A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Verslagnummer 9 Bladnummer 1 Aanwezig 43 leden 5 oktober 2005
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 26 september 2005, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 15:00 uur, schorsing 18:30 uur, vervolg 19:30 uur, einde 23:00 uur. Uitnodiging aan
drs. A.B. Sakkers mw. A.C. van Alphen de Veer-Paulen J.G.J.M. van den Biggelaar mw. drs. J.G.C.L. Breuers M.J.A.M. van Bussel drs. G.J.H. Dijsselbloem mw. drs. M.C.T. Fiers mw. N.G.E.C. Habets A.F.W. Houben F. van Iersel drs. H.M.F. Janssen mw. E.M.H. Joosten mw M.T. Kamphorst mw. P.J.F. van KesselJansen mr. P.P.H.A. Leenders J.L. van der Meer A. Meulensteen mw. J.A. Oomen S. Panchoe mw. R.B. Dos RamosVerstraeten ir. J. Rozendaal N.H. Stoevelaar J.P.A. Vervoort A.H.C. Vestjens Wethouders: ir. W.G.J. Claassen
Aanw.
voorzitter VVD
x x
PvdA GL LE D66 PvdA LE OAE SP PvdA CDA SP PvdA
x x x x x x x
CDA PvdA PvdA LE CDA CDA
x x x x x x
VVD CDA LE CDA
x x x x
x x x x
Uitnodiging aan
drs. J. Verheugt Th.P.W.J. Beenen mw. dr. mr. G.J.M. van den Biggelaar W.J. Burema H.W.A. van Dijck mw. L.M.P. van DootinghHeijungs B.J.M. Gerard mw. H.J.M.C. van Herk J.A.G. van Hout mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij R.A. Kamperveen R.M. Kerkwijk drs. H.J. Kielenstijn K.T. Kocak P.J. van Liempd mw. ing. S.E. de Niet M.F. Oosterveer J.B.W. Peters A.J.A. Rennenberg ing. R.A.M. Rooijakkers J.C. Schut mr. P.H.F.G. Verhaegh dr. ir. J. Vleeshouwers
mw. ir. J. Kuppens
Aanw.
griffier LE PvdA
x x x
PvdA LE D66
x x x
SP CDA CDA VVD
x x x x
D66 GL LE CDA PvdA GL VVD LE OAE LE VVD Liberaal Eindhoven Stadspartij
x x x x x x x x x x x x
A
Verslagnummer 9
mw. drs. G.M. Mittendorff mw. drs. M. Schreurs ir. C.A.J.M. Langerwerf
A.M.C.J. Pastoor
gem.secr.
Afwezig met kennisgeving: F. van Iersel en K.T. Kocak.
2
A
Verslagnummer 9
Overzicht van het behandelde
I
Opening en mededelingen. Gang van zaken rond dossier Waterrijk Mevrouw drs. G.M. Mittendorff legt namens het college een verklaring af. De heer A.M.C.J. Pastoor en de heer ir. W.G.J. Claassen dienen achtereenvolgens hun ontslag in als wethouder. De raad besluit 1. een externe commissie opdracht te geven een quick scan te doen uitvoeren naar de voorbereiding en uitvoering van de vastgoedprojecten Waterrijk en Keizersgracht; 2. het college van burgemeester en wethouders en het presidium, na raadpleging van de andere fractievoorzitters, de opdracht te laten vaststellen. 3. aan de hand van de geconstateerde feiten te beslissen of een vervolgonderzoek dient plaats te vinden (uit te voeren door een enquêtecommissie dan wel door de rekenkamercommissie; e.e.a. nader te bezien); 4. vooruitlopende op een mogelijk vervolgonderzoek reeds op voorhand een verordening voor een enquêtecommissie te doen voorbereiden.
II
Vaststellen van de volgorde van de agenda.
III
Benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies. 1.
Akkoord.
Voorstel benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in de raadscommissies Sociale - en Financiële pijler. (Voorstel 05. R002.068). Akkoord. Unaniem akkoord.
IV
Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 29 augustus 2005.
V
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad. Partij
Onderwerp
Beantwoord door:
3
Akkoord.
A
Verslagnummer 9
PvdA
Keizersgracht 2
wethouder M. Schreurs
Toezegging wethouder drs. M. Schreurs: Het transport van de verkoopakte van dit pand kan worden aangehouden tot de bespreking in de raadscommissie Bestuurlijke pijler. VI
Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen. 1.
Voorstel inzake de opheffing van de IZA Nederland-regeling. (Voorstel 05.R1328.001).
Akkoord.
Unaniem akkoord. 2.
Voorstel tot wijzigen van het recht (drempelbedrag) als bedoeld in artikel Akkoord. Zie onder voorstel 49, derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. (Voorstel 05.R1331.001). Amendement A1: aangenomen tegen: 'leefbaar eindhoven'; Raadsvoorstel: tegen:
3.
akkoord 'leefbaar eindhoven'.
Voorstel en nadere toelichting tot het vaststellen van de wijzigingsverordening 2005 Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven. (Voorstel 05.R1336.001).
Akkoord.
Unaniem akkoord. 4.
Voorstel tot het vaststellen van het programma en overzicht 2005 huisvestingsvoorzieningen onderwijs. (Voorstel 05.R1337.001).
Akkoord.
Unaniem akkoord. 5.
Voorstel en nadere toelichting tot het aanpassen van de regeling belanghebbendenparkeren met betrekking tot uitgifte vergunningen en Akkoord. bezoekerskaarten. (Voorstel 05.R1338.001). Unaniem akkoord.
4
A
6.
Verslagnummer 9
Voorstel tot het vaststellen van de “Beleidsnotitie Taxi -Van bouwstenen naar beleid”. (Voorstel 05.R1341.001).
Akkoord.
Unaniem akkoord. 7.
Voorstel inzake gebiedsgerichte welstandscriteria Sintenbuurt, Tuindorp de Burgh, Philipswijk Blixembosch, Oude Gracht oost en Geestenberg. (Voorstel 05.R1342.001). Akkoord. Liberaal Eindhoven:
8.
niet akkoord.
Voorstel inzake de instelling van de voorziening Focus Investeringsfonds (FIF). Akkoord. (Voorstel 05.R1346.001). Unaniem akkoord.
9.
Voorstel inzake afbouw ID-banen door gemeente als werkgever – financiële verwerking. (Voorstel 05.R1347.001).
Akkoord.
Unaniem akkoord. 10. Voorstellen tot wijziging van de begroting 2005. Wijz.nr. Bedrag Omschrijving 20 € 113.000,-Sluiting OC Beatrixoord. Toezegging burgemeester drs. A. Sakkers: B&W zullen nadere informatie ten behoeve van de Bestuurlijke pijler verstrekken over inkomsten en uitgaven ten aanzien van het OC Beatrixoord.
Akkoord. Zie onder voorstel.
Unaniem akkoord. 11. Voorstel tot het bekrachtigen van een noodverordening in verband met de ruiming van een vliegtuigbom op 16 september 2005. (Voorstel 05.R1378.001). Akkoord.
Unaniem akkoord. VII
Actuele moties.
5
A
Verslagnummer 9
AM1. Actuele motie van de heer R. Kerkwijk inzake benoeming commissaris Akkoord Zie onder actuele in de Raad van Commissarissen van de geherstructureerde NRE (Newco motie. B.V.) Toezegging burgemeester drs. A. Sakkers B&W zullen zich intern bezinnen over de bestuurlijke vertegenwoordiging in de stichting City Dynamiek en hierover de raad nog nader informeren. De raad besluit dat, in het geval het college gebruik wenst te maken van de uitzonderingsmogelijkheid op het vastgestelde beleid (ten aanzien van gemeentelijke vertegenwoordiging in externe organen) het hierover eerst de raad nog dient te raadplegen. 'leefbaar eindhoven': overige fracties:
VIII
voor: de heren J. Peters en J. Vervoort; tegen: overige fractieleden; akkoord.
Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen. 1.
Voorstel en nadere toelichting tot het vaststellen van het bestemmingsplan Meerhoven, tweede herziening. (Voorstel 05.R1330.001).
Akkoord. Zie onder voorstel.
Toezegging wethouder drs. M. Schreurs B&W zullen algemene informatie verstrekken (op basis van monitoring) over fluctuaties in de actuele bouwplannen (tussen huur en koop en omgekeerd) in de stad. Motie M6: aangenomen tegen: SP en De Stadspartij Raadsvoorstel: Unaniem akkoord. 2
Voorstel en nadere toelichting inzake koersbepaling ten aanzien van buurthuizen. (Voorstel 05.R1335.001). Toezeggingen ir. J. Kuppens 1. B&W zullen ervoor zorgen dat de zelforganisaties (die hun pand gaan verliezen) voor hun activiteiten nog tijdelijk over een eigen ruimte kunnen beschikken voor een periode van maximaal vier jaren. 2. B&W zullen in de op te stellen informatie werkbare definities presenteren voor buurtgericht en bovenwijks.
6
Akkoord. Zie onder voorstel
A
Verslagnummer 9
3. B&W zullen via een raadsinformatiebrief een plan van aanpak presenteren waar en hoe de koersbepaling in de praktijk uitgewerkt gaat worden. Amendement A2: ingetrokken; Amendement A3: aangenomen tegen: 'leefbaar eindhoven', VVD, SP en Liberaal Eindhoven; Amendement A4: aangenomen tegen: 'leefbaar eindhoven', VVD en Liberaal Eindhoven; Amendement A5: gesplitst: Amendement A5a: aangenomen tegen: 'leefbaar eindhoven' en Liberaal Eindhoven; Amendement A5b: verworpen voor: SP, D66 en De Stadspartij; Amendement A7: unaniem akkoord; Amendement A8: verworpen voor: VVD en Liberaal Eindhoven;
3.
Motie M1: voor:
verworpen SP, D66 en De Stadspartij
Motie M5: voor:
verworpen CDA, SP, GroenLinks en De Stadspartij.
Raadvoorstel:
VVD tegen.
Voorstel inzake jaarrekening 2004 Ergonbedrijven. (Voorstel 05.R1345.001). Motie M3:
IX
unaniem aangenomen
Initiatiefvoorstellen. 1. Initiatiefvoorstel “knip” Sliffertsestraat. (Ingediend door CDA, PvdA en VVD).
Zie onder voorstel. Behandeling is doorgeschoven naar de volgende vergadering. Zie onder voorstel.
de raad stemt in met de volgende door wethouder voorgestelde procedure:
7
A
Verslagnummer 9
1. de commissie Ruimtelijke pijler zich te laten uitspreken (daarna te formaliseren in een raadsbesluit) over het initiatiefvoorstel en daarbij het volgende alternatief te betrekken: a. een tijdelijke ‘ knip’ realiseren (nodig voor het bouwrijp maken) b. gedurende zes maanden werken aan het ontwikkelen van alternatieven voor het autoluw maken c. registreren van de effecten van de ‘knip’ d. op dat moment een besluit nemen over de voorgestane oplossing aan de hand van de bevindingen 2. B&W op basis van de commissie-uitspraak tot verdere uitvoering over kunnen gaan.
X
Raadsinformatiebrieven ter kennisname (zie bijlage).
XI
Ingekomen stukken
Akkoord.
Voorgesteld wordt de stukken onder A voorkennisgeving aan te nemen.
Akkoord.
A1. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag d.d. 30 augustus 2005. Verzamelbrief over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen. 05ink27923. A2.Milieudefensie – Vereniging Klimaatverbond Nederland, Amsterdam d.d. 30 augustus 2005. Inzake: Gemeentelijk klimaatbeleid in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen. A3. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Den Haag d.d. 1 september 2005. Rectificatie ledenbrief 05/75 accountantscontrole WWB. 05ink28798. A4. Regionaal Instituut voor Nascholing en Opleiding, Eindhoven d.d. 5 september 2005. Betreft cursussen WMO. 05ink28797. Voorgesteld wordt de stukken onder B ter afdoening in handen te stellen van Akkoord. het college van burgemeester en wethouders. B1. Leden Leefbaarheidsteam Achtse Barrier, Eindhoven d.d. 11 juli 2005.
8
A
Verslagnummer 9
Brief van de leden van het Leefbaarheidsteam inzake de integratie van het woonwagencentrum aan de Brestlaan door de mogelijke uitbreiding staanplaatsen van dit woonwagencentrum. 05ink23556.
B2. Drs. W.J. Zwetsloot, Son d.d. 4 september 2005. Verzoek om het "jeugdrecreatiebad" in het ir. Ottenbad weer open te stellen, zodat het "baantjesbad" voor volwassenen weer beschikbaar is. De stukken onder C zijn reeds in behandeling bij de commissie voor planschade. C1. Langhout & Wiarda Juristen Rentmeesters Makelaars, Heerenveen d.d. 29 augustus 2005. Verzoek om planschadevergoeding bewoners Veldmaarschalk Montgomerylaan te Eindhoven. 05ink28161.
9
Akkoord.
A
Verslagnummer 9
Bijlage Raadsinformatiebrieven: 1.
Eindverslag inspraakprocedure ten aanzien van het uitwerkingsplan bestemmingsplan Gijzenrooi, herziening 4e uitwerking . (05.R1343.001).
2.
Wijziging financiële paragraaf van het onderwijsvoorrangsplan gemeente Eindhoven 2002-2006 en de besteding van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen vanaf 1 augustus 2005. (05.R1344.001).
3.
Nieuwbouw Plaza Futura bij Lichttoren. (05.R1348.001).
4.
Ontwerp bestemmingsplan Prinsejagt – Driehoeksbos 2004. (05.R1349.001).
5.
Ontwerp bestemmingsplan Strijp buiten de Ring 2004. (05.R1350.001).
6.
Monitor Integrale Wijkvernieuwing, ontwikkelingen in 2001 en 2003. (05.R1351.001).
7.
Formatie-uitbreiding documentaire informatievoorziening dienst Werk, Zorg en Inkomen en achterstanden in de gemeentelijke archiefbewerking. (05.R1352.001).
8.
Piekopvang basisschool “t Slingertouw. (05.R1353.001).
9.
Rijkssubsidies voor het Woonprogramma. (05.R1358.001).
10. Voortgang Vorming Veiligheidsregels. (05.R1364.001).
10
A
Verslagnummer 9
Verslag van het gesprokene
I
Opening
Voorzitter: Dames en heren, ik stel u voor dat wij onze werkzaamheden aanvangen – de raadvergadering van hedenmiddag. Nadat ik de vele belangstellenden op de publieke tribune welkom heb geheten wil ik u vragen om met elkaar een oudcollegaraadslid, te gedenken. Mag ik u vragen om daarbij op te staan. Graag zou ik u enige tijd stilte willen vragen ter bezinning, en tevens om stil te staan bij het overlijden van Pia van Veenendaal-van Mechelen. Zij was raadslid in Eindhoven voor de Partij van de Arbeid van 1962 tot 1971. Van 1963 tot 1971 was zij eveneens Statenlid in Noord-Brabant. Van 1971 tot 1972 was zij staatssecretaris voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Daarna heeft zij nog deel uitgemaakt van de Tweede Kamer als fractielid van DS’70. Voor Eindhoven heeft zij veel mogen betekenen, onder andere voor het sociaal huisvestingsbeleid in de tachtiger jaren. Wij gedenken haar in stilte. […] Voorzitter: Dank u zeer. Voorzitter: Dames en heren, alvorens te beginnen met de agenda zoals die u is toegezonden geef ik eerst het woord aan wethouder Mittendorff, die namens het college een verklaring wil afleggen. Mevrouw Mittendorff: Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, leden van de raad. Het college van Burgemeester & Wethouders van Eindhoven heeft vanmorgen beraadslaagd over de vragen die zijn gerezen rond de gang van zaken bij de selectie van vastgoedontwikkelaars voor Waterrijk, onderdeel van de Vinex-locatie Meerhoven. Het college – met uitzondering van wethouder Pastoor – heeft vastgesteld dat er kennelijk sprake is geweest van een ontoereikende, of in ieder geval niet eenduidige kaderstelling voor het handelen van de ambtelijk en bestuurlijk betrokkenen in dit dossier. Met het oog op het trekken van lessen naar de toekomst heeft het college op voorstel van de burgemeester unaniem besloten om een nader onderzoek in te stellen naar de wijze van kaderstelling en naar de bestuurlijke en ambtelijke rolverdeling bij de voorbereiding en uitvoering van vastgoedprojecten in de afgelopen tien jaar. Wat betreft de selectie Waterrijk: het college onderkent de oprechte bedoelingen van de portefeuillehouder in dit dossier. Een meerderheid van het college heeft echter vastgesteld dat tegen de achtergrond van de niet-eenduidige kaderstelling de
11
A
Verslagnummer 9
daadkracht van de portefeuillehouder ten koste is gegaan van de bestuurlijke zorgvuldigheid en transparantie die in dit type processen zo belangrijk zijn. Daardoor is, aldus deze meerderheid, vastgesteld dat bij de selectie van Waterrijk in onvoldoende mate is gewaarborgd dat bestuurlijk zorgvuldig en vrij van willekeur is gehandeld. Weliswaar had de portefeuillehouder een grond om af te wijken van het ambtelijk voorstel, maar hij had op een andere manier tot een nieuw voorstel en besluit moeten komen. Niet het aanwijzen van een vastgoedontwikkelaar, maar het verzoeken om een nieuw ambtelijk voorstel, dan wel het toepassen van loting, zou in dit geval aangewezen zijn geweest. De meerderheid van het college stelt tevens vast dat de portefeuillehouder in deze niet onderkent dat hij bestuurlijk onzorgvuldig en niet transparant heeft gehandeld. De meerderheid van het college concludeert dat in dit dossier bestuurlijk onjuist is gehandeld, en adviseert wethouder Pastoor om zijn portefeuille ter beschikking te stellen. Een minderheid in het college is van opvatting dat, gegeven de kaderstelling, de portefeuillehouder niet alleen te goeder trouw heeft gehandeld maar ook een passende balans heeft getroffen tussen bestuurlijke zorgvuldigheid en bestuurlijke daadkracht die in dit type dossiers wordt gevraagd. Deze minderheid neemt kennis van de opvatting en het advies van de meerderheid van het college. Tot zover namens het college van Burgemeester & Wethouders; de tekst ligt straks op uw tafel. Dank u wel.
Voorzitter: Dank u zeer. Dan geef ik nu graag het woord aan mijnheer Pastoor, die te kennen heeft gegeven dat hij een verklaring wil afleggen. De heer Pastoor: Geachte leden van de raad. Voor u staat een fier, maar bedroefd mens. Spijtig is het, dat zonder één kans op inhoudelijk weerwoord krantenkoppen verschijnen. Spijtig is het, dat de tekst van deze artikelen niet waarmaakt wat de krantenkoppen suggereren. Spijtig is het, dat op basis van eenzijdige berichtgeving conclusies worden getrokken over mijn functioneren als wethouder en mijn integriteit als mens. Het zal u mogelijk bekend zijn dat ik een liefhebber ben van zeilen. Ik houd van sterke wind, maar deze moet wél uit de goede hoek komen. Dat geldt op het water, maar, voorzitter, dat geldt zeker ook in de politiek. Zware beschuldigingen kunnen alleen worden geuit op basis van heldere feiten. Vage verdachtmakingen zijn dan ook onheuse instrumenten. Het gaat dus om concrete vragen en duidelijke antwoorden. Voor zware beschuldigingen heeft iedereen – en dus ook ik als wethouder – wél recht op heldere bewijzen. Deze bewijzen zijn er niet, en kunnen er niet zijn, omdat het eenvoudig niet waar is. Ik vind het bovendien onacceptabel dat de krant Eindhovense bedrijven en ambtenaren zwaar beschadigt. Vanochtend heeft het college zich over deze situatie gebogen. Tijdens deze vergadering is voornamelijk gesproken – zoals mevrouw Mittendorff al aangaf – over de kwestie Waterrijk, en mijn handelen daarin. In deze vergadering is uiteindelijk door een aantal collega’s het vertrouwen in mij opgezegd. Hieruit trek ik de consequentie dat ik mijn taak als
12
A
Verslagnummer 9
wethouder niet langer naar behoren kan uitvoeren. Daarvoor is immers vertrouwen nodig. Kortom, geachte raad, ik bied u mijn ontslag aan. Derhalve verzoek ik u, leden van de raad, om alsnog een objectief extern onderzoek in te stellen naar mijn handelwijze in de genoemde kwestie. Dat helpt mij. Dan rest mij u te bedanken voor de jaren samenwerking. In maart aanstaande zal de kiezer oordelen. En morgen is er weer een krant. Adieu. Voorzitter: Dank u wel. Wethouder Claassen?
De heer Claassen: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Leden van de raad, u hebt zojuist de verklaring van mijnheer Pastoor met zijn daaraan verbonden conclusie kunnen horen. Ik ben er mét hem van overtuigd dat hij integer en binnen de kaderlijnen heeft gehandeld in het project Waterrijk. Ik betreur het dan ook ten zeerste dat enkele leden van het college daarover anders denken, en het vertrouwen in mijnheer Pastoor hebben opgezegd. De ontstane situatie is dramatisch voor de democratie en dramatisch voor de stad Eindhoven. Dramatisch voor de democratie omdat blijkt dat door een enkel krantenbericht een wethouder die al jaren zijn best doet en waarop niets is aan te merken, het veld moet ruimen. Dramatisch dat op basis van niet eens één weerwoord deze conclusies getrokken moeten worden. Het vertrouwen opzeggen in het college is niet niets. Het betekent dat wij op dit moment een college over hebben dat in ieder geval aangeschoten is. Het is dramatisch voor de stad Eindhoven, als u begrijpt dat op dit moment alle ogen in Eindhoven, alle ogen in de regio, alle ogen in het land en zelfs in Europa gericht zijn op Eindhoven. In positieve zin. Dáár gebeurt het, dáár heeft men elkaar gevonden. Daar is men het politiek en bestuurlijk eens, samen met de kenniswereld en het bedrijfsleven is men het met elkaar eens over hoe het moet om uit deze economische situatie te komen. Wij bevinden ons in een situatie waarin dit allemaal heel duidelijk zichtbaar wordt. Het is niet voor niets dat ook de rijksoverheid naar Eindhoven wijst: kijk hoe zij het dáár doen! Dáár gebeurt het! En nu: een krant vindt dat zij zaken zonder weerwoord moet schrijven waarop in de stad een discussie op gang komt die er uiteindelijk toe leidt dat een wethouder niet meer kan functioneren. Dat is dramatisch voor onze democratie. Het is dramatisch voor Eindhoven dat wij nu op een andere manier in the picture staan. Dat nu gezien wordt hoe kleinzielig wij kunnen zijn bij het oplossen van onze eigen problemen. Wij staan voor heel grote zaken, die we met elkaar oplossen. Heel grote problemen kunnen we aan. En wat we niet aan kunnen is het weerleggen van een enkele aantijging waarvan men vindt dat die moet gebeuren. Het is bijzonder jammer dat dit nu zo gelopen is. Ik heb mijn wethouderschap met alle plezier vervuld. Ik heb gezegd dat ik het zou blijven doen, zolang ik het leuk vind. Waarom? Omdat ik vind dat je als bestuurder heel veel kunt bijdragen. Ik ben Eindhovenaar, nog steeds. Ik ben trots op hetgeen wij in de afgelopen jaren hebben kunnen bereiken. Als we even denken aan de problemen die we hadden met breedband, dat er nu is. Als je kijkt hoe we de jeugdwerkloosheid hebben aangepakt, ik noem maar wat. Maar als je ook kijkt naar
13
A
Verslagnummer 9
Brainport, hoe dat er nu staat. Dat is een verdienste van u, als raad, maar óók van dit college. In gezamenlijkheid hebben wij iets neergezet waarop we trots kunnen zijn. Waar we niet trots op kunnen zijn, is op de situatie die nu voor ons ligt. U moet zich heel goed realiseren wat dat betekent. Het betekent een blamage voor Eindhoven. Dat hebben wij onszelf nu aangedaan. Zoals ik al eerder zei: ik heb het altijd graag gedaan. Omdat er geen enkele reden is waarom het vertrouwen opgezegd zou moeten worden, voel ik mij genoodzaakt om evenals mijnheer Pastoor mijn ontslag vanmiddag in te dienen. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Kielenstijn, is dit voor u een reden om het woord te willen?
De heer Kielenstijn: Geachte leden van de raad, geachte voorzitter. Zojuist hebben onze twee wethouders uitgesproken dat zij niet verder willen in dit college. Een college dat stond voor Samen Stad, dat stond voor collegialiteit, openheid, en gaan voor datgene waarin je gelooft. Dit waren belangrijke uitgangspunten. Het uiteindelijke doel was om het verschil te kunnen maken in deze stad, en daarvoor verantwoordelijkheid te nemen. Maar dat kan alleen – en dat woord hebben we al vaker gehoord – bij voldoende vertrouwen. Vertrouwen in het doel dat je nastreeft en vertrouwen in elkaar. Binnen het college en binnen de coalitie. Entiteiten die wat ons betreft onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Onze beide wethouders geven aan dat zij niet verder kunnen in deze samenwerking. Dit geldt ook voor onze fractie. Kortom, wij trekken ons terug uit deze coalitie. Dank u wel, voorzitter. Voorzitter: Dank u wel. Dames en heren, dit gehoord hebbend zou ik u willen voorstellen om de vergadering te schorsen. Het is nu iets na 15.15 uur. Ik wil u als fracties ruimschoots gelegenheid geven voor het vervolg hierop. Ik stel voor om om 16.00 uur de vergadering te hervatten. Kunt u zich daarin vinden? Dan is nu de vergadering geschorst. [schorsing, ca. 45 minuten] Voorzitter: Dames en heren, de draad weer oppakkend. Bij het begin van de vergadering is het gepast om te vermelden wie er niet aanwezig kunnen zijn. De heer Kocak heeft laten weten dat hij niet aanwezig is. Zijn er nog meer raadsleden niet in ons midden, vanmiddag? De heer Gerard: Mijnheer Van Iersel is met vakantie en mevrouw Kamphorst bezoekt een scholing van Provinciale Staten. Zij komt later. Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Joosten? Mevrouw Joosten: Mevrouw Dos Ramos kan ieder moment binnen komen.
14
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Dank u wel. Zijn wij verder compleet in de raad? Ik dacht het wel. De orde van de vergadering. Ik wil u voorstellen dat we het eerst hebben over hetgeen ons geworden is. Ik wil de voorzitters van de andere fracties de gelegenheid geven om daarover het woord te voeren. We moeten dan straks met elkaar kijken hoe we verder gaan. Voor uw eigen overdenkingen nog het volgende: het college is nu met minder in getal, en met minder draagvlak in de raad aan deze tafel. Maar in formele zin is er gewoon een college. U moet er straks maar even over nadenken hoe we met de raadsagenda omgaan. Wellicht kunnen we daar straks een ordedebat over hebben. Mogelijk heeft u daarover tijdens de schorsing al met uw fractie gesproken. Wie van u mag ik het woord geven? Ik denk dat het gepast is als mijnheer Van den Biggelaar als eerste het woord krijgt. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, zeer recent nog, bij de Algemene Beschouwingen in Den Haag, sprak men alom van het vertrouwen in de politiek en de alsmaar besproken kloof tussen kiezers en bestuur. Als er iets is dat dit vertrouwen ondermijnt, is dat bestuur dat in opspraak komt of bestuurders die in opspraak komen. Integriteit van het openbaar bestuur, door de krant aangestuurd of op een andere manier, is het hoogste goed en dient ook in deze raad politieke meningsverschillen te overbruggen. In de lokale politiek en zéker vandaag. Openbaar bestuur gaat naar mijn idee over drie V’s: vertrouwen, verantwoord gedrag en verantwoording afleggen. Wat dat betreft vind ik het jammer dat mijnheer Pastoor niet hier is om verantwoording af te leggen, want dan hadden wij als raad ook een ander oordeel kunnen geven. De drie V’s worden gevolgd door de drie R’s: rechtmatig, redelijk en rechtvaardig. Voor u staat een raadslid met enig historisch besef. Ik wil met u terug naar het verleden. In 1994 kwam de gemeente in opspraak met onderhandse afspraken tussen ambtenaren en projectontwikkelaars. Zeg nu niet te snel dat ik oude koeien uit de sloot haal; het is oud, maar opnieuw actueel. De genoemde ambtenaren werden toen gefêteerd in Curaçao. Het was voor de gemeente Eindhoven aanleiding om interne regels en procedures aan te scherpen. Volgens mij zijn die in het archief terug te vinden. De wethouder wiens integriteit nu ter discussie staat, moet ook deze regels kennen – uit zijn huidige functie én uit de recente geschiedenis. Hij was immers gemeentesecretaris, en wéét dus van interne regels. Hij was een van de leden van de commissie die in 1995 het college ter verantwoording riep over de tekorten in de onderwijsbegroting. Hij weet dus ook wat het is om verantwoording te vragen, en deze te laten afleggen. Ook als het gaat om dienstreizen heeft deze gemeente een verleden. Wethouder Bun moest verantwoorden waarom hij was meegegaan met de NRE naar een luxe onderkomen in Parijs. Het toenmalig raadslid Pastoor had daar zo zijn vraagtekens bij en liep in de voorhoede bij de discussie daarover. Dat was reden voor het toenmalige
15
A
Verslagnummer 9
college om ook dienstreizen aan een scherpe regeling – en dus verantwoording – te onderwerpen. Wethouder Scherf vroeg toestemming aan de raad om naar Sydney te kunnen. Zo ging dat in de oude bestuurscultuur. Dienstreizen dienen een aantoonbaar nut te hebben voor de gemeente; áls ze dat hebben, betaalt de gemeente voor haar eigen functionarissen. En: bij twijfel: niet inhalen. Tot zover de geschiedenis. Inmiddels heeft het college een nieuwe mandatering vastgesteld; gemeenteblad 2004, nummer 49. Het zou de Partij van de Arbeid verbazen als hier belangrijke aanbevelingen niet meer gelden. Bij de reis naar Monaco bestaat gerede twijfel – bij twijfel: niet inhalen! Welk Eindhovens doel was met deze reis gediend? Met die reis is inderdaad nog niet aantoonbaar dat er sprake was van omkoping in het latere dossier Waterrijk. Maar het gaat niet alleen om de schuldvraag; het gaat hier om de politieke vraag of dit gedrag vertrouwen wekt, verantwoord is en bovenal te verantwoorden is. Bovendien heeft de enquêtecommissie over de bouwfraude heel duidelijke uitspraken gedaan: politici dienen zich niet te laten fêteren. Er zijn regels voor dienstreizen, regels voor aanbestedingen en gunningen. Voorzitter, die gelden voor iedereen. Eén belangrijke regel bij gunningen is dat de volgorde van het ambtelijk advies wordt gevolgd. Een bestuurder is immers altijd kwetsbaar. Mocht een collegelid hiervan willen afwijken, dan moet dat naar de mening van de Partij van de Arbeid worden gelegitimeerd door een collegebesluit, en niet door een P-dossier. Het kan toch niet zo zijn dat mijnheer Pastoor – met zóveel bestuurlijke ervaring – dit anders zou hebben gewild? Maar ook de burgemeester vraag ik of hij mij kan uitleggen hoe ik dit nu moet interpreteren. Dat geldt ook voor de regels van aanbestedingen, zoals bij de Keizersgracht. Juristen uit de stad twijfelen aan de rechtmatigheid. Het is evenzeer gebruikelijk, voorzitter – en dat hoort bij de taken en bij de normen van een ambtelijk apparaat – dat ambtenaren de bestuurders op regels wijzen. Een gemeentesecretaris kan dus niet instemmen met een P-dossier. Of durfde deze niet in te gaan tegen de wethouder die ook personeelszaken in zijn portefeuille heeft? Ambtenaren van DSOB moeten hier op wijzen. Of durven zij dit niet omdat zij niet weten of klokkenluiders in Eindhoven worden beschermd? Waartoe dient een reis met twee personen naar Lyon? Waartoe dient een reis naar Monaco? Wie waren daar nog meer? Hoeveel etentjes en beloften vonden er misschien nog meer plaats? Hoe komt een bouwonderneming in één keer van plaats 34 naar plaats 1? Zijn bij de gunning van de Keizersgracht tijdens het spel de regels veranderd? En wat was bij al deze vragen de rol van de ambtenaren? Welke kennis hadden andere collegeleden? Hoe staat het met het zelfreinigend vermogen in het college? Vanochtend is gebleken dat dit groter is dan ik had gedacht. Wat was de rol van de burgemeester als toezichthouder? Zijn er meer afspraken gemaakt waarvan wij van het bestaan niet weten? Zijn er afspraken gemaakt waaruit claims kunnen voortkomen? Allemaal vragen, voorzitter. Vragen die moeten worden beantwoord. Het is de plicht van een controlerende raad om deze vragen te stellen. Op zoek te gaan naar de waarheid.
16
A
Verslagnummer 9
Immers, de geloofwaardigheid van ons allen staat op het spel. Dat kan de raad van de vijfde stad van Nederland zich niet permitteren. Wij moeten kunnen bouwen op een integer bestuur, en kunnen bouwen op goede en werkbare afspraken tussen ambtenaren en het bestuur. Waarheidsvinding is nodig in deze breedte, óók om te leren voor de toekomst. Ik ben zeer benieuwd naar de antwoorden van het college, maar ik weet niet of die komen. Als de vragen onvoldoende worden beantwoord, is de wethouder in zwaar weer. Zo is dat gebleken. Maar dat ontslaat ons als raad niet van de plicht om een onderzoek in deze breedte te verrichten. Waren er regels die dit hadden kunnen voorkomen of moeten die regels er komen? U kunt er immers niet omheen dat ruimte wordt genomen als er ruimte wordt gelaten, uit onoplettendheid of om andere redenen. De raad dient naar het oordeel van de fractie van de Partij van de Arbeid een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen; een raadsenquête. Ik was blij met het voorstel van het college dat zij een onderzoek wil instellen, maar ik ga mijn collega’s in de raad voorstellen om dit aan de raad over te laten, en de raad een onderzoek te laten instellen. Het zou zó kunnen: één lid van de oppositie, één lid van de coalitie die samen een voorzitter zoeken. Deze commissie moet door de raad worden ingesteld met een opdracht vanuit de Bestuurlijke Pijler. Dit zouden we moeten besluiten, ongeacht de uitkomst van vanmiddag. Ik roep de raad op, hiertoe te besluiten. Voorzitter, ik had nog een paar andere vragen. Die gaan over de Keizersgracht. Ik had ook een rondvraag aangekondigd. Als er dadelijk een rondvraag komt, wil ik mijn vraag alsnog stellen en niet in dit betoog meenemen. Voorzitter: U bedoelt het vragenhalfuur?
De heer Van den Biggelaar: Het vragenhalfuur, ja. De kern van mijn betoog is dat ik vind dat het zelfreinigend vermogen, óók van de raad, tot uitdrukking kan komen door een raadsenquête. Er zijn absoluut onafhankelijke mensen te vinden die dit kunnen onderzoeken in de breedte waarover ik het zojuist had. Dat is wat ik er op dit moment van wil zeggen, voorzitter. Ik ben nog vergeten om iets van mijn stemming uit te drukken; die heb ik natuurlijk wel. Hoewel ik denk dat mijnheer Pastoor het enig juiste besluit heeft genomen, betreur ik dit zeer sterk voor de stad, voor dit college, voor deze raad, voor de uitstraling, en als het aan de Partij van de Arbeid ligt dan zullen wij ons op de nabije toekomst beraden. Wij zouden een motie van wantrouwen tegen mijnheer Pastoor hebben ingediend als dat nog nodig was geweest. Géén motie van wantrouwen tegen dit college. Dat wil ik zeggen. Dank u wel. Voorzitter: Dank u zeer. Mevrouw Joosten.
17
A
Verslagnummer 9
Mevrouw Joosten: Dank u wel, voorzitter. De CDA-fractie heeft kennis genomen van het advies van de meerderheid van het college, en vervolgens van de verklaringen van wethouder Pastoor – ik moet nu zeggen ex-wethouder Pastoor – en exwethouder Claassen. Wij betreuren de gang van zaken. Wat dat betreft kan ik me bij de stemming van mijnheer Van den Biggelaar aansluiten. Want door al die affaires is onze stad intussen toch wel in opspraak geraakt, net nu we samen zo goed op gang waren. Daarom hecht de CDA-fractie zeer sterk aan een snel onderzoek om alles wat met de Waterrijk-aanbesteding te maken heeft heel snel boven tafel te krijgen. Een quick scan die bij wijze van spreken een maand zou mogen duren. En als mijnheer Van den Biggelaar voorstelt om dat een enquête te noemen omdat dan zowel de ambtenaren als de andere betrokkenen onder ede gehoord kunnen worden, dan kan dat wat ons betreft wel. En met betrekking tot de samenstelling van die enquêtegroep stel ik voor dat wij het presidium daarvoor een voorstel laten doen dat in de Bestuurlijke Pijler getoetst wordt. Wellicht kan het dan nog deze week in gang worden gezet zodat wij zo snel mogelijk de heldere feiten op tafel krijgen. Dat zijn wij aan de burgers van onze stad verplicht. Wellicht is het dan ook aan te bevelen om het dossier van Keizersgracht 2 – wat we later deze middag nog bespreken – daarbij te betrekken, omdat de actualiteit daarvan erg hoog is. Over het zelfreinigend vermogen van de raad heeft mijnheer Van den Biggelaar woorden gesproken die ook de CDA-fractie erg aanspreken; integriteit van bestuurders, dat treft ons allemaal. Vandaar dat ook wij eraan hechten om binnen een maand alle betrokkenen hoor en wederhoor te geven. Met de duidelijkheid die er daarna is, kunnen wij hopelijk ons voordeel doen. Tot zover in eerste instantie. Voorzitter: Dank u wel. Nu de VVD, mijnheer Schut. De heer Schut: Voorzitter, op dit verhaal ben je niet voorbereid. Ik ging hier vandaag naar toe met de verwachting dat wij uitvoerig gingen praten over de voors en tegens van hetgeen wij gehoord, gezien en gelezen hebben in de laatste tien dagen. Je kunt er je eigen gedachten bij hebben; het feit was dat er een discussie werd verwacht. Er zou op het eind van de dag vanzelf wel een antwoord komen; dat antwoord zou negatief of positief kunnen zijn, maar daar zijn we niet aan toegekomen. Het is triest: wethouder 3 en wethouder 4 zijn exit. Dat is niet goed voor onze stad en dat verhaal doet het naar buiten toe niet goed. De burgers snappen het zeer waarschijnlijk helemaal niet, en wij moeten proberen om het hen in korte tijd uit te leggen en het vertrouwen weer te krijgen. Over vijf maanden hebben wij dat nodig, want dan staan we met zijn allen klaar voor de gemeenteraadsverkiezingen. Het gaat er dan om hoezeer wij al dan niet vervreemd zijn van onze kiezers en van de stad.
De VVD-fractie heeft in het begin van dit college openlijk haar verbazing uitgesproken over de functie van wethouder Pastoor. Wij hebben altijd gevonden dat je vastgoed en Pastoor niet moest combineren. We hebben als fractie meerdere
18
A
Verslagnummer 9
keren vragen gesteld over de gang van zaken met betrekking tot het onderwerp vastgoed. En telkens weer kregen wij geen antwoord, hoewel er in het begin was toegezegd dat er elke zes maanden gerapporteerd zou worden. Eind 2004 heb ik schriftelijk aangekondigd dat ik écht antwoord wilde hebben omdat wij anders andere stappen zouden nemen; uiteindelijk is toen voor het eerst gerapporteerd over vastgoed, en dat nog op een manier die ons niet echt aansprak. Wij hadden moeite met het functioneren van deze wethouder omdat wij in de stad permanent allerlei zaken hoorden, maar concreet eigenlijk niets zagen. Wat wij hadden gewild was dat hij ons vanuit zijn eigen positie tegemoet zou komen. Dit is achterwege gebleven.
Voorzitter, mijnheer Van den Biggelaar sprak over integer besturen. Ik kan zó mijn naam onder zijn verhaal zetten want ik ben het helemaal met hem eens. Het was een goed verhaal, Jan, en ik denk dat je terecht het verleden erbij hebt gehaald. Het is niet nieuw, het is allemaal déjà vu en het komt jammer genoeg weer terug. Een onderzoek: ja. Ook wij zullen deze vraag ondersteunen. Echter, ik heb over een onderzoek een iets andere mening dan de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik denk dat wij dat niet met raadsleden moeten doen. Het is een gevaarlijke periode; wij zitten vijf, zes maanden voor de verkiezingen. Ik denk dat je een voorzitter van buitenaf moet kiezen, een zware figuur met als vakrichting bijvoorbeeld Ethiek. Voorzitter: Mijnheer Van den Biggelaar. De heer Van den Biggelaar: Wellicht dat ik dat wat onduidelijk heb gezegd, maar mijn voorstel was een onafhankelijke commissie, door de raad in te stellen. Géén raadsleden. De heer Schut: Dan komen we al dichter naar elkaar toe, want dat is wat wij ook vinden: een onafhankelijke commissie, een zwaargewicht in de Ethiek als voorzitter, en een accountant en een jurist om er bij te zitten. Wij vragen hen dan om binnen een maand met een rapport te komen. Mevrouw Joosten gaf aan dat eerst het presidium zich erover moet buigen en daarna de Bestuurlijke Pijler. Deze weg is mogelijk te lang. Ik zou deze week maatregelen willen hebben. We moeten heel snel beginnen; dit moet van tafel. Het stoort, het moet weg. Voorzitter: Mevrouw Joosten. Mevrouw Joosten: Voorzitter, ik heb nadrukkelijk deze week gezegd. Ik heb óók haast. De heer Schut: Dan begrijpen wij elkaar volledig. Voor de duidelijkheid wilde ik echter stellen dat het wat ons betreft absolute urgentie heeft, en dat wij ook echt willen kijken hoe wij binnen vier, maximaal vijf weken met een rapport aan tafel kunnen zitten. Voor mijn part komt er dan een extra raadsvergadering of een extra Bestuurlijke Pijler, waarin we dat rapport gaan bespreken. Snelheid is geboden.
19
A
Verslagnummer 9
De heer Kielenstijn: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Voorzitter: Mijnheer Kielenstijn. De heer Kielenstijn: Mijnheer Schut, u benadrukte de term onafhankelijkheid. Betekent dit dat het per definitie geen politicus of oud-politicus kan zijn als u het over die commissie heeft? De heer Schut: Ik vind per definitie zwaar. Het gaat er mij om dat je niet iemand uit het Eindhovense kiest die links of rechts de gemeente ook in zijn of haar netwerk heeft zitten. Dát is wat ik bedoel met onafhankelijk. En verder wil ik daar op dit ogenblik niet op vooruitlopen; we moeten eerst maar eens kijken wie we daarvoor hebben en wie we kunnen vragen voor zo’n onderzoek. En dan kunnen we ook nog met elkaar debatteren over de vraag of dit de persoon is die wij zoeken. En dan, mijnheer Kielenstijn, kunt u daaraan direct uw vraag vastplakken of u vindt dat deze persoon voldoende onafhankelijk is. De heer Kielenstijn: Voorzitter, als ik nog één opmerking mag maken; u heeft integriteit hoog in het vaandel. Wij hebben dat ook. Ik zou u in elk geval willen meegeven dat u niet zou moeten kiezen voor iemand die politiek actief is of was. Want dat zou natuurlijk te zot voor woorden zijn. De heer Schut: Mijnheer Kielenstijn, ik wil geen uitspraak doen over het onafhankelijk zijn van iemand die mogelijkerwijs twintig jaar geleden raadslid was in pakweg Bennekom of Lutjebroek. Dat gaat mij op dit ogenblik echt te ver, om die precisering hier te doen. De heer Kielenstijn: Voorzitter, ik bedoel gewoon dat de heer Rob van Gijzel bijvoorbeeld, het wat ons betreft niet zou kunnen zijn. De heer Schut: Nou…. ik vind het….. Voorzitter: Het spijt mij bijzonder, maar ik denk dat het nu even tijd is voor mij. Het lijkt mij onverstandig om namen te noemen. Dat heb ik in de Bestuurlijke Pijler ook wel eens gezegd, mijnheer Kielenstijn. Dus ik vind deze opmerking op dit moment echt niet gepast. De heer Schut: Voorzitter, ik heb geprobeerd om hetgeen mijnheer Kielenstijn bedoelde, te omzeilen. Ik probeerde het zeer netjes te zeggen en ik had verwacht dat mijnheer Kielenstijn begreep wat ik bedoelde. Voorzitter, de stad. De stad moet bestuurd worden, en het bestuur van de stad is vanaf vandaag gehandicapt. Er zijn nog drie wethouders en er is een college,
20
A
Verslagnummer 9
steunend op een minderheid. Dat kan problemen opleveren in de komende vijf maanden. De VVD-fractie wil vandaag heel duidelijk een signaal afgeven. Wij willen geen stad die onbestuurbaar is of wordt. Wat dat betreft spreek ik hier een handreiking naar het zittende college uit, om samen te kijken of we tot een oplossing kunnen komen voor de situatie waarin wij met zijn allen verkeren. Eén ding is: het belang van Eindhoven moet voorop staan. Wij moeten zorgen dat wij de volgende maanden ongeschonden onze stad kunnen blijven besturen. Voorzitter: Dank u wel. Dan is nu het woord aan D66. Mijnheer Dijsselbloem. De heer Dijsselbloem: Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats steunen wij het betoog van mijnheer Van den Biggelaar. Hij bracht de elementen naar voren die ik vanuit de fractie D66 ook naar voren zou willen brengen. Die zal ik kortheidshalve niet herhalen. De fractie D66 betreurt wat er gebeurd is. Wij betreuren dat – andere sprekers hebben dat óók gezegd – omdat de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur in het geding is. En als de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur in het geding is, straalt dat af op de politiek. Dan straalt dat af op deze raad, dan straalt het af op de gemeente. Dan straalt het af op dit college, en dan straalt het via wat grotere cirkels ook af op heel Eindhoven. En voor Eindhoven is dat een heel slechte zaak. Het is dan ook van belang dat deze kwestie zo vlug mogelijk opgelost wordt. In die zin steunt mijn fractie het voorstel om zo snel mogelijk – in de lijn van Schut, zeg ik maar even – te komen tot een onderzoek dat de onderste steen boven haalt, en op basis waarvan de blaam die op Eindhoven zou kunnen rusten en op het openbaar bestuur zou kunnen rusten, zo snel mogelijk weg te werken. Ik wil een opmerking maken over zaken die zowel door ex-wethouder Pastoor als zijn collega, ex-wethouder Claassen naar voren zijn gebracht, namelijk dat zij niet de gelegenheid hebben gehad om de aantijgingen in de krant te weerspreken. Ik betreur die uitlating in hoge mate. (a) Als ze hier gebleven waren, hadden zij die aantijgingen kunnen bestrijden. En (b), ik ga ervan uit dat er in het overleg in het college van afgelopen vrijdag, zaterdag, zondag en vanmorgen voldoende mogelijkheden geweest zijn om de aantijgingen onderuit te halen. Blijkbaar is dat niet gelukt, voorzitter, en dat is jammer. Maar ik vind dat je niet kunt zeggen dat er geen gelegenheid is geweest om de aantijgingen te bestrijden. Voorzitter: Mijnheer Kielenstijn.
De heer Kielenstijn: Neemt u van mij aan: als uw wethouder van D66 het vertrouwen niet had opgezegd, had ex-wethouder Pastoor met alle plezier de interpellatie willen aangaan. Dat wil ik hier wél gezegd hebben. De kans is hem ontnomen met het opzeggen van het vertrouwen. Door úw wethouder.
21
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Even een punt van orde, mijne heren. Anders ontstaat er misschien een verkeerd beeld over de besluitvorming die mij geworden is vanuit het college. Dit zeg ik u nu dus even als uw voorzitter; de raadsvoorzitter. Wij hebben zojuist de verklaring van wethouder Mittendorff gehoord, waarin aangegeven is dat er vandaag in het college expliciet een besluit is genomen, waarbij de wethouder – mijnheer Pastoor – geadviseerd is om de eer aan zichzelf te houden. Ik hecht eraan om dat nog een keer te herhalen. Het is dus aan de wethouder zelf geweest om er uiteindelijk voor te kiezen om óf hier een verklaring af te leggen, óf met de raad in debat te gaan, met uiteindelijk conclusie x; dat is niet bekend want er vindt geen debat plaats. Ik denk dat dit recht doet aan de waarheid. Mijnheer Dijsselbloem.
De heer Dijsselbloem: Dank u wel, voorzitter, voor deze interventie. Ten slotte, hoe nu verder. Ik ben in elk geval blij met de constructieve opstelling van de VVD-fractie in deze, en nodig in feite ook andere fracties in de raad uit om de politieke chaos te voorkomen die er in Eindhoven zou kunnen ontstaan en om het op slot draaien van de stad te voorkomen. Ik denk dat we daarover in de komende dagen nog wel zullen praten. We moeten verder, er is een aantal lijnen uitgezet in de afgelopen jaren waarover waarschijnlijk redelijke consensus is. Laten we die lijnen met desnoods wisselende meerderheden steunen, en op een degelijke manier richting verkiezingen gaan. Laat de kiezer dan in maart uitspraken doen. Daar wilde ik het bij laten. Dank u wel. De heer Kielenstijn: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Uw laatste opmerking fascineert mij, mijnheer Dijsselbloem. In feite zegt u: laten we verder gaan met een minderheidscollege en laten we zoeken naar meerderheden in de raad. Met andere woorden, u gaat niet werken aan een nieuwe coalitie? De heer Dijsselbloem: Ik heb andere constructieve partijen uitgenodigd om te komen tot een oplossing van het probleem dat we nu hebben, tot aan de verkiezingen. Meer heb ik niet gezegd. De heer Kielenstijn: Wat bedoelde u dan met uw laatste opmerking, dat u langs de lijnen van meerderheden….. De heer Dijsselbloem: Het kan zijn dat partijen de ene programmalijn wél en de andere programmalijnen niet kunnen ondersteunen. Het kan ook dat partijen via gedoogsteun tenminste een aantal zaken willen regelen. Er zijn allerlei varianten denkbaar; de fractie Leefbaar Eindhoven heeft aan de basis gestaan van dit programma en ik nodig ook u uit om met een programma te komen om de komende vijf maanden op een constructieve manier mee te werken. Dank u wel. Voorzitter: Mijnheer Kielenstijn, nog één keer.
22
A
Verslagnummer 9
De heer Kielenstijn: Dus, mijnheer Dijsselbloem, impliciet zegt u dat u genoegen zou nemen met het realiseren van slechts een deel van Samen Stad. De heer Dijsselbloem: Ik kan me voorstellen dat onder de huidige politieke situatie de restanten van het programma Samen Stad – die nog niet volledig gerealiseerd zijn – wellicht niet voor 100% gerealiseerd kunnen worden. Dat lijkt me logisch. Voorzitter: Dank u zeer. Dan is nu het woord aan mijnheer Kerkwijk, GroenLinks.
De heer Kerkwijk: Voorzitter, dank u wel. Wat er vandaag gebeurd is, is slecht voor de stad en slecht voor de politiek in Eindhoven. Toch zullen wij een oordeel moeten vellen over hetgeen hier vandaag gebeurd is. In 2002 betreedt Leefbaar Eindhoven als een wervelwind de Eindhovense politieke arena. De politiek moet transparant en het vertrouwen bij de burgers moet terug. Deze partij komt onder aanvoering van wethouder Pastoor in de coalitie, en Pastoor zelf komt in het college. Het beeld zal zijn dat er van die transparantie en dat vertrouwen dankzij met name wethouder Pastoor niet veel meer over is, nu. In de verklaring van het college staat een prachtige zin: “de meerderheid van het college stelt tevens vast dat de portefeuillehouder in deze niet onderkent bestuurlijk onzorgvuldig en niet transparant gehandeld te hebben”. In gewoon Nederlands zegt men: Ad Pastoor heeft een plaat voor zijn kop en ziet het verkeerde van zijn handelen niet in – of wíl dat niet inzien. Voorzitter, de media controleren de macht. Of de macht nu links of rechts is, zij dienen vragen te stellen. In een democratie is dát de functie van de media. Vandaag had een door GroenLinks aangevraagde interpellatie plaats zullen vinden, waarin aan Pastoor indringende vragen zouden worden gesteld. Ten aanzien van Waterrijk heeft de wethouder marktpartijen geselecteerd op vooralsnog volstrekt onterechte basis, en dat wordt bevestigd als u heeft geluisterd naar een woordvoerder van dat onterecht geselecteerde bedrijf, die vrijdag na afloop van de kwestie op Omroep Brabant meldde: “het bedrijf heeft problemen voor de gemeente opgelost, en als tegenprestatie een hogere plek op de lijst Waterrijk gekregen”. Dát is de selectiemethode van Ad Pastoor van Leefbaar Eindhoven. Voor wat hoort wat. Geen zorgvuldige selectiecriteria, geen weging. En als je dan bedenkt dat mijnheer Pastoor zich tijdens een reis naar de Vastgoedbeurs in Cannes mogelijk heeft laten fêteren door datzelfde bedrijf, dan is er meer dan alleen een nare bijsmaak. Ik ben vorige week in de declaraties van die reis gedoken. Die roepen veel vragen op. U heeft ze allemaal ontvangen, ik heb een en ander van het weekend rondgestuurd. Ik ga ze nu niet herhalen, maar te zijner tijd wil ik dat ook dáár de onderste steen boven komt. Pastoor kan er geen antwoord meer op geven, tenzij hij daartoe publiekelijk de behoefte voelt.
23
A
Verslagnummer 9
Zie de gedragscode van het college van Burgemeester & Wethouders, door de gemeenteraad vastgesteld in 2003, pagina’s 18 en 19. Als je die langs die reis legt, mijnheer de voorzitter, dan valt er over die reis veel te zeggen en dan zijn er veel punten waar mijnheer Pastoor niet heeft gehandeld conform de gedragscode die geldt voor het college van Burgemeester & Wethouders. Als ik deze twee zaken – en er ligt ongetwijfeld meer – naast elkaar leg, dan heeft de wethouder méér dan de schijn tegen gehad. En als hij zelf niet was gegaan, dan denk ik dat de gemeenteraad hem vandaag waarschijnlijk had weggestuurd. Nader onderzoek naar de handel en wandel van wethouder Pastoor in die drie jaar is noodzakelijk. Als een onderzoeksvoorstel zich beperkt tot Waterrijk, dan zou ik dat ernstig betreuren. Je moet weten – als je verder wilt als college – met wie je van doen hebt en hoe er de afgelopen drie jaar geopereerd is. Ik weet dat niet, ik heb daar geen oordeel over. Maar ik vind wél dat u moet weten hoe daar de afgelopen drie jaar geopereerd is, en of u daar wel of geen last van kunt krijgen. Dus een onderzoek door het college juich ik toe. Een onderzoek door de raad ook. Je zou het er snel over moeten hebben hoe breed van opzet dat moet zijn. Of het alleen Waterrijk is, betwijfel ik. Zie de gebeurtenissen van afgelopen vrijdag en het optreden van vandaag. Je ziet nu al – nu de kogel door de kerk is – dat mensen de neiging hebben om je aan te klampen en te zeggen: ik weet nog wel meer. Je moet dus willen weten wat er precies aan de hand is, en wat er geweest is. Nu naar de politiek van vandaag. De coalitiepartijen zullen heel snel met elkaar om tafel moeten, om zich te beraden op de ontstane situatie. De stad verdient het om zo snel mogelijk weer ordentelijk over te gaan tot de orde van de dag. Ik denk dat de lijn van mijnheer Dijsselbloem mij bevalt. Hij vindt dat je nu alle andere partijen zou moeten uitnodigen, om te kijken hoe je daarmee verder gaat. Misschien moet mevrouw Mittendorff haar rol van formateur – die ze in 2002 ook al had – maar weer even oppakken en alle partijen benaderen met de vraag: kunnen jullie een bijdrage leveren? Ik denk dat dat goed is.
Voor de vergadering van vandaag, voorzitter. Ik kan me voorstellen dat we die verdagen, en dat er ruimte wordt geboden voor dit soort gesprekken. Het is nú actueel, we willen snel handelen. We moeten het er zo maar even over hebben of we verdagen naar vanavond, morgen of volgende week. Tot slot: Leefbaar Eindhoven wil vandaag met haar houding de rol van martelaar naar zich toe trekken. Ongetwijfeld treedt binnenkort een raadslid van Leefbaar Eindhoven af, en komt Ad Pastoor terug in de gemeenteraad om tot aan de verkiezingen van maart flink hoog van de toren te blazen. GroenLinks zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat Leefbaar Eindhoven die rol van martelaar niet krijgt. Op dit moment is er alle aanleiding om eerst maar eens duidelijk te krijgen wat die rol was; dat heeft niets met een martelaar van doen maar eerder met een ritselaar en mogelijk een rommelaar. Hoe vervelend ook, voorzitter, wij zijn blij met het terugtreden van wethouder Pastoor. Claassen had het over schade aan het imago van de stad met deze zaak. Wij willen het vertrouwen in de
24
A
Verslagnummer 9
politiek en in het bestuur van deze stad herstellen. Dat deze wethouder nu opstapt, is daarvan een begin. Voorzitter: Dank u zeer. Nu het Ouderenappèl, mijnheer Rennenberg.
De heer Rennenberg: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk treurig dat ik hier nu moet staan. U bent van mij gewend dat ik altijd nog wel een klein sopje over mijn toespraak wil doen. Maar ik ben, zoals mijnheer Schut ook al zei, helemaal onvoorbereid. Toen de heren Claassen en Pastoor vanmiddag kenbaar maakten dat zij wilden vertrekken, dacht ik aan een telefoongesprekje met mijn kleindochtertje van vier. Zij belde mij van de week trots op: opa, ik ken een nieuw liedje! Dat liedje ging over tien negertjes die van het hek vielen. In deze regeerperiode, mijnheer de voorzitter, tuimelen er bij regelmaat wethouders van het hek. Dat is niet fijn, vooral niet als je deel uitmaakt van de coalitie. Mijnheer Van den Biggelaar ging terug in de geschiedenis, in de tijd van de affaires rondom het stadhuis. De affaires van het fêteren van ambtenaren met reisjes. Ik ga nog iets verder terug. In 1965 hebben we hier in Eindhoven exact hetzelfde geval meegemaakt toen een wethouder van de Katholieke Volks Partij moest aftreden om dezelfde reden waarom mijnheer Pastoor vandaag het veld heeft geruimd. Het is triest dat een bestuurder zijn eigen geschiedenis niet kent, dat het college misschien niet eens de geschiedenis van deze stad kent. Bij de 18 Septemberviering, vorige week, heb ik er nog eens op gehamerd: wij kennen de geschiedenis van onze stad niet. Het lijkt wel of wij bestuurd worden door mensen die het verschil niet weten tussen Karel I en de Picus. Karel I maakte de sigaren en de Picus de kistjes. Het is wel eens goed als wij – het college, maar óók de raad – eens wat dieper in de geschiedenis van onze stad duiken. Want zoals wij nu presteren, vind ik beneden de maat. Van de week werd ik aangesproken door iemand die mij zei: “ik spuug op de politiek”. En in gedachten moest ik bukken om die fluim te ontwijken. 86% van de Nederlanders gelooft niet meer in de politiek. Geloof maar gerust dat dit hier in Eindhoven ook zo is. En vanmiddag, mijnheer de voorzitter, hoorde ik op de radio dat de criminaliteit in Eindhoven flink gestegen is. Ik vind het verschrikkelijk dat juist nu een breuk in het college is ontstaan. Dit is een breuk die besturen ontoelaatbaar maakt. Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: U geeft hier zwaar af op een college, mijnheer Rennenberg, waarvan uw partij zélf deel uitmaakt! Kunt u nu eens zeggen wat uw eigen positie in deze reeks problemen is, en hoe u verder wilt gaan met het college? De heer Rennenberg: Ja, ik weet niet of u hier wel eens raadsvergaderingen hebt bijgewoond, mijnheer Gerard. Ik heb bij herhaling in dit huis verteld dat ik het met dingen niet eens was. En nu vraagt u hoe ik dat interpreteer omdat ik in de coalitie zit. Nou, ik zit in de coalitie om méé te besturen en om meer goede dingen voor de
25
A
Verslagnummer 9
stad te doen. En als het mij niet aanstaat, dan zeg ik dat gewoon! Tegen u, maar ook tegen anderen.
De heer Gerard: Je weet natuurlijk nooit helemaal zeker of persberichten juist zijn, maar ik dacht dat mijnheer Rennenberg de enige was die in een persbericht gezegd had dat het hele college naar huis moest. En ik heb hier mijnheer Rennenberg nog nooit horen verklaren dat hij formeel, als partij, afstand nam van dit college. Hij zit wel af en toe kritiek te leveren vanaf de zijkant, en hij heeft de laatste keer tégen de Voorjaarsnota gestemd. Maar bij mij hoort hij formeel altijd nog bij de partijen van dit college. Ik zou willen dat mijnheer Rennenberg eens wat consequenter was in zijn politieke opstelling. De heer Rennenberg: Dat ziet u goed. Ik hoef niet consequenter te zijn. Iedereen weet precies hoe ik functioneer en werk: oprecht en eerlijk denk ik. En die oprechtheid en die eerlijkheid wil ik in mijn functioneren tot uitdrukking brengen. Maar u moet mij gewoon laten uitpraten! Als u steeds mensen middenin een betoog interrumpeert dan vind ik dat onverstandig. Dat moet u niet doen, en vooral niet naar mij. Voorzitter: Ik heb me daarnet op het nippertje ingehouden. Mag ik u verzoeken om in taalgebruik in elk geval ordentelijk met elkaar om te gaan? Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Mijnheer de voorzitter, als ik twijfel heb bij wat ik ga zeggen probeer ik er van te voren altijd de dikke Van Dale bij te halen. Ik probeer in mijn taalgebruik altijd ordentelijk te zijn. Althans, als u die vraag aan mij stelde. De heer Kielenstijn: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Ik wil nog één punt toevoegen aan de opmerking van mijnheer Gerard. In de krant heeft u expliciet gezegd – althans, zo stond het vermeld – dat u een motie van wantrouwen tegen het college zou steunen; dat was in elk geval de strekking ervan. Was die berichtgeving dan niet juist, of bent u van mening veranderd? De heer Rennenberg: Ik denk dat de berichtgeving niet juist was. Ik denk dat ik verteld heb dat ik een onderzoek graag collegebreed wil hebben, als er een onderzoek komt. Als u de krant leest, moet u hem goed lezen. Voorzitter: Nog één interruptie, daarna gaat mijnheer Rennenberg door met zijn betoog. De heer Kerkwijk: Ik heb een opmerking voor mijnheer Kielenstijn. Ik merk dat hij zich in elk geval snel in zijn nieuwe rol schikt. Voorzitter: Nu mijnheer Rennenberg.
26
A
Verslagnummer 9
De heer Rennenberg: Mijnheer de voorzitter, wij zijn in 2002 meegegaan met de collegevorming. Wij hebben geen wethouder geleverd, omdat wij vertrouwen hadden in de mensen die er toen zaten. Maar gaandeweg moest ik met steun van de oppositie, en soms ook met steun van de coalitie proberen om zaken erdoor te krijgen die het college toch niet goed zag. Wat dat betreft, mijnheer Gerard, heb ik hier regelmatig gesproken over zaken die ons niet aanstonden, en heb ik die met behulp van anderen door de raad gekregen. Voor mij waren dat overwinningen; u wijst er terecht op dat ik bij de laatstgehouden Algemene Beschouwingen tégen heb gestemd. Ik heb uit volle borst tegengestemd. Dat weet iedereen; ik zoek daar dan verder geen kwade bedoelingen achter. Mijnheer de voorzitter, wij als Ouderenappèl Eindhoven zouden graag willen dat de problemen die zich nu hebben voorgedaan, zo spoedig mogelijk worden opgelost. Wij komen geen cent verder als de stad onbestuurbaar raakt, vooral in grote dingen en zaken die mij na aan het hart liggen. Ik heb in de afgelopen jaren erg goed kunnen werken met mijnheer Claassen. Ik vind het jammer dat hij weg is. Samen met hem heb ik zaken voor elkaar kunnen krijgen om individuele mensen persoonlijk te helpen en het spijt mij dan ook geweldig dat juist deze wethouder ons gaat verlaten. Dat wil echter niet zeggen dat de problemen niet moeten worden opgelost. We moeten op korte termijn iets doen; mevrouw Joosten gaf dat al aan. Binnen een week moeten we hier toch klip en klaar duidelijk kunnen maken aan de stad hoe wij in Eindhoven verder willen gaan. Of we nu werken met een gedoogbeleid of met een andere samenstelling, dat zal mij een zorg zijn, maar wij hebben te werken voor onze stad waarvoor wij ons in 2002 op de lijst hebben laten zetten. We hebben ervoor willen werken, en daar moeten we gewoon mee doorgaan, zonder falen en zonder angst, want in 2007 worden wij wellicht afgerekend op zaken die we niet goed gedaan hebben. Het Ouderenappèl wil afgerekend worden op goede dingen. Mevrouw Mittendorff, u hebt ons destijds allemaal bij elkaar geroepen. Doet u dit alstublieft op korte termijn weer, liefst morgen. Zodat we kunnen proberen om morgen de eerste stappen te zetten. Wat mij betreft betrekt u daar de gehele raad bij, om te komen tot een oplossing die niet ik alleen wil, die niet de raad alleen wil maar die de burgers in Eindhoven noodzakelijk vinden, willen we iets ongedaan kunnen maken van de blamage die vandaag is ontstaan. Mijnheer de voorzitter, dank u wel. De heer Verhaegh: Voorzitter, ik heb een vraag. Het is mij niet helemaal duidelijk. Is het Ouderenappèl op dit moment nog deel van de coalitie? Of bent u er uit, net als de Leefbaren? Dit is mij niet helemaal duidelijk. Kunt u dit met ja of nee beantwoorden? De heer Rennenberg: Wij maken nog normaal deel uit van de coalitie, ja. De heer Verhaegh: Dank u wel.
27
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Dan is nu het woord aan mijnheer Gerard, die daar al om vraagt, zie ik.
De heer Gerard: Het ongeleid projectiel, voorzitter, is toch nog onverwachts ontploft. En de klap was nog harder dan ik van te voren ingeschat had. Is dit een zwarte dag voor de democratie? Ik denk het niet. Uiteindelijk heeft het zelfreinigend vermogen van de democratie iets gereinigd – laat, en met harde middelen – wat gereinigd moest worden. Als u mij vraagt waar de democratie faalde, dan was dat wat mij betreft bij de lancering van het ongeleide projectiel, Leefbaar Eindhoven, door de politieke mechanismen, de mediamechanismen en het hele gebeuren in onze politieke cultuur, dat dit soort onverwachte zaken en instabiliteiten er in brengt. Het is een goede zaak, voorzitter, dat mijnheer Pastoor geen vastgoedwethouder meer is. Wat mij nog het meeste verbaasde in de bravoureverklaring waarmee hij hier stond, was dat uit alles sprak dat hetgeen hij deed en doet gewoon de normaalste zaak van de wereld gevonden moest worden. Mijnheer Pastoor heeft zich de normen, waarden en handelwijzen van de vastgoedwereld zodanig eigen gemaakt en geïnternaliseerd dat het voor hem de normaalste zaak van de wereld is dat je als wethouder vastgoed van de gemeente Eindhoven intussen in Eindhoven óók gewoon doorgaat met je eigen vastgoedtransacties. Dat alleen al. Dat het normaal is dat je in een college vraagt om op dienstreis naar Cannes te mogen, naar een congres over vastgoed waarvan mij overigens de zin totaal ontgaat. Als de interpellatie was doorgegaan, had ik willen vragen of er een programma voor dat congres was, en of er een verslag kwam. Dat soort zaken lijken mij normaal. Maar in plaats van in Cannes zit wethouder Pastoor met zijn ambtenaren 70 km. verderop, in Monaco bij een voetbalwedstrijd. Voorzitter, op mijn school noemen ze dat simpelweg spijbelen. Daarop staan gepaste sancties. Hij hoorde helemaal niet in Monaco te zijn, want daarheen ging de reis niet. Hij is er wél geweest, want ooggetuigen die ik zelf ken uit andere kringen, hebben dat bevestigd. Dat hij daar vervolgens of all persons met Moeskops in zee gaat, voorzitter, waarvan de geschiedenis van de gemeentepolitiek van de laatste jaren nogal wat onregelmatigheden vermeldt – gewoon openbaar, in de stukken – lijkt mij nóg onverstandiger. Een bekend Oudgrieks gezegde zegt dat de goden met blindheid slaan wie zij willen verderven. Dat is iets wat hier speelde. Het deed mij denken aan de landelijke LPF en Ed Maas. Voorzitter: Mijnheer Kielenstijn. De heer Kielenstijn: Mijnheer Gerard zegt dat mijnheer Pastoor in Monaco niets te zoeken had. Ik kan dat niet beoordelen, maar ik zou straks wel graag van het college willen horen of dat inderdaad het geval was. Volgens mij was iedereen ervan op de hoogte, dus graag een reactie van het college als het mag, voorzitter. De heer Gerard: In de notulen van het college van 1 februari 2005 – die had iedereen gewoon kunnen opzoeken, je hoeft alleen maar “Cannes” in te tikken, dan krijg je het
28
A
Verslagnummer 9
eruit – staat dat wethouder Pastoor van 8 tot en met 11 maart 2005 samen met de directeur DAPZ en de programmamanager Vastgoed DAPZ op dienstreis dienen te zijn naar een conferentie in Cannes. Punt. Nou, Cannes is niet Monaco. Zelfs als het gps-systeem van de auto slecht staat afgesteld kun je volgens mij niet zó ver verdwalen! Voorzitter, wie met Moeskops omgaat, wordt ermee besmet. Voorzitter: Mijnheer Gerard, ik heb het net even laten gaan, maar het is niet gepast om namen en verdachten uit te spreken in een betoog. Wilt u mensen zoveel mogelijk respecteren? De heer Gerard: Voorzitter, dan zal ik van “M” spreken.
Voorzitter: Ik neem aan dat u mij begrepen heeft. Dank u wel. De heer Gerard: Voorzitter, ik heb een goed archief. Ik heb gewoon domweg de zaken van de afgelopen jaren nog eens uitgezocht, en ik kom op basis van openbare gegevens – raadsvragen, processtukken en dergelijke – tot deze bewering. Voorzitter, het is goed dat ambtenaren en wethouders die met de vastgoedwereld in zee gaan extra gecontroleerd worden. Blijkbaar zit daar een golfbeweging in en moet dat herhaaldelijk opnieuw gedaan worden. Het is een wereld waarin je erg voorzichtig moet zijn. Daarbij laat ik het nu even. Wat mij eigenlijk nog meer zorgen baarde, is hoe het eigenlijk in ons ambtelijk apparaat zit. Want uiteindelijk is de politieke norm dat ambtenaren klagen in de lijn, als ik het goed zeg. Zij gaan net als in het leger klagen bij hun chef. En als dat niet goed is, klagen zij bij hun hogere chef en zo komen ze in hiërarchische lijn als het moet uiteindelijk bij de gemeentesecretaris of bij de burgemeester terecht. Hier bevonden zich tussen de ambtenaren blijkbaar eerst het hoofd van de afdeling DSOB en daarna de wethouder. Ik kan mij voorstellen dat de ambtenaren in deze hun normale procesgang gefrustreerd zagen. Dat baart mij zorgen. Want als je een gewetensgetrouwe ambtenaar bent, en je zit in een FUA-operatie bij dezelfde wethouder als waar je moet gaan klagen over diens handelen, wat moet je dan doen? Het enige logische – maar dat vraagt enige heldenmoed – is dat je rechtstreeks naar de gemeentesecretaris stapt, of rechtstreeks naar de burgemeester. Mijn vraag had ik in de interpellatie willen brengen, en die stel ik nu: bent u of is de gemeentesecretaris vanuit het eigen ambtelijk apparaat geïnformeerd over de onvrede die er blijkbaar in de lagere regionen bestond? Of kwam voor u het verhaal óók als een verrassing? Ik weet niet wat het ergste is. Wat er vervolgens gebeurde, was dat de onvrede zijwaarts een uitweg zocht via mij niet bekende kanalen, en in de media kwam. Maar, voorzitter, dat kan alleen maar als er in de normale gang van zaken een prop zit. En dát is eigenlijk iets waaraan wij zorgvuldig aandacht moeten schenken. Dit begint te lijken op een wezenlijk probleem in het ambtelijk apparaat.
29
A
Verslagnummer 9
Hoe moet het nu verder? Er moet uiteraard een onderzoek komen. De Partij van de Arbeid heeft daarvoor een vorm gesuggereerd, die inderdaad te overwegen valt. Ik ben nog niet toegekomen aan een gedachte hoe dit precies moet. De enquêtevorm, waarbij getuigen onder ede gehoord kunnen worden, spreekt mij aan. Hoe het verder precies ingestoken wordt, moeten we maar even rustig bekijken als we er over nagedacht hebben. Wat mij betreft is het verhaal Keizersgracht een ander verhaal dan dat van Waterrijk. We moeten ervoor waken om die twee zaken al te gemakkelijk op één hoop te gooien. Voorzitter, de stad zal in elk geval tot de verkiezingen bestuurd moeten worden. Nu is de Socialistische Partij een behoorlijk constructieve partij, al pakken wij ook wel eens flink uit. Wij zullen dat blijven. Wij willen dat er geen rampen gebeuren, en wij zullen kijken hoe het loopt, of er mensen in het gat springen, of wij die steunen en in welke vorm. Wij zullen verantwoord met de situatie omgaan, en wat dat concreet betekent, moet blijken. En een ouderenpartij die tégen de Voorjaarsnota van zijn eigen college stemt kan wat mij betreft niet meer tot de collegepartijen gerekend worden. Voorzitter: Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Ik denk dat die opmerking van mijnheer Gerard op dit moment, op deze plaats geen soelaas biedt. Dat had hij moeten zeggen toen het stuk aan de orde was. Dit komt als mosterd na de maaltijd. De heer Gerard: Maar na de stemming was de vergadering afgelopen. Toen kon ik het niet meer formeel vragen. Dat hij het deed, verbaasde mij. Daarna was de vergadering afgelopen en hij heeft niet van te voren gezegd dat hij tégen de Voorjaarsnota ging stemmen. Dus wat moest ik toen? Voorzitter: Goed, dan stel ik voor dat we nu gaan luisteren naar de Stadspartij. Mijnheer Vleeshouwers. De heer Vleeshouwers: Ja, mijnheer de voorzitter, hoe reageer je op zo’n anticlimax? Ik kwam hier naartoe met het idee dat we van wethouder Pastoor argumenten voor zijn handelwijze kregen. En wat gebeurt er? Hij stapt op, zonder ons ook maar in de gelegenheid te stellen om wat voor argument dan ook te horen. Er waren twee momenten waarop ik graag op zijn verhaal had willen reageren. Ik heb mijn blaadje meegenomen, want ik heb het opgeschreven. Ik citeer: Pastoor zegt dat hij geen kans heeft gehad op weerwoord. Ik weet niet waarom wij hier zitten als het niet is om hem een kans op weerwoord te geven. Ik vind dat een te gemakkelijke opmerking. Ik had me kunnen voorstellen dat hij zou zeggen: ik geef mijn wethouderspost eraan, maar
30
A
Verslagnummer 9
pas nádat hij met ons in debat was gegaan. Dat was een nette manier geweest. Ik denk dat hij nu de democratie in deze gemeente schade doet, door op te stappen voordat hij zichzelf verdedigd heeft.
Bij wethouder Claassen was iets dergelijks aan de hand. Hij zei op zeker moment dat hij het slecht vindt dat een enkel krantenbericht dit veroorzaakt. Volgens mij is het helemaal geen enkel krantenbericht dat dit veroorzaakt. Er is heel veel gebeurd; daar heeft wat van in de krant gestaan, en wij zijn hier nu net om te kijken wat er waar is van al deze gebeurtenissen, en wat niet, om deze wethouders een eerlijke kans te geven om te verantwoorden wat zij gedaan hebben. Dáárom zitten wij hier nu. Dat is onze controlerende taak, en deze wethouders verdwijnen voordat wij onze controlerende taak hebben kunnen uitvoeren. Ik vind dat een slechte zaak voor de democratie in deze gemeente. Ik had graag deze twee wethouders de kans gegeven om zich op deze plek te verantwoorden, onafhankelijk van wat er in de krant heeft gestaan, en met een open blik, onbevooroordeeld. Maar zij ontnemen mij de mogelijkheid om daarover een oordeel te vellen. Ik vind dat een erg slechte zaak. Goed, gedane zaken nemen geen keer. We hebben nu twee wethouders minder. We zullen ons moeten afvragen hoe we nu verder moeten, en ik denk dat er twee dingen belangrijk zijn. Allereerst – de Partij van de Arbeid zwengelde dat al aan – moet er op korte termijn een onderzoek komen naar wat er precies gebeurd is. Ik weet niet precies hoe dat moet, maar ik denk dat we er een goede vorm voor vinden. Ik denk dat het proces is gebaat bij snelheid; dit moet niet boven de markt blijven hangen. Het tweede dat moet gebeuren is dat er een college verder moet met het besturen van de stad. Ook daarvoor zullen we naar mijn idee wel een manier verzinnen. We hebben tenslotte vaker gemerkt dat dit college met wisselende meerderheden in de raad functioneerde. Ik ben er dan ook absoluut niet bang voor dat dit uitgedunde college op dezelfde manier verder kan. Ook daar zullen wij nadere afspraken kunnen maken. Dat is geen enkel probleem. Wat mij nog wel van het hart moet is dat ik de verklaring van Leefbaar Eindhoven, net ná de wethouders, een gemakkelijke weg vind. Het lag niet voor de hand dat na het opstappen van de twee wethouders Leefbaar Eindhoven zijn steun aan het college zou opgeven. Zij hebben immers gewerkt aan Samen Stad. Dat is een samenstel van allerlei afspraken die er gemaakt kunnen worden. Die kunnen waargemaakt worden, nog steeds, onafhankelijk van het feit of die twee wethouders er nu zitten of niet. Wat dat betreft wil ik Leefbaar Eindhoven uitnodigen om de steun aan het college opnieuw op te pakken, en verder te gaan waar zij waren gebleven. Dat scheelt deze stad een hele hoop rompslomp. De stap die zij zojuist zetten, is wat mij betreft veel te gemakkelijk. Daarbij wil ik het graag even laten, mijnheer de voorzitter. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Verhaegh.
31
A
Verslagnummer 9
De heer Verhaegh: Voorzitter, Liberaal Eindhoven constateert dat met het aftreden van twee wethouders aan het begin van deze raadsvergadering in feite de stekker uit het debat getrokken is, althans, uit het inhoudelijke debat. Wat Liberaal Eindhoven betreft had de wethouder de vraag moeten beantwoorden hoe hij meende het belang van de stad gediend te hebben met wat hij gedaan heeft. Immers, je moet nooit kwade trouw veronderstellen maar goede trouw. De wethouder heeft de kans gemist om de raad ervan te overtuigen dat de berichten die in de media verschenen zijn, eenzijdig zijn en dat hij wel degelijk een hoger belang gediend heeft met hetgeen hij heeft gedaan. Dat is jammer, en in zekere zin heeft hij daarmee de indruk die door de berichtgeving gewekt is, bevestigd. Net als andere fracties is Liberaal Eindhoven van mening dat er een onderzoek nodig is. Dat moet inderdaad snel gebeuren. Liberaal Eindhoven heeft er geen enkel probleem mee als er een accountant in de commissie zit, voorzitter, maar neemt u er dan wél een die intussen niet zelf het voorwerp van onderzoek is. Dat gebeurt tegenwoordig namelijk ook nog wel eens. Wat betreft de vragen die vragen die opgeworpen zijn rondom het pand Keizersgracht 2 merkt Liberaal Eindhoven op dat we dat graag separaat willen behandelen. In dat dossier moet snel duidelijkheid komen, juist ook omdat die zaak nog niet afgerond is. Daar is nog actie te ondernemen. De bestuurbaarheid van de stad, voorzitter. Er zijn nu nog drie wethouders en we zitten zes maanden voor de verkiezingen en een maand voor de behandeling van de laatste begroting. Als de begroting 2006 behandeld is, eind oktober, dan kun je zeggen dat het politieke werk voor deze periode af is. Er is dan eigenlijk niet zo vreselijk veel meer te doen, behalve zaken af te wikkelen. Je kunt daarom ook de vraag opwerpen wat er eigenlijk politiek moet gebeuren met het huidige college, in dat licht. Per slot van rekening zijn de machtsverhoudingen in de raad niet verschoven dus het zal wel wat meer moeite en inspanning vergen om toch tot goede besluitvorming te komen met een college dat eigenlijk maar een minderheid heeft. Op dit moment is het voorbarig, denken wij, om uitspraken te doen over de vraag of er andere wethouders bij moeten komen of dat er andere partijen moeten toetreden tot het college. We denken wél dat er binnen een week vanaf nu duidelijkheid over moet komen. Voorop staat wat ons betreft in elk geval de bestuurbaarheid van de stad. Het mag niet zo zijn dat het bestuur van de stad in een impasse terechtkomt, alleen maar omdat de gemeenteraad er niet uitkomt. Want dan wordt de kloof tussen burger en politiek pas écht onoverbrugbaar. Voorzitter: Dank u zeer. Nu dacht ik dat ik elke fractie het woord had gegeven. Is dat het geval? Voordat wij verder gaan met reacties of wat dan ook: ik heb net het verzoek van het college gekregen om kort te schorsen. Maar ik heb ook nog een andere vraag. Het voorstel is gedaan om een enquêtecommissie te vormen. Nu kijk ik naar wat daarover in onze verordening staat, de Gemeentewet, artikel 155a.
32
A
Verslagnummer 9
Als je in dat verband voor een enquêtecommissie kiest, dan kan dat niet anders dan een uit raadsleden bestaande commissie zijn. Dát zijn de enigen die onder ede kunnen horen; zo staat het in de artikelen verwoord. Daar zit u dus met een formeel dilemma. Volgens mij is deze vraagstelling voor de schorsing nuttig. Je kunt ook een iets andere keuze maken; het college wil in elk geval het gehele vastgoeddossier over de afgelopen tien jaar laten onderzoeken. Dat is niet zo breed, dacht ik, als werd gesuggereerd door de Partij van de Arbeid. Beiden willen we dus wat; wellicht kunnen we elkaar vinden. De mogelijkheid van een quick scan is óók genoemd, een vlot onderzoek. Misschien kunt u het presidium vragen om met een voorstel te komen om eventueel in samenspraak met het college een onderzoek te doen, en een commissie naar genoegen te vormen zodat we na een maand klaar zijn. U zou als raad altijd nog kunnen aangeven dat u tóch behoefte heeft aan een enquête. Als u daarvoor kiest, moet u zich overigens realiseren dat er nog tijd mee gemoeid is voordat deze uitgevoerd kan worden. In de regelgeving staat namelijk dat de raad nadere regels moet gaan stellen en dat betekent dat u een verordening moet opstellen waarin alles is vastgelegd. In dat geval zal het u waarschijnlijk veel tijd kosten in een periode waarin u wellicht graag andere dingen met de politiek wilt doen in de richting van de verkiezingen. Het is aan u. Ik stel voor dat we nu even schorsen en dat de fracties zich beraden over de te ondernemen stappen. Er werden in de betogen ook wat inhoudelijke vragen gesteld; ik zou u haast willen voorstellen om die dan meteen maar mee te nemen in uw onderzoek. Reageert u daar straks na de pauze even op. Het is nu 17.05 h. Heeft u genoeg aan een kwartier? Tien minuten, mag dat ook? Goed, dan gaan we om kwart over vijf weer verder. [schorsing, ca. 10 minuten]
Voorzitter: We missen nog enkele fractievoorzitters, zie ik. Dan hervatten we nu de vergadering, en ik zou u willen voorstellen om in eerste instantie het college de gelegenheid te geven om te reageren op de eerste termijn van de raad. Wellicht is er daarna nog een enkele additionele opmerking. Daarna moeten we eens kijken of we wat zaken met elkaar kunnen doen, over hoe we vervolgens verder gaan. Wethouder Mittendorff. Mevrouw Mittendorff: Dank u wel, voorzitter. Eindhoven staat op de drempel van tal van nieuwe activiteiten. Eindhoven verdient het om als stad kansen te krijgen, kijkend naar Brainport, naar hoe we bezig zijn met technologie en zoals we bezig zijn op tal van gebieden waar mensen keihard werken. Wat ik de raad vandaag heb horen zeggen is dat zaken die niet in orde zijn, niet worden getolereerd. Maar met elkaar gaan we voor de stad waarvan we vinden dat die alle kansen moet hebben, en het aanzien moet hebben wat wij vinden dat Eindhoven moet zijn. Voorzitter, er was in het college een groot gevoel van blijdschap vanwege de constructieve opmerkingen
33
A
Verslagnummer 9
die er werden gemaakt. Ook dat het gevoel over het zelfreinigend vermogen van deze raad gewoon klopt. En dat we met elkaar verder moeten om ervoor te zorgen dat deze stad krijgt wat haar toekomt en waarvoor we allemaal hard werken. Wat dat betreft voelen wij ons als college gesteund door hetgeen u met elkaar heeft opgemerkt. De roep om informatie was heel duidelijk. Informatie over wat er nu eigenlijk is gebeurd. Wat is daar aan de hand? U heeft aangegeven dat u dat heel snel wilt weten en dat de feiten onafhankelijk en duidelijk op tafel moeten komen. En op basis daarvan wilt u misschien een bepaalde richting bepalen. Het college heeft ook aangegeven dat bepaalde zaken onderzocht moeten worden. Tengevolge van bepaalde procedures kan dat misschien wat langer duren. Maar ú heb in ieder geval ook dat andere aangegeven. Ik denk dat we ons daarop moeten focussen, en dat het snel moet. U hebt ook aangegeven dat er aan de positie van Eindhoven verder gewerkt moet worden, en dat daarvoor een goed bestuur nodig is. De bestuurbaarheid van de stad baart u zorgen, dat baart ons met elkaar zorgen. Een aantal partijen heeft een expliciete oproep aan mijn adres gedaan. Ik versta die oproep zó dat u formeren één ding vindt, maar dat het u erom gaat of de zaak bestuurbaar kan worden gehouden, of de stad naar buiten kan treden en of die dingen gebeuren die in een stad gewoon gebeuren moeten.
Het college zegt u toe dat we deze week willen proberen om samen met u te kijken wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Misschien niet in de zin van formeren, maar wél in de zin van het beschouwen van de mogelijkheden. Zodat we in de resterende maanden van de collegeperiode Samen Stad samen met die stad kunnen doorstomen, optrekken, zorgen dat de zaken goed gebeuren. Ik hoop dat we het signaal dat u ons geeft daarmee goed oppakken. De burgemeester gaat nog een aantal vragen beantwoorden. In onze visie is snelle informatie belangrijk, en duidelijkheid over hetgeen er gebeurd is en waarvan aantoonbaar is gebleken dat het zó niet moet. Op de langere termijn moeten we kijken hoe we dingen kunnen verbeteren en op de korte termijn moeten we werken aan het krachtig bestuurbaar zijn van deze stad zodat we geen dip krijgen, maar met elkaar goede vooruitgang kunnen maken. Voorzitter, dank u wel. Voorzitter: Dank u zeer. [De burgemeester neemt het woord vanaf het spreekgestoelte. Mevrouw Joosten is plaatsvervangend voorzitter] De heer Sakkers: Voorzitter, het is een beetje lastig om nu de zaken uit elkaar te houden, want we moeten óók afspraken maken over hoe we nu verder gaan. Ik heb toch een enkele opmerking naar aanleiding van gestelde vragen. De meerderheid, zoals bedoeld in de verklaring die u van het college gekregen heeft, betreft het hier aanwezige viertal oftewel de drie wethoudsters en uw burgemeester.
34
A
Verslagnummer 9
Wellicht is het goed om daarover kort een enkele additionele opmerking te maken, vooruitlopend op hetgeen we met elkaar gaan onderzoeken. Vooral omdat wij als college zojuist tussendoor even hebben gesproken met de media, om aan te geven waarom wij vanmorgen tijdens de besluitvorming hebben gekozen voor de zin: “en dáár ging het fout”. Daar wil ik graag de volgende opmerking over maken: als er op enig moment een selectie aan de orde is waarbij één plek openvalt omdat er bijvoorbeeld om legitieme redenen een gegadigde afvalt – bijvoorbeeld omdat die gegadigde niet aan een criterium voldoet – dan is er precies op dat moment aanleiding om opnieuw te wegen op objectieve wijze. Transparant, en voor niemand ter discussie staand. Als wij daarvoor de methode kiezen dat alle namen in een grabbelton worden gestopt, en als daaruit dan een naam wordt gehaald met elkaar als getuige, dan is dat keurig. Dat kún je zo, heel legitiem, regelen. Het is niet correct als op dat moment een wethouder zegt dat het een specifiek, bij name genoemd bedrijf moet worden. En dát was het moment waarop het zittende college vond dat het gewoon niet goed was. Je kunt wel zes jaar onderzoek doen, maar zo eenvoudig als ik het verwoord, is het. Je kunt dan nog heel veel andere ingewikkelde dingen bekijken, en we moeten met elkaar zeker nog het nodige onderzoeken, verstaat u mij niet verkeerd. Maar dáár gaat het simpelweg en triest genoeg fout. En dáárvan heeft de meerderheid verklaard dat zij niet anders kan constateren dan dat zulks fout is. Het kon dan ook niet anders dan dat wij de wethouder adviseerden om daaraan consequenties te verbinden. Dit wilde ik als eerste gemeld hebben. Het moet later, in een onderzoek, maar eens precies op een rijtje worden gezet zodat u goed kunt zien hoe zoiets inhoudelijk loopt. Mijn tweede opmerking. Mijnheer Gerard heeft gevraagd of een en ander al op een eerder moment bekend was, of er contacten waren. Twee zaken zijn in dit kader relevant. Het eerste is dat in de periode van de interim-directeur DSOB Stadsontwikkeling, deze interim-directeur een signaal richting wethouder Stadsontwikkeling (wethouder Schreurs) heeft gegeven in de zin van “ik heb vragen bij hoe dat loopt”. Daarop is gezegd: recht in de leer blijven, gewoon zoals de regels zijn; als er een nieuwe directeur Stadsontwikkeling is, heeft deze ongetwijfeld de behoefte om bij de gemeentesecretaris en ook bij de burgemeester te checken hoe hij of zij daarmee om zou moeten gaan. Er is éénduidig aangegeven: gewoon volgens de regeltjes! Klaar, over en uit, het is zoals het is. Vanaf het begin constateert u dat zowel door de gemeentesecretaris als door de burgemeester in dat geval de directeur Stadsontwikkeling regelrecht gesteund wordt in de wijze van handelen in deze. Vervolgens voltrekt het proces zich verder buiten het blikveld van het college. Het liep verder ambtelijk met de wethouder, zoals het gelopen is. Wij hebben daaruit wel leerpunten voor de toekomst gehaald; wellicht moet je daar in de kaderstelling voortaan anders mee omgaan. Maar het college, althans de anderen die door de directeur Stadsontwikkeling werden benaderd, heeft steeds aangegeven wat ik daarnet al zei: “jij blijft gewoon recht, keurig netjes in de leer”. Volgens de regels die we met elkaar gesteld hebben is er verder geen contact met het college geweest waardoor je kon veronderstellen dat het verder niet naar behoren zou verlopen. Nú
35
A
Verslagnummer 9
kun je constateren dat iets anders het geval is geweest, en u kunt zich dan wel voorstellen dat dit gevoelens versterkt, althans, het oordeel zoals dat geveld is.
De heer Kerkwijk: Voorzitter, zou ik een vraag aan de burgemeester mogen stellen? Nu schakelt u over naar een ander onderwerp; u vertelde zojuist iets over hoe het in het college gelopen is rondom de plek die vrij kwam, zeg maar. Nu weet ik niet of u de volgende vraag kunt beantwoorden, maar ik stel hem toch: heeft mijnheer Pastoor in het college aangegeven en zelf verteld dat hij op de manier zoals u die nu schetst tot zijn keuze is gekomen? Los van de criteria? De heer Sakkers: Neen, en sterker nog, toen ikzelf contact had met de directeur Stadsontwikkeling – toen hij mij vroeg wat te doen en toen ik hem opdroeg om recht in de leer te blijven – heb ik de wethouder daarop de volgende dag aangesproken. Wethouder Schreurs heeft dat ook gedaan. Je moet dit zo niet willen, hebben wij gezegd, je moet het recht in de lijn doen. Vervolgens hebben wij daarover niets meer gehoord, en zijn wij ervan uitgegaan dat het proces ordentelijk is gaan verlopen. De heer Kerkwijk: Voorzitter, ik bedoel eigenlijk vanmorgen, in het college. Heeft mijnheer Pastoor daar aangegeven dat de keuze voor die laatste partij is verlopen zoals u zojuist schetste? De heer Sakkers: De keuze voor de betreffende partij is verlopen op de manier die ik daarnet schetste. Mijnheer Pastoor heeft – ook in zijn betoog naar u toe – aangegeven dat zulks in zijn ogen goed is. De heer Kerkwijk: Voorzitter, zou ik dan straks nog een vraag aan de fractie van Leefbaar Eindhoven mogen stellen? Plaatsvervangend voorzitter: Eerst mag de burgemeester zijn betoog afmaken. Neem mij niet kwalijk, mijnheer Gerard nog even over dit onderwerp. De heer Gerard: Het is lastig, voorzitter, dat je je op persberichten moet baseren bij gebrek aan beter. In een persbericht staat dat de directeur van de Dienst Stadsontwikkeling ingestemd heeft met de gang van zaken bij de aanbesteding zoals deze uiteindelijk verlopen is. Ik weet niet of dat waar is; dat is blijkbaar in strijd met de opdracht die hij heeft gehad vanuit het college. De heer Sakkers: We moeten dat onderzoek doen, maar laat ik één ding heel helder stellen, want ik heb vandaag en ook tijdens de voorbereiding in het college steeds maar twee woorden tussen mijn oren gehad: feiten en de waarheid. Niets anders. De directeur Stadsontwikkeling heeft de wethouder op enig moment gewaarschuwd dat dit niet goed was. Punt. Daar heeft hij het naar mijn observatie bij gelaten, en of hij het met de concerndirectie of met de gemeentesecretaris nog besproken heeft: ik
36
A
Verslagnummer 9
stel voor dat daarnaar in het onderzoek nog even wordt gekeken, hoe dat verder gelopen is. Ik hecht er sterk aan om aan te geven dat daar ambtelijk heel zuiver is geopereerd, volgens mijn observatie tot aan dit moment. De heer Van den Biggelaar: Ná de stap directeur Stadsontwikkeling komt natuurlijk het doorleiden van het portefeuilledossier. Dat had naar mijn idee tegengehouden kunnen worden. Deelt u die opvatting? Want dan was het een collegedossier geweest, en dan waren de andere collegeleden er wél bij geweest.
De heer Sakkers: En dát nu, is het punt waarvan ik vind dat het onderzocht moet worden. U weet beter dan menigeen, mijnheer Van den Biggelaar, hoe dat met Pdossiers in de praktijk werkt. Het is bulkinformatie die éven langs komt in het college. Het college heeft vandaag gesteld dat je daarbij juist als portefeuillehouder heel goed je gedragscode in de gaten moet houden. Die gedragscode is: als er in de top van een dienst een discussie plaatsvindt met de portefeuillehouder, waarbij de betrokken dienst nadrukkelijk aangeeft dat dit niet goed is, en dat je dit zó niet moet doen, dan moet dat voor de betrokken portefeuillehouder – conform de gedragscode – voldoende reden zijn om te constateren dat het geen P-dossier kan zijn, en dat het in het college geagendeerd moet worden. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Van den Biggelaar nog een keer. De heer Van den Biggelaar: De burgemeester spreekt mij aan op dingen die ik in het verleden heb meegemaakt. Inderdaad kom je in je verslagen wel eens twintig Pdossiers tegen. Maar als dit van te voren ook al een keer was gemeld, dan had dat naar mijn idee uitgezeefd moeten worden; daarvoor is straks dan het onderzoek. De heer Kielenstijn: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? De heer Vleeshouwers: Voorzitter? Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Vleeshouwers. De heer Vleeshouwers: Omdat de burgemeester wil overstappen op een ander onderwerp een kleine aanvulling van mijn kant. Ik ben blij dat de burgemeester met een aantal constateringen komt die blijkbaar in het college gedaan zijn. Die waren gebaseerd op het proces met betrekking tot de aanbestedingen Waterrijk. Ik vraag mij af of er ook constateringen zijn gemaakt over het proces zoals dat gelopen is met de verkoop van het pand Keizersgracht 2. Hebt u dat ook in uw constateringen betrokken? De heer Sakkers: Wij hebben vandaag met elkaar in het college gedebatteerd over hetgeen fout was in de ogen van het nu nog zittende college. Dat is het project
37
A
Verslagnummer 9
Waterrijk. Wij hebben vervolgens gerespecteerd dat er raadsvragen gesteld zijn over de Keizersgracht. We constateren zelf als het gaat om het dossier Keizersgracht – voor zover dat in het college is geweest inclusief de wijzen van het stellen van criteria, enzovoorts – dat dát voor ons vandaag geen reden is geweest om het standpunt te bepalen zoals het college dat heeft gedaan. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Kielenstijn.
De heer Kielenstijn: Ja, twee korte punten. Een opmerking die mijnheer Pastoor eerder vandaag heeft gemaakt, was dat hij heeft gehandeld binnen zijn eigen bevoegdheid die hij heeft als wethouder. Ik zou daarover graag een uitspraak van het college willen. Het andere punt is dat de burgemeester spreekt over een gedragscode. Is dat iets waarvan u vindt dat we dat straks moeten gaan vastleggen? Of is dat iets dat al bekend is, staat het ergens opgeschreven? Dat is mij niet duidelijk. Plaatsvervangend voorzitter: De burgemeester. De heer Sakkers: De gedragscode van een politiek bestuurder zit tussen diens oren. Het is heel moeilijk om daarover iets op te schrijven. Ik zeg altijd maar: als je ’s avonds voor de spiegel staat, en je kunt naar jezelf kijken zonder te blozen… begrijpt u hoe ik dat bedoel? Het gaat erom dat je naar je eigen mening op een correcte, rechtmatige manier handelt. Daar kun je honderd dingen over opschrijven, maar dáár gaat het om. De andere vraagstelling, voorzitter, waar het gaat om de verdeling van bevoegdheden ambtelijk/bestuurlijk: daarvan heeft het college juist vandaag gezegd dat wij de behoefte hebben om nu eens even zaken op een rijtje te zetten, ook gezien de gang van zaken in de afgelopen tien jaar, en óók met betrekking tot Keizersgracht 2, want daarop focussen zich de vragen met name. Wij willen ook nog eens kijken hoe wij in het verleden bezig zijn geweest in een soort van bestendige gedragslijn. En hoe zijn die zaken verdeeld. Wij hebben een heel complex mandaatbesluit in deze grote stad. Daarin zitten heel veel mandaten, met name ook naar onze ambtenaren, anders kan zo’n stad niet functioneren. Je moet heel veel in de rollen neerleggen; college enerzijds, portefeuillehouder én onze ambtelijke professionals. Het college wil heel goed op een rij hebben hoe dat in de afgelopen jaren heeft gewerkt. Wij constateren hier dat – ongeacht de gedragscode of de rolverdeling – het gewoon niet goed gegaan is in dat dossier. Dat blijft relevant, wat voor discussies over rolverdelingen je ook wilt gaan voeren. Voorzitter, als u mij toestaat, even een opmerkingen over het onderzoek. Ik zit dan wel een beetje op de rand van onze beide rollen nu, maar dat moet dan maar even. Wij hebben zojuist in college ook al even gesproken over dat onderzoek. Gehoord hebbend het probleem dat je met een enquêtecommissie hebt, in de zin van beschikbare tijd en wat je daarvoor allemaal moet doen, plus het feit dat zo’n commissie uit raadsleden moet bestaan; daar kún je voor kiezen, maar dan moet u
38
A
Verslagnummer 9
zich realiseren wat dat inhoudt. Het college wenst het een en ander te onderzoeken en de raad wenst dat ook. Wij willen het vlot doen, zo is ook al gezegd. Je zou zelfs kunnen overwegen dat college en presidium met elkaar eens een zakelijk gesprek hebben ter voorbereiding op de manier waarop wij daarmee willen omgaan. En waarom zouden we daar vandaag niet voor kunnen benutten, want we moeten zien hoe we straks verder gaan met elkaar. Er zijn dan twee mogelijkheden: de eerste is dat de raad het college opdraagt om een groep externen te rekruteren, naar genoegen van raad en presidium. Dan leg je het bij het college neer. Dat kan. Uiteraard transparant naar de raad toe, met alle afspraken van dien. Het tweede is dat je samen kijkt of je gezamenlijk de opdrachtformulering zorgvuldig kan invullen, en of je gezamenlijk kunt komen tot de doelstelling zoals wethouder Mittendorff die zojuist heeft geformuleerd, evenals u zelf in uw betogen. We moeten in de komende tijd echt gezamenlijk het stadsbelang centraal stellen. Dus dat je in die zin komt tot een wat unieke benadering, maar met het oog op het dualisme zitten we natuurlijk ook met een gezamenlijk stukje ontwikkeling; dit hadden wij met elkaar immers niet verwacht en gehoopt. Er is dus een tussenweg mogelijk, voorzitter, en ik wil dat graag in het midden van de raad leggen, om daarover straks verder van gedachten te wisselen. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Schut. De heer Schut: Voorzitter, ik weet niet hoe u dit straks voorstelt, maar wat mij betreft is het heel simpel. Wij vinden allemaal dat het snel moet. Ik zie het als een kwestie van gezamenlijk zorgen dat er een team komt dat gaat onderzoeken, een quick scan. Binnen twee à drie weken kan daar een antwoord op zijn. Dan kun je alsnog bepalen wat je gaat doen, en of je deelonderzoeken gaat doen, naar links of naar rechts. Je kunt dan zelfs ook nog bepalen of je de Rekenkamercommissie inschakelt of dat je echt een enquête wilt gaan doen, volgens de regels, maar dan zijn we de volgende maanden zoet. Dat zou jammer zijn, als wij in eerste instantie zouden besluiten tot een enquête, want dan zijn wij voor de verkiezingen nog niet klaar! Dat lijkt me absoluut fout. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, ik denk dat je met modelverordeningen van de VNG binnen twee dagen een verordening hebt. Ik denk dat het de controlerende bevoegdheid van de raad is om het onderzoek naar zich toe te trekken. Ik merk dat de burgemeester zoekt naar een mogelijkheid om het gezamenlijk te doen; ik heb daar alle respect voor, maar ik zou toch willen zeggen: een duaal systeem, duale controle. Ik zou dit heel graag aan de raad willen overlaten, en ik denk dat het redelijk snel kan. Een enquêtecommissie van raadsleden – het heeft mij verrast dat onafhankelijken niet mogen horen, dus ik heb iets voorgesteld dat blijkbaar niet mogelijk is. Doorzoekend naar wat er wél kan, zou ik graag vast willen houden aan de controlerende bevoegdheid van de raad, en een enquêtecommissie kan zich laten assisteren door deskundigen. Dat zou razendsnel kunnen. En met de aanbevelingen
39
A
Verslagnummer 9
die daar uit komen, kan het college zijn voordeel doen, óók als het tien jaar terug wil. U zult dan het feit tegenkomen dat wij in 1994 ook ons hoofd al eens gestoten hebben, en dat er extra regels zijn gemaakt. Werken die nog door in het collectief geheugen? Dat soort dingen komen dan wel naar boven. Ik zou het graag aan de raad houden. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Schut. De heer Schut: Ja, voorzitter, als u toestaat dat wij tussendoor dit korte debatje hebben, maar ik vrees – hoe goed de intenties van de Partij van de Arbeid ook zijn – dat het tóch een kwestie van lange duur is. Je gaat er raadsleden in zetten, en je krijgt de kwestie van de agenda’s: “Ik kan morgenochtend niet”, “ik werk overdag”, “ik kan pas ná 20.00 uur”. Op korte termijn kom je er niet uit, de praktijk heeft dat al meerdere malen bewezen. Je moet kiezen: óf we doen als raad een enquête, óf we doen het snel. Ik denk dat daar de keuze ligt.
De heer Kielenstijn: Voorzitter, ik houd mijn hand al een hele tijd omhoog, u ziet mij steeds over het hoofd. Plaatsvervangend voorzitter: Eerst mijnheer Leenders, daarna kom ik bij u. De heer Leenders: Voorzitter, mijn fractie voelt veel voor het voorstel dat het college deze week samen met het presidium kijkt wat de best begaanbare weg zou kunnen zijn. Wij zijn nog steeds van oordeel dat het snel moet, en dan heeft het de voorkeur om een commissie van een aantal onafhankelijke deskundigen daar op te zetten, zodat we op heel korte termijn weten wat er aan de hand is geweest. Dit zou eventueel gevolgd kunnen worden door een enquête, en dan zou je tegelijkertijd een verordening moeten vaststellen. Het zou er ook toe kunnen leiden dat er een Rekenkameronderzoek moet komen. Dat lijkt me op zich ook niet slecht. Wij vinden in elk geval dat er heel snel het nodige zicht moet komen. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Kielenstijn. De heer Kielenstijn: Voorzitter, wij vinden ook dat snelheid voorop moet staan, alhoewel de breedte die de Partij van de Arbeid opzoekt ons ook wel aanspreekt. We zouden ons moeten beperken tot dat éne dossier, óf wat breder moeten gaan. Wij kiezen de lijn zoals ik die proef bij de heren Schut en Leenders, namelijk om een snelle start te maken en vervolgens te bepalen of we breder en/of dieper moeten gaan. Wat ons met name aanspreekt is om het te depolitiseren, om er externen voor aan te trekken, want dan krijg je een echt, objectief beeld van hetgeen er heeft gespeeld. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Gerard.
40
A
Verslagnummer 9
De heer Gerard: Ik denk dat het ’t beste is om tot een soort tweetrapsprocedure te komen. Een snel onderzoek met een beperkte reikwijdte en eventueel een enquête of een Rekenkameronderzoek met een bredere strekking, en dat ook langer mag duren. Ik denk niet dat een enquête in staat zal zijn om op korte termijn tot een resultaat te komen in dit concrete geval, hoewel het mooi zou zijn als dat wél zou kunnen. Ik denk dat – afgezien van de formele voorbereiding – het erg specialistische materie is, en dat je weinig raadsleden vindt die daarin zinvol kunnen werken als daar niet eerst een vorm van scholing aan vooraf gaat. Ook al meen je dat zij zich kunnen laten ondersteunen door externe deskundigen, geldt nog steeds dat je, ook al werk je met externe deskundigen, zelf zó veel verstand van de materie moet hebben dat je op zijn minst zinvolle vragen moet kunnen stellen aan de deskundigen, en hun antwoord moet kunnen begrijpen. Ik denk dat dit voor deze materie niet op korte termijn te regelen is. Vandaar dat ik zeg: éérst snel, met deskundigen van buiten. Daarna rustig en breed overdoen. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Schut, en daarna mijnheer Rennenberg. De heer Schut: Voorzitter, ik stak mijn hand tegelijk met mijnheer Gerard op, en ik was van plan om precies hetzelfde te zeggen als wat hij zei. Een tweetrapsraket; morgen beginnen met ervoor te zorgen dat die verordening er komt, en kijken hoe je het doet met een enquête. Daar ben je dan de eerste drie à vier weken zoet mee. We gaan dan zoeken naar mensen die tijd hebben. Ondertussen kan er een commissie aan de slag met een quick scan, en binnen tien dagen resultaat op tafel. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Mevrouw de voorzitter, ook wij zijn voor een quick scan, dus snel zaken boven tafel krijgen. Vervolgens zouden wij graag zien dat de Rekenkamercommissie, die uiterst deskundig is, de zaak in handen neemt. De Rekenkamercommissie kan allerlei andere instanties inschakelen, en kan dat op heel korte termijn doen. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, ik begrijp de haast niet zo goed. Een quick scan leidt soms tot quick and dirty, en het gaat ons om zorgvuldig. Het enquêterecht geeft ons de mogelijkheid om ook ambtenaren te kunnen bevragen onder ede, maar ook onder zorgvuldigheid, waardoor zij als klokkenluider de nodige bescherming krijgen. Ik kan het niet aantonen, maar ik heb het vermoeden dat ambtenaren af en toe flink onder druk gezet zijn. Ook dat kan alleen maar door een enquêtecommissie aan het licht worden gebracht. En zo’n verordening is er écht binnen twee dagen. Haal hem maar bij de VNG. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Dijsselbloem.
41
A
Verslagnummer 9
De heer Dijsselbloem: Voorzitter, kort, ik denk dat hetgeen de fractie van D66 wil, in grote lijnen overeenkomt met wat de VVD en de Socialistische Partij zeggen: snelle en onafhankelijke fact finding in de komende twee à drie weken, en intussen aan de slag gaan voor een verordening. Op basis van de resultaten van die quick scan nader inzoomen op die enquête. Het is zeker niet zo dat wij een enquête niet zouden willen. Je kunt binnen een week of drie de resultaten van de quick scan hebben, en dán de enquête heel precies fine tunen. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Kerkwijk. De heer Kerkwijk: Voorzitter, een quick scan lijkt me zinvol. De resultaten zouden kunnen opleveren dat we méér willen. Daarom moet je morgen beginnen met een enquêteverordening. Of je dan ná de quick scan een Rekenkameronderzoek of een enquête wilt, dat is vers twee. Maar wat het voordeel van een enquête is – hier deel ik de mening van mijnheer Van den Biggelaar – is dat je mensen kunt horen. Dit zou op zichzelf een meerwaarde kunnen hebben. Dat besluit komt echter later. Waar het mij om gaat is dat je eerst snelheid in gang zet, en daarna de verordening zo snel mogelijk van de grond trekt. En denkt u nog even aan de vraag die ik aan het einde wil stellen? Plaatsvervangend voorzitter: Eerst had de burgemeester het woord gevraagd. De heer Van den Biggelaar: Maar we zijn het nu bijna eens over de opzet, dus ik zou nog even willen reageren als het mag, mevrouw de voorzitter, het gaat wat improviserend. De mensen die vóór een quick scan waren, en daarna de enquête, dat is een meerderheid. Mijn fractie wil het liefst met een enquête beginnen, maar als dat het enige verschil is, leg ik me hier graag bij neer. Want dan halen we tenminste die enquête binnen. Plaatsvervangend voorzitter: De burgemeester had het woord gevraagd. De heer Sakkers: Voorzitter, diegenen ondersteunend die van mening zijn dat als je een enquête wilt beginnen, het goed is dat je al over een zekere hoeveelheid informatie beschikt. Waarom niet tegelijk het proces richting enquête inrichten, zodanig dat je je spullen op orde hebt. De komende twee à drie weken ga je in samenspraak tussen presidium en college aan het werk om de fact finding op een rij te krijgen. Daarna – dat is dan een keuzemoment – kun je zeggen: nu hebben we een reden om die vervolgstap te maken. Maar dan heb je het huiswerk op orde. Ik kan me voorstellen dat ook het college daar graag achter zou gaan staan.
42
A
Verslagnummer 9
Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Kerkwijk, u had nog het woord gevraagd om iets tegen mijnheer Kielenstijn te zeggen, maar ik denk dat de voorzitter hier dan weer kan plaatsnemen. [Hier neemt mijnheer Sakkers zijn plaats aan het hoofd van de vergadering weer in]. Voorzitter: Mijnheer Kerkwijk.
De heer Kerkwijk: Ja, voorzitter, naar aanleiding van uw betoog heb ik de volgende opmerking. Er lag een ambtelijk advies en regels zijn regels, zo formuleerde u dat. Regels moet je volgen. Nu is Leefbaar Eindhoven een partij die handhaving en het hanteren van regels hoog in het vaandel heeft staan. Vervolgens krijgen wij met wethouder Pastoor te maken, die vindt dat hij van regels mag afwijken. De fractie volgt in deze de wethouder, en ik vraag mij af of werkelijk alle negen leden van de fractie Leefbaar Eindhoven vanavond voor de spiegel kunnen gaan staan zonder te blozen, en vinden dat er regels hadden mogen overtreden, en dat een wethouder zich dus niet aan regels hoeft te houden. Voorzitter: Mijnheer Kielenstijn? De heer Kielenstijn: Mijnheer Kerkwijk, ik ben blij dat u mij die vraag stelt, want het geeft mij de gelegenheid hierover iets te zeggen. Ik denk dat dit ook al is gebleken uit mijn eerdere betoog. Blijkbaar – zo bleek ook bij de beantwoording, zojuist, door de burgemeester – is het niet duidelijk hoe de bevoegdheden liggen: ambtelijk apparaat / wethouders. Want anders hadden we dit onderzoek niet nodig. Wij hadden graag gezien dat zowel het college als de raad éérst het onderzoek had ingesteld zodat zij op basis van feiten conclusies had getrokken of adviezen had gegeven. Nu is het omgekeerde gebeurd: we hebben eerst twee wethouders geadviseerd om te vertrekken – tenminste, vanuit het college – om vervolgens te gaan onderzoeken of dit allemaal wel terecht is. Ik ben blij met het onderzoek. Ik kan vanavond in de spiegel kijken, en zeggen dat ik integer heb gehandeld, en dat ik vandaag in het openbaar heb verteld wat ik vond. Ik sta daar achter. Als bij de conclusies van het onderzoek blijkt dat mijnheer Pastoor, mijnheer Claassen of een ander collegelid niet integer zou hebben gehandeld, dan zou die bestuurder óók terecht moeten worden gewezen. Wij gaan er nog steeds van uit dat dit niet het geval zal zijn. In ieder geval niet voor mijnheer Pastoor. Is dat een antwoord op uw vraag? De heer Kerkwijk: Mijnheer Kielenstijn gaat met iets anders aan de haal als waarnaar ik vraag. Ik had het over het handhaven van regels. Uit de beantwoording van de burgemeester blijkt dat de wethouder vond dat dit voor hem niet gold. U heeft het over de bevoegdheid. U zegt eigenlijk dat hij de bevoegdheid moet hebben om
43
A
Verslagnummer 9
regels te overtreden. Het gaat er volgens mij niet om of je die bevoegdheid hebt, het gaat erom of je vindt dat regels gehandhaafd moeten worden. De heer Kielenstijn: Voorzitter, volgens mij kun je bevoegdheden alleen vastleggen door middel van regels. En daarmee zeg ik: als hij binnen de regels opereert, in die zin dat hij binnen zijn bevoegdheid heeft geopereerd, zie ik vooralsnog het probleem niet. Maar ik wil wél heel graag duidelijk hebben waar het dan is misgegaan, want het college heeft niet zómaar geadviseerd vandaag. Wat mij spijt is dat we niet eerst onderzocht hebben, alvorens we vandaag deze conclusies hadden getrokken.
De heer Kerkwijk: De laatste keer. Ongetwijfeld zult u niet van wijken weten. Het gaat erom dat er een ambtelijk advies ligt, en dat dit ambtelijk advies ófwel wordt gevolgd, ófwel dat de portefeuillehouder ervoor kiest om het te verheffen boven het niveau van een P-dossier, en het breed maakt naar een college. Maar goed, u blijft wat dat betreft bij uw standpunt. Ik wens alle fractieleden van Leefbaar Eindhoven vanavond heel veel succes voor de spiegel. Voorzitter: Ik kijk even rond. Ik probeer even te concluderen wat we met elkaar vinden. Ik concludeer dat u vindt dat er met zeer grote voortvarendheid een quick scan, een fact finding moet plaatsvinden. De vraag die ik heb aan u is om ermee akkoord te gaan dat het presidium dat in samenspraak met het college inricht. Bent u het daarmee eens? Dit is het geval. En vervolgens, de tweede stap, is om te verzoeken – en ik denk dat wij de griffier daar om kunnen vragen, het opvragen van modellen bij de VNG – om de voorbereiding te verrichten zodat wij snel met een enquêtecommissie aan de slag zouden kunnen als wij dat zouden wensen. Zo dacht ik het voor de meerderheid goed geformuleerd te hebben. De heer Van den Biggelaar: U zegt “wij”, als voorzitter van de raad? Voorzitter: Ja, ik zit hier als voorzitter van de raad. Want anders zat hier iemand anders. Zo goed kent u mevrouw Joosten wel, wij delen dat netjes. Mevrouw, nee, mijnheer Kerkwijk? De heer Kerkwijk: Voorzitter, ik ben het met uw formulering eens, met hooguit de toevoeging dat als het college en het presidium daar samen proberen uit te komen, dat dit gaat met raadpleging van de fracties via de lijn fractievoorzitters, voordat u tot een keuze komt. Voorzitter: Akkoord? Ik kijk de leden van het presidium aan. Het lijkt mij logisch. Er moet een opdrachtformulering komen en er moet een opzet komen. Ik stel voor dat wij dat netjes communiceren met de fractievoorzitters. Akkoord? Mijnheer Schut, hebt u nog een opmerking?
44
A
Verslagnummer 9
De heer Schut: Ja, voorzitter, u zei het net iets anders dan hoe het hier in de zaal leeft, dacht ik. U zei: eerst de quick scan en dan, indien nodig, de enquête. Ik heb iets anders gehoord. Ik heb gehoord: ja, de quick scan, gelijktijdig de enquête optuigen, en die enquête gaat door, maar gebruikt het materiaal van de quick scan, daar waar nodig. Met andere woorden, er is geen twijfel over de enquête, want wat mij betreft is de enquête een “ja, tenzij uit de quick scan een totaal ander beeld komt”. Dat verwacht ik overigens niet. Voorzitter: Maar dan zegt u hetzelfde als ik. Want dan is er na de quick scan een beslismoment, of je ja of nee, dus feitelijk die enquête houdt. De heer Schut: Nee, alleen nog maar nee. Voorzitter: Pardon? De heer Schut: Alleen nog maar nee. We zeggen vandaag “ja”. Alleen als de papieren die uit de quick scan komen zodanig zijn, dan zeggen we “nee”. Maar anders gaan we gewoon door. Voorzitter: Het is dus: “ja, mits”, “nee, tenzij”. Mijnheer Leenders? De heer Leenders: Ik ben het met de voorzitter eens, want wat ons betreft zou een en ander ook kunnen leiden tot een Rekenkameronderzoek. Dat heb ik ook een aantal andere fracties horen zeggen. Afhankelijk dus van de feiten willen wij daarover een besluit kunnen nemen. Voorzitter: Goed. Mag ik u voorstellen… U mág zeggen: “ja mits, of nee tenzij”, maar dat er straks een momentum is waarop wij beslissen. We accommoderen dat wij dat snel kunnen; óf Rekenkamer, óf enquêtecommissie. In uw wijsheid kunt u dat dan met elkaar besluiten. Zullen we het zo doen? Dan stel ik u voor om daarmee dit deel van onze beraadslagingen af te sluiten. Nu is het volgende punt aan de orde. Ik zou eigenlijk in de geest van hetgeen u met elkaar gezegd heeft, willen voorstellen dat wij met betrekking tot de agenda van vandaag onze beraadslagingen zodadelijk afronden met de maaltijd die beneden voor ons klaar staat. Dat er daarna voor fracties de mogelijkheid is om zich te beraden; eventueel coalitieberaad, contacten, voor presidium en college. Wat wilt u doen? Mijn voorstel is dat we in elk geval de agenda van vandaag, zoals die vóórlag, nu niet gaan behandelen. Mijnheer Schut? De heer Schut: Mijn voorstel, voorzitter, is precies het tegenovergestelde. Wij zitten hier nu en ik denk dat niemand in staat is om coalitiegesprekken te hebben. Daarop zijn we helemaal niet voorbereid. We zijn wél voorbereid op de raadsagenda;
45
A
Verslagnummer 9
mogelijk dat er een of twee punten op staan waarvan we vandaag moeten zeggen dat het misschien beter is om die nu maar niet te behandelen omdat het met een geamputeerd college misschien wat moeilijker gaat. Ik denk aan een punt als de Ergon. De rest kan wat mij betreft echter worden afgewerkt. Daar zijn we hier voor, en dan zijn we het kwijt.
Voorzitter: Even de check, of u daarmee instemt. Wie van u niet? Mevrouw Joosten, u heeft een vraag. Mevrouw Joosten: Wij wilden juist wél instemmen met die zaken die wij kunnen doen. Als de vervangster in het college zich tenminste in staat voelt om die agendapunten voor haar rekening te nemen. Voorzitter: Het college kennend, denk ik dat u kunt rekenen op de optimale inzet, zoals dat heet. Mijnheer Kerkwijk? De heer Kerkwijk: Voorzitter, mijn fractie vond uw voorstel het beste voorstel, om de vergadering nu op te schorten. Ik hoor inmiddels dat twee fracties daarover anders denken. We moeten de rest nog maar even horen; ik denk dat het gepast is om nu op te schorten, en te kijken wanneer we het dan wél afhandelen. Er is voor de fracties die welk overleg dan ook wensen, voldoende ruimte. Ik denk dat het een zinnig voorstel is. Voorzitter: Zullen we er even over stemmen? Nu doorgaan of niet? Het is een eenvoudige vraag. Of moeten we er nog inhoudelijk over spreken? Mijnheer Verhaegh. De heer Verhaegh: Ik vroeg me af – geldt het idee van mijnheer Kerkwijk voor alle voorstellen of zijn er voorstellen waarvan hij vindt dat we die vanavond wél kunnen afwerken? Ik vind het de beste optie dat je per voorstel kijkt. Voorzitter: Mijnheer Kerkwijk suggereert: nu stoppen, klaar. Ik proefde net in het debat dat er vandaag nog misschien verdere behoefte bestond aan contacten. Maar als u met elkaar in meerderheid liever wil dat we doorgaan, heeft u mij als eerste naast u staan om de zaken te doen die in het stadsbelang zijn. Dus dan nu even de vraag: wie van u is het niet eens met het doorgaan van de agenda, voor zover dit inhoudelijk mogelijk is? Graag bij handopsteking aangeven wie het er niet mee eens is om met de agenda door te gaan. Ik constateer dat dit een duidelijke minderheid is. Dan gaan we het volgende doen: dan stel ik voor dat we nu gaan pauzeren voor het eten. Na het eten gaan we kordaat aan de slag met de agenda. De griffier en ik zullen er even zorgvuldig naar kijken. Voordat u weg gaat, moment nog. Mevrouw Fiers?
46
A
Verslagnummer 9
Mevrouw Fiers: Misschien is het wel handig om vast even naar de agenda te kijken, want we beginnen na de pauze direct met de tv-uitzending. Misschien kunnen we nu even kijken wat we nog behandelen. Anders komen we direct in een heel onhandig ordedebat terecht, ik weet niet of dat de juiste presentatie is.
Voorzitter: Laten we die tijd dan even benutten. Ik loop snel met u de agenda door. Vaststellen volgorde agenda, nou, dat kan wel. De benoemingen en ontheffingen: ik neem aan dat dit ook gewoon kan. De notulen natuurlijk ook. Het vragenhalfuur is volgens mij nu niet meer aan de orde; er waren twee vragen over de Keizersgracht, en verder niet, dacht ik. De heer Van den Biggelaar: Ik wil ze tóch stellen, voorzitter. En als dan blijkt dat een aantal niet beantwoord kan worden vanwege het komende onderzoek dan moet dat maar. Maar er liggen prangende vragen bij ons. Voorzitter: U heeft schriftelijke vragen ingediend over de Keizersgracht, of niet? De heer Van den Biggelaar: Nee, ik denk dat Liberaal Eindhoven dat was. Voorzitter: Oh, sorry, was dat voor het vragenhalfuur? Ja, dan heb ik dat…. laten we het er even over hebben. Want we kunnen dat ook zien als schriftelijke vragen ten behoeve van de quick scan. U moet straks maar even kijken hoe u daarmee wenst om te gaan. We hebben dus één punt voor het vragenhalfuur. Mijnheer Verhaegh? De heer Verhaegh: Ik wil in elk geval vraag drie stellen. De andere zijn nu niet actueel. Voorzitter: Dat komt dan automatisch binnen het punt Keizersgracht. U bedoelt dat het over de Keizersgracht gaat? De heer Verhaegh: Ja. Voorzitter: Maar dat kan dan nog steeds binnen het punt van mijnheer Van den Biggelaar. De heer Verhaegh: Oké. Voorzitter: Dan nummer V, geen of nauwelijks discussie. Ik pak er even bij wat u daar allemaal mee wilde. Punt 1 kan gewoon, dacht ik. Bij punt 2 komt een amendement hè? Dat kan dan ook gewoon. Punt 3 wel, 4 wel, 5, 6, 7, 8, 9. Kan punt 9 ook? Het gaat over de afbouw van ID-banen met de gemeente als werkgever. De financiële verwerking. Ik weet niet of daarover nog inhoudelijke vragen zijn. Niet? Oké. Dan de begrotingswijziging, die kan – denk ik – ook. De actuele moties. Daar is nogal in huisgehouden! Dan kijk ik naar de punten waarover discussie wordt verwacht. Eerst
47
A
Verslagnummer 9
het bestemmingsplan Meerhoven; dat kunnen we toch gewoon doen? Ik kijk even naar de wethouder. Ja, de wethouder zal pogen om dit op optimale wijze te doen. Dan de buurthuizen. Daarbij hebben wij nogal wat inhoudelijke opmerkingen, amendementen en zo meer. Maar de wethouder is in ons midden, dus ik stel voor om dat punt gewoon te behandelen. Jaarrekening Ergon?
De heer Gerard: Daarvoor heb ik nogal wat liggen, voorzitter. Van mij mag het behandeld worden, maar dan moet er wel een gesprekspartner in het college zijn. Ik laat dit aan het college over. Voorzitter: Laten we dat dan de volgende keer doen. Dat krijg ik net te horen. Ja? De heer Vestjens: Voorzitter, mag ik daar wel op reageren? Dit naar aanleiding van de Ergon. Dat is één van de moties van mijnheer Gerard, en die heeft te maken met het schrijven van een brief. Ik vermoed dat een aantal fracties dat in elk geval wil ondersteunen. Het heeft nogal wat actualiteitswaarde, gezien het feit dat de vaste Kamercommissie begin oktober hier komt. Dus dat onderdeel zou op zijn minst aan de orde moeten komen wat ons betreft. Voorzitter: Goed, het college zal zijn best doen om daarover met u goede afspraken te maken. We zullen het agendapunt aan de orde stellen, met name voor wat betreft dat deel. Goed? Dan de initiatiefvoorstellen. De knip in de Sliffertsestraat, daarover moet in elk geval een afspraak worden gemaakt over hoe u daarmee wenst om te gaan. Verder zijn er alleen ingekomen stukken dacht ik. We gaan het dus substantieel proberen. Mijnheer Van den Biggelaar. De heer Van den Biggelaar: U ging heel snel over motie 1 met betrekking tot de NRE heen. Maar u heeft in uw voorstel óók staan dat het ging om een qualitate qua benoeming. En als u dát nu intrekt, dan is het goed dat die motie eraf gaat. Het gaat dus niet alleen maar over mijnheer Pastoor; het was een qualitate qua invulling van de wethouder, van de portefeuillehouder. Voorzitter: Als er tijd voor is, hecht ik eraan om u iets te vertellen over de beweegredenen. U heeft van mij een brief gekregen, omdat ik vanavond eigenlijk ergens anders zou zijn dan hier. Daarin zit ook het voorstel dat ten grondslag lag aan de besluitvorming in het college. Die besluitvorming is spannend geweest, in de zin: de voorzitter moet uiteindelijk een besluit nemen en hij heeft toen gekozen voor portefeuillehouder. Dat is een soort standaard van uw – in dat geval – collegevoorzitter. Als de stemmen staken, kies je ten principale voor de portefeuillehouder, want die moet in de raad de verdediging daarvan doen. Dus los van de persoon van mijnheer Pastoor is toen besloten om voor een korte periode – twee jaar – in de keuken te kijken, om die ontwikkeling in de gaten te houden. Dat zou zijn: de portefeuillehouder Energie. Ongeacht wie dat zou zijn, nu of na de
48
A
Verslagnummer 9
verkiezingen. Maar als u daarover dan toch nog wilt spreken, dan hoor ik dat straks na de pauze even van u. Zijn er geen andere opmerkingen? Ik heb gehoord dat de maaltijd nu bijna klaar staat. Eet smakelijk, en tot straks. […] Voorzitter: Dames en heren, mag ik u verzoeken om uw plaatsen weer in te nemen, zodat wij de vergadering kunnen hervatten. Dank u zeer. Voor ons publiek – het publiek thuis – zal ik kort een opmerking maken over het eerste gedeelte van deze vergadering. Ik zou me kunnen voorstellen dat men een enkeling aan de collegetafel mist. Vanmiddag heeft zich het feit voorgedaan dat de wethouders Pastoor en Claassen hun ontslag hebben ingediend. Vandaar dat wij vanavond met een kleiner college aanwezig zijn. Met elkaar hebben wij echter besloten dat de agenda die vanmiddag voor ons lag, nog steeds de agenda is die voor ons ligt. Daar willen we kordaat mee aan de slag, omdat er in het belang van onze stad veel dingen moeten gebeuren. Het belang van onze stad is daarmee gediend. Inmiddels is mevrouw Dos Ramos ook aanwezig, waarvan akte. III Raadsvoorstel benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies Voorzitter: We hadden de vergadering al geopend en ook de agenda hadden wij al vastgesteld. We hadden het nog niet gehad over het Raadsvoorstel benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies. Kunt u met het voorstel instemmen? Als dat het geval is, stellen wij dat bij deze vast. IV Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 29 augustus 2005 Voorzitter: Heeft iemand van u een opmerking over de notulen? We hebben geen opmerkingen gekregen. Dan zijn de notulen vastgesteld. V Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad Voorzitter: Ik heb van mijnheer Van den Biggelaar begrepen dat hij in het vragenhalfuur een enkele opmerking wenst te maken over het onderwerp Keizersgracht. Mijnheer Van den Biggelaar.
De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, wij kregen als raad een uitgebreid schrijven van Webers Vastgoed Advocatuur. Zij betogen dat de gunningsprocedure onderworpen is aan de regels van het Aanbestedingsrecht. Mijn vraag: deelt het college deze visie? En bent u mét Webers van oordeel dat de procedure getoetst mag worden aan de algemene regels van het Aanbestedingsrecht? Zij wijzen op een
49
A
Verslagnummer 9
aantal punten in de procedure die bij mij de volgende vragen oproepen: waarom is het criterium handhaving van de monumentale status niet verder uitgewerkt bij de beoordelingscriteria? Als ik die opvraag staat dat wel als een criterium genoemd maar het is niet verder uitgewerkt. Waarom is alleen het winnende plan bij de Monumentencommissie getoetst en zijn niet de eerste drie of vier voorgelegd, zodat deze ook konden meetellen als eventuele pré en niet als randvoorwaarde achteraf? Immers, in de voorwaarden van Van Engelen, toen het te koop stond, is dit genoemd als een van de voorwaarden. Is het nu zo dat u in de eindbeoordeling een criterium sociaal-culturele functies heeft toegevoegd zonder dat het criterium van te voren bekend was? En waarom heeft u op dat moment andere indieners niet meegedeeld dat er een criterium was toegevoegd? En vervolgens, hoe verklaart u het dat het trackrecord wél als beoordelingscriterium is opgenomen, maar dat de punten die dit mogelijk oplevert bij nummer 2 op de gunningslijst niet zijn meegeteld? (Voor alle duidelijkheid: een trackrecord is het aantonen van een financieel degelijk verleden). Verder, voorzitter, is door Van Engelen – de makelaar – aan alle kandidaten meegedeeld dat zij het gedurende vijftien jaar op eigen risico moeten exploiteren, en niet mogen werken met onderverhuur. In de krant – helaas mijn enige informatiebron – las ik dat de huidige kandidaat van plan is om een deel van het gebouw te verpachten. Bent u van mening dat hierdoor tijdens de wedstrijd de spelregels zijn veranderd? Indien nee, denkt u dit ook in een juridische procedure overeind te kunnen houden? En ten slotte: bent u bereid de verkoop op te schorten tot ook het antwoord op deze vragen gegeven kan worden? Ik had dit vanmiddag in mijn bijdrage over het functioneren van de wethouder willen inbrengen; ik denk dat ook hierover de zweem van partijdigheid hangt. Ik vind dat duidelijk moet zijn of dat wel of niet het geval is. Als er ook maar enigszins een vermoeden is dat tijdens het spel de regels zijn veranderd, dan denk ik dat u de verkoop moet opschorten om het uit te zoeken. Ik denk dat zulks in de vorm van een quick scan moet; die term is vanmiddag ook al een paar keer gevallen. Je zou het heel snel helder moeten krijgen, omdat je het tegenover de huidige kopers niet kunt maken om dit maandenlang boven de markt te laten hangen. Volgens de schrijvers, de advocatuur, zit hier een luchtje aan. Ik durf dat niet in zijn geheel te beoordelen, zéker niet omdat ik wil voorkomen dat ik als partijdig persoon van een van de andere indieners word gezien. Daarom zou ik dit zo objectief mogelijk onderzocht willen zien. Voorzitter: Dank u zeer. Vóór de pauze hebben wij met elkaar eigenlijk al geconstateerd dat dit een thema is dat met de quick scan meegenomen zou kunnen worden. Ik kijk even of wethouder Schreurs hier op wil reageren. Mevrouw Schreurs: Ja, u heeft volkomen gelijk dat de zaak niet moet worden afgekaart terwijl je nog aan het kijken bent. U vraagt om allerlei informatie; ik denk dat het handig is dat dit zo snel mogelijk gebeurt, dus dat het separaat in een commissie aan de orde gesteld wordt in de komende cyclus, zodat u zich erover kunt
50
A
Verslagnummer 9
buigen. Ik zit me even af te vragen welke commissie daarvoor het meest aangewezen is.
De heer Van den Biggelaar: Ik denk zelf dat de Bestuurlijke Pijler daar even naar moet kijken, desnoods in beslotenheid. In dit geval twijfelt een partij uit de stad aan de integriteit van het besluit. Het zit wel in uw portefeuille, maar het gaat hier toch óók om het integer handelen bij de verkoop van een pand. Mevrouw Schreurs: Formeel zit dit nog niet in mijn portefeuille; die afspraken zijn nog niet gemaakt. Ik zal in elk geval zorgen dat alle relevante stukken in overleg met….. De heer Van den Biggelaar: Ik denk dat ik er met mijn inschatting niet ver naast zit! Voorzitter: Ik stel u voor dat wij aan de voorzitter van de Bestuurlijke Pijler vragen of hij akkoord gaat met het verschijnen van deze illustere wethouder. De heer Rozendaal: Die heeft daartegen geen enkel bezwaar. Voorzitter: Kijk, zo snel gaat dat. De heer Van den Biggelaar: Maar de verkoop wordt dus opgeschort tot na die bespreking? Mevrouw Schreurs: Natuurlijk. Voorzitter: Ik kijk nog even rond. Bestaat er bij de andere fracties behoefte om te reageren? Ik weet van mijnheer Verhaegh dat hij dat graag wil. Mijnheer Verhaegh. De heer Verhaegh: Voorzitter, heel kort. De wethouder zegt dat de verkoop wordt opgeschort; ik neem aan dat het transport, de afwikkeling van de verkoop, dan ook wordt opgeschort. Dat is mijn derde vraag, de enige vraag die ik op dit moment nog wilde stellen. Die is dan bij deze óók beantwoord. Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Ik begrijp daaruit impliciet dat het nog mogelijk is om het transport op te schorten, en dat niet de zaak juridisch al afgewikkeld is en de verkoop voltooid? Dat zou namelijk kunnen. Mevrouw Schreurs: Het kan gewoon worden gesignaleerd van de tribune. Voorzitter: Uit betrouwbare bron, mijnheer Gerard. Nu dacht ik dat mijnheer Van Bussel ook het woord wenste. Mijnheer Van Bussel.
51
A
Verslagnummer 9
De heer Van Bussel: Wij hebben geen enkele reden om aan te nemen dat er een luchtje aan dit dossier zit. Maar ondanks die mening en op voorwaarde dat er geen juridische implicaties volgen, dus géén claims, en op voorwaarde dat de vertraging slechts zeer kort zal zijn – want we willen wel voortgaan in de stad – kunnen wij het voorstel toch steunen. Voorzitter: Dank u zeer. Zijn er verder geen opmerkingen? Dan zullen we er mee omgaan zoals zojuist is afgesproken. Dank u wel. Voor het vragenhalfuur hadden wij naar ik meen geen andere zaken meer aan de orde. Dan gaan wij nu naar de onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie over wordt verwacht. VI Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen Voorzitter: Wij zijn benieuwd. Ik ga ze achtereenvolgens af. Er zijn een paar amendementen, en misschien is er ook een enkele motie aan de orde. We zullen er samen even doorheen lopen. VI.1
Voorstel inzake de opheffing van de IZA Nederland-regeling (voorstel 05.R1328.001)
Voorzitter: Daarover wenste de Partij van de Arbeid of GroenLinks het woord hè? Oh, één is akkoord. Het gaat over twee waarover u het woord wilt. Zijn er over punt 1 geen opmerkingen? Gaat iedereen akkoord? Dat is dan vastgesteld. VI.2
Voorstel tot wijzigen van het recht (drempelbedrag) als bedoeld in artikel 49 derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (voorstel 05R.1331.001)
Voorzitter: Wie van u wenst het woord? Mevrouw Van Kessel. Mevrouw Van Kessel: Voorzitter, we bespreken vandaag het raadsvoorstel, omdat de landelijke overheid enkele wijzigingen heeft aangebracht in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de wijzigingen betreft het invoeren van een financiële drempel bij het indienen van een planschade. Bij het invoeren van een drempelbedrag heeft de wetgever beoogd te voorkomen dat er lichtvaardig een claim wordt ingediend. Tot op heden was het niet toegestaan om een drempelbedrag te heffen. De wetgever heeft het drempelbedrag gesteld op € 300. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om het bedrag, indien gewenst, met tweederde te verhogen of te verlagen. In het voorliggende raadsvoorstel wordt voorgesteld om het standaardbedrag van € 300 direct te verhogen naar € 500, het wettelijk maximum, om het grote aantal claims te beperken. Bij navraag blijkt dat in
52
A
Verslagnummer 9
de periode 2005 tot nu zónder drempelbedrag maar 29 claims zijn ingediend. De Partij van de Arbeid vindt dat voor een stad als Eindhoven, met meer dan 200.000 inwoners, niet veel. Wij willen dat ook Eindhovenaren met een kleine beurs in staat zijn om een schadeclaim in te dienen. Daarom zullen wij, samen met GroenLinks, een amendement indienen waarmee we het drempelbedrag juist verlagen, en wel naar € 100. Dit amendement wordt inmiddels gesteund door alle partijen, behalve Leefbaar Eindhoven. Dank u wel. Voorzitter: Dank u zeer. Zijn daarover opmerkingen? Mijnheer Verhaegh. De heer Verhaegh: Voorzitter, zoals mevrouw Van Kessel zei loopt het aantal procedures niet de spuigaten uit. Als je dan tóch de tarieven gaat verhogen, bereik je alleen maar dat de burger zijn of haar recht niet meer kan krijgen. Wat we hier zien, is dat het bestuurlijk gemak het dreigt te winnen van het recht van de burger, en Liberaal Eindhoven heeft daarom het amendement van harte mede ondertekend. Wij vinden dat het niet onmogelijk moet worden om gewoon je recht te krijgen in dit land. De heer Van Bussel: Mijn fractie wil motiveren waarom wij dit verhaal niet zien zitten. Wij hebben destijds ingestemd met het drempelbedrag waarmee het college kwam; het is al eenmaal verlaagd. In het terugdringen van de regelgeving moeten we echt een slag gaan maken en ik denk dat we niet moeten proberen – gezien de hoogte van het bedrag – om nóg meer afhandelingskosten te maken, meer dan wat er geclaimd wordt. Wij zien geen enkel perspectief. Zo werken we de ambtenarij in de hand. De heer Gerard: Eerst mijn eigen mening, en daarna reageer ik op mijnheer Van Bussel. Voorzitter: Doet u dat tweede alstublieft éérst, want dan interrumpeert u. De heer Gerard: Dat is goed. Ik denk dat mijnheer Van Bussel hier het terugdringen van de regelgeving en het terugdringen van het handhaven van de regelgeving door elkaar haalt. Volgens mij is dat nogal een verschil. Als je echt de regelgeving wilt terugdringen, moet je voorstellen om alle drempelbedragen af te schaffen, want dan bestaat de regel niet meer. Een amendement in die richting hoor ik graag. Wat u nu doet, is het voor mensen onmogelijk maken om regelgeving volgens de daartoe voorgeschreven richtlijnen te volgen. En dan kom ik op mijn eigen standpunt, voorzitter. Voorzitter: Wilt u daar nog op reageren, mijnheer Van Bussel?
53
A
Verslagnummer 9
De heer Van Bussel: Ja, wij zien dit bedrag niet als ontoegankelijk maken, en wij willen in ieder geval een praktische manier van omgaan. Ik denk dat praktisch in dit geval een normale grens inhoudt. Als je bedenkt dat tegenwoordig de eerste de beste bekeuring vijf à zes tientjes kost, is dit drempelbedrag dermate laag; in onze optiek: té laag. Voorzitter: Mijnheer Gerard, gaat uw gang.
De heer Gerard: U snapt het punt niet. Het punt is dat u niet de regelgeving terugdringt, maar het gebruik van de regelgeving. Dat is essentieel iets anders. Voorzitter, de Socialistische Partij vindt dat het niet zo mag zijn dat financiële drempels bepalen of iemand toegang heeft tot het juridische systeem. En overigens ook – dat is in het verlengde hiervan – dat de handhaving van de rechtspraak niet gebonden mag zijn aan financiële eisen aan degene voor wie gehandhaafd wordt. Daarom, voorzitter, vinden wij eigenlijk dat er geen drempelbedrag moet zijn. Maar aangezien dit hetgeen is wat wettelijk mogelijk is, steunen wij dit. Voorzitter: Heeft iemand van u misschien nog een stemverklaring? Korter dan mijnheer Gerard? Mevrouw Van Herk. Mevrouw Van Herk: Dank u wel, voorzitter. Wij verbazen ons nog steeds over de laatste zin van pagina 1 van het raadsvoorstel. Wij zien namelijk niet wat het invoeren van een drempelbedrag van € 500 te maken heeft met het tegemoet komen aan de lage inkomens. Vandaar dat wij ook instemmen met de motie van de Partij van de Arbeid en GroenLinks. Wij hebben deze mede ondertekend. Wij willen echter na een jaar graag even kijken hoe het zit met het aantal ingediende claims. Mocht dat te hoog worden, kan het bedrag eventueel herzien worden. Voorzitter: Dank u zeer. Was dat het, wat de raad betreft? Dan kijk ik even naar het college. Wil wethouder Schreurs nog reageren? Mevrouw Schreurs: Voorzitter, het belangrijkste van deze regeling is dat wij in contracten met ontwikkelaars kunnen opnemen dat planschade verhaald kan worden op degene die het plan heeft gemaakt. Dat is de reden waarom dit zo belangrijk is in onze begroting. Voor de rest is het natuurlijk arbitrair welk bedrag er wordt gehanteerd. Het is nog niet uitgeprobeerd, dus de effectiviteit van de hoogte van het bedrag kunnen wij eigenlijk op geen enkele manier onderbouwen. Als u een en ander toegankelijk wilt houden, heeft u er gelijk in dat u het bedrag laag inzet. Gaandeweg komen we er vanzelf achter of het aantal procedures zó toeneemt, dat je er misschien aan kunt denken om het wat anders vorm te geven. Nogmaals, wij hebben het nog nooit uitgeprobeerd. Indien nodig komen we bij u terug. Het is prima, zo.
54
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Dan stel ik voor dat we nu overgaan tot de stemming. Eerst over het amendement. Mag ik dat even zó doen [bij handopsteking], dat scheelt wat tijd. Wie van u is tégen het amendement? De fractie van Leefbaar Eindhoven. De overigen zijn voor. Het amendement is aanvaard. Dan het voorstel. Wie van u is tégen het voorstel? Niemand. Het voorstel is unaniem aanvaard. VI.3
Voorstel tot het vaststellen van de wijzigingsverordening 2005 Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven (voorstel 05.R1336.001)
Voorzitter: Niemand heeft te kennen gegeven het woord te willen voeren. Mag ik u voorstellen…… mijnheer Houben? De heer Houben: Een kleinigheidje hoor. Bladzijde 33, bij punt 6 onderaan staat: “zie onder punt 9”. Maar er is geen punt 9, dus dat is een vergissinkje. Voorzitter: Dank u zeer. Wethouder Mittendorff. Mevrouw Mittendorff: Ja, voorzitter, dat hadden we in de commissie al geconstateerd. Het wordt gewoon hersteld. Voorzitter: Voldoende, mijnheer Houben? Zijn er verder nog opmerkingen? Dan vraag ik aan u of u allen akkoord gaat met het voorstel. Dat is het geval. Het voorstel is vastgesteld. VI.4
Voorstel tot het vaststellen van het programma en overzicht 2005 huisvestingsvoorzieningen onderwijs (voorstel 05.R1337.001)
Voorzitter: Ook hiervoor hebben we geen amendementen of moties gekregen. Heeft iemand van u nog een opmerking? Is dat niet het geval? Mag ik concluderen dat u allen akkoord gaat met dit agendapunt? Dat is het geval. Dan is het vastgesteld. VI.5
Voorstel tot het aanpassen van de regeling belanghebbendenparkeren met betrekking tot uitgifte vergunningen en bezoekerskaarten (voorstel 05.R1338.001)
Voorzitter: Heeft iemand van u hierover een opmerking? Mijnheer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Dank u wel, voorzitter. In de commissie hebben wij een aantal suggesties gedaan om de regeling toch nog wat verder aan te passen. Wij hebben het voorstel mee teruggenomen naar de fractie, om te kijken of er nog amendementen op moesten komen. Dat was niet het geval, dus wij gaan akkoord met het voorstel.
55
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Dank u zeer. Is er verder nog een opmerking? Mijnheer Verhaegh. De heer Verhaegh: Liberaal Eindhoven is van mening dat belanghebbendenparkeren nooit opgelegd mag worden tegen de wil van de bewoners. Dat geldt eens te meer nu in de praktijk blijkt dat belanghebbendenparkeren nog niet wil zeggen dat je ook de garantie op een parkeerplaats hebt. Feit is echter dat dit aspect van de regeling nu niet aan de orde is; het zit er wél in. Het gaat nu over het andere aspect, dus Liberaal Eindhoven zal daarom vóór de verordening stemmen, maar met de kanttekening die ik zojuist gemaakt heb. Voorzitter: Dank u zeer. Iemand van u verder nog? Heeft iemand van u een stemverklaring? Is dat niet het geval? Gaat u unaniem akkoord? Dan is het vastgesteld. VI.6
Voorstel tot het vaststellen van de “Beleidsnotitie Taxi – Van bouwstenen naar beleid” (voorstel 05.R1341.001)
Voorzitter: Niemand van u wenst hierover het woord te voeren hè? Betekent dit dat u ook geen stemverklaring wilt afleggen? Gaat u unaniem akkoord? Vastgesteld. VI.7
Voorstel inzake gebiedsgerichte welstandscriteria Sintenbuurt, Tuindorp De Burgh, Philipswijk Blixembosch, Oude gracht oost en Geestenberg (voorstel 05.R1342.001)
Voorzitter: Wie van u hierover? Mijnheer Verhaegh. De heer Verhaegh: Voorzitter, wat we hier in dit voorstel zien, is een typisch en zeer actueel verschijnsel, namelijk dat we aan de voordeur aan het dereguleren zijn – dat is een paar jaar geleden gebeurd, dat je voor veel minder bouwwerken een vergunning nodig had – en vervolgens zie je via de achterdeur de regulering weer binnenkomen. Deze gebiedsgerichte welstandseisen zijn zó ongelooflijk gedetailleerd dat het er toch op neerkomt dat je eigenlijk weer allerlei voorschriften terughaalt die we juist hadden afgeschaft. Liberaal Eindhoven vraagt zich af of een dusdanige inperking van de vrijheid van de bewoners om iets aan hun eigen huis te veranderen, echt wel de prijs is die we moeten betalen voor een welstandsideaal. Liberaal Eindhoven denkt van niet, en zal daarom dan ook tégen dit voorstel stemmen. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Rozendaal.
56
A
Verslagnummer 9
De heer Rozendaal: Ja, ik wil hier toch even op reageren. We hebben deze discussie in de commissie ook al gehad, en ik heb toen ook al gezegd: mijnheer Verhaegh, als u de stukken goed leest, ziet u dat er overleg met de bewoners is gepleegd en dat juist de bewoners vragen om meer regelingen, waar de Welstandscommissie dat misschien niet zou hebben gedaan. Blijkbaar wensen die mensen dus op deze manier hun eigen wijk te beschermen. Ik ben met u eens dat deregulering een nobel doel is, maar als burgers zelf wensen dat hun wijk op een bepaalde manier via regelgeving beschermd wordt, wie zijn wij dan als gemeenteraad om te beslissen dat mensen het daarmee bij het verkeerde eind hebben? Het gaat om gebiedsgerichte criteria, dat wil zeggen dat die criteria gelden voor mensen die daar wonen, die daar om gevraagd hebben en die dat dus graag willen. Wij als VVD vinden deregulering mooi, maar niet als de mensen het niet willen. Voorzitter: Mag ik daarmee deze discussie afronden? Dank u zeer. De heer Verhaegh: Voorzitter, mag ik daarop reageren? Voorzitter: Ik stel voor dat we verder gaan, want uw beider standpunten zijn duidelijk. De heer Verhaegh: Mijnheer Rozendaal suggereert dat ik de stukken niet lees, ik merk op dat kennelijk niet iedereen dat vindt, want anders zou deze regulering namelijk helemaal niet nodig zijn. Er zijn óók mensen die wél de vrijheid willen hebben en dat telt voor ons zwaarder. Voorzitter: Mag ik voorstellen dat we het bij deze discussie verder laten en dat we naar de stemming gaan? Heeft iemand van u een stemverklaring? Dat is niet het geval. Wie van u is tegen het voorstel? Dat is de fractie van Liberaal Eindhoven. De overige fracties zijn voor. Het voorstel is aanvaard. VI.8
Voorstel inzake de instelling van de voorziening Focus Investeringsfonds (FIF) (voorstel 05.R1346.001)
Voorzitter: Wil iemand van u daarover iets zeggen? Is dat niet het geval? Gaat u unaniem akkoord? Dan is het vastgesteld. VI.9
Voorstel inzake afbouw ID-banen door gemeente als werkgever – financiële verwerking (voorstel 05.R1347.001)
Voorzitter: Wenst iemand van u daarover het woord? Zijn er stemverklaringen? Gaat u unaniem akkoord? Dat is het geval. Dan is dit vastgesteld. VI.10 Voorstellen tot wijziging van de begroting 2005: wijziging nr. 20, € 113.000
57
A
Verslagnummer 9
Sluiting OC Beatrixoord
Voorzitter: Even een opmerking met betrekking tot de tekst. We praten over de sluiting OC Beatrixoord. Daar is een kleine correctie van de tekst aan de orde, die dan bij deze ook wordt voorgesteld. Zie de voorlaatste zin: “Gezien het feit dat dit een autonome ontwikkeling is, is deze tegenvaller meegenomen in de Voorjaarsnota”. Met dank aan de attentheid van mijnheer Leenders. Mijnheer Van Bussel. De heer Van Bussel: Ik wil op nóg een omissie wijzen; in de agenda staat als bedrag € 113.000 vermeld, terwijl er in het voorstel zelf sprake is van € 119.000. Ik denk dat het agendapunt onjuist is. Ik ga ervan uit dat de € 119.000 correct is. Voorzitter: Goed, wij zullen dat checken. Bedankt voor uw attentheid. Mijnheer Vleeshouwers, nóg een woordje? De heer Vleeshouwers: Nog een kleine aanvullende vraag. Ik las dit stuk; de gemeente krijgt blijkbaar geld van het rijk vanwege het feit dat Beatrixoord hier draaide. Ik kan mij niet goed voorstellen dat dit op de een of andere manier niet ook kosten voor de gemeente met zich meebracht, en dat die kosten nu dus ook vervallen. Het lijkt mij dat hier wél iets gedaan wordt voor de tegenvallende inkomsten die wegvallen, maar daar zou daar niet ook nog iets tegenover moeten staan over uitgaven die niet meer gedaan hoeven te worden, en die wij dus min of meer zouden moeten compenseren. Redeneer ik zó juist? Voorzitter: Zullen we afspreken dat we vragen aan het college of zij dat willen onderzoeken, en of zij dit bij de volgende commissievergadering willen melden? De heer Vleeshouwers: Dat lijkt me uitstekend. Voorzitter: Dan gaan we dat bij deze aan het college vragen. Ik zie niemand nee schudden. VI.11 (toegevoegd) Noodverordening met betrekking tot de vliegtuigbom Voorzitter: Kan ik concluderen dat u het daar allen mee eens bent? Dat is het geval. Dat hebben we dan nu met elkaar besloten, akkoord. Dan gaan we nu verder met de actuele moties. VII Actuele moties AM.1 Actuele Motie inzake benoeming commissaris in de Raad van Commissarissen van de geherstructureerde NRE (Newco B.V.), aangekondigd door GroenLinks
58
A
Verslagnummer 9
De heer Kerkwijk: Voorzitter, ik kan wat korter zijn want in mijn voorbereiding kwam mijnheer Pastoor nog voor. Daar draaide het om. Het klopte dat het om een benoeming vanuit de functie van de wethouder ging, ongeacht wie het waarneemt of overneemt in de komende periode. Toch zijn er wel een paar opmerkingen te maken. In 2001 stelden wij beleid vast, en dat deden wij niet voor niets. De NRE leed een flink verlies, en naar aanleiding van het verlies van de toenmalige NRE heeft de raad besloten – na onderzoek door het advocatenkantoor Van Doorne – dat we dat niet meer zó moesten doen, met bestuurders in de raad van commissarissen van dit soort instellingen en bedrijven. Vooral teneinde de schijn van tegengestelde belangen en loyaliteitsconflicten zo veel mogelijk te voorkomen, en met het oog op een transparant beleid. Na vandaag krijgt die zin een heel andere lading als wij het hadden laten doorgaan. Ik kon het niet laten, voorzitter. Voorzitter: Zolang u het fatsoenlijk zegt, is er niets aan de hand. De heer Kerkwijk: Volgens mij doe ik dat, want u corrigeert mij nog niet. Soms is mijn Nederlands anders dan het uwe, maar dan kunnen wij nog wel hetzelfde zeggen. Voorzitter, de motie spreekt voor zich. Uit het voortraject heb ik begrepen dat veel partijen zich er achter willen scharen. Ik heb net nog geprobeerd om wat handtekeningen op te halen; dat is niet bij iedereen gelukt. Degenen bij wie het niet is gelukt zullen in hun stemgedrag wel laten zien wat zij ervan vinden. Het beleid van 2001 én dit voorval zijn wel aanleiding om eens verder te praten over het beleid. Doen we het consequent, en doen we het op meerdere plekken als het gaat om commissarissen van gemeentewege, of mensen in besturen? Nu ga ik een voorbeeld aanhalen, waarvan ik heel graag wil dat het college daarop reageert. De Stichting Citydynamiek – Eindhoven kreeg een ploegentijd in de Pro Tour – dat is mooi, want zo’n topsportevenement is prima voor de stad. Citydynamiek deed mee, maar trok kort vóór de Pro Tour haar stekker eruit. Het probleem kwam ineens bij de gemeente te liggen. Er was een wethouder die in het bestuur van de Stichting Citydynamiek zat. Het bestuur zei: we doen het niet meer, en de wethouder Financiën en Sport zat met het probleem. Op die manier moeten we dus niet omgaan met dit soort zaken, en dan mag je de lat van het beleid van 2001 er nog wel eens langs leggen. Overigens vind ik – als we puur naar dát probleem kijken – dat we dit eigenlijk nog steeds op het bordje van Citydynamiek moeten leggen. We zouden trouwens sowieso nog eens naar die Stichting moeten kijken. Middenstandsbelang is een andere stichting waarvan ik vind dat we daar nog eens goed naar moeten kijken, in de geest van het beleid zoals we dat in 2001 hebben vastgesteld; volgens mij was dat hartstikke goed. Voorzitter, u krijgt van mij een ondertekende motie. Voorzitter: Dank u zeer. Wie van u mag ik het woord geven? Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Mag ik even iets tegen mijnheer Kerkwijk zeggen, voorzitter. U weet dat wij daarover vragen hebben gesteld? Die vragen zijn beantwoord, maar niet
59
A
Verslagnummer 9
helemaal tot ons genoegen. Wij zitten ook nog te kijken met die € 425.000 die nog ergens gedekt moeten worden. Voorzitter: Iemand van u verder nog het woord voordat het college reageert?
De heer Gerard: Het beleid zoals mijnheer Kerkwijk dat aanstipte, dat wethouders en raadsleden geen deel uitmaken van het bestuur van privaatrechtelijke ondernemingen lijkt mij nog steeds een zeer goed besluit. Ik zie ook geen reden om daar hier op deze plaats van af te wijken, afgezien van de persoon die het zou moeten doen. U kunt daar gewoon een extern persoon voor zoeken met behulp van een profiel. Daarmee is wat ons betreft alles over deze zaak gezegd. [Namens het college reageert de burgemeester. Mevrouw Joosten treedt op als plaatsvervangend voorzitter] De heer Sakkers: Mevrouw de voorzitter, eerst de situatie rond het nieuwe bedrijf Newco B.V. Wat is er aan de orde geweest? U heeft bij de brief die uw voorzitter aan de raad heeft geschreven een bijlage gekregen waarin het collegevoorstel werd uitgewerkt, en waarin wordt aangegeven om welke redenen het college voorstelde om gedurende een overgangsperiode gebruik te maken van de mogelijkheid van een uitzondering, zoals ook overigens in uw eigen kader – wat u als raad heeft gesteld – kan. Op voorhand de volgende opmerking: het college is het volledig met de raad eens over de algemeen gevoerde lijn met wat dan zo mooi heet corporate governance, oftewel: normaal gesproken géén mensen vanuit het college van Burgemeester & Wethouders in dat type bestuurlijke organen en commissariaten. Daarover is er geen enkel misverstand. Zodirect kom ik terug op Citydynamiek. Als er geen bijzondere reden voor is, is de algemene gedragslijn: niet doen, we hebben er in het verleden uit geleerd. U herinnert zich ongetwijfeld dat het niet alleen in Eindhoven, maar her en der in den lande, gebruikelijk was wethouders en gedeputeerden in allerlei raden van commissarissen zaten. Tegenwoordig kiest men dan nadrukkelijk voor de rol van aandeelhouder en vraagt iemand anders om namens de aandeelhouder zitting te nemen in de raad van commissarissen, overigens zonder last of ruggespraak jegens degene die hem of haar daarvoor heeft voorgedragen. De betreffende commissaris heeft wat dat betreft dus altijd een onafhankelijke positie. Dat is een keuze, en naar mijn mening is die principieel in orde. Zelf kun je dan je rol van aandeelhouder zuiver invullen. De wethouder die dat aangaat – in dit geval de wethouder Energie – kan dan in de algemene vergadering van aandeelhouders zijn zegje doen namens de gemeente. De gehele energiewereld is op het ogenblik redelijk in rep en roer vanwege het privatiseringsproces. Er is veel discussie over het scheiden van de commerciële- en de netwerkkant van de energiewereld. U weet net als ik hoeveel jaren debat daarover is
60
A
Verslagnummer 9
gevoerd. Zelf heb ik dit vanaf 1992 meegemaakt in allerlei verschillende functies als gedeputeerde in het noorden des lands. Nu voor het eerst – Eindhoven is daar voorbeeld in – ontstaat er een onderneming met 51% overheidsbelang, een kleine meerderheid. Er is een substantiële marktpartij van 49%. Juist nu is in het college het voorstel gedaan om een uitzondering te hanteren, maar uitsluitend voor de periode waarvan je mag verwachten dat de onderneming zich gaat settelen. We willen in de keuken kijken gedurende de overgangsperiode. En daartoe wil het college het uitzonderingsartikel hanteren. U weet inmiddels dat het college daarover verdeeld dacht, en dat de stemming in het college drie tegen drie was. Daarover kunnen we met elkaar nog wel eens praten; feit is dat uw burgemeester in de raad geen stemrecht heeft, maar in het college wél; een volle stem. U weet dat als de stemmen staken, de burgemeester de knoop moet doorhakken, als voorzitter van het college. Ik ben van mening dat als de stemmen staken, het logisch is dat de portefeuillehouder gesteund wordt. U mag mij er op aanspreken in de toekomst. De heer Janssen: Voorzitter, mag ik de burgemeester een vraag stellen? Kunt u precies aangeven wanneer het drie tegen drie was?
De heer Sakkers: Ik denk dat ik daarin duidelijk was. Wij zaten met zijn zessen aan tafel; toen werd het 3-3. Vervolgens moet de voorzitter de knoop doorhakken. Het komt ook wel voor dat het 4-2 wordt, of 5-1. Dan kan de voorzitter nuchter concluderen dat een meerderheid akkoord is, of dat men unaniem akkoord is. In dit geval was op inhoudelijke gronden de stemming 3-3. Dan moet er een knoop worden doorgehakt. Ook als de voorzitter als inhoudelijk stemgerechtigde in het college tégen was geweest, en het was tóch 3-3 geworden, dan nog had de voorzitter een beslissing moeten nemen. Mijn gedragslijn is in dat geval transparant, en dat meld ik u ook. Ten principale volg ik dan de lijn van het steunen van de portefeuillehouder, ongeacht wie dat is. Dát is namelijk degene die later in de raad zal hebben te verantwoorden hoe het thema inhoudelijk functioneert. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Van den Biggelaar, bij interruptie De heer Van den Biggelaar: Volgens mij klopt het verhaal technisch wel, maar ik denk dat de voorzitter van het college óók een andere politieke inschatting had kunnen maken. De twee wethouders die vóór waren, vertegenwoordigden immers een fractie van negen personen. De andere wethouders vertegenwoordigden een aanmerkelijk groter deel. Doordat mevrouw Mittendorff de portefeuille van de scheidende wethouder heeft overgenomen, telt haar stem wellicht formeel niet voor twee, maar politiek wel. Nu is mijn vraag of u vindt dat het in dit geval een wijs besluit was om de knoop naar de ene kant door te hakken, en niet naar de andere. De heer Sakkers: Ik denk het wel. Want als ik dat niet zou doen, met de argumenten van mijnheer Van den Biggelaar in de hand, dan was ik op een glijdend vlak terecht
61
A
Verslagnummer 9
gekomen, en dan zou ik voortaan steeds moeten tellen hoe in het dualistische tijdperk de raadsverhoudingen met betrekking tot omvang van fracties er uit zien. Om dan vervolgens in het college – waar besturen centraal staat, want zo hebben wij dat in het kader van het dualisme met elkaar gekozen – dáár steeds te moeten wegen hoe het nu ligt met de achterban in de gemeenteraad. Ik denk dat u het zó niet bedoelt en dat het in het dualisme zo niet is bedoeld. Dit soort vraagstukken kun je dus wel eens tegenkomen, en juist daarom heb ik een additioneel voorstel aan uw raad geleverd: zorg er nu voor dat de kwestie zich in dit soort situaties niet voordoet. Van het kader dat we met elkaar hebben vastgesteld, blijkt nu dat dit niet helemaal volledig was. Waarom zouden we er als raad niet aan toevoegen: “als het college gebruik wenst te maken van het uitzonderingsgeval, dan behoeft dat de instemming van de raad”. In dat geval zit ik als collegevoorzitter nooit meer in zo’n dilemma, en kan dan per definitie zeggen: mensen, als het zó ligt moet het eerst de ronde maken via de gemeenteraad. Dus enerzijds is mijn antwoord een technisch verhaal. Aan de andere kant echter, als ik mij op dat andere pad zou begeven, kan ik terecht op andere wijze door u in de raad worden aangesproken. En dan zou ik eigenlijk geen antwoord meer kunnen geven zonder een blos voor de spiegel. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Verhaegh, had u nog behoefte aan een interruptie? De heer Verhaegh: Ja, voorzitter, de burgemeester legt nu verantwoording af, dat is logisch. Maar het is een feit dat er na vanmiddag een heel andere stemverhouding ligt. Ik vraag me af of het idee nu niet vanzelfsprekend van tafel is. Of wil de burgemeester nog vasthouden aan het idee dat het juist wel zou moeten kunnen?
De heer Sakkers: Ik maak ernstig bezwaar tegen uw opmerking, omdat het college zonder aanzien des persoons gezegd heeft: het is 3-3. De volgende beslissing hoeft pas te worden genomen als de vraag wordt opgeroepen wie dat dan vanuit het college moet zijn. En dán is het logisch – en zo is het besluit ook genomen – dat het de portefeuillehouder Energiezaken is. Hoe hij of zij ook heet. Waarom is expliciet voor de portefeuillehouder Energiezaken gekozen? Opdat er geen enkel misverstand zou kunnen bestaan over de situatie vóór of na de verkiezingen van volgend jaar. Er is dus niets aan de orde geweest met betrekking tot enig persoon in de weging wie daar commissaris zou moeten worden. De heer Verhaegh: Voorzitter, dat suggereerde ik ook niet. Ik zei alleen dat er nu een andere situatie is, doordat het college anders van samenstelling is. Als u die beslissing nu opnieuw zou moeten nemen, zou deze dan niet gewoon anders uitvallen? De heer Sakkers: Dan zou mijn persoonlijke mening nog steeds dezelfde zijn, dat hoeft u niet te verbazen. De stemverhouding ligt anders, dat is een feit van vandaag, daarin hebt u gelijk. Dit laat onverlet dat het besluit in het college – zoals dat op dát
62
A
Verslagnummer 9
moment was samengesteld – is genomen. U weet dat dit nog steeds rechtsgeldig is. Wat ik in dit geval van belang vind – en dáárom vind ik deze casus voor ons allen belangrijk – los van welke persoon dan ook, hoe wenst de raad om te gaan met zo’n uitzonderingssituatie? Daarvan zou ik als uw raadsvoorzitter willen vragen: neemt u alstublieft dat additionele besluit; dan praten we er met elkaar over en dan is het weg. En als het dan gaat om de specifieke beslissing met betrekking tot déze situatie dan vraag ik de raad nog steeds om een uitspraak te doen hoe u met dit geval wenst om te gaan, deze uitzonderingssituatie in dit bedrijf, en om het collegebesluit dat genomen is, te respecteren. Als nu een meerderheid daar niet vóór is – dat heb ik u geschreven – dan zal ik in het college een heroverwegingsvoorstel presenteren. Het zal u duidelijk zijn wat dat impliceert: dan kiest u voor iemand namens, en niet vanuit het college. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel, burgemeester. Mijnheer Kerkwijk, als indiener van de motie, wilt u hierop nog reageren? De heer Kerkwijk: Ja, heel kort. Ik vind dat de burgemeester een helder verhaal heeft gehouden. Zijn gedragslijn binnen het college omschrijft hij helder, evenals hoe hij opereert vanuit een principiële lijn. De enige opmerking die ik zou kunnen maken – maar zal een zaak zijn van de toenmalige coalitie, na het vertrek van de heer Van Eerd – dat is dat wij verzuimd hebben dat de enig overgebleven CDA-wethouder een zwaarder gewicht kreeg in relatie tot het aantal zetels in de raad. Het zij zo. Dat hadden we kunnen doen. Soit. Voor wat betreft deze casus lijkt het me duidelijk – gezien de steun die er vooraf ook was – dat je het nu niet moet doen en dat het beleid in de toekomst wordt gehandhaafd zoals het is geformuleerd. De toevoeging in de toekomst dat eerst de raad moet worden geconsulteerd, lijkt mij slechts zeer wenselijk. Plaatsvervangend voorzitter: Zijn er andere fracties die behoefte hebben aan een stemverklaring over deze motie voordat ik hem in stemming breng? Mijnheer Kielenstijn.
De heer Kielenstijn: Ja, wij kunnen kort zijn. Het betoog van de burgemeester, waarin hij aangeeft dat als je wilt afwijken, je eerst nog even langs de raad gaat, lijkt mij een heel correcte wijze. Wij hadden het goed gevonden om voor een periode van twee jaar een wethouder op die stoel te zetten, omdat wij denken dat daarvoor redenen zijn aan te dragen. Zoals al eerder verwoord. Wij kunnen echter heel goed leven met de procedurele weg die we dan met elkaar zouden afspreken, omdat je dan duidelijkheid schept voor elkaar. Dan kan er nooit een misverstand ontstaan. Dus wij kunnen met die lijn instemmen. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Zijn er nog andere stemverklaringen? Zo te zien niet. Ja, mijnheer Van den Biggelaar.
63
A
Verslagnummer 9
De heer Van den Biggelaar: Nu vraag ik me af of ik al dan niet in herhaling val. Ik vind het toch belangrijk om op te merken dat ik het betoog van de burgemeester heel helder vind. Dat ik hem desondanks ter heroverweging wil meegeven om het niet te doen. Ik ben blij met het voorstel om de regeling zodanig aan te passen dat een kwestie in gevallen als deze nog even terug gaat naar de raad voor een definitief besluit. Dat voorstel van u vind ik helder, en wij willen dat graag omarmen. Plaatsvervangend voorzitter: Dat is geen stemverklaring op de motie, maar die horen wij dan straks bij de stemming wel. We waren bezig met de stemverklaringen. De burgemeester? De heer Sakkers: Mag ik nog één omissie rechtzetten? Ik begrijp dat het college dat hier zit door u als college wordt gezien, expliciet genoemd, mijnheer de gemeentesecretaris. Ik stel voor dat u het college toestaat dat wij ons in de collegevergadering buigen over uw vragen met betrekking tot Citydynamiek en dat wij kijken hoe wij daarmee omgaan in de komende tijd. Ik ben uw vraag daarover niet vergeten. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Dan breng ik nu de actuele motie in stemming, inzake benoeming commissarissen in de raad van commissarissen van de geherstructureerde NRE. Mag ik bij handopsteking zien wie vóór de motie is? De overgrote meerderheid van deze raad is vóór de motie. Daarmee is deze aanvaard. De heer Sakkers: Voorzitter, mag ik concluderen dat impliciet ook het andere additionele besluit is genomen? Dank u wel. [De heer Sakkers neemt zijn plaats aan het hoofd van de vergadering weer in] Voorzitter: Dan zijn we nu toe aan agendapunt VIII, de zaken waarover we met elkaar in discussie gaan. VIII Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen. VIII.1 Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan Meerhoven, tweede herziening (voorstel 05.R1330.001) Voorzitter: Zou de voorzitter van de commissie ons even kunnen inleiden in het thema? Mijnheer Oosterveer.
64
A
Verslagnummer 9
De heer Oosterveer: Dank u wel, voorzitter. In de commissie hebben we het bestemmingsplan Meerhoven met elkaar besproken. We zijn in de commissievergadering expliciet uitgegaan van een bestemmingsplan Meerhoven, losgemaakt van de discussie over de knip in de Sliffertsestraat. We hebben daar nadrukkelijk met elkaar bij stilgestaan, en over het bestemmingsplan als zodanig moest verder worden besloten. Vandaar dat wij in de commissie uitsluitend hebben gesproken over het bestemmingsplan Meerhoven, exclusief de discussie over de knip, welke op zichzelf ter discussie staat. Dank u wel, voorzitter. Voorzitter: Dank u zeer. Dat ter introductie. Mevrouw Fiers wenst het woord.
Mevrouw Fiers: Het gaat om een herijking van het bestemmingsplan Meerhoven, en dat betekent dat wij het vergelijken met het oude bestemmingsplan Meerhoven uit 1997. Er zijn nu twee grote verschillen ten opzichte van dat oude bestemmingsplan. Ik zal in mijn betoog eerst ingaan op die twee verschillen. Daarna kom ik op een zorgpunt van de fractie van de Partij van de Arbeid. Allereerst wordt in het nieuwe bestemmingsplan het aantal vierkante meters detailhandel en horeca opgehoogd met maximaal 2.000 m². Wat de fractie van de Partij van de Arbeid betreft, is dat na bijna acht jaar een logische stap. Het inkooppatroon van mensen is veranderd en daar ligt een gedegen studie onder. Wat ons betreft is die wijziging in het bestemmingsplan geen probleem. Het tweede verschil betreft het aanpassen van het woningbouwprogramma. Daar wil de fractie van de Partij van de Arbeid graag even stil bij staan. Met name omdat in het raadsvoorstel verwezen wordt naar de reden waarom het woningbouwprogramma wordt aangepast. Er staat namelijk dat wij onder druk van de economische situatie meer gaan bouwen in het goedkope segment, dus meer starterswoningen, én meer in het middeldure segment in plaats van in het dure segment. U zult begrijpen dat de fractie van de Partij van de Arbeid daarmee heel blij is. Wij roepen dat vanuit de oppositiebanken al geruime tijd. Ik denk dat het goed is – en dat de wethouder daarom dit dossier prima kan overnemen. Van de wethouder zou ik graag willen weten hoe ik het uitgangspunt moet zien in het kader van de woonvisie van Eindhoven. Want daarin hebben we met elkaar toch nadrukkelijk een aantal andere dingen geformuleerd met elkaar. Ik zou graag zo direct een reactie hierop willen horen van de wethouder. En kan de wethouder ook uitleggen hoe ik dit argument moet zien in het kader van andere bouwplannen die nog op stapel staan in Eindhoven? Dan kom ik bij het zorgpunt. Dit heeft te maken met de verkeerssituatie. Wij voegen in het centrum van Meerhoven maximaal 2.000 m² horeca en detailhandel toe. Wij voegen 200 woningen toe, en tegelijkertijd beslissen wij om niets te wijzigen aan de verkeerssituatie. Nu ligt daar een heel dik verkeerskundig rapport; wie ben ik, denk ik dan, om dat verkeerskundig rapport tegen te spreken. In het rapport staat dat de verkeerssituatie niet gewijzigd hoeft te worden; we veranderen wel een aantal dingen maar dat heeft eigenlijk geen noemenswaardig effect. Toch blijven wij – ook
65
A
Verslagnummer 9
na de hoorzitting met bewoners – met het gevoel zitten dat die verkeerssituatie in de verdere uitwerking wél aandacht nodig heeft. Wij proberen middels een motie de wethouder op te roepen om in de verdere realisatie die verkeersontsluiting van het centrum van Meerhoven nadrukkelijk de aandacht te geven. Het is een vage formulering, maar we hopen daarmee wél de nadruk erop te leggen dat het in de uitwerking wordt meegenomen. Het ging ons te ver om nu al precies voor te stellen welke verkeerskundige aanpassingen er nodig zouden moeten zijn. Wij willen de wethouder deze nadruk meegeven. Hierbij wilde ik het laten in de eerste termijn. Voorzitter: Dank u zeer. Wie van u verder? Mijnheer Gerard.
De heer Gerard: Voorzitter, het voorstel gaat feitelijk over twee zaken, namelijk een uitbreiding van het aantal goedkope woningen ten koste van dure. Daarmee zijn wij erg blij. Het andere is: meer detailhandel. Dat laat ons onverschillig. Daar ligt een studie onder, dus dat zal wel goed zijn. Wij zouden niets gezegd hebben over het stuk, en onze opmerkingen over het verkeer hebben geventileerd bij de behandeling van de “knip”. Maar nu ligt er een motie van de Partij van de Arbeid die voorstelt om een probleem op te lossen waarvan een gedegen studie zegt dat dit niet zal optreden. Dat vind ik een beetje merkwaardig. De Partij van de Arbeid geeft aan dat zij het gevoel heeft dat Goudappel Coffeng hier iets zegt dat niet waar is, maar daar kan ik weinig mee. Of je erkent de studie, en dan erken je de consequenties; dan staat er gewoon dat er geen problemen komen op het Zandstrand. Of je erkent de studie niet, je gaat op je gevoel af en je doet wat nattevingerwerk. Je doet dan dus iets waarvan je zelf niet weet wat je wilt. Voorzitter, ik vind niet dat men zulke moties moet indienen. Voorzitter: Mevrouw Fiers, dat roept om een reactie! Mevrouw Fiers: Nu kunnen we de hele verkeerskundige discussie gaan voeren, maar…. Voorzitter: Niet doen hoor! Mevrouw Fiers: Nee, ik wil niet te veel in details treden, maar over de formulering valt nog wel iets te zeggen. Ik ben er niet van overtuigd dat het aantal voertuigen dat daar voor de toekomst voorspeld wordt, geen verkeerskundige aanpassingen zouden moeten eisen. Dus ik trek niet in twijfel dat er een mooi rekenkundig model is; als ik de conclusies hier ter discussie stel dan denk ik dat ik te ver ga. Wat ik slechts wil zeggen is dat met de uitwerking die verkeerskundige situatie wat ons betreft nog eens goed bekeken moet worden. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Gerard nog kort, en dan gaan we verder.
66
A
Verslagnummer 9
De heer Gerard: Ja, de omschrijving van het probleem, alsmede van de oplossing, is zó vaag dat je deze regel gewoon kunt invoeren in elke straat in Eindhoven. Ik zie de meerwaarde van de motie niet.
Mevrouw Fiers: Nú zit je aan het begin van de planvorming, en ik denk dat het goed is om vooraf na te denken over wat we met de verkeerssituatie kunnen doen in plaats van achteraf lapmiddelen toepassen. Dát geldt vaak voor de rest van de stad. Voorzitter: Mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Fiers heeft al heel veel duidelijk gezegd: de uitbreiding betreft wat meer woningen en wat meer handel. Dit wordt ingegeven door economische motieven, en is dus nodig om de planontwikkeling goed te kunnen laten verlopen. Dus ja, daar is eigenlijk helemaal niets op tegen. Zij merkt op dat het mogelijke verkeer een probleem zou kunnen zijn, en ik denk dat mijnheer Gerard in het oog moet houden dat mensen die daar wonen denken dat dit mogelijk een probleem is. En dat wij die mensen dus moeten laten weten dat wij – hoewel dit volgens onze berekeningen geen probleem zou moeten geven – hen niet in de steek laten en dat wij bereid zijn om te kijken of dit al dan niet een probleem oplevert. Dit is de mensen vertellen dat er waarschijnlijk geen probleem komt, maar mocht dat wel zo zijn dan kijken wij daarnaar. Ik zie geen enkel bezwaar. Ik zie uw bezwaren tegen deze motie niet. De heer Gerard: Het is een precedent van jewelste. Want als je dit doet, dan kun je bij elk stuk in de stad waar je bouwt – bijvoorbeeld ook bij de geluidswal bij Blixembosch waar nu tegenaan gebouwd wordt, welke bouwlocatie dan ook – precies dezelfde logica toepassen. Door de vaagheid van deze motie gaat u een soort blanco motie maken voor alle uitbreidingstoestanden in de stad. De heer Rozendaal: Ja, maar mijnheer Gerard, er staat hier helemaal niet dat wij pertinent iets moeten gaan doen. Er staat: “in de verdere planvorming wordt nadrukkelijk aandacht voor de verkeersinfrastructuur gevraagd”. Dat is toch helemaal niet raar als je ergens een nieuw gebied aanlegt en als anderen extra verkeer krijgen omdat daarnaast aan een nieuw gebied wordt gebouwd? Dan is het toch eigenlijk niet meer dan vanzelfsprekend dat je wat nadrukkelijker naar de ontwikkeling van de verkeersinfrastructuur gaat kijken? Voorzitter: Mijnheer Gerard, bent u al overtuigd? De heer Rozendaal: Het is een vanzelfsprekendheid, en dit zou altijd moeten gebeuren.
67
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Het moet even bij deze interruptie blijven, want anders worden de verhalen erg lang. Mijnheer Gerard, het punt dat mijnheer Rozendaal maakt is wel duidelijk, denk ik. Bent u het nu met elkaar eens, of nog net niet?
De heer Gerard: Nee, want we hadden bijvoorbeeld de hoorzitting voor Bloemenbuurt Zuid. Daar werd de ontsluiting anders geregeld, maar wij hebben daar echt niet gekeken naar de wegen. Ik vind dat dit een precedent schept. Ik stem gewoon niet in; ik vind dit te vaag. Wij hebben een programma Verkeerswerken, we kunnen al dit soort dingen gewoon regulier organiseren als wij dat willen, bij gebleken problemen. De heer Rozendaal: Ik denk dat mijnheer Gerard zich hier juist vergist, want in het geval van de Bloemenbuurt Zuid is zelfs door ambtenaren gezegd dat zij – in eerste instantie even niet, maar uiteindelijk wel – expliciet naar de verkeerssituatie zijn gaan kijken, omdat het de omliggende buurten belastte. Met name naar de ontsluitingen voor die buurt hebben zij gekeken. Het is dus wel degelijk iets dat hóórt te gebeuren, en in een aantal gevallen ook gebeurt. Op zich is het heel goed dat wij tegen de bewoners zeggen: hoort u eens, wij gaan er heel goed naar kijken. We weten nog niet of het echt een probleem is, en hoe wij dat dan moeten oplossen. Maar áls er een probleem is dan komen wij dat in ieder geval tegen, en dan willen wij u helpen. Mij lijkt dat op zichzelf gewoon een heel goede uitspraak. Voorzitter: Dan gaan we nu kijken wie er nog meer het woord wenst. Mijnheer Houben, en daarna mevrouw Van Herk. De heer Houben: Mijnheer de voorzitter, wij hebben een stemvoorbehoud gemaakt over twee zaken. Het eerste betreft de rol van Eindhoven Airport. Het tweede is de kwestie van de knip. Die wordt straks behandeld, dus dat haal ik nu niet aan. Wij willen graag dat er studie wordt gedaan naar de volgende punten: wij hebben contact gezocht met Eindhoven Airport N.V., naar aanleiding van de gegevens uit de Tweede Herziening Bestemmingsplan Meerhoven. In het blauwe boek (blz. 34 en 35) wordt gesproken over een werkgroep die met een rapport gekomen is “obstakel beheergebied luchtvaartterrein Eindhoven”. Waarom is Eindhoven Airport daarbij niet op één of andere wijze, bijvoorbeeld via gemeentelijke kanalen, betrokken geweest? Er wordt gesproken over “aanvaardbare beperkingen”, maar welke zijn dat dan? De civiele gebruikers van het vliegveld kennen ze niet. Ik heb begrepen dat het MER-rapport klaar is, en op 2 september is getekend door drie staatssecretarissen. Voorzitter: Mijnheer Houben, bij interruptie, ik heb het idee dat dit in de commissie aan de orde geweest zou kunnen zijn. Ik weet niet of dit het geval is, maar we gaan nu misschien dubbelen. Ik weet niet of u hierover het debat al heeft gevoerd.
68
A
Verslagnummer 9
De heer Oosterveer: Voorzitter, dank u wel. Wij hebben het Ouderenappèl Eindhoven meerdere malen verzocht om technische vragen aan de wethouder, dan wel aan haar ambtenaren te stellen. In de commissie hebben wij daarom een aantal keren verzocht. Ik moet u zeggen, uw vraag betreft duidelijk wéér een technische behandeling; eerst in de commissie en nu hier weer. Ik vind het vervelend om te moeten constateren dat dit al een aantal keren gezegd is. Voorzitter: Mijnheer Houben, ik kijk even naar u. Het gaat mij nu om de politieke weging. De heer Houben: Mij is dat niet bekend, omdat ik door omstandigheden niet altijd bij de commissie aanwezig kan zijn. Voorzitter: Het gaat nu om de politieke weging. Hebt u daarover nog een opmerking?
De heer Houben: De bedoeling hiervan was niet om direct een antwoord te krijgen, maar om het aan de wethouder voor te leggen. Daar wilde ik het bij laten. Voorzitter: Dank u wel. Nu eerst mevrouw Van Herk en daarna mevrouw Breuers. Mevrouw Van Herk: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Erg veel problemen hebben wij niet met het bestemmingsplan. Het enige waarmee wij ook zaten was het verschuiven van de tweehonderd woningen naar Bosrijk. Ook wij zijn bang dat er de nodige problemen op het gebied van parkeren en verkeersontsluiting komen. Vandaar dat wij de motie van de Partij van de Arbeid ondersteunen. Voorzitter: Dank u zeer. Mevrouw Breuers. Mevrouw Breuers: Natuurlijk zijn wij blij met meer goedkope woningen in Eindhoven. Dat hoef ik eigenlijk niet te zeggen, maar er komen verkiezingen en dus doe ik het toch. Wij krijgen ooit nog wel gelijk! Dat was punt één. Punt twee: in de commissie hebben wij uitgebreid gesproken over het veiligheidsgevoel van de mensen, met name in de straten rondom Meerrijk. De wethouder heeft mij er toen van verzekerd dat het veiligheidsgevoel en de verkeersveiligheid zeker aandacht gaan krijgen bij verdere ontwikkelingen. Wij nemen daar op dit moment genoegen mee. Wij vertrouwen erop dat de wethouder er straks “ja” op zegt, en dan komt het wel goed, denk ik. Want nóg meer deskundigen moeten zich daar naar mijn mening niet over buigen. Voorzitter: Mevrouw Fiers. Mevrouw Fiers: Dat is nu volgens mij precies wat wij met de motie beogen. Volgens mij zou mevrouw Breuers gewoon kunnen instemmen. Los van wat de wethouder
69
A
Verslagnummer 9
zegt vind ik het ook belangrijk dat de raad er een uitspraak over doet. Dus ik roep mevrouw Breuers toch op om de motie te steunen. Mevrouw Breuers: Nou, ik wil mevrouw Fiers niet teleurstellen. Mocht zij nu verkeersinfrastructuur vervangen door verkeersveiligheid, dan volgt van harte onze instemming. Wij willen niet de hele infrastructuur op zijn kop zetten. Dus aan u de keus. Misschien doet mijnheer Gerard dan ook wel mee.
Voorzitter: Nou, dat is dan helder. Was dit het wat u betreft, mevrouw Breuers? Dan is het woord aan mijnheer Van Dijck. De heer Van Dijck: Dank u wel, voorzitter. Met de bespreking van het bestemmingsplan hebben wij de verkeerssituatie ter plaatse beschouwd. Wij hebben die verkeerssituatie in verband gebracht met de knip. Nu heeft de Partij van de Arbeid een motie voorgelegd waar wij op zich positief tegenover staan. Er moet inderdaad veel gebeuren. Maar we hebben moeite met de zin “met name voor de ontsluiting via het Zandstrand”. Dat is het zinnetje waarmee wij moeite hebben, want indien er een onderzoek gaat plaatsvinden naar de verkeersstructuur, wordt er niet al direct in een bepaalde richting gewezen. Wij hebben die opmerking eigenlijk meer gekoppeld aan de behandeling van de knip in de Sliffertsestraat. Voorzitter: Dus als mevrouw Fiers “onder andere” maakt van “met name”? De heer Van Dijck: Als dat laatste zinnetje zou verdwijnen, willen wij best akkoord gaan. Het kan ter sprake komen maar dan pas ná onderzoek. Met doorhaling van “met name voor de ontsluiting via het Zandstrand”. Dan gaan wij akkoord. Voorzitter: Mevrouw Fiers? Mevrouw Fiers: Misschien ter verduidelijking: er is nu maar één ontsluiting, en dat is de ontsluiting via het Zandstrand. Dáár verwachten wij de grootste problemen. “Met name” wil ook zeggen: “vooral niet dat alleen”. Maar met name daar dus, omdat daar de meeste Meerhovenaren problemen zien aankomen. Ik snap niet waarom u moeite heeft met “met name”. Want daarmee houden we de boel juist open en is het één van de specifieke aandachtspunten. De heer Van Dijck: Ik denk dat dat soort zaken ook uit het onderzoek zal blijken. U vult dat verder in maar ik zou dat graag aan de betreffende deskundigen – die ook gesproken hebben tijdens de hoorzitting over de knip – willen overlaten. Voorzitter: Goed, ik denk dat u elkaar nu niet dichter nadert. Mijnheer Rozendaal.
70
A
Verslagnummer 9
De heer Rozendaal: Ik wil graag reageren op mijnheer Van Dijck. Ik vraag mij vooral af waarom hij zich daar nu druk over maakt. Er valt niets te onderzoeken, zoals het er nu voorstaat is het Zandstrand de enige ontsluiting van het centrum van Meerhoven. Dus u kunt onderzoeken waar er problemen ontstaan door het aanleggen van het centrum van Meerhoven – daar gaat deze bestemmingsplanwijziging namelijk over – en als u kunt aangeven dat er andere wegen last van krijgen dan behalve die ene ontsluitingweg, dan wil ik die óók wel even onderzoeken. De heer Van Dijck: Ik zal het kort houden; natuurlijk heeft Meerhoven een specifieke verkeersstructuur. Binnen Leefbaar Eindhoven wordt die niet door iedereen even enthousiast beoordeeld. Dus gezien het onderzoek dat noodzakelijkerwijs zou moeten plaatsvinden, willen wij dat toch open houden. Misschien komt er wel iets heel anders uit. Geef de verkeersontwerpers de vrijheid. Voorzitter: Oké. Dan nu mevrouw Van Dootingh. Mevrouw Van Dootingh: Dank u wel, voorzitter. Wij zijn in de commissie met het totale project Meerhoven akkoord gegaan. Maar de discussie gaat nu over de verkeerstoename; het gevoel dat het meer kan worden en dat het slechter kan worden moeten we in elk geval proberen te onderzoeken. Verder denk ik dat de verkeersinfrastructuur moet worden onderzocht, maar daarnaast moet het ook een verkeersveiligheidsaspect hebben. Want deze wijk is immers opgezet als autoluw en verkeersarm. Dat het Zandstrand de enige drukke weg is die daar loopt – vanaf het winkelcentrum naar de buitenkant – dat ben ik met u eens. In het noemen van het Zandstrand kan ik mij helemaal vinden. Wij zullen de motie dus steunen, en nog liever als u er verkeersveiligheid bij zet.
Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Fiers: Dit wordt een Babylonische spraakverwarring! Voorzitter: Nou, nee, er wordt van alles gesuggereerd. Het is aan u hoe u daarmee straks omgaat. Wil verder nog iemand van u het woord? Is dat niet het geval? Dan wethouder Schreurs. Mevrouw Schreurs: Voorzitter, om met het eerste te beginnen: houdt dit voorstel nu in dat mevrouw Fiers en mevrouw Breuers alsnog gelijk krijgen tegenover het college? Natuurlijk niet. U maakt gewoon een voor de hand liggende vergissing tussen een visie – die een lange termijn kent – en korte termijnplannen. In de woonvisie heeft u vastgesteld dat op termijn de ontwikkeling richting koop gaat en dan wat duurder. Houdt dat in dat je op elk moment alleen maar heel dure woningen neerzet? Neen, want er is een gedifferentieerde behoefte. Dat heeft u gezien aan de cijfers van wat er in de stad wordt gebouwd. Er wordt nog steeds sociaal gebouwd.
71
A
Verslagnummer 9
Gemiddeld zul je in de tijd echter zien dat het die kant op schuift. Er zijn nú economische omstandigheden waardoor er even aan de andere kant van de markt wordt afgezet. Maar de lange lijn – conform de visie die u als raad heeft vastgesteld – ligt daar nog steeds onder. Pas als gedurende een langdurige periode de woonprogramma’s de andere kant op gaan, dán pas kunt u concluderen dat de visie een onjuiste was. Maar tot die tijd houden we daar gewoon aan vast.
Mevrouw Breurers: Ik heb het woord visie niet in de mond genomen. Ik heb alleen gezegd dat ik blij was met meer goedkope woningen. En ik ben blij dat er gestuurd wordt op de werkelijke situatie, dus ik ben helemaal niet ontevreden. Gelukkiger kan ik eigenlijk niet gemaakt worden. Voorzitter: Dan ben ik benieuwd of mevrouw Fiers ook gelukkig is. Mevrouw Fiers: Nou, ik begrijp uit het betoog van de wethouder dat de visie voor de lange termijn is. Ik heb echter twee vragen gesteld. Op mijn vraag over de visie is een duidelijk antwoord gekomen. De andere vraag was wat dit betekent voor de actuele bouwprogramma’s in de rest van de stad. We hebben het nu over Meerhoven, in de economische situatie die past bij het verhaal waarover wij het vandaag hebben. Hoe zit dat met de actuele bouwplannen voor de rest van de stad? Mevrouw Schreurs: De actuele bouwplannen in de stad worden doorlopend “gemonitored” op wat er werkelijk nodig is. Er vindt continu een soort verschuiving plaats, omdat het realiseren van bouwplannen tot mijn grote verdriet altijd langer duurt dan je wenselijk acht. De omslag van koop naar huur is trouwens gemakkelijk te realiseren. Die vrijheid heb je altijd. Je ziet hetzelfde verschijnsel bij de afspraken die wij met de omgeving hebben: elke keer gaat het erom dat je niet voor leegstand wilt bouwen. Je bouwt voor wat mensen nodig hebben, en willen hebben. U heeft dus volkomen gelijk dat er een omslag plaatsvindt die aangeeft dat dit nú noodzakelijk is. Wij volgen dat naadloos. Ik zal ervoor zorgen dat u een algemeen stukje krijgt over de verhoudingen in de rest van de stad. Het is leuk om te zien hoe dat gaat bij de afspraken met de corporaties. Het andere is verkeerskundig. Ik voel eerlijk gezegd veel voor de benadering van mijnheer Gerard; hij stelde zich al zo constructief op aan het begin van de vergadering. Eigenlijk denk ik dat het vanzelfsprekend is dat je dit soort dingen meeneemt. In zoverre denk ik dat het geen kwaad kan om vast te stellen dat je aandacht wilt voor verkeersintensiteit, en vooral voor verkeersveiligheid, zoals door een aantal raadsleden ook naar voren werd gebracht. Het behoort een integraal onderdeel van de planvorming te zijn. Hier hebben wij het over het bestemmingsplan. Als het om daadwerkelijke plannen gaat, bekijk je de zaak wat actueler, hoe het zich concreet gaat afwikkelen. Je monitort dus het gehele proces. U heeft natuurlijk wél gelijk dat je er op moet letten dat er ruimte is om dingen bij te kunnen stellen. In zoverre moet het dus wel in het bestemmingsplan verankerd zijn,
72
A
Verslagnummer 9
maar u heeft niet aangegeven dat zulks niet het geval is. Dus de ruimte is er; nu moeten we gewoon zorgen dat we het verankeren als we constateren als er iets aan de hand is. U mag de motie van mij aannemen hoor, dat vind ik prima. Dan heeft u als raad feitelijk geadviseerd dat de verkeersafwikkeling uw aandacht heeft, en dat u daaraan hoge prioriteit toekent. Dan denk ik dat de toevoeging verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid er allebei in geïncorporeerd moeten worden. Voorzitter: Dank u zeer. Dan gaan we in de tweede termijn kijken wat er nu met de motie gaat gebeuren. Mevrouw Fiers.
Mevrouw Fiers: Ja, dat is nu interessant hè, wat we daarvan gaan maken? Het voorstel is – zoals de wethouder zegt – om verkeersinfrastructuur/verkeersveiligheid toe te voegen. Ik zou wel willen laten staan: “met name de ontsluiting Zandstrand”, omdat dat één van de hot items is. “Met name” sluit nadrukkelijk niet uit dat het ook om andere dingen gaat. In die geest zou ik de motie willen indienen. Voorzitter: U voegt er dus iets aan toe, conform het verhaal van die verkeersveiligheidselementen. Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Het wordt verkiezingstijd, voorzitter, en dan komt het goed uit als er moties zijn die leuk klinken maar waar niets in staat. Dat is deze motie. Het is een motie om iets op te lossen wat volgens het meest gerenommeerde verkeerskundig onderzoeksbureau van Nederland geen probleem is. En mijnheer Van Dijck voegt er nog eens een vervaging aan toe onder het motto dat de helft van niets óók niets is. De heer Van Dijck: Wilt u dat even herhalen, mijnheer Gerard, want ik verstond het niet goed. De heer Gerard: U voegde er een vervaging aan toe van een motie die ook al niets is, onder het motto de helft van niks is óók niks. Voorzitter, ik vind dit gewoon een spelletje. Verkeerskundige problemen kunnen overal voorkomen, maar ze zijn volgens mij in Meerhoven bepaald niet het grootst; er bestaan veel grotere verkeerskundige problemen. Als er verkeerskundige problemen zouden zijn, dan hebben wij daarvoor de reguliere route van het verkeersbudget en verkeerstechnische werken, en dan kunnen wij die gewoon oplossen. Dat geldt voor de gehele stad; hier is niets speciaals aan de hand. Behalve dan dat er een nieuwe wijk te winnen valt voor de gemeenteraad. Voorzitter: Mijnheer Vleeshouwers. De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter, even over de motie van de Partij van de Arbeid: ik ken mevrouw Fiers als iemand die haar moties en amendementen heel zorgvuldig schrijft en formuleert. Deze vormt een uitzondering. Ergens nadrukkelijk
73
A
Verslagnummer 9
aandacht aan geven kost niets, en levert meestal ook niets op. Ik denk dat dit politieke kringen heel erg duidelijk is. Ik zou graag zien dat zij haar motie anders formuleert, en concreet opschrijft wat zij precies wil. Zolang dat niet het geval is, zal ik dit niet steunen. Dit levert niets op, wat dat betreft sluit ik aan bij de Socialistische Partij. Voorzitter: We kijken even wie nog meer het woord wenst in de tweede termijn. Ik dacht dat er geen vragen meer waren voor de wethouder. De motie is iets anders ingediend, ik hoop dat u dat zó kunt respecteren en dat we niet weer een tak van een boom hoeven te gaan gebruiken voor extra papier. Dat is het geval. Dan gaan we nu over tot de stemming over het voorstel. Ik zou het nu weer willen doen zoals wij dat inmiddels gewend zijn met onze elektronica. De brainport van Nederland, weet u wel? Mevrouw Fiers: Ik zou voorzichtig inzetten, burgemeester.
Voorzitter: Nou….. ik heb alle vertrouwen in uw kordate handeling. U ziet een test staan. We gaan even kijken of u vóór of tegen die test bent. Is dit de motie? We gaan nu over de motie stemmen. Let u op. We gaan dus niet testen, het is direct serieus. [toch wat problemen met de apparatuur] Voorzitter: Om nu te voorkómen dat uw eigen brains niet meer worden getriggerd gaan we het ook nog even met handopsteking proberen. Wie van u is tegen de motie zoals die is ingediend? Dat zijn de fracties van GroenLinks, Leefbaar Eindhoven, Liberaal Eindhoven, de Stadspartij en de Socialistische Partij. Ik ga ervan uit dat de overigen vóór zijn. Dan is de motie aanvaard. En dan nu het voorstel zelf. Wie van u is tegen het voorstel? Dat is niemand, dus is het voorstel unaniem aanvaard. Je moet altijd je brains blijven gebruiken. VIII.2 Voorstel inzake koersbepaling ten aanzien van buurthuizen (voorstel 05.R1335.001) Voorzitter: Dat gaat iets langer duren volgens mij, want u heeft nogal wat amendementen en moties gesuggereerd. We duiken er maar snel in. Wie van u wenst het woord? Mijnheer Vleeshouwers. Mevrouw Joosten: Voorzitter! Krijgen we eerst de introductie? Voorzitter: Ja, heel goed. Dank u wel. Eerst de commissievoorzitter. Mijnheer Stoevelaar, wát hoeven we niet meer te zeggen? Gaat uw gang.
74
A
Verslagnummer 9
De heer Stoevelaar: Ter verduidelijking voor de kijkers: het gaat nu over buurthuizen. In het verleden hebben wij dit ook wel eens vrijetijdsaccommodaties genoemd. De laatste 10 à 20 jaar hebben wij als gemeente verzuimd om deze gebouwen goed te onderhouden. Voor de zomervakantie kregen wij van het college een voorstel dat nog niet helemaal voldragen was. Vanuit de commissie – en tijdens het zomerreces ook vanuit de raad – zijn er heel veel suggesties gedaan. Na de zomer hebben we een nieuw voorstel gekregen en dat komt er op neer dat er nu een stringente scheiding gaat komen tussen enerzijds de buurtgerichte activiteiten, en anderzijds de zogenoemde bovenwijkse activiteiten. Bij bovenwijkse activiteiten kun je bijvoorbeeld denken aan de huisvesting van een muziekvereniging, dat soort dingen. In de buurthuizen vinden activiteiten plaats die echt helemaal op de betreffende buurt gericht zijn. Eén van de problemen bij dit voorstel was dat er een bezuiniging moest worden doorgevoerd. Er zijn veel fracties geweest die achteraf tégen de bezuinigingsvoorstellen waren, hoewel dit eigenlijk al een besluit was. Wij hebben daartoe immers vorig jaar bij de begrotingsbehandeling al besloten. Veel fracties willen dat inmiddels liever terugdraaien. Er ligt nu dus een aangepast voorstel en we gaan kijken hoe we eruit kunnen komen. Financieel, maar ook zó dat we recht kunnen doen aan de verschillende buurtactiviteiten. Voorzitter: Dank u wel. Helder. Dan gaan we er nu met elkaar over discussiëren. Ik had mijnheer Vleeshouwers het woord al gegund. De heer Vleeshouwers: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. De Stadspartij wil al heel lang en heel graag werk maken van nieuw beleid voor de buurthuizen; wat dat betreft zijn wij blij dat er nu eindelijk een voorstel ligt. Dit is hoognodig. Als je kijkt naar wat er allemaal in en rond buurthuizen speelt, dan is dat probleem na probleem na probleem. Onderhoud, vercommercialisering, koppeling met SPIL of niet, het feit dat de gemeente geen verkapte subsidie voor huisvesting meer wil geven, ontwikkelingen op het gebied van de WMO, peuterspeelzalen die verdwijnen; een hele serie ingewikkelde en met elkaar verband houdende problemen. Er moet gewoon iets gebeuren; het is heel erg dringend dat de raad hierover iets besluit. Om het nog moeilijker te maken kwam in de eerste plaats de raad vorig jaar met een extra bezuiniging op het buurthuiswerk. Daar bovenop kwam de scheiding tussen buurtgerichte en bovenwijkse activiteiten, waarbij de raad stelde dat bovenwijkse activiteiten voortaan niet meer de verantwoordelijkheid van de gemeente waren. Al met al een gigantische opgave om met al die problemen een fatsoenlijk, nieuw buurthuisbeleid te maken. Toen dat er in juni jl. eindelijk lag, schrok de commissie ontzettend. Het gevolg was dat het voorstel snel weer van tafel werd gehaald. Wij schrokken omdat we duidelijk het grote risico zagen dat we opnieuw geen buurthuizenbeleid zouden krijgen. Indien dit het geval zou zijn, zouden wij zelf met een initiatiefvoorstel komen, zo hebben wij destijds aangekondigd. Wij zouden in de vakantie met alle fracties gaan praten. De wethouder was hetzelfde van plan, dus daarom hebben wij dat samen gedaan. In de afgelopen commissievergadering lag er
75
A
Verslagnummer 9
opnieuw een voorstel. Weliswaar niet aangepast zoals de raad het graag wilde hebben, maar wel met een aantal stappen vooruit. Een vooruitgang was dat de dwingende koppeling met SPIL eruit was. Die koppeling is er nu op basis van vrijwilligheid; ik denk dat dit de enige mogelijkheid is die echt werkt. Het idee is geopperd om te gaan werken met jaarschijven: het jaarlijks kijken hoe het gaat en eventueel besluiten om bij te stellen. Verder werd er voorzichtig gespeeld met het idee om een deel van de bezuiniging terug te draaien; ook dat is een uitstekend idee. En nu praten wij erover in de raad. Er ligt een hele serie amendementen en moties op ons bordje en we hebben hard moeten werken om ervoor te zorgen dat er nu gebeurt wat wij willen. Alles bij elkaar genomen – het voorstel zelf, de amendementen en de moties – denk ik dat we nu van start kunnen. Een aantal fracties vindt dat dit een start is voor het nieuwe buurthuisbeleid en ik vind dat ook. We zijn er nog lang niet en we kunnen nu ook echt niet alle details al overzien. Aan de uitwerking zal nog hard gewerkt moeten worden en wij moeten er zeker met onze neus goed bovenop zitten om te zien of het allemaal goed gaat, óók in de toekomst. Zoals ik al zei is er een hele serie amendementen. Ik zal ze allemaal steunen, op één na. Ik vind het geen goed idee om de norm helemaal uit het voorstel te halen. Die norm hebben we nodig om in de toekomst beleid op te kunnen baseren. Ik ga ervan uit, als de bezuiniging straks misschien voor een deel wordt teruggedraaid, dat dan ook de norm op een aantal plaatsen omhoog kan. Dat kan de wethouder straks misschien bevestigen. Wat dat betreft gaat een deel van de pijn er dus uit. Wat ik de wethouder graag nog op het hart zou willen drukken is om er bij het stellen van de norm rekening mee te houden dat er buurthuizen zijn die uitstekend draaien en dan met die norm wellicht de knip op de neus krijgen. Andere buurthuizen functioneren veel slechter, en zij krijgen dan op basis van de norm alsnog een hoop meters die zij wellicht niet gebruiken. Dat moeten we echt proberen te voorkomen. Al met al, mijnheer de voorzitter, wil ik dit in eerste instantie over het voorstel zeggen. Ik hoop dat we straks gestroomlijnd door al die amendementen en moties heen kunnen, zodat we vandaag van start kunnen gaan met een nieuw buurthuisbeleid dat ervoor zorgt dat de Eindhovense buurthuizen – waarvan heel veel mensen gebruik maken – tot in lengte van dagen behouden kunnen blijven. Voorzitter: Dank u zeer. Wie van u wenst verder het woord? Mijnheer Houben.
De heer Houben: Ik zal proberen het kort te houden. Het is een goede zaak dat er na tien jaar eindelijk beleidsaandacht komt voor de VTA’s in onze stad. Met de dubbele vergrijzing in zicht en met de toename van welzijn, zorgfuncties, migrantengroepen en meer professionele organisaties in de nabije toekomst zijn buurthuizen van belang voor ontspanning, ontmoeting, ontplooiing en zo meer. In dat verband hebben het OVO, KBO, ANBO, PGvE en OVA een dringend beroep gedaan om dit raadsvoorstel op bepaalde gebieden ernstig te heroverwegen, en eventueel te herzien. Het voorstel bevat nog wat probleemgebieden; die hebben wij in de commissie laten inbrengen. Het ging over de bovenwijkse activiteiten, over de
76
A
Verslagnummer 9
verkeersruimte in de SPILcentra en minderheidsgroepen; als je nu al overgaat tot verdelen van zaken in buurthuizen kan de pot al op zijn voor nieuwe initiatieven voor anderen en eventueel nieuwe buurthuizen. Dan liever de gevolgen van amendement 4 van het CDA en Partij van de Arbeid, waarin de bezuiniging wordt teruggebracht, de maatschappelijke effecten in beeld worden gebracht en de gevolgen ervan telkens bij de begrotingsbehandelingen worden betrokken. We hebben aan de ene kant rekening te houden met een bezuinigingsvoorstel en aan de andere kant mogen de kwaliteit van het beleid en de gevolgen daarvan niet in de problemen komen. Wij onderschrijven uiteraard de mening dat het niet duidelijk is of buurtgerichte VTA’s rendabel te exploiteren zijn. Wat zijn dan de maatschappelijke consequenties? In dat verband zullen wij het amendement A3 van CDA en Partij van de Arbeid accepteren omdat de kwaliteit van het beleid én de implementatie van het beleid van immens belang zijn en niet ondergeschikt aan vastgestelde financiële kaders, maar dat de bereidheid moet bestaan – lopende het proces van vernieuwing – om de kaders bij te stellen. Het onderscheid tussen bovenwijkse en buurtgerichte voorzieningen levert in de uitwerking toch problemen op. In dat verband kunnen wij ons vinden in de argumentatie in het amendement van de Stadspartij. Goed in het voorstel is wél de rol van het buurthuisbestuur, om te komen tot een goede basis voor exploitatie, en dat er een oplossing wordt gezocht voor het onderhoud. Tot zover. Voorzitter: Dank u zeer. Mevrouw Jacobs.
Mevrouw Jacobs: Dank u wel, voorzitter. De VVD heeft vorig jaar bij de begrotingsbehandeling meermalen verkondigd dat het vreemd is om een bezuiniging op de vrijetijdsaccommodaties vast te stellen voordat er überhaupt een visie onder ligt. Vandaag bespreken we dan eindelijk die visie van het college. Leidend voor deze visie – en dat was ons kritiekpunt vorig jaar – is de vastgestelde bezuiniging. De inhoud is daarop aangepast. Met de belangrijkste kritiek die de commissie Sociale Pijler in juni jl. heeft geuit is in deze tweede versie echter niets gedaan. De betreffende punten: normering, bezuiniging en bovenwijkse activiteiten. De VVD kan zich beslist niet vinden in de voorgestelde normering op basis van de sociaal-economische status van de bewoners van het voedingsgebied. Wij vinden dat er voor alle burgers in Eindhoven een laagdrempelige, voor iedereen toegankelijke wijkvoorziening dient te zijn. VTA’s dienen vooral plaats te bieden aan kinderen en jongeren. Jeugdactiviteiten bevorderen niet alleen de participatie, maar hebben ook een preventieve werking. Ook voor ouderen spelen de VTA’s een belangrijke rol. Hier ontmoeten zij andere buurtbewoners, organiseren zij met en voor elkaar activiteiten; deelname aan activiteiten voorkomt immers vereenzaming. Buurthuizen dienen dan ook evenredig over de stad verdeeld te zijn, zodat deze voor oud & jong binnen een redelijke afstand bereikbaar zijn, dus ongeacht de sociaal-economische status van een wijk. Wat betreft het punt bovenwijkse activiteiten vindt de VVD dat activiteiten die van belang zijn voor de sociale cohesie in de stad wel degelijk een plaats dienen te krijgen in de VTA. Inventariseer deze activiteiten, en laat de verenigde
77
A
Verslagnummer 9
vrijwilligersbesturen van de accommodaties een goede verdeling over de wijkaccommodaties maken. Wij zullen dan ook de motie van de Stadspartij steunen. Hieruit vloeit voort dat het op dit moment niet mogelijk is om de hoogte van de bezuiniging vast te stellen. We hebben de wethouder al eens eerder aangegeven dat wij graag jaarlijks een plan van aanpak willen vaststellen, zoals we dat doen met de SPIL centra. Een bijkomend voordeel zou kunnen zijn dat we SPIL en VTA dan eventueel integraal kunnen afwegen, alhoewel al duidelijk is dat de mensen die betrokken zijn bij SPIL niet staan te trappelen om ook de VTA’s in hun samenwerkingsopdracht mee te nemen. Die regierol is al gecompliceerd genoeg. De VVD kan zich met deze overweging dus vinden in het jaarschijvenvoorstel van de Socialistische Partij. Dat impliceert tevens dat wij ons kunnen vinden in hun voorstel om dit voorgestelde beleid te zien als een startnotitie. Het amendement van CDA en Partij van de Arbeid ondersteunen wij niet. Het beleid vaststellen en beschouwen als richtinggevend legt op voorhand een te strak keurslijf op. De VVD pleit ervoor dat ná inventarisatie van de behoefte voor buurtgerichte en bovenwijkse activiteiten de daadwerkelijk benodigde ruimte per gebied wordt vastgesteld. In sommige wijken zullen er – gezien het karakter van de wijk – meer speciaal op die wijken afgestemde activiteiten moeten plaatsvinden. Maatwerk is dus het kernwoord, en niet bezuiniging. Al met al levert dit voor 2006 nog geen probleem op voor de begroting. Mocht dat wel het geval zijn, dan zullen wij daar bij de begrotingsbehandeling op terugkomen. De eerste bezuiniging staat geboekt voor 2007. Zoals de Socialistische Partij aangeeft, moeten de jaarschijven voor 2006 en 2007 dit jaar ter besluitvorming aan de raad worden aangeboden, zodoende zien we dus vóór de volgende Voorjaarsnota of bijstelling noodzakelijk is. Wat betreft beslispunt 5 zal de VVD een amendement indienen. Voorzitter: Dank u zeer. Dat hebben wij nog niet ontvangen hè? Oké, dus die krijgen we nog van u. Moet hij nog gekopieerd worden of is hij al rondgedeeld? A.8 is het. Mevrouw Jacobs: Hij ligt al op tafel.
Voorzitter: Akkoord. Dank u zeer. Dan is nu het woord aan mijnheer Leenders. Daarna aan mijnheer Gerard. De heer Leenders: Voorzitter, het buurthuizendossier is een uitermate belangrijk dossier. Wij moeten vanavond een besluit nemen waarmee de eerste stappen kunnen worden gezet naar een stedelijk netwerk van adequate en goed gespreide buurthuizen. Wij hebben tot tweemaal toe uitgebreid gediscussieerd over het wenselijke beleid ten aanzien van buurthuizen; voor deze behandeling kan het dan ook een stuk beknopter wat ons betreft, mede gelet op een aantal concrete voorstellen tot aanpassing van het collegevoorstel. Ik zal de goede zaken in het voorstel niet meer noemen. Hoofdprobleem van het beleid dat nu voorligt is dat het is gebaseerd op een bezuiniging die als een rode draad door het voorstel loopt. Die
78
A
Verslagnummer 9
bezuiniging is ingevuld door het schrappen van vloeroppervlak, en wel met 44%. Ik meld nogmaals – dat heb ik in de commissie ook twee keer gedaan – dat toen wij dit beslisten, wij afgingen op de mededeling van het college dat er enig risico op vermindering van het aanbod van bovenwijkse functies zou kunnen plaatsvinden. Zie de nota Maatschappelijke effecten van verantwoord vernieuwen d.d. 01-10-2004. Onderhavig voorstel geeft geen goed inzicht in de maatschappelijke effecten die het beleid met zich meebrengt; we weten alleen dat de consequentie van het beleid is: 44% minder buurthuisoppervlak; de exacte effecten van deze vermindering zijn niet bekend. Wij kennen niet de gevolgen voor de activiteiten in onze stad. Wij hebben echter sterk de indruk dat het aanzienlijke gevolgen zal of kan hebben. Dat er op buurthuisoppervlak bezuinigd kan worden, bestrijden wij niet. Er is ook niet-benutte ruimte in een aantal buurthuizen. Goed functionerende buurthuizen met voldoende ruimte voor activiteiten die door de gemeente van belang worden geacht zijn van groot belang voor de sociale cohesie, en dus voor de stad. Wij willen dus niet het risico lopen dat wij daaraan afbreuk doen, nee, eerder het omgekeerde! Wij hebben dan ook samen met de Partij van de Arbeid – inmiddels gesteund door een groot aantal fracties – een drietal amendementen opgesteld die risico’s moeten beperken c.q. moeten voorkomen dat onomkeerbare situaties gaan ontstaan. Ik zal deze niet nader toelichten, want ze zijn genoegzaam bekend. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Janssen, Partij van de Arbeid. Sorry, mijnheer Gerard. Enfin.
De heer Janssen: Voorzitter, ik heb de opdracht gekregen om een beetje voorzichtig te doen, want er zit nu nog maar één wethouder! En die hebben wij nodig om dit beleid uit te voeren. In juni hebben we gesproken over de zoveelste versie van het VTA-beleid. Ik heb toen de gemeentefolder van 2002 laten zien en gevraagd waarom het allemaal zo lang heeft geduurd. Drie en een half jaar na het verschijnen van die folder. In diezelfde folder staat dat de voorzitter van de VVA’s in Eindhoven eigenlijk ook wel weet dat er een aantal VTA’s dicht kunnen. Ik heb met hem in deze periode zeker twee maal gesproken. In het begin zegt hij nee, maar als je dan een beetje doorprikt is hij zeer reëel, en weet hij dat er op dit beleid bezuinigd kan worden in het belang van de continuïteit van de rest. Voorzitter, voor wat betreft mijn kritiek dat het zo lang heeft geduurd, laat ik het hier maar even bij. We hebben echt veel reacties uit de stad gekregen op dit beleid; het is een onderwerp dat er toe doet. Als je bij sport en cultuur 44% van de voorzieningen zou weghalen en de sporthallen voortaan bovenwijks zou noemen, of je gaat dit elders toepassen, bijvoorbeeld op de Cultuurnota waar eigenlijk hetzelfde model onder zit. We willen nú een visie, we willen gezondmaking en we willen bezuinigen. Allemaal tegelijk en liefst zo snel mogelijk. Eigenlijk weten we best dat dit niet kan. De convenantpartijen lossen die € 300.000 waar ze sterk aan vast houden kennelijk op. Ik heb hier in elk geval het CDA uitgedaagd, en ook anderen, om zich te realiseren dat het eigenlijk niet kan. Ik heb ze min of meer verweten dat zij nu zo handelen omdat er verkiezingen komen. Ik weet
79
A
Verslagnummer 9
dat wij – niet vorig jaar, maar het jaar daarvoor – hebben voorgesteld om te bezuinigen, en dat wij vorig jaar tegen de begroting hebben gestemd waarin dit stond. Om een lang verhaal kort te maken: wij hechten eraan dat duidelijk wordt gemaakt wat de functie zijn in de VTA’s. Wij onderschrijven de criteria, de normering waar het college naar toe wil. Wat dit betreft zijn wij het totaal oneens met de VVD, die vindt dat in dit verband alle wijken gelijk zijn. Wij hebben heel veel beleid in deze stad – dat is een punt voor de campagne, doe het maar vast – we maken bewust onderscheid op basis van SES-criteria. En BIO draait rapporten uit waarmee wordt aangegeven wat aandachtsgebieden zijn en buurtbeheergebieden waarin we meer moeten doen voor de mensen, omdat zij in penibele situaties zitten. Door dit kabinetsbeleid zijn sommige mensen in die wijken er nog veel penibeler voor komen te staan. Wat ons opviel in de eerste nota én in de tweede nota is, dat de maatschappelijke effecten van de bezuinigingen – áls we gaan bezuinigen – ontbreken. Deze ontbreken nog steeds. Wij willen ook graag af van het onderscheid buurtgericht versus bovenwijks. Je kunt dat onderscheid wel maken, maar niet als je dan niet meer verantwoordelijk wilt zijn voor de bovenwijkse activiteiten. Tussen haakjes: kan de wethouder ons ook informeren over het feit of de bovenwijkse voorziening Bliksems recent is verkocht? Ik vraag het maar even. Voorzitter, wat ons betreft wordt er in dit verhaal te veel richting bezuiniging geredeneerd. Daar passen we de visie op aan. Een reductie van 44% gaat ons te ver, en wij hebben met het CDA – ondersteund door een aantal andere partijen – amendement A.2 ingediend met als doel deze nota te aanvaarden als koersnotitie. Niet iedere letter, niet alle ins en outs hoeven precies te worden vastgesteld, maar we moeten nu wél beginnen. Stadsdeelgewijs of in pilotprojecten, dat maakt niet uit. We moeten een bepaalde kant op, we moeten herinvesteren en we moeten onderhoud gaan plegen. Ook moeten we saneren. Dat is de kern van amendement A.2. Amendement A.3 heeft een meer financiële kern. Daar willen we van af; de beslispunten 5 a tot en met c kunt u beschouwen als richtsnoer; er zit een toelichting bij en het amendement is mede ondertekend door Stadspartij en Ouderenappèl. Dan amendement A.4: omdat het college niet aangeeft wat de maatschappelijke effecten zijn wanneer men het aantal vierkante meters met 44% terugbrengt, zoeken wij een middenweg. Wij konden niet aangeven hoeveel er exact bezuinigd kan worden en in dit amendement doen wij de suggestie dat u wellicht kunt gaan tot een bezuiniging van maximaal 25%. Dat moet dan worden vertaald in het aantal vierkante meters dat resteert. De wethouder heeft mij schriftelijk laten weten dat er dan 20.000 m² overblijft. Daarmee kunnen wij dan de VTA’s in de stad voorzien. Gedeeld door 400? Dan zou je er 50 hebben; dat lijkt mij nog steeds veel te veel. Delen door 500? Ja, u kunt ermee schuiven. Als dat percentage wordt gehanteerd, willen wij daarvan de maatschappelijke effecten in beeld krijgen op basis van de functies, vrijwilligerswerk, ruimte voor ouderen, ruimte voor jongeren, enzovoorts. Wij willen er met het college over spreken hoe wij dit in de begroting kunnen betrekken bij de eerstkomende gelegenheid, en dat is bij de begrotingsbehandeling.
80
A
Verslagnummer 9
Dit amendement is met grote meerderheid aangenomen, herstel, ondertekend. Dank u wel. Voorzitter: Graag gedaan! Mijnheer Gerard.
De heer Gerard: Mijnheer de voorzitter! Buurthuizen dragen bij aan het instandhouden van maatschappelijke samenhang bij een flink deel van de bevolking. Zij bieden betaalbare ontmoetings- en ontspanningsruimte dicht bij huis, op een overzichtelijke schaal. Zij bieden soms ook ruimte aan activiteiten die eerder op stedelijke schaal functioneren en ook aan activiteiten die tussen de stedelijke- en de buurtschaal in zitten. Sommige gebruikers kunnen betalen, anderen zijn zo arm als een luis. De huurdersgroep, kortom, bestaat uit een uitermate bont gezelschap en de verhuurdersgroep ook. Geen buurthuis is hetzelfde als elk ander buurthuis. Hun problemen lijken wat meer op elkaar: achterstallig onderhoud, ze voldoen niet aan de nieuwe wettelijke eisen, ze kennen leegstand – voor een deel door de gemeente zelf veroorzaakt. Ze hebben problemen met vrijwilligers en soms hebben ze geen beheerder. Die problematiek ziekt al minstens tien jaar voort; waarschijnlijk langer, en er wordt niet ingegrepen. In die zin valt het te prijzen dat dit college in zijn nadagen eindelijk probeert om er iets aan te doen. Alleen bevalt het resultaat ons in sommige opzichten niet. Zodanig, dat wij tégen het voorstel zullen stemmen, tenzij er in de bespreking van vanavond dingen aan veranderen. Eigenlijk willen wij veel liever vóór het voorstel stemmen en daarbij willen wij best een zekere mate van onvoltooidheid en bezuiniging aanvaarden. Alleen niet déze mate van onvoltooidheid en bezuiniging. Eigenlijk willen wij vanavond de zaal uitgaan terwijl het ook voor ons aanvaardbaar is, omdat wij het niet op ons geweten willen hebben dat er wéér een collegeperiode verloren gaat. Want zolang er geen nieuw beleid vastgesteld is, kan er niet worden gehandeld. De bezwaren van de Socialistische Partij richten zich niet alleen tegen de bezuiniging die erin staat omdat de convenantpartijen dat vroeger afgesproken hebben en omdat het moest van dit kabinet. Ook omdat wij de aanpak simplistisch en rammelend vinden. Wat bezuiniging betreft is ons de overeenstemming gemeld die CDA en Partij van de Arbeid hebben bereikt. Het aantal te bezuinigen vierkante meters gaat terug van 44% naar 25%. Daarmee zijn wij het eens. Wij kunnen ons zelfs voorstellen dat een bezuiniging van dit percentage vierkante meters uiteindelijk tot aanvaardbare financiële gevolgen leidt, omdat er zo her en der verborgen, in de uithoeken van deze problematiek, nogal wat verspilling en slecht gebruik van geld zit. 44% lijkt ons echt te veel. De zaak is daarmee niet afgewerkt, want wij als Socialistische Partij vinden dat het raadsvoorstel kwalitatief onvoldoende is, ook als de bezuiniging teruggebracht is naar 25%. Een rijk en per buurthuis gemengd scala aan schalen, maatschappelijke praktijken en financiële technieken wordt simplistisch in twee stukken gehakt: de wijkse en de bovenwijkse voorzieningen, terwijl essentiële definities ontbreken. Dat gebeurt zonder dat samenwerking- en beheerovereenkomsten zichtbaar vorm hebben gekregen. Dat gebeurt zonder dat er
81
A
Verslagnummer 9
enig concreet inzicht wordt verschaft in exploitatie- en verhuurcondities, wijks zowel als bovenwijks, commercieel zowel als niet-commercieel. Het stuk, voorzitter, is niet af. Het rammelt en heeft teveel losse eindjes. Overigens kent het ook een aantal zinvolle uitgangspunten. De samenwerking tussen maatschappelijke partners in de buurt kan op zich, in beginsel, uitgroeien tot een goede zaak. Een rationele toedelingsnorm van een aantal vierkante meters per inwoner – hoeveel, dat hangt van de bezuiniging af – met daar omheen een bandbreedte, heeft in beginsel onze instemming, als u erbij vertelt wat een wijk is, welk aantal inwoners meetelt, wat je doet als twee stukken van een wijk twee verschillende SES-codes hebben, en meer van dat soort details. Er loeren hier in dit dossier veel devils and details. Daarom hoort u vaak de toevoeging in beginsel. Wij hebben voorgesteld om het bestuurlijk anders te doen. Daarvoor is inmiddels al een amendement rondgestuurd, wat u zodirect ondertekend van mij ontvangt. Het voorstel is om het collegevoorstel aan te merken als een startnotitie, wat het in feite ook is. Er is sprake van een zinvol begin, maar het is niet af. Het mist de kwaliteiten om nu al een visie genoemd te worden. De Socialistische Partij stelt voor om de feitelijke uitwerking neer te leggen in jaarschijven, om de jaarschijf 2006 in 2005 vast te stellen en de jaarschijf 2006 en 2007 vooraf ter besluitvorming aan de raad voor te leggen. Mensen bij wie nu het dualistisch geweten begint te knagen kunnen zich geruststellen door de jaarschijf 2006 een visieontwikkeling te noemen, en de jaarschijf 2007 de eerste programmalijn. Dan zijn die begrippen tenminste nog ergens goed voor. De gedachte – door Partij van de Arbeid en CDA naar voren gebracht – om het raadsvoorstel als een soort uitgangspuntennotitie aan te merken zónder een jaarschijvenverhaal, lijkt ons onverstandig. Bovendien is die na het amendement van de Socialistische Partij, wat verder gaat, overbodig. Oppervlakkig lijkt het amendement leuk, omdat de verplichtingen die de raad op zich neemt minder stringent zijn. Echter, dat geldt dan ook voor de rechten die deze raad heeft. Die zijn óók minder stringent. Een ongerichte versoepeling – en dat is dat amendement – verkleint de mogelijkheden van de raad om te controleren wat het college ervan brouwt. Immers, aan welke harde toetsen moet de kwaliteit van het beleid worden gemeten? Voor zover er harde, bruikbare uitspraken in staan, worden die door dit amendement gerelativeerd en dan laat de raad zich de kaas van het brood eten. Het is wel mogelijk om het een beginselnotitie te noemen, maar dan moet daar onverbrekelijk een jaarschijvenverhaal bij. Wij hebben drie concrete verbeteringsvoorstellen. Het eerste is dat de raad in het begin een stem krijgt in samenwerkings- en beheerovereenkomsten. Dat is een uiterst politieke zaak, en geen technische omdat het rechtstreeks raakt aan onze rol als volksvertegenwoordiger. Want de overeenkomsten bepalen bij wie de zeggenschap berust, welke groepen wél en welke niet in accommodaties terecht kunnen, en tegen welke condities. Wij willen niet meemaken dat een VTA dat samenwerkt met een bejaardentehuis alle jongeren buiten programmeert. Ten tweede: er moet een werkbare definitie komen van wat een buurt is, en wat bovenwijks is. De Socialistische Partij stelt voor om activiteiten waarvan het
82
A
Verslagnummer 9
voedingsgebied samenvalt met een stadsdeel of een deel daarvan als buurtgebonden aan te merken. Voorbeeld: Jong Nederland in de Generalenbuurt is buurtgebonden, hoewel het voedingsgebied groter is dan de Generalenbuurt waar toevallig dat clubhuis staat. Als derde stelt de Socialistische Partij voor om programmering als regel territoriaal te maken zodat uitzonderingen mogelijk worden, bijvoorbeeld voor een doelgroepenbeleid. De Socialistische Partij denkt dat al haar voorstellen zinvolle aanvullingen zijn, maar is bereid om dit amendement eventueel te splitsen, mocht dat nodig blijken. Tot nu toe heeft mij geen verzoek in deze richting bereikt. Het amendement van de Socialistische Partij – dit even voor CDA, Partij van de Arbeid en anderen – staat los van het bezuinigingsverhaal. Het is een methodiekverhaal voor de kwaliteit van het beleid. Niet voor de bezuiniging. Voorzitter, de Socialistische Partij is het niet eens met de VVD omdat de VVD geen doelgroepenbeleid wil, en wij wel. Ik zie wel het probleem van de jeugdactiviteiten, maar ik zie daarvoor twee oplossingen van andere aard die het systeem niet ondergraven, namelijk: maak een doelgroepenbeleid van het jeugdbeleid of (gedeeltelijk hetzelfde) stop in de buurtbudgetten een apart themabudget Jeugdbeleid, waaraan buurten trekkingsrecht kunnen ontlenen zodat je er ook op die manier extra geld voor het probleem in stopt zonder dat je de systematiek van deze nota ondergraaft. Als laatste, voorzitter. Wij hebben ook nog een motie ingediend om één VTA voorlopig niet te verkopen, maar voor een periode van vier jaar aan een samenwerkingsverband van zelforganisaties van etnische minderheden te verhuren. Daarover is uitvoerig gesproken; dat doen we niet opnieuw. De Socialistische Partij onderschrijft de gedachte dat een aantal groepen uit deze maatschappij uit de voeten kunnen met het reguliere beleid, bijvoorbeeld de reguliere VTA’s, maar meent dat een aantal doelgroepen, waaronder de genoemde, nog niet zo ver zijn. Wij hopen op een meerderheid in deze raad, óók voor de motie, en wij geven twijfelaars de overweging wat zij doen als die groepen straks op straat staan en zich bij hen melden. Dank u wel. De heer Janssen: Mag ik mijnheer Gerard een vraag stellen? Mijnheer Gerard, uw amendement is specifiek voor die doelgroepen van minderhedenbeleid. In hoeverre wordt dit ondervangen door het amendement van de Stadspartij? Dat is wat ruimer, maar zou dit tegelijkertijd kunnen meenemen. De heer Gerard: Dat moet ik er dan even bij pakken. Het is een sympathiek amendement, dat wij dan ook hebben gesteund. Het is echter vaag en algemeen. Hoe vager en algemener het is, hoe minder concreets je er mee kunt. Ik wil graag dat Nese en ETKB binnenkort een ander pand hebben. Ik weet niet of dat hieronder valt. Als je een motie of amendement maar ruim en vaag genoeg maakt, verbreed je het gebied waarin het document van toepassing is, terwijl je de slagkracht versmalt. Ik ben er niet tegen, maar op dit ene punt heb ik graag een specifiek antwoord.
83
A
Verslagnummer 9
De heer Janssen: Dan mijn tweede vraag aan de Socialistische Partij. Zie amendement A.5: dat verzoek is nog niet tot u gekomen, maar nu dus wel. CDA en Partij van de Arbeid zijn bereid om amendement A.2 in te trekken indien u amendement A.5 wijzigt tot en met beslispunt 1. Dat gaat over de jaarschijf. De rest van het amendement kunnen wij niet steunen. Essentieel is de jaarschijf. Wij hebben dat graag aan u overgelaten, dus wij verwachtten dat u daarmee kwam. Het gaat om de eerste asterisk met de cursieve tekst, tot aan de tweede asterisk. Als dát de kern is van het amendement, dan zullen wij het steunen.
De heer Gerard: Op zich kan dat. Ik heb gezegd dat ik daartoe bereid was. U krijgt dan van mij een wijziging die bestaat uit een schuine streep door het tweede deel, en een ander amendement met een schuine streep door het eerste deel. Dan wordt aan het verzoek voldaan. Voorzitter: Dan krijgen we tóch nog een knip, vanavond! De heer Gerard: Sommige problemen kunnen simpel worden opgelost! Maar, voorzitter, de Socialistische Partij vindt het tweede deel van het amendement – in tegenstelling tot de Partij van de Arbeid – van belang. Wij vinden namelijk dat het stuk kwalitatief niet af is. Het tweede stuk doet pogingen om verbeteringen in de aanpak aan te brengen. Wij zullen dat dan gescheiden inbrengen, omdat het naar ons idee goed is wat daar staat, en omdat de visieontwikkeling verbetert als het zou worden overgenomen. Ik zie ook niet goed in waartegen u eigenlijk bezwaar zou kunnen hebben; ik heb niets van u gehoord dat zich specifiek tegen een van de uitlatingen richt. Maar als het helpt voor het jaarschijvenverhaal dan splits ik het gewoon in twee stukken. Voorzitter: Heeft u elkaar daarop gevonden? Is dit nu een feit? Dan moeten we dat goed regelen, want dan hebben we nu dus een extra amendement. De heer Gerard: Misschien kunt u er een a bij zetten; dan wordt het 5a. Voorzitter: Ja, maar voor de besluitvorming moeten we dat netjes scheiden. We zullen het in overleg met u regelen en ik kom er straks even op terug zodat we geen misverstand hebben over de precieze plaats van de streep. Was dit het wat u betreft, mijnheer Gerard? Dank u wel. Dan mevrouw De Niet. Mevrouw De Niet: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Dit VTA-dossier heeft zo zijn geschiedenis; voor de vakantie hebben wij er als commissie zware kritiek op geleverd. Wij leefden toen in de veronderstelling dat er voorlopig nog geen VTAbeleid zou komen, maar de wethouder heeft hard gewerkt. Onze complimenten voor het feit dat er weer een stuk lag na de vakantie. Echter, dat stuk kon ook weer rekenen op veel kritiek. Ik hoop dat wij vandaag met opbouwende kritiek kunnen
84
A
Verslagnummer 9
komen tot een stuk dat kan worden aangenomen. Wat is dan nog de kritiek van GroenLinks? Dat is het volgende. Ons grootste kritiekpunt is dat in dit stuk de bezuiniging leidend is, en niet hetgeen er nodig is om de sociale cohesie in wijken en buurten te verbeteren. Wat ons betreft zou van dááruit gekeken moeten worden naar wat er in die wijk of buurt nodig is. Dus vanuit het uitgangspunt van sociale cohesie bepalen hoeveel vierkante meters er nodig zijn. Wat ons betreft mag het financiële kader tijdens de uitvoering worden aangepast als de maatschappelijke effecten daar om vragen. Wij wilden eerst een amendement maken over die sociale cohesie, maar het CDA en de Partij van de Arbeid hadden er al een aangekondigd van ongeveer die strekking. Vandaar dat wij dat nu niet meer doen. Dan de positie van zelforganisaties en de VTA’s. GroenLinks hecht groot belang aan de activiteiten van zelforganisaties, maar we vinden óók dat zelforganisaties op langere termijn gebruik moeten gaan maken van reguliere VTA’s. Daar zijn we nog niet. Nu zijn er nog te veel drempels, waardoor zelforganisaties hun doelgroepen zouden kwijtraken als zij gebruik zouden gaan maken van de VTA’s. Wij vinden dat zowel gemeente als de VTA-besturen als de besturen van zelforganisaties moeten gaan werken om die drempels weg te werken. Zolang die knelpunten er nog zijn, vinden wij dat zelforganisaties eigen ruimten zouden moeten behouden. Wij hebben dan ook een motie met deze strekking gemaakt. Op uw tafel ligt een motie waaraan ik een stukje heb toegevoegd, na “tijd dat de streefdatum is om dit gerealiseerd te hebben”, dat die drempels weggaan vanaf 01-01-2008. Ik hoop dat u het goed vindt als ik het zo laat, zodat er niet opnieuw een berg papier moet worden gebruikt. Voorzitter: Mogen wij die motie zodirect van u hebben? Dan kunnen we het straks bij de besluitvorming nog even herhalen. Mevrouw De Niet: Ja, die mag u zo van mij hebben. De motie is mede ondertekend door CDA en Ouderenappèl. Dan over de jaarschijven: dat vonden wij een heel goed idee. Het is goed om te kijken wat we elk jaar gaan doen, om een beetje te kunnen bijsturen en vast te stellen wat we in de komende jaren gaan doen. Ik zou zeker de suggestie van de Partij van de Arbeid willen ondersteunen, om de twee delen apart aan te bieden zodat we een combinatie kunnen maken van het amendement van CDA en Partij van de Arbeid en een gedeelte over de jaarschijven van de Socialistische Partij. Dit was het in de eerste termijn. Voorzitter: Dank u zeer. Mijnheer Peters.
De heer Peters: Voorzitter, wij houden ons aan de afgesproken bezuinigingen en steunen dus het voorstel van wethouder Kuppens. De vraag is alleen of wethouder Kuppens het zelf nog steunt, en niet een of meer amendementen warm verwelkomt. Wij zien nieuwe kansen. Hoe verdeel je de koek zo goed mogelijk om een leefbare, tolerante maar ook werkbare maatschappij te hebben en te houden? Je kunt van mening verschillen over wáár je die middelen het dringendst moet inzetten; je kunt
85
A
Verslagnummer 9
ze echter maar één keer uitgeven. Het is niet alleen een kwestie van het doorvoeren van noodzakelijke bezuinigingen, maar ook een kwestie van het willen scheppen van nieuwe kansen. Niet altijd oude waarheden of structuren overeind houden omdat we dat zo gewend zijn, maar dóórpakken, herstarten. Zo komen er nieuwe concepten als SPIL centra, die ook een wijkfunctie krijgen. Voor ons ligt weer zo’n nieuwe kans, ingegeven door de bezuinigingen. Té forse bezuinigingen volgens menige partij onder het mom van voortschrijdend inzicht, maar wellicht ook ingegeven door de naderende verkiezingen. We hebben collega Janssen retorisch horen uithalen in de commissie, over hoeveel clubjes we de vernieling in helpen met dit beleid. Maar mijnheer Janssen, u weet ook wel dat het VTA-beleid al vijftien jaar een puinhoop is, mede onder uw verantwoordelijkheid. Of de boel staat zowat op instorten door achterstallig onderhoud, óf we hebben met een beheerder te maken die als een despoot over de gebruikers regeert. Of, nog erger, wij als gemeente hebben niets te vertellen over een bepaalde accommodatie. Over het algemeen waan je je diep in Oost-Duitsland als je een VTA bezoekt, en dan heb je het nog niet over de cultuur. Laatst was ik bij een VTA waarvan de beheerder af en toe een keer langs komt fietsen. Ik zag wat kapotte zaken zoals bijvoorbeeld een kapotte lamp. Je vraagt dan aan een zich vervelende man achter de bar: “wordt dat niet gemaakt?” Ja, dat gaat via een verzoekbriefje naar de Ergon, was het antwoord, dat mogen we zelf niet. Nou, dat schiet lekker op! Nu kunnen we met dit stuk van het college een nieuwe start maken. € 475.000 bezuinigen is veel, maar we beginnen wel met een nieuwe start. We kunnen gaan werken met samenhangende voorzieningen en territoriaal programmeren, een gebiedsprogramma voor maatschappelijke voorzieningen. Een verzameling van mogelijke projecten, fysiek, evenementen, activiteiten. De wereld verandert, de behoeften veranderen, de gezinssamenstelling is veranderd. Daarop moeten we anticiperen. De vergrijzing betekent: meer voorzieningen voor bejaarden. Als je studentenstad wilt zijn, dan zul je voor betaalbare studentenwoningen moeten zorgen, enzovoorts. Zo geldt dat ook voor de functies in de VTA’s. Met het Civic Centers concept hebben wij een fantastisch stuk in huis waarmee we veel bouwstenen binnen handbereik hebben voor het VTA-beleid. Laat ons nu het roer omgooien. Kansen voor de buurt met het SPIL concept. Soms een gebouw in de verkoop – ik weet niet of we daar nu nog iemand voor hebben – om het geld te investeren in een nieuw, multifunctioneel gebouw. Kijk waar je de failliete boedel overeind kunt houden door particuliere initiatieven, zoals op een paar plaatsen in Woensel. Wij steunen het voorstel van de wethouder, waarbij wij veel voelen voor het idee van de jaarschijven zoals dat al meerdere keren is genoemd. Stuur het beleid bij als er duidelijk problemen dreigen. Als er extra initiatieven nodig zijn: neem die dan! Het doelgroepenbeleid van de Socialistische Partij willen wij honoreren door het gebouw van Plaza Futura als inzet mee te nemen voor uw wijkoverschrijdende locatie voor etnische minderheden, bijvoorbeeld het ETKB. Nogmaals, wij steunen het voorstel en wij zullen alle amendementen afwijzen. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Verhaegh en daarna mevrouw Van Dootingh.
86
A
Verslagnummer 9
De heer Verhaegh: Voorzitter, Liberaal Eindhoven vindt dat iedereen die in een wijk woont in staat moet zijn om binnen die wijk activiteiten te ontplooien. Een wijk met veel activiteiten is per definitie pas een leefbare wijk. Gelukkig worden de gedachten van Liberaal Eindhoven gedeeld door de inwoners van onze stad; de uitkomsten van het DigiPanel bewijzen dat. Er is draagvlak voor buurthuizen in de wijk, voor met de wijk verbonden activiteiten naar behoefte van iedereen. Liberaal Eindhoven vindt echter ook dat we in deze stad binnen budgetten moeten werken, dus we willen niet afdoen aan de bezuiniging zoals het college die voorstelt. Het is nogal gemakkelijk om maar te roepen dat er méér geld voor allerlei zaken moet zijn. Daaraan doen wij niet mee. Wat betreft de moties en amendementen, voorzitter, merken wij op dat we de amendementen A.2 tot en met A.5 niet ondersteunen. Motie 1 verbaast ons; hier wordt het doelgroepenbeleid weer binnengehaald en dat hadden we nu juist afgeschaft. Bovendien is niet in te zien waarom je zelforganisaties een speciale positie geeft. Dat is niet persé nodig. Wat betreft de amendementen A.7 en A.8 sta ik enigszins in dubio; ik zal ze echter beide steunen omdat er toch wel iets voor te zeggen valt. Met dien verstande dat het niet automatisch betekent dat je meer budget vrij maakt; dat zal dan toch eerst gevonden moeten worden als je het op basis van deze amendementen wilt doen. Dank u wel. Voorzitter: Dank u zeer. Mevrouw Van Dootingh. Mevrouw Van Dootingh: Dank u wel, voorzitter! Links kijken is héél moeilijk! Voorzitter: Maar als ik teveel naar links kijk, zal mevrouw Breuers zich afvragen wanneer ik nu eindelijk eens naar rechts kijk! Maar die is er nu even niet. Het woord is aan u. Mevrouw Van Dootingh: Dank u wel. Sinds 1992 wordt er door de besturen van de VTA’s én de stad gewacht op een nieuw beleid. We zijn blij dat er nu iets ligt waarmee we verder kunnen. Wij waarderen dat zeer en wij hopen dat ook de gebruikers van de VTA’s en van de bovenwijkse VTA’s – zoals koren en harmonieën – daar voordeel van kunnen hebben. Bij het nieuwe beleid Kijk op ontmoetingsruimten staat centraal dat u de bewoners maximaal in staat wilt stellen om te participeren. Voor ons is dat heel belangrijk, want ik denk dat dit één van de kernpunten is waar het om gaat: dat de bewoners kunnen meedenken. Voorwaarde is wel dat we daarvoor een toereikend voorzieningenniveau moeten hebben. We moeten dus de VTA’s verspreid over de stad inrichten. Wij hebben vorig jaar ingestemd met de bezuiniging op de VTA’s; dat wil ik even wat verduidelijken. Wij gingen er toen van uit dat er een behoorlijk aantal VTA’s overbodig was. Dat zou naar ons idee heel veel geld opleveren omdat een aantal van deze VTA’s op plekken stond waar ná verkoop en na wijziging van het bestemmingsplan zeer veel voordeel mee gehaald zou kunnen worden. Dat is op het ogenblik niet zo, want wij zijn gehouden aan de nieuwe regels. Wij kunnen de
87
A
Verslagnummer 9
opbrengsten die door verkoop binnen komen nu toch niet direct inzetten. Wij constateren verder dat dit beleid vooral gericht is op de vierkante meters, de financiën en het tijdpad. Maar over de invulling is erg weinig gezegd; ik denk dat hieraan samen met de stad nog verder vorm moet worden gegeven. Wat verstaat u bijvoorbeeld onder een bovenwijkse VTA? Wat moet er wel of niet gesubsidieerd in plaatsvinden? Want de bovenwijkse VTA’s rekent u niet tot uw verantwoording terwijl u in uw onderhandelingen wél heeft gezegd dat de gebruikers eventueel gesubsidieerd konden worden. Maar hoe, wie en wat is compleet vaag gebleven. Dit is een deel van de uitwerking, dat ben ik helemaal met u eens. De doelstellingen en meetpunten zijn ons ook niet helemaal duidelijk; het is voor ons van belang dat er gestart kan worden. Wij zien dit dan ook als een soort startnotitie en in dat opzicht zijn we het dus wel met een aantal punten eens die u samen met de partners in de stad gaat uitbrengen. Wij dringen erop aan dat projecten die – vanwege de actualiteit – beslist geen uitstel verdragen voortvarend worden aangepakt. Er zijn voorbeelden van. Wij willen verder de motie van de Socialistische Partij inzake de zelforganisaties voor etnische minderheden steunen. Dus de bovenwijkse VTA voor de etnische minderheden. Nu het amendement over de jaarschijven in twee stukken wordt gedeeld kunnen wij dat ook steunen. Verder steunen wij de amendementen 3 en 4 van CDA en Partij van de Arbeid. Dat was voor nu mijn bijdrage. Voorzitter: Dank u zeer. Is ieder van u aan het woord geweest? Dan is nu het woord aan wethouder Kuppens. Mevrouw Kuppens: Dank u wel voorzitter. De buurthuizen zijn er primair voor de buurt, en naast buurtactiviteiten kunnen er ook andere dingen in plaatsvinden. Dat is een heel belangrijke beleidsuitspraak denk ik, want straks zullen wij van de buurthuisbesturen vragen in hoeverre zij beschikbaar zijn voor mensen uit de buurt. Dus juist voor de jongeren en de migrantenvrouwen. Staan zij daar werkelijk voor open? Buurthuizen zijn in deze tijd zeer van belang, met name voor groepen die niet beschikken over eigen vervoer en met name voor groepen aan de onderkant van de samenleving. Daarom willen we ook in buurthuizen investeren. Dat is niet zozeer in geld, maar vooral in inzet. We staan voor een enorm complex proces. Er zijn 46 buurthuizen met allerlei verschillende functies, financieel gezien met heel verschillende boekwaarden. Er zijn verschillende herontwikkelingsmogelijkheden, de financiën zijn heel verschillend geregeld. Gelukkig kom ik maar zelden dergelijke complexe dossiers tegen. Alles wat wij met elkaar willen had ik zo graag in een computerprogramma gezet, en daar zou dan iets uit rollen en dan zouden we precies weten wat we wáár zouden gaan doen, tegen welke jaarlasten en tegen welke investering. Alle mogelijkheden en onmogelijkheden. Maar dat computerprogramma bestaat helaas niet. Wij hebben het niet helemaal helder, en we krijgen dat ook niet helemaal helder. Het is voor ons onmogelijk om de puzzel nu helemaal uit te tekenen, vervolgens in te vullen en dan pas te gaan maken. Wij zullen dit proces in
88
A
Verslagnummer 9
fasen in moeten gaan. Het is daarom ook lastig om de financiën er precies bij te zetten. Het hangt er van af hoeveel winst we op de boekwaarde maken. En dát hangt weer af van de herontwikkelingsmogelijkheden van een locatie. Het hangt van de rentestand af, het hangt ervan af welke maatschappelijke partners we zullen vinden die hierin met ons willen meedoen, het hangt ervan af met welke andere voorzieningen we een en ander kunnen combineren. Al met al een zeer complex geheel. Het is een illusie om mij te vragen naar de exacte maatschappelijke effecten als ik maar 25% bezuinig, of om hoeveel vierkante meters het dan precies gaat. Dan overvraagt u me, en bovendien wil ik het ook niet op die manier aanpakken. De heer Janssen: Voorzitter, die bezuiniging van € 492.000 was dan ook een slag in de lucht. Wij vragen naar de maatschappelijke effecten dáár van, en u was wél in staat om uit te rekenen dat dit leidt tot een reductie van 44% op de vierkante meters. Wij willen dat verzachten, wij denken dat dit te hard is. En dan zegt u tegen ons dat wij pleisters aan het plakken zijn en dat wij ook niet weten wat we doen. Maar ú snijdt wonden, en dát willen wij verzachten. Mevrouw Kuppens: Dat begrijp ik, dat u dingen wilt verzachten. Als u zegt dat ik bij 44% niet precies wist of het getal klopte, heeft u absoluut gelijk. Want daar is puur gerekend met het budget, hoeveel eraf gaat en hoeveel meters minder dat zijn. Zo is de werkelijkheid niet, dus die kritiek is zeker terecht. Maar goed, we gaan dat proces in, naar aanleiding van deze notitie. Het is een startnotitie; als u dat in het besluit zo genoemd wilt hebben – CDA, Socialistische Partij en Partij van de Arbeid geven dat aan – dan heeft u daarin groot gelijk. Het is een koersbepaling. Ik vind het uitstekend om met jaarschijven te werken: het college besluit wat zij in het jaar daarna gaat aanpakken in de stad. Dat wordt in het college vastgesteld en vervolgens wordt het uitgewerkt gedurende dat jaar. Tenslotte komt het ter besluitvorming bij de raad. En in die exercities, in die jaarschijven vindt u dan de maatschappelijke effecten, de financiële onderbouwing en de beheersovereenkomsten. Dán ziet u het plaatje, en zo loopt u elk jaar met ons mee. Misschien zien we na een jaar of twee dat we dingen moeten gaan aanpassen. Het ligt voor de hand dat wij dat zullen zien, maar dan zijn we tenminste vast op pad. Wat mij betreft plant het college elk jaar welke situaties er aangepakt gaan worden en werkt dat uit. De resultante daarvan wordt aan de raad voorgelegd; de raad beslist. Pas als de raad heeft beslist, worden er onomkeerbare stappen gezet. Wat de normering betreft: die is voor ons enorm van belang want die stelt het kader van waaruit we in elke buurt aan het werk gaan. Op uw verzoek heb ik daarin een bandbreedte van 20% aangegeven, maar dat is dan ook alles. Ik wil niet verder gaan dan die bandbreedte. In het amendement van CDA en Partij van de Arbeid wordt gezegd dat het om de sociale cohesie gaat, en dat dát leidend moet zijn. Daarmee ben ik het eens, maar tegelijkertijd is voor mij de norm plus de bandbreedte óók bepalend. Ik moet immers ergens houvast hebben. Dus als ik het zó mag
89
A
Verslagnummer 9
interpreteren dat de sociale cohesie centraal staat, maar dat norm en bandbreedte ook een kader vormen, dan ben ik vóór het amendement. De Haagdijk is niet verkocht. De heer Janssen: Ik vroeg naar Bliksems.
Mevrouw Kuppens: Sorry, Bliksems is niet verkocht. De heer Janssen: Ziet u nu wel dat u al sporthallen gaat verkopen? Mevrouw Kuppens: Bliksems is niet verkocht. Dit is een bovenwijkse accommodatie. Als het om bovenwijkse accommodaties gaat zou ik met u per situatie willen kijken. Dus niet eerst een totaalplaatje voor de hele stad en daarna pas stappen zetten, maar ook daar fasegericht werken. Ook wat dat betreft zou ik willen aangeven dat wij de intentie hebben om met Bliksems aan de slag te gaan. Vervolgens leggen wij aan u voor hoe wij daar uit gekomen zijn. Ik heb met u afgesproken dat de beschikbaarheid van ruimten voldoende moet zijn voor onze stad. Ook voor bovenwijkse accommodaties raad ik u aan om niet eerst het totaalplaatje te vragen, maar simpelweg af te spreken dat er voldoende accommodatie beschikbaar blijft en dat de gemeente niet degene hoeft te zijn die deze opricht en in stand houdt. Als het een projectontwikkelaar of een woningbouwcorporatie is, is het ook goed. Als het maar opgericht en in stand gehouden wordt. Misschien met minder meters dan nu – dat zullen wij ook door de jaren heen gaan zien, hoe het met die bezettingen gaat. Wat de bezetting betreft: doordat de buurthuisbesturen zich aan ons moeten gaan verantwoorden kunnen wij veel beter zien hoe die bezetting is, en waarmee de zalen bezet zijn. Dat is belangrijke sturingsinformatie voor ons en die zullen wij van de stichtingsbesturen moeten krijgen. Zij zijn straks verplicht om ons die gegevens te verstrekken, aan de hand van een subsidieverordening. Nu de amendementen. Amendement A.2: het is een koersnotitie, richtinggevend voor de komende jaren. Ik steun dit amendement. Oh nee, ik adviseer positief, moet ik dan zeggen. Amendement A.3. Kader, sociale cohesie is leidend. Daarmee ben ik het eens, maar aan de andere kant is de norm plus de bandbreedte óók leidend. Anders wordt de deur helemaal opengezet en heb ik te weinig houvast voor de uitvoering. Die uitvoering is al complex genoeg; ik wil echt enig houvast hebben. U zult dan straks zien dat u in de jaarschijf een verantwoording krijgt. U hoort wat wij van plan zijn en u kunt dan alsnog aangeven dat het een onsje meer of minder moet zijn. In de uitwerking van het verhaal wil ik echter uitgaan van norm plus bandbreedte. Ik kan hiermee moeilijk overweg. De heer Leenders: Voorzitter, een kleine opmerking. Wij hebben uitdrukkelijk aangegeven dat we de normering als richtsnoer wensen te beschouwen. Dus de wethouder kan ook – als zij A.2 ondersteunt waarin het stuk als startnotitie wordt
90
A
Verslagnummer 9
beschouwd – in diezelfde richting meedenken. Wij vinden wél dat daarvan afgeweken zou moeten kunnen worden. Mevrouw Kuppens: Ik zal het als volgt hanteren: de norm plus de bandbreedte is mijn richtsnoer. Dát krijgt u in de jaarschijf verantwoord, inclusief de maatschappelijke effecten en de financiën. En als u dan bijvoorbeeld de maatschappelijke effecten onaanvaardbaar blijkt te vinden, heeft u op dat moment de mogelijkheid om in te grijpen. Dus als u het amendement een iets andere kleur geeft, zal ik er een positief advies over geven. Voorzitter: Denkt u even na over de kleur.
Mevrouw Kuppens: Dat kan ik op dit moment niet helemaal……… Voorzitter: Nee, ik keek in de richting van de indieners van het amendement. Gaat u verder. Mevrouw Kuppens: Beslispunt 6: dat vind ik een heel lastige, omdat u mij daar feitelijk de opdracht geeft om eerst het hele plaatje in beeld te brengen, en daarna pas op pad te gaan. Dat lukt niet. Dat lukt alleen jaarschijfgewijs. Ik zou er vóór zijn als u ons een doelstelling meegeeft. Niet een doelstelling op deze manier, maar een doelstelling zoals: wij willen dat u x vierkante meters buurtontmoetingsruimte realiseert. In ons voorstel is dat ongeveer 14.000 m²; als u uitgaat van 25% zou het ongeveer 20.000 m² kunnen zijn. Dus bij punt a zou ik zeggen: formuleer een doelstelling en geef het college opdracht om 20.000 m² ontmoetingsruimte te realiseren. Geef ons de ruimte om daarin met maatschappelijke partners samen te werken. Draag ons op om jaarlijks de maatschappelijke en financiële effecten in beeld te brengen en bij c: om dan stapsgewijs elk jaar opnieuw weer te kijken of er reden is om de begroting aan te passen. Ik vind dat uit dit amendement teveel spreekt dat u denkt dat ik het totaalplaatje kan overzien en in beeld kan brengen. Met A.4 kan ik op deze manier echt niet uit de voeten. Amendement 5 met de jaarschijven: het eerste gedeelte is heel helder. Volgens mij past het in mijn betoog van zojuist. Dus het stuk achter de eerste asterisk past. Dat zou overigens strijdig zijn met A.2, maar dat lossen de indieners wel op, denk ik. Over het bovenwijkse van de Stadspartij heb ik al iets gezegd. Beslispunt 4, zegt de Stadspartij, zou geschrapt kunnen worden. Dat zou inderdaad kunnen, aangezien er in de tekst al het nodige staat over de buurtgebonden en over de verantwoording van de buurthuizen aan het gemeentebestuur. U heeft gelijk als u stelt dat beslispunt 4 uit het besluit kan worden gehaald. Er staat al genoeg over in de tekst. De VVD schrapt de normering; daarmee ben ik het niet eens. Het college wil de buurthuizen verdelen conform de SES-norm. Bovendien wilt u ook hier het totaal weer in beeld gebracht hebben voordat er stappen worden gezet. Daarvan heb ik al eerder gezegd dat dit niet lukt.
91
A
Verslagnummer 9
De zelforganisaties: het gaat wat mij betreft niet zozeer over zelforganisaties, maar het gaat erom dat migranten in voldoende mate terecht kunnen in buurthuizen. Dat is het allerbelangrijkste. De buurthuizen zullen zich daarop moeten aanpassen. Voor sommige zal dat ook betekenen dat er aanpassingen in het gebouw moeten worden gedaan. Dus bij de nieuwbouw en vernieuwbouw van buurthuizen zullen wij daar nadrukkelijk aandacht aan besteden. Ik zie overigens toch wel steeds meer migrantengroepen in de buurthuizen terechtkomen. Op korte termijn zijn er enkele zelforganisaties die hun pand verliezen; dat is de realiteit van dit moment. Ik ben bereid om voor die zelforganisaties voor enkele jaren iets te regelen. Twee jaar vind ik daarvoor te kort; ik zou willen voorstellen om voor maximaal vier jaar iets te regelen. Maar dat is een strikt tijdelijke situatie. Voorzitter: Mijnheer Beenen.
De heer Beenen: Hoe staat u tegenover onze suggestie om enkele groeperingen zoals de ETKB – die in het verleden bewezen heeft heel goed met andere etnische groeperingen te kunnen samenwerken, en die theoretisch al met ingang van mei jl. door de gemeente op straat is gezet – tijdelijk in het Plaza pand te huisvesten? Mevrouw Kuppens: Er zijn andere mogelijkheden dan het Plaza pand, dus ik ga het niet hebben over panden. Ik wil u toezeggen dat wij ervoor zullen zorgen dat deze organisaties een plek vinden, bij voorkeur in buurthuizen en zeker op de lange termijn in buurthuizen. Voor de korte termijn zou ik iets specifieks voor hen willen regelen. Voorzitter: Mijnheer Gerard… u heeft nog een tweede termijn hè? De heer Gerard: Even voor de duidelijkheid. In de motie staat als laatste regel: “dit, tenzij het college kan garanderen dat het een gelijkwaardige oplossing voor eenzelfde periode is”. Neemt u dat over? Mevrouw Kuppens: Het college kan garanderen dat er een gelijkwaardige oplossing komt voor dezelfde periode. Waarbij – zoals GroenLinks in zijn motie aangeeft – het uiteindelijk de bedoeling is dat migranten en hun organisaties hun plek vinden in de reguliere buurthuizen. Die zijn niet strijdig hoor, die beide moties. Wat mij betreft gaat het college dit gewoon doen. U hoeft ons daartoe niet op te roepen met een motie; wij hebben immers een verantwoordelijkheid naar die groeperingen toe. Nu heb ik alle moties en amendementen gehad. Voorzitter: Dank u zeer. Neen? Mijnheer Gerard? Bent u teleurgesteld? De heer Gerard: Tot nu toe niet, maar de wethouder heeft één amendement nog niet gehad, en dat is amendement A.5. Dat is gesplitst. De wethouder heeft alleen het
92
A
Verslagnummer 9
eerste deel behandeld en het tweede niet. Het deel na de eerste asterisk heeft de wethouder feitelijk al overgenomen, tussen neus en lippen door, want daar staat dat de beheer- en samenwerkingsovereenkomst zal worden opgenomen en besproken. Dat heb ik de wethouder al horen zeggen. Mevrouw Kuppens: Dat klopt.
De heer Gerard: Maar er staan er nog een paar meer. Mevrouw Kuppens: U heeft met zijn allen zoveel amendementen ingediend dat het een hele administratie is geworden. Voorzitter: Aanvankelijk ging het om één amendement van de Socialistische Partij. Na het debat is het in tweeën gesplitst. De heer Gerard: Ik heb de wethouder over de derde asterisk horen zeggen dat de bezuiniging per jaarschijf vastgesteld wordt. Als methodiek. Mevrouw Kuppens: Als methodiek gaan we per jaarschijf kijken of het nodig is om de bezuiniging aan te passen. De heer Gerard: Nu heeft u al twee van de drie asterisken overgenomen. Voorzitter: Nee, de wethouder neemt niets over. Dat zouden we niet meer doen. Mevrouw Kuppens: Juist. U moet die amendering toch gewoon in stemming laten brengen, want het besluit wordt anders niet aangepast. Even kijken naar de asterisken. Bij de eerste geef ik een positief advies. Over de tweede heb ik zojuist iets gezegd; dat komt gewoon in de jaarschijven terug. De derde: in het materiaal dat wij u in de komende tijd gaan aanbieden zullen we definities zoeken voor het bovenwijkse en het buurtgerichte. Die hoeft u dus niet zozeer in de jaarschijf te verwachten, als wel in het materiaal dat komt. Het gedeelte met de telling kan ik niet volgen. De te behalen bezuiniging wordt per jaarschijf vastgesteld: ik interpreteer dat iets anders. We zullen telkens als we een jaarschijf behandelen, kijken of er van daar uit aanleiding is om de bezuiniging aan te passen. De heer Gerard: Dat is hetzelfde misverstand dat ook bij mijnheer Janssen leeft, namelijk dat hier een bepaald streefgetal in zit. Ik zeg niet voor niets dat het een methodiek is. Als hier 44% blijft staan is de te behalen bezuiniging gemiddeld over meer jaren 44%. Als de te behalen bezuiniging 25% is of een aantal vierkante meters, dan is per jaar de bezuiniging hooguit zoveel procent. U kunt niet in één keer aangeven hoe u 44% wilt bezuinigen. Dat is niet mogelijk.
93
A
Verslagnummer 9
Mevrouw Kuppens: Dat klopt.
De heer Gerard: U kunt wél per jaarschijf aangeven wat u kunt halen. Méér dan dat staat er niet. Mevrouw Kuppens: Dat klopt. Het kan zelfs zo zijn dat je in de ene jaarschijf meer reductie hebt dan in de andere jaarschijf omdat het heel afhankelijk van de situatie is. En toch, als u het zó laat opschrijven in het besluit vind ik het niet helder. Als u genoegen neemt met de toelichting van de wethouder, dan zijn we er wellicht ook. Voorzitter: Prima! We hebben nog een uur, dus……. Mijnheer Gerard, zullen we een beetje tempo gaan maken, want we moeten nog het een en ander doen. U moet er in de tweede termijn nog maar even naar kijken, maar ik constateer dat u dicht bij elkaar zit. Mevrouw Kuppens: Ja. Dat de programmering van samenhangende maatschappelijke voorzieningen als regel territoriaal is: ja, dat ben ik met u eens. Er zijn maatschappelijke voorzieningen die je niet territoriaal moet programmeren. Dat is wat mij betreft niet iets om hier specifiek te noemen, want een instelling als Dynamo ga je niet territoriaal programmeren, maar stedelijk. De heer Gerard: Het probleem is dat ik de neiging heb om teksten letterlijk te nemen. Als het er niet staat, staat er het tegendeel. Mevrouw Kuppens: Buurtgebonden activiteiten, buurthuizen programmeren wij territoriaal, want die hebben vanuit hun definitie iets territoriaals. Verder: wij gaan aan de gang om dit uit te zetten in planning. Dan meen ik alle asterisken te hebben gehad van het gesplitste amendement A.5. Voorzitter: Dank u wel. Ik kijk even rond voor de tweede termijn. Heeft iemand van u nog de behoefte om een enkele opmerking te maken? Ik ga nu meteen ook het rijtje even af om te horen hoe u met de amendementen en moties om wilt gaan, de wethouder gehoord hebbend. Mevrouw De Niet. Mevrouw De Niet: Eerst een puntje over bovenwijkse VTA’s. Wij vinden het niet het belangrijkst dat de gebouwen van de bovenwijkse VTA’s in bezit zijn van de gemeente, maar wél dat er nog steeds voldoende ruimte is voor bovenwijkse activiteiten. De wethouder heeft in de commissie gezegd dat zij zoekt naar juridische instrumenten om panden te verkopen en tegelijkertijd het gebruik overeind te houden. Ik zou nogmaals de bevestiging van de wethouder willen horen dat dit beleid geen afbreuk doet aan de bovenwijkse activiteiten, met het oog op maatschappelijk belang.
94
A
Verslagnummer 9
Nu het rijtje amendementen: voor ons hoeft er geen onderscheid te worden gemaakt tussen buurtgerichte en bovenwijkse accommodaties, dus steunen wij amendement A.7 van de Stadspartij. Voor wat betreft de amendementen van CDA en Partij van de Arbeid: met A.2 kunnen we zeker instemmen. A.3: ik ben het niet eens met de wethouder als zij zegt dat zij weliswaar de sociale cohesie onderschrijft, maar óók de bandbreedte nodig heeft. Ik vind het heel belangrijk dat de sociale cohesie in het besluit staat. Daarom zullen wij ook A.3 steunen. A.4 zullen wij ook steunen. Dan amendement A.5: het eerste deel zullen wij steunen, het tweede deel niet. Amendement A.8 van de Stadspartij heb ik niet gezien. Die ligt niet op onze tafel, dus daarover kan ik geen oordeel geven. Voorzitter: Amendement A.8 is van de VVD.
Mevrouw De Niet: Ik heb begrepen dat de Stadspartij twee amendementen heeft ingediend. De ene heb ik wel en de andere niet. Voorzitter: De Stadspartij heeft één amendement ingediend dat heel breed wordt gesteund, naar ik heb begrepen. Mevrouw De Niet: Goed, dat is dan niet meer ter beraadslaging. Amendement A.8 van de VVD zullen wij niet steunen omdat wij de norm juist overeind willen houden. Wij vinden daarin de redenatie vanuit de sociale cohesie heel erg belangrijk. Het staat wel enigszins in de toelichting, maar niet zodanig dat wij dat kunnen ondersteunen. De motie van de Socialistische Partij met betrekking tot zelforganisaties van etnische minderheden zullen wij niet ondersteunen omdat wij niet alle zelforganisaties in één enkele VTA willen hebben, maar ze liever verspreid zien over de stad. Hierdoor kunnen doelgroepen van zelforganisaties waarschijnlijk niet meer terecht in VTA’s in hun eigen buurten. Dit soort zelforganisaties zijn vaak georiënteerd op bepaalde wijken, buurten of stadsdelen en daarom zou ik er niet vóór zijn om één accommodatie aan hen toe te wijzen, waarin dan alles wordt geconcentreerd. Volgens mij ben ik heel duidelijk. Dit was onze tweede termijn. Voorzitter: Dank u wel. Mag ik u een voorstel van orde doen? We hebben veel amendementen en moties. Misschien kunnen we afspreken dat we ons niet allemaal uitspreken, behalve als er iets bij zit dat nog gevoelig ligt of als u daarover nog zaken met elkaar moet doen. Met alle respect hoor, mevrouw De Niet, maar als alle negen à tien partijen bij elke amendement vertellen hoe zij zich bij het stemmen zullen gaan gedragen, zijn we weer een kwartier verder. Het gaat er nu om of iemand in de tweede termijn nog een punt heeft voor de wethouder. Daarna, bij de besluitvorming, zou ik nog even willen kijken of er over de amendementen of de motie nog een enkel politiek puntje aan de orde is. Mijnheer Janssen.
95
A
Verslagnummer 9
De heer Janssen: Mijnheer de voorzitter, ik heb in de eerste termijn niet gevraagd naar een pilot waarnaar wij gevraagd hebben, en die de wethouder eigenlijk afwijst omdat zij dat te zeer beschouwt als een experiment. Het staat niet in het voorstel, maar hoe gaan we het doen met een plan van aanpak? Gaan we eerst Tongelre doen, of eerst Strijp? Of gaat u meteen over de gehele stad, vertaald in het programma voor de komende jaren? Kunt u daar enige indicatie van geven? Hoe wij straks stemmen, ziet u vanzelf wel.
Voorzitter: Dank u wel. Wie van u heeft er nog meer een vraag of opmerking voor de wethouder? Het gaat dus niet om de amendementen of om de motie. Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Voorzitter, ik moet de wethouder corrigeren, want ze meende dat ik had gezegd dat ik alles ineens in beeld gebracht wilde hebben. Ik heb juist gezegd dat ik vóór de jaarschijven van de Socialistische Partij ben. U hebt het over Blixembosch; dat is nu juist een wijkaccommodatie van zeer groot belang. Binnen 8 jaar zullen er meer dan 1.800 jongeren rondlopen in Blixembosch. Op dit moment wordt er door wijk- en andere verenigingen in dat gebied heel veel georganiseerd en dat wordt allemaal zeer druk bezocht. Deze jongeren hangen in ieder geval niet buiten op straat rond. We hebben toch wel geleerd van andere wijken, waar jongeren heel veel overlast hebben veroorzaakt? Moeten we dat in Blixembosch dan over een paar jaar ook maar weer gaan repareren? Met het uit handen geven van die wijkaccommodatie geven we ook de regie uit handen. Voorzitter: Dank u wel. Wie van u heeft er nog een opmerking? Mijnheer Leenders. De heer Leenders: Misschien dat ik toch nog iets mag zeggen over A.3, waarop de wethouder uitgebreid is ingegaan. Mét GroenLinks vinden wij dat in het besluit in elk geval de sociale cohesie, de sociale samenhang moet worden opgenomen. De wethouder zegt wel dat de raad aan de hand van die jaarschijven eenmaal per jaar kan bijsturen, maar ik vind dat ook voor het college de sociale cohesie leidend moet zijn. In de uitvoering moet daar al naar gekeken worden. Dan kunnen wij bijsturen als wij dat willen, maar dat laat onverlet dat die normering door het college wel als richtsnoer kan worden gebruikt. Voorzitter: Helder. Dank u wel. Dan de tweede termijn van de wethouder. Mevrouw Kuppens: Er is gevraagd om een bevestiging van wat ik in de commissie heb gezegd over bovenwijkse ruimten. Ik heb daarvan gezegd dat wij ze als gemeente niet hoeven op te richten en in stand te houden, maar dat we er wél voor moeten zorgen dat er voldoende zaalruimte in onze stad is. Daar blijf ik bij: wij moeten zorgen dat er voldoende zaalruimte in onze stad is. Dat is één. En als die
96
A
Verslagnummer 9
ruimte voor specifieke activiteiten te duur zou zijn, zullen wij dat via activiteitensubsidie compenseren. Allebei de lijnen zullen bewandeld worden. Als het gaat over een pilotproject: een pilot in de zin van een experiment zie ik niet zitten. We gaan nu met jaarschijven aan de gang. Ik zal u aangeven hoe ik dat als plan wil aanpakken. Het plan van aanpak lijkt mij een collegeverantwoordelijkheid, maar u zult daarover via een raadsinformatiebrief geïnformeerd worden. Bliksems en de regie uit handen geven: het is de kunst om én de garanties te hebben dat Bliksems op een goede manier wordt ingezet, én er als gemeente tegelijkertijd niet helemaal in te zitten. Wij hebben nu op papier weliswaar meer regiemogelijkheden, maar die vallen in de praktijk bitter tegen. Ik heb dan liever in de praktijk wat meer activiteiten in Bliksems en op papier misschien wat minder sturingsmogelijkheden. We gaan gewoon op zoek naar een goede oplossing. Overigens zijn we met Blixembosch heel alert op de problematiek. Wij willen niet dat daar de route wordt bewandeld die we in de Achtse Barrier hebben meegemaakt: eerst de jeugdproblematiek uit de hand laten lopen en dan ingrijpen; we willen het hier toch wat meer pro-actief aanpakken. Wij zijn daar op verschillende manieren al mee bezig. Daarop kunnen we wellicht een keer terugkomen, in ander verband. Voorzitter: Heeft u nu mijnheer Leenders ook geantwoord?
Mevrouw Kuppens: Mijnheer Leenders, ja, het is duidelijk: u zegt dat de sociale cohesie leidend is en dat de normering tevens richtsnoer is. Goed. Zo zullen wij het hanteren. Voorzitter: Dan stel ik nu voor dat we naar de besluitvorming gaan. We hebben een flink aantal amendementen, en twee moties. We hebben net even gekeken of er grote verschillen in zwaarte zitten en we hebben de indruk van niet. We gaan proberen om het in een zo logisch mogelijke volgorde te doen. Eerst het amendement A.8, ingediend door de VVD. Wenst iemand van u daarover een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. Dan is het amendement ter stemming. Wie van u is vóór het amendement van de VVD? Dat is de VVD zelf en Liberaal Eindhoven. Het amendement is verworpen. Nu moet u even goed kijken naar amendement A.5b. Dat is het meest vergaande deel van het oorspronkelijke amendement van de Socialistische Partij. Eerst het stuk onder de streep. Het stuk boven de streep komt straks. Het gaat nu dus om amendement A.5b van de Socialistische Partij. Wenst iemand van u daarover een stemverklaring af te leggen? Het lijkt me sterkt dat de Socialistische Partij dit zelf wil. Niemand van u? Dan ter stemming. Wie van u is vóór dit amendement? De Socialistische Partij, D66 en de Stadspartij. Het amendement is verworpen.
97
A
Verslagnummer 9
Dan gaan we naar amendement A.2 en ik kijk direct naar het amendement onder A.5a van de Socialistische Partij. Ik wil aan u vragen of we ze alle twee aan de orde moeten hebben. De heer Janssen: Het amendement van de Socialistische Partij gaat het verst. Als we die aannemen, trekken wij ons amendement A.2 in.
Voorzitter: Dan doen we éérst het amendement van de Socialistische Partij, en dan zullen we het zien, mijnheer Janssen. Dus nu eerst amendement A.5a van de Socialistische Partij, het gedeelte boven de streep is relevant. Wie van u wil daarover een stemverklaring afleggen? Dat is niet het geval. Wie van u is vóór het amendement? Ik constateer dat dit een ruime meerderheid is. Amendement A.5a is aanvaard. Ik begrijp dat de Partij van de Arbeid nu amendement A.2 intrekt, en ik hoop dat dit in samenspraak is met de mede-ondertekenaars. CDA knikt ja. Dan behoort amendement A.2 niet meer tot de beraadslagingen. Dan gaan we naar het amendement van de Stadspartij, onder A.7. Het is breed gesteund; mag ik aannemen dat dit amendement wordt aanvaard? Is het unaniem of zijn er fracties tégen dit amendement? Is niemand tegen dit amendement? Dan is het unaniem aanvaard. Nu gaan we naar amendement A.3, ingediend door CDA en Partij van de Arbeid. Wie van u wenst daarover een stemverklaring af te leggen? Dat is mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Voorzitter, het is duidelijk, wij zijn tégen die normering. Voorzitter: Mijnheer Gerard? De heer Gerard: Wij zijn om andere redenen tegen. Het is onmogelijk om én de sociale cohesie én de normering voorop te stellen. Dit is een amendement dat een interne spanning in zich draagt. In die zin zijn wij daar niet voor. Voorzitter: Zijn er verder nog stemverklaringen? Dat is niet het geval. Dan ter stemming. Wie van u is voor het amendement? En wie van u is tegen? Dat is de minderheid. Het amendement is aanvaard. Dan zijn we bij amendement A.4, ingediend door het CDA en de Partij van de Arbeid en inmiddels al breder ondertekend. Wie van u wenst daarover een stemverklaring af te leggen? Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Wij zijn hier tegen, omdat 25% nog evenveel nattevingerwerk is als 44%, hoewel het wel iets minder is.
98
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Dank u wel. Wie van u wenst verder een stemverklaring af te leggen? Mevrouw Van Dootingh.
Mevrouw Van Dootingh: Wij zullen dit steunen, de uitleg van de wethouder gehoord hebbend. Zij heeft gezegd dat 25% gekoppeld kan worden aan die 20.000 m², en verder aan de jaarschijven. Voorzitter: Dan is het amendement nu ter stemming. Wie van u is vóór het amendement? En wie is tegen? Dat is Leefbaar Eindhoven, de VVD….. het is de minderheid. Het amendement is aanvaard. We gaan nu kijken naar de beide moties. Eerst de motie van de Socialistische Partij onder nummer M.1. Wenst iemand van u daarover een stemverklaring af te leggen? Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Voorzitter, wij zijn tegen het creëren van een eiland voor etnische minderheden. Wij vinden dat deze mensen evengoed recht hebben op een plek in een reguliere VTA. Dat geeft dan zelfs de mogelijkheden dat er gezamenlijke activiteiten georganiseerd kunnen worden omdat ze elkaar op de gangen tegen komen. Voorzitter: Mevrouw Van Dootingh. Mevrouw Van Dootingh: Wij zijn vóór deze motie, alhoewel wij dit als extra zien voor mensen die nog niet naar de reguliere VTA’s kunnen gaan. Wij zien het als extra, naast de verdeling van de zelforganisaties in de gewone VTA’s. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Janssen. De heer Janssen: Wij beschouwen deze motie nu als overbodig, omdat de wethouder heeft toegezegd dat zij het amendement van de Stadspartij (A.7) zodanig zal uitleggen dat de zelforganisaties ETKB en anderen in elk geval voor vier jaar onderdak krijgen en zodanig dat zij niet iedere twee jaar, of om het jaar, zouden moeten verhuizen. Aanvankelijk zouden wij deze motie steunen maar wij vinden de toezegging van de wethouder voldoende garantie. Voorzitter: Dank u zeer. Zijn er verder nog stemverklaringen? Dat is niet het geval. Dan is de motie ter stemming. Wie van u is vóór de motie? De Socialistische Partij, de Stadspartij en D66. De overigen zijn tegen. De motie is verworpen. Dan gaan we naar de motie onder nummer M.5 van GroenLinks. Wenst iemand van u daarover een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. De motie is ter stemming. Wie van u is vóór? GroenLinks, de Stadspartij, de Socialistische Partij, CDA
99
A
Verslagnummer 9
en Ouderenappèl. Even voor de zekerheid: wie van u is tegen? We dachten dat dit een meerderheid is, maar we controleren dat even. Ja, het is een meerderheid. Motie verworpen. Dan het voorstel zelf, onder respect voor al hetgeen u nu al besloten heeft. Het voorstel met betrekking tot de koersbepaling buurthuizen. Wie van u is voor het voorstel? Dat is een zeer ruime meerderheid. Daarmee is het voorstel aanvaard. Dank u zeer. We gaan nu naar het derde agendapunt ter bespreking. VIII.3 Voorstel inzake Jaarrekening 2004 van de Ergonbedrijven (voorstel 05.R1335.001) Voorzitter: Het gaat met name even over het punt van de brief, zoals genoemd. Wie van u wenst het woord daarover? Mijnheer Gerard. [Mevrouw Joosten treedt op als plaatsvervangend voorzitter]
De heer Gerard: Het is helder dat de problematiek niet meer besproken kan worden zoals aanvankelijk werd gedacht. We kunnen enkele stukjes wel bespreken. In eerste instantie is gepraat over de brief, over de toekomst van de sociale werkvoorziening. Ik beveel die graag in ieders aandacht aan. Mij lijkt dat de brief en de toelichting dermate duidelijk zijn dat ik daarover geen lang verhaal hoef te houden. Dan wil ik toch, voorzitter, met uw welnemen, een andere motie erbij pakken die ook niet afhankelijk is van een specifieke portefeuillehouder maar een meer algemeen karakter heeft. Dat is motie M.2 waarin het college uitgenodigd wordt om – bijvoorbeeld bij het plan van aanpak subsidiebeleid – een feitendossier op te stellen waarin ingegaan wordt op de theorie en de praktijk van de regelgeving rond subsidie, inkoop en aanbesteding. Mij lijkt dat de gebeurtenissen van eerder deze dag op een dergelijke motie niet van invloed hoeven te zijn; ik denk dat voor een groot stuk de kennis daarover ontbreekt. Juist het soort zaken dat in deze sfeer ligt (hoe het precies zit met aanbesteding en met inkoop) is één van de zaken die zijn invloed had en heeft op de jaarrekening van Ergon. Dus mijn verzoek is of het college hierover een goed stuk wil opstellen. En dan, voorzitter, ik zal het niet meer ter stemming voorleggen dus in die zin trek ik het formeel in, het minderheidsstandpunt van wethouder Claassen; ik zeg alleen dat ik vind dat in WGR-constructies bestuurders zorgvuldig moeten omspringen met wat ze zeggen. Een bestuurder kan niet op de ene plaats het omgekeerde zeggen van wat hij op een andere plaats zegt. Ik denk dat dit een algemene bewering is, die los staat van wethouder Claassen. Plaatsvervangend voorzitter: Ik hoor dat u motie M.4 intrekt. Dat is bij deze gebeurd. Wie wil het woord? Mevrouw Van den Biggelaar.
100
A
Verslagnummer 9
Mevrouw Van den Biggelaar: Ik heb een vraag van orde, voorzitter, want ik ging ervan uit dat nu alleen motie M.3 ter bespreking voorlag omdat deze een spoedeisend karakter heeft en de rest niet. Maar mijnheer Gerard heeft het over meerdere onderdelen die in de discussie aan de orde zijn geweest. Nu is voor mij onduidelijk of wij het gehele dossier behandelen of alleen motie M.3. Als wij het gehele dossier behandelen dan ga ik ervan uit dat we het nu helemaal afhandelen. En als we alleen motie M.3 behandelen, ga ik ervan uit dat het hele voorstel, de hele jaarrekening nog een keer terugkomt in de raad als het college weer op volle sterkte is. Plaatsvervangend voorzitter: Vóór de pauze was afgesproken dat we zouden kijken hoe ver we zouden komen, als ik het mij goed herinner. Ik weet niet hoe het college dit intussen behandeld heeft, dus ik denk dat het verstandig is om te kijken of het college deze zaak nu helemaal wil behandelen of alleen de spoedeisende zaak. Mijnheer Van Bussel.
De heer Van Bussel: Voorzitter, wij hebben in de commissie over dit agendapunt een héle avond – drie uur lang – vergaderd. Alle ins en outs zijn aan de orde geweest. Wij hebben hier te maken met een voorstel waarin wordt gevraagd om kennis te nemen van dit stuk. Dát is de essentie van het verhaal en ik denk niet dat we hier nu wéér een avondvullend programma van moeten maken. Ik stel voor om dit programma even integraal te behandelen en af te tikken. Ik zie geen aanleiding om dit stuk nu weer in tweeën te gaan knippen. We hebben vanavond genoeg geknipt. Plaatsvervangend voorzitter: De griffier geeft nu aan dat voor de pauze afgesproken was dat de motie M.3 vandaag behandeld zou worden. Het lijkt mij dat we dan de rest verdagen tot de volgende vergadering. De heer Van Bussel: Als deze vergadering van mening is dat we het punt binnen vijf minuten kunnen aftikken, zie ik aanleiding om praktisch te werken. Ik verzoek u om….. Plaatsvervangend voorzitter: Mijnheer Van Bussel, er is afgesproken dat wij M.3 nu gaan behandelen, dat geeft de griffier aan. Hieraan houden wij ons. Wie wil over M.3 het woord voeren? Mevrouw Van den Biggelaar. Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter, doorgaans is de jaarrekening van Ergon een hamerstuk in de commissie. Deze keer was dat niet zo. De discussie rond de thematiek die mijnheer Gerard in zijn motie M.3 aansnijdt, was daar onderdeel van. Gezien de huidige werkloosheid en de kansarmoede aan de onderkant van de arbeidsmarkt, gezien ook de toenemende wachtlijsten voor de sociale werkvoorziening is de Partij van de Arbeid overtuigd van nut en noodzaak van een sterk WSW-bedrijf. Een bedrijf waar de sociale werkvoorziening uitgevoerd wordt. Ik vind dat de Ergonbedrijven zich krachtig hebben hersteld; zij komen sinds 2000 uit
101
A
Verslagnummer 9
een moeilijke positie. In moeilijke tijden hebben zij de interne bedrijfsvoering aangepast en andere werkzaamheden gezocht. Zij hebben meer gezocht naar continuïteit van de sociale werkvoorziening. De jaarrekening gaf dan ook een positief resultaat te zien. Maar er komen berichten tot ons……..
De heer Oosterveer: Voorzitter, een punt van orde. Ook ik heb een heel verhaal voorbereid. Mevrouw Van den Biggelaar, wij hebben met elkaar afgesproken dat we over motie M.3 met elkaar in discussie zouden gaan en niet over de rest. Ik heb u nog niets over motie M.3 horen zeggen. Mevrouw Van den Biggelaar: U bent te snel met uw interruptie, mijnheer Oosterveer. Er komen berichten op ons af dat de nieuwe Wet sociale werkvoorziening – daarover gaat deze motie – dat de nieuwe ontwikkelingen in die wet, mijnheer Oosterveer, van invloed zijn op de continuïteit van de bedrijfsvoering van Ergon zoals ik die in mijn inleiding schetste. Vandaar dat ik mijn inleiding gebruik om toe te komen aan motie M.3. Die nieuwe Wet sociale werkvoorziening beoogt het niveau van toegelaten WSW-ers te verlagen en is daarmee van negatieve invloed op de inverdiencapaciteit van Ergon. Voor andere categorieën SW-ers, namelijk diegenen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, zal de rijkssubsidie gaan vervallen. Al met al zijn dat negatieve berichten voor de Ergon en mijns inziens ook voor een gemeente die het belang van sociale werkvoorziening in de stad inziet. Vandaar dat wij de zorg van de Socialistische Partij delen. Wij vinden het een verkeerde ontwikkeling. Het is zaak om de verantwoordelijke politici in Den Haag te wijzen op deze onacceptabele gevolgen. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om de vertegenwoordigers van landelijke partijen in deze raad te vragen of zij hun landelijke politici willen wijzen op de negatieve gevolgen van die nieuwe Wet sociale werkvoorziening. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Vestjens. De heer Vestjens: Voorzitter, ik kan kort zijn na deze uitgebreide toelichting van mevrouw Van den Biggelaar. Inderdaad is de regelgeving die op ons af komt naar aanleiding van de notitie Modernisering sociale werkvoorziening nogal bedreigend. Bedreigend voor de Ergon, voor de medewerkers en mogelijk ook voor de gemeente zelf, in relatie tot allerlei verplichtingen in het kader van de WWB. Het lijkt ons verstandig om aanvullend op de activiteiten die er vanuit de brancheverenigingen van de sociale werkvoorziening richting kabinet genomen worden, en ook door de VNG, wij zélf ook kenbaar maken wat wij als gevaar zien. Dat kan in de richting van de Vaste Kamercommissie en dat kunnen de separate partijen via hun eigen lijntjes communiceren. Dat is een aanrader. Wij zullen dat doen. Wij steunen de motie. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Oosterveer.
102
A
Verslagnummer 9
De heer Oosterveer: Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Van den Biggelaar van de Partij van de Arbeid heeft natuurlijk wél een punt als zij een inleiding mag houden. Dat heeft zij in de commissievergadering ook gedaan, maar wij hadden een heel verhaal voorbereid waarin wij graag nog eens onze punten duidelijk wilden maken: waarom de Ergon zo belangrijk is, en waarom het werk wat mevrouw Van den Biggelaar namens de raad in het algemeen bestuur van de Ergon doet nogmaals ondersteund wordt. Vandaar dat ik wat gehaast was met mijn opmerking dat ik motie M.3 alleen maar vlug wilde behandelen. Ook wij maken ons ernstige zorgen over de Ergonbedrijven. We vinden het erg belangrijk dat de Ergonbedrijven blijven bestaan en dat daar mensen bij kunnen blijven werken. Wij ondersteunen van harte de motie van de Socialistische Partij, en wij zullen daar ook actief aan gaan meewerken. Ik dank u hartelijk. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Ik kan kort zijn, mevrouw de voorzitter. We weten allemaal dat mensen die bij de sociale werkplaats, bij de Ergonbedrijven werken, dat meestal niet alleen om het geld maar óók om de arbeidsvreugde doen. Onze partij heeft die arbeidsvreugde altijd voorgestaan. We kunnen het concept dat mijnheer Gerard heeft samengesteld van harte ondersteunen. Het college hoeft niet veel meer te doen dan deze brief over te tikken. Misschien kan mijnheer Gerard de brief wel doormailen; dan kan hij gewoon naar Den Haag worden gestuurd. En als het nodig mocht blijken te zijn, kunnen wij ook best de Vaste Kamercommissie verzoeken om dergelijke stappen te ondernemen. Plaatsvervangend voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Kamperveen. De heer Kamperveen: Dank u, voorzitter. Ook mijn fractie zal deze motie steunen, omdat ook wij het belang van de Ergonbedrijven groot vinden. Richting mevrouw Van den Biggelaar kan ik zeggen dat ook mijn fractie van plan is om contact op te nemen met onze fractie in Den Haag. [De heer Sakkers neemt zijn plaats aan het hoofd van de vergadering weer in] Voorzitter: Mevrouw Breuers.
Mevrouw Breuers: De brief had al bijna in Den Haag kunnen zijn, als wij dit wat sneller hadden afgehandeld. Uiteraard houden wij hart voor de Ergon, en maken wij ons logischerwijs ook sterk in Den Haag. Daarbij wilde ik het laten. Steun dus, van onze kant, voor de motie. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Vleeshouwers, en dan mijnheer Van Bussel.
103
A
Verslagnummer 9
De heer Vleeshouwers: Ja, mijnheer de voorzitter, ik kan me daar van harte bij aansluiten. Er is nog een extra opmerking die ik wil maken. Na de vergadering van de commissie heb ik de indruk gekregen dat bij de Ergon deze serieuze knelpunten al veel langer lagen. Zonder het direct te willen afschuiven op de bestuurders die ons niet direct hebben geïnformeerd, wil ik er wél op aandringen dat wij in het vervolg, als er bij de Ergon van dit soort serieuze dingen spelen, daarover veel sneller worden geïnformeerd. Deze brief is pure noodzaak. Voorzitter: Mevrouw Van den Biggelaar?
Mevrouw Van den Biggelaar: Ja, nu voel ik mij toch aangesproken voorzitter. Ik kan er niets aan doen. Maar ik denk dat ik zelf als lid van het algemeen bestuur eind vorig jaar het initiatief genomen heb om een toelichting te geven op de actuele situatie. Ik heb dat tijdens de laatste commissievergadering óók gedaan. Ik heb daar voorgelegd wat de actuele situatie was waarbij allerlei zaken – waaronder deze nieuwe Wet sociale werkvoorziening – ter sprake zijn gekomen. Voor mij was dat het eerste moment waarop ik de commissie kon inlichten, gezien de kennis die ik ervan had. Ik denk niet dat het eerder had gekund. De heer Vleeshouwers: Ik accepteer dat, maar ik wil er nogmaals nadrukkelijk op wijzen dat ik via onze bestuurder bij de Ergon graag heel snel geïnformeerd wil worden als dit soort zaken in de toekomst spelen. Misschien was mijn indruk verkeerd met betrekking tot de drie punten die nú spelen, maar deze brief had al veel eerder gemaakt moeten worden. Voorzitter: Mijnheer Van Bussel. De heer Van Bussel: Ja, met betrekking tot de oproep van de vertegenwoordigster van de Partij van de Arbeid om de landelijke partijen te contacteren, voel ik mij niet erg aangesproken. Ik weet ook niet of in dit verband de oproep door de Partij van de Arbeid wordt gedaan of door een bestuurslid van de Ergonbedrijven. Ik word herhaaldelijk op het verkeerde spoor gezet en ik maak er ernstig bezwaar tegen dat een oproep van een bestuurslid van Ergon tot ons komt op het briefpapier en met het logo van de Partij van de Arbeid. Ik vind deze rolvermenging niet juist, gezien al hetgeen wij vanavond hebben gehoord met betrekking tot andere dossiers over commissariaten en dergelijke. Ik vind dat deze rol op een totaal verkeerde wijze wordt ingevuld. Dit is een pet op–pet af constructie. Ik denk dat zij zich eens moet beraden, of zij dit wel wil. Voorzitter: Mevrouw Van den Biggelaar. Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter, ik wil hier iets rechtzetten. Ik heb de Griffie en Juridische Zaken laten nagaan of ik als lid van het algemeen bestuur hier het
104
A
Verslagnummer 9
woord mag voeren. Daar blijkt wettelijk geen beletsel voor te zijn. Ten tweede: de notitie die ik u heb doen toekomen via de Griffie heb ik niet voorzien van het logo van de Partij van de Arbeid. Dat bleek mij pas nadat de stukken aan ons werden toegezonden. Bewust heb ik de stukken niet voorzien van het logo van de Partij van de Arbeid. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat het om een notitie vanuit Ergon ging. Ik vind uw opmerkingen zeer onterecht, en ik wil erop wijzen dat hier geen sprake is van tegengestelde belangen. Als lid van het algemeen bestuur van Ergon vertegenwoordig ik de belangen van de gemeente Eindhoven en als lid van de fractie van de Partij van de Arbeid in deze raad behartig ik die belangen eveneens. Er is op geen enkele manier sprake van tegenstrijdige belangenbehartiging. Voorzitter: Mijnheer Van Bussel, nu de rest van uw betoog. De heer Van Bussel: Als u hier vol verve een betoog houdt over de financiële positie van de Ergon kan ik niet zien of u uw blauwe of uw witte pet op hebt. Ik vind dat u dat duidelijk moet maken. U bent bestuurslid van die organisatie en u houdt hier een vurig pleidooi. Het was gepast geweest als u dat aan een van uw collega’s had overgelaten. Dat is mijn mening.
De heer Oosterveer: Ik vind, mijnheer Van Bussel, dat u in uw betoog de integriteitsvragen wel heel zwaar aanzet. Mevrouw Van den Biggelaar heeft in de commissie heel duidelijk aangegeven dat zij een presentatie hield als algemeen bestuurslid van de Ergon, een functie waarvoor deze raad haar heeft gevraagd. Ik vind uw opmerkingen geheel misplaatst en ik voel mij persoonlijk óók aangesproken, gezien het feit dat mevrouw Van den Biggelaar ons allemaal vertegenwoordigt. De heer Van Bussel: Nou, dan kan ik u verblijden met de mededeling die mevrouw Van den Biggelaar mij heeft gedaan, namelijk dat zij met name de oppositierol vervult. Zij heeft zelf aangegeven dat zij daar door de oppositie is neergezet. Op dit moment is zij ook mijn vertegenwoordigster; haar rol is in dat verband enigszins wisselend. Ik wil nu overgaan naar M.3. Voorzitter: Mijnheer Van Bussel, u heeft nu toch de voorzitter van deze raad aangesproken. Ik denk dat het niet aan de orde is om hier te melden dat iemand – die ons met ons allen vertegenwoordigt in een bestuur – daar vanuit de oppositie in functioneert. Wat u met elkaar in de wandelgangen bespreekt, moet u in de wandelgangen laten. Er is hier een ordentelijke procedure gevoerd om mevrouw Van den Biggelaar af te vaardigen. Ik vind dat we dit nu echt moeten afronden, voordat er nog meer verkeerde dingen gezegd gaan worden. De heer Van Bussel: Voorzitter, met alle respect, maar u heeft…..
105
A
Verslagnummer 9
Voorzitter: Nee, maar ik verzoek u nu om uw betoog voort te zetten en dit punt te laten.
De heer Van Bussel: Dan zal ik er in de wandelgangen wel op terugkomen. Motie M.3. De oproep was dus niet aan ons als lokale partij gericht. Ik heb echter geen moeite met het geven van een extra stootje in de richting van het landelijk beleid. Ik ga deze motie niet afwijzen. Wij kunnen akkoord gaan. Voorzitter: Dank u zeer. Wie van u wenst verder nog het woord? Niemand? Dan wethouder Kuppens. Mevrouw Kuppens: Dank u wel. Het is belangrijk dat mensen met een SW-indicatie een dienstbetrekking in SW-verband, een plek kunnen vinden bij allerlei bedrijven en niet alleen bij de sociale werkvoorziening. Dat neemt niet weg dat het erg belangrijk is dat die sociale werkvoorziening een gezonde economische basis heeft. Het college staat dan ook achter deze motie, alhoewel wij dan niet zozeer Ergon zouden noemen in de brief, maar meer algemeen het SW-bedrijf. Voorzitter: Goed. Mijnheer Gerard? De heer Gerard: Ik heb gewoon Ergon geschreven, omdat wij namens de Eindhovense raad schrijven. De sociale werkvoorziening van de Eindhovense raad heet simpelweg Ergon. Meer zit daar niet achter. Mevrouw Kuppens: U spreekt een zorg uit over de sociale werkvoorziening. Het college is van mening dat het dan ook maar zo genoemd moet worden, en niet specifiek een bedrijf. Verder lijkt het me zinvol om binnen niet al te lange tijd nog eens uitgebreid over de toekomst van Ergon te praten, ook in relatie tot allerlei regelgeving waarmee het bedrijf te maken heeft en de methodes die wij hier binnen de gemeente moeten hanteren. Voorzitter: Ik stel voor dat wij de besluitvorming ter hand nemen over de ingediende motie. Kunt u daarmee instemmen? Dan doen we dat. Wie van u wenst een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. Dan vraag ik u om bij handopsteking aan te geven wie van u vóór de motie onder nummer M.3 is. Is dat de grootst mogelijke meerderheid? Ja. Dan hebben wij dit met elkaar besloten. U ziet, we kunnen heel snel tellen! Dan gaan we nu verder met het volgende agendapunt. IX Initiatiefvoorstellen: Initiatief “knip” Sliffertsestraat Voorzitter: Wie van u mag ik hierover het woord geven? Mijnheer Rozendaal.
106
A
Verslagnummer 9
De heer Rozendaal: Voorzitter, dank u wel. In de vorige raadsvergadering hebben wij het hier gehad over het al dan niet knippen van de Sliffertsestraat. Voorzitter: Dames en heren! Eén vergadering tegelijk is het beste! De heer Rozendaal: Tijdens die vorige vergadering bleek dat de raad er behoefte aan had om meer informatie te verzamelen onder allerlei betrokken groeperingen in de Eindhovense samenleving, met name die in Meerhoven. De wethouder drong er bij ons op aan om haast te maken, omdat deze beslissing van invloed is op de verdere ontwikkeling van Meerhoven als gebied. Daarom heeft de raad dit terugverwezen naar de commissie, welke besloot om op korte termijn een hoorzitting te houden over het onderwerp, waarin ieder die dat wilde zijn of haar zegje zou kunnen doen. Dat is gelukt; jongstleden maandag is er een hoorzitting gehouden. Daar zijn heel veel zaken uit gekomen en wij hebben geprobeerd om die zo goed mogelijk mee te nemen, en te komen met een aangepast voorstel op basis van de tijdens de hoorzitting verkregen informatie. Dat voorstel ligt nu voor u. Ik zal u uitleggen hoe wij hebben geprobeerd om alles wat wij in de hoorzitting hebben gehoord zo goed mogelijk mee te nemen in voorliggend verhaal.
De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter! Ik heb een punt van orde. Ik heb dit initiatiefvoorstel, omdat het een nieuw voorstel is, geïnterpreteerd alsof wij hier zouden besluiten wat de verdere procesgang zou zijn. Ik begrijp nu uit het verhaal van mijnheer Rozendaal dat hij een inhoudelijke discussie wil gaan houden. Daarop ben ik niet voorbereid. In de korte scan die ik gemaakt heb van het voorstel heb ik gezien dat er in elk geval een punt met financiële onderbouwing ontbreekt. Dat vind ik bezwaarlijk. Ik zou graag even willen weten wat nu precies de bedoeling is. Voorzitter: Ik zou het volgende willen voorstellen, als mijnheer Rozendaal het goed vindt, namelijk dat we even aan de wethouder vragen of zij wil aangeven wat het belang is van het gezamenlijk komen tot een uitspraak, en hoe we moeten omgaan met die knipsituatie. Er is immers zó weer een maand voorbij voordat we weer een stap verder zijn. Volgens mij kunnen we dan in de problemen raken. Maar wie ben ik. Ik heb liever dat de wethouder er iets over zegt. De heer Rozendaal: Ik vind het niet erg als de wethouder eerst het woord krijgt, maar ik wilde even benadrukken… Voorzitter: Mijnheer Rozendaal, even tussendoor; dit is een ordepunt. Anders begrijpen we elkaar straks niet meer. Mevrouw Schreurs? Mevrouw Schreurs: Voorzitter, dan toch maar even het hele verhaal als u mij toestaat. Ik merk het vanzelf wel als u het niet meer toestaat. Ik zit enigszins in een moeilijke positie waar het gaat om dit dossier. Het gaat werkelijk om enorme financiële
107
A
Verslagnummer 9
belangen. Als ik u goed begrijp – en die mening deelt het college volledig – vindt u dat de zaak in Meerhoven gewoon autoluw moet zijn. Wat dat betreft zit er geen verschil tussen het oorspronkelijke collegevoorstel en hetgeen de raad nu bij meerderheid voorstelt. De vraag is slechts: welk middel zet je in? Het is heel ongelukkig om nu van die knip af te zien, voorlopig of voorgoed. Daar zijn twee argumenten voor. Het eerste: als je een knip niet toestaat, mag de zaak daar niet eens bouwrijp gemaakt worden. Daarvoor heb je in elk geval een tijdelijke knip nodig. Die blokkeer je dan dus óók. Feitelijk ga je met het niet-knippen al voorbij aan de afspraken die er zijn gemaakt met betrekking tot ontwikkeling. Vandaar dat dan een financiële claim zal volgen. Ik heb eens nagedacht over wat daar nu precies aan de hand is; ik wil u een procedurevoorstel doen. Aanstaande woensdag over een week zitten we als commissie weer bij elkaar. Gezien de problematiek zou het erg handig zijn als dán het besluit valt hoe we met de zaak omgaan. Dan is er helderheid. Ik wil dus graag aan alle fracties vragen om te werken naar wat er dán als meerderheid ligt. Dan kan de pijler het op dat moment besluiten. En dan wil ik u graag een alternatief geven voor het gebodene, dat ervoor zorgt dat we niet in een ongelukkige situatie terechtkomen. Dat is het volgende: in principe realiseren we een tijdelijke knip. Die is sowieso noodzakelijk voor het bouwrijp maken. Dan werken we vervolgens gedurende zes maanden aan het ontwikkelen van alternatieven voor het autoluw maken, en tegelijkertijd registreren we wat de werkelijke effecten zijn van de knip. Dan kunt u vervolgens in alle redelijkheid – de harde feiten kennende, én de alternatieven voor het autoluw maken ook kennende – het besluit nemen of de oplossing die u voorstaat ook een betere is. Want nu steken we in op autoluw maken, terwijl nog niet eens vaststaat of wij dat ook werkelijk kunnen realiseren, en we steken dus óók in (in uw voorstel) op het niet kunnen realiseren van een knip, met alle vreselijke gevolgen van dien. Kortom, mijn voorstel is niet dat u daar nu acuut op reageert, want ik overval u er vreselijk mee. Mijn voorstel is om dé beslissing woensdag over een week te nemen, dan is het nog allemaal binnen de tijd. Er is bij u ongelooflijk veel druk op de ketel gezet, teneinde heel snel te beslissen. Om te zorgen dat het proces zó vormgegeven kan worden dat aan u de tijd wordt gegund om in alle redelijkheid de afweging te kunnen maken op grond van goede alternatieven die er dan ook zullen liggen. Daar zullen wij voor zorgen.
Voorzitter: Vandaar dat het even nodig was, mijnheer Rozendaal, om u te onderbreken. Mijn voorstel is dat u als eerste reageert op het voorstel van de wethouder, als ik u dat zou mogen vragen. Dan checken we daarna of u allen met een dergelijk procedurevoorstel zou kunnen leven. Dat betekent dan wel dat u over anderhalve week echt zaken met elkaar moet doen. Anders is er een groot probleem, begrijp ik. Mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Dat wilde ik zojuist nog benadrukken. Wij hebben de tijdsdruk niet veroorzaakt; het is ons min of meer opgelegd. We hebben dus ook ontzettend ons best gedaan om vandaag met een fatsoenlijk gemotiveerd en goed onderbouwd
108
A
Verslagnummer 9
verhaal te komen. Nu de wethouder zegt dat wij het nog anderhalve week kunnen aanhouden, vind ik dat plausibel, maar ik vraag aan u nu om een minuutje schorsing, om even kort met de indieners te overleggen, en te kijken of we elkaar kunnen vinden. Ik wil het graag even kortsluiten. Voorzitter: Ik stel voor dat we vijf minuten nemen. Om kwart voor elf zijn we hier terug en dan kunnen we gezamenlijk de vergadering sluiten. [schorsing, 3 minuten] Voorzitter: Dames en heren, ik constateer dat wij vijf heel korte minuten nodig hadden. Het woord is aan mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Wij hebben het even overlegd. Mede gezien het feit dat er een heleboel mensen – zoals mijnheer Vleeshouwers ook al aangaf – eveneens lijden onder de tijdsdruk die ons is opgelegd lijkt het ons niet ongerechtvaardigd om het onderwerp te verdagen naar de commissie Ruimtelijke pijler en het daar te bespreken. Wij hebben immers niet verzonnen dat u een en ander zondag pas zou krijgen, en er vandaag al over zou moeten beslissen. Als het nog binnen het tijdsbestek valt vinden wij het geen bezwaar om te verdagen naar de Ruimtelijke pijler. Wij willen dan wél duidelijk stellen dat er tot die tijd niets gebeurt, en dat wij met elkaar de commissie Ruimtelijke pijler mandateren. Als dáár met meerderheid een beslissing wordt genomen kan dat als zodanig worden gezien, wellicht vooruitlopend op een formele raadsbeslissing, zodat het college ermee verder kan. Als dat zo is willen wij zowel dit voorstel als het door de wethouder in te dienen alternatief in die commissie Ruimtelijke pijler bespreken. Als dat zo is, gaan wij er zonder meer mee akkoord. Voorzitter: Dank u zeer. Mag ik u vragen of u daarmee allen kunt instemmen? Is dat het geval? Ik zie mijnheer Vleeshouwers héél gelukkig kijken!
De heer Vleeshouwers: Dat doe ik zeker! Ik heb nog één aanvullende vraag; dat heb ik in mijn inleiding ook al gezegd. Ik mis een financiële onderbouwing van het verhaal. Zouden wij over anderhalve week ook een inschatting kunnen krijgen van de kosten die dit voorstel met zich mee gaat brengen? De heer Rozendaal: Wij hebben in het voorstel aangegeven dat het in principe geen financiële consequenties heeft, anders dan die welke er nog zouden zijn, maar…. Mevrouw Breuers: Mijnheer de voorzitter! Volgens mij ontlokt u mij nu een interruptie. Als we verder gaan, dan wordt het tóch behandeld. Zullen we er nu niets meer over zeggen?
109
A
Verslagnummer 9
De heer Rozendaal: Dat vind ik een heel goed….
Voorzitter: Mijnheer Vleeshouwers, er wordt hard gewerkt. Over anderhalve week is er meer! Zullen we het zo maar afspreken? Dank u wel, mevrouw Breuers. Zó zullen we er mee omgaan. De wethouder heeft het zó voorgesteld, dank u zeer. XI Ingekomen stukken Voorzitter: Dan zijn we nu toe aan agendapunt XI, ingekomen stukken. Zie onder a. gaat u ermee akkoord als we er zó mee omgaan? Mijnheer Van Liempd. De heer Van Liempd: Onder a2 staat een stuk van Milieudefensie en de Vereniging Klimaatverbond Nederland. Het zijn adviezen in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen. Zou het mogelijk zijn om hiervan alle partijen een afschrift te geven, zodat zij het kunnen meenemen in hun verkiezingsprogramma’s? Voorzitter: Dat gaan we regelen. De heer Van Liempd: Dank u wel. Voorzitter: Verder nog iemand? Dan onder b, de voorstellen zoals daar geformuleerd. Kunt zich allen daarin vinden? Dank u zeer. Onder c ook? Dank u. Dan zijn we nu aan het einde gekomen van onze beraadslagingen van vandaag. Staat u mij toe dat ik een opmerking maak. Ik liep daarstraks even weg; met dank nog aan mevrouw Joosten dat zij mij verving. Radio 1, de NOS, had wederom belangstelling voor de gebeurtenissen in deze raad. Vanavond om 19.00 uur al, en nu weer. Men was in Hilversum redelijk verbaasd dat wij hier zo hard aan het werk waren terwijl er juist twee wethouders waren vertrokken. Mag ik u hartelijk bedanken, dat wij ook vandaag in het stadsbelang hard gewerkt hebben met elkaar? We hebben een stevige dag achter de rug; een emotionele dag ook. Ik ben u allen zeer erkentelijk voor uw constructieve inzet. We hebben goede afspraken met elkaar gemaakt. In Eindhoven blijft men samen hard aan het werk. Dank u wel. We gaan wat drinken. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2005.
A. Sakkers, voorzitter J. Verheugt, griffier
glo/EE05034115
110