen ivm afstuderen.
Nee Ja, visitatie Fontys P&A, Tilburg.
Personeel en Arbeid, door studie en visitatie.
nee
Vakken: Nederlands, Engels, WiskundeA, Natuurkunde, Biologie, Scheikunde, Tekenen, Kunstgeschiedenis In bezit van Propedeuse
Personeel & Arbeid 2000 - 2004 Werkervaring Belastingdienst Afdeling Invordering Particulieren; 1999 - heden administratief medewerker De Twentse Zorgcentra Afdeling Personeelszaken; (stichting voor verstandelijk gehandicapte Administratief medewerker mensen) juni 2003 - augustus 2003 (In onderstaand tekstvak kunt u informatie vermelden die u elders in ons formulier niet kwijt kunt.) Meegewerkt proefvisitatie Personeel en Arbeid Saxion Hogeschool Enschede als student om ‘ondervraagd’ te worden
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
59
NQA auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1969 – 1976 1976 – 1983 1991 1998 2003 2003 Werkervaring 1980 – 1982 1984 – 1990 1990 – 1995 1995 – 2003
Vanaf jan. 2004
60
Vermeulen G.J.H. drs. M 30 oktober 1955 Ja, negen jaar auditervaring bij HBO-raad en NQA Secretaris en projectleider visitatiecommissies 1995 - 2003 Sinds 2004 NQA-auditor visitatiepanels Nee Ja, zie onder werkervaring
Kennis van onderwijs en kwaliteitszorg Beleidsadviseur kwaliteitszorg Beleidsonderzoeker B&A Groep Onderzoeker ITS Nijmegen
Atheneum B Doctoraal Psychologie KU Nijmegen Cursus beleidsonderzoek en -advies Cursus INK EFQM-auditor Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register Studentassistent Bureau Studentenpsychologen Technische Hogeschool Eindhoven Onderzoeker ITS Nijmegen op het gebied van onderwijsongelijkheid en -kansen Beleidsonderzoeker B&A Groep Den Haag Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad; secretaris en projectleider diverse visitatiecommissies NQA
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
61
62
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
Bezoekprogramma Opleidingen Personeel & Arbeid van de Hogeschool Zuyd data: 6 en 7 oktober
Dag 1 6 oktober 13.00 – 13.15 Ontvangst bij de opleiding door faculteitsdirecteur en opleidingscoördinator 13.15 – 16.45 Bestuderen materiaal en voorbereiding van de gesprekken (2.55c) 16.45 – 17.30 Gesprek met vertegenwoordigers werkveld (2.49) 17.30 – 18.15 Gesprek met afgestudeerden (2.49) Dag 2 7 oktober 08.30 – 09.30 Gesprek met managementteam (Faculteitsdirecteur en opleidingscoördinator) (2.49) 09.30 – 10.30 Gesprek met studenten (2.49) Leden van de opleidingscommissies zijn vertegenwoordigd 10.30 – 10.45 Pauze 10.45 – 11.45 Gesprek met docenten (2.49) 11.45 – 12.45 Rondleiding (15') Demonstratie ICT (30') Overleg voorzitter en secretaris (indien gewenst, 15') 12.45 – 13.30 Lunch 13.30 – 14.30 Nader onderzoek, voorlopige conclusies 14.30 – 15.15 Tweede gesprek management 15.15 – 16.00 Panelvergadering, afronding conclusies 16.00 Beknopte rapportage
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid
63
Gespreksdeelnemers:
Werkveld: Dhr. Ko Bosman - P&O Regio Politie Zuid Dhr. Ed Gijssen - Sociale Zaken Gemeente Maastricht Dhr. Wim Valkx – Onderwijs Centrum Gewest Helmond Mw. Anita Eberson – P&O SICAR Mw Bettie van Dokkum – ABVA/KABO Regiokantoor Z.O. Dhr. Emiel Henckens – P&O Essent Alumni: Dhr. Mark Bertrand, Mw. Sonja van Ingen, Mw. Ingrid Folkerts, Mw. Yvonne Lange, Mw. Martine Forschelen Studenten Propedeuse voltijd : Fleur Rosier Hoofdfase tweede jaar voltijd: Jeroen Benneheij, Anouk Feiter, Kirsten Horembach, Chantal de Vaan, Meta Bosch Hoofdfase derde jaar voltijd: Marjolein Celis, Heert-Jan Dokter Hoofdfase vierde jaar voltijd: Rutger Gerritsen, Ruth Stevens Hoofdfase tweede jaar deeltijd: Anouk Cremers Hoofdfase derde jaar deeltijd: Kevin van der Laak, Inge Diederen Hoofdfase vierde jaar deeltijd: Wim Ploum Docenten: allen
64
© NQA - visitatie Hogeschool Zuyd, Sittard, opleiding Personeel en Arbeid