Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,
Het boek Hooglied neemt geen blad voor de mond, letterlijk. Het begint al helemaal in het begin: De eerste woorden van het boek, na het opschrift, zijn een bijna obscene uitroep: ‘Laat hij mij kussen! Overstelp mij met de kussen van je mond’. En de Bijbel in gewone taal zegt het nog directer en met nog meer passie: ‘Kus me, mijn liefste, kus me, kus me op mijn mond‘. Het boek Hooglied dringt zich bijna aan je op, met getuite lippen. Je krijgt het er warm van! Er is geen boek in de Bijbel dat zo dichtbij, zo dicht op de huid durft te komen, dat zo vrijmoedig is, dat zo zindert van verlangen en lijfelijkheid. De geliefden uit Hooglied willen maar één ding: elkaar aanraken, elkaar proeven, elkaar voelen.
Ik word er blij van als ik dat lees en ik ben er ook wel een beetje jaloers op. Zo onbevangen en onbeschroomd de lichamelijke liefde bezingen: ik heb dat van huis uit wel anders geleerd. 1
Ik heb geleerd om over de lichamelijke kant van de liefde altijd wat terughoudend te spreken. Misschien uit een vorm van schaamte of preutsheid, misschien omdat je om je heen ziet dat het snel plat of vulgair wordt. Maar misschien ook wel, omdat het om zulke directe en kwetsbare emoties gaat. Liefde en seksualiteit kan mensen doen opbloeien, maar ook beschadigen. Soms voor de rest van hun leven. En het gemis of verlies van liefde en intimiteit kan zó zeer doen. Daar moet je niet als een olifant door de porseleinkast heen banjeren. Dat is teer en kwetsbaar.
Ik ben daar vaak heel voorzichtig in. Maar tegelijkertijd is het iets dat ik iedereen gun: iemand tegenkomen die je diepste verlangens wakker roept en ze bevredigt. En dan gaat het in Hooglied niet alleen om de lichamelijke bevrediging. Misschien gaat het nog wel meer om dat gevoel, dat besef dat je bijzonder bent voor de ander en dat er iemand bijzonder is voor jou. Iemand die je ziet als een lelie tussen de distels, als een appelboom tussen de kale stammen, als een lot uit de loterij. Iemand die je bestaan bevestigt en je laat weten, je laat merken dat je de moeite waard bent om van te houden. Aantrekkelijk om aan te raken en te beminnen.
2
Die ervaring van liefde kan een voedingsbodem zijn om op te bloeien. Door het ervaren van vertrouwen en liefde, kan het gebeuren dat we de kwetsbare kanten van ons leven laten zien, er daarin groeien. De liefde van een ander kan ons zelfvertrouwen doen groeien. Het kan een bevrijdende ervaring zijn als je weet dat iemand je liefheeft, ondanks alle fouten die je maakt en ondanks alle dingen die je jezelf verwijt.
Wij kunnen het onszelf soms moeilijk maken. We zien vaak zo goed de slechte, negatieve kant van onszelf, en vaak zo weinig de mooie, waardevolle dingen. En hoe goed is het dan als er iemand anders is, die ons vertelt hoe bijzonder we zijn. Het kan de spiraal van negatieve gedachten en gevoelens doorbreken.
Iets soortgelijks zie ik in het stukje uit 1 Johannes 3, dat we hebben gelezen. Het klinkt zo mooi: het komt niet op je woorden aan, maar op je daden. En als je alles goed doet, kan niemand je iets verwijten, en kan je de ander en zelfs God recht in de ogen kijken. Dat klinkt mooi. Maar wie doet alles goed? Soms zijn er momenten dat je een ander liever uit de weg gaat, en wegduikt voor de spiegel. Om over een confrontatie met God nog maar te zwijgen.
3
En dan die prachtige zin, misschien wel een van de mooiste zinnen uit de hele Bijbel: ‘Zelfs als ons hart ons aanklaagt, God is groter dan ons hart, hij weet alles.’ Wat weet God? God weet dat wij mensen zijn die hunkeren naar liefde, naar bevestiging, naar geborgenheid. Maar het komt er zo vaak niet uit. We hebben iets of iemand nodig die dat tevoorschijn roept, die ons wakker kust. En dat is de Geest, de adem van God zelf. Het is Gods liefde die onze liefde wekt. Het is Gods liefde die onze liefde doet groeien. Die ons vertelt dat we meer zijn dan onze fouten en tekortkomingen. Gods liefdevolle Geestkracht geeft ons vrijheid, groei en vrijmoedigheid. Zo veel vrijmoedigheid en vertrouwen, dat we volgens Johannes alles kunnen vragen, alles kunnen dromen, alles kunnen verlangen. En de liefdevolle verbinding met God zal onze diepste verlangens bevredigen.
Er zijn nog drie dingen die mij opvielen toen ik met deze teksten bezig was. De eerste is dat Hooglied en 1 Johannes over verschillenden aspecten van de liefde gaan. De liefde van Hooglied bestaat bij de exclusiviteit, de uniekheid van de ander. 4
Vergeleken bij die ene bloem is al het andere onkruid. Vergeleken de ene boom, waarvan je de vruchten kunt plukken proeven en eten, zijn alle andere bomen kale, vruchteloze stammen. Juist het feit dat die andere zo bijzonder is voor jou, en dat jij bijzonder bent voor de ander, geeft deze liefde kans van slagen. In 1 Johannes is er geen sprake van liefde die anderen uitsluit. Integendeel: de liefde van God staat en valt bij het delen. Gods liefde voor u gaat niet ten koste van Gods liefde voor mij. En als God mij liefheeft houdt dat niet in dat God u ook maar iets minder lief heeft. Gods liefde is ruim, gunnend, inclusief, omvat alles en iedereen. Het is zelfs zo, zegt de schrijver van de Johannesbrief, als we Gods liefde voor ons zelf houden en die niet delen met anderen, dan begrijpen wij er niets van. Gods liefde vraagt om delen, dat is Gods bedoeling, Gods gebod.
Tweede gedachte: liefde vraagt om een vorm van lichamelijkheid, tastbaar, aanraakbaar met hand en mond, om te voelen en te proeven. Dat geldt voor de lichamelijke, erotische liefde, maar ook voor Gods liefde. Als we straks de Maaltijd van de Heer vieren, voelen en proeven we Gods aanwezigheid in brood en wijn. Het zachte brood, de zoete druivensap: 5
het is als een kus van God. Brood uit de hemel, Wijn van het koninkrijk, tekenen van Gods liefde, als een zoen van de Allerhoogste.
En tenslotte: de liefde kan uitbundig zijn, maar tegelijkertijd kwetsbaar en teer. Dat geldt voor de lichamelijke liefde. Misschien is het wel daarom dat in het boekje Hooglied wel drie keer het vers staat: ’ik bezweer je: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil’. Dat is geen calvinistische preutsheid, maar volgens mij juist een pleidooi om de liefde haar eigen tempo te laten bepalen. Elkaars grenzen te respecteren, anders gebeuren er ongelukken. En dat geldt ook voor Gods liefde. Onze verbondenheid met God en groeien in liefde is een proces, wat je niet moet forceren. Het is een groeiproces, dat soms langzaam gaat. Maar dat doorgaat, soms net zo onnavolgbaar als Gods Geest zelf.
6
Mariska van Beusichem schreef daar een prachtig gedicht over: Als je ziet hoe iemand zich door goddelijke liefde laat kussen, houd dan eerbiedig een zekere afstand. Stoor de liefde niet met waarschuwingen, theologische redeneringen, of weetjes van wat hoort en wat niet. Mocht je de liefde zien ontluiken, loop dan niet op haar groei vooruit. Gun de liefde haar eigen tempo. Zij doet toch wat zij wil. Niet wat jij wilt.
Ik wens u en mijzelf toe dat we groeien in die liefde.
in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
7