Hbo-ma Kunsteducatie Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam 6 juli 2005 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud 1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 5
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
9 9 15 21 23 25 27
5
Overzicht advies
29
Bijlage 1: Samenstelling panel
30
Bijlage 2: Programma site visit
32
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
33
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
36
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 2
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
1 Samenvattend advies De HBO Master Kunsteducatie is een tweejarige deeltijdopleiding, bedoeld voor bachelors kunsteducatie met enige werkervaring. De inhoud van de opleiding is gebaseerd op een landelijk profiel dat in januari 2005 is opgesteld door het Netwerk KVDO, het landelijk netwerk kunstvak docentenopleidingen. De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten is actief betrokken geweest bij het opstellen van dit profiel. Het panel is van mening dat de aanvraag voor de nieuwe opleiding helder geschreven is en goed gedocumenteerd. Dit maakte het voor het panel mogelijk reeds voorafgaand aan de site visit een goed beeld te krijgen van de beoogde opleiding. Ook de aanvullende informatie was verhelderend. Het panel heeft een positieve indruk van de opleiding als geheel. Zoals duidelijk wordt uit onderstaande tekst, vragen de toetsing, de inbedding van het Persoonlijk Studie Plan (PSP) in het programma en het gebruik van het portfolio nog enige aandacht. In de modulebeschrijvingen die zijn opgenomen in de bijlagen van het informatiedossier, staan de verbanden aangegeven naar de competenties uit het landelijk profiel. Ook is per module de relatie met andere modules aangegeven, waardoor het curriculum een samenhangend geheel vormt. De opleiding verschilt, naast het gebruikelijke niveauonderscheid met een bacheloropleiding, onder meer van de bachelor kunsteducatie door het feit dat er in de masteropleiding sprake is van een grote mate van interdisciplinariteit. Dit heeft te maken met het toekomstige werkveld van de afgestudeerden waarin in veel gevallen moet worden samengewerkt met mensen uit andere disciplines. Een en ander wordt bevestigd door de vertegenwoordigers uit het werkveld. Uit het gesprek met het werkveld komt een duidelijke vraag naar voren naar mensen met het diploma van de aangevraagde opleiding, gezien de kwalificaties die op grond van het diploma aan afgestudeerden toegeschreven kunnen worden. Het panel heeft zich afgevraagd hoe de opleiding de interdisciplinariteit bewaakt, aangezien er in theorie sprake zou kunnen zijn van een eenzijdige instroom qua discipline. De opleiding heeft aangegeven dat de interdisciplinariteit niet alleen zal zijn gewaarborgd door de achtergrond van de studenten (die bij voorkeur afkomstig zullen zijn uit meerdere disciplines), maar dat de achtergrond van de gastdocenten zal worden afgestemd op de samenstelling van de groep. Dit houdt in dat de gastdocenten in principe zoveel mogelijk een andere achtergrond zullen hebben dan de meeste studenten. Ook komen studenten door de inhoud van het programma in aanraking met de gehele breedte van het vakgebied. Dit blijkt onder andere uit de kunstpedagogische praktijkopdracht, het kunstpedagogische onderzoeksproject en het interdisciplinair artistiek project. Het panel heeft in het programma een specifieke aandacht voor multiculturaliteit en aandacht voor het VMBO node gemist. Aangezien het voortgezet onderwijs voor een groot deel uit VMBO-opleidingen bestaat, vindt het panel het wenselijk dat hier in het programma meer expliciete aandacht voor komt. Bij de onderzoeksprojecten zullen de aan de hogeschool verbonden lectoren een rol spelen. Het zal daarbij niet gaan om grootschalig fundamenteel onderzoek, maar om onderzoek naar aanleiding van praktische vragen uit het werkveld. Naast methodisch literatuuronderzoek, zal in de opleiding methodisch opgezet praktijkonderzoek onderwerp van studie zijn. De hogeschool kent drie lectoren waarvan er twee een nauwe band onderhouden met de nieuwe opleiding en die ook nauw betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van de opleiding. Ook spelen de lectoren een rol bij de waarborging van het niveau van de overige docenten. Het panel vindt dit positief. Het heeft geconstateerd dat de beoogde docenten een zeer goed niveau hebben, passend bij een masteropleiding. Voor docenten en studieleider zijn bovendien profielen en functiebeschrijvingen ontwikkeld die een goede kwaliteit ook in de toekomst garanderen. Het panel heeft tijdens de site visit uitgebreid gesproken over de instroomeisen van de opleiding. De opleiding wordt in deeltijd aangeboden, wat suggereert dat de studenten allemaal werkzaam zijn als docent. In de instroomeisen staan echter geen expliciete eisen vermeld met betrekking tot de werkervaring of het hebben van een baan. Wel geldt voor
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 3
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
instromers van kunstvakopleidingen (niet zijnde een docentenopleiding) een richtlijn van 720 uur werkervaring als docent, samengesteld uit relevante opleidingen en/of werkervaring. (Zie bijlage 5 van het informatiedossier). Tijdens de site visit is gebleken dat de nieuwe opleiding nadrukkelijk niet bedoeld is als doorstroomopleiding voor bachelorstudenten. De opleiding is primair bedoeld voor mensen met een bacheloropleiding in de kunsteducatie die vervolgens werkervaring hebben opgedaan in een relevant werkveld. Het panel heeft vastgesteld dat het curriculum ook duidelijk voor deze doelgroep is geschreven. De opleiding heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs en is van plan te gaan werken met persoonlijke studieplannen en digitale portfolio's waarin de studenten hun vorderingen bij zullen houden. Het panel is van mening dat deze vorm van onderwijs goed bij de opleiding past. Het is het panel echter opgevallen dat de rol van het portfolio en het PSP nog niet expliciet uitgewerkt is in het programma. Bij elke module is aangegeven hoe er getoetst zal worden, maar uit het gesprek met de ontwikkelaars is gebleken, dat de ideeën hierover inmiddels verder zijn dat wat op papier beschreven staat. Een toetsplan voor de opleiding is in ontwikkeling. Hierdoor bestaat nog geen zicht op de meer formele en operationele manieren van toetsen. Het panel raadt de opleiding aan dit nader verder uit te werken. Wat de kwaliteitszorg betreft, zal de opleiding gebruik gaan maken van het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool. Daarvan heeft het panel het kwaliteitsplan gezien. Ook heeft het panel het kwaliteitsplan van de Reinwardt Academie (een van de andere afdelingen van de hogeschool) bekeken. Het panel is van mening dat dit er goed uitziet en heeft er alle vertrouwen in dat de nieuwe opleiding ook een goed kwaliteitszorgsysteem zal hebben indien het voorbeeld van de Reinwardt Academie wordt gevolgd. De opleiding zal eigen ruimtes tot haar beschikking krijgen in een pand van de Hogeschool aan de Lindegracht in Amsterdam. Verder kunnen studenten in principe gebruik maken van alle andere gebouwen en faciliteiten van de hogeschool. Deze acht het panel geschikt voor het onderwijs in de masteropleiding. Studenten komen op deze wijze op plaatsen waar verschillende disciplines worden geoefend. Het panel is van mening dat dit goed past bij de nieuwe opleiding. De beschikbaarheid van bestaande ruimtes en het feit dat de opleiding uitgaat van een instroom van maximaal 12 studenten, verklaart waarom er relatief weinig financiële middelen voor de opleiding zijn gereserveerd. Zelfs met een klein aantal studenten zal de opleiding al kostendekkend zijn. Op grond van bovenstaande afwegingen heeft het panel alle facetten uit het beoordelingskader van de NVAO, en daarmee ook alle onderwerpen, beoordeeld met een voldoende. Derhalve komt het panel tot een positief advies. Den Haag, 6 juli 2005 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe HBO master opleiding Kunsteducatie van de Amsterdams Hogeschool voor de Kunsten,
Prof. Dr. Jan van der Ploeg (voorzitter)
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 4
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Drs. Tineke Kleene (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (voortaan NVAO) ingestelde panel ter toetsing van het door de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten bij brief van 6 april 2005 ingediende voorstel voor een nieuwe opleiding Kunsteducatie. De voorgelegde opleiding Kunsteducatie: • is een postinitiële HBO-masteropleiding; • is een opleiding in de categorie ‘nieuw-nieuw; • wordt in deeltijd aangeboden; • zal na accreditatie in september 2006 van start gaan De samenstelling van het panel is opgenomen in bijlage 1. 2.1
Werkwijze panel Bij de toetsing van de HBO-Master Kunsteducatie heeft het panel de criteria uit het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO 14 februari 2003 (verder: Toetsingskader) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 1 juni 2005 is het panel bij elkaar geweest. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en zijn nadere vragen geformuleerd die schriftelijk zijn voorgelegd aan de aanvrager. De aanvrager heeft hierop, eveneens schriftelijk, gereageerd. In deze reactie is nadere toelichting gegeven op een aantal specifieke facetten en is voorzien in een aantal verhelderende bijlagen. Op 27 juni 2005 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten van het panel aan de orde gesteld en in discussie gebracht. Zie hiervoor ook de bijlage Programma locatiebezoek. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies, gekoppeld aan het toetsingskader. Vervolgens heeft het panel een eerste totaalconcept van de beoordeling van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. Uiteindelijk zijn aan de hand van de uitkomsten per facet beargumenteerde oordelen per onderwerp gegeven, resulterend in een definitief paneladvies aan de NVAO. Het locatiebezoek is voor de oordeelsvorming van groot belang geweest. Het panel spreekt zijn waardering uit voor de goede ontvangst, de organisatie en de constructieve gedachtewisseling. Het panel is van oordeel dat de aanvraag van de Amsterdams Hogeschool voor de Kunsten positief beoordeeld kan worden.
2.2
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo, dat het panel – per facet - onder het kopje bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarbij de gereleveerde bevindingen worden beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende conclusie.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 5
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel. Daarbij summier concluderend tot voldoende als ook de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin de voorgedragen opleiding kort wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van de site visit en een overzicht van geraadpleegde stukken.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 6
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Graad Locatie Variant Sector
3.2
Nederland Amsterdams Hogeschool voor de Kunsten Kunsteducatie HBO Master of Education in Arts Amsterdam Deeltijd (2 jaar) Kunsten
Profiel instelling De AHK vindt haar identiteit volgens het informatiedossier in het gegeven dat ze een hogeschool voor de kunsten is. De AHK verzorgt HBO-opleidingen voor professionele beroepsbeoefening op alle kunstdisciplines (zowel gericht op uitvoerend kunstenaar als op docent kunstvakken). Karakteristiek aan de beroepsbeoefening in de uitvoerende kunsten is het artistieke en creërende. Karakteristiek aan de kunstpedagogische beroepsbeoefening is de combinatie van de artistieke uitvoering en de overdracht. Binnen de masteropleiding Kunsteducatie staat de koppeling van het artistieke en het pedagogische centraal. Het artistieke wordt daarbij structureel benaderd vanuit een interdisciplinaire context (beeldende kunst & vormgeving, theater, dans, muziek). Aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) studeren ca 2600 studenten, waarvan circa 25% uit het buitenland afkomstig is. Studeren aan de AHK betekent volgens de website van de school "een bewuste keuze voor kunstvakonderwijs, een weloverwogen keuze voor een kunstzinnige en artistieke leefwijze, waarin bevlogenheid veelal gekoppeld wordt aan intensieve training, en waarbij de student, de kunstenaar van morgen, alle mogelijke begeleiding krijgt om zijn/haar persoonlijke ambities om te zetten in de voor hem of haar hoogst haalbare artistieke kwaliteit." De opleidingen van de AHK zijn volgens het informatiedossier vooral praktisch en gericht op het optimaal ontplooien van de individuele mogelijkheden van de student. Er wordt veelal gewerkt met (gast)docenten uit de nationale en internationale beroepspraktijk. De AHK biedt studenten een brede oriëntatie op kunst en cultuur en hecht om die reden veel waarde aan het feit dat studenten kennis kunnen nemen van ontwikkelingen binnen de andere kunstdisciplines. De AHK heeft bachelor docentenopleidingen voor alle kunstdisciplines: beeldende kunst & vormgeving, muziek, dans en theater. Deze leiden op voor een volledige, ongedeelde bevoegdheid voor alle werkvelden. De opleidingen zijn sterk geworteld in de opleidingen voor de uitvoerende en scheppende kunsten. De landelijke opleidingskwalificaties voor de bachelor docentenopleidingen zijn dan ook vastgelegd per kunstdiscipline.
3.3
Profiel opleiding De AHK beschouwt het leren verrichten van onderzoek als een essentieel onderdeel van een masteropleiding. De masteropleiding is volgens het informatiedossier gepositioneerd in een context van AHK lectoraten en kenniskringen met specifieke onderzoeksopdrachten van waaruit onderzoeksvragen kunnen worden gesteld en van waaruit omgekeerd nieuwe kennis en kunde een weg vinden naar de masteropleiding. Een centrale rol voor de NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 7
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
masteropleiding speelt het lectoraat Kunst- en Cultuureducatie. Daarnaast kunnen bijdragen worden geleverd vanuit de lectoraten Kunsttheorie en onderzoek en Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling. De AHK profileert zich mede als grootstedelijke Amsterdamse hogeschool. In de masteropleiding wordt daarom speciaal aandacht besteed aan de positionering binnen en deelname aan het educatieve kunst- en cultuurleven van Amsterdam. De opleiding wil nadrukkelijk vanuit haar eigen doelstelling bijdragen aan versterking van het kunsteducatieve klimaat in Amsterdam en omgeving. De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) is voornemens per september 2006 de tweejarige deeltijdopleiding Master Kunsteducatie in te stellen die volgens het informatiedossier voorziet in een behoefte. De nieuwe opleiding vormt volgens de aanvrager de sluitsteen op het opleidingenstelsel voor de kunsteducatie in het onderwijs en de buitenschoolse kunsteducatie. Onlangs heeft een herziening plaatsgevonden van de curricula van de bacheloropleidingen tot docent in de kunstvakken. Deze herziening is het antwoord op een complex van ontwikkelingen in zowel het kunstvakonderwijs als in de werkvelden waarvoor wordt opgeleid: (1) de herstructurering van het kunstonderwijs, (2) de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, (3) de invoering van de CKV-vakken in het voortgezet onderwijs en (4) ontwikkelingen op kunsteducatief gebied bij culturele instellingen en professionele kunstinstellingen. In de verslagen van de raadpleging van het werkveld, die opgenomen zijn in bijlage 13 en 14, komen deze ontwikkelingen uitgebreid aan bod. Ook in bijlage 2 van het informatiedossier wordt uitgebreid aandacht besteed aan verschillende ontwikkelingen in de werkvelden waar de opleiding zich op richt. De op bachelorniveau opgeleide kunstdocent krijgt met al deze ontwikkelingen te maken. De toekomstgerichte beantwoording ervan overstijgt volgens het informatiedossier echter het bachelorniveau en vergt professionals die over de grenzen van hun vakgebied en docentschap kunnen kijken en zich richten op onderzoek, reflectie, theorie en ontwikkeling van de artistiek-inhoudelijke, onderwijskundige, pedagogische en beleidsmatige aspecten van kunsteducatie. De masteropleiding leidt deze professionals op. Nieuwe opleiding voor Nederland Het (landelijk) opleidingprofiel voor de HBO Master Kunsteducatie is in januari 2005 door het netwerk KVDO, in overleg met het werkveld, vastgesteld. De master Kunsteducatie van AHK in Amsterdam is dus een van de eerste opleidingen die op basis van dit profiel zijn ontwikkeld. Tot op heden zijn er al drie andere HBO Masters Kunsteducatie geaccrediteerd, te weten.: Artez Zwolle, Codarts Rotterdam en Willem de Kooning Academie Rotterdam Nieuwe opleiding voor de instelling De Hogeschool voor de Kunsten kent al een bacheloropleiding voor kunsteducatie, maar nog geen masteropleiding. De aangevraagde opleiding is voor de instelling dus nieuw.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 8
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn geformuleerd in de vorm van competenties. Ze zijn opgenomen in bijlage 1 van het informatiedossier. De competenties van de masteropleiding Kunsteducatie sluiten volgens het informatiedossier volledig aan op de landelijk vastgestelde en gevalideerde competenties uit het opleidingsprofiel HBO Master Kunsteducatie (Netwerk KVDO, januari 2005). Dit landelijk gemeenschappelijk profiel is in opdracht van het Netwerk Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) opgesteld door een speciaal voor dat doel in het leven geroepen werkgroep. Het beschrijft wat de docentenopleidingen gemeenschappelijk hebben als kader voor de eigen profilering van de nieuw in te richten masteropleidingen en is bedoeld als sturend en richtinggevend voor de vorming van opleidingscurricula. Uit bijlage 11 blijkt dat het profiel in januari 2005 is gevalideerd door het beroepenveld. Het profiel is als bijlage 10 opgenomen toegevoegd aan informatiedossier.Uit het profiel blijkt onder andere dat een relatief grote nadruk ligt op het geven van CKV2. Verder staat in het beroepsprofiel het volgende: De bekwaamheid voor het geven van CKV2 is alleen te verwerven in de interdisciplinaire masteropleiding. Waarbij de verdieping en verbreding van de artistieke competentie, gezien de in de praktijk veel voorkomende koppeling van CKV2 aan CKV3, een extra forte van de masteropleiding is. Het kunnen ontwerpen en implementeren van innovatieve kunsteducatie in het hele binnenen buitenschoolse gebied vanuit een vakoverstijgende visie op de beroepspraktijk, is een onderscheidende beroepsbekwaamheid van de master en ondermeer gekoppeld aan de onderzoekscompetentie. Hetzelfde geldt voor leidinggevende en sturende functies; het veld zal daarvoor een HBO-Master Kunsteducatie willen aantrekken. De vier belangrijkste competentiedomeinen in de beoogde masteropleiding zijn volgens het beroepsprofiel (van het KVDO): 1. artistiek competentiedomein (verdieping en verbreding, CKV3) 2. onderzoekscompetentiedomein (toegepast onderzoek) 3. kunstpedagogisch competentiedomein (CKV2, het multidisciplinaire kunstvak met een ‘overwegend, resp. meer cultuurtheoretisch profiel’) 4. management- en organisatiecompetentiedomein (docentgerelateerde specialisaties, werkveldspecialisatie, leidinggevend beroepsbeoefenaar) Verder geldt binnen het HBO onderwijs voor het onderzoekscompetentiedomein van de Master Kunsteducatie een nadruk op ‘toegepast onderzoek’. Wat hieronder wordt verstaan wordt toegelicht op pagina 10 en 11 van bijlage 10 van het informatiedossier. Volgens de aanvrager is in de beoogde eindkwalificaties van de opleiding (ten opzichte van het landelijk profiel) op onderdelen de formulering aangescherpt, zijn kleine toevoegingen gedaan en is de ordening gewijzigd. Deze kleine wijzigingen brengen op onderdelen een
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 9
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
verduidelijking in de tekst aan en vormen een betere afspiegeling van het profiel van de opleiding aan de AHK. Volgens bijlage 1 van het informatiedossier wordt in de opleiding op de volgende aspecten een extra accent gelegd: • De master kunsteducatie is specifiek bekwaam op het gebied van de samenhang van educatie en productie en beziet educatieve vraagstukken mede vanuit de artistieke interventie; ze reserveert voor deze samenhang het begrip kunstpedagogie. • De master kunsteducatie is specifiek bekwaam op het gebied van de samenhang van kunsteducatie en kunsttheorie (interdisciplinair). • De master kunsteducatie is specifiek bekwaam op het gebied van kunstpedagogisch onderzoek • De master kunsteducatie is specifiek bekwaam op het gebied van het operationaliseren van kunsteducatieve vraagstukken. De competenties van de opleiding zijn als volgt gerangschikt: 1. Kunstpedagogisch vermogen 2. Creërend vermogen 3. Innovatief vermogen 4. Kunsttheoretisch vermogen (in het landelijk profiel "vermogen tot kritische reflectie" genoemd) 5. Onderzoekend vermogen 6. Operationaliserend vermogen 7. Communicatief vermogen 8. Vermogen tot samenwerken 9. Omgevingsgerichtheid In bijlage 1 van het informatiedossier worden deze competenties en hun plaats in de opleiding nader toegelicht. Uit bijlage 13 en 14 blijkt dat de competenties zijn besproken met vertegenwoordigers uit het werkveld. Overwegingen Het panel is van mening dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding goed aansluiten bij het landelijk gemeenschappelijk profiel dat is opgesteld in opdracht van het Netwerk Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO). Het panel stelt vast dat de aanvrager daarbij niet alleen is afgegaan op de inhoud van het landelijk profiel, maar dat het werkveld actief betrokken is geweest bij de ontwikkeling van de opleiding. Uit bijlage 4 van het informatiedossier blijkt dat de opleiding zich tevens heeft georiënteerd op bestaande buitenlandse opleidingen. Het panel vindt het positief dat de beoogde eindkwalificaties tijdens het ontwikkelproces zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers uit zowel het binnenals het buitenschoolse werkveld. Een kleine kanttekening hierbij is dat het panel in de werkveldvertegenwoordiging medewerkers uit de museale wereld heeft gemist. Ook hadden er geen vertegenwoordigers van MBO-opleidingen zitting in de werkveldcommissies. Het VMBO was hierin overigens wel vertegenwoordigd. Uit het gesprek met de ontwikkelaars blijkt, dat de opleiding een structureel samenwerkingsverband heeft met het ROC Amsterdam. De opleiding geeft er al met al blijk van goed op de hoogte te zijn van wat zich in het werkveld afspeelt en sluit hierdoor aan bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan een opleiding in dit domein. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 10
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bevindingen Op pagina 15 en 16 van het informatiedossier geeft de aanvrager op de volgende manier aan waarom de beoogde eindkwalificaties voldoen aan de Dublin-descriptoren: Niveau van kennis en inzicht Het beoogde niveau van kennis en inzicht bouwt voort op de kennis en het inzicht die de student heeft verworven gedurende de bacheloropleidingen. De masteropleiding is gericht op enerzijds verbreding van kennis naar andere kunstdisciplines en anderzijds op verdieping. Aandacht wordt besteed aan interdisciplinaire kunsthistorische, kunstfilosofische en kunstbeschouwelijke inhouden. Actuele beleidsvraagstukken van de kunsteducatie worden bestudeerd, er vindt reflectie op het geheel aan educatieve methoden (ontwikkeling, toepassing) plaats, en actuele kunsttheorie en kunstproducten worden gerelateerd aan educatie. Op deze kennisbasis wordt de master in staat geacht een bijdrage te leveren aan creatieve originele kennisontwikkeling rond kunsteducatie op de diverse werkgebieden (bijvoorbeeld blijkende uit een artikel, uit onderzoeks-resultaten, uit bijdragen aan projecten en uit interventies). Ontwikkeld wordt een eigen gebied van kennis, theorie gericht op (overdracht van) de betekenis/ervaring van het unieke kunstwerk. Kennis en inzicht hebben verder een meer intuïtief, creatief karakter gericht op de doelgroepspecifieke combinatie van scheppen en educatie. Kennis en inzicht zijn overigens niet volledig op het uitvoerende gericht, ook historisch veralgemeniserende kennis en inzicht spelen een rol. Toepassing van kennis en inzicht De context waarin de master opereert is een context waarin complexe en diffuse kunsteducatieve en kunstpedagogische problemen spelen. (….) De aanpak van deze problemen vraagt visie, originaliteit, creativiteit, analysevermogen, professionaliteit, kennis van zaken, inzicht in complexiteit. Binnen de opleiding wordt mede geleerd aan de hand van complexe (actuele, maatschappelijk gedefinieerde, artistieke gekleurde) problemen op de werkgebieden van de kunsteducatie. Toepassing van kennis en inzicht betekent daarbij in de regel het gebruik van meer impliciete kennis en kunde. De masteropleiding richt zich niet alleen op het vermogen tot handelen in één concrete mono-disciplinaire kunsteducatieve context, het gaat juist om het ontwikkelen van in diverse contexten inzetbare methoden en middelen. De problemen waar de master zich op richt, zijn nieuw, niet bekend, de aanpak moet ontwikkeld worden en om dat te kunnen is gebruik van kennis en inzicht onmisbaar. Oordelen In het verlengde van het bovenstaande geldt dat het essentieel is dat de professional kunsteducatie zijn of haar vermogen ontwikkeld heeft om te oordelen (= te handelen) in situaties waar informatie onvolledig, beperkt, tegenstrijdig is en waarbij in dit handelen iets eigens tot uitdrukking wordt gebracht (creatief, artistiek). Het probleem staat op voorhand niet vast en is op voorhand niet bekend. Het sociaal-maatschappelijke en ethische terrein vormen zo een integraal onderdeel van de inhoud (= object van de kunst). Het oordelen en hierop gebaseerde handelen vinden plaats vanuit een creatieve en ondernemende grondhouding. Bedacht moet worden dat de artistiek educatieve handeling in zichzelf ook een oordeel, interpretatie, visie op een aspect van de werkelijkheid inhoudt (bijvoorbeeld het kunstwerk als artistieke uitdrukking van kritiek op de maatschappelijke werkelijkheid). Communicatie In de masteropleiding kunsteducatie is communicatie op twee manieren aanwezig. Enerzijds kan educatie alleen plaatsvinden in een setting van communicatie van inhouden. Die reflectie op en uitvoering van communicatie is dus essentieel aan de inhoud van de master. Anderzijds is analyse van (betekenis van) kunst alleen mogelijk dankzij het communicatieve aspect in de kunst. In die zin is de master in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten, met die kanttekening dat dubbelzinnigheid of meerduidigheid een essentieel aspect is van kunst.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 11
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Juist de vergroting van de ontvankelijkheid voor deze meerduidigheid hoort tot het werkgebied van de professional. Leervaardigheden De masteropleiding is qua onderwijskundige vormgeving ingericht op basis van het vermogen van studenten om zich te ontwikkelen op basis van zelfsturing. Het onderwijsconcept gaat uit van een goed ontwikkeld vermogen tot zelfsturing van de studenten van dit niveau (op creatief artistiek gebied en op educatief gebied). Studenten stellen eigen leerdoelen die door de opleiding worden gesanctioneerd. De leeromgeving heeft daarbij tot doel optimaal gebruik te maken van de aanwezige competenties van de studenten en voorwaarden te scheppen voor samenwerkend leren en kennisconstructie, reflectie, peer- en co-assessment. Uit het informatiedossier blijkt tevens dat de opleiding veel aandacht wil gaan besteden aan onderzoek. De ontwikkeling van de masteropleiding Kunsteducatie is volgens het informatiedossier één van de vormen waarin de AHK de belangrijke ontwikkelingsdoelstelling voor 2004-2007 realiseert, namelijk het ontwikkelen en concentreren van expertise op het gebied van cultuur- en kunsteducatie. Hierbij zal het lectoraat Kunst- en Cultuureducatie een centrale, stimulerende rol vervullen. Deze ambitie komt ook naar voren in het Instellingsplan AHK 2004-2007. Binnen de masteropleiding komen volgens het informatiedossier diverse onderzoeksvormen aan de orde: centraal staat het HBO-praktijkonderzoek op het gebied van kunsteducatie, dat sterker dan wetenschappelijk onderzoek gericht is op de oplossing van praktische vraagstukken. Daarnaast wordt er aansluiting gezocht bij (en geparticipeerd in) relevant wetenschappelijk onderzoek op het gebied van kunst en educatie. Onder praktijkonderzoek wordt ook het zogeheten artistiek onderzoek begrepen, het onderzoek ten behoeve van de realisatie van artistieke producten en producties. Het onderzoek dat studenten (leren) verrichten, kan dan worden gekarakteriseerd als een combinatie van praktijkonderzoek en artistiek onderzoek (artistiek praktijkonderzoek), gericht op de aanpak van concreet gegeven kunsteducatieve vraagstukken. Het onderzoek kan ook worden gekarakteriseerd als interdisciplinair onderzoek Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager met de uiteenzetting over de Dublin-descriptoren in voldoende mate heeft aangetoond dat de opleiding aansluit bij een algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van een master. Het panel heeft tijdens de site visit uitgebreid gesproken over het onderzoek dat studenten zullen doen in het kader van de opleiding. Uit het gesprek met de boogde docenten en de ontwikkelaars is naar voren gekomen dat het daarbij gaat om kleinschalig, praktijkgestuurd, kwalitatief onderzoek. Er is volgens de ontwikkelaars duidelijk geen sprake van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar er wordt wel degelijk op gelet dat gebruik wordt gemaakt van methoden die valide en betrouwbaar zijn. Het panel is van mening dat een en ander ook goed tot uiting komt in de volgende doelstellingen van het "Kunstpedagogisch onderzoeksproject", één van de modules binnen de beoogde opleiding: • De student heeft kennis van verschillende onderzoeksopvattingen en –methoden in het kader van praktijkgericht onderzoek; • De student kan een concrete kunstpedagogische probleemstelling van een instelling of overheid omzetten in een onderzoekbare vraagstelling; • De student kan een hierbij passende onderzoeksopzet opstellen (onderzoeksmethode, onderzoekspopulatie, instrumenten; gegevensverwerking); • De student kan het onderzoeksvoorstel uitvoeren; • De student kan de onderzoeksgegevens analyseren en interpreteren en op basis hiervan aanbevelingen formuleren; • De student kan de bevindingen op heldere wijze rapporteren en presenteren.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 12
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Het panel is van mening dat de afgestudeerde door het volgen van deze module en de inbreng van de lectoren en overige docenten tijdens de gehele opleiding, het gedrag en de houding van een onderzoeker op het spoor komen. Uit het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld blijkt dat in het werkveld een grote behoefte is aan een master in dit vakgebied. Werkveldvertegenwoordigers noemen de volgende kenmerkende aspecten van de masteropleiding: • De beoogde eindkwalificaties getuigen van een verbreding ten opzichte van de bachelor, zowel qua inhoudelijke disciplines als organisatorisch. • De master heeft een goed overzicht over de materie en kan zijn weg vinden in een culturele omgeving. • De master kan goed samenwerken, ook met mensen uit andere disciplines. • De opleiding kent ook een wetenschappelijk insteek, waardoor de master ook een theoretische onderbouwing kan geven aan zijn werk. Het panel is van mening dat de eindtermen van de opleiding en de doelstellingen van de individuele modules getuigen van masterniveau. Ook de wijze waarop onderzoek in de opleiding is ingepast vindt het panel goed passen bij een HBO masteropleiding.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende. 4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Zoals blijkt uit paragraaf 4.1.1 zijn de beoogde eindkwalificaties van de opleiding ontleend aan een in landelijk verband opgesteld beroepsprofiel. De AHK is hier actief bij betrokken geweest. Dit profiel is in een valideringsbijeenkomst ondersteund door het beroepenveld (zie bijlage 11 van het informatiedossier) en ook heeft de AHK het regionale werkveld geraadpleegd naar aanleiding van het eerste concept van de opleiding. De betreffende verslagen zijn als bijlage opgenomen in het informatiedossier. De aanvrager stelt op pagina 17 van het informatiedossier dat het op kunsteducatief gebied zowel gaat om interdisciplinaire inhoudelijke deskundigheid, als om didactische bekwaamheid en organiserende en communicatieve deskundigheid om het beoogde programma daadwerkelijk uit te kunnen voeren. Het doel van de opleiding is dat de docent zijn of haar kunstpedagogische deskundigheid in diverse kunstdisciplines vergroot. Van de docent mag volgens het informatiedossier verwacht worden dat hij of zij nieuwe kunstpedagogische methoden onderzoekt, leert toepassen maar ook hierover kan publiceren (toonaangevend). Ook wordt een beroep gedaan op de organiserende en leidinggevende vermogens van de student, gerelateerd aan artistieke kunsteducatie oogmerken. Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding zich ook heeft verdiept in vergelijkbare buitenlandse opleidingen. In bijlage 4 is het opleidingenaanbod op het gebied van kunsteducatie van de Pennsylvania State University opgenomen. De aanvrager stelt in het informatiedossier dat de nieuwe opleiding vergelijkbaar is met de opleiding die opleidt tot de Master of Education Degree.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 13
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Overwegingen Zoals blijkt uit 4.1.1 zijn de beoogde eindkwalificaties van de opleiding ontleend aan het (landelijk) opleidingsprofiel HBO Master Kunsteducatie (Netwerk KVDO, januari 2005). Het feit dat de eindkwalificaties nauw aansluiten op de Dublin-descriptoren biedt voldoende garantie dat de afgestudeerden de kwalificaties voor een beginnend beroepsbeoefenaar zullen bezitten. De opleiding schetst in het informatiedossier een helder beeld van het spectrum van beroepen waar de opleiding zich op richt. Daaruit blijkt dat de afgestudeerde meestal werkzaam zal zijn in een interdisciplinair team van medewerkers. Het panel is van mening dat de nieuwe opleiding op HBO-niveau zal worden aangeboden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende. 4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
Het panel beoordeelt de facetten "Domeinspecifieke eisen", "Master" en "Oriëntatie HBO" van het onderwerp "Doelstellingen Opleiding" als voldoende. Daarmee is het samenvattend oordeel met betrekking tot het onderwerp "Doelstellingen" positief.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 14
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.2
Programma In bijlage 7 van het informatiedossier staat het studieprogramma weergegeven. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen: KO 1 Literatuuronderzoek kunstpedagogie KO 2 Kunsttheorie 1 en 2 KO 3 Aspecten van CKV 2 KO 4 Management & organisatie KO 5 Kunstpedagogische praktijkopdracht KO 6 Kunstpedagogisch onderzoeksproject KO 7 Interdisciplinair artistiek project 1 en 2 Het programma is opgebouwd uit vier perioden van 20 weken. De opleiding werkt met een persoonlijk studieplan waarin de studenten concrete leerdoelen formuleren. Studenten houden hun vorderingen bij in een portfolio. Per module wordt beschreven: Omvang, Periode, Doelstellingen, Inhoud, Werkvormen en opdrachten, Toetsing, Beoordelingscriteria, Competenties (N.B.: nummering verwijst naar opleidingskwalificaties zoals door de AHK gehanteerd, bijlage 1), Vereiste voorkennis/ervaring, Bronnen en Docenten (N.B.: het betreft hier beoogde docenten en gastdocenten; gezien de voorbereidingstijd zijn er nog geen docenten aangesteld) In schema ziet het programma er als volgt uit: Periode 1
2
Onderdelen Literatuuronderzoek kunstpedagogie 1 5 EC Literatuuronderzoek kunstpedagogie 2
Kunsttheorie 1
Interdisciplinair artistiek project 1
5 EC Kunsttheorie 2
5 EC Aspecten van CKV 2
3
5 EC 5 EC Kunstpedagogisch onderzoeksproject
5 EC Management en organisatie
4
10 EC Kunstpedagogische praktijkopdracht
5 EC Interdisciplinair artistiek project 2
10 EC
5 EC
4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 15
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bevindingen Bij iedere module wordt aangegeven welke literatuur de studenten moeten bestuderen. Naast syllabi wordt een groot aantal standaardwerken uit het vakgebied genoemd. Bij de modulebeschrijvingen wordt niet exact aangegeven om welke artikelen het in de syllabi gaat. Het programma is ontleend aan de competenties uit het landelijk beroepsprofiel en sluiten derhalve aan bij de huidige ontwikkelingen in het werkveld. Hoe de opleiding waarborgt dat ook nieuwe ontwikkelingen kunnen worden ingebracht in de opleiding blijkt niet uit de modulebeschrijvingen. Binnen verschillende modules hebben studenten te maken met de beroepspraktijk. Ook de docenten zijn werkzaam in of afkomstig uit die beroepspraktijk. Overwegingen Het panel is van mening dat de literatuur die in de opleiding wordt voorgeschreven van zeer goede kwaliteit is. Uit het bezoek aan de opleiding is gebleken dat sommige van de genoemde werken voornamelijk als naslagwerk worden gebruikt. Het panel van de ontwikkelaars heeft in het gesprek aangegeven dat er uit de standaardwerken capita selecta zouden worden aangeboden. Tijdens de site visit lag een blad met de opsomming van mogelijke "capita selecta" te inzage. Het panel vindt een dergelijk gebruik van de betreffende literatuur adequaat, aangezien het in enkele gevallen encyclopedische weken betreft. Tijdens de site visit is uitgebreid gesproken over de rol van onderzoek in de opleiding. Gebleken is dat het vooral zal gaan om kleinschalig, praktijkgestuurd en kwalitatief onderzoek. Studenten leren in de opleiding hoe zij gegevens kunnen verzamelen over praktijkproblemen. Daarbij zal van hen verwacht worden dat zij ook gedegen literatuuronderzoek kunnen uitvoeren, maar er zal geen sprake zijn van grootschalig, sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Het panel is van mening dat dit goed past bij de instromende studenten, die in het algemeen geen onderzoekservaring zullen hebben. De faculteit kent drie lectoraten, waarvan twee een nauwe relatie hebben met de nieuwe opleiding: "Kunsttheorie" en "Kunst- en cultuureducatie". In het onderzoek dat studenten tijdens de opleiding uitvoeren zal volgens de ontwikkelaars getracht worden nauw aan te sluiten bij deze lectoraten. De lectoren zijn ook nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de opleiding en kunnen er in de toekomst voor zorgen dat actuele ontwikkelingen aan bod komen in de opleiding. Het panel vindt de betrokkenheid van de lectoren bij de opleiding positief. Het raadt de opleiding aan de inbedding of relatie van het onderzoek van de lectoren in het onderwijs of het onderzoek van de studenten goed te overdenken. Ook de relatie van het onderzoek van de lectoren met het PSP van de studenten en met de onderzoeksvragen van de studenten vanuit hun eigen praktijkervaring verdien daarbij aandacht. Actuele ontwikkelingen komen in het programma onder andere aan bod bij literatuuronderzoek kunstpedagogie. Het panel is ervan overtuigd dat het programma voldoende mogelijkheden biedt om aandacht te besteden aan actuele ontwikkelingen. Het panel heeft in het programma een specifieke aandacht voor multiculturaliteit en aandacht voor het VMBO node gemist. Aangezien het voortgezet onderwijs voor een groot deel uit (veelal multiculturele) VMBO-opleidingen bestaat, vindt het panel het wenselijk dat hier in het programma meer expliciete aandacht voor komt. Afgestudeerden die in de buitenschoolse kunsteducatie gaan werken, krijgen vrijwel zeker met deze doelgroep te maken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende. 4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 16
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bevindingen Bij iedere module wordt aangegeven op welke competenties van de studenten een beroep wordt gedaan. Ook staan de gehanteerde werkvormen en de wijze van toetsing bij ieder module beschreven. De werkvormen worden volgens het informatiedossier zo gekozen dat ze corresponderen met het beroepsmatig werken: projectmatig georiënteerde werkvorm in de vorm van gezamenlijke en individuele praktijkopdrachten en onderzoeksprojecten; werkcolleges in de regel gericht op kennisverwerving; praktijkprojecten, gericht op het leren aan de hand van het produceren in individueel verband en groepsverband. In de opleiding wordt volgens het informatiedossier competentiegericht getoetst en beoordeeld. Op pagina 22 van het informatiedossier wordt beschreven op welke wijze de diverse inhouden worden getoetst. De opleiding hanteert volgens het informatiedossier de volgende pedagogisch didactische uitgangspunten: • Het leren in de masteropleiding vindt plaats in een omgeving die deels een afspiegeling is van de kunsteducatieve beroepspraktijk. Het leren vindt mede plaats aan de hand van de aanpak van kunstpedagogische vraagstukken in instellingen, organisaties en contexten. • Het leren is praktisch producerend en interveniërend van aard, gericht op iets teweeg willen brengen bij scholen en/of instellingen (action learning). Het leren sluit aan bij de Amsterdamse kunsteducatieve context, vraagstukken uit de beroepspraktijk en is zo ook zelf op te vatten als een vorm van authentieke educatie. • Het leren binnen de masteropleiding heeft tevens in hoge mate het karakter van een interactief professioneel uitwisselingsproces en ontwikkelingsproces waarbij docent en student/groep met elkaar aan de hand van praktische voorstellen en resultaten van gedachten wisselen over de volgende stappen in het oplossingproces, waarbij eenmaal gezette stappen blijven gemonitord • De leeromgeving zo is ingericht dat er plaats en ruimte is voor het onvoorspelbare en onverwachte. Overwegingen Het panel vindt bovengenoemde didactische uitgangspunten goed passen bij de beoogde eindkwalificaties van de opleiding. Uit de modulebeschrijvingen blijkt dat ook de inhoud van het programma goed aansluit op de beoogde eindkwalificaties. Bij iedere module zijn de beoogde eindkwalificaties vertaald in leerdoelen die onder het kopje "doelstellingen" worden gepresenteerd. Uit de genoemde werkvormen (hoor- en werkcolleges) zou geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van een sterk aanbodgestuurd programma. Het tegengestelde is echter het geval. De beschreven werkvormen betreffen de werkvormen tijdens het contactonderwijs. De opleiding kent echter zeer weinig contacturen (maximaal 8 – 10 uur per week) en studenten werken een groot deel van hun tijd zelfstandig of in groepen aan een individueel studieplan. Het panel vindt dit goed passen bij het didactisch concept. Het panel constateert echter dat de uitwerking van de toetsing nog aan de magere kant is. Hoewel bij elke module een beschrijving wordt gegeven van de toetsing, is tijdens de site visit gebleken dat deze beschrijvingen nog onvolledig zijn. De ontwikkelaars noemden mondeling meer manieren van toetsen dan op papier staan vermeld. Daaruit blijkt dat nog niet alle ideeën die er zijn ook op papier zijn gezet. Tijdens de site visit is gebleken dat de ontwikkelaars zich bewust zijn van dergelijke omissies. Dit geeft het panel het vertrouwen dat hier op korte termijn iets aan gedaan zal worden. Verder stelt het panel vast dat het op basis van wat op papier staat lastig is vast te stellen welke toetscriteria zullen worden gehanteerd. De doelstellingen zijn namelijk ruim geformuleerd. Ook staan bij "toetsing" geen heldere, meetbare criteria weergegeven. Hoe de opleiding de voortgang van de studenten met betrekking competentieverwerving zal monitoren, is het panel niet geheel duidelijk. Tijdens de site visit is gebleken dat de aanvrager hier wel ideeën over heeft, maar dat deze ideeën nog onvoldoende zijn uitgewerkt. Zo is nog onduidelijk wat de rol van peer review in de opleiding precies zal zijn. De ontwikkelaars hebben tijdens het gesprek NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 17
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
verduidelijkt dat "peer review" in eerste instantie niet een evaluatiedoel zou hebben, maar gebruikt zou worden als een competentie-ontwikkelende werkvorm De opleiding heeft ook nog geen format ontwikkeld voor het persoonlijk studieplan en voor het portfolio. Beide worden in de modulebeschrijvingen niet genoemd. Wel wordt door de gesprekspartners aangegeven dat het portfolio een rol zal spelen bij de eindbeoordeling van de student. Hoewel een en andere nog niet helemaal is uitgewerkt, heeft het panel er vertrouwen in dat de opleiding de toetsing op adequate wijze zal uitwerken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende. 4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Volgens het informatiedossier vormt elke eenheid in het programma een inhoudelijke samenhangend geheel. In elke module vormt één competentiegebied de kern. Kunstpedagogie vormt de rode draad in het hele studieprogramma. Het programma is in de eerste semesters kennisverwervend en theoretisch georiënteerd, maar gaat later over in een meer persoonlijk getint studieprogramma waarin de student inhoudelijke keuzes maakt. Gedurende de hele studie houden de studenten hun vorderingen bij in een portfolio. Bij elke module in bijlage 7 wordt aangegeven wat de vereiste voorkennis of ervaring is. Ook wordt aangegeven aan welke competenties aandacht wordt besteed. De verschillende competenties komen in meerdere modules terug. Overwegingen Het panel is van mening dat de samenhang in het programma goed gewaarborgd is. Dit geldt zowel voor de samenhang binnen de modules als voor de samenhang tussen de modules. Het panel verwacht dat het persoonlijk studieplan, indien goed uitgewerkt, een belangrijke rode draad in het programma zal vormen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende. 4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De studielast van de opleiding is 60 ECTS, verdeeld over twee studiejaren. De student ontvangt maximaal 8-10 contacturen per week, in principe gepland op twee vaste dagdelen. De opleiding voorziet volgens het informatiedossier in een beschrijving van de programmaonderdelen en opdrachten inclusief een literatuurlijst, de wekelijkse indeling, de verplichtingen en de aard van het tentamen. Er zal regelmatig contact plaatsvinden tussen studieleiding en studenten over de voortgang van hun opleiding en de invulling van hun persoonlijk studieplan. De opleiding faciliteert communicatie van de studenten met elkaar en met docenten op afstand via Blackboard. Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding voldoende maatregelen heeft getroffen om een studeerbaar programma te realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 18
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen De masteropleiding kunsteducatie is volgens het informatiedossier in de eerste plaats bedoeld voor kandidaten met een bachelor docentenopleiding in een kunstvak. Daarnaast is, op aandringen van het werkveld, besloten uitvoerende kunstenaars die langdurig in educatieve contexten werkzaam zijn (geweest) en die specifieke competenties hebben ontwikkeld, de mogelijkheid tot instroom te bieden. Naar aanleiding van een onderzoek onder 3e- en 4e-jaars studenten van de bachelor docentenopleiding is besloten om de opleiding in deeltijd aan te beiden. Daarmee denkt de opleiding beter aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk van de instromende studenten dan bij een fulltime opleiding het geval zou zijn geweest. Volgens het informatiedossier wordt het leereffect van de opleiding bevorderd door de wisselwerking met de praktijk. Naast de formele toelatingseisen wordt voorzien in een kwalitatieve selectie op basis van door de kandidaat overgelegde materialen (motivatiebrief en portfolio) en een gesprek. In deze selectie worden de volgende aspecten beoordeeld: ingangsniveau, motivatie en verwachtingen van de kandidaten en artistieke, educatieve en intellectuele ontwikkelingsmogelijkheden van de kandidaten. In bijlage 5 van het informatiedossier staan de toelatingsvoorwaarden van de opleiding beschreven en in bijlage 6 wordt aandacht besteed aan de toelatingsprocedure. Overwegingen Het panel heeft de toelatingseisen en de toelatingsprocedure van de opleiding bestudeerd en heeft naar aanleiding daarvan met de ontwikkelaars gesproken over de instroom in de opleiding. Uit deze gesprekken is onder andere naar voren gekomen dat het hebben van een baan weliswaar geen instroomeis is, maar dat hier impliciet wel vanuit wordt gegaan. Dit blijkt ook wel uit het feit dat de opleiding in deeltijd wordt aangeboden. Ook in de toelatingsprocedure wordt aandacht besteed aan de werkervaring van de toekomstige student. Instromende studenten van kunstvakopleidingen (uitvoerende kunstenaars) moeten minimaal 720 uur werkervaring hebben in het onderwijs en/of een relevante opleiding hebben gevolgd. Ook wordt volgens de ontwikkelaars gelet op de interesse en motivatie om over het eigen vakgebied heen te kijken. Het panel is van mening dat de opleiding ervoor moet waken dat het rechtstreeks doorstromen uit de bachelors geen regel wordt, maar slechts een uitzondering blijft. Het is van mening dat het pedagogisch-didactisch concept dat de opleiding hanteert uitgaat van enige wekervaring bij instromende studenten. Ook het werkveld heeft aangegeven dat in het rechtstreeks doorstromen van bachelorstudenten een mogelijk gevaar schuilt. De opleiding heeft het panel verzekerd dat dit niet de primaire doelgroep is en dat er wat dit betreft hooguit sprake zal zijn van enkele uitzonderingen. Naast de instroom van studenten vanuit de bacheloropleidingen is tijdens de site visit gesproken over de mogelijke instroom van uitvoerende kunstenaars. Het werkveld laat weten dat hierover discussie is gevoerd in de stuurgroep die betrokken is geweest bij de ontwikkeling van de opleiding. Daarin is gesteld dat een master in principe impliceert dat er een bachelor aan vooraf is gegaan, dus dat de opleiding in principe niet is bedoeld voor uitvoerende kunstenaars zonder didactische opleiding. Overigens geeft het werkveld aan dat hier per discipline verschillen in kunnen zitten. Zo wordt in een muziekopleiding bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan didactiek. Tenslotte is tijdens de site visit gesproken over de instroom in relatie tot de interdisciplinariteit van de opleiding. Het panel heeft zich afgevraagd hoe de opleiding ervoor zorgt dat het interdisciplinaire karakter van de opleiding behouden blijft bij een eenzijdige instroom (bijvoorbeeld uitsluitend beeldend) van studenten. De opleiding blijkt bij de selectie in principe geen rekening te houden met de samenstelling van de groep, maar zal daar wel het opleidingsaanbod op afstemmen. Zo zal bijvoorbeeld vooral gebruik gemaakt worden van gastdocenten die uit een andere discipline komen dan de studenten. NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 19
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Ook zal de eis van interdisciplinariteit volgens de ontwikkelaars sturend zijn voor de invulling van het individuele studieplan. Dit lijkt het panel een goede aanpak. Het panel is van mening dat de opleiding qua vorm en inhoud in het algemeen goed aansluit op de kwalificaties van de instromende studenten Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende. 4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen De studielast van de opleiding bedraagt 60 ECTS, verdeeld over twee studiejaren. Overwegingen De opleiding voldoet aan de formele eis dat het programma minimaal 60 studiepunten moet bedragen Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt alle facetten van het onderwerp programma met een voldoende en beoordeelt het onderwerp als geheel daarmee positief.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 20
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.3
Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Het onderwijs en de individuele studentenbegeleiding zullen volgens het informatiedossier worden verzorgd door een combinatie van in de AHK werkzame of aan te stellen docenten op relevante vakgebieden (waaronder de lectoren en docenten die deelnemen aan de kenniskring), docenten werkzaam in het wetenschappelijk onderwijs op relevante kennisgebieden, professionals werkzaam in de beroepspraktijk van de kunsteducatie (deels als gastdocent voor de behandeling van specifieke onderwerpen, deels als praktijkbegeleider) en kunstenaars die in brede interdisciplinaire en educatieve verbanden opereren. Het profiel van de docenten is opgenomen in bijlage 9a van het informatiedossier. In een schriftelijke reactie van de opleiding op vragen van het panel geeft de opleiding (in bijlage 1) per module een overzicht van de beoogde docenten. Ook de cv's van de beoogde docenten zijn toegevoegd. Overwegingen Uit het profiel in bijlage 9 blijkt, dat er hoge eisen gesteld worden aan de toekomstige docenten van de opleiding. De cv's van de beoogde docenten getuigen van hoge kwaliteit. Alle docenten kunnen in staat worden geacht de verbinding met de praktijk te leggen. Het panel verwacht dat de opleiding deze hoge standaard vast zal houden nadat de opleiding van start is gegaan. Daarbij wordt de opleiding gesteund door het College van Bestuur. Dit heeft aangegeven dat de lectoren hierbij een belangrijke rol zullen (blijven) spelen. Dit lijkt het panel een goede garantie voor voldoende niveau. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen HBO’ als voldoende. 4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen In het informatiedossier geeft de aanvrager een overzicht van de personeelsuren die nodig zijn om de opleiding aan te bieden. In het dossier is sprake van een docent:student ratio van 1:11. Overwegingen Uit het overzicht van de personeelsuren blijkt dat ongeveer 1 FTE zal worden gereserveerd voor het personeel van de opleiding. Het panel is van mening dat dit, gebaseerd op het geplande studentenaantal, haalbaar moet zijn met de gekozen onderwijsvorm. Met hooguit 10 contacturen per week, zal er naar verwachting voldoende tijd over zijn voor begeleiding. Voor het overige kunnen de studenten gebruik maken van diverse personele voorzieningen van de hogeschool. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 21
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen In bijlage 8 van het informatiedossier worden het profiel, het takenpakket en de functiebeschrijving van de studieleider beschreven. In bijlage 9 staan het profiel van de docent en de senior docent. De studieleider creëert voorwaarden waaronder de docenten en studenten het beste kunnen werken. Daarvoor moet de studieleider beschikken over ruime kennis van ontwikkelingen op het gebied van de onderwijskunde in het algemeen en kunstpedagogie in het bijzonder.De studieleider moet voldoen aan hetzelfde profiel als de docenten, met dien verstande dat de praktische werkervaring als docent minder dan 10 jaar mag zijn. Bij de interne en/of externe werving van het docententeam wordt volgens het informatiedossier voorzien in de volgende kwaliteiten: • Aantoonbare ervaring op het gebied van de kunstpedagogie, aantoonbare interesse in, ervaring met en affectie voor het gebied van de binnenschoolse en buitenschoolse kunsteducatie; • Brede artistieke bekwaamheid op diverse kunstdisciplines; • Wetenschappelijk deskundigheid m.b.t. kunstpedagogie, kunsttheorie, management & organisatie; • Ervaring met artistiek-pedagogische projecten in interdisciplinaire contexten; • In staat te werken met professionals en in staat de individuele leerdoelen van studenten te respecteren en te ondersteunen; • In staat tot het opstellen van inspirerend en goed verzorgd studiemateriaal en het verzorgen van inspirerend onderwijs en begeleiding; • In staat tot het opstellen van inspirerende opdrachten en taken, in staat tot het beoordelen van processen en producten, in staat criteria te relateren aan leerdoelen en competenties, in staat beoordelingen te expliciteren aan studenten. In bijlage 1 van de schriftelijke reactie van de opleiding op vragen van het panel wordt een overzicht gegeven van de cv's van de beoogde docenten. Overwegingen Op basis van de cv's van de beoogde docenten heeft het panel een positieve indruk gekregen van de kwaliteit van het personeel. Tijdens de site visit heeft het panel begrepen dat de gastdocenten die worden ingehuurd om opleidingsonderdelen te verzorgen ter bevordering van de interdisciplinariteit zullen worden afgestemd op de groep studenten. De opleiding wil ervoor zorgen dat ingehuurde gastdocenten in principe afkomstig zijn van een andere discipline dan de meeste studenten. Het panel raadt de opleiding aan daarbij scherp te letten op onderwijskundige en organisatorische kwaliteiten. Het profiel van de docent biedt hiervoor de garantie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Alle facetten van het onderwerp "Kwaliteit Personeel" zijn door het panel beoordeeld met een voldoende. Derhalve beoordeelt het panel het onderwerp als geheel ook positief.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 22
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.4 Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen In de schriftelijke reactie van de opleiding op de vraag van het panel naar de faciliteiten van de opleiding geeft de aanvrager aan dat de behoefte aan bepaalde voorzieningen vanwege het interdisciplinaire karakter van de opleiding zeer divers kan zijn. De AHK heeft alle benodigde faciliteiten al ‘in huis’, omdat binnen de hogeschool alle kunstdisciplines zijn vertegenwoordigd. De verschillende gebouwen zijn op loopafstand van elkaar. De studenten van de masteropleiding mogen in het kader van hun opleiding gebruik maken deze voorzieningen op de verschillende faculteiten. Besloten is de opleiding een vaste ‘thuisbasis’ te geven. Het pand dat de hogeschool hiervoor reserveert is Lindegracht 93 in de Jordaan. Het pand wordt gedeeld met de Theaterschool. De opleiding krijgt daar de beschikking over verschillende lokalen en kantoorruimten. Hier heeft ook de studieleider zijn kantoor. Bij het in gebruik nemen van de onderwijsruimten zullen er computers worden geplaatst en worden aangesloten op het netwerk van de AHK, zodat de toegang tot internet, het AHK intranet, de elektronische leeromgeving Blackboard, en emailfaciliteiten zijn geregeld. Via het intranet zijn ook de catalogi van verschillende bibliotheken van de faculteiten te raadplegen. Overwegingen Het panel denkt dat de beschikbare ruimtes ruim voldoende moeten zijn om 12 studenten onder te brengen. Het panel heeft slechts één gebouw gezien (niet het gebouw waarin de opleiding gehuisvest zal worden), maar tekeningen en beschrijving van het pand aan de Lindegracht 93 lagen tijdens de site visit ter inzage. Ook de overige voorzieningen, zoals intranet, de bibliotheek en de elektronische leeromgeving van de hogeschool zijn toereikend voor de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende. 4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De opleiding gaat volgens het informatiedossier uit van een jaarlijkse instroom van een groep van 12 studenten, dus van een relatief kleine groep waar begeleiding op individuele maat mogelijk is en uitgangspunt is. De docenten begeleiden de studenten individueel en in (sub-)groepen, zowel inhoudelijk als procesmatig. Uitgangspunt is dat de student wordt begeleid bij het opstellen van een betekenisvol en uitvoerbaar persoonlijk studieplan. De docenten hanteren volgens het informatiedossier bij de begeleiding diverse werkvormen, komen in samenspraak met de studenten tot doelmatige praktijkgeoriënteerde opdrachten en handelwijzen en bewaken als team de transparantie en validiteit van beoordelingen. De uitvoering van het studieplan wordt gemonitord via individuele voortgangsgesprekken op het einde van een semester, voorafgaande aan het volgende semester. Daarnaast houdt de studieleider een geregeld spreekuur voor individuele studenten. Toekomstige studenten zullen van informatie worden voorzien door middel van specifiek informatiemateriaal, informatie op de website van de opleiding en informatie op de website van de verschillende faculteiten van de AHK. De AHK voorziet in een Intranet en een eigen emailadres voor alle
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 23
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
studenten. Docenten en studenten kunnen voor inhoudelijke communicatie. gebruik maken van Blackboard. Overwegingen De studiebegeleiding en de informatievoorziening zoals de opleiding die in het zelfevaluatierapport beschrijft vindt het panel heel duidelijk. Zoals ook al werd opgemerkt in paragraaf 4.2.2 heeft het panel echter geconstateerd dat de manier waarop gebruik zal worden gemaakt van portfolio en individueel studieplan (die beide een belangrijk rol zullen spelen bij de studiebegeleiding) nog mager is uitgewerkt. Wel is er een profiel van de studieleider opgesteld. In dit profiel staat dat de studieleider "contact heeft met studenten tijdens individuele begeleiding over onderwijsinhoudelijke zaken, voortgang en studieresultaten om af te stemmen". De studieleider speelt in de begeleiding van de studenten dus een belangrijke, coördinerende rol. Het panel heeft er vertrouwen in dat de studiebegeleiding goed zal worden opgezet. Specifiek informatiemateriaal was (begrijpelijkerwijze) tijdens de site visit nog niet voorhanden, maar het panel is van mening dat dit bij een Hogeschool voor de Kunsten in goede handen is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen
De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 24
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.5
Interne kwaliteitszorg De kwaliteitszorg van het masterprogramma maakt deel uit van het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool. Binnen de hogeschool is in 2004 het AHK kwaliteitsplan vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het kwaliteitsbeleid worden beschreven. Het kwaliteitsplan van de AHK is door de opleiding aangeleverd als bijlage bij de schriftelijke reactie op vragen van het panel. Het is kaderstellend, wat wil zeggen dat er per faculteit op grond van de algemene afspraken een specifieke invulling aan wordt gegeven. In bijlage 4 van de schriftelijke reactie van de opleiding wordt het plan van aanpak kwaliteitszorg van één van de faculteiten, de Reinwardt Academie, gepresenteerd. In de organisatiestructuur van de AHK is ervoor gekozen de opleiding onder te brengen op een van de faculteiten, zodat de opleiding valt binnen de kaders van de hogeschoolbrede én de facultaire kwaliteitszorg. 4.5.1.Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Volgens het informatiedossier zal de opleiding op systematische wijze feedback verzamelen van studenten en alumni over haar prestaties en functioneren. Daarvoor worden de volgende instrumenten genoemd: • Individuele voortgangsgesprekken: minimaal twee keer per jaar • Onderwijsevaluatie: Alle onderwijseenheden zullen mondeling of schriftelijk worden geëvalueerd met de betreffende docent. De evaluatieresultaten leiden tot korte rapportages die digitaal worden opgeslagen en jaarlijks door de studieleider worden verwerkt tot een rapport met aanbevelingen. • Studenttevredenheid: Jaarlijkse schriftelijke enquete. Het gaat hier om algemene vragen naar de kwaliteit van het programma, studiemateriaal, de docenten, de faciliteiten, de organisatie. Er zullen aan de hand van de resultaten streefcijfers en normen worden ontwikkeld. • Alumni-onderzoek: De opleiding zal de afgestudeerden vragen op de opleiding te reflecteren ongeveer anderhalf jaar na afstuderen. • Beroepenveld: Regelmatige gesprekken met het beroepenveld, wellicht in de vorm van ronde-tafelconferenties (jaarlijks) met representatieve vertegenwoordigers uit de verschillende werkvelden of in de vorm van een werkveldcommissie waarmee regelmatiger wordt gesproken (in de rol van een Commissie van Advies). In het kader van het convenant tussen HBO-raad en Federatie van Kunstenaarsverenigingen is het landelijk opleidingsprofiel HBO master Kunsteducatie op 17 december 2004 op een valideringsbijeenkomst onderschreven. Het is de verantwoordelijkheid van de studieleider om dit alles ten uitvoer te brengen. Hij zal daarover intern verantwoording afleggen aan de faculteitsdirectie. Bij de opbouw en inzet van evaluatiemiddelen zal gebruik worden gemaakt van de aanwezige expertise en ervaring bij de AHK. Instrumenten die op hogeschoolniveau in ontwikkeling zijn, zoals een elektronisch handboek, komen ook beschikbaar voor de master. Overwegingen Het panel is van mening dat het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool er goed uit ziet. Ook het Plan van Aanpak kwaliteitszorg van de Reinwardt Academie maakt een degelijke indruk. Als de opleiding bovengenoemde instrumenten inzet en het voorbeeld van de Reinwardt Academie volgt, zal volgens het panel sprake zijn van een goed intern kwaliteitszorgsysteem met bijbehorende streefdoelen. Uit het gesprek met het CvB is gebleken dat nog onduidelijk is hoe een en ander organisatorisch zal worden ingebed in de hogeschool. Er zal in ieder geval een koppeling gelegd worden met de centrale kwaliteitszorgcoördinator en dat er een betrokkenheid zal zijn bij alle faculteiten. Het panel
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 25
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
vindt het van belang dat er op korte termijn meer helderheid komt over de taken en verantwoordelijkheden binnen de opleiding met betrekking tot kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende. 4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Zie paragraaf 4.5.1 Overwegingen Het panel is van mening dat de in de vorige paragraaf beschreven instrumenten de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld voldoende garanderen. Daarbij wil het panel het grote belang van een structurele reflectie op de opleiding door het werkveld onderstrepen. Het panel pleit daarbij voor een expliciete vertegenwoordiging vanuit VMBO-scholen, ROC's en jongerenorganisaties in de werkveldcommissie. Ook vindt het panel het wenselijk dat op de opleiding wordt gereflecteerd vanuit de museale wereld. Een representatieve vertegenwoordiging van de verschillende werkvelden in de werkveldcommissie vindt het panel dus van groot belang. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende. 4.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
Alle facetten van het onderwerp "Interne Kwaliteitszorg" zijn door het panel beoordeeld als voldoende. Het onderwerp als geheel wordt derhalve ook positief beoordeeld.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 26
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
4.6
Continuïteit 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Volgens het informatiedossier ziet de AHK de opleiding als een structureel onderdeel van het opleidingenaanbod en garandeert zij de aangenomen studenten dat ze het programma geheel zullen kunnen volgen en afronden. In bijlage 2 van de schriftelijke reactie van de opleiding op vragen van het panel wordt de jaarrekening 2004 gepresenteerd. Ze toont volgens de aanvrager aan dat de financiële situatie van de hogeschool gezond is en dat de AHK beschikt over de nodige reserves. Zelfs bij tegenvallende belangstelling kan de AHK een goede opleiding garanderen. Overwegingen Het panel is van mening dat er voldoende garantie voor instromende studenten wordt gegeven dat zij de opleiding kunnen afronden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende. 4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Het overzicht en de toelichting op pagina 2 van de schriftelijke reactie van de opleiding op vragen van het panel laten zien dat de opleiding bij een instroom van 10 studenten al vrijwel kostendekkend is. Overwegingen Het panel constateert dat de voorziene investeringen voldoende zijn om de opleiding tot stand te brengen. De geraamde kosten zullen worden gedekt door de rijksbijdrage en het collegegeld. Dit wordt mede mogelijk gemaakt doordat de studenten gebruik kunnen maken van de reeds beschikbare voorzieningen binnen de hogeschool, waardoor relatief weinig extra investeringen nodig zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende. 4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Zoals blijkt uit de schriftelijke reactie van de opleiding op vragen van het panel, worden de eenmalige investeringskosten in één keer afgeboekt op de algemene reserve, zodat de ontwikkelkosten niet in 5 of 10 jaar hoeven te worden terugverdiend. Overwegingen Het panel vindt dat de opleiding haar financiële situatie duidelijk heeft toegelicht. Deze is gezond en er wordt voldoende garantie geboden voor de dekking van eventuele aanloopverliezen.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 27
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten Afstudeergarantie, Investeringen en Financiële voorzieningen zijn alle met een voldoende beoordeeld. Het panel beoordeelt het onderwerp Continuïteit dan ook positief.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 28
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. Onderwerp
oordeel
facet
1 Doelstellingen
Positief
1.1 domeinspecifieke eisen
Voldoende
1.2 master
Voldoende
1.3 oriëntatie hbo
Voldoende
2.1 eisen hbo
Voldoende
2.2 relatie doelstellingen programma
Voldoende
2.3 samenhang programma
Voldoende
2.4 studielast
Voldoende
2.5 instroom
Voldoende
2.6 duur
Voldoende
3.1 eisen hbo
Voldoende
3.2 kwantiteit
Voldoende
3.3 kwaliteit
Voldoende
4.1 materiële voorzieningen
Voldoende
4.2 studiebegeleiding
Voldoende
5.1 systematische aanpak
Voldoende
5.2 betrokkenheid
Voldoende
6.1 afstudeergarantie
Voldoende
6.2 investeringen
Voldoende
6.3 financiële voorzieningen
Voldoende
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Positief
Positief
Positief
Positief
Positief
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 29
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
oordeel
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: •
Jan van der Ploeg, emeritus hoogleraar orthopedagogiek, Leiden Jan Dirk van der Ploeg (1927) studeerde sociale psychologie en pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Promoveerde aldaar in 1975. Hij werkte van 1957 tot 1976 in verschillende jeugdzorginstellingen. In 1976 keerde hij terug naar de Universiteit van Amsterdam. In 1980 werd hij benoemd tot hoogleraar, waarna in 1982 de benoeming volgde tot hoogleraar orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij geeft vanaf 1993 leiding aan het Nederlands Instituut voor Pedagogisch en Psychologisch Onderzoek (Nippo) te Amsterdam. Hij maakte deel uit van verschillende commissies van de ministeries Justitie, VWS en OCenW. Hij schreef meerdere boeken waaronder: Gedragsproblemen, Geweld op school, Homeless Youth, Orthopedagogische werkvelden in Nederland, ADHD in kort bestek. Hij is tevens redacteur van o.m. het Tijdschrift voor Orthopedagogiek en de International Journal of Child & Family Welfare. Hij onderzoekt en publiceert nog steeds (zie bijvoorbeeld de website Nippo.nl).
Panelleden: •
Philip de Roeck, departementssecretaris Conservatorium Hogeschool Gent Philip de Roeck (1950) is docent en voorzitter van de opleidingscommissie Initiële lerarenopleiding van academisch niveau Departementssecretaris Departement Muziek en dramatische Kunst, Conservatorium, Hogeschool Gent. Auditdeskundigheid heeft hij opgedaan als assessor EFQM/TRIS en als coöordinator stuurgroep zelfevaluatie ter voorbereiding van de visitatie van de Opleiding Muziek van het Conservatorium van de Hogeschool Gent. Onderwijs- en werkvelddeskundigheid is bij hem voldoende ontwikkeld door zijn diverse functies in het onderwijs en door zijn lidmaatschap van diverse ministeriële adviescommissies. Hij studeerde psychologische en pedagogische wetenschappen en is geaggregeerd voor het hoger secundair onderwijs aan de R.U.G. te Gent.
•
Drs. Patty Jacobs R.J.P. Jacobs (1961) heeft kunstgeschiedenis gestudeerd aan de RUL. Zij is deskundige op het terrein van de kunsteducatie. Zij werkte tot 2005 als hoofd van de afdeling kunsteducatie voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs van de gemeente Rotterdam. Vanaf juni 2005 is zij zakelijk leider van het Jeugdtheatergezelschap Het Waterhuis en free-lancer op het terrein advisering kunsteducatie. Als panellid van verwante opleidingen deed zij ervaring op met het visiteren van opleidingen.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 30
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Secretaris: •
Drs. Tineke Kleene, freelance onderwijskundige Drs. Tineke Kleene (panelsecretaris) is freelance onderwijskundige. Zij studeerde in 1989 af bij de vakgroep Instructietechnologie van de studie Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Haar deskundigheden liggen op de terreinen: ontwikkeling beroepscompetentie- en kwalificatieprofielen, ontwikkeling van kwaliteitszorg in het hbo en het participeren in visitatietrajecten als deskundige onderwijs en als secretaris. Door de deelname aan visitatie- en accreditaprocessen deed zij auditdeskundigheid op. Zij werkt als freelancer zowel voor de NVAO als voor de NQA.
Procescoördinator: • Kees van de Meent, beleidsmedewerker NVAO
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 31
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 27 juni 2005 voor de toetsing van de nieuwe HBO-master opleiding Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Locatie:
Theaterschool, Jodenbreestraat 3, 1011 NG Amsterdam
Programma 10.00 uur:
aankomst panel
11.00 uur:
gesprek met ontwikkelaars / beoogde docenten: Folkert Haanstra, Henk Borgdorff, Marianne Gerner, Maria Wüst, Bruin Otten, Emile Heijnen. (de CV’s van deze personen zijn opgenomen in Bijlage 1 van de aanvullende informatie)
12.00 uur:
lunchpauze panel.
13.00 uur:
College van Bestuur, management, (voormalige) stuurgroep: Olchert Brouwer (CvB), AndréVeltkamp (directeur Theaterschool), Folkert Haanstra (lector Kunst- en Cultuureducatie).
14.00 uur:
werkveldvertegenwoordiging: Oscar van Maleveld (Fons Vitae Lyceum), Els van Strien (IVKO), Marion van der Hoeven (Muziekschool Amsterdam), Hans Landsman (De Kunstconnectie), Jan Severins (Gerrit van der Veen College), Marga Helmich (Het Concertgebouw).
15.00 uur:
rondleiding gebouw
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 32
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling 1. kwalificaties masteropleiding Kunsteducatie AHK 2. ontwikkelingen in de werkvelden van kunst, kunsteducatie en kunstvakonderwijs 3. samenstelling stuurgroep, projectgroep en ontwikkelgroep 4. vergelijkbare masteropleiding en graadaanduiding in de VS 5. toelatingsvoorwaarden 6. toelatingsprocedure/selectie 7. onderwijsprogramma 2006-2007 8a. profiel en benoemingsprocedure studieleider 8b. functiebeschrijving studieleider 9a. profiel docenten 9b. functiebeschrijving senior-docent 9c. curriculum vitae kerndocent: F. Haanstra 10. landelijk opleidingsprofiel HBO master kunsteducatie (KVDO) 11. verslag valideringsbijeenkomst landelijk competentieprofiel dd. 17 december 2004 12. resultaten enquête 3e en 4e jaars studenten bacheloropleidingen 13. verslag veldraadpleging onderwijsveld dd. 13 december 2004 14. verslag veldraadpleging buitenschoolse kunsteducatie dd. 14 december 2004 15. paragraaf betreffende Kunsteducatie uit: Instellingsplan 2004 – 2007 AHK 16. Instellingsplan 2004 – 2007 Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (separaat) Nagezonden stukken: • cv's van docenten • Digitale jaarrekening AHK 2004 • Kwaliteitsplan AHK • Kwaliteitsplan Reinwardt Academie Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek Algemeen • Voorzieningen: tekeningen en beschrijving pand Lindegracht 93 • Kwaliteitszorg: vooronderzoek voor het ontwikkelen en implementeren van een elektronisch kwaliteitsmanagementssysteem voor de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten – Infoland • Verslag Jaarrekening 2004, inclusief Accountantsverklaring (blz. 28) • Jaarverslag 2003 • Instellingsplan 2004 – 2007 • Lectoraten, brochure K01: Literatuuronderzoek Kunstpedagogie • Eisner, E.W., Day, M.D., (ed). (2004). Handbook of Research and Policy in Art Education, Mahwah, New Yersey . Relevante artikelen: • 7: Cognitive transfer from arts education to nonarts outcomes: research evidence and policy implications (Hetland&Winner) • 9: Varieties of multicultural education: some policy issues (Gene Blocker) • 12: Researching impossible? Models for artistic development reconsidered. (Kindler) • 21 Interaction of teachers and curriculum (Erickson) • 29 Visualizing judgement: self assessment and peer assessment in arts education (Soep) • 34 Art and integrated curriculum (Parsons) • Cultuurnetwerk Nederland 2004, Verslag van een jaar • Bibliotheekgebruik Universiteit van Amsterdam
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 33
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
K02: Kunsttheorie 1 en 2 • Braembussche, A.a. van den.(1994). Denken over kunst, Bussum • Carr-Gomm, S. (2001) De verborgen taal van kunst; Triton Uitgevers b.v. • Utrecht, L. (1988) Van hofballet tot (post)moderne dans; Walburg Pers Zutphen • Wickham, G. (2e editie 1992) A history of the theater; Phaidon Press Limited • Donald J. Grout, A History of Western Music. 3th edition (with Claude V. Palisca) • De inhoudsopgave van reader met tekstfragmenten uit de geschiedenis van de esthetica en kunsttheorie: o Plato. "Over de opvoeding." In De Staat; Verzameld Werk, Deel 3, III, 398c - III 405c. Antwerpen en Baarn, 1980. o Aristoteles, Poetica Historische Uitgeverij 2001 o Aristoteles. Politica: Boek 8. Vertaald door A.H.M. Kessels, (Manuscript) o Empiricus, Sextus. "Tegen De Musici." In Grondslagen Van Het Scepticisme, 670-80. Baarn en Antwerpen, 1996. o Augustinus. Belijdenissen: Boek 10. Vertaald door Gerard Wijdeveld. Amsterdam en Leuven, 1997. o Leonardo da Vinci, Paragone (Verhandeling over de Schilderkunst), inleiding o Robert Zwijnenberg, vertaling Wilfred Oranje, Amsterdam: Boom 1996 o Galileï, Vincenzo. "Fragmenten uit: Dialogo Della Musica Antica E Della Moderna." In Source Readings in Music History, geredigeerd door Oliver Strunk, 302-22. New York, 1950. o Descartes, René. Lydingen van de ziel. Egmont, 1649. o Kant, Immanuel. "Beantwoording van de vraag: wat is verlichting?" In Kleine werken; geschriften uit de periode 1784 tot 1795, 55-66. Kampen en Kapellen, 2000. o Kant, Immanuel. Over schoonheid. Boom 2002 o Moritz, Karl Philipp. "Versuch einer Vereinigung aller Schönen Kunste und Wissenschaften unter dem Begriff Des in sich selbst Vollendeten." In Beiträge zur Ästhetik, geredigeerd door Hans Joachim Schrimpf and Hans Adler, 7-17. Mainz, 1989. o Wackenroder, Wilhelm Heinrich, and Ludwig Tieck. "Von zwei wunderbaren Sprachen und deren geheimnisvoller Kraft” in Herzenergieszungen eines kunstliebenden Klosterbruders, geredigeerd door A. Gilles, 51-54, 88-107. Oxford, 1966. o Schopenhauer, Arthur. "§ 52 uit deel 1 en § 39 uit deel 2." In De wereld als wil en voorstelling, I 386-402, II 556-69, 1997. o Hanslick, Eduard. Over het begrip van schoon in de muzijk (fragmenten). Vertaald door Daniël Kiehl. 's-Gravenhage, 1892. o Nietzsche, Friedrich. De geboorte van de tragedie. Arbeiderspers 2000 o Adorno, Theodor W. Filosofie van de nieuwe muziek (fragmenten). Vertaald door Liesbeth van Harmelen. Nijmegen, 1992 K03: Aspecten van CKV2 CKV2 methodes: • Keuning, S. e.a. (2001). De Bespiegeling; editie havo/vwo, uitgeverij EPN, Houten • Graste, T. (2001) History; verschillende delen; uitgeverij Lambo, Arnhem • Veenker, R. (2003), Palet CKV2; verschillende delen; ThiemeMeulenhoff, Zutphen Overig: • Ebbens, S. (2004) Effectief leren in de les, Wolters-Noordhoff, Groningen • Ebbens, S. (2004) Samenwerkend leren, Wolters-Noordhoff, Groningen K04: Management & Organisatie • Keuning, D. en Eppink, D.J. (2004). Management & organisatie, Wolters-Noordhoff, 8e druk NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 34
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
• • • •
Johnson, S., Blanchard, K. (2004).Wie heeft mijn kaas gepikt?, Business bibliotheek Mintzberg, H. (2003). Organisatiestructuren, Academic Service, Verhaar, J. (2004). Projectmanagement 1, Boom Verhaar, J. (2001). Projectmanagement 2, Boom,
K05: Kunstpedagogische praktijkopdracht • Haanstra, F. (2001).De Hollandse Schoolkunst: Mogelijkheden en beperkingen van authentieke kunsteducatie, Oratie, Cultuurnetwerk Nederland, Map met artikelen: • Efland, A. The school art style: a functional analysis. Studies in Art Education 17/2, 3744. • Bressler, L (1998). The genre of school music and its shaping by meso, micro and macro contexts. Research Studies in Music Education, 11, 2-18. • Anderson, T. & Milbrandt, M. (1998). Authentic instruction in art: Why and how to dump the school art style. Visual Arts Research, 24(1) 13-20 • Franssen, H.,Roelofs, E., Terwel J., Authentiek leren in de basisvorming • Roelofs, E.C., Franssen, H.A.M., Houtveen, A.A.M., & Lagerweij, N.A.J. (1999). Een dieptestudie naar authentiek leren in de Basisvorming. Docentgedrag, methodengebruik en leerlingpercepties. Pedagogische Studiën, 76 (4), 258-272. K06: Kunstpedagogisch onderzoeksproject • Baarda, D.G., Goede, M.P.M de en Teunissen, J. (1995). Basisboek kwalitatief onderzoek. Houten: Educatieve Partners Nederland. • Baarda, D.G., Goede, M.P.M de en Kalmijn, M. (2000). Basisboek Enquêteren en gestructureerd interviewen. Houten: Educatieve Partners Nederland. • Damen, M., Haanstra, F., & Henrichs, H. (2002). Een kwarteeuw onderzoek naar kunsteducatie. Cultuur+Educatie 4. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. • Eisner, E. (2003.) On the differences between scientific and artistic approaches to qualitative research. Visual Arts Research, Vol 29, (57) 5-11. • Swanborn, P.G. (2003). Case-study’s Wat, wanneer en hoe? Meppel: Boom • Cultuurnetwerk Nederland (2003). Studiemiddag over een kwarteeuw onderzoek naar kunst- en cultuureducatie in Nederland. K07: Interdisciplinair project Voorbeelden: • Milman, E., (1992), Fluxus a conceptual country, New York • Schilling, J., (1978), Aktionskunst, Identität von Kunst und Leben?, Luzern, Frankfurt am Mainz • Lehmann, H., (2001), Postdramatisches Theater, Verlag der Autoren, Frankfurt am Mainz Overige documenten • Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), 9 februari 2005. • Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Den Haag, Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), 14 februari 2003.
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 35
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschapppelijk onderwijs
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 36
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding HBO-Master Kunsteducatie van Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
# 712
NVAO | Hbo-ma Kunsteducatie
pagina 37
Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam | 6 juli 2005 |