A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Verslagnummer 1 Bladnummer 1 Aanwezig 45 leden 28 februari 2008
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 8 januari 2008, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 17:00 uur, schorsing 19:00 uur, vervolg 20:00 uur, einde 23:00 uur. Uitnodiging aan
ir. G. J. M. Braks E.M. Abbou mw. M.H. Batenburg mw. dr. mr. G.J.M. van den Biggelaar W.J. Burema E.J.H. Cols B.J.M. Gerard mw. R.C.E. van Helmond J.B. Helms mw. H.J.M.C. van Herk E. Isik J. Jansen mw. B.G.M.W. van Kaathoven mw. C.B.T. v. d. Crommert mr. P.P.H.A. Leenders mw drs. M.C.T.M. List-de Roos P.A. Mulder R.G.J. Reker ir. J. Rozendaal J.C. Schut Y. Torunoglu A.H.C. Vestjens dr. ir. J. Vleeshouwers mw drs. A.A. Zwierstra
Aanw.
voorzitter PvdA SP PvdA
X X X X
PvdA PvdA SP PvdA VVD CDA PvdA ChristenUnie SP SP CDA VVD OAE LPF VVD VVD PvdA CDA Stadspartij VVD
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Uitnodiging aan
drs. J. Verheugt A. Almis J.G.J.M. van den Biggelaar mw. drs. J.G.C.L. Breuers M.J.A.M. van Bussel F.J.A.G. Depla mw. N.G.E.C. Habets mw. J.W.H.M. HeesterbeekSenders M.J. Houben mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij mw M.T. Kamphorst mw P.J.F.van Kessel-Jansen K.T. Kocak P.J. van Liempd J.L. van der Meer J.B.W.M. Peters A.J.A. Rennenberg mw. drs. M. Schreurs N.H. Stoevelaar mw W.C.F.M. Verhees mw M.T.W.G. Vissers C.H.B. Weijs J.F.A. van Zijl
Aanw.
griffier GL PvdA GL LE PvdA LE SP
X X X X X X X X
CDA VVD
X X X X X X X X X X X X X X X X
SP PvdA CDA PvdA PvdA LE OAE D66 CDA PvdA PvdA CDA GL
A
Verslagnummer 1
Wethouders: drs. H-M. Don drs. H.J.A. van Merrienboer drs. A.E.J. Brunninkhuis
mw. drs. M.C.T. Fiers mw. drs. G.M. Mittendorff gem.secr.
2
A
Verslagnummer 1
Overzicht van het behandelde
I
Opening en mededelingen.
II Vaststellen van de volgorde van de agenda.
Geen wijzigingen.
III Benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies. 1. Voorstel tot het ontheffen en benoemen van leden van de Adviescommissie Seniorenbeleid. (Voorstel 07.R1602.014).
Akkoord (unaniem). De heer M. van der Wielen is ontheven en de heer F. van Pijkeren is benoemd in de cie ASB.
2. Voorstel tot het ontheffen en benoemen van leden van de SP fractie. (Voorstel 07.R1602.015) .
Akkoord (unaniem). Mevrouw M.H. Batenburgde Hoog is ontheven van de cie MZFPO en cie SGW. Mevrouw C.B.T. van den Crommert is benoemd in de cie SGW en mevrouw J.W.H.M. Heesterbeek is benoemd in de cie MZFPO.
IV Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 7 november 2007.
Akkoord.
V Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad. Partij
Onderwerp
‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, De Stadspartij, Lijst Pim Fortuyn
Verstrekken rendementsgarantie op bouwproject aan bouwbedrijf
CDA, PvdA
Monopoliepositie van OnsNet m.b.t. Glasvezelaansluitingen
Beantwoord door: Wordt behandeld in de commissie.
Wethouder drs. H.J.A. van Merrienboer
3
Toezegging wethouder drs. H.J.A. van Merrienboer. (Zie bijlage).
A
Verslagnummer 1
‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, De Stadspartij, Lijst Pim Fortuyn
Crisis bij de DSOB
ChristenUnie
Koopzondagen 2008
Wordt behandeld in de commissie. Toezegging wethouder drs. H-M. Don. (Zie bijlage). Wethouder mw. drs. G.M. Mittendorff
VI Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen. 1. Voorstel met nadere toelichting tot het vaststellen van het protocol voor de Akkoord (unaniem). vestiging van noodzakelijke voorzieningen voor de maatschappelijke Toezegging wethouder drs. opvang en verslavingszorg. H-M. Don. (Zie bijlage). (Voorstel 07.R2327.001). 2. Voorstel tot het wijzigen van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven Akkoord (unaniem). 2002 Reductieregeling, Duurzame Uitstroom en eigen bijdrage Kinderopvang. (Voorstel 07.R2328.0010). 3. Voorstel inzake Ondernemingsplan Ergon 2009-2011. (Voorstel 07.R2329.001).
Akkoord (unaniem).
4. Voorstel tot het aanpassen van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2002 ten behoeve van de Opplusregeling. (Voorstel 07.R2330.001).
Akkoord (unaniem).
5. Voorstel tot het vaststellen van de Ontwikkelingsvisie Stadspark de Karpen. Akkoord (unaniem). (Voorstel 07.R2333.001). 6. Voorstel inzake particuliere woningverbetering: taak van gemeente of Akkoord (unaniem). woningeigenaren? Een nieuw aanpak van de particuliere woningvoorraad. (Voorstel 07.R2334.001). 7. Voorstel tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zwaanstraat – Strijp T 2006. (Voorstel 07.R2335.001).
Akkoord (unaniem).
8. Voorstel met nadere toelichting inzake het subsidie- en budgetsysteem stadsdeelgericht werken. (Voorstel 07.R2336.001).
Akkoord. (Zie onder voorstel).
4
A
Voorstel: Stemming: Voor:
Verslagnummer 1
45 40
Tegen:
PvdA, CDA, SP, VVD, GroenLinks, OuderenAppèl, Lijst Pim Fortuyn en de ChristenUnie ‘leefbaar eindhoven’, D66 en De Stadspartij
5
9. Voorstel tot het opheffen van de Gemeenschappelijke Regeling Hypotheekfonds Noord-Brabantse Gemeenten. (Voorstel 07.R2343.001).
Akkoord (unaniem).
10. Voorstel met nadere toelichting tot het vaststellen van de Ontwikkelingsvisie ‘De Bergen, Quartier Vivant’. (Voorstel 07.R2344.001). Amendement A2: Stemming: 45 Voor: 6 Tegen: 39
Akkoord (unaniem). Amendement A2 is verworpen. (Zie onder voorstel). Toezegging wethouder mw. drs. M.C.T. Fiers. (Zie ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl en De Stadspartij bijlage). PvdA, CDA, SP, VVD, GroenLinks, D66, Lijst Pim Fortuyn en ChristenUnie
11. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied De Akkoord (unaniem). Bergen. (Voorstel 07.R2367.001). 12.Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor Centrum Doornakkers, 2e fase. (Voorstel 07.R2368.001).
Akkoord (unaniem).
VII Actuele moties. AcM1. PvdA, SP, GroenLinks
Onderzoek naar schooladviezen primair onderwijs.
AcM1.: Stemming: Voor:
45 35
Tegen:
10
Aangenomen. (Zie onder AcM1).
PvdA, CDA, SP, GroenLinks, OuderenAppèl, D66, Lijst Pim Fortuyn en ChristenUnie VVD, ‘leefbaar eindhoven’ en De Stadspartij
AcM2. ‘leefbaar eindhoven’ OuderenAppèl
Verbetervoorstellen mandaatregeling.
VIII Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot
5
Wordt behandeld in de commissie.
A
Verslagnummer 1
besluitvorming te komen. 1. Voorstel inzake de gemoderniseerde Regionale Overeenkomst Eindhoven Airport. (Voorstel 07.R2331.001).
Aangehouden. Moties M1 t/m M13 en M22 t/m M27 zijn aangehouden.
2. Voorstel tot het vaststellen van de Wijkactieplannen Krachtwijken. (Voorstel 07.R2362.001).
Akkoord (unaniem). Motie M28 is aangenomen (unaniem). Toezegging wethouder mw. drs. M.C.T. Fiers. (Zie bijlage).
3. Voorstel inzake Kaderstelling Duurzaamheid en Klimaatbeleid. (Voorstel 07.R2338.001).
Akkoord (unaniem). Amendement A3 is aangenomen en amendementen A1 en A4 zijn verworpen. Moties M15, M20 en M21 zijn aangenomen. Moties M17 en M29 zijn verworpen. Motie M30 is ingetrokken. (Zie onder voorstel).
Amendement A3: Stemming: 45 Voor: 37 Tegen:
8
Amendement A1: Stemming: 45 Voor: 17 Tegen: 28
Amendement A4: Stemming: 45 Voor: 8 Tegen: 37
Motie M15: Stemming: Voor: Tegen: Motie M20: Stemming: Voor:
45 38 7
45 38
PvdA, SP, VVD, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66, De Stadspartij en ChristenUnie CDA en Lijst Pim Fortuyn
SP, VVD, GroenLinks, De Stadspartij en ChristenUnie PvdA, CDA, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66 en Lijst Pim Fortuyn
VVD, Lijst Pim Fortuyn en ChristenUnie PvdA, CDA, SP, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66 en De Stadspartij
PvdA, CDA, SP, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66, De Stadspartij en ChristenUnie VVD en Lijst Pim Fortuyn
PvdA, CDA, SP, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’,
6
A Tegen: Motie M21: Stemming: Voor: Tegen:
Verslagnummer 1
7
45 38 7
Motie M17: Stemming: Voor: Tegen:
45 10 35
Motie M29: Stemming: Voor: Tegen:
45 13 32
OuderenAppèl, D66, De Stadspartij en ChristenUnie VVD en Lijst Pim Fortuyn
PvdA, CDA, SP, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66, De Stadspartij en ChristenUnie VVD en Lijst Pim Fortuyn
SP en PvdA (4) PvdA (10), CDA, VVD, GroenLinks, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, D66, De Stadspartij, Lijst Pim Fortuyn en ChristenUnie
PvdA (3), SP, GroenLinks en D66 PvdA (11), CDA, VVD, ‘leefbaar eindhoven’, OuderenAppèl, De Stadspartij, Lijst Pim Fortuyn en ChristenUnie
IX Raadsinformatiebrieven ter kennisname.
Akkoord.
X Ingekomen stukken. Voorgesteld wordt de stukken onder A voor kennisgeving aan te nemen. A1. Raad van State te ’s-Gravenhage, brief d.d. 27 november 2007. Inzake beroepschrift Bestemmingsplan ‘Oude Gracht 2006’. (07ink39593).
Akkoord.
A2. Raad van State te ’s-Gravenhage, brief d.d. 27 november 2007. Inzake Bestemmingsplan ‘Oude Gracht 2006’. (07ink39608).
Akkoord.
A3. VluchtelingenWerk Eindhoven te Eindhoven, brief d.d. 27 november 2007. Verplaatst naar categorie B. Inzake voorgenomen fusie Stichting VluchtelingenWerk Eindhoven. Akkoord. A4. Brabantse Milieufederatie te Tilburg, brief d.d. 29 november 2007. Akkoord. Inzake een dringend verzoek bij de besluitvorming rondom de overdracht van de N69 adequate afspraken te maken die een onnodige aantasting van
7
A
Verslagnummer 1
de unieke beekdalen voorkomen. (07ink40139).
A5. Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland te Eindhoven, brief d.d. 4 Akkoord. december 2007. Inzake de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg. (07ink40851). Voorgesteld wordt de stukken onder B ter afdoening in handen te stellen van het college van burgemeester en wethouders. B1. De heer B.J. Kleinjan te Eindhoven, brief d.d. 23 november 2007. Inzake houd uw stad schoon. (07ink39379).
Akkoord.
B2. Comité Staakt het Vuren te Groningen, brief d.d. 30 november 2007. Inzake het onder de aandacht brengen voor een campagne voor héél Afrika. (07ink40310).
Akkoord.
B3. Raad van State te ’s-Hertogenbosch, brief d.d. 7 december 2007. Akkoord. Inzake het beroep van SB&O B.V. te Middelbeers waarbij Hurks Bouwbedrijf En Vastgoed B.V. gebruik maakt van de mogelijkheid om als partij aan het geding deel te nemen. (09ink41194).
8
A
Verslagnummer 1
Verslag van het gesprokene
I
Opening en mededelingen
Voorzitter: Dames en heren, mag ik u vragen uw plaatsen in te nemen? [De heer Braks neemt plaats achter de katheder.] Mag ik even uw aandacht? Ik open de vergadering gebruikelijk met het verzoek om enige ogenblikken stilte te betrachten om het belang van ons raadwerk te overdenken. Ik doe dat vandaag vanaf deze plaats, omdat op vrijdag 21 december jl. de heer Schuurman overleden is. Voor mensen die hem beter kenden, Han Schuurman. Hij werd 90 jaar. Mag ik u vragen even te gaan staan. Hij maakte van 1974 tot en met 1982 deel uit van de gemeenteraad van Eindhoven. Eerst voor de Progressieve Combinatie en daarna voor de Partij van de Arbeid. Hij was daarbij onder meer belast met het onderwerp sportzaken. De heer Schuurman was in zijn werkzame leven onder meer 25 jaar lang economisch directeur van het Diaconessenziekenhuis, het huidige Maxima Medisch Centrum. Hij vervulde ook een aantal maatschappelijke functies, Zo was hij langere tijd secretaris van pensioenfonds PGM, voor werkers in de gezondheidszorg. Daarnaast was hij een aantal jaren voorzitter van de IJsclub Eindhoven. Ik wens de nabestaanden van de heer Schuurman heel veel sterkte bij het verwerken van het verlies. Ik verzoek u enige momenten van stilte in acht te nemen om de heer Schuurman te herdenken en tegelijkertijd het belang van onze werkzaamheden daarbij in acht te nemen. [Stilte] Dank u wel. U kunt weer gaan zitten. Dan ga ik weer naar mijn plaats. Dames en heren, bezoekers, gasten, televisiekijkers thuis en alle anderen die op een of andere wijze aan deze raadsvergadering verbonden zijn. Ik wil beginnen op deze eerste vergadering van de raad in het nieuwe jaar 2008, u allen de allerbeste wensen te doen toekomen voor een gelukkig, goed en ook plezierig Nieuwjaar. We hebben een forse agenda vandaag die ook wel enige kenmerken vertoont van de drukte rond de jaarwisseling. Er is veel werk verricht in die periode. Als ik het aantal moties moet dragen, word ik er al een beetje moe van vanwege het gewicht - uiteraard het inhoudelijke gewicht. Het is een flinke opdracht vandaag om alles wat aan ons is voorgelegd in de agenda en de daarmee samenhangende eventuele wijzigingsvoorstellen of uitspraken van de raad, om dat tot een goede orde te brengen. Ik zou u ook allen willen vragen uzelf zo veel mogelijk te beperken binnen alle vrijheden, die u uiteraard binnen het reglement hebt, om onze vergadering zo goed mogelijk te laten verlopen. Met deze openingswoorden, kom ik automatisch op agendapunt II.
9
A
Verslagnummer 1
II Vaststellen van de volgorde van de agenda Voorzitter: Er is een volgorde aan u voorgelegd. Met betrekking tot het belangrijke agendapunt onder VIII, het voorstel inzake de gemoderniseerde Regionale overeenkomst van Eindhoven Airport, hebben ons echter enkele ordevoorstellen bereikt. Daar is er een bij dat zo ver gaat dat, als de raad daarmee zou instemmen, dat de behandeling van dat agendapunt met alle voorstellen die er zijn gedaan, niet zo zinvol meer is. Daarom neem ik de vrijheid over dat ordepunt meteen uw oordeel te vragen. Dan weten we vanavond waar we aan toe zijn. Dat is het ordepunt wat mij bereikt heeft – dat gaat veruit het verste - van de zijde van de Socialistische Partij. Ik geef dadelijk de Socialistische Partij het woord om dat eventueel toe te lichten. Er zijn voorcontacten geweest en als reactie op het ordevoorstel heeft ook de VVD-fractie een voorstel gedaan. Dat houdt in dat we wel degelijk verder kunnen gaan met de behandeling vandaag, zoals ons dat door het college is voorgelegd, om te kijken of we vandaag met betrekking tot de ingediende moties en amendementen een richtinggevend oordeel zouden kunnen uitspreken wat dan later leidt tot formele besluitvorming. Maar dat is een beetje in het verlengde van de agenda zoals die is opgesteld. Als u het goedvindt, stel ik dit ordepunt als eerste aan de orde. De heer Peters: Mag ik u vragen voorzitter, komt er dan ook een reactie van het college daarop? Voorzitter: Er komt ook een reactie van het college, maar daarvoor geef ik de indiener van het ordevoorstel eerst het woord. Dat is de heer Gerard, van de Socialistische Partij. Daarna krijgt het college het woord en vervolgens is de raad aan het woord. De heer Gerard: Voorzitter, wij hebben in deze regio iets unieks: GLOBE, een overleg over een luchthaven, op civielrechtelijke basis, met de bekende deelnemers. Mogelijk zouden wij het functioneren van GLOBE wat scherper moeten omschrijven - daarover later – maar ik wil beginnen met het voorleggen van dit ordevoorstel, omdat de gemeenteraden van drie van de vijf GLOBE-gemeentes de nu voorliggende gemoderniseerde regionale overeenkomst hebben afgewezen. Als grootste van de GLOBE-gemeentes plaatst ons dat op een strategisch kruispunt. Willen wij GLOBE in stand houden, een civielrechtelijk overlegorgaan in aanvulling op publieke regelgeving die eraan komt? Wij wel, voorzitter. Ik wijs u er in overvloede nog eens op dat wij GLOBE ingesteld hebben omdat wij dat toen als ons belang zagen. En met reden, want daarvoor was er sprake van eindeloos geprocedeer, eindeloos slechte verhoudingen en de overeenkomst waar GLOBE over waakt, van 2000 en 2003, waren voor alle partijen win-winsituaties. Verder, voorzitter, is er het algemene punt van de gevoeligheid van de kleinere gemeentes binnen de SRE jegens de grote buur Eindhoven. Zoals wij ertegenaan kijken, is wat wij te winnen hebben bij een goedfunctionerende SRE zonder gemoderniseerde overeenkomst meer – heel wat meer – als rancuneuze randgemeentes mét gemoderniseerde overeenkomst. Wij
10
A
Verslagnummer 1
denken dat er twee scenario’s zijn. Daarop komt het ordevoorstel. Wij maken solidariteit binnen het publieke deel van GLOBE leidend en verklaren in aansluiting op Best, Eersel en Veldhoven, de voorgestelde overeenkomst dood. Vervolgens ontstaat er een nieuwe werkelijkheid, politiek, bestuurlijk of beide, en daarover gaan wij praten. Dat kan leiden tot de contouren van een nieuwe overeenkomst of niet. We zullen sowieso uitspraken moeten doen over het aanstaande luchthavenbesluit. Het alternatief, wat het ordevoorstel beoogt, is in feite het omgekeerde, namelijk dat je mikt op een gewijzigde gemoderniseerde regionale overeenkomst in de hoop dat je iets kunt vinden dat aanvaardbaar is voor de andere GLOBE-partners - niet alleen de BOW en de BMF maar ook drie gemeenteraden. Onze inschatting is dat de voorliggende overeenkomst niet zodanig te wijzigen valt dat hij nog steeds Ryan Air binnenhaalt en toch aanvaardbaar is voor de vijf partners in GLOBE die inmiddels niet meer meedoen. Wij vragen ons af of dat het eind is van GLOBE. Daarom, voorzitter, stellen wij voor wat wij in het ordevoorstel voorstellen. Dat heeft een enigszins politiek karakter en dat komt omdat je voorstelt iets wat politiek is niet te bespreken. Daar is niets aan te doen. Wij dachten dat het goed was het ordevoorstel te doen omdat als je niet van tevoren duidelijk uitspreekt waar je op inzet, je met eindeloze verwarringen en misverstanden zit. Het leek ons dat dit in de bespreking grote helderheid gaf. Het ordevoorstel van de VVD, voorzitter - officieel nog niet ingediend maar ik heb het op papier ontvangen - is wat mij betreft overbodig omdat het gewoon het omgekeerde is van dat van ons. Wie tegen dat van ons stemt, stemt voor het voorstel van de VVD en omgekeerd, wat mij betreft. Zo zie ik het tenminste, maar dat moeten ze zelf maar zeggen. Voorzitter, ten opzichte van de al ingediende tekst van ons ordevoorstel, wil ik de nuance aanbrengen dat de voorgestelde bespreking van de nieuwe situatie vanavond zou kunnen starten maar zeker niet vanavond af moet. De raad heeft een eigenstandige kaderstellende positie, maar kan die uitoefenen in samenwerking met het college en eventueel het ambtelijk apparaat. De SP heeft een motie klaarliggen voor een regionale werkgroep van raadsleden, een novum, maar dat kan best even wachten. In de nieuwe situatie hoeven we niet zo veel haast te maken. Voorzitter: Dank u wel. Daarmee is het ordevoorstel van de zijde van de fractie van de VVD ook zelfs al van een commentaar voorzien. Ik geef nu de VVD het woord om dat ordevoorstel toe te lichten en daarna het college. De heer Jansen: Voorzitter, mag ik eerst nog een vraag stellen aan de indiener van het ordevoorstel? Voorzitter: Ja, nu al? De heer Jansen: Ja, want ik heb zelf de koppeling niet zo gemaakt tussen SP en VVD. Volgens mij zijn het twee zelfstandige voorstellen. Het gaat om een toelichtende vraag.
11
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Gaat uw gang. De heer Jansen: Ik wilde de heer Gerard vragen hoe hij aankijkt tegen de eigenstandige verantwoordelijkheid van Eindhoven, omdat hij deels aan de ene kant lijkt het spul dood te verklaren omdat drie kleinere gemeentes – overigens niet onbelangrijk – tegen hebben gestemd, maar dat het ook heel belangrijk is dat wij als grote broer juist misschien wel eens heel veel invloed op de anderen zullen hebben. Hoe kijkt u tegen die verhouding aan van eigenstandige verantwoordelijkheid versus nu al iets dood verklaren omdat de anderen, die toevallig eerder waren, tegen hebben gestemd. Was dat ook zo geweest als wij het hier eerder op de agenda hadden gehad? De heer Gerard: Nu stelt u, volgens mij, drie vragen tegelijk. Ik heb het woord ‘eigenstandige verantwoordelijkheid’ gebruikt in combinatie met de verhouding tot het college en op het eind van mijn verhaal – maar die andere positie kan ik u ook wel verantwoorden. Dat is dat de verhouding tussen raad en college aan zekere regels gebonden is. Als het ordevoorstel wordt aangenomen, ontstaat er een situatie waarin geen sprake meer is van overeenkomst of onderhandeling over een overeenkomst. In dat geval is er geen automatisme meer dat het college de zaakwaarnemer is van de Eindhovense politiek. Wij kunnen dat vervolgens op allerlei manieren vormgeven, ook zodanig dat het college daar wel bij betrokken is, maar dan moeten wij, denk ik, een kader stellen voor wat wij dan willen. Kaderstellende bevoegdheden zijn een taak van de raad en als wij bijvoorbeeld straks vanuit de regio commentaar moeten geven op het luchthavenbesluit – daartoe zullen wij ondervraagd worden door het ministerie van Defensie - dan moet iemand antwoord geven op die vraag. Omdat het een kaderstellende vraag is – het gaat over regelgeving – zou dat eigenlijk de raad moeten zijn. Dat is punt 1. Het tweede punt is dat ik vind dat deze raad een uitspraak moet doen. Het zou een blamage zijn als deze raad geen uitspraak deed. In die zin is de inhoud van het ordevoorstel ook niet om niets te zeggen. De inhoud van het ordevoorstel is om de bespreking niet meer op de voorliggende basis te doen plaatsvinden. Dat betekent in praktijk dat je hetzelfde zegt als de gemeentes en dat is ook het doel, om hetzelfde te zeggen als de andere gemeentes, maar dat neemt niet weg dat er dan vervolgens nieuwe gesprekken en nieuwe besprekingen nodig zijn. In die zin moeten wij een uitspraak doen. Die uitspraak is inherent aan de politiek - ik kan het ook niet helpen omdat je zegt: ‘gegeven de uitslag van de stemming in de drie gemeenteraden, is het belangrijker dat we ons daarbij aansluiten en GLOBE en de regionale samenwerking overeind houden, als dat wij daar - naar mijn idee - ten onrechte schade in aanbrengen’. Dan het laatste: ‘zou u dat ook gezegd hebben als de andere gemeentes niet zo gesproken hadden?’ Nee, want de uitspraak is gebaseerd op andere gemeentes. Het argument van de regionale samenwerking is een argument dat ontstaan is door de uitspraak van andere gemeentes. Als die niet plaatsgevonden had, dan had het
12
A
Verslagnummer 1
ordevoorstel geen bodem gehad en dan was ik vanzelf naar het tweede deel van het verhaal gegaan, namelijk de moties. Voorzitter: Dank u wel. De heer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Wat hier op de agenda staat, is een raadsvoorstel over een regionale overeenkomst, waarover ik straks een oordeel zal geven namens de VVD. Er ligt een prima raadsvoorstel. De VVD wil het raadsvoorstel gewoon behandelen zoals dat oorspronkelijk bedoeld is. Mijnheer Gerard geeft ook al aan in zijn verhaal: het is noodzakelijk dat de Eindhovense raad een uitspraak doet. Niet wij, maar onze portefeuillehouder die dit onderwerp in haar portefeuille heeft, zit namens Eindhoven in GLOBE. De raad dient een uitspraak te doen waarmee de portefeuillehouder vervolgstappen dient te bekijken binnen GLOBE. Alle raden zouden zich uitspreken over de regionale overeenkomst. Mijnheer Jansen gaf het net inderdaad al aan in zijn vraag aan mijnheer Gerard: een aantal raden heeft dat gedaan, dus ook Eindhoven moet dat doen. Wij vinden het niet acceptabel om nu opeens, omdat andere raden iets besluiten, als Eindhoven te zeggen: ‘Wij spreken ons niet uit. Wij laten het in de lucht hangen. Wij zeggen niets over de Airport’. In onze bijdrage, die wij vooraf gestuurd hebben, spreken wij over twee mogelijke ordevoorstellen. Het eerste voorstel is niet, zoals mijnheer Gerard aanneemt, de situatie waarin zijn voorstel niet wordt aangenomen. Ons eerste ordevoorstel is om het raadsvoorstel te behandelen zoals het bedoeld was. Dus ook niet wat het college adviseert, besluitvorming aanhouden en wat suggesties en opmerkingen geven om bij te schaven. Wat ons betreft is de overeenkomst die er lag een overeenkomst die werd gesteund door een meerderheid van de partners in GLOBE, een meerderheid van de leden van dit college. Vandaar denken wij dat wij daar gewoon over kunnen praten. Dat een minderheid van de partners in GLOBE heeft besloten een hoop rumoer te veroorzaken, is hun goed recht. Dat is politiek. Dat het college vervolgens daaropvolgend besluit om dan maar de besluitvorming uit te stellen, komt op ons over als een zwaktebod. Het Digipanel laat zien dat er binnen de Eindhovense bevolking een heel groot draagvlak is voor een beperkte groei van Eindhoven Airport. Wat ons betreft zitten wij hier als raad en als college voor de belangen van de Eindhovense burgers. Nogmaals: wat andere gemeentes besluiten is prima - daar nemen we kennis van en dat kunnen we betrekken in onze beraadslagingen - maar wij zitten hier voor Eindhoven. Wij kunnen en mogen onze agenda niet laten bepalen omdat een minderheid het hardst schreeuwt. Wat ons betreft is het een democratisch gebruik dat we ook luisteren naar de meerderheid, zelfs als dit op dit moment een misschien wat zwijgende meerderheid is. Wij pleiten daarom voor behandeling zoals dit voorstel oorspronkelijk bedoeld is en eigenlijk - gezien de verhoudingen zoals die altijd lagen - verwachten wij dat het college dit toch wel kan steunen. Mocht het ordevoorstel van mijnheer Gerard toch worden aangenomen, dan zal ons eerste ordevoorstel om het te behandelen in de oorspronkelijke vorm komen te vervallen. Dan komt ons tweede voorstel. Dan wensen wij ook geen enkele discussie vanavond
13
A
Verslagnummer 1
te voeren en dan moeten we gewoon terug naar de commissie, want dan is het hele onderwerp van tafel. Daar wou ik het even bij laten. Voorzitter: Niet eerst even het college meer, mijnheer Gerard? De heer Gerard: Nog even één vraagje aan mijnheer Helms? GLOBE telt negen partners: vijf gemeentes, de provincie, Eindhoven Airport en twee maatschappelijke verenigingen. Van die negen hebben vijf partners gezegd dat ze deze overeenkomst niet willen. Hoe komt u dan bij een minderheid? De heer Helms: Mijnheer Gerard, u gaat nu inderdaad voorbij aan wat ik aan het begin van mijn betoog heb gezegd. Binnen GLOBE is er een overleg geweest. Daar is deze overeenkomst uitgekomen. Die werd toen door een minderheid van de partners verworpen. Toen is door de GLOBE-partners besloten om het voorstel voor te leggen aan de achterban, dus aan de diverse gemeenteraden. In dat proces zitten we. De besluitvorming die wij hier vormen, mogen wij niet laten beïnvloeden door wat er in andere gemeentes reeds besloten is omdat het daar toevallig eerder op de agenda kwam. Wij hebben gewoon, volgens het proces zoals dat is afgesproken binnen GLOBE, de verantwoordelijkheid dat wij ons uitspreken over de overeenkomst zoals die nu voorligt. Voorzitter: Dank u wel. Dan is nu het woord aan de portefeuillehouder, mevrouw Fiers. Mevrouw Fiers: Dank u wel, voorzitter. Misschien is het goed om nog even, naar aanleiding van de ordevoorstellen die zijn ingediend door de SP en de VVD, even stil te staan bij het feitelijke ordevoorstel wat het college in een brief enige tijd geleden aan u heeft gestuurd. Dat hield namelijk twee dingen in en wat ons betreft is dat nog steeds een heel heldere lijn, die ons mogelijk in het debat verder kan helpen. Allereerst was dat om het besluit over de regionale overeenkomst aan te houden. Daarbij hadden wij eigenlijk een heel belangrijk doel - niet alleen het college van Eindhoven, maar ook de colleges van de omliggende gemeenten - om de verschillende om de raden in volle omvang ook de gelegenheid te geven om die signalen aan de verschillende portefeuillehouders mee te geven voor het vervolg, want het bleek bij de voorbespreking dat er heel veel zorgpunten, bedenkingen, verbetersuggesties waren. Het gaat dus niet om een ‘ja’ of ‘nee’ maar – dan kom ik op punt 2 van ons ordevoorstel – om het besluit aan te houden en de raad expliciet te vragen om richtinggevende uitspraken middels moties. Ik denk dat wat dat betreft het voorstel wel geslaagd is, want u bent er wel in geslaagd om een hele hoop richtinggevende moties ter voorbereiding op deze raad neer te leggen. Dat betekent dat als dat er vandaag gesproken wordt over al die moties, de raad van Eindhoven – dan sluit ik aan bij een aantal opmerkingen die door anderen zijn gemaakt – ook een eigenstandige uitspraak doet en richting geeft aan de toekomst. Dus wat het college
14
A
Verslagnummer 1
betreft is het voorstel zoals wij dat hebben neergelegd nog steeds een werkbare optie: aanhouden van het besluit over de regionale overeenkomst en richtinggevende uitspraken vanuit deze raad om richting te geven aan het vervolg. Als het gaat om het argument wat de SP had over het belang van de regionale samenwerking: volgens mij is er helemaal niemand in de raad - en deze portefeuillehouder al helemaal niet - die dat belang ontkent, maar dat hangt volgens mij niet één-op-één samen met het doen van een eigenstandige uitspraak van de raad. Dat hoeft wat mij betreft niet leidend te zijn. De Eindhovense raad kan prima een eigen uitspraak doen en vervolgens toch op een heel constructieve manier het vervolg ingaan. Een aantal moties die vandaag voorliggen maken helder dat dat de wens is van verschillende partijen in de raad – maar dan ga ik al op de inhoud in. Dus wat ons betreft: het voorstel aanhouden van het besluit over de regionale overeenkomst en richtinggevende uitspraken vanuit deze raad middels moties. Voorzitter: Dank u wel. Dan is nu het woord aan de raad. Mijnheer Helms. De heer Helms: Ik zou mevrouw Fiers een verduidelijkende vraag willen stellen. Wij zijn niet overtuigd van het nut van het aanhouden van de besluitvorming. Wat het gevolg is geweest van die boodschap is naar onze perceptie dat het alleen maar meer chaos heeft veroorzaakt en dat er nog meer onduidelijkheid was: “Is die overeenkomst er wel of niet? Gaan we hier nog aan schaven? Gaan wij bijpassen? Wordt hij nu zo herschreven dat hij er toch doorheen kan worden geloodst?” Et cetera. Als wij het voorstel op de oorspronkelijke manier behandelen, dus als raad al dan niet instemmen met het voorstel voor de overeenkomst zoals die er nu ligt, brengt dat u dan daadwerkelijk in de problemen? Want uiteindelijk gaat u met die uitspraak naar GLOBE. Dat er wellicht een andere uitkomst uit GLOBE komt, is dan weer een vervolgstap. Of zie ik dat verkeerd? Mevrouw Fiers: ‘Problemen’ is een groot woord. Zoals ik net al zei, de argumentatie om te kiezen voor aanhouden is, denk ik, heel nadrukkelijk ook gebaseerd op het gevoelen tijdens de commissiebespreking die ik ook mee heb gemaakt, dat er ook in deze raad – maar ook in andere raden - veel behoefte is om vanuit de raad een aantal verbetersuggesties mee te geven. Op die manier hebben wij ook dit ordevoorstel gedaan om aan te geven dat we dus de besluitvorming aanhouden en in eerste instantie op zoek gaan naar die richtinggevende verbetervoorstellen. Voorzitter: Is dit duidelijk? De heer Jansen: Voorzitter? Ik wil ook even aansluiten op wat het effect is van aanhouden. Wat betekent dat voor de ruimte van beïnvloeding? Aanhouden zonder tijdstermijn hieraan, is natuurlijk al lastig om mee eens te zijn. Vervolgens ben ik ook benieuwd wat de negatieve effecten kunnen zijn van het aanhouden op het proces
15
A
Verslagnummer 1
wat nu loopt? En wat zijn de positieve effecten? Daar zou ik graag nog iets meer van horen. Voorzitter: Mevrouw Fiers. Mevrouw Fiers: Wat volgens mij belangrijk is staat ook in de brief verwoord die u van ons ontvangen heeft, en dat hebben we met elkaar afgesproken: als alle raden aan de beurt zijn geweest – zoals u weet is de raad van Eindhoven de laatste in de rij van raden die dit voorstel op de agenda heeft – dat dan het mandje wordt opgehaald met verschillende reacties vanuit verschillende raden, en dat op basis daarvan bekeken zal worden hoe we verder gaan. Dat zal dus voor een deel op basis van de inhoud zijn van de verschillende moties die in de verschillende raden zijn aangenomen. Op basis daarvan kun je ook met elkaar een verder tijdspad uitbrengen. Dus heel nadrukkelijk is in al die raden verzocht om richtinggevende uitspraken over welke je met elkaar verder in moet ontwikkelen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat ook de raad van Eindhoven die uitspraken doet. De heer Jansen: Maar, voorzitter, dan brengt de wethouder me in verwarring, want dat is juist geen aanhouden. We moeten hier dus vanavond met elkaar spreken, anders ligt het proces stil. Mevrouw Fiers: Misschien ben ik dan niet helemaal helder geweest. Het gaat om aanhouden van de besluitvorming over de regionale overeenkomst, maar nadrukkelijk wel spreken over het onderwerp aan de hand van alle richtinggevende uitspraken die u in grote hoeveelheden heeft aangeleverd. Dus je bespreekt het onderwerp zeer nadrukkelijk en geeft vervolgens de portefeuillehouder uitspraken mee voor het vervolg. Het is dus heel belangrijk - en dan sluit ik aan bij uw woorden op een interruptie - dat de raad van Eindhoven daarin een eigenstandige positie neemt om die richting aan te geven. Voorzitter: Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Wat de portefeuillehouder nu vertelt is eigenlijk datgene wat wij in commissieverband doen: richtinggevende uitspraken aangeven en vervolgens gaan we daarmee aan de slag. Ik denk dat de heer Jansen een heel terecht punt heeft: wat we juist nodig hebben, ook gezien het belang van het onderwerp, is dat we als Eindhoven ons standpunt bepalen. Er ligt hier een regionale overeenkomst. Daar kunnen partijen het wel of niet mee eens zijn, maar wat vinden wij als Eindhovense raad daarvan? Alle moties die we daarin meegeven: natuurlijk worden die door u meegenomen! Als Eindhoven instemt, betekent dat niet dat de regionale overeenkomst in de toekomst niet nog verder kan worden bijgeschaafd of aangepast. Het is dus totaal overbodig om dit aan te houden.
16
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Worden wij er uiteindelijk beter van, voorzitter, als wij een huidige tekst van de overeenkomst neerleggen als te bediscussiëren punt? Ook in die zin dat wij over de huidige vorm van de overeenkomst ‘ja’ of ‘nee’ zeggen? Want dat is uiteindelijk toch wat de heer Helms bepleit. Voorzitter, het verscheurt de regio! Volgens mij zijn de nadelen veel groter als de voordelen. Als er voor het SPordevoorstel geen meerderheid is - dat kan – dan stap ik over op het voorstel dat de vijf wethouders gedaan hebben, waaronder deze wethouder, om in elk geval te kijken of het na heronderhandeling – dat is het essentiële verschil - mogelijk is om een overeenkomst te bereiken die wellicht voor de gemeenteraden van Best, Eersel en Veldhoven, alsmede voor de BOW en BMF, een meerderheid een GLOBE, aanvaardbaar is. Ik ben daar niet optimistisch over, maar na verwerping van het SP-ordevoorstel, is dat de op één na beste oplossing. Daar gaan wij dan voor. Voorzitter: Dank u wel. De twee indienende fracties van het ordevoorstel hebben nu, denk ik, wel voldoende toelichting gegeven. Mijnheer Helms, u stak uw vinger al op, dus u mag nog even. De heer Helms: Ik wilde nog heel kort even reageren op mijnheer Gerard. Mijnheer Gerard schetst nu weer een soort angstscenario van wat er allemaal misgaat, maar het mag duidelijk zijn dat deze coalitie in de coalitieonderhandelingen niet op één lijn is gekomen over Eindhoven Airport. Ik denk dat het Eindhoven siert als wij als raad een uitspraak doen over Eindhoven Airport. Welke kant willen we op? Dit voorstel is er uitermate voor geschikt. We weten hoe het college erover denkt. Hoe denkt de raad erover? Voorzitter: Nu is het woord aan de raad. Mijnheer Peters. De heer Peters: Mevrouw de wethouder, u noemt het richting geven behoorlijk geslaagd, maar er is nogal wat op ons afgekomen de laatste dagen. Ik weet in ieder geval niet als werkend mens hoe je het allemaal moet volgen. Maar goed, wij zullen de SP-voorstellen absoluut niet steunen. Wij zitten volledig op de lijn van de VVD. Maar het belangrijkste is: we willen zeker niet weggooien wat er opgebouwd is. We wachten dus de verdere reacties af. Voorzitter: Mijnheer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Dank u wel, voorzitter. We praten wel over een stuk wat hier voor ons ligt wat een gezamenlijke productie van verschillende partners is. Als wij hier zouden besluiten om aan besluitvorming te gaan doen, zou dat impliceren dat we een hoop moties die we als motie ingediend hebben, zouden moeten omvormen tot amendementen, want anders werkt dat natuurlijk niet. Dan weet je op voorhand dat
17
A
Verslagnummer 1
de tekst die daaruit komen een onleesbaar verhaal zullen worden. Het is maar de vraag wat de omliggende gemeentes daarmee zouden gaan doen. Wij denken dat het niet verstandig is om nu tot besluitvorming over te gaan. We denken dat het wel besproken moet worden. Dat impliceert dus dat de ordevoorstellen van de VVD niet zullen steunen. Het voorstel zoals de SP doet om vanavond maar te gaan discussiëren over Eindhoven Airport: daarvoor vinden we de raad niet de juiste plaats. Daarvoor moet je naar de commissie of mogelijk zelfs nog een werkgroep. Dat zullen wij dus ook niet steunen. Wij volgen het college dat zegt de besluitvorming te willen aanhouden en vraagt om richtinggevende moties zodat zij daar weer mee op stap kunnen om straks hopelijk met alle negen partners een goede vernieuwde regionale overeenkomst te kunnen krijgen. Dus wij wijzen beide ordevoorstellen af. Voorzitter: Dank u wel. De heer Van Zijl. De heer Van Zijl: Dank u wel voorzitter. Ik wil meteen even aansluiten op wat mijnheer Stoevelaar zegt. Hij zegt eigenlijk tevens: we hebben er geen behoefte aan om op dit moment te gaan discussiëren over wat dan eventueel de toekomst zou moeten zijn, terwijl er nu juist een brij aan moties voorligt die allemaal een impact hebben op het onderliggende voorstel. In feite is het toch dat als je kaderstellend wilt zijn als raad, dat je dat dan ook structureel moet doen, vanuit een positie waarbij je er inhoudelijk goed over hebt kunnen nadenken en al die zaken goed hebt kunnen overwegen en eventueel breder kunt trekken, zodat je eventueel Defensie hierin meeneemt, in plaats van nu, ad hoc beslissingen te gaan nemen over onderwerpen waarvan je op dit moment niet kunt overzien wat daarvan het gevolg is. Veel moties zijn vijf voor twaalf aangeleverd. De SP heeft volgens mij gezegd: laten we nu niet behandelen. Laten we eventueel kijken naar wat er voor toekomst aan Eindhoven Airport is en welke richting we op moeten. Maar dat kan ook in de vorm van een commissie; dat kan ook in de vorm van een werkgroep en niet noodzakelijk hier nu ter plekke, ad hoc, tijdens deze raadsvergadering. Eigenlijk zou dat een voorstel zijn waar ik nog het liefst achter zou gaan staan. Voorzitter: Dank u wel. Zijn er nog meer woordmeldingen? Mijnheer van Liempd. De heer Van Liempd: Voorzitter, ik merk dat politieke ordevoorstellen nogal lastig zijn. Voorzitter: Ja zeker! De heer Van Liempd: Je kunt een ordevoorstel eigenlijk niet behandelen zonder een discussie al half te beginnen. Dat geldt ook voor het doodverklaren van voorstellen. Als je hem wilt doodverklaren, zul je hem op z’n minst moeten agenderen. We willen graag de discussie aan over de voorliggende overeenkomst, inderdaad zoals het college heeft aangegeven zonder daar op dit moment een uitspraak over te doen,
18
A
Verslagnummer 1
maar met bespreking van de moties, gericht op de toekomst. Dat betekent dat we het ordevoorstel van de VVD ook niet zullen steunen. Het voorstel van de SP dus ook niet, want wij vinden dat als je zo’n zware uitspraak doet als ‘het doodverklaren’ van een overeenkomst, je daar een agendapunt van moet maken. Dat moet je niet met een ordevoorstel doen. De heer Van Zijl: Voorzitter? Ik had een interruptie. Wil de PvdA daarmee zeggen dat op het moment dat het woord ‘doodverklaren’ zou komen te vervallen, dat een reguliere discussie met een goede voorbereiding, vanuit een commissie, vanuit een discussienota, of vanuit een werkgroep, te prefereren zou zijn boven het op dit moment bediscussiëren van dit onderwerp? De vraag is concreet: hangt het op de term ‘doodverklaren’? De heer Van Liempd: Nee, het hangt niet op de term ‘doodverklaren’. Het gaat erom dat je politieke stellingnames niet in ordevoorstellen moet regelen. Dus als je politiek stelling wilt nemen over een voorstel, dan moet je het bespreken en dan moet je het niet van de agenda afhalen. Voorzitter: Dank u wel. De heer Mulder. De heer Mulder: Dank u wel, voorzitter. Collega Peters heeft het in eerste instantie al verwoord: dat het voor de wethouder een heel zware klus is om het allemaal te behappen. Daar zijn wij het ook mee eens. Om een lang verhaal kort te maken: wij zijn de mening toegedaan dat we het ordevoorstel van de VVD in eerste aanleg zullen steunen en eventueel – als het voorstel het niet haalt – dat wij dan voorstander zullen zijn van het tweede ordevoorstel van de VVD. Wij steunen de ordevoorstellen van de SP niet. Dank u wel. Voorzitter: Mevrouw Schreurs. Mevrouw Schreurs: Voorzitter, ons inziens dient het voorstel op dit moment van tafel gehaald te worden. Het heeft niet de juiste context voor bespreking. Het idee dat je een richtinggevende discussie op basis van een bijna diarree aan moties kunt voeren, ad hoc, is bestuurlijk eigenlijk verwerpelijk, zeker wanneer er geformuleerd wordt dat het richtinggevend is voor de toekomst. Waarom is het eigenlijk op dit moment noodzakelijk om het van tafel te halen? Je ziet dat je met een overeenkomst die alleen de negen GLOBE-partners behelst, de oplossing nooit echt dichterbij kunt brengen. Want wat is er aan de hand? Eindhoven Airport zal altijd economisch willen groeien en zal altijd de ruimte daarvoor krijgen van Defensie, want Defensie heeft een ruimte van 35. Buitenproportioneel! Aan de andere kant heb je de mensen die zeggen: de belasting voor de omgeving. Dat wordt dan in GLOBE-verband opgelost maar onderwijl heb je feitelijk nog de situatie dat de belasting van de omgeving die 35 is, die door Defensie bepaald wordt. De enige duurzame discussie die wij als raad
19
A
Verslagnummer 1
dienen te voeren is: welke belasting mag je deze omgeving, inclusief de randgemeenten, überhaupt aandoen? Dus: welke geluidsruimte is voor dit gebied acceptabel? Wie het dan vol vliegt; of het Defensie is of Eindhoven Airport, is op zich niet zo belangrijk voor onze bevolking. Dat je daarin een weging maakt tussen het economische belang van de Airport versus het Defensie-belang, dat is iets anders. Maar nu alleen focussen op de overeenkomst houdt in dat je elkaar continue voor de rechter zult tegenkomen: aan de ene kant de economisten en aan de andere kant van het milieu. Onderwijl wordt de context ergens anders bepaald. Nogmaals, samenvattend: bestuurlijke zorgvuldigheid vereist dat je feitelijk een samenvatting maakt van het ordevoorstel van de SP. En ‘doodverklaren’? Ach, ‘van tafel halen’ is netjes want dan kan hij er op het moment dat de randvoorwaarden anders zijn op terug komen. Gecombineerd met het ordevoorstel van de VVD: het dan wel netjes in onze commissie behandelen, zoals dat overal kan. En dan binnen de context dat we eens en voor altijd van het gedoe af willen zijn, want de heer Gerard heeft iets heel waars gezegd: voordat GLOBE bestond, trof je elkaar alleen voor de rechter. Dat is niet een verantwoordelijke manier om met dit gebied om te gaan. GLOBE is dus een groot goed, maar GLOBE moet in staat gesteld worden te functioneren. Daarvoor moet je inderdaad die andere partij, die andere situatie, erbij betrekken. Dat kan alleen door het nu even van tafel te halen. Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Schreurs: Voorzitter, u mag dat trouwens beschouwen als een vierde ordevoorstel. Voorzitter: [Lachend] Ja! Ik noteer het even. De heer Reker. De heer Reker: Ja voorzitter, dank u wel. Er is een heel oud gezegde hier in Brabant. Dat luidt zo: ‘uitstel is afstel’. Ik denk dat er hier veel gezegd wordt om de zaak uit te stellen en dan af te stellen. Het raadsvoorstel is uitgebreid in de commissie aan de orde geweest en besproken. Als we de zaak nu uitstellen, betekent dit dat deze gemeenteraad besluiteloos is en dat is wat de Lijst Pim Fortuyn niet wil. Dat is de grootste fout die we kunnen maken en ik vind het ook een zwaktebod. Het huidige voorstel is een goed voorstel, naar het idee van onze fractie, en de meeste mensen in de omgeving zijn het er mee eens. Daarop wijzen de enquêtes. Laten we doen wat er van ons wordt verwacht en onze verantwoordelijkheid nemen. Daarom willen wij het VVD-standpunt steunen en de zaak gewoon behandelen hier. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Vleeshouwers? De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik mij het beste bij het vierde ordevoorstel kan aansluiten, alles in overweging nemende, hoewel ik ook niet bang ben voor al die andere. Alles in overweging nemende wat er tot nu toe gebeurd
20
A
Verslagnummer 1
is: als wij deze overeenkomst aannemen maken wij GLOBE kapot. Dat is het slechtste wat wij kunnen doen. Wij kunnen straks dus ook gewoon een discussie voeren over deze overeenkomst en daar gewoon ‘nee’ tegen zeggen op basis van het feit dat we daarmee meer kapot maken dan dat we ermee redden. Dat vind ik ook goed. Ik denk dat het verstandig is als het college het voorstel van tafel neemt, gezien de ontwikkelingen. Ik denk dat wij daarna wel moeten praten over onze maatschappelijke verantwoordelijkheid met het vliegveld en dat is: welke grenzen op het gebied van geluid en milieu moeten wij stellen aan Eindhoven Airport? Ik denk dat daarmee onze belangrijkste vraag gesteld is en die hoeven wij niet binnen het kader van deze overeenkomst te doen; dat kunnen wij op een hoop andere manieren. Ik ben eerlijk gezegd niet klaar voor een discussie daarover vanavond. Ik ben ook niet klaar met de meer dan 20 moties, dus zodra die ter tafel komen wil ik in ieder geval een fatsoenlijke schorsing om daar nog een keer naar te kunnen kijken. Wat mij betreft: laten we dit voorstel van tafel halen en praten in een groter verband over onze maatschappelijke opgave hier. Dat heeft niet zoveel meer met deze overeenkomst te maken maar wel met milieu en geluidsbelasting. Voorzitter: Dank u wel. Nog één keer de heer Gerard. De heer Gerard: Voorzitter, de SP wil vragen om een schorsing. Gezien de manier waarop de discussie loopt, willen we even overleggen. Een minuut of vijf. Voorzitter: Oké, het is een belangrijke discussie. De heer Jansen? De heer Jansen: Voorzitter, dan hebben we het rondje gehad, als de SP nog even wil blijven. Ik vind het prima dat er een schorsing komt. Ik kan me voorstellen dat dit voor bepaalde partijen met heel veel leden van een andere orde is dan voor mijzelf. Ik zeg alleen maar eventjes: wat hiermee gebeurt, is dat er een behoorlijke onduidelijkheid bestaat. Ik ben het heel eens met wat door mevrouw Schreurs gezegd wordt. GLOBE is een groot goed. Wat er daarvoor was, was slecht. Ik zou ook niet willen dat één van de partijen van GLOBE het proces gijzelt. Ik zeg niet dat het gebeurt, maar wat er nu gebeurt, kan ik niet zo goed plaatsen. Ik vraag mij eigenlijk af – ook weer richting wethouder – wat het aanhouden betekent. Is dat gewoon tot aan de volgende raadsvergadering uitstellen, dus eigenlijk een soort schorsing creëren, waardoor iedereen de tijd krijgt om er fatsoenlijk naar te kijken, al of niet met assistenten? We kunnen nu wel een ordevoorstel doen om even te praten, maar uiteindelijk moeten we naar een proces waarin iedereen recht gedaan wordt. Ik wil niet dat als we het nu aanhouden, dat het dood is. Dat hoor ik ook zeggen, dus ik wil daar ook wel reacties in de tweede termijn van de wethouder op horen. Dank u wel. Voorzitter: Die krijgt u ook. De heer Gerard? Ja, we gaan even schorsen. Zo kort mogelijk: vijf tot tien minuten.
21
A
Verslagnummer 1
[Korte schorsing] Voorzitter: Ik zie een aantal acteurs uit de schorsingsperiode weer in de banken plaatsnemen. Mag ik u vragen dat allemaal te doen, dan hervatten we de vergadering en geef ik het woord aan degene die om de schorsing verzocht heeft, de heer Gerard. De heer Gerard: De verklaring die nu volgt, voorzitter, is namens de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij, GroenLinks, CDA en D66. Het bestaat uit enkele stappen. Ten eerste: het ordevoorstel van de SP is van tafel. Wij hebben geprobeerd de ruimte te maken voor een bespreking die niet gebaseerd was op de huidige voorliggende overeenkomst. Dat zal niet lukken. Dat betekent dat hij van tafel is. Twee: dat wil zeggen dat de vijf partijen overgaan op de manier waarop het college dat schetst: de regionale overeenkomst wordt zodanig aangehouden dat de geïnteresseerde partijen daarop hun moties kunnen inleveren. Dat betekent dat de moties aan de voorgestelde regionale overeenkomst toegevoegd worden. Daarover spreken wij in een aparte commissievergadering, liefst zo spoedig mogelijk. Wellicht is de volgende raad haalbaar, maar dat moeten we even bekijken. Het is wel de bedoeling. Daarbij is een extra argument dat veel moties door het kerstreces zeer laat zijn binnengekomen en dat partijen niet van tevoren naar deze moties hebben kunnen kijken. Ook dat pleit voor een extra commissiebehandeling. Het is bijvoorbeeld ook niet mogelijk geweest om onderling over de moties te praten en ze eventueel te rangschikken en te combineren. Het verzoek is dus van de partijen om het aan te houden en er een commissievergadering aan te wagen - dat zal waarschijnlijk (gezien de moeite en tijd die het kost) een extra commissievergadering zijn - om op die manier tot besluitvorming te komen die het college wil. We zitten hier met een belangrijk onderwerp waarover zeer tegenstrijdig gedacht wordt en wat de toekomst van de regio bepaalt. De kwaliteit van de besluitvorming is van groot belang en daar moeten we de tijd voor nemen, ook al omdat er eigenlijk objectief gezien niet vreselijk veel haast is op dit moment. De vijf partijen, voorzitter, gaan dan ook niet mee in het ordevoorstel van de VVD. Als er nog partijen zijn die nu nog een nieuwe motie willen indienen – dat zou kunnen – zou dat toch zeer snel moeten zodat mensen niet weer op het allerlaatste moment moties onder ogen krijgen die zij niet van tevoren gezien hebben. Maar dit hoeft niet. Voorzitter: Ik houd me in om daarop te reageren, maar enige tijd voor voorbereiding voor het verwerken van moties is wel absoluut nodig voor de besluitvorming. Daar moeten we allemaal nog eens over denken. De heer Helms krijgt nu eerst het woord, omdat ook de VVD-fractie een voorstel heeft gedaan. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. De laatste opmerking van mijnheer Gerard vergeten we maar, want volgens mij gaat mijnheer Gerard daar niet over. Ik heb een verduidelijkende vraag. Ik begrijp het nog niet helemaal. U wilt het voorstel
22
A
Verslagnummer 1
aanhouden. U wilt een extra commissievergadering om de brij van moties en dergelijke te bespreken. En dan? Komt dan het voorstel zoals het ligt, namelijk dat de Eindhovense raad instemt met de regionale overeenkomst, al dan niet met een wensenmandje van wijzigingen, alsnog in stemming in de raad? Of gaan we ons helemaal nooit meer uitspreken over de toekomst van Eindhoven Airport? De heer Gerard: Het antwoord daarop is als volgt: wij doen precies wat vóór aanvang van deze vergadering het voorstel was, zoals gedaan door de vijf wethouders. Als ik dat zo mag zeggen. Wij komen met richtinggevende uitspraken. In de volgende raad spreken wij daarover en nemen wij moties aan. In de volgende raad doen wij nog geen uitspraken ‘ja’ of ‘nee’, want de richtinggevende moties zullen gebruikt worden om contact te zoeken met de andere partijen in GLOBE en dat leidt tot een nieuw voorstel – naar alle waarschijnlijkheid – en het nieuwe voorstel ligt ter besluitvorming voor. De heer Helms: Dus de Eindhovense raad gaat geen oordeel vormen over hoe de Eindhovense raad denkt over de toekomst van Eindhoven Airport? De heer Gerard: De Eindhovense raad gaat dat wel doen, maar doet dat met een door de vijf wethouders voorgestelde tussenstap, namelijk het inventariseren van wensen en bedenkingen – als ik dat zo mag uitdrukken – die kunnen leiden tot aanpassing van de voorliggende overeenkomst en daarover doen wij dan uiteindelijk een ‘ja’ of ‘nee’ uitspraak. Mevrouw Fiers: Voorzitter, mag ik daar nog één toevoeging aan voegen? Het lijkt me verstandig om de reacties van het college op de moties die al liggen – en eventueel de moties die daar nog bij zouden komen – te doen voorafgaan aan die bespreking. Dat helpt mogelijk in de voorbereiding van de discussie. Wij zullen dus zorgen dat ter voorbereiding op de extra commissievergadering er een reactie ligt van het college op alle moties die op dat moment binnen zijn. Voorzitter: Een schriftelijke reactie. Mevrouw Fiers: Schriftelijk. Voorzitter: Daar nemen we kennis van. Nu kom ik even bij de VVD-fractie terug met de vraag of het ordevoorstel, dat door de VVD-fractie is ingediend, hiermee een andere status krijgt. De heer Helms: Formeel niet, maar gezien het feit dat waarschijnlijk een meerderheid dit voorstel zal steunen, zal daarna ons ordevoorstel overbodig blijken.
23
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Dat is ook de reden waarom ik u even het woord geef. Wij wachten dat moment af. Dan stel ik nu voor om in te stemmen met het voorstel, zoals hier verwoord door de heer Gerard, ten behoeve van de hele raad. [Reageert op opmerking buiten bereik microfoon] Nee, dat hoeft niet. Als iemand om stemming vraagt, dan zal ik daarin bewilligen, maar ik had dat willen voorkomen. Dat lukt dus niet. Dan breng ik het voorstel in stemming. Ik hoop dat dat naar alle kanten toe duidelijk is, ook met de toelichting door mevrouw Fiers. De heer Helms: Ik zou er ook nog een stemverklaring over willen afleggen. Voorzitter: De formule is hier dat degenen die tegen zijn dat kenbaar maken. De heer Peters: Even voor de duidelijkheid: het voorstel van de VVD, wordt dat nog in behandeling genomen of niet? Voorzitter: Nee, daar hebben we zojuist van vernomen dat het, als dit voorstel wordt aanvaard, overbodig wordt. Een stemverklaring vooraf? Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. De VVD betreurt deze gang van zaken, zoals die nu plaatsvindt. Er lag een regionale overeenkomst. Daar hebben een groot aantal partners heel hard aan gewerkt. De regionale overeenkomst werd behoorlijk breed gesteund. We hebben hier een college zitten waarvan we weten dat één wethouder zich er niet mee kon identificeren, maar dat de andere drie het voorstel wel steunden. We hebben hier een gemeenteraad zitten waarvan inmiddels van het grootste deel van de partijen duidelijk is hoe zij over het voorstel over de overeenkomst en over de toekomst van Eindhoven Airport denken. Echter, de twee coalitiepartijen, CDA en PvdA, weigeren zich uit te spreken over de toekomst van Eindhoven Airport. Wij betreuren dat. Wij vinden dat dit onderwerp zó belangrijk is, dat je niet continue kunt discussiëren zonder uitspraak te doen. We zijn nu commissie op commissie op commissie aan het praten. Het wordt tijd dat de Eindhovense raad zich uitspreekt. Wij zullen dus tegen dit voorstel zijn. De heer Van Liempd: Voorzitter, ik vind het heel aardig dat mijnheer Helms een stemverklaring doet, maar hij vraagt wel om een reactie. Wij spreken ons terdege uit over de toekomst van Eindhoven Airport, maar wel op het moment dat wij dat willen en niet op het moment dat u dat wilt. Als u daar een probleem mee heeft, prima, maar u moet geen onwaarheden verkondigen. De heer Helms: Ik citeerde u in uw vorige termijn: te discussiëren zonder een uitspraak te doen.
24
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Dank u wel. Dan stel ik opnieuw het voorstel, zoals geformuleerd door de heer Gerard aan de orde. De heer Peters: Mag ik toch ook even een stemverklaring geven? Voorzitter: Natuurlijk! De heer Peters: Wij staan 100% achter de standpunten van de VVD. Ik kijk toch even naar de heer Gerard omdat hij altijd heeft gemeend dat wij zaken die de laatste dag ingediend worden, eigenlijk niet goed kunnen behandelen. Dat gebruikt hij nu als argument voor uitstel. Desalniettemin willen wij dat de zaak goed behandeld wordt, dus we gaan mee met het voorliggende voorstel. Voorzitter: Een stemverklaring, mijnheer Mulder. De heer Mulder: Voorzitter, dank u wel. Ik sluit mij aan bij de woorden van collega Peters. Voorzitter: Dat is duidelijk. Er zijn geen verdere woordmeldingen, dan kom ik nu tot de afronding van deze procedurediscussie door te vragen of degenen die niet in kunnen stemmen met het voorstel zoals geformuleerd door de heer Gerard, de handen hoog willen steken. [Stemmen bij handopsteken] Dan constateer ik dat zes leden van de raad tegen dit voorstel zijn, namelijk de leden van de fractie van de VVD, en dat de overige leden van de rad hiermee instemmen, waarvan akte. Ik wens al degenen die met de verdere afhandeling betrokken zijn, veel sterkte. Ik wil uitdrukkelijk aansluiten bij degene die daarstraks zei dat er veel en hard werk is verricht. Ik ben blij dat we op deze manier toch deze procedurediscussie hebben afgesloten, zodanig dat we perspectief hebben over niet al te lange termijn hier met een fundamentele discussie geconfronteerd te worden. Heel hartelijk dank. Dat betekent dat dit agendapunt voor vandaag verder van de agenda verdwijnt. Dan kom ik tot de verdere afhandeling van de agenda. Ik heb geen mededelingen te doen. Er zijn ook geen berichten van verhindering binnengekomen. Mevrouw Van den Biggelaar? Mevrouw Van den Biggelaar: Voorzitter, ik heb misschien nog wel een ander ordevoorstel. Niet om het heel ingewikkeld te maken, maar ik zie dat er op een aantal manieren een zelfde kwestie aan de orde wordt gesteld. Dat betreft een actuele situatie bij de dienst DSOB, waar wij een raadsinformatiebrief over hebben gehad. Ik signaleer dat er uitgebreide schriftelijke vragen zijn ingediend door de SP. Ik signaleer ook dat er vragen aangekondigd zijn door het OuderenAppèl, als ik me niet vergis, en dat er een actuele motie ligt van het OuderenAppèl en ‘leefbaar eindhoven’. Die hebben allemaal betrekking op dezelfde problematiek. Mijn fractie was van plan om die raadsinformatiebrief te agenderen voor de
25
A
Verslagnummer 1
commissievergadering en zo zie je dus eigenlijk dat er heel veel vragen zijn over datzelfde onderwerp. Ik wil niemand hier het recht ontnemen om zijn vragen te stellen of actuele motie voor te leggen, maar het gaat eigenlijk allemaal over hetzelfde onderwerp en we hebben allemaal belang bij meer informatie over dat onderwerp. Mijn voorstel zou eigenlijk zijn om daar dan toch een commissievergadering aan te wijden waarin al die zaken die nu aan de orde worden gesteld, besproken zouden kunnen worden. Voorzitter: Dank u wel. Het was mijn voornemen daarover te spreken - ook in de zin van de orde - bij agendapunt V, maar nu we het toch over de orde hebben, zal ik het maar meteen afhandelen. Mijnheer Rennenberg? De heer Rennenberg: Ja, mijnheer de voorzitter, wij zelf zijn ook altijd voorstander geweest om dingen zo eenvoudig mogelijk op te lossen maar daarbij houden wij altijd in ons achterhoofd de urgentie waar het over ging. Wij vinden de urgentie op deze dienst van dien mate, dat we vandaag toch graag van de wethouder willen horen hoe we daar in de nabije toekomst mee verder gaan. Voorzitter: Ja, mijnheer van Bussel? De heer Van Bussel: De vragen die het OuderenAppèl stelt over de situatie bij DSOB met alle zaken die daar spelen, is van een heel andere orde als de berichtgeving die ons via de krant bereikte over het verstrekken over een rendements- of winstgarantie aan een bouwbedrijf. De actualiteit gebiedt dat we dit niet zes weken moeten afwachten tot er beantwoording komt, ongeacht de gerespecteerde vragen die de SP gesteld heeft. Hij heeft dit vlak voor de raad gedaan. Ik vind dit thema zó belangrijk dat we het er hier in ieder geval éven over moeten hebben. Ik waardeer dat het op de agenda wordt gezet en dat we die zaken nog eens uitgebreid onder de loep nemen. Dat neemt niet weg dat ik toch graag even hier wat informatie wil horen, het is immers een belangrijke zaak die toch een kleine schokbeweging in de raad heeft teweeggebracht. Ik denk dat een paar antwoorden wel verhelderend zouden zijn want de raadsinformatiebrief was nou niet zo duidelijk – met alle respect – of het zou aan mijn persoon moeten liggen. Voorzitter: Mijnheer Schut. De heer Schut: Ja, voorzitter, nu door mevrouw Van den Biggelaar punt V aan de orde is gesteld, wou ik daar toch ook nog even op ingaan, anders sluit mijn verhaal niet aan. De actuele vraag, mevrouw Van den Biggelaar, is agendapunt V en de voorzitter was bij III.
26
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Van den Biggelaar: Nee, we hebben het over de orde van de vergadering. Als er ook een actuele motie is over een bepaald onderwerp, dan heb ik het gewoon over de orde van de vergadering. Vandaar dat ik het nu aan de orde stel. De heer Schut: Het ging even over het vragenhalfuurtje. Mevrouw Van den Biggelaar: Ik had het niet over het vragenhalfuur. Ik had het gewoon over de orde van de vergadering, zoals we dat altijd bij aanvang van de vergadering doen. De heer Schut: Maar goed, voorzitter, ik blijf erbij dat juist de DSOB-zaak zeer actueel is. Ik zou het raar vinden als we met zijn allen zes weken gaan zitten wachten. Dan ben ik het helemaal eens met de heer Van Bussel. Wat mij betreft, wil daar vandaag, in welke vorm dan ook, meer informatie over hebben. Voorzitter: Dank u wel. Zoals ik al zei: ik was zelf ook van plan dit aan de orde te stellen, want er is een raadsinformatiebrief. Er zijn intussen schriftelijke vragen gesteld. Daar liggen de actuele vragen in het vragenhalfuurtje. Er is ook een actuele motie ingediend. Ik had willen voorstellen om dat - zo spoedig mogelijk natuurlijk –in de commissie te behandelen. Dat is ook de normale procedure. Maar ik respecteer de verzoeken om nu al enige informatie te krijgen. Daarom zou ik de verantwoordelijke wethouders willen vragen hier nu op te reageren en vervolgens de verdere afhandeling aan de hand van de geformuleerde vragen die ons bekend zijn, te verwijzen naar de commissie. Mijnheer Van Bussel ik zie dat u nog wilt reageren? De heer Van Bussel: Ja, ik wijs dit voorstel van u met klem af. Ik respecteer de mening van de Partij van de Arbeid, die niemand het recht wil ontnemen om de zaak nog even op die manier aan de orde te stellen. Ik heb respect als de wethouder op de zeven vragen die wij stellen, zegt: ‘op twee vragen moet ik nog even het antwoord schuldig blijven’. Maar volgens mij kan hij een beetje informatie zo voor de vuist weg geven. Dat is zo gebeurd, in maar vijf minuten. We moeten dat gewoon behandelen. Voorzitter: Mijnheer Gerard? De heer Gerard: Ik zou graag mijn mening geven over het ordedebat, voorzitter. Dat heeft nog niet gekund en het sluit aan op de voorgaande sprekers. Ik zou de mening van mevrouw Van den Biggelaar willen steunen en het in de commissie brengen. Ten tweede: een antwoord geven op de actuele motie van mijnheer Van Bussel zou ik nu toch niet doen. Mijn principe is als ik ‘ja’ of ‘nee’ moet zeggen op iets wat ik niet kan overzien, dat ik dan ‘nee’ zal zeggen. Ik zal dan tegenstemmen, terwijl het best eens kon zijn dat als ik beter inzicht had in de zaak, ik er wel mee instem. Ik zou mijnheer Van Bussel willen oproepen om een eventuele actuele motie, indien nodig, een raadsvergadering op te schuiven. Ten derde: men gaat er gemakshalve van uit dat
27
A
Verslagnummer 1
het beantwoorden van een schriftelijke vraag per definitie zes weken moet kosten. Ik denk, voorzitter, dat dit wel eens een stuk korter zou kunnen zijn, met name nu blijkt dat daar vanuit de politiek behoorlijke druk op ligt. Mijn voorstel is dus om dit in de commissievergadering te doen, in afwachting van de beantwoording van de schriftelijke vraag. Dan hebben wij ook een basis om over te spreken. Nu wordt er ineens erg veel haast gemaakt, voorzitter, en dat is dan het laatste wat ik erover zeggen wil. In de afgelopen commissievergadering van wethouder Don was de toekomst van DSOB aan de orde. Behalve indringende vragen van de kant van de SP, was daar opmerkelijk weinig respons uit andere politieke partijen. Als die interesse echt zo groot was, had men in die commissievergadering al het nodige kunnen doen, aan de hand van het stuk dat toen voorlag. Voorzitter: Mijnheer Rennenberg? De heer Rennenberg: Mijnheer de voorzitter, dank u wel. Mijnheer Bernard weet natuurlijk ook goed dat na die commissievergadering – ik ben daar overigens zelf niet bij geweest – andere zaken aan het licht zijn gekomen. In 2005 is er een signaal naar ons toegekomen via de commissie Caminada. Wordt het nu onderhand eens tijd om in ieder geval te proberen daar duidelijkheid in te krijgen? Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Zoals ik er tegenaan kijk, voorzitter, gaat het bij DSOB om een soort integrale problematiek, die op gezette tijden met diverse symptomen aan de orde komt, en is het weinig zinvol om … De heer Schut: Voorzitter, in het dualisme, is het toch niet gebruikelijk dat de raadsleden spreken namens college? De heer Jansen: Voorzitter? Mag het ordevoorstel ook als ordevoorstel worden afgehandeld? Voorzitter: Ja, daar wou ik ook net naartoe, vandaar dat ik het nu wil afronden. Er is een voorstel gedaan op het moment dat we de orde van de vergadering bespreken. Dat heb ik ook geaccepteerd. Ik was voornemens eenzelfde voorstel te doen onder agendapunt V. Inmiddels zou ik wel een reactie willen vragen van de zijde van het college en vervolgens het ordevoorstel wat door mevrouw Van den Biggelaar is geformuleerd, overnemen. Dan zie ik de houding van de raad tegemoet. Het woord is aan het college. De heer Don. De heer Don: Geachte raadsleden. Ik ga maar even staan, dat vind ik altijd wat makkelijker dan daar zittend op de stoel. DSOB, “de kwestie van de 61” noem ik het maar eventjes. We hebben begin december het signaal gekregen dat er een brief was
28
A
Verslagnummer 1
gedeponeerd door 61 medewerkers bij een notariskantoor, vervolgens heeft de gemeentesecretaris contact opgenomen met de ondernemingsraad en heeft hij intern overleg gehad. We hebben zelf nog eens een poging gedaan via het management om in contact te komen met die 61. Dat heeft in eerste instantie niet geresulteerd in contact met die 61 medewerkers. Vervolgens is er berichtgeving naar buiten gekomen. Die berichtgeving heeft ons verrast, want er is naast het management, door de medewerkers geen contact opgenomen met de gemeentesecretaris, ook niet met mij, voor zover ik weet ook niet met onze vertrouwenspersoon en voor zover wij weten ook niet met de klokkenluidersregeling in Den Haag. We waren dus redelijk verrast. Op dat moment hebben wij u graag willen informeren – dat was twee dagen voor de vakantie – met een raadsinformatiebrief. Die hebben we met stoom en kokend water in elkaar gezet. Dat die niet volledig was, kunt u misschien begrijpen, maar hij heeft in ieder geval richting gegeven en heeft toch antwoord proberen te geven op de vragen waarvan wij konden veronderstellen dat die bij u zouden leven. De heer Van Bussel: Voorzitter, toch even een interruptie. Het is beter dat de vragen eerst gesteld worden want ik proef nu dat ik halve antwoorden krijg op vragen die nog gesteld moeten worden. Dat is een zeer rare vorm van communiceren! De heer Don: Mijnheer Van Bussel, ik ga even alleen in op de DSOB-situatie. Mijnheer Van Merrienboer zal dadelijk ingaan op een aantal van uw vragen. Ik scheid het eventjes. De heer Van Bussel: Is dat nadat ik de vragen gesteld heb, voor daarvóór? Want de volgorde vind ik een beetje vreemd. Voorzitter: Het woord is aan de heer Don. De heer Rennenberg: Toch even een opmerking van deze kant. Ik respecteer dat de heer Don zo hier à l’improviste voor de microfoon komt staan, maar ik heb vragen gesteld. Die zijn in twee of drie minuten te beantwoorden en daar zitten toch essentiële vragen bij. Als ik daar geen antwoord op krijg, dan ziet dit college de urgentie niet. Voorzitter: Daar nemen we kennis van. Op dit moment is er een ordevraag aan de orde. In dat kader is gevraagd om een eerste reactie van de zijde van het college te krijgen. Dat krijgt u. Daarna gaat de problematiek rond dit thema allemaal naar de commissie, als de raad daarmee instemt. De heer Don: Mijnheer Rennenberg, ik maak even mijn verhaal af. Daarin zal ik ook aangeven hoe wij dieper op uw vragen gaan ingaan en niet over zes weken. Dat had
29
A
Verslagnummer 1
ik wel allemaal in mijn hoofd zitten. Als ik een beetje de ruimte krijg, dan zullen we dat doen. Voorzitter: Die heeft u. De heer Don: Ik zal het wel bondig proberen te doen. U weet dat wij met veranderingen binnen de organisatie bezig zijn. U zult dat niet in detail weten, maar u weet ook dat wij binnen DSOB met veranderingen bezig zijn. Dat zijn veranderingen die te maken hebben met een andere oriëntatie van die dienst binnen de gemeente maar ook in relatie tot de stad. Dat heeft ook te maken met dat we begin dit jaar een vrij scherpe accountantsverklaring hebben gehad waarin toch een aantal vingers op de zere plek werden gelegd en waarvan we hebben gezegd: ‘hier moeten we dus op sturen want anders gaat het op het gebied van het grondbedrijf, op het gebied van de projectenorganisatie, maar ook op het gebied van control niet goed’. Dat betekent dus een risico voor de gemeente. Wij hebben daar de laatste paar maanden stevig op gestuurd. We hebben daar natuurlijk ook een bepaald doel mee voor ogen: ‘een organisatie die beter kan inspelen op de vraag van de stad’- laat ik het maar even heel eenvoudig zeggen. In zo’n proces wordt er dus gestuurd. In zo’n proces krijg je ook te maken met andere meningen en met situaties die soms wat onverkwikkelijk zijn doordat mensen worden aangesproken op de functie die zij verrichten. Als ik de reactie van de 61 op dit moment moet duiden – niet alleen die van de groep want daar zal ongetwijfeld nog een andere groep achter zitten – dan plaats ik die toch in de context van de veranderingen waar we op dit moment mee bezig zijn. Wie is nu verantwoordelijk? Management is verantwoordelijk voor de sturing van die organisatieverandering. Het bestuur heeft natuurlijk de eindverantwoordelijkheid, maar ook een ondernemingsraad, die hier nauw bij betrokken wordt, heeft daar natuurlijk een verantwoordelijkheid in. Alle plannen lopen via de ondernemingsraad; de plannen van de doorontwikkeling van de DSOB liggen nu ter goedkeuring voor bij de centrale ondernemingsraad. Het lastige in de situatie waar we nu mee zitten is dat die groep medewerkers zich melden – extern – dat die niet door ons bereikbaar zijn en dat de ondernemingsraad daar ook nauwelijks contact mee heeft. Terwijl de ondernemingsraad - het representatieve orgaan binnen deze organisatie; de medezeggenschap - juist een vertegenwoordiging moet zijn voor diegenen die zich in de organisatie niet gekend en niet gehoord voelen. We hebben in de raadsinformatiebrief aangekondigd dat we met bruggenbouwers aan de slag gaan. Daar hebben wij een team voor ontwikkeld, onder leiding van Ger Peters, directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Daarvoor zullen we ook de voorzitter van de COR uitnodigen en het sectorhoofd P&O. Dat team zal de opdracht krijgen om er in ieder geval voor te zorgen dat de ondernemingsraad weer in de positie kan komen waarin zij de vertegenwoordiging kan zijn voor die groep die schijnbaar niet gekend wordt door de ondernemingsraad en door de organisatie. Uiteindelijk is het doel natuurlijk toch om met de ontwikkelingen door te gaan, met draagkracht binnen de organisatie, maar dat
30
A
Verslagnummer 1
betekent wel dat we de organen die we daarvoor hebben, daarvoor moeten gebruiken. Dit is de stand van zaken op dit moment. Voor de taakstelling van dat driemanschap, de bruggenbouwers, ben ik als bestuurder verantwoordelijk maar uiteindelijk heeft het management, samen met de ondernemingsraad, er een rol in om er in ieder geval voor te zorgen dat die organisatie weer gaat lopen. Ik wil graag op de eerstvolgende commissievergadering, op de 22 e, met u hierover verder van gedachten wisselen. We hebben ook vandaag in het college afgesproken, naar aanleiding van de raadsvragen van de SP en de vragen die u, mijnheer Rennenberg, heeft gesteld, om op zo kort mogelijke termijn – daarmee bedoel ik volgende week – de vragen te beantwoorden, zodat de raadsinformatiebrief dan op de collegevergadering van de 22e geagendeerd kan worden. Dat zou mijn voorstel zijn om de zaak op die manier verder op te pakken. Resumerend: we hebben een probleem. Ik heb u kort aangeduid waar dat probleem zit en hoe je het moet duiden. We hebben een oplossingsrichting. Die gaan we in gang zetten. En ik heb u aangegeven hoe ik u verder ga informeren door de beantwoording van de vragen van mijnheer Gerard en van u, mijnheer Rennenberg. Dat doen we schriftelijk. En op de 22e wil ik in de commissie erop terugkomen. De heer Rennenberg: Misschien mag ik één opmerking maken? Voorzitter: Een opmerking, ja. De heer Rennenberg: Wethouder, u bent erg duidelijk en ik begrijp ook uw probleem natuurlijk, maar al vanaf 2005, het rapport van Caminada kennende, weten we dat daar op de dienst mensen werken die schrik van elkaar hebben om iets te zeggen en dat die schriksituatie nog steeds blijft. Er is geen arbeidsvreugde, dus ik wil toch met klem benadrukken: probeer daar op korte termijn iets aan te doen. Om nu bruggenbouwers te zetten op die 61 mensen - u kent ze niet en ik ken ze ook niet – zal een heel moeilijke zaak worden. De heer Don: We spreken nu over een groep van 61. Nogmaals: dat is een aantal: ik wil die groep ook niet verbijzonderen of er een heel speciale groep van maken. Het signaal wat ze afgeven is uiteindelijk dat ze zich niet gekend voelen, op wat voor manier dan ook. Ook die groep zal ongetwijfeld verschillende mensen kennen in verschillende standpunten. Aan de andere kant werken er in die dienst 540 mensen en we krijgen ook signalen van andere mensen die zeggen: we zijn blij met de ontwikkelingen die lopen. Ik ben het met u eens dat je als werkgever verantwoordelijkheid hebt om ervoor te zorgen dat er een goede werkplek is, dat er een baas is, dat je kaders hebt waarbinnen je moet werken, dat je een taakfunctieomschrijving hebt, dat je daar een fatsoenlijk salaris tegenover zet, dat je medezeggenschap hebt. Dat zijn heel belangrijke uitgangspunten. Van de werknemer mag je aan de andere kant verwachten dat er binnen die afspraken ook een klus wordt geklaard, een klus waar uiteindelijk een opdracht voor gegeven kan
31
A
Verslagnummer 1
worden, waar een medewerker nog over mag meedenken maar waar een opdracht over gegeven kan worden door een leidinggevende. De gemeente is een politiek bedrijf waarin u als gemeenteraad ook regelmatig indirecte opdrachten aan het college geeft, waar wij dan verder mee aan de slag moeten gaan. Laten we zeggen: het collegeakkoord is gewoon een opdracht waar het college mee aan de slag moet. ‘Woningbouwproductie’ betekent dat er gebouwd moet worden. Dat betekent uiteindelijk wel dat er ook een apparaat moet zitten dat gaat bouwen. Dat we daar met elkaar over moeten communiceren, over mogelijkheden en onmogelijkheden, vind ik prima. Dat de medewerkers die er zitten een plek moeten hebben, een plek met zekerheid, zodat ze zonder angst naar hun werk kunnen gaan, is vanzelfsprekend. Maar je mag natuurlijk ook aan elkaar vragen: als er gebouwd moet worden, moet er gebouwd worden, want dan gaat het om klussen die uitgevoerd moeten worden. Voorzitter: Ik wijs erop dat we nog steeds met een ordedebat bezig zijn. De zaak is relevant, voor de organisatie en uiteraard ook voor de politiek. Dat is de reden waarom we op dit moment een beetje in een mengsituatie terecht gekomen zijn. Met uw instemming: ik vraag u heel kort eventueel nog een nadere vraag te stellen, zodat we het voorstel dan zo snel mogelijk in stemming kunnen brengen. Mijnheer Van Bussel. De heer Van Bussel: Het voorstel van mevrouw Van den Biggelaar was eigenlijk: laten we het bij elkaar pakken en in de commissie behandelen. Ik wil er juist voor pleiten dat er twee verschillende zaken aan de orde zijn, die we absoluut niet met elkaar moeten verwarren, ter voorkoming van een hoop gepraat wat niets met elkaar te maken heeft. We hebben een toestand met de DSOB, waar nu op ingezoomd wordt. Dat is prima, daar kan over gesproken worden in ‘de commissie Don’ (zo noem ik het maar even). Het liefst heb ik belangrijke zaken in de commissie waar de fractievoorzitters zitten, niet de commissieleden/niet-raadsleden. Met alle respect: ik vind de zaak daar toch te belangrijk voor. Daarnaast wil ik primair zeggen: de garantie die afgegeven is, is van een totaal andere zaak. Ik doe een klemmend verzoek op iedereen om dat niet met elkaar te gaan verwarren. Doet u dat alstublieft niet! U gaat daar anders toch een mistig gebied in. Mijnheer Van Merrienboer geeft misschien aan dat hij een zaak in zijn commissie wil behandelen, maar laten we even kijken hoever we hier kunnen komen. Voorzitter: Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Ja, voorzitter, de wethouder noemt een paar keer de datum 22 januari. Dan vraag ik me af in welke commissie dat dan is. Onze commissie is de 15 e. De heer Don: Ik heb het over de uitloopvergadering.
32
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Jacobs: Oh, daarmee is de uitloop al bekend? De heer Don: Nou, die zou ik daar graag voor willen reserveren. Dat zou mijn voorstel zijn. Voorzitter: Dat is een verduidelijking. Mevrouw Van den Biggelaar? Mevrouw Van den Biggelaar: Ik ben het met de heer Van Bussel eens dat er twee zaken spelen: het ambtelijk traject en het vertrouwelijke traject van de garantstelling, maar ik vind het té belangrijk en té ingewikkeld om dat nu, ofwel naar aanleiding van vragen of naar aanleiding van een actuele motie, te behandelen. Ook daarvan zou ik willen voorstellen om dat naar een commissiebehandeling te doen want die raadsinformatiebrief behandelt ook beide zaken. Die raadsinformatiebrief is ook op dat punt voor mijn fractie niet zodanig helder dat ik daar geen vragen meer over heb en ook die zou ik tijdens een commissievergadering graag nader willen bespreken. Ik heb naar aanleiding van uw actuele motie eigenlijk hetzelfde idee: ik kan op basis van de informatie die ik nu heb, geen oordeel vormen over uw actuele motie. De heer Van Bussel: Even voor mijn begrip: het ordevoorstel is om die actuele motie van tafel te halen. Dat is het voorstel. Verder ontneemt niemand – ik hoor het uit uw inleiding – iemand anders het recht om even in die vijf minuten vragen te stellen. Laten we dus even niet meer praten over het punt van het vragenhalfuur. Dat gaat gewoon door. Daar waren we allang klaar mee geweest. Wat betreft de actuele motie had ik graag mijn verhaal hier even gehouden, maar ik begrijp ook dat men niet alle ingrediënten heeft. Dan heb ik één klemmende vraag die wel beantwoord moet worden: normaal staan er zes weken voor de beantwoording van vragen. Ik weet niet wanneer de planning plaatsvindt en of in de commissie de garantiestelling gaat plaatsvinden, maar het is wel belangrijk dat de antwoorden op de SP-vragen er dan liggen. Anders zitten we nog voor niets te praten. Voorzitter: Daar ga ik ook vanuit: min of meer per omgaande. Het zijn dus schriftelijke vragen van de SP die beantwoord moeten worden. De heer Don: Mijnheer Van Bussel, de bedoeling was sowieso om de twee onderwerpen gescheiden van elkaar te behandelen. Het was ook de bedoeling om de antwoorden gescheiden van elkaar te geven met het ASAP-principe, as soon as possible. U heeft volgende week de antwoorden. Voorzitter: Heel goed. Dan stel ik aan de orde het ordevoorstel zoals geformuleerd door mevrouw Van den Biggelaar, in afwachting van de spoedige beantwoording van de schriftelijke vragen van de SP. In antwoord op de actuele vragen van ‘leefbaar eindhoven’, het OuderenAppèl en de LPF…
33
A
Verslagnummer 1
De heer Van Bussel: En de Stadspartij. Voorzitter: En de Stadspartij? Ja? Dat stond hier niet bij. …dan vraag nummer vier van het OuderenAppèl over de crisis en ook de actuele motie van ‘leefbaar eindhoven’ en het OuderenAppèl onder nummer AcM2, zoals hier verwoord, naar de commissie te verwijzen. Er komen, zoals hier toegezegd, tijdig antwoorden. Het duurt geen zes weken, want 22 januari is inderdaad een gereserveerde datum waarop een en ander kan plaatsvinden. Stemt iedereen daar mee in? Als dat het geval is, is aldus besloten. Dan hebben we op dit moment een belangrijk stuk van de vergadering gedaan, zij het in het kader van de orde van de vergadering. De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, mag ik een hele kleine opmerking maken? Voorzitter: Ja, mijnheer Van den Biggelaar? De heer Van den Biggelaar: Als lid van, zoals mijnheer Van Bussel het uitdrukte ‘de commissie Don’, ben ik het eens met zijn opmerking dat het beter naar de commissie van de fractievoorzitters kan, maar dat is een vrij spontane opwelling van mij als commissielid en u moet maar kijken waar u dat adresseert, maar het lijkt mij een heel goede suggestie. Voorzitter: Ik stel voor dat het presidium zich daar nog even over beraadt. Dan kunnen we dit op grond van de adressering uit die hoek realiseren. De heer Van den Biggelaar: Dat zal ik graag doen. Voorzitter: Het moet allemaal natuurlijk efficiënt gebeuren en ik heb straks al gezegd: het zijn relevante zaken in de publieke discussie … De heer Van den Biggelaar: Ik overleg met mijzelf en mijn collega’s. Voorzitter: Afgesproken. III Benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters in raadscommissies Voorstel tot het ontheffen en benoemen van leden van de Adviescommissie Seniorenbeleid Voorzitter: Dan is agendapunt II afgehandeld en kom ik bij punt III, op de eerste plaats voor het ontheffen van leden van de Adviescommissie Seniorenbeleid. Het voorstel is de heer Van der Wielen te ontheffen van het lidmaatschap van deze adviescommissie en de heer Van Pijkeren te benoemen als lid van de adviescommissie. Kan de raad daarmee instemmen? [Raad stemt zwijgend in.]
34
A
Verslagnummer 1
Voorstel tot het ontheffen en benoemen van leden van de SP-fractie Voorzitter: Dan is er het voorstel tot het ontheffen en benoemen van leden van de Socialistische Partij-fractie. Daar wordt voorgesteld mevrouw Batenburg-de Hoog te ontheffen van haar lidmaatschap van de commissie Maatschappelijke zorg, Financiën, Personeel & Organisatie en van de commissie Stadsdeelgericht werken; en mevrouw J.W.H.M. Heesterbeek-Senders te benoemen als lid van de commissie Maatschappelijke zorg, Financiën, Personeel & Organisatie en mevrouw C.B.T. van den Crommert te benoemen als lid van de commissie Stadsdeelgericht werken. Kunt u daarmee instemmen? De raad heeft aldus besloten, maar mevrouw Batenburg heeft het woord gevraagd en dat krijgt zij bij dezen. Mevrouw Batenburg: Ja, dank u wel, voorzitter. Voorzitter, ik hecht er waarde aan om toe te lichten waarom ik deze commissies ga verlaten. Ik vind dat de raad dat moet weten. Het heeft alles te maken met mijn gezondheid. Daar wou ik het graag bij laten. Voorzitter: Dank en wij wensen u alle sterkte en voorspoed bij het herstel, met betrekking tot uw gezondheid en uw toekomst. Mevrouw Batenburg: Dank u wel. Voorzitter: Na deze verklaring vraag ik nog een keer of de raad met het voorstel kan instemmen. Dat is het geval. IV Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 7 november 2007 Voorzitter: Dan gaan wij door naar het volgende agendapunt en dat is het vaststellen van de notulen. Zijn er opmerkingen? Dat is niet het geval. Dan zijn ze vastgesteld. V Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad Voorzitter: Dan kom ik bij het vragenhalfuur. Van de vragen die bij ons zijn aangemeld is vraag onder nummer V1 onder procedurebehandeling afgehandeld. De heer Van Bussel: Nog even een technische vraag? Mijnheer Don sprak namens het college, nam ik aan. Hij zei: as soon as possible wil ik die vragen beantwoorden. Ik heb datzelfde een keer gehoord toen ik een vergunning voor een detaillist aanvroeg. Dat duurde veertien maanden en hij heeft het op dit moment nog niet. Misschien kan het iets concreter toch? Als hij zegt: over veertien dagen heb je dat in huis… De heer Don: U hoorde mij daarachter zeggen – ik versprak me eventjes, want ik dacht: als ik zeg ‘as soon as possible’, krijg ik de vraag ‘wanneer dan’? Dat zal wel
35
A
Verslagnummer 1
langer duren dan veertien dagen. Toen zei ik ook: ‘volgende week’. Volgende week dinsdag hebben wij in het college de zaken geregeld en dan zult u ze uiterlijk volgende week woensdag hebben. De heer Van Bussel: Zou u dan – en dan stop ik echt – tevens bij vraag 2 een kopie van dat mandaatbesluit aan de raadsleden kunnen toekomen? Dan kan men het nog allemaal even nalezen of de tekst zoals u die interpreteert ook door de raad zo geïnterpreteerd wordt. De heer Don: Dat is goed. Voorzitter: Dank u wel. Dan kom ik bij vraag 2 maar ik hoor zojuist dat die niet is ingediend. De heer Van Bussel: Die hebben wij voorlopig uitgesteld. Vandaag is het toch de raadsuitzending van uitstel, dus ook dat willen we maar gaan uitstellen. Misschien zijn er dadelijk nog een paar recepties te volgen. [Gelach] Voorzitter: [Lachend] Is het druk tegenwoordig? Mijnheer Schut. De heer Schut: Ja, voorzitter, u bent bezig met de V1 t/m 5. Namens mijn fractie wou ik u toch iets vragen. We hebben destijds afgesproken: actueel is actueel. De glasvezel is, denk ik, niet echt actueel. Daar zijn we al jaren mee bezig en het zal nog jaren duren. De koopzondagen zijn ook absoluut niet meer actueel omdat een aantal zaken al vastliggen – dat staat zelfs in de vragen die we gekregen hebben – en die hoeven alleen nog maar wat toegelicht te worden. De zendmast staat al en straalt al maanden. Wilt u alstublieft op dat punt gewoon handhaven wat we afgesproken hebben? Alles wat niet actueel is, is nu dus niet aan de orde. Voorzitter: Wie bepaalt dan wat actueel is? De heer Schut: Ik ga er maar vanuit dat wij een presidium hebben die dat zouden kunnen bepalen. Maar er blijkt in dit geval nog steeds van alles door te glippen. Voorzitter: Wij zullen er in de toekomst op toezien dat dat in ieder geval minder gebeurt. Vandaag is de agenda opgesteld met deze gegevens en wil ik een agendapunt als zodanig afhandelen. V2 is afgehandeld. V3 wou ik toch behandelen en V5 ook, omdat dat tot dusver in het perspectief heeft gelegen. Mag ik de CDAfractie - mede namens de Partij van de Arbeid, neem ik aan - vragen om de vragen toe te lichten?
36
A
Verslagnummer 1
De heer Houben: Dank u wel, mijnheer de voorzitter? Het doet mij deugd dat wij van het CDA, mede namens de PvdA, het eerste inhoudelijke onderdeel van deze raadsvergadering voor u mogen verzorgen. Voorzitter: De rest was wel relevant hoor! De heer Houben: Maar u heeft mij ook niet horen zeggen dat dat niet het geval was. Voorzitter: [Lachend] Dat stel ik op prijs om te zeggen. De heer Houben: Ik ben het met u eens. Onze vraag. Even over de actualiteit, want daar had mijnheer Schut net een opmerking over. Het was voor zowel de Tweede Kamer als voor mensen van de Opta, de NMA en de Europese Mededingingsautoriteit actueel genoeg om daar tussen kerst en oud en nieuw even voor bij elkaar te komen. Ik denk dat dat wel aangeeft wat de actualiteit op dit moment is. Het gaat over het monopolisme op glasvezel. We hebben de vragen schriftelijk uitgereikt. Dat wil zeggen dat u de toelichting rustig kunt lezen. Wij stellen de vragen daarom ook kort. Samen met de Partij van de Arbeid, maken wij ons zorgen over een mogelijke monopolypositie op het gebied van glasvezelaansluitingen. De firma Ons Net Eindhoven is met een hoog tempo bezig om glasvezelaansluitingen in Eindhoven te realiseren. Inderdaad is het zo dat glasvezel in Eindhoven al een lange geschiedenis heeft. Om u even mee te nemen naar de laatste actualiteit: we hebben op 24 april antwoorden gekregen op raadsvragen. Daarin staat: wij streven samen met vijf corporaties naar een open netwerk; wij streven naar zeggenschap en dat vereist een complexe procesgang en wij willen graag de risico’s reduceren die monopolistische systemen met zich meebrengen. Daar waren wij destijds blij mee, net zo blij als dat wij samen met de Partij van de Arbeid zijn over het blote feit dat er nu daadwerkelijk veel glasvezel wordt aangelegd. Laat dat duidelijk zijn. Wij maken ons zorgen over het mogelijk ontstaan van een monopolypositie en naar aanleiding van deze zorgen, mijnheer de voorzitter, hebben wij de volgende twee vragen: deelt u onze zorgen over het mogelijk ontstaan van deze positie; kunt u ons op de kortst mogelijke termijn nader informeren over de daadwerkelijke situatie en uw beleid? Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Tot zover mijn vragen. Voorzitter: Dank u wel. Niemand anders meldt zich in deze fase voor het woord. Dan krijgt het college het woord; de heer Van Merrienboer. De heer Van Merrienboer: Voorzitter, dank u wel. Als het gaat om het risico op monopolyposities rond glasvezel denk ik – en dat staat ook in de vragen op schrift helder verwoord – dat één van de belangrijkste doelstellingen die we hebben inderdaad is om zorg te dragen voor een open netwerk en juist het voorkomen van
37
A
Verslagnummer 1
monopolyposities. In die zin zet de vraag ons wat op het verkeerde been, omdat Ons Net geen glasvezel aanlegt in Eindhoven. Ons Net zorgt, zeg maar, voor coöperatief gebruik van dat glasvezel, maar het glasvezelnet als zodanig wordt aangelegd door het Netwerk Exploitatiemaatschappij Eindhoven. Daarin zijn de Eindhovense woningcorporaties en ook een commerciële exploitant voor 50 % aandeelhouder. In die zin hebben we dus al een onderscheid gemaakt tussen aanleg en gebruik. Ook vanuit die invalshoek is wat het college betreft het risico op monopolypositie op dit moment dus beperkt. Wij constateren dat we juist in samenwerking met de exploitatiemaatschappij die glasvezel uitrolt, op een heel goede manier zorg dragen voor die ambitie van een open netwerk. Een en ander staat inmiddels ook op papier, in de raadsinformatiebrief inzake de stand van zaken rond glasvezel. Die is al in procedure gebracht dus die hebben wij heel binnenkort op de collegetafel en dan komt die hopelijk nog deze maand naar u toe. Voorzitter: Dank u wel. De heer Van Bussel. De heer Van Bussel: Even een termijnenverduidelijking. Is het niet zo dat wettelijk gezien een ieder die een kabel aanlegt, dit moet openstellen voor wie er maar content overheen wil laten vloeien? Is het ten tweede niet zo dat we twee partijen hebben die elkaar redelijk beconcurreren in het Eindhovense gebied? De oude coöperatieve gedachte, Ons Net, maar daarnaast ook de variant erop – de juiste naam is me niet bekend: Ons Net Brabant of zoiets - dat is juist die Wessel Stevin Groepachtige vorm die wel in de private sector zit, waarbij soms de ene gemeente (Son) op de ene partij gokt en Ekkersrijt bijvoorbeeld weer op de private partij. In mijn optiek zijn er dus twee partijen, twee systemen, waarop je kunt meeliften, maar u moet het maar zeggen als ik dit niet juist zie: de coöperatieve, publieke en daarnaast toch de private sector. Of is dat onjuist? Voorzitter: Mijnheer Van Merrienboer. De heer Van Merrienboer: Wellicht is het dus nog meer juist omdat het onderscheid is gemaakt tussen de aanleg aan de ene kant en het gebruik aan de andere kant. Inderdaad, op dit moment zijn er meer providers dan alleen Ons Net. Wat het beeld veroorzaakt is, denk ik, dat op dit moment de maatschappij die de glasvezel aanlegt, op voorhand een minimum gebruik gegarandeerd wil zien. In die zin snap ik de verwarring, maar er is duidelijk sprake van een onderscheid en daarmee ook van het nadrukkelijk sturen op een open toegankelijk netwerk van glasvezel. In die zin kan ik de constatering van de heer Van Bussel alleen maar delen. Voorzitter: Mijnheer Van Bussel? De heer Van Bussel: Ja, nog één keer. Het oude Ons Net Nuenen naar Ons Net Tongeren, het coöperatieve model waar mee we allemaal begonnen zijn vanuit de
38
A
Verslagnummer 1
kenniswijk, dat doet op dit moment, vanuit mijn optiek, opgang binnen het Eindhovense. Daarnaast zijn er industrieterreinen en anderen die gewoon rechtstreeks met een private sector handelen, waarbij wij als publiek orgaan helemaal niet betrokken zijn. Mijn vraag was: zie ik dat compleet fout of niet? De heer Van Merrienboer: Volgens mij zei ik dat u dat goed ziet. Voorzitter: Dat komt ook over. Goed gezien. Wie vraagt het woord? Mijnheer Houben. De heer Houben: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wilde het onderwerp graag afronden. Daar is ook het vragenhalfuur voor. Het feit dat er al bijna een raadsinformatiebrief klaar is, geeft maar weer eens de actualiteit aan. In Almere speelt een vergelijkbare zaak. Ik kijk even naar collega Van den Biggelaar. Ik denk dat het goed is als wij de raadsinformatiebrief afwachten. Dan zijn we u er erg erkentelijk voor dat wij er mogelijk daarna nog even over verder spreken. […] Mijn collega knikt. Wat ons betreft is het afgewerkt. Voorzitter: Besloten. Dan is deze vraag afgehandeld. Dan kom ik nog bij de koopzondagen. De heer Jansen. De heer Jansen: Dank u wel, voorzitter. Over de actualiteit: afgelopen zaterdag kreeg ik het aantal vastgestelde koopzondagen 2008 uitgereikt in de Heuvel Galerie. Ik heb geprobeerd daar maandag contact over te zoeken met de betreffende ambtenaar, via goedwillige tussenkomst van de griffie, om duidelijkheid te krijgen over wat het betekende dat de gemeente dit had vastgesteld. Ik kon het de dame die het me overhandigde natuurlijk niet kwalijk nemen dat het dualisme nog niet altijd doordringt in de maatschappij. Het antwoord gaf voor mij aanleiding om toch deze actuele vraag te stellen, want eerst was er een raadsinformatiebrief - ik moet u zeggen dat ik de laatste tijd een beetje achterloop met alles at ik binnenkrijg - en even later was het antwoord dat het er niet was maar dat er een raadsinformatiebrief onderweg was en dat hij al besproken zou zijn. Dat werd op een manier gebracht waardoor ik er niet van overtuigd was. Daarom dacht ik de vraag hier toch maar even als actuele vraag neer te leggen. De vragen zijn dan ook: aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een bovenwettelijk aantal koopzondagen vast te kunnen stellen; wanneer vereist dit de goedkeuring van de raad; klopt het dat het aantal koopzondagen 2008 voor het centrumgebied Eindhoven reeds is vastgesteld op 14 en is dat toegezegd door de wethouder; zo ja, waarom is dit tot op heden, 8 januari, niet met de raad besproken, respectievelijk als voorstel voorgelegd; zo nee, hoe kan dit als eventueel besluit publiekelijk worden bekend gemaakt?
39
A
Verslagnummer 1
U kunt twisten over wat publiek is, maar goed: dit werd iedereen uitgereikt [houdt kaartje omhoog]. Ik zal het de voorzitter even overhandigen. Dan kan de voorzitter het natellen. Mijn vijfde vraag: bent u bereid dit publiekelijk te corrigeren indien blijkt dat men, bewust of onbewust, voor zijn beurt praat? Mijn zesde vraag: bent u bereid om op korte termijn informatie aan de raad te overhandigen over verloop, aantal en inhoud koopzondagen 2007? Ik dacht dat dit eind 2006 was toegezegd door de toenmalige wethouder toen dit hier aan de orde was. Mijn laatste vraag – het zijn er natuurlijk zeven, dat kunt u van mij verwachten: indien hier te vroeg is opgetreden, hoe gaat u in de toekomst maximaal proberen te voorkomen dat dit soort verwarring aan het winkelend publiek wordt meegegeven? Dank u wel. Voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Merrienboer. De heer Van Merrienboer: Voorzitter, dank u wel. Het college heeft op 4 januari – bij uitzondering op een vrijdag – vergaderd en heeft in die vergadering zijn bevoegdheid benut om het aantal koopzondagen voor 2008 vast te stellen. Dat doet het college op basis van de Verordening winkeltijden. Dat is dus een collegebevoegdheid. Dan praat je over de 12 koopzondagen. De communicatie over dat collegebesluit zit in een raadsinformatiebrief en die is naar u onderweg, maar in verband met de vakantie is het nieuws wat eerder naar buiten gekomen dan de brief. Dat betreur ik, want op zich ben ik er voorstander van – en volgens mij het hele college – om ervoor te zorgen dat de raad net eerder of ten minste gelijktijdig geïnformeerd is. Er is dus inderdaad een besluit voor 12 koopzondagen; niet voor 14. De extra koopzondagen kunnen worden aangevraagd op basis van de Winkeltijdenwet, bijvoorbeeld op basis van het toeristisch regime. Die aanvraag moet jaarlijks worden gedaan en die hebben wij voor dit jaar nog niet ontvangen, dus de communicatie dat het winkelcentrum inmiddels over 14 koopzondagen beschikt, is wat voorbarig. Ze beschikken over 12 zondagen en hebben ongetwijfeld het voornemen om voor die 2 extra een aanvraag in te dienen maar die aanvraag hebben wij nog niet in behandeling genomen. Dat is op dit moment het beeld. Zou ik dan die communicatie moeten gaan corrigeren? Ik ben niet verantwoordelijk voor wat daar gecommuniceerd wordt, maar ik denk dat alleen al door het hier vast te stellen, het helder is dat we vooralsnog praten over 12 koopzondagen en dat we in afwachting zijn van een aanvraag voor wellicht 2 extra koopzondagen. U vraagt vervolgens om een evaluatie van de gang van zaken in 2007. Volgens mij hebben we in de loop van vorig jaar daar nog een debat over gevoerd en daarbij de keuze gemaakt om het aantal extra koopzondagen niet uit te breiden naar 4 maar te beperken tot 2. Op dit moment constateer ik namens het college dat wij in ieder geval geen behoefte hebben aan die evaluatie, omdat het wat ons betreft goed loopt en ook de kaders daarin heel helder zijn.
40
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Dank u wel. De heer Jansen? De heer Jansen: Ja voorzitter, met dank aan de wethouder voor de eerlijke beantwoording. Waarom ik om 2007 vraag is omdat het iets te maken heeft met waarschijnlijk de veronderstelling van de vanzelfsprekendheid voor 2008. Mij lijkt het – als het bovenwettelijk is en er komt een toeristisch regime aan te pas - dat de raad daar op zijn minst een uitspraak over mag doen, wanneer het, wat en waar toeristisch is. Dat hebben we naar mijn beoordeling nog niet eerder gedaan. Zo wel, dan zou ik dat graag gecorrigeerd zien en dan neem ik dat ook voor waarheid aan, maar dan zou ik alsnog zelf nog eens de besluiten induiken. Dank u wel. De heer Van Merrienboer: Voorzitter? Wellicht toch ter aanvulling: in de Verordening Winkeltijden, zoals die door de raad is vastgesteld, ligt vast dat het college over de bevoegdheid beschikt om twee extra koopzondagen toe te kennen op basis van wat in de wetgeving is neergelegd: de uitzondering toeristisch regime. We hebben dus eigenlijk een heel helder beleidskader. Daar maken we ook onderscheidenlijk gebruik van. De koopzondagen algemeen – die 12 - hebben we dus nu besloten. De besluitvorming over uitbreiding – een collegebevoegdheid op basis van een verordening – ligt dus nog voor ons. De heer Jansen: Voorzitter, als dat zo is dan neem ik dat voor waar aan en zal ik er zelf nog een keer induiken. Dan wacht ik af hoe 2008 zich verder ontwikkelt en dan mag u dat kaartje voor waar aannemen. Dat het vroegtijdig is, vind ik dus wel verkeerd. Voorzitter: Ik heb dat begrepen en daarom heb ik ook niet gereageerd op dat kaartje, want wat daarin staat is de waarheid. De heer Leenders? De heer Leenders: Volgens mij hebben wij bij een eerdere discussie iets afgesproken over die extra dagen: dat er landelijke ontwikkelingen waren en er naar het toeristische regime gekeken zou worden en dat we op dat moment het totaal hier zouden evalueren. Volgens mij is dat aanstaande, want volgens mij is het kabinet en misschien zelfs al de Tweede Kamer daar druk mee bezig. Voorzitter: Daarmee is de behandeling van de actuele vragen afgelopen. We zitten dichtbij 19.00 uur. We kunnen de agenda voor de rest van de avond overzien, denk ik. Daarom wou ik afsluiten, maar dat wil ik niet doen alvorens de heer Don nog even het woord te geven. De heer Don: Dames en heren. Ik heb een partner in crime en die wil ik wat overhandigen. Ik heb een partner in crime wat betreft armoedebestrijding en we vinden elkaar soms wel eens in de krant. In dit geval kregen wij vanuit onverwachte hoek uit het college ook wat steun. Soms moet je de debatten goed met elkaar voeren. Soms verschillen we wat met elkaar, maar je moet elkaar wel blijven
41
A
Verslagnummer 1
informeren. Dus, mijnheer Rennenberg, ik heb wat voor u. [Overhandigt de heer Rennenberg een boek] De heer Rennenberg: Ik vind het heel belangrijk, wethouder, dat we elkaar begrijpen en we begrijpen elkaar ook heel erg goed. We hebben discussie en dat moet je ook gaande houden. Niet iedereen begrijpt de discussie, las ik vandaag in de krant, maar wij samen in ieder geval wel, en die zullen we ook voortdurend gaande blijven houden. Dank u wel! Voorzitter: Waarvan acte en ik schors de vergadering voor de dinerpauze tot 20.00 uur. [Schorsing voor de maaltijd] Voorzitter: Mag ik u verzoeken uw plaatsen in te nemen? We hadden afgesproken om 20.00 uur weer te beginnen. Dat lukt me al niet meer. We doen maar net of we zoveel behandeld hebben vóór de pauze, alsof er niets meer te doen is, maar dat is niet waar. Mevrouw Zwierstra: Voorzitter, ik heb altijd geleerd: goed gedrag moet je belonen, dus wat mij betreft beginnen we gewoon! Voorzitter: Dat is een goed voorstel. De vergadering is hervat en ik stel aan de orde punt VI. VI Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen Voorzitter: ‘Daarvoor moeten we wel een quorum hebben’, wordt hier gezegd. Maar dat is aanwezig. De heer Van Bussel: Wil de grootste fractie even orde op zaken stellen? [Gelach] Voorzitter: Je ziet grote ruimtes aan de overkant. Mevrouw Van den Biggelaar: Het zijn de meest verslaafden misschien, maar volgens mij staan ze allemaal op het terras te roken beneden. Mevrouw Zwierstra: Ook voor de PvdA is 20.00 uur, 20.00 uur. De heer Mulder: Even een punt van orde: je ziet collega Rennenberg hier staan, maar het boek is zoek! Dus degene die het boek heeft, wil die opstaan? [Gelach]
42
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Het is dus toch een aantrekkelijk boek! De heer Van Bussel: GroenLinks! GroenLinks is de dader! Voorzitter: [Lachend] De wethouder geeft het weg, dus het zal wel een weggevertje zijn, maar dat is niet het geval. Mevrouw Breuers: De bewijzen, mijnheer Van Bussel, hè? Voorzitter: Laten we gaan zitten, dan kunnen we ook een beetje op tijd afronden. Is het quorum aanwezig, griffier? [De heer Verheugt bevestigt dit.] Degenen die daar speciale aandacht voor hadden: de discussie rond Eindhoven Airport is voor de pauze afgehandeld in een proceduredebat. We komen daar later in de commissie op terug, maar dat komt nu na de pauze niet meer aan de orde - dit voor de goede verstaanders. VI.1
Voorstel tot het vaststellen van het protocol voor de vestiging van noodzakelijke voorzieningen voor de maatschappelijke opvang en verslavingszorg (Voorstel 07.R2327.001)
Voorzitter: Dan stel ik opnieuw aan de orde punt VI van de agenda. Allereerst punt 1. Vraagt daarover iemand het woord? Mevrouw Zwierstra. Mevrouw Zwierstra: Voorzitter, één kleine opmerking. Wij zijn blij met de toevoeging van de wethouder over de evaluatie en om die mee te nemen, maar wij zouden ook graag zien dat ondernemers aan het rijtje toegevoegd worden. Voorzitter: Daar kan nauwelijks bezwaar tegen zijn. De heer Don: Daar heb ik geen bezwaar tegen. Ik zal zorgen dat in het protocol “bewoners en ondernemers” worden toegevoegd. Mevrouw Zwierstra: Dank u wel. Voorzitter: Succes!
VI.2
Voorstel tot het wijzigen van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 002 Reductieregeling, Duurzame Uitstroom en eigen bijdrage Kinderopvang (Voorstel 07.R2328.0010)
Voorzitter: Punt VI.2. Wie wenst het woord? Niemand. Dan is besloten conform het voorstel.
43
A VI.3
Verslagnummer 1
Voorstel inzake Ondernemingsplan Ergon 2009-2011(Voorstel 07.R2329.001)
Voorzitter: Er zijn geen woordmeldingen. Dan wordt het voorstel aanvaard. VI.4
Voorstel tot het aanpassen van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2002 ten behoeve van de Opplusregeling (Voorstel 07.R2330.001)
Voorzitter: Niemand wenst het woord? Aldus besloten. VI.5
Voorstel tot het vaststellen van de Ontwikkelingsvisie Stadspark de Karpen (Voorstel 07.R2333.001)
Voorzitter: Is iedereen het eens? Dat is conform het voorstel besloten. VI.6
Voorstel inzake particuliere woningverbetering: taak van gemeente of woningeigenaren? Een nieuwe aanpak van de particuliere woningvoorraad (Voorstel 07.R2334.001)
Voorzitter: Daar wordt het woord gevraagd. Mevrouw Van Herk: Ja, een stemverklaring. Voorzitter, het CDA is akkoord met het voorstel. Ook wij begrijpen het belang hiervan voor de particuliere woningbezitters, met name in de wijkvernieuwingsgebieden. Wel zouden wij de wethouder willen vragen om ook aandacht te houden voor particuliere woningbezitters met lagere inkomens in de rest van de stad om daar, indien mogelijk, ook ondersteuning te bieden bij noodzakelijke woningverbetering. Wij willen dit opnieuw aan de orde stellen na de evaluatie. Voorzitter: Dank u wel, mevrouw Van Herk, dan mevrouw Breuers. Mevrouw Breuers: Wij zijn het eens met de woorden van het CDA, alleen willen wij het eerder aan de orde stellen. De wethouder heeft toegezegd dat wij geïnformeerd worden als het project een jaar loopt. Mocht blijken dat het een succes is – dan gaat het met name over particuliere woningverbetering van woonhuizen – dan willen wij het college de opdracht geven om het breed uit te rollen over de stad en daar bij de evaluatie met voorstellen voor te komen. Dus: niet twee jaar wachten, maar mocht het succesvol zijn voor de nu aangewezen panden in de aangewezen gebieden, dan na een jaar meer voor andere wijken in de stad. Voorzitter: Dank u wel. Is er van de zijde van het college behoefte aan een reactie? Mevrouw Fiers.
44
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Fiers: Het lijkt mij logisch om de evaluatie aan te grijpen om inhoudelijk te kijken naar hoe het loopt. Op het moment dat er dan aanleiding is om wat dan ook te doen, dan denk ik inderdaad dat er na een jaar een evaluatiemoment is om er dan over te spreken. Mevrouw Breuers: Maar op dit moment staat omschreven: ‘na twee jaar evaluatie; na één jaar een tussenblik’. Bij die tussenblik kun je, denk ik, al zien of het succesvol is en dan kun je ook al gaan kijken om het breder aan te pakken. Mevrouw Fiers: Dat zou kunnen, maar ik zou willen afwachten hoever we over een jaar zijn. Als u of het college dan vindt dat we een andere richting moeten inslaan, dan is dat het moment om daar een besluit over te nemen, ja. Voorzitter: Dank u wel. Er zijn geen verdere woordmeldingen of reacties. Dan besluiten we ook hier conform het voorstel. VI.7
Voorstel tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zwaanstraat - Strijp T 2006 (Voorstel 07.R2335.001)
Voorzitter: Er is geen verzet, dan is het conform het voorstel aanvaard. VI.8
Voorstel inzake het subsidie- en budgetsysteem stadsdeelgericht werken (Voorstel 07.R2336.001)
Voorzitter: Daarvoor is ‘leefbaar eindhoven’ en ook de Stadspartij geïnteresseerd om iets te zeggen. Mijnheer Van Bussel? De heer Van Bussel: U ziet staan dat ‘leefbaar eindhoven’ een stemvoorbehoud heeft gemaakt op het commissieadvies. De fractie van ‘leefbaar eindhoven’ vindt dat dit voorstel een duidelijke samenhang vertoont met het onderdeel burgerparticipatie en dat je dat eigenlijk niet goed los daarvan kunt zien. Daarnaast staat er voor 14 februari een nota over het VTA-beleid, dikwijls het hart van het stadsdeelgericht werken. Wij vinden het los hierover besluiten nemen eigenlijk te voorbarig; versnippering van deze zaken heeft niet onze voorkeur. Wij wachten liever op het onderdeel burgerparticipatie om dit te kunnen afronden. Dus op dit moment vinden wij het prematuur. Wij zien het liever pas behandeld in samenhang en later. De heer Van der Meer: Voorzitter? Ik heb een vraag aan mijnheer Van Bussel. Wij hebben op 4 december in de raad het Uitvoeringsprogramma burgerparticipatie 2008-2010 aangenomen, met 11 projecten. Eén van de projecten is nu juist dit project en dat is in samenhang met burgerparticipatie, actief burgerschap en samenspraak, dus ik snap het verhaal van mijnheer Van Bussel niet.
45
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Mijnheer Van Bussel? De heer Van Bussel: Ja, daar moeten we toch maar eens over doorpraten. Mijn fractie heeft in ieder geval besloten om dit zo te doen. Ik moet zeggen: mijn fractie is niet alleen ‘mijnheer Van Bussel’. Het is in de commissievergadering uit en te na besproken. De tekst daarvan heb ik niet bij de hand, maar onvoldoende uitwerking vindt men bij die burgerparticipatie. U zegt: ‘het is behandeld en goedgekeurd en het is een onderdeel daarvan’. Ik neem aan dat wij ons daar in die zin niet mee hebben kunnen vereenzelvigen. Wij vinden het te weinig verankerd en wij vinden het VTAbeleid, dat 14 februari op ons afkomt, een onderdeel dat je er echt bij moet betrekken. Het fractiebesluit ligt er en ik ga daar op dit moment geen wijzigingen in aanbrengen, maar ik heb goede hoop dat dit voorstel toch aangenomen wordt. Misschien is u dat tot troost. De heer Van der Meer: Jammer, het staat er toch in: 11 projecten, alle kans om ‘ja’ te zeggen. Jammer! Voorzitter: Waarvan akte. Ik constateer dat de raad met dit voorstel instemt, met de aantekening van ‘leefbaar eindhoven’ die geacht wil worden te hebben tegengestemd. Mijnheer Vleeshouwers, neem me niet kwalijk. De heer Vleeshouwers: Ik wil graag ook nog iets zeggen hierover. Voorzitter: Dat is waar, excuus. De heer Vleeshouwers: Het is een goede zaak, mijnheer de voorzitter, dat buurtverenigingen een plek vinden en geld krijgen van de gemeente om hun taken te doen. Daar hebben wij een verordening voor nodig. Dat past uitstekend in de activiteiten die het college aan het ontplooien is op het gebied van burgerparticipatie. Maar zoals mijn voorganger ook al zegt: dit voorstel is nu voorbarig en ook niet compleet. De heer Van der Meer van de PvdA refereert aan wat wij op 4 december hebben vastgesteld, maar eerlijk gezegd: wat wij daar als project hebben vastgesteld is toch wel veel breder dan wat wij nu doen. Wat wij graag zouden zien, is bijvoorbeeld duidelijke afspraken over wanneer een buurtvereniging nou precies een buurt vertegenwoordigt. Dat zou je bijvoorbeeld in een verordening moeten vaststellen. Dat doet deze verordening in het geheel niet, in tegendeel: ze maakt de situatie onduidelijker. Dat is meteen het belangrijkste argument voor ons om deze verordening niet te zien zitten: er zit een heel grote kans van willekeur in. Hij is ruim, maar hij geeft ook in een aantal situaties niet duidelijk aan welke kant mensen op moeten. Een voorbeeld daarvan zagen we in de commissievergadering. De voorzitter van de Rochusbuurtvereniging was inspreker en vertelde dat hij van de gemeente geen geld meer kreeg om te vergaderen in het Rochusbuurthuis. Er is weinig zo normaal als dat de Rochusbuurtvereniging vergadert in het
46
A
Verslagnummer 1
Rochusbuurthuis en daar ook geld voor krijgt om daar te zitten. Als deze verordening dit niet mogelijk maakt, dan is de verordening gewoon niet goed. Twee andere kleinere bezwaren tegen deze verordening zijn ook in de commissie genoemd: financieel is de zaak niet netjes afgedekt en verder strookt deze verordening ook niet met het uitgangspunt, dat wij sinds enige tijd hebben, dat de gemeente projectsubsidies verleent en geen instandhoudingssubsidies. Al met al, mijnheer de voorzitter, zijn dit wat ons betreft genoeg argumenten om vandaag ‘nee’ te zeggen tegen deze verordening. Ik hoop dat we in een later stadium betere verordeningen krijgen op het gebied van burgerparticipatie, want dat hebben wij hard nodig. Voorzitter: Dank u wel. Sorry dat ik u even over het hoofd had gezien. Mevrouw Schreurs? Mevrouw Schreurs: Een stemverklaring, voorzitter. Het is financieel inderdaad niet afgedekt en het was alleen maar een actualisatie van de verordening en daar werd op geen enkele manier in geïncorporeerd wat wij 4 december afgesproken hadden en wat ook allemaal in gang wordt gezet. In zekere zin heb je dat met de logistiek van dit systeem, maar het houdt wel in dat je twee keer hetzelfde gaat doen. Dat vonden wij eigenlijk zonde van het werk, dus de heer Van Bussel heeft een heel terecht standpunt ingenomen. Voorzitter: Dit was een stemverklaring maar u tekent niet aan te willen tegenstemmen. Mevrouw Schreurs: Absoluut wel, ja! Voorzitter: Oh, absoluut wel! Mijnheer Van der Meer? De heer Van der Meer: Voorzitter, ik heb een vraag aan mevrouw Schreurs. D66 wil toch ook graag meer bevoegdheden aan burgers geven en zelfbeschikking voor de buurt? Dit is nou zo’n instrument waarmee dat kan! Het is één van de elf instrumenten die het college hier inzet voor die burgerparticipatie. Dit is nou zo’n instrument. Er gaat geld naar de buurten. Zij krijgen meer zelfbeschikking over dat geld om dingen in te vullen. Waarom zegt u daar nou ‘nee’ tegen? Ik snap dat niet! Mevrouw Schreurs: Mijnheer Van der Meer, dit was een bestaand instrument en het is geactualiseerd. Het is verdomd onhandig – excuus, ChristenUnie – om dingen te actualiseren terwijl je weet dat je het nog een tweede keer gaat doen. Dus wij hebben niets tegen burgerparticipatie - ik vind het persoonlijk al een gotspe dat u dat durft te suggereren – maar we hebben er wel iets op tegen om dingen niet zo handig te doen en mensen eigenlijk het idee te geven dat dit het is, terwijl het echte gedeelte nog moet komen, dankzij de besluitvorming die op 4 december in gang
47
A
Verslagnummer 1
gezet is. Als u zegt dat dit het is, wat volgens u de burgers gaan krijgen, dan is de PvdA wel erg snel tevreden! De heer Van der Meer: Mevrouw Schreurs, met alle respect, maar we hebben op 4 december elf projecten ingezet. Dit is één van de projecten; één van de instrumenten om burgerparticipatie, actief burgerschap en samenspraak, meer op gang te krijgen, en daar zegt u ‘nee’ tegen. Nou, dat vind ik jammer. Mevrouw Schreurs: Mijnheer Van der Meer, eventjes een weddenschapje. Wedden dat uw wethouder over één jaar met een herziening van deze verordening komt? De heer Van der Meer: Ik weet dat helemaal niet. Misschien dat ze dat dadelijk kan aangeven. Ik verwacht dat niet. Wethouder Van Merrienboer is dadelijk aan zet hè? Mevrouw Schreurs: [Lachend] Dan is hij traag, maar dat is wat anders! Voorzitter: Er was nauwelijks discussie verwacht. We hebben kennis genomen van de stemverklaringen en de aantekening dat ‘leefbaar eindhoven’, de Stadspartij en D66 geacht willen worden te hebben tegengestemd. VI.9
Voorstel tot het opheffen van de Gemeenschappelijke Regeling Hypotheekfonds Noord-Brabantse Gemeenten (Voorstel 07.R2343.001)
Voorzitter: Punt VI.9. Unaniem akkoord? Dan is aldus besloten. VI.10 Voorstel tot het vaststellen van de Ontwikkelingsvisie `De Bergen, Quartier Vivant' (Voorstel 07.R2344.001) Voorzitter: Punt VI.10. Mijnheer Peters? De heer Peters: Wij hebben vóór deze ontwikkelingsvisie gestemd, dus ik zal het inhoudelijk heel kort houden. Wij vinden het trouwens wel een kortetermijnvisie, maar wij maken ons toch vooral nog een beetje zorgen, mevrouw de wethouder, college, over de parkeervoorzieningen en de groen- en speelvoorzieningen. Daar hebben wij een amendement voor ingediend. Er zijn twee plekken die op dit moment nog ruimte bieden om iets te ontwikkelen. Daarvoor zal ik de toelichting voorlezen, ook voor de kijkers: “Naar mening van de fractie van ‘leefbaar eindhoven’ is in ontwikkelingsvisie ‘De Bergen’ nog niet in voldoende mate rekening gehouden met de belangen van gezinnen met jonge kinderen. Dit uit zich in een onvoldoende aandacht in deze visie voor sport, spel en speelvoorzieningen in De Bergen. Naar onze mening is dit in strijd met de beoogde verbetering van woon- en leefklimaat in de wijken. Het eerder door de raad vastgestelde algemeen geldende beleid inzake de aanwezigheid van voldoende van dit soort ruimtes, heeft in De Bergen kennelijk
48
A
Verslagnummer 1
moeten wijken voor andere belangen. ‘leefbaar eindhoven’ stelt daarom voor om bebouwde terreinen in De Bergen, met name het Schootterrein te bestemmen als speelterrein.” Dat is het amendement. We begrijpen trouwens wel dat er op het Fenz terrein beperkte voorzieningen zijn geweest, maar als het eenmaal volgebouwd is, komen er geen nieuwe kansen. Dan een ander gebied binnen De Bergen: het Wilhelminaplein. De totale buurt is volgens mij een parel in de stad, een mooie mengeling van ondernemingen, horeca, kantoorvoorzieningen, met een heel mooie uitstraling. Een van de dingen die ons grote zorgen baart, zijn die parkeervoorzieningen. We hebben niet voor niets ingezet op parkeergarages in de wijken en deze wijk zou daar een voorbeeld van kunnen zijn. Recent heeft u ook in de krant kunnen lezen dat een ondernemer grootse plannen heeft met het Wilhelminaplein. Nu zijn wij vóór ondernemers - en zeker voor ondernemers die hun nek uit durven te steken - maar tegelijkertijd baart het ons een klein beetje zorgen. We vragen u dus in de motie om zeer zeker overleg te hebben met bewoners en ondernemers om te zorgen dat we het gebied wel onder controle houden. Laat ik het zo zeggen: dat het geen Stratumseind wordt, maar toch een beetje dat idyllische karakter behoudt - deze mengeling van culturen, zal ik het maar noemen. Vandaar onze motie. Voorzitter: Het amendement en de motie maken deel uit van de beraadslagingen. Mevrouw Breuers? Mevrouw Breuers: Ik heb een vraag aan ‘leefbaar eindhoven’ waar het gaat over een speelterrein maken op het terrein Van der Schoot. Op zich is het, denk ik, een geweldig plan. Ik denk dat het heel veel vierkante meters zijn per kind in De Bergen. Maar u heeft ook kunnen lezen dat daar waar het gaat over het ontwikkelen van De Bergen, dat dit met heel weinig geld moet gebeuren. Dit terrein is gemeentegrond. Hoe denkt u dan dat de gemeente de ontwikkelingen zoals verwoord in de visie mede kan stimuleren als je al die vierkante meters eraf haalt? De heer Peters: Het is mij bekend dat dat geld kost, maar ik heb geleerd dat er voor geld altijd oplossingen zijn - dat is gewoon zo – en bepaalde kansen doen zich maar één keer voor. Als het bebouwd is, is het bebouwd. Daarom willen wij toch graag die weg openhouden. Op de financiële consequentie zullen we terug moeten komen. Dit is alvast onze eerst inzet. De ontwikkelingen rond terrein Fenz, waar ook mogelijkheden liggen, moeten we ook eerst bekijken. Daarom proberen we deze ontwikkelingen toch een halt toe te roepen, want er zijn niet zoveel mogelijkheden. Voorzitter: Mevrouw Verhees. Mevrouw Verhees: Ja, dank u, voorzitter. Ik heb even een vraag, naar aanleiding van de motie over het Wilhelminaplein, wellicht voor de wethouder. In deze ontwikkelingsvisie stellen wij een mix vast van horeca, publieksfuncties en wonen,
49
A
Verslagnummer 1
die ook voor het Wilhelminaplein geldt. We hebben allemaal de krant gelezen met de plannen voor de panden 3, 10, 11 en 12, meen ik. Ik zou graag willen horen hoe die plannen zich verhouden tot deze mix, of dat daarbij aansluit of dat daar veranderingen voor moeten komen. De heer Peters: […] Ik ben in opleiding, mevrouw… [Gelach] Voorzitter: Mevrouw Van Herk? Nee, eerst u. [Mevrouw Van den Crommert.] Mevrouw Van den Crommert: Ik had ook het woord gevraagd, omdat ik me net als de PvdA ook zorgen maakte over het Wilhelminaplein, maar eerst wil ik het ook even over de Bergstraat hebben omdat we ook nieuwe informatie van de wethouder gekregen hebben. We zijn blij met die informatie, ook al had ik daar ook mijn zorgen over, omdat er in de aanvulling stond dat daar zoveel procent horeca mocht. Ik heb gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een ambtenaar te bellen. Die mijnheer heeft vandaag voor mij een paar uurtjes tijd besteed om wat vragen voor mij uit te zoeken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het op het Wilhelminaplein niet zo’n vaart zal lopen en ook niet op de Bergstraat. Op de Bergstraat komen alleen maar restaurants. Prima. Op het Wilhelminaplein mogen ook alleen maar restaurants komen. Bestaande horecagelegenheden uitgebreid mochten worden. Er stond niet bij wat de grens van die uitbreiding was. Als ik op 10 een horecagelegenheid heb, mag ik dan 11 erbij betrekken en valt dat nog onder de uitbreiding? Dat bleek dus niet zo te zijn. De uitbreiding mag alleen op het perceel plaatsvinden. Aangezien een derde van het Wilhelminaplein horecagelegenheid mag zijn en er ook alleen maar restaurants bij mogen komen, denk ik dat de zorgen daarvoor niet zo groot zijn. Dat betekent eigenlijk – als je nu de situatie ziet, zoals ik het begrepen heb van de ambtenaar, dat er hooguit drie of vier restaurantjes bij mogen. Op zich is het niet zo erg als die langs elkaar liggen, lijkt mij, want in de Dommelstraat liggen ze allemaal langs elkaar en dat geeft ook geen problemen. Wat dat betreft denk ik dat het aardig is ingedekt. Ik denk dat als ‘leefbaar eindhoven’ de moeite had genomen om ook de ambtenaar te bellen – dan had hij misschien wel iets meer tijd nodig gehad – dan hadden ze de motie niet hoeven indienen. Wij zullen hem dus niet steunen. Wat betreft de plannen voor de kinderen: ik denk dat in De Bergen relatief te weinig kinderen wonen om daar zo’n groot terrein voor neer te leggen. Ik vind dat er ook gekeken moet worden naar waar de buurt een speelterrein zou willen hebben. En: kinderen moeten veilig kunnen spelen maar moeten er ook veilig naartoe kunnen gaan. Dat vind ik ook een heel belangrijk stuk. Voor de rest zijn wij het eens met deze visie. Wij zullen zowel het amendement als de motie niet steunen. Voorzitter: Dank u wel. De heer Peters: Mag ik heel even kort reageren? Ik hecht best waarde aan alle informatie die via ambtenaren naar u toekomt, maar volgens mij hebben wij meer dan voldoende voeding op het Wilhelminaplein in De Bergen en in heel dat gebied.
50
A
Verslagnummer 1
Wij hebben dus wel degelijk goed rond gekeken en ons goed laten informeren. Ik zeg ook niet dat deze horeca niet past. Ik vraag alleen de wethouder om heel goed op te letten wat de ontwikkelingen zijn. Mevrouw Van den Crommert: Volgens mijn informatie zit er dus een ontwikkelaar die plannen heeft maar er komt ook een bestemmingsplan onder waar die plannen dus blijkbaar in te handhaven zijn. Het wordt geen tweede Stratumseind, heb ik in ieder geval begrepen. Voorzitter: Mijnheer Schut? De heer Schut: Ja voorzitter, we zijn bezig met een visie en daarin geven we gewoon wat aspecten mee voor de verdere uitwerking. Als ‘leefbaar eindhoven’ de kinderen zoekt, dan weet ik waar ze te vinden zijn. Die zitten in Eindhoven Zuid, mijnheer Jos Peters, die zitten allemaal in Eindhoven Zuid te wachten op die grote speeltuin! Voorzitter, de aanname die hier in de motie van ‘leefbaar eindhoven’ staat - dat heeft zo’n beetje betrekking op agendapunt 10 en 11, geloof ik – is een aanname die wij absoluut niet kunnen delen. Ook destijds toen we bezig waren met de planning van de Dommelstraat om die om te bouwen tot een horecagebied en daar restaurants en cafés toe te laten, heette het “O jee, dat wordt een tweede Stratumseind!” Iedereen die daar komt – en ik hoop ten minste dat de helft van deze raadsleden af en toe in de Dommelstraat komt – zal moeten vaststellen dat daar absoluut geen Stratumseindontwikkeling heeft plaatsgevonden maar dat het gewoon een gezellige straat is. De Bergen is op dit ogenblik al gezellig en ik kan me niet voorstellen dat dat ineens een nieuw terrein wordt voor jeugdigen tussen 17 en 25. Al die koudwatervrees, mijnheer Peters, laat maar zitten. Gewoon verder gaan met de ontwikkelingen; dat loopt wel goed! De heer Peters: Dank u wel, mijnheer Schut, voor deze geruststelling. Voorzitter: Dank u wel. Dan kijk ik nu naar het college. Mevrouw Fiers? Mevrouw Fiers: Dank u wel voorzitter. Misschien moet ik even ingaan op wat vragen die zijn gesteld. Voor alle duidelijkheid: er is bij de gemeente inderdaad een plan binnengekomen voor Wilhelminaplein 3. Dat gaat over een hotel. Voor de andere panden zijn geen plannen binnengekomen. Ik begreep dat daar wat verwarring over was. Die plannen zijn in ieder geval nog niet bij ons aangeland. Als het gaat om wat gesteld wordt in motie 19: dat heeft voor een deel te maken met welke ontwikkelingen volgens deze visie worden toegelaten op het Wilhelminaplein. Dat geldt overigens ook voor de rest van De Bergen. Daarbij maken we een hele duidelijke keuze voor een bepaalde mix. We zeggen juist dat dat specifieke karakter van De Bergen overeind willen houden. Dat betekent dus een gezonde combinatie van horeca, restaurants, cafés, wonen en werken. Daarvoor nemen we juist in deze
51
A
Verslagnummer 1
visie een heel duidelijk standpunt in. Dat geldt dus ook voor de Bergstraat en ook voor het Wilhelminaplein. Het betekent dus ook dat we initiatieven op die manier zullen toetsen, aan de verdeling die we juist in deze visie zo heel kenmerkend maken. Dat geldt niet alleen voor alle toekomstige nieuwe initiatieven aan het Wilhelminaplein maar het geldt voor alle initiatieven in De Bergen. Daarom nodigen we u ook uit om voorbereidingsbesluiten te maken, want dat geeft ook meteen de juridische basis om vanaf nu initiatieven op die manier daaraan te toetsen. Vanzelfsprekend is het uitgangspunt – dat heb ik ook in de commissiebehandeling gezegd en is volgens mij het eerste beslispunt in de motie van ‘leefbaar eindhoven’ – om het voorbereidingsbesluit en het bestemmingplan naadloos op elkaar aan te laten sluiten. In die zin kan ik met het eerste beslispunt van de motie instemmen. Echter met beslispunt 2 en 3 niet, omdat dat namelijk de kern is van de visie die we met elkaar vaststellen. Wat u daar zegt is dus een deel herhaling van zetten. Daar zou ik dus absoluut geen voorstander van zijn. Ik ben het dus eens met beslispunt 1 maar hij is wat mij betreft overbodig want dat is absoluut de bedoeling en dat heb ik ook al toegezegd in de commissie. Beslispunt 2 en 3 van de motie zou ik willen ontraden. Het amendement van ‘leefbaar eindhoven’ gaat dus over de verdeling van openbare ruimte en nieuwe bouwontwikkelingen in De Bergen. In algemene zin kan ik daarvan zeggen dat we heel specifiek in deze visie op alle terreinen van De Bergen inzoomen en daarvan aangeven wat de kaderstelling is van die gebieden, wat ons betreft. In bepaalde gebieden kiezen we dus voor openbare ruimte en voor speelgelegenheden en op andere plekken niet. Daar ligt een heel nadrukkelijke inhoudelijke keuze voor alle plekken in De Bergen. Wat mij betreft is het ook niet wenselijk om nu middels een amendement daar een wijziging in aan te brengen. Ten eerste op basis van inhoud maar ten tweede ook op basis van het zorgvuldige proces wat we met heel veel partijen in De Bergen met vallen en opstaan hebben doorlopen, om uiteindelijk tot deze visie te komen. Ik zou het heel jammer vinden als hier dan op het allerlaatste moment ineens een wijziging in zou plaatsvinden, door middel van een amendement. Ik wil u dus ook dat amendement ontraden. Daarbij komt nog een financieel aspect – maar daaraan is net al gerefereerd door GroenLinks. Als je substantieel een aantal terreinen niet wilt bebouwen maar die vrij wilt laten, heeft dat natuurlijk ook voor de totale grondexploitatie gevolgen, waar we in de commissie al over hebben gesproken. Er ligt een stevige ambitie voor De Bergen en dat betekent dat we de ontwikkelingen die geld opleveren, juist weer gaan investeren in de onderdelen die geld kosten. Daar zit dus een financiële component aan vast, maar in eerste instantie is mijn argument: er is een zorgvuldig proces doorlopen en wat ons betreft is dit de keuze voor de verschillende terreinen in De Bergen. Voorzitter: Dank u wel. Ik denk dat de gedachtewisseling ruim genoeg is geweest voor dit agendapunt. Ik stel voor dat we gaan afhandelen, allereerst agendapunt VI.10. Daarop heeft de motie M19 betrekking. Ik zou willen vragen wie vóór die motie is? De heer Peters: Mijnheer de voorzitter?
52
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Inderdaad, ik maak hier even een fout. Bij VI.10 behoort amendement A2. De heer Peters: Mevrouw de wethouder? Voorzitter: U wilt nog iets aan mevrouw de wethouder vragen? De heer Peters: Ja, omdat ik een beetje afgeleid was: had u iets gezegd over de toezegging van bebouwing op die terreinen? Is er al een toezegging gedaan? Mevrouw Fiers: Voor het terrein Van der Schoot ligt een collegebesluit van 21 april 2006, waarin destijds de kaderstelling voor die locatie is meegegeven aan een potentiële ontwikkelaar. Dat is dus nog in het vorige college. Wij hebben met de buurt afgesproken dat definitieve besluitvorming over de verschillende locaties uitgesteld zouden worden tot het moment van de vaststelling, maar zoals u weet heeft het afgelopen jaar de wereld niet stilgestaan. Dat betekent dat de visie parallel geschakeld is aan lopende ontwikkelingen in De Bergen. Dit is dus al een besluit van enige tijd geleden. In die zegging ligt er dus al een kaderstelling onder, in een besluit van B&W. Voorzitter: Dank u wel. Dan stel ik nu toch agendapunt VI.10 aan de orde. Als er behoefte is aan stemverklaringen, tegelijkertijd over amendement 2 natuurlijk? De heer Stoevelaar: Zal ik maar beginnen, voorzitter? Goed. Even over motie 19. In de commissie hebben wij ook gevraagd om zo snel mogelijk een voorbereidingsbesluit te nemen. De wethouder heeft dat toegezegd in de commissie en dat heeft ze nu weer gedaan. De punten 2 en 3, zoals die in het voorstel staan, zijn inderdaad een herhaling van zetten. Met die motie stemmen wij niet in. Met betrekking tot amendement 2: wij vinden dat er een behoorlijk nauwkeurig proces is doorlopen. Wij vinden het amendement dat er ligt erg kort door de bocht en wij zullen het niet steunen. In het totaal steunen we het voorstel wel. Voorzitter: Dank u wel, mijnheer Stoevelaar. Mevrouw Schreurs? Mevrouw Schreurs: Ik heb ook een stemverklaring. Wij steunen noch de motie, noch het amendement. Wat ik eigenlijk wel zie is dat ‘leefbaar eindhoven’ iets heel interessants introduceert, namelijk dat je heel expliciet naar het kind in de openbare ruimte kijkt. Als wij als stad ‘borrel en bruis’ introduceren, oftewel dat je dingen die we niet meteen ontwikkelen in gebruik stellen, dan kun je dat ook op de openbare ruimte toepassen. Dat hoeft daadwerkelijk geen enkele investering te kosten. Spannende plekken zijn juist plekken die niet met allerlei wipkippen opgesierd zijn. Met dank aan ‘leefbaar’ dat ze de openbare ruimte ook in dit kader naar voren geschoven hebben.
53
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Verhees. Mevrouw Verhees: Dank u. Amendement 2 zullen wij ook niet steunen, vanwege het zorgvuldige proces wat zich inderdaad in De Bergen heeft afgespeeld. Het voorstel an sich gaan we in zijn geheel wel steunen, met een kleine opmerking met betrekking tot de nadere toelichting bij het raadsvoorstel, waarin een opsomming wordt gemaakt van de toezeggingen van de wethouder. Daarin mis ik de toezegging die de wethouder in de commissie heeft gedaan met betrekking tot het voormalige Van den Biggelaar-pand om te kijken welke mogelijkheden er zouden zijn om dat maatschappelijk te verwerven. Met die toevoeging stemmen wij in met het voorstel. De heer Van den Biggelaar: Dat is een andere Biggelaar als hier hoor! Voorzitter: Iets wat u op televisie waarschijnlijk wel gezien heeft, maar de body language was van een zodanige duidelijkheid dat dit als een toezegging kan worden uitgelegd. Zijn er nog meer wensen? Zo niet, dan ga ik nu over tot de vaststelling. Allereerst: amendement nummer 2. Wie daarvóór is, gelieve de hand op te steken. [Stemmen bij handopsteken] Zeven leden van de raad stemmen vóór. Dan is het amendement verworpen. Dan stel ik het voorstel in zijn totaliteit aan de orde. Wie daartegen is, gelieve zijn hand op te steken. [Stemmen bij handopsteken] Dat is niemand. Dan is het voorstel aanvaard. VI.11 Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied De Bergen (Voorstel 07.R2367.001) Voorzitter: Dan het voorstel op nummer VI.11. Hierop is motie 19 van toepassing. De heer Peters: Mijnheer de voorzitter? Gezien de overname van de wethouder van punt 1 en daarnaast de algemene instelling die zij naar dit onderwerp uitstraalt, trekken wij motie 19 in. Voorzitter: Dan wordt deze motie van de agenda afgevoerd en kan ik overgaan tot de vraag of de raad instemt met het voorstel van het voorbereidingsbesluit. Wie daartegen is, gelieve zijn hand op te steken. [Stemmen bij handopsteken] Daar is niemand tegen. Dan is dit voorstel unaniem aanvaard. VI.12 Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor Centrum Doornakkers, 2e fase (Voorstel 07.R2368.001) Voorzitter: Dan kom ik op punt 12. Mijnheer Van Bussel. De heer Van Bussel: In lijn met het voorgaande stuk over de termijn, genoemd in punt 1, begrijp ik dat er een jaar bescherming op zit, als we dat aannemen. Is dat
54
A
Verslagnummer 1
bestemmingsplan dan ook over een jaar geregeld? Of is er straks een periode van één, twee of drie jaar waarin het onbeschermd blijft? We hebben het net besproken maar dat was nog even een gedachte die in mij opkwam. Misschien kunt u ook over het voorbereidingsbesluit nog iets zeggen? Voorzitter: Mevrouw Fiers. Mevrouw Fiers: De bedoeling is dat het naadloos aansluit. Daar ga ik ook vanuit. Op het moment dat dat niet zo is moet je een herhaling nemen van het voorbereidingsbesluit. Voorzitter: Zijn er geen andere op- of aanmerkingen? Dan vraag ik degenen die tegen dit voorstel zijn hun hand op te steken. [Stemmen bij handopsteken] Dat doet niemand dus ook dit voorstel is unaniem aanvaard. Dan is agendapunt VI afgehandeld. VII Actuele moties Actuele Motie (AcM1) PvdA, SP, GL - Onderzoek naar schooladviezen primair onderwijs Voorzitter: Dan kom ik bij de actuele moties. Allereerst de motie van de Partij van de Arbeid en de Socialistische Partij op stuk AcM1. De aangepaste tekst met beslispunten wordt nu rondgedeeld. Willen de indieners dit nog toelichten? Ja, heel graag mijnheer Torunoglu. De heer Torunoglu: Dank u wel, voorzitter. De motie gaat over een onderzoek naar onderadvisering. Onderadvisering van kinderen betekent het vergooien van talenten van een kind. Een kind heeft uitdaging nodig om te presteren en om zich te ontwikkelen, maar op het moment dat hij een VMBO-K advies krijgt, terwijl hij een havo aankan, wordt het hem te makkelijk gemaakt, waardoor de jongere lui wordt en daardoor eigenlijk niet meer uitgedaagd wordt om zich verder te ontwikkelen. Doordat zo’n kind zich niet gaat ontwikkelen, verliezen wij eigenlijk een talent in de kennisregio waar wij in wonen. De uitdaging van een kind zit dan in het werken, daardoor doorstuderen meestal geen optie is voor zo’n kind. Daarom, voorzitter, dienen wij deze motie in, waarin wij het college verzoeken een onderzoek te doen naar schooladviezen van gewichtsleerlingen in het primair onderwijs. Vorig jaar mei heeft onze fractie naar aanleiding van onderzoek in Amsterdam vragen gesteld over eventuele onderadvisering in Eindhoven. Het college gaf in haar beantwoording aan dat er geen sprake is van onderadvisering in Eindhoven, maar in vergelijking met de landelijke cijfers is de gemiddelde opstroom – dus dat leerlingen in het derde jaar op een hoger niveau van het basisschooladvies terechtkomen - van de leerlingen in Eindhoven hoger. De gemiddelde afstroom – dus dat leerlingen in het derde jaar op
55
A
Verslagnummer 1
een lager niveau zitten dan het advies dat zij hebben gekregen – is lager. Dat impliceert eigenlijk dat zo’n kind enerzijds voorzichtig wordt geadviseerd door de basisschool en anderzijds ook lager wordt geadviseerd. De antwoorden van het college hebben wij getoetst in de dagelijkse praktijk. We hebben met ouders en met Onderwijs Steunpunt Eindhoven gesproken en het ROC. De ervaring van deze partijen is dat er sprake zou kunnen zijn van onderadvisering, alleen dit konden ze niet onderbouwen met cijfers. Deze cijfers hebben wij gevonden in de gemeentelijke onderwijsachterstandsmonitoring. Daarin kan men terugvinden dat 80% van de gewichtsleerlingen – dat zijn leerlingen waarvan de ouders veelal lager opgeleid zijn of waarvan de gezinssituatie, bijvoorbeeld door een scheiding, minder stabiel is - een VMBO-L of VMBO-K advies krijgen. Dat is dus 8 op de 10 leerlingen met een lager opgeleide ouder, die ook een lager schooladvies krijgt. Voorzitter, het lijkt bijna of het een genetisch bepaald iets is dat een gewichtsleerling minder begaafd zou zijn dan zijn leeftijdsgenootjes. Dat lijkt is voor mijn fractie onacceptabel, vandaar dat wij pleiten voor dit onderzoek. Deze motie is mede ingediend door de SP en ondertekend door GroenLinks. Dank u wel. Voorzitter: Dank u wel. De heer Almis: Mag ik een vraag stellen aan de heer Torunoglu? Waarom hebt u bij uw vraagstelling het Goa-gedeelte niet meegenomen? De heer Torunoglu: Bedoelt u in de motie? De heer Almis: In de motie, ja. De heer Torunoglu: In de motie is die wel meegenomen. Hij was niet meegenomen in de beantwoording van de vragen die wij in mei hadden gesteld. De heer Almis: Waarom was dat niet zo? De heer Torunoglu: Dat zou ik eigenlijk willen parkeren bij de wethouder. De heer Almis: Oké. Voorzitter: De heer Jansen. De heer Jansen: Ja voorzitter, een vraag: welke scholen heeft u onderzocht en nagevraagd? De openbare scholen of alle scholen? De heer Torunoglu: Ik heb niet zozeer gekeken of het een openbare school was. Ik heb niet naar het schoolbestuur gekeken maar gewoon globaal een aantal scholen waar ik ben geweest gesproken. Daarnaast heb ik ook ouders gesproken. Dat was
56
A
Verslagnummer 1
voor mij belangrijker dan de scholen waarmee ik gesproken heb, want zij zijn degenen die hun kind zelf ook inschatten. Voorzitter: Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Dank u wel, voorzitter. Als we het bijgeleverde artikel 2 mogen geloven, is er veel mis in ons huidige onderwijssysteem. Kinderen moeten op te jonge leeftijd een keuze maken en vooral voor de laatbloeiertjes heeft dat grote invloed op hun toekomst. Op dit moment kunnen we daar als raad niets mee. We zullen het met het huidige systeem moeten doen. De VVD maakt zich evenals de PvdA zorgen over de situatie, maar - zoals door hen voorgesteld - enkel te kijken naar schooladviezen, vinden we te eenzijdig. In bijgevoegd artikel 1 staat dat zeker 10% van de kinderen op de basisschool onder hun vermogen presteren. Wij zouden willen weten hoe dat komt en vooral hoe dat voorkomen en verholpen kan worden want bij slechte prestaties kun je als school niets anders dan laag adviseren. Het probleem zit dus bij de oorzaak en niet bij het advies. In een gesprek met een directeur van het voortgezet onderwijs over dit onderwerp, zei hij dat vooral de taalachterstand oorzaak is van dit probleem. Zij merken dat dit niet alleen effect heeft op het vak Nederlands. Als je de taal niet voldoende beheerst, heeft het ook effect op het begrijpen van wiskundeopgaven. Het sec onderzoek doen naar schooladvisering heeft dus niet zoveel zin. De oorzaken en gevolgen zijn belangrijker om te weten. Daarom zouden wij willen pleiten voor een breder onderzoek dan hier wordt voorgesteld. Blijft natuurlijk wel het feit dat er altijd een te laag maar ook te hoog schooladvies mogelijk is. We hebben nog enkele vragen aan de PvdA. U verwijst naar de Goa-monitoring waaruit blijkt dat 75% van de gewichtsleerlingen een VMBO of lager advies krijgt. Hoe staan wij daarin, in vergelijking met de andere steden in ons land? Bij de overweging staat “structureel te laag” Zou dit niet moeten zijn “mogelijk structureel te laag”? Anders heeft een onderzoek op dit terrein niet zo veel zin, denkt u wel? U weet het antwoord al. In de overweging van deze motie spreekt u over gewichtsleerlingen. In het besluit staat dit niet meer expliciet vermeld. Wij nemen aan dat u bij een eventueel onderzoek de schooladviezen van alle leerlingen mee wilt nemen. Dat geeft ook een beter inzicht of het inderdaad ligt aan wat u aangeeft. Ziet u het onderzoek als een nulmeting, waarbij over een jaar of twee het resultaat gezien kan worden? Of wilt u een onderzoek dat terugkijkt naar de advisering van enkele jaren terug, van een VMBO-leerling nu? In punt 2 van het besluit verzoekt u het college het onderzoek voor te leggen aan de raad. Dat hebt u ondertussen beantwoord, zie ik, want we vroegen ons af of dit het voorstel betrof of het resultaat daarvan, maar u zegt dat u een voorstel aan de raad voorgelegd wilt zien. Mijn vraag is dan: wat zouden wij als raad daar vervolgens mee kunnen doen? Dank u wel. Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Habets. Dan kunt u dadelijk alles meteen beantwoorden, mijnheer Torunoglu.
57
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Habets: Dank u wel, voorzitter. De gevolgen van het onderzoek zijn inmiddels in de herschreven motie opgenomen. Wij zijn ook heel benieuwd naar het antwoord op de laatste vraag van mevrouw Jacobs: wat kunnen wij als raad met de uitkomsten van zo’n onderzoek? Voorzitter: Zijn er nog anderen? Mijnheer Vleeshouwers? De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter, dit is natuurlijk een interessant thema, maar ik stel mij zo voor dat schoolbesturen dit mogelijk nog wel interessanter vinden dan wij. Onderzoeken schoolbesturen dit niet? En zo ja, waarom doen ze dat niet? Het lijkt me meer een zaak voor hen dan voor ons. Voorzitter: Mijnheer Jansen. De heer Jansen: Dank u wel, voorzitter. Ik moet zeggen: het lijkt sympathiek maar ik vraag me af of dit de plek is om hierover te spreken. Aan de andere kant heb ik moeite met de toonzetting. Om maar met de deur in huis te vallen: ik ben er zo een die heel laag begonnen is en ik heb moeite met de gedachte ‘als jongeren niet worden uitgedaagd worden ze lui’. Dan krijg ik emotionele gevoelens. Ik zie heel veel jongeren waar dat andersom is. Ik heb dat zelf ook ervaren. Dat zet voor mij een beetje de toon van deze motie. De druk hiervan ligt inderdaad, zoals mijnheer Vleeshouwers al noemde, voor een deel bij de scholen zelf maar ook zeker bij de ouders. Voor mij lijkt het een beetje doorslaande bemoeienis vanuit de raad met dit proces, waarin ik de rol van de gemeenteraad in dezen helemaal niet kan vinden. Daarom was ook mijn vraag: over welke scholen heeft u het? Wat is onze sturinggevende rol? Over openbaar onderwijs kunnen wij hier het nodige zeggen. Over bijzonder onderwijs is dat al veel moeilijker. Wij gaan iets starten waar een partij ambtenaren ook weer werk aan moet hebben. Ik vraag mij af of dit wel rendeert, dus – a – de toonzetting staat mij niet helemaal aan en – b – ik denk dat dit niet de plaats is. Ik heb grote aarzeling, maar u kunt mij misschien nog overtuigen met een flitsend antwoord. Voorzitter: Mijnheer Torunoglu, dan krijgt u direct het woord…. Oh nee, mijnheer Weijs nog. De heer Weijs: Dank u wel, voorzitter. In het vooroverleg hebben wij hierover doorgepraat met elkaar en toen heb ik het argument aangevoerd dat ik ook nu weer wil noemen en dat is dat promotie van kinderen vele malen liever te verkiezen is dan het naar beneden laten afglijden. Iets te laag inzetten en dan omhoog gaan, kan enorm motiverend werken. Je moet uitkijken dat je niet andersom doorschiet en dat er dan heel veel kinderen afglijden die daardoor sterk gedemotiveerd in het onderwijssysteem zitten. Daarvan ken ik helaas heel veel voorbeelden. Dat laat onverlet dat er wel een probleem lijkt te zijn waarvoor je aandacht kunt vragen. De
58
A
Verslagnummer 1
vraag waarmee wij zitten is wat je als gemeente écht zou kunnen. Ik ben benieuwd of de wethouder daarop een visie heeft. Met het onderzoeksvoorstel op zich kunnen wij wel meegaan, maar wij vragen ons af waarom u het nodig vindt om het aan de raad voor te leggen en het niet in de commissie te behandelen; het lijkt mij erg veel gevraagd om ons als raad tot in detail over een onderzoeksvoorstel uit te laten. Ons idee zou zijn: kom ermee terug in de commissie. Dank u wel. Voorzitter: Dank u wel. Wil er verder nog iemand het woord voeren? Dat is niet het geval. Dan is het woord weer aan mijnheer Torunoglu. De heer Torunoglu: Dank u wel, voorzitter. Ik ga mijn best doen om alle vragen in één keer te beantwoorden maar daar heb ik nog niet zo veel ervaring mee. Daarom hoop ik dat u mij erop attendeert als ik een vraag oversla. Ik wil graag beginnen met de vragen van de VVD. U vroeg om een vergelijking met andere steden: die heb ik niet gemaakt en ik weet ook niet of er in andere steden een dergelijke monitoring wordt gehouden. Wij hebben deze in Eindhoven in het kader van het vorige gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid en ik weet niet of dit in andere steden ook zo wordt gedaan. Dat neemt niet weg dat hier toch wel 80% van de gewichtsleerlingen een laag advies krijgt. U vroeg of het een nulmeting was, of dat we terug zouden kijken naar de advisering in het verleden. Dat moet ik uit mijn hoofd doen; ik heb de motie deels aangepast want er wordt gevraagd of aan de raad een soort plan van aanpak kan worden voorgelegd. Dan kan ik meteen antwoord geven op de vraag van mijnheer Weijs: het kan wat mij betreft naar de commissie. We kunnen dan in commissieverband beslissen of we de nulmeting kiezen of een rapport waarin wordt ingegaan op de adviezen in het verleden. Mevrouw Jacobs: Voorzitter, als u voor het één kiest in plaats van voor het ander, is er alweer bijna een generatie voorbij. Dat is zonde! De heer Torunoglu: Ja, maar het één sluit het ander niet uit. Daarover kunnen we naar mijn mening in commissieverband goed discussiëren, om te kijken wat de onderzoeksopzet zou moeten zijn. Mevrouw Jacobs: Maar u begrijpt dat deze gegevens allemaal bekend zijn bij de scholen? De heer Torunoglu: Hoe bedoelt u? Mevrouw Jacobs: De VMBO-scholen kennen het schooladvies, dus zij kunnen zeker terugkijken. De heer Torunoglu: Ja. Dat kan dan meegenomen worden. Door enkele partijen werd de vraag gesteld: wat kunnen wij als gemeenteraad met een dergelijk onderzoek doen? Enerzijds vind ik dat vooruitlopen op de resultaten; ik wil eerst graag zien wat
59
A
Verslagnummer 1
er uit zo’n onderzoek zou kunnen komen. Echter, om er toch op vooruit te lopen: ik denk dat het eventueel meegenomen zou kunnen worden in de Educatieve Agenda, onder andere die van het primair onderwijs. Wellicht kan er ook bij het voortgezet onderwijs speciale aandacht aan worden besteed. Er was een vraag van de Stadspartij of het misschien wel meer voordelen zou hebben voor schoolbesturen, omdat het vooral met hen te maken heeft. Dat klopt, maar ik denk dat het voor ons als gemeenteraad, als buitenstaander, belangrijk is dat we zicht hebben op hoe de schoolbesturen met dergelijke gewichtsleerlingen omgaan. Als wij een onderzoek doen, is het voor hen nuttig om daarnaar te kijken want het is kritische informatie van buitenaf over het gedrag van leraren op de school. Ik vind niet dat die taak per definitie niet bij de gemeente ligt, want wij dragen wel degelijk zorg voor leerlingen, die toch de economische motor van de toekomst zijn. Ik denk dat ik daarmee deels ook de vraag van mijnheer Jansen van de ChristenUnie heb beantwoord. Ik geloof dat u ook nog had gevraagd wat de rol van de raad in het onderzoek zou kunnen zijn. Daarop is mijn antwoord: het kan in de Educatieve Agenda worden meegenomen, óf bij het primair onderwijs, óf bij het voortgezet onderwijs. Dat vind ik nu nog een beetje vooruitlopen op de zaak. Dan als laatste een opmerking aan mijnheer Weijs van het CDA; u had het erover dat promotie van kinderen meer stimulerend is dan te laag inzetten. Die stelling kan ook worden omgekeerd: te laag inzetten kan demotiverend werken! Dat is nu juist het punt dat landelijk in vervolgonderzoek zou kunnen worden aangepakt. In die zin vind ik dat dit een mooie probleemstelling zou zijn voor eventueel vervolgonderzoek. Dank u wel. Mevrouw Jacobs: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de gewichtsleerlingen. Wilt u het onderzoek beperken tot deze gewichtsleerlingen of wilt u echt een heldere kijk op de zaak krijgen en het over alle leerlingen uitstrijken? De heer Torunoglu: In de motie heb ik het zó verwoord dat alle leerlingen daarin meegenomen worden. Er is wel speciale aandacht voor gewichtsleerlingen, maar we zouden daarna in breder verband kunnen kijken. Voorzitter: Dank u wel. Zijn er geen opmerkingen meer uit de raad? Van de zijde van het college misschien? Mevrouw Mittendorff: Dat lijkt me handig, voorzitter. Voorzitter: Ja, dat lijkt mij ook. Mevrouw Mittendorff. Mevrouw Mittendorff: Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat het heel helder is: in deze motie wordt naar een optimale schoolloopbaan gezocht. Krijg je het goede advies? Kun je daarmee goed vooruit op je school? Wat dat betreft sluit ik wel enigszins aan bij mijnheer Weijs; hij zegt: het is beter om te kunnen klimmen dan te moeten dalen, maar nog beter is het natuurlijk als je direct op de goede plek terechtkomt. Ik denk
60
A
Verslagnummer 1
dat de motie daarvoor bedoeld is. Nu hebben wij met geld van de provincie in het kader van de Educatieve Agenda een monitor waarin de schooladviezen in relatie tot de schoolloopbaan worden weergegeven. Daar zit het in. Toch ben ik blij met deze motie hoor, ik vind het heel goed dat dit zo gevraagd wordt want het helpt ons om te kijken of het echt goed gebeurt. Moet het echt een onderzoek zijn? Dan moet je even goed nadenken. Wat is het dan voor een onderzoek? Is het een onderzoek waarbij gekeken wordt naar schooladviezen? En dan vermeldt de motie verder “….. en de gevolgen daarvan.” Als u snel onderzoeksresultaten wilt hebben, gaat dat niet lukken met deze vraagstelling. Dan bent u een paar jaar verder, want weet u of een advies ook werkelijk geleid heeft tot een goede doorstroom, zoals deze van te voren bedacht was? Dus of het advies was conform hetgeen eruit gekomen is? Ik denk dat het heel goed is om daarnaar in de commissie met elkaar nog eens goed te kijken. Bovendien zou ik u niet aanraden – zeker nu we al zo’n monitor hebben in het kader van de Educatieve Agenda – om middels extern onderzoek heel veel geld te besteden aan hetgeen waar wij waarschijnlijk heel moeilijk precies de vinger op kunnen leggen. Ik denk dat de drijfveer zou moeten zijn dat wij ieder kind op de juiste plek willen krijgen. Zo vat ik het ook op: zo zouden we met elkaar moeten werken. Dat betekent naar mijn mening helemaal niet dat je allerlei externe onderzoekers aan het werk zou moeten zetten voor heel veel geld, om ervoor te zorgen dat je alles precies helder krijgt, maar dat je er met elkaar aan werkt en wel met het bijhouden van de juiste cijfers en de goede conclusies daaruit, om te kijken hoe je ieder kind met het juiste advies op de juiste school terecht ziet komen. Als we daarover in de commissie nog een keer kunnen doorpraten, kan het wat mij betreft gaan over gewichts- en andere leerlingen, zoals de VVD vroeg. Ik denk dat dat het eerlijkst is want dan krijg je het zuiverste beeld. Dat betekent dat we in het kader van voortijdig schoolverlaten – daar heeft het alles mee te maken en ik denk dat de Partij van de Arbeid daarop terecht wijst – een kind dat gedemotiveerd raakt omdat het helemaal niet op de goede plek zit, is een kind dat voortijdig de school verlaat. Dat willen we met elkaar voorkomen. Zelf zie ik enkele interessante gezichtspunten in deze motie en ik vind dat deze ons stimuleert om een en ander verder met elkaar te gaan onderzoeken, behalve als we heel veel geld moeten uitgeven aan externe onderzoeksbureaus. Dat zou niet mijn voorkeur hebben. Voor de rest zou ik zeggen: laten we het traject ingaan. Voorzitter: Hartelijk dank. Mijnheer Torunoglu? De heer Torunoglu: Ik wil een korte reactie geven, als het mag. In eerste instantie had ik niet aan een extern onderzoeksbureau gedacht, maar ik denk dat we tot een juiste overweging zouden moeten kunnen komen als we er nog eens in commissieverband over spreken. We kunnen dán beslissen of we het door het ambtelijk apparaat laten uitzoeken of dat we er een extern onderzoeksbureau voor inhuren. Ik vind het belangrijk om mee te geven dat het niet de intentie van de motie is om een weergave van cijfers te krijgen, maar dat er echt gekeken en echt geluisterd wordt, ook naar de
61
A
Verslagnummer 1
ouders, die het wellicht niet eens zijn met een bepaald schooladvies. Dan nog een laatste opmerking, en dat is de vraag of je naar de toekomst of naar het verleden gaat kijken. Mijn buurman [Jansen] zei zojuist dat je twee jaar terug kunt kijken met schooladviezen en misschien is het een optie om zowel naar het verleden als naar de toekomst te kijken. Ja, we spreken elkaar erover in de commissievergadering. Voorzitter: Dank u wel. Ik denk dat de gedachten genoeg gewisseld zijn. Ik stel voor, deze motie in stemming te brengen. Zijn er nog stemverklaringen? Mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs: Voorzitter, wij zullen niet instemmen met de motie zoals deze voorligt, maar we willen wel instemmen met het voorstel van de wethouder om het in de commissie te bespreken. De heer Torunoglu: Dan heb ik een korte vraag aan mevrouw Jacobs: wat is er anders in de motie dan wat de wethouder zojuist heeft geantwoord? Mevrouw Jacobs: De motie is heel vaag en eenzijdig. Voorzitter: Dank u wel. Daar nemen we kennis van. Mijnheer Jansen. De heer Jansen: Voorzitter, een stemverklaring. Ik heb getracht mijn emotie en mijn vraagstelling bij de indieners neer te leggen. De beantwoording vond ik spontaan en uitdagend. Ook de ouders worden erin betrokken en het is heel ruim, dus ik heb mij laten overtuigen door mijn buurman [Torunoglu]. Ik zal vóór stemmen. Voorzitter: Daarvan nemen wij kennis. Ja, dat krijg je als je zo’n buurman hebt! Mevrouw Habets. Mevrouw Habets: Dank u wel, voorzitter. Ik heb al laten weten dat ik het een heel sympathieke motie vind; desalniettemin zullen wij niet vóór stemmen. Wij zien wel met belangstelling de discussie in de commissie tegemoet. Mevrouw Schreurs: Voorzitter, dat is raar. Je kunt je niet verheugen op een discussie waarvan je feitelijk aangeeft dat je hem niet wilt. Overigens, op grond van de lichaamstaal van de wethouder stel ik vast dat zij heel blij is met dit soort ontwikkelingen. Wij zijn vóór! Voorzitter: Ook daarvan hebben wij kennis genomen. Zijn er verder geen stemverklaringen? Dan vraag ik degenen die tegen deze motie zijn om hun hand op te steken. [Stemmen bij handopsteken]. Er zijn tien tegenstemmen; dan is de motie aanvaard. Daarmee zijn de actuele moties behandeld.
62
A
Verslagnummer 1
VIII Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen VIII.2 Voorstel tot het vaststellen van de Wijkactieplannen Krachtwijken (voorstel 07.R2362.001) Voorzitter: Wil de commissievoorzitter dit toelichten? Mijnheer Burema. De heer Burema: Het is een goede gewoonte om raadsvoorstellen, waarover discussie wordt verwacht, toe te lichten. Ik zal dat kort doen. ‘Krachtwijken’ – vroeger noemden we dat achterstandswijken. Daarna zijn we het aandachtswijken gaan noemen, het nieuwste eufemisme. We hebben in Nederland veel van die wijken. De landelijke coalitiepartijen hebben besloten om die wijken aan te gaan pakken. Er zijn er veertig geselecteerd over geheel Nederland en de bedoeling is dat er in die wijken iets gaat gebeuren zodat ze van aandachtswijken veranderen in prachtwijken, zoals dat wordt genoemd; de media spreken ook wel van Vogelaarwijken, naar de bewindsvrouwe die dit landelijk mag trekken. In Eindhoven zijn er drie van die wijken: De Bennekel, Doornakkers en Woensel-West. Die drie wijken zijn door mevrouw Vogelaar aangewezen als de wijken in Eindhoven waar iets moet gebeuren. Dat betekent dat wij als gemeentelijke overheid actieplannen moesten ontwikkelen van de minister om iets te gaan doen, om die aandachtswijken te veranderen in prachtwijken. De wethouder heeft de wijkactieplannen gepresenteerd tijdens de commissievergadering en over die plannen heeft de commissie zich gebogen. Ik kan u alvast vertellen dat de commissie zich in meerderheid positief heeft uitgelaten over die plannen. Dat is maar goed ook, want wij moesten ze op 31 december jl. inleveren bij de minister, anders waren we te laat. Het is nu 8 januari, dus als de raad nu alsnog besluit om ertegen te zijn, hebben we een heel groot probleem! Gezien het commissieadvies verwacht ik dat echter niet. Er werd in de commissie overigens aandacht van de wethouder gevraagd om nog te komen met een oplossing voor het monitoren, dat wil zeggen het kijken hoe het verder gaat. Je kunt immers wel een plan bedenken en in gang zetten, maar de gemeenteraad wil ook graag weten of het geld goed besteed gaat worden. Over die monitoring heeft de wethouder een korte brief aan de raad gestuurd. We gaan nu zien of de raad daar genoegen mee neemt. Ik zie in mijn aantekeningen dat twee partijen in de commissiebehandeling een stemvoorbehoud hadden gemaakt en dat waren het CDA en het OuderenAppèl. Wellicht horen we daarover zodirect iets meer. Mevrouw Vissers: Voorzitter, ik zou graag als eerste het woord willen voeren. Voorzitter: Gaat uw gang, mevrouw Vissers. Mevrouw Vissers: Voorzitter, de actieplannen voor De Bennekel, Doornakkers en Woensel-West geven op hoofdlijnen een goed beeld van de aard, schaal en grootte
63
A
Verslagnummer 1
van de problematiek maar ook van het karakter en de sfeer van de drie wijken. In de commissie van 18 december jl. heeft de Partij van de Arbeid nadrukkelijk verzocht om goede monitoring van deze plannen, en we zien in de stukken ook een adequaat voorstel van de wethouder om die monitoring op een goede manier op verschillende manieren inzichtelijk te maken. Toch vindt de Partij van de Arbeid dat er op basis van de kennis die is vergaard en het inzicht in de problematiek nog onvoldoende wordt doorgepakt op concrete acties. Bewoners – en ook allerlei andere partijen – zijn intensief betrokken geweest. Er is nu veel radiostilte. Wanneer gaat er iets gebeuren? Bewoners en anderen willen nú aan de slag. Zij, en ook wij, willen graag weten wat er zal worden gedaan op het gebied van gezondheid, scholing, arbeid en armoede. Wat gaan we doen? Wat zullen we over tien jaar precies bereikt hebben? Ik geef een voorbeeld: we zijn met een paar fractiegenoten in Doornakkers geweest en daar staat gezondheid nadrukkelijk op de agenda. Wat gaan we doen om de jongeren in Doornakkers veilig en gezond te laten opgroeien? Welke rol speelt de school daarin? Welke rol speelt het Centrum voor Jeugd en Gezin? Wat willen we over tien jaar bereikt hebben? Het zou een mooi streven zijn als over tien jaar 80% van de jongeren geen overgewicht meer heeft, niet rookt of heel weinig drinkt. Dat zou een mooie doelstelling zijn die wij daadwerkelijk willen realiseren. Kortom, volgens de Partij van de Arbeid liggen er prima actieplannen op hoofdlijnen en wordt het nu snel tijd voor uitvoering. Voorzitter, ik heb het niet vooraf aangekondigd maar ik heb een motie die ik graag wil indienen. Verschillende partijen hebben hem ondertekend, maar sommige partijen hadden geen leesbril bij zich. Ik wil de motie indienen, met name om een oproep voor concrete actie te doen en ik zal het voorstel voorlezen. Wij willen graag dat de wijkactieplannen zo snel mogelijk concreet worden uitgevoerd, dat de concrete uitvoering in maart 2008 al begint, dat hierover wordt gecommuniceerd met bewoners en dat de gemeenteraad wordt geïnformeerd. Voorzitter: Dank u wel. We zullen de motie van een nummer voorzien. Deze is onderdeel van de beraadslagingen. De motie wordt zodirect rondgedeeld. Wie wil nog meer het woord voeren? Mevrouw Van Herk. Mevrouw Van Herk: Dank u wel, voorzitter. De CDA-fractie had in de commissie een stemvoorbehoud met positieve grondhouding gemaakt omdat wij ook graag willen dat er echt aan gewerkt wordt dat de krachtwijken prachtwijken worden. Het is een voorstel waarbij wij toch wat vragen hadden; een van onze belangrijkste punten was een vraag om monitoring en daarop hebben wij een goed antwoord van de wethouder gekregen waarmee wij zeer tevreden zijn. Wij willen ook graag snel aan de slag en daarom hebben wij de motie van de Partij van de Arbeid mede ondertekend. Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Van de Crommert.
64
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Van de Crommert: Ik kan het ook kort houden, mijnheer de voorzitter. In de afgelopen weken zijn aan mij persoonlijk de nodige vragen gesteld over de krachtwijken. Het zijn niet altijd positieve vragen geweest, lees er ook de landelijke pers maar op na. Velen vroegen zich af of we nu geen geld aan het weggooien zijn en of we mensen niet blij aan het maken zijn met een dooie mus. Ik kan u zeggen: ik vind van niet en de Socialistische Partij vindt dat ook niet. Wij zijn van mening dat het juist géén dooie mus is. Het zijn plannen, gebaseerd op veel inzet en energie van bewoners en gebaseerd op het vertrouwen dat wij de bewoners hebben gegeven – waarvan zij gebruik hebben gemaakt. Zij zijn met goede ideeën en plannen voor de aanpak gekomen. Samen met de Partij van de Arbeid zijn wij van mening dat er wel wat traagheid in zit. Wij zouden het heel mooi en sierlijk van Eindhoven vinden als er pit in komt en als er een datum wordt vastgesteld waarop de doelen bekend moeten zijn zodat we dan weten hoe we het gaan uitvoeren. De bewoners hebben dan tenminste niet het idee dat hun tijd en energie is verspild omdat ze nog een jaar op de uitvoering moeten wachten. Wat betreft de monitoring zijn wij heel blij met het antwoord van de wethouder. Wij vinden monitoren heel belangrijk om bij te sturen, om nog wat te leren en om eventueel doelen bij te stellen. Wij zijn dan ook heel blij met de manier waarop dit voorstel nu voorligt. We zijn benieuwd naar de terugkoppeling van de monitor en ik hoop dat wij dan met zijn allen voornamelijk heel trots kunnen zijn op de bewoners die dan heel veel plannen hebben uitgevoerd en heel veel doelen hebben bereikt. Hierbij wil ik het laten voor nu. Voorzitter: Dank u wel. Wie is de volgende? Mijnheer Vleeshouwers. De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter, in de commissie gingen wij wel akkoord met deze actieplannen, maar – voor wie daar goed geluisterd heeft – met een heleboel scepsis. Ik hoorde mevrouw Van de Crommert zojuist van een dooie mus spreken; helemaal dood is hij niet maar of hij nu zo levend is? Daar hebben wij onze vraagtekens bij. Mensen vragen ons wat er nu precies allemaal gaat gebeuren en eerlijk gezegd is het voor ons de vraag óf er nog wel iets gaat gebeuren. Komt dat geld nu wel echt? We horen dat ambtenaren van de rijksoverheid erg sceptisch zijn over de plannen die wij hebben ingediend. Ik weet eerlijk gezegd nog niet precies wat hier allemaal gaat gebeuren. Bovendien, en daar wilde ik het dan verder maar bij laten, keken wij terug op wat wij ooit in Woensel-West hebben gedaan met die € 4,2 miljoen voor “Woensel-West aan zet”? Hoe kan het, mijnheer de voorzitter, dat wij enkele jaren geleden zo’n groot bedrag in een wijk hebben geïnvesteerd en dat het nu blijkbaar alweer nodig is om deze wijk te bombarderen tot een wijk waar heel veel achterstanden heersen? Ik zou zeggen: dan ga je toch kijken wat je daar niet goed gedaan hebt? Ik zie in de actieplannen niets terug over lessen die wij hebben geleerd in Woensel-West en dat maakt mij zeer wantrouwend of we nu wel op de goede weg zitten. Aan de andere kant, mijnheer de voorzitter, geld van het rijk slaan we niet af. Daarmee kunnen we goede dingen doen, maar ik vermoed dat deze
65
A
Verslagnummer 1
actieplannen uiteindelijk tóch niet zijn wat wij in deze wijken moeten inzetten. Desalniettemin, mijnheer de voorzitter, onze steun voor deze actieplannen. Voorzitter: Dank u wel. Nu mevrouw Schreurs. Mevrouw Schreurs: Oh, dank u wel, voorzitter, ik verwachtte dat u het rijtje zou afgaan. Voorzitter, krachtwijken! Dat klinkt goed. Geld van het rijk, een proces van onderaf, hoe kun je daar nog tegen zijn? Uiteindelijk zijn wij niet tegen, maar wij delen wel de scepsis die bij veel partijen leeft. Kijk, uiteindelijk denk je bij de term krachtwijken dat het erom gaat, mensen zelf krachtig te maken en zelf een rol te laten spelen. Als je dan inzoomt, zie je dat er heel weinig projecten van de bewoners zelf zijn. Het zijn toch vooral weer de instellingen die daar hun projecten draaien. In de beslissingen daarover zijn het vooral de instellingen die een grote rol hebben gespeeld. Eigenlijk kun je je afvragen, zoals GroenLinks in de commissie al pregnant formuleerde, wát er nu zo anders is. Je begint je af te vragen, ook met betrekking tot Woensel-West, of we nooit begrepen hebben wat Achterhuis geformuleerd heeft in De Markt van Welzijn en Geluk, dat wij altijd de neiging hebben om een blik met welzijnswerkers open te rukken als er iets aan de hand is en als het dan niet opgelost is, gewoon nóg een blik welzijnswerkers er overheen gooien. Daarom is het belangrijkste van de commissievergadering geweest dat er zo sterk is gepleit voor monitoring. Uiteindelijk gaat het erom dat heel scherp gekeken wordt wat het nu oplevert. De motie die de Partij van de Arbeid zojuist heeft ingediend, is een belangrijke aanvulling daarop: zorg dat het zo concreet mogelijk wordt want dan heb je echt in de gaten wat er gebeurt. Wij zouden graag als aanvulling zien dat er echt aan mensen die bij het project betrokken zijn – dus de mensen om wie het gaat – vooraf gevraagd wordt wat zij verwachten en dat hen achteraf wordt gevraagd wat het precies heeft opgeleverd. Pas als het zó concreet is, kun je echt gaan bijsturen. Als je alleen maar op de cijfers afgaat, gaat de mens ten onder. We willen juist aansluiten op dingen die goed lopen en wat afstand nemen van zaken die fout lopen. Iets anders wat opmerkelijk is, is dat bedrijvigheid niet in de wijken wordt geïncorporeerd. Er wordt wel aansluiting gezocht bij werkgelegenheid bij grote bedrijven en daar is natuurlijk helemaal niets mee mis. Juist de potentie in de wijken zelf is er nog niet. Kortom: geld van het rijk weiger je niet en je moet daar ook wat voor doen, maar wij verwachten dat het in de volgende ronde allemaal veel beter is. Met goede monitoring moet dat lukken en die moet ons desnoods tijdens het proces in staat stellen om de zaak bij te stellen. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Mulder. De heer Mulder: Voorzitter, dank u wel. Wij hebben in de commissie ook een stemvoorbehoud (met positieve grondhouding) gemaakt. Dat neemt echter niet weg dat er in de afgelopen tijd de nodige kritiek is gespuid in de landelijke pers. Een recent artikel in de Volkskrant sprak mij nogal aan, want daarin stonden enkele korte,
66
A
Verslagnummer 1
bondige vragen. Die zou ik graag aan het college voorleggen; ik zal ze u zodirect overhandigen. Bevat het plan een kwalitatieve en kwantitatieve probleemanalyse? Zijn er concrete, meetbare doelen geformuleerd en sluiten die doelen aan bij de probleemanalyse? Is de keuze voor de in te zetten instrumenten helder beargumenteerd? Is er slagkracht in de uitvoering van het plan? Daarnaast stond er in één van de artikelen een interessante omschrijving en die luidt…. Mevrouw Vissers: Voorzitter, bij interruptie en met alle respect, maar volgens mij horen deze vragen echt in de commissievergadering thuis en niet in de raadsvergadering. De heer Mulder: Dat zegt ú, maar ik zou daar toch graag een antwoord van de wethouder op willen hebben. Ten tijde van de commissievergadering waren die vragen niet bekend en ik wil ze nu beantwoord zien. Als ik verder mag gaan, voorzitter? Voorzitter: Ja, kort. De heer Mulder: Er werd ook een opmerking gemaakt: “Met de financiering van de plannen uit de zakken van de woningbouwcorporaties breekt het kabinet links af wat het rechts probeert op te bouwen. Bestaande en wie weet succesvolle sociale projecten van woningbouwcorporaties moeten worden gestaakt om gemeenten geld te geven voor de uitvoering van de plannen die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan.” We weten dat er nog een appeltje te schillen is tussen het kabinet en de woningbouwcorporaties, dus daar ligt mijns inziens toch nog wel een financieel probleem. Overigens, de motie die de Partij van de Arbeid en anderen hebben ondertekend, willen wij steunen. Dank u wel. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Van Zijl. De heer Van Zijl: Gelukkig kan ik wat korter zijn omdat D66 zojuist al heeft aangegeven wat onze rol in de commissie is geweest. Dat scheelt! De heer Vleeshouwers: Hiermee wordt uw bijdrage dus weer langer. De heer Van Zijl: Heel concreet wil ik aangeven dat wij de motie van de Partij van de Arbeid mede hebben ondertekend en dat wij heel concreet nog even willen terugkomen op de monitoring. We hoeven niet teruggerapporteerd te krijgen hoeveel projecten er gestart zijn, maar, zoals zojuist ook al werd gezegd, wij willen graag weten wat de outcome van die projecten is geweest en wat wij ermee zijn opgeschoten. Geen herhaling van hetgeen wij in het verleden al hebben geprobeerd. Voorzitter: Dank u wel. Ik heb geen woordmeldingen meer…. jawel, mijnheer Reker.
67
A
Verslagnummer 1
De heer Reker: Dank u wel, voorzitter. In deze wijken wonen heel veel allochtonen; dat is u bekend en dat is verder geen enkel probleem, maar bij de presentatie van de krachtwijken in het DAF-museum schitterden deze allochtonen door afwezigheid. Ik vind dat jammer. Het was niet alleen dáár, maar overal waar iets te doen is, komen deze mensen niet. De heer Van Zijl: Voorzitter, ik ken diverse activiteiten waar die mensen wél komen. Blijkbaar is mijnheer Reker ook niet overal in de stad. De heer Reker: Mijnheer Van Zijl, voorzitter, ik kan een allochtoon goed van een blanke onderscheiden, dat weten jullie allemaal best. Ik oefen thuis elke dag! Voorzitter, wij zijn akkoord gegaan met de voorwaarden die we erbij gezegd hebben en dat is dat wij niet alleen de voorzieningen in de wijken moeten aanpassen maar ook een mentaliteitsverandering op gang moeten brengen onder het allochtone deel van de bewoners van die wijken. Het zou anders zo zonde zijn; niet alleen vanwege het geld maar ook voor de mensen die er wonen. En voor hen doen wij het uiteindelijk. Voorzitter: Mijnheer Peters. De heer Peters: Ja, nog even kort. Ondanks alle mooie woorden zijn tot nu toe de krantenkoppen niet zo geweldig. “Fonds voor krachtwijken rampzalig”, “Twijfel over succes aanpak krachtwijken,” en ga zo maar door. Natuurlijk is het prachtig dat we in de komende tien jaar € 80 miljoen krijgen om deze drie wijken goed aan te pakken, maar uiteindelijk gaan wij voor de gehele stad. Wij gaan er vooral voor dat het geld echt bij de mensen terechtkomt en niet aan de strijkstok van allerlei instellingen blijft hangen. Als basis waren wij er al niet zo gelukkig mee dat het geld voor een groot deel van de woningbouwverenigingen komt, die volgens mij een betere hoeksteen van de samenleving zijn dan de politieke winden, en grote betrokkenheid laten zien bij sociale en culturele noden in de stad. Ik citeer – betreffende dat persoonlijke – van de website van GroenLinks; daarop staat volgens mij een heel goed stuk over waar het geld naartoe moet. Zij zeggen onder andere: niet investeren in bureaucraten en bestuurders maar in bewoners. Geen krachtwijken maar krachtmensen, dus. Woorden waarbij wij ons volledig kunnen aansluiten. ‘leefbaar eindhoven’ zal het proces krachtwijken nadrukkelijk volgen en er vooral goed op proberen toe te zien dat er goed management gevoerd wordt en dat nadruk wordt gelegd op de persoonlijke benadering. De motie van de Partij van de Arbeid waarin om concrete actie wordt gevraagd, zullen wij steunen. Voorzitter: Wie van u wil nog het woord voeren? Mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Graag, voorzitter, maar ik zit hier een beetje in het hoekje.
68
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Dat heeft ook zo zijn voordelen hoor. De heer Rozendaal: Ja. Het krachtwijkenproject betreft een beslissing die op landelijk niveau genomen is. De landelijke politiek heeft beslist dat daar geld in gestoken wordt en wij hebben de wijken aangewezen gekregen. Daar kun je dan wel je twijfels bij hebben – sommige mensen hebben die al geuit – en mijn fractie heeft bij het hele systeem dat is opgezet ook zo zijn twijfels. Maar ja, het is zo ingesteld en dan kun je wel zeggen dat je niet meedoet, maar dan moet je het zelf betalen en daarom is het misschien wel verstandig om toch maar mee te draaien in zo’n molen. Wij moeten plannen opstellen en indienen bij de minister. Zij keurt het al dan niet goed. Als zij de plannen goedkeurt, krijgen wij geld en kunnen wij iets uitvoeren. Daarom heeft de wethouder plannen opgesteld die al bij het ministerie zijn ingeleverd. Wij moeten nog even zeggen dat het goede plannen zijn. In een eerder stadium hebben wij al aangegeven dat wij met voorliggende plannen wel akkoord kunnen gaan; daarin zit het probleem dus niet. Ik meen dat ik de voorzitter laatst hoorde zeggen dat de plannen niet op 1 december maar op 1 maart ingeleverd moesten worden omdat de termijn is verruimd – we kunnen er vandaag dus nog wel degelijk iets over zeggen. Ook als wij de plannen nu afwijzen, kunnen we ze nog wijzigen dus ik denk dat het probleem in dat opzicht minder groot is dan u aangeeft. Ja, de plannen lijken goed te zijn opgesteld: samen met de mensen in de wijken en van onderaf. Wie zijn wij dan om te zeggen dat de wethouder dat niet goed heeft gedaan? Er zijn nog een paar kleine puntjes. Het eerste is de monitoring; dat moet natuurlijk goed gebeuren. De Partij van de Arbeid heeft een motie ingediend waarin wordt gezegd dat het allemaal wat concreter moet, omdat de mensen anders niet zien wat er gaat gebeuren. Je kunt je afvragen of de minister het wel goed zou vinden als het niet concreet genoeg was, maar dat moeten we nog maar even afwachten; dan is er misschien nog wel een andere reden om het concreet te maken. Als het niet concreet genoeg is, moeten we daar maar snel voor zorgen. Wij zullen die motie – die mevrouw Vissers mij daarstraks héél even in het halfduister heeft laten zien en die ik dus zonder mijn leesbril niet kon lezen – ondersteunen. Mevrouw Fiers: Dat was toch niet in het fietsenhok? De heer Rozendaal: Eh…. het was wél vlakbij de fietsenstalling! Voorzitter: Laten we ons beperken tot de krachtwijken! De heer Rozendaal: Ach nee! Daar moet u mevrouw Vissers niet van verdenken, dat vind ik niet aardig. Er is nog één klein puntje waarvoor we wél aandacht moeten hebben. Het gaat hier over drie wijken die best wel wat steun nodig hebben, daarover geen twijfel, maar Eindhoven kent nog wel een paar andere wijken ook waar iets aan gedaan moet worden. Wij willen er de aandacht op vestigen dat de
69
A
Verslagnummer 1
extra aandacht die wij nu aan déze wijken besteden niet ten koste mag gaan van de aandacht die nodig is voor andere wijken in de stad. Daar wilde ik het even bij laten. Voorzitter: Dank u wel. Nu heb ik werkelijk geen woordmeldingen meer. Ik ga bij het college te rade. Mevrouw Fiers, uw krachtwijken. Mevrouw Fiers: Dank u wel, voorzitter. In algemene zin wil ik een opmerking vooraf maken, ook naar aanleiding van de inleiding die de voorzitter van de commissie gaf. Het klopt: als gevolg van een landelijke beslissing praten wij hier vanavond met elkaar over krachtwijken. Ik hecht er echter aan om nadrukkelijk aan te geven dat wij vanaf het begin onze eigen koers hebben gevaren: de lokale koers met lokale partijen, met bewoners en woningcorporaties hier in Eindhoven. We zijn al heel lang in die wijken bezig en we hebben ons nu vooral geconcentreerd op hetgeen wij vinden dat er als een soort pluspakket voor die wijken nodig is naast hetgeen wij daar al doen. Ik hecht er aan om dat te zeggen; zo hebben we het proces inhoudelijk én procesmatig met elkaar doorlopen. Misschien hebt u gisteravond naar “De wereld draait door” gekeken. Misschien heeft u daar dan wel een heel mooi T-shirt gezien; ik vond dat het heel goed aansloot bij de Eindhovense eigenwijsheid. Nee, ik ga het niet uitspreken, maar “(piep, piep), we’re from Eindhoven.” – Je bent er trots op wat je als lokale partijen met elkaar doet en dat wilde ik vooraf even zeggen. Wat ik met die piepjes bedoelde, doen we zodirect even buiten! Maar wat volgens mij belangrijk is…… néé, dat bedoelde ik niet! Het gaat helemaal fout… maar wat ik zeggen wilde: ik ben trots op het proces dat doorlopen is en ik ben ook trots op het resultaat. Ik deel echter ook de zorg die door de commissie is geuit met betrekking tot de uitvoering. Plannen maken is één, maar ze vertalen in concrete actieplannen voor wijken en buurten is twéé. Bij de evaluatie van de integrale wijkvernieuwing hebben we met elkaar geconstateerd dat we daar nog een slag te maken hebben en dat geldt ook voor deze wijkactieplannen. De Partij van de Arbeid heeft in zijn motie gesteld dat ervoor moet worden gezorgd dat de energie op peil blijft en dat de wijkactieplannen op hoofdlijnen vertaald worden in concrete werkplannen met daaraan gekoppeld buurtcontracten en goede evaluaties om te kijken of we echt de juiste dingen doen op de juiste plek. Dat betekent dus dat die wijkactieplannen van ons geen doortimmerde plannen zijn voor een jaar of tien waarmee wij denken wel te weten hoe het in die komende tien jaar moet gaan, maar het is wel een heel belangrijke start van het proces dat je de komende jaren in die wijken met alle betrokkenen moet gaan doorlopen. Dan heeft het OuderenAppèl enkele vragen gesteld. Als u mij die vragen zo stelt, denk ik dat we echt nog een slag te slaan hebben in het doorvertalen van het vrij algemene wijkactieplan naar concrete activiteiten per jaar. Op die vraag is het antwoord: Nee, daarin moeten we echt nog een vervolgstap maken. Ik denk dat het wél aan u is om een politiek oordeel te geven over de kwaliteit van de wijkactieplannen. Als u het mij vraagt, denk ik dat ze goed zijn voor de fase waarin we nu zitten. Ze zijn echter zeker niet voldoende voor de komende periode en daarin zal
70
A
Verslagnummer 1
dus echt nog een vervolgslag moeten plaatsvinden. Wat betreft de financiën sluit ik aan bij de opmerking waarmee ik begon: ook dat is belangrijk om lokaal te houden, met elkaar te kijken wat wij in die wijken willen en hoe wij dat gaan financieren. Ik denk dat we er ondanks alle landelijke discussies heel goed in geslaagd zijn om lokaal tot een beheerste afspraak te komen. Eerlijk gezegd ben ik niet zo bang voor die landelijke discussie omdat we het juist zo dicht bij onszelf hebben gehouden, met de corporaties en met alle andere betrokken partijen. Dus wat mij betreft: in algemene zin ben ik trots op wat er ligt, maar we zijn er zeker niet. Het zal nu gaan om de slagkracht in de uitvoering en u heeft mij aan uw zijde als het gaat om het monitoren van die uitvoering. Ik zit daar bovenop. Ik zie de motie als een steun in de rug. Ik omarm hem, hè? Zoals dat dan heet. Voorzitter: En dat mag hier, binnenshuis! Is er nog behoefte aan een nadere ronde of een nadere stemverklaring op de motie? Mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Dank u, voorzitter, ik heb nog één korte vraag. Tussen het rijk en de gemeente wordt er een charter afgesproken waarin u onder meer de financiële afspraken op papier zet. Wordt die charter ook aan de raad voorgelegd ter goedkeuring? Mevrouw Fiers: Wij hebben voorgesteld om die ter informatie te sturen. Wat wij hier nu afspreken wordt vastgelegd in een afspraak met het rijk. De basis is het wijkactieplan. Daarnaast is het natuurlijk ook interessant om te kijken wat de wederdienst vanuit het rijk is. Dit is wat lokale partijen met elkaar gaan doen en het lijkt mij overbodig om het nog een keer aan de raad voor te leggen, maar als u daarover een andere mening hebt, zijn wij tot alles bereid. Ik denk dat we het er nu voldoende met elkaar over hebben gehad. Wat betreft de afspraken met het rijk die daarvoor komen lijkt mij dat iets dat ter kennisgeving aan de raad wordt gestuurd. Ik schat in dat het een document is dat op die manier prima in het proces past en ik zou willen dat we ons nu vooral concentreren op de uitvoering van hetgeen we hier nu met elkaar afspreken. De heer Rozendaal: Maar wij krijgen dat van u dus wel te zien? Mevrouw Fiers: Vanzelfsprekend! De heer Rozendaal: Oké, dank u wel. Mevrouw Fiers: Maar ik zou zeggen: informeren in plaats van vooraf ter besluitvorming voorleggen. Voorzitter: Dank u wel. Is er nog behoefte aan een tweede ronde? Mijnheer Jansen.
71
A
Verslagnummer 1
De heer Jansen: Voorzitter, ik dacht dat we begonnen met de besluitvorming en ik vroeg om een stemverklaring. Voorzitter: Ja, maar er was weer repliek geweest, dus dan moeten we nog een keer de vraag stellen. De heer Jansen: Mag ik beginnen met mijn stemverklaring? Voorzitter: U mag een stemverklaring afleggen. De heer Jansen: Ik hoor heel goede woorden en heel goede voornemens en ik denk dat mensen dat menen. Hoe specifieker, hoe meetbaarder, hoe bereikbaarder, hoe realistischer en hoe meer tijdgebonden het allemaal is, is heel goed. Je begint met een royale scope en je gaat steeds vernauwen. Ik denk dat wij allemaal die intentie hebben. Ik zal ook zeker vóór stemmen; de motie maakt het allemaal nog wat scherper. Ik zou daarop nog eens de nadruk willen leggen om in elk geval de indruk – misschien niet hier, temidden van al deze ervaren politici, maar dan toch buiten deze zaal – weg te nemen dat rijksgeld wat minder verantwoording van onze kant vraagt over de besteding. Het is fantastisch dat wij rijksgeld krijgen, maar wij zijn wél verantwoordelijk voor de besteding. Dank u wel. Voorzitter: Goed, dat hoorde ik op meer plaatsen zeggen. Zijn er nog andere stemverklaringen naar aanleiding van de voorstellen of van de motie? Dat is niet het geval. Dan leg ik nu de motie aan de raad voor. Wie is daartegen? Ik zie dat er niemand tegen is; dan is de motie unaniem aanvaard. Vervolgens de voorstellen met betrekking tot de krachtwijken. Wie is daar niet voor maar tegen? Ik zie dat niemand ertegen is. Daarmee zijn ze unaniem aanvaard. Ik denk dat ze dat in Den Haag graag zullen horen, ook al hadden ze het besluit al gezien. Dank u wel. We gaan nu naar het volgende agendapunt. VIII.3 Voorstel inzake Kaderstelling Duurzaamheid en Klimaatbeleid (voorstel 07.R2338.001) De heer Stoevelaar: Voorzitter, wij hebben vanavond een amendement van de VVD binnengekregen, A.4, wat wij niet hebben kunnen bespreken. Het is een belangwekkend amendement; we zouden graag even een schorsing hebben om dat met de fractie te kunnen bespreken. Voorzitter: Dat is amendement A.4. De heer Peters: Mijnheer de voorzitter, mag ik even iets vragen? Zou het dan niet beter zijn als de VVD het stuk presenteert? Ik heb het ook onderop gelegd omdat ik er nogal wat moeite mee had. Misschien is een nadere toelichting niet verkeerd.
72
A
Verslagnummer 1
De heer Stoevelaar: Dat vind ik ook prima hoor. Voorzitter: Ja, laten we dat doen, dan weet iedereen waarover het gaat. Wordt het amendement nu rondgedeeld? Nee, dat is iets anders, het is veel te mooi gedrukt. Oh, het is al rondgedeeld. Wie van de VVD wil het toelichten? Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Zal ik er direct mijn eerste termijn van maken, of alleen het amendement toelichten? Voorzitter: Licht u eerst het amendement toe. De heer Helms: Prima. Het amendement is niet zo spannend als menigeen vermoedt. Er waren mensen in de commissie die dachten dat de VVD hiermee wilde bereiken dat we in Eindhoven een kerncentrale gingen bouwen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het is bijna een technische zaak. Het gaat hierom: op bladzijde 3 van het raadsvoorstel (bladzijde 183 van het boek), bij Pijler 3, Klimaatbeleid, wordt de wens uitgesproken om klimaatneutraal te worden. Met betrekking tot klimaatneutraliteit en het toepassen van duurzame energie wordt de Trias Energetica genoemd, die als leidend wordt beschouwd. De eerste en tweede stap hebben te maken met het klimaatneutraal worden, namelijk energie niet gebruiken (besparen) óf energie betrekken uit duurzame bronnen. Vervolgens staat daar als derde stap, dat je, als dit niet lukt, overige energie gebruikt. Daar staan in dit geval uitsluitend fossiele brandstoffen genoemd. Het gaat ons erom dat kernenergie hierbij niet is genoemd. Wij zijn – met de meeste mensen in deze zaal, denk ik – van mening dat kernenergie nú geen duurzaam alternatief is. Er zijn echter technische ontwikkelingen waarbij dat in de toekomst wellicht wél zo is. Tegelijkertijd is het de praktijk dat een groot deel van de gewone, reguliere energie die wij hier in Eindhoven gebruiken wel degelijk afkomstig is van kerncentrales. Als nu in de Trias Energetica, die leidend wordt voor het Eindhovense klimaatbeleid, kernenergie volledig verzwegen wordt, stel je daar jezelf impliciet mee ten doel dat kernenergie in Eindhoven geheel wordt uitgeband. Dat lijkt mij een heel mooie uitdaging voor het college, maar redelijk onhaalbaar. Wij vragen dus enkel en alleen om toevoeging van kernenergie bij stap 3, namelijk dat je zo efficiënt mogelijk met uit fossiele brandstoffen opgewekte energie en/of kernenergie omgaat als blijkt dat duurzame energiebronnen niet toepasbaar zijn. Allebei hebben zij hun nadelen en allebei zijn ze niet duurzaam. Dat is eigenlijk de kern van het verhaal. Als er iemand nog vragen heeft, licht ik het graag persoonlijk toe tijdens een schorsing. Voorzitter: Dank u wel voor de toelichting. Mijnheer Cols. De heer Cols: Ja, voorzitter, ik wil daarop kort interrumperen, of eigenlijk wil ik een opmerking maken. Ten eerste staat de Trias Energetica wel in het voorstel en staat deze ook in het stuk dat door de gemeente geschreven is, maar dat is geen tabel die
73
A
Verslagnummer 1
door de gemeente Eindhoven ontwikkeld is. Het is een tabel die bijvoorbeeld ook gepubliceerd wordt op de website van SenterNovem. Ik denk niet dat het aan ons is om die tabel –welke leuke inzichten je daarvoor ook zou kunnen bedenken – te gaan veranderen. Daarbij denk ik dat ik een andere interpretatie aan de redenering geef dan mijnheer Helms doet; ik denk dat de tabel juist aangeeft dat kernenergie zoals wij die nu kennen niet duurzaam is, dus los van het leuke bericht dat mijnheer Helms erbij legt; dat is leuk ter kennisgeving maar daaraan hebben wij nu helaas niets. Die tabel sluit volgens mij kernenergie juist expliciet uit als duurzaam product. Dus vooral omdat die tabel hier niet is vastgesteld – dat ligt op een ander niveau – vind ik niet dat wij hier met een amendement die tabel maar moeten gaan veranderen. Dat is absoluut onlogisch. Voorzitter: Nu even de procedure. Mijnheer Stoevelaar heeft om een korte schorsing gevraagd. Ik wilde dat verzoek inwilligen. Daarna vraag ik de commissievoorzitter naar de stand van zaken met betrekking tot het voorstel en dan vraag ik het college om de normale afhandeling te vervolgen. Mijnheer Stoevelaar? De heer Stoevelaar: Bij nader inzien lijkt het mij beter als we eerst de eerste termijn doen en dat we dan daarna even gaan schorsen. Voorzitter: Zoals altijd passen wij ons aan. Dank u wel. Dan vraag ik de voorzitter van de commissie om een toelichting te geven op de stand van zaken. Wie is dat? Mijnheer Houben. De heer Houben: Dat ben ik, mijnheer de voorzitter, dank u wel. Wij spreken over het raadsvoorstel inzake kaderstelling duurzaamheid en klimaatbeleid. Wat is de kern? De kern is om in te stemmen met de kaders die gesteld worden in het programma Duurzaamheid en klimaatbeleid, althans, dat gaan we proberen, en we willen proberen in te stemmen met de twee beleidskaders Bouwen en wonen en Revolving fund. Eventuele discussie aan het einde van de termijnen zou kunnen gaan over details zoals de moties en amendementen die zijn ingediend. Waar gaat het over, wat moet er besloten worden en wat is er in de commissie al besproken? Zoals ik al eerder zei gaat het over duurzaamheid en klimaatbeleid. Dat zijn belangrijke thema’s voor het bestuur van deze stad, zogenaamde speerpunten. Het college vraagt de raad om in te stemmen met de richting die zij hierin wil volgen, zodat zij weet dat ze op de goede weg zit. Hierin zijn drie pijlers aangegeven, namelijk de pijler Bouwen en wonen – als voorbeeld hiervan kan ik projecten met HRE-ketels noemen. Een tweede pijler is Duurzaam ondernemen en een voorbeeld daarvan is de bio-energiecentrale of de diverse centrales die inmiddels gebruikt worden. Een derde pijler is het klimaatbeleid, bijvoorbeeld het meewerken aan programma’s voor spaarlampen. Wat moet er vandaag besloten worden? Er moet besloten worden om in te stemmen met de plannen en ideeën die zijn vastgelegd door het college in het programma en in de beide beleidskaders. Hiervan zijn voorbeelden: het gebruik van hybride voertuigen
74
A
Verslagnummer 1
door de gemeente, het gebruik van biobrandstoffen en bosaanplant ter compensatie. Wat hebben we al besproken in de commissie? We hebben een gecombineerde vergadering gehad. De commissie Milieu, Mobiliteit, Vastgoed en Participatie en de commissie Wonen & Ruimte hebben op 11 december jl. uitgebreid over het onderwerp gesproken. Op zich was er niemand tegen het voorstel. Het commissieadvies luidde destijds dat er van de tien aanwezige partijen er zes zonder meer akkoord waren – wel allemaal met de nodige opmerkingen – en dat de resterende vier aanwezige partijen een voorlopig stemvoorbehoud maakten om eventueel moties en amendementen voor te bereiden. Waarover zouden we vanavond nog kunnen discussiëren? Een rode draad tijdens de commissiebehandeling was het ambitieniveau van het totale raadsvoorstel, alsmede het ambitieniveau van de afzonderlijke onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de GPSscore van 7 waarnaar gestreefd moest worden. We hebben inmiddels een nadere toelichting bij het raadsvoorstel gekregen; mogelijk is daarmee voldoende duidelijkheid geschapen. Wat hebben we dan nog over om vanavond over te discussiëren? Enerzijds het eventuele punt van het ambitieniveau en anderzijds beperking tot de bespreking van ingediende moties en amendementen. Tot zover, mijnheer de voorzitter, dank u wel. Voorzitter: Zeer hartelijk dank. Mijnheer Cols. De heer Cols: Bedankt, voorzitter, ik zal proberen het kort te houden. Als eerste: wij zullen het voorstel steunen. Wij zijn het wel eens met het kader dat gesteld wordt, maar wij hebben er een amendement op. Daarop kom ik zodirect terug. Het programma ten aanzien van GPR vinden we een prima programma. Daarmee moeten we vooral gaan beginnen en dan kijken we later wel of dat eventueel nog aanscherping verdient. Wij gaan in eerste instantie akkoord met het doel dat erin gesteld wordt. Ten aanzien van het Revolving fund: dat vinden we ook een prima programma. Gewoon mee gaan beginnen, dan kijken we later wel of we er nog iets aan moeten veranderen. Aan beide programma’s willen wij nu niets veranderen. Dan zal ik in drie stappen even doorlopen wat onze aandachtspunten waren en dan zal ik tegelijkertijd ook kenbaar maken wat ons amendement is en wat onze twee moties zijn. Het eerste: het ambitieniveau was een groot punt van discussie, zoals mijnheer Houben al zei. Het document dat voorligt is een kaderstelling, een document op hoofdlijnen. Wij zijn eigenlijk van mening dat in dit document het ambitieniveau op hoofdlijnen als richtinggeving opgenomen zou moeten worden. De wethouder heeft in de commissie aangegeven welk ambitieniveau hij min of meer ambieert en dat dit in de programma’s terug zou komen; dat vinden wij eigenlijk toch te weinig. Wij vinden dat het ambitieniveau dat de wethouder heeft uitgesproken in dit raadsvoorstel moet terugkomen en dat heb ik dan ook geprobeerd in een amendement te vatten. Ik wil er met nadruk op wijzen dat daarin het woord uitgegaan is opgenomen. Dat is een uitgangspunt, een richtlijn. Het is met nadruk niet de bedoeling dat dit in beton gegoten wordt. We willen met nadruk in het
75
A
Verslagnummer 1
raadsvoorstel een richtlijn opnemen. Dat ten aanzien van ons amendement. Ik zal dat zodirect overhandigen. Dan een motie. Deze roept op tot jaarlijkse rapportage van dit beleid van duurzaamheid en het klimaatbeleid. We zijn van mening dat die rapportage nodig is om in de toekomst de programma’s vast te stellen om het beleid, dat we hier eigenlijk formuleren en in de toekomst misschien nog wel wat scherper formuleren, in de komende jaren steeds verder uit te kunnen werken. We weten nu niet precies waar we staan, wat we al gerealiseerd hebben en wat we allemaal nog voor elkaar zouden moeten krijgen dus om daarin beter inzicht te krijgen zou je een rapportage moeten gaan opstellen. Dat had eigenlijk al in het voorstel moeten zitten. Ook dit zal ik u zodirect natuurlijk overhandigen. Dan als laatste onze tweede motie, ook een punt dat gespeeld heeft in de discussie in de commissie, het traject naar een klimaatneutrale stad. Er zijn al wat gemeentes naast Eindhoven die dit als doel hebben gesteld. In het stuk wordt gesproken over een traject met als doel: klimaatneutraal in 2030 maar de wethouder gaf in de commissie aan dat hij zich niet wil vastleggen op een jaartal, aangezien volgens hem uit studies bleek dat dit niet echt haalbaar zou zijn, et cetera. Ik heb intussen een rapport gevonden. De raadsleden hebben dat allemaal per e-mail toegezonden gekregen. Ik zal in drie punten samenvatten wat er in dat rapport staat. In het rapport staat dat klimaatneutraliteit voor een gemeente haalbaar is. Er staat onder andere beschreven dat je dat kunt bereiken door in te zetten op meerdere fronten; je moet met name inzetten op reductie van energiegebruik en op het meer produceren van duurzame energie. Een derde punt dat er duidelijk in naar voren komt is dat je een stappenplan moet opstellen en hoe je dat in al die jaren gaat verwezenlijken. Een ander punt dat duidelijk in het rapport naar voren komt is dat er drie gemeenten zijn waarin dit getoetst is, te weten Apeldoorn, Tilburg en Heerhugowaard. Het rapport stelt dat het voor deze drie gemeenten haalbaar is, maar dat niet automatisch geldt dat dit voor andere gemeenten ook zo is. Dit zal dan wel even onderzocht moeten worden. Misschien hoeft dat niet door middel van één of ander duur bureau; ik ga ervan uit dat het grotendeels intern zal kunnen. De motie geeft dus aan dat we in principe naar een klimaatneutrale stad willen en dat we ons niet willen ophangen aan een datum die niet realistisch is. We willen wél een realistisch pad, dus wij willen graag dat de wethouder uitzoekt wat er dan wél realistisch is. Voorzitter: Mijnheer Helms wil interrumperen. De heer Helms: Ik heb een informatieve vraag aan mijnheer Cols. Het artikel dat u ons hebt gemaild heb ik aandachtig gelezen; het is erg interessant. Ik vraag mij echter af wat u nu precies klimaatneutraal noemt, want dat vind ik in uw motie niet echt terug. Het artikel dat u heeft rondgestuurd gaat over CO2-neutraal. Misschien is het een definitiekwestie, maar dat is iets anders dan klimaatneutraal. Wat betreft CO 2neutraal kom je in de Trias Energetica in stap 1 en 2 terecht, dus niet in stap 3, niet fossiel of nucleair. Bent u met deze motie niet vooruit aan het lopen op het
76
A
Verslagnummer 1
klimaatprogramma dat in het tweede kwartaal wordt verwacht? Volgens mij moeten wij het daarin allemaal verankeren, of zie ik dat verkeerd? De heer Cols: Het is feitelijk een oproep tot een programma en wellicht een oproep in de toekomst tot verankering in een nieuw beleid. Ik ben met u eens dat CO 2-neutraal en klimaatneutraal niet per definitie hetzelfde hoeft te zijn en wellicht ook niet hetzelfde is, maar ik zou het jammer vinden als wij om redenen van deze semantische discussie niet het onderzoek zouden aangaan of we dit haalbaar kunnen maken voor deze stad. Los van die discussie wat nu CO2-neutraal en wat klimaatneutraal is, zou ik graag van de wethouder willen horen wat er realistisch is voor deze stad. Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Ik heb ook een informatieve vraag, voorzitter. Ik heb het materiaal vanmiddag op het allerlaatste moment uit mijn computer getrokken. Ik zie een amendement, A.3, wat verwijst naar een gemeentelijke menukaart Klimaatbeleid SenterNovem en een toelichting die daarover geen duidelijkheid geeft. In hoeverre word ik hier opgehangen aan een document dat ik niet ken? De volgende vraag in dit verband is: in hoeverre is A.3 een onderdeel van M.20, waarbij wél documentatie zit? Ik vind A.3 lastig te beoordelen omdat het onderliggende document ontbreekt en ik vraag me af in hoeverre A.3 overbodig is als je M.20 aanneemt, al dan niet met toevoegingen. Overigens, voorzitter, is het verschil tussen klimaatneutraal en CO 2neutraal geen semantische discussie. Het kan behoorlijk wat uitmaken. De heer Cols: Voorzitter, de gemeentelijke menukaart Klimaatbeleid van SenterNovem is te vinden op de website van SenterNovem, dat is niet zo moeilijk. En ten tweede: de menukaart was als bijlage bij het commissiestuk gevoegd dat wij behandeld hebben in december of november jl. Goed, voor de duidelijkheid, dát is dus hetgeen waarover wij spreken, de bijlage die daar bij zat. Dat is de menukaart Klimaatbeleid. Het tweede punt dat mijnheer Gerard aankaart, of A.3 overbodig is als we M.20 aannemen: ja en nee. Nee, omdat A.3 een amendement is dat nu iets toevoegt aan het beleid dat we nu vaststellen. M.20 roept feitelijk op tot een beleid met een hogere ambitie in de toekomst. Dat is dus eigenlijk een trap naar een hogere ambitie. Dat was mijn eerste termijn. Voorzitter: Mijnheer Gerard. De heer Gerard: Voorzitter, het gaat hier hoe dan ook om een goed begin van zeer noodzakelijk beleid. Omdat het een goed begin is, zal de SP het steunen. Omdat het nog uitwerking moet krijgen, hebben wij een drietal initiatieven. Een mens heeft immers altijd wel iets te willen in de politiek, want waarvoor zit je hier anders? Het eerste initiatief dat wij hebben is een amendement met een karakter ‘tandje bij’. De wethouder heeft gezegd - en dat staat ook in het stuk - dat op bepaalde thema’s van
77
A
Verslagnummer 1
de GPR-norm best wel meer te bereiken valt dan een 7. In het zojuist uitgereikte glossy document waar de wethouder zo fraai opstaat, staat dat de gerealiseerde projecten ieder minimaal een 7 scoren op dit thema, hetgeen de indruk wekt dat een 7,5 misschien ook wel zou kunnen. Het voorstel dat de SP in dezen doet is om het iets aan te scherpen: een 7,0 gemiddeld voor elk project en, daarbovenop, een 7,5 gemiddeld over de zes thema’s. Dus 7,0 voor ieder afzonderlijk van de zes thema’s en 7,5 gemiddeld over de zes thema’s. Tandje bij! Dat moet kunnen! Het meest wezenlijke initiatief – daarover hebben wij ook in de commissievergadering gesproken - vinden wij een motie waarin de inzet van biobrandstoffen nader wordt omschreven. Biobrandstoffen kunnen om meerdere redenen zowel een zegen als een vloek zijn. Als wij palmolie gaan stoken en daarvoor het tropisch regenwoud kaalscheren, is het een vloek. Als de maïsprijs zodanig omhoog gaat dat door de ethanolproductie mensen in arme landen geen eten meer kunnen kopen, dan is dat een vloek. Dan rijden wij auto ten koste van hongersnood. Vandaar, dat de SP de herkomst van de biobrandstoffen wil inperken. Die herkomst moet duurzaam zijn. Uit de gekozen voorbeelden en ook uit de woorden van de wethouder in de commissie, blijkt dat het college dat in deze kaderstelling ook wil, bijvoorbeeld afvalvet van de destructor en snoeihout. De beperking echter, staat niet met even zoveel woorden in het stuk en het onderwerp is belangrijk genoeg om het ook voor de toekomst vast te leggen. Dit beleid gaat langer mee als dit college. Daarnaast bleek dat bij eerdere discussies verwarring bestaat tussen drie doelen die dicht bij elkaar liggen, elkaar soms overlappen maar niet identiek zijn en soms tegenstrijdig, namelijk: betere luchtkwaliteit, vermindering van de olieafhankelijkheid en klimaatbeleid. Bio-ethanol, bijvoorbeeld, draagt niet bij aan een betere luchtkwaliteit, wél aan verminderde olieafhankelijkheid en soms een het klimaatbeleid. Dat hangt van de condities af waaronder het plaatsvindt. Naar ons idee moet dit soort vragen bij de verdere programmering worden uitgewerkt. Dat kan aanvullende politieke keuzes vragen, bij tegenstrijdigheden. Verder beoogt de motie om de kennis van wetenschap en techniek, voortdurend up-to-date te houden. Dat lijkt op het intrappen van een open deur maar de gang van zaken rond de Filias [?] leerde dat het niet altijd een open deur is. Een volgend punt, voorzitter. Er wil iemand mij interrumperen, voorzitter. De heer Helms: Een verduidelijkende vraag, mijnheer Gerard. De strekking van uw verhaal over biobrandstoffen vind ik op zich een hele wijze; heel consequent en met gebruik van de wetenschap en het kijkt verder dan onze neus lang is, ook naar de grote effecten. Ik zou zeggen: kijkt u op dezelfde manier naar kernenergie maar daar zullen we het zo nog even over hebben. Ik heb alleen een probleem met de formulering. In uw eerste punt zegt u: “stelt de raad voor uit te spreken dat de gemeente Eindhoven zich moet beperken tot de inzet van duurzaam geproduceerde biobrandstoffen”. Op het moment dat we biobrandstoffen zouden kunnen toepassen
78
A
Verslagnummer 1
voor het rijden van auto’s, die minder schadelijk zijn dan bijvoorbeeld benzine maar nog steeds niet 100% duurzaam zijn, kan ik me niet voorstellen dat u daartegen bent? De heer Gerard: Het is een lastige vraag en ik heb daar van tevoren over nagedacht, want het is een vloeiend gebied tussen extreem duurzaam en extreem onduurzaam. Je moet daar ergens grenzen trekken. Het is een motie. Dat zal mijn eerste antwoord zijn. Dat betekent dat het college daar een bepaalde uitvoeringsvrijheid in heeft en dat is in dezen ook nadrukkelijk de bedoeling. Uw vraag zou, denk ik, afhangen van de concrete context, waar ik nu geen antwoord op geven kan. Ik zal een voorbeeld geven wat voor mijzelf duidelijk is. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat als wij bioethanol afleiden uit een complete maïsplant, dat dit duurzaam genoeg is, terwijl als je bio-ethanol – zoals nu – alleen afleidt uit kolven en suikers, dit zeker géén duurzame winningstechniek is. Het gaat zo diep op de zaak in om dit soort voorwaarden te formuleren, dat het eigenlijk in de gegeven spreektijd niet mogelijk is. U had het er al in de aanloop tot dit verhaal over dat u colleges van mij wilde. De heer Helms: Wellicht zou het mogelijk zijn om in de tekst ‘zich moet beperken’ bijvoorbeeld ‘te streven naar’ of iets in die zin te formuleren. Want anders vinden wij het erg beperkend. Wellicht kunnen we het daar in de schorsing zo ook nog even over hebben. De heer Gerard: Het is een motie, voorzitter, en dat betekent dat het college hier een zekere uitvoeringsvrijheid heeft. Het is niet doenlijk om de vloeiende grens tussen duurzaam en niet-duurzaam exact in kaart te brengen. Daar ga ik niet nu geïmproviseerd aan beginnen. Dan moet u maar gewoon kijken. Ik wil nog even één voorbeeld geven van het vorige, dan ga ik verder met het volgende punt. Een bekende biobrandstof is jatrofa-olie. Jatrofa is een plant die groeit op zeer arme grond waar niets anders groeit. Als dat inderdaad zo is, is het duurzaam. Groeit jatrofa op grond waar normaal gesproken cassave [?] groeit, dan is het niet duurzaam. U moet niet verwachten dat de gemeenteraad van Eindhoven dat probleem hier oplost. Voorzitter: Het zou wel kunnen, maar we moeten dat niet doen. [Gelach] De heer Gerard: Een volgend punt van aandacht is dat het soort teksten als nu voorligt al gauw een mooiewoordengehalte heeft dat vaak niet bestand blijkt tegen de eerste Au!-ervaring. We hebben in de commissie wat zitten stoeien met voorbeelden uit het dagelijks leven in Eindhoven die je daaronder zou kunnen laten vallen en wij hebben besloten uiteindelijk er één van in stemming te brengen, om een beetje tijd te besparen. Dat heeft te maken met de veestapel. Wij stellen voor dat de gemeenteraad eens in de drie maanden een geheel vegetarische maaltijd krijgt, en dat doen wij – want het is symboolpolitiek – omdat de veestapel, ook blijkens de
79
A
Verslagnummer 1
recente publicaties van de Partij voor de Dieren, voor het broeikaseffect een van de meest vervuilende zaken op aarde is. Mevrouw Breuers: Mijnheer de voorzitter? Ik ken de heer Gerard als een gedegen politicus en dan vind ik het jammer dat u bij iets wat ze eigenlijk zelf volledig in de hand hebben, namelijk het eten dat wij tot ons nemen, kiest voor symboolpolitiek en dat u daar nou niet zegt: zullen we met z’n allen eens een krachtig signaal laten zien: we eten geen vlees meer. De heer Gerard: Het laatste is een besluit in de individuele levens. Deze gemeenteraad kan een besluit nemen over zaken die deze gemeenteraad aangaan. Daar valt het verstrekken van maaltijden in de pauze onder. U kunt volledig terecht zeggen dat elke maaltijd vegetarisch kan zijn. Ik geef ook meteen toe dat hier om redenen van haalbaarheid een stuk verdunning in zit. Als u iets anders wilt, dan moet u maar een andere motie indienen. Mevrouw Breuers: Ik doe een appèl op u om daar gewoon heel het jaar van te maken. Laat ik het dan duidelijker zeggen. Dan heeft u onze steun. Anders vind ik het echt een symbool dat wat mager is. De heer Gerard: Dan zou ik zeggen, voorzitter, laat GroenLinks de eerste motie vandaag indienen over milieukwesties. Nog twee zaken, voorzitter, eerst het revolving fund. Voorzitter: Wel een beetje beperken… De heer Gerard: Sorry, ik word regelmatig geïnterrumpeerd. Voorzitter: Ik ben heel tolerant maar … De heer Gerard: Ja. De SP is voor het voorgestelde revolving fund energiebesparing. Uiteindelijk is dat een oud idee van onszelf. Wij vinden dat er naar de kengetallen die erbij staan moet worden gekeken. Als ik kijk naar het dikke rapport van de heer Cols, dat ik vanmiddag uit mijn computer gevist heb, dan zie ik dat daar rentepercentages worden genoemd van 5 tot 10% voor een revolving fund. Dan is de 2 of 3 % die u voorstelt, wel een beetje weinig. Kijkt u daar eens naar. Voorzitter, het initiatief van de PvdA. Ik vind dat je eigenlijk niet zo’n dik rapport op de middag vóór de raadsvergadering moet wegsturen. Desalniettemin heb ik het half kunnen lezen; de eerste helft. Het geeft aanleiding tot een paar opmerkingen. De eerste is: als u andere steden noemt, kijk eens naar Venlo; het cradle to cradleinitiatief. Een geïndustrialiseerde stad die meer op Eindhoven lijkt als Heerhugowaard of Amsterdam. Ik denk dat als je dit wilt doen, er een nulmeting
80
A
Verslagnummer 1
nodig is. Iets dergelijks zei de heer Cols ook al op een andere plaats. Als ik de PvdA was, zou ik een dergelijk initiatief opluisteren met tussenstappen, bijvoorbeeld 25% en 50%. Dat maakt het allemaal toch iets overzichtelijker. Toen ik dit zat te lezen heb ik vaak gedacht aan de verkoop van de NRE. Ik heb het idee dat de als voorbeeld gebruikte plaatsen nogal wat specifieke kenmerken hebben - twee maal een uitgebreide agrarische sector en éénmaal afvalwarmte van de Amercentrale - waarvan ik mij afvraag of wij die hebben. Alles bij elkaar leidt dit voor mij tot de slotsom dat de gedachte mij sympathiek is. Ik wil zelfs wel vóór het voorstel stemmen als de PvdA het college enige matiging en verstandige omgang met wens toestaat, want het is nogal een uitdaging en dan praat ik zelfs nog over de meest beperkte versie, namelijk CO2-neutraal, want de andere gaan nog veel verder. Ik hoop dus dat de PvdA hier enig besef van uitvoerbaarheid heeft en enige realiteit bij iets wat op zichzelf een goede zaak is. De heer Cols: Voorzitter? Ik zou eigenlijk graag van de heer Gerard willen weten of hij nou voorstelt om de motie te veranderen? Wat wil hij nu eigenlijk van mij vragen? De heer Gerard: Eigenlijk twee dingen: ik denk dat als u in de behandeling van deze motie enige ruimte biedt en enige terughoudendheid – bijvoorbeeld in de vorm van tussenstappen – en als dat mondeling in deze raad wordt afgewerkt en in de notulen verwerkt - is het wat mij betreft goed genoeg. Het andere punt, voorzitter, is dat ik het jammer vind dat ik dinsdag om een uur of 3 een amendement A3 krijg, voor dinsdagmiddag een uur of 5, waar ik iets bij moet pakken waarvan ik niet weet waar het staat en wat ik moet gaan zoeken en wat ik dus niet gelezen heb. Ik teken en ondersteun uit principe nooit moties of amendementen waarvan ik de strekking niet zien kan, zelfs al vermoed ik dat de strekking een goede is. Ik stel dus voor dat u dat gewoon op een ander moment als het uitkomt, bijvoorbeeld bij een van de programma’s, nog een keer doet. Ik teken niet wat voor mij een ongedekte cheque is. De heer Schut: Voorzitter? Wij hebben vanmiddag om 12 uur nog een motie van de SP gekregen. Daar heeft mijnheer Gerard het helemaal niet over! Voorzitter: Ik keek net op de klok. Ik dacht dat het gisteren was, maar het is pas vanmiddag geweest. De heer Gerard: Dat is een beetje goedkoop. De SP heeft als enige in dit kerstreces fors doorgewerkt en van alles wat u van ons ontvangen heeft – dagen van tevoren – heeft u er welgeteld eentje, met zo’n [klein] tekstje vandaag gekregen. De rest heeft u allemaal minstens een dag en meestal meer dagen van tevoren gekregen. Voorzitter: Toch moet u gaan afronden, mijnheer Gerard.
81
A
Verslagnummer 1
De heer Gerard: Ja, sorry, voorzitter. Dan moet u tegen die mensen zeggen dat ze hun mond moeten houden. [Gelach] Voorzitter: [Lachend] Dat doe ik ook. De heer Gerard: Het laatste, voorzitter: de VVD en de kernenergie. Er staat minstens één fout in het persbericht want toevallig spreekt de heer Helms mij hier aan op mijn vakgebied. Er is geen kerncentrale die kernsplijtingsafval onschadelijk kan maken. Er is wel een kerncentrale – tenminste dat is de logica van het artikel maar het staat er niet – die niet-gespleten uranium en plutonium onschadelijk kan maken. Dat blijkt ook uit de context. Dus als u een toelichting doet, moet u hem even ter inzage geven aan mensen die er echt verstand van hebben. En voorzitter, de SP-steun in dezen wijkt niet van het landelijk beleid af. Het landelijk beleid van de SP is dat men op dit moment niet aan kernenergie wil. Het voorstel van de heer Helms heeft betrekking op een behoorlijk verre toekomst en tegen die tijd zijn wij hier, voorzitter, vier of vijf colleges verder en dat heeft nu niet heel veel zin. Voorzitter: Mijnheer Helms. De heer Helms: Nog één verduidelijkend feitje: M14 en M16 worden niet ingediend? De heer Gerard: Nee, ik heb besloten mij te beperken. Ik dien alleen het verhaal van de vegetarische maaltijd in. Voorzitter: Mag ik even inventariseren wie er verder nog het woord wil voeren in deze eerste ronde? Het is afgesproken dat we daarna willen schorsen. Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Voor ons ligt het raadsvoorstel betreffende kaderstelling duurzaamheid en klimaatbeleid. “Kaderstelling” staat erboven. Het voorstel heeft drie beslispunten. 1. instemmen met de kaderstelling, dus het voorstel an sich en vervolgens met de beleidskaders bouwen en wonen en het beleidskader revolving fund. Over het algemeen hebben we tijdens de commissie al gezegd dat wij het voorstel enigszins te wollig vonden: te weinig concrete ambities en het blijft allemaal een beetje in het vage. Wij zijn ook blij met de amendementen, zowel van de PvdA als van de SP, waarin heel duidelijk ambities worden neergezet. We vinden het jammer dat de PvdA nog benadrukt dat er wordt uitgegaan van ambitie. Ambitie is per definitie een streven. De portefeuillehouder liet zich tijdens de commissiebehandeling ontvallen: “We gaan een uitvoeringsprogramma opstellen. Dan gaan we kijken wat haalbaar is”, alsof dat dan de ambitie zou zijn. Maar dan vergist u zich in de definitie van ambitie. Wat ons betreft mag die ambitie omhoog. De GPR-norm waar de SP mee komt kan omhoog; daar zijn wij het helemaal mee eens. Mijnheer Cols, geloof me, het is een ambitie dus u kunt zich daar gewoon achter scharen. Dat zou ook consequent zijn. Het amendement van de PvdA over het
82
A
Verslagnummer 1
ambitieniveau. Mijnheer Gerard, de stukken zaten inderdaad bij de commissiestukken. Dat hebben we ook besproken en ik volg mijnheer Cols: de ambitie gewoon op het hoogste niveau. We moeten ergens naartoe werken. Als we het niet halen, zien we het dan wel. We gaan nog genoeg momenten krijgen waarop wij dit kunnen bijstellen. Ik zal het heel kort houden wat betreft het amendement kernenergie. Nogmaals: wij zien kernenergie in dezen niet als een duurzame energiebron waarmee we onze klimaatneutraliteit gaan bewerkstellingen, maar we denken niet dat het mogelijk is dat we ineens doen of kernenergie er niet is. Dat is struisvogelpolitiek. Vandaar dat het in het stuk moet worden opgenomen. En, mijnheer Cols, inderdaad: de Trias Energetica zullen we ergens hebben gekopieerd, maar in het voorstel staat nog steeds dat dit leidend blijft. Wij kopiëren wel meer dingen die wij overnemen van anderen, maar als het leidend is moet het wel kloppen. Wat betreft de beleidskaders bouwen, wonen en revolving fund, kunnen we dus sowieso instemmen. Het voorstel an sich vonden wij wat vaag maar we stemmen wel in, aangezien er al heel snel een uitvoeringsprogramma aankomt. Wij zijn het met beide amendementen eens. Dan hebben we nog de moties van de PvdA, M20 en M21, betreffende de klimaatneutraliteit. Het werd misschien net al een beetje duidelijk in onze vraagstelling. In het voorstel wordt gezegd: we streven naar klimaatneutraliteit. Zoals het nu in het voorstel staat zou je denken dat we met het aanplanten van bomen in Verweggistan volgend jaar klimaatneutraal kunnen zijn. Wij verwachten dat heel duidelijk in het uitvoeringsprogramma wordt gesteld hoe we klimaatneutraal gaan worden en wat we ervoor gaan doen en welke definitie we ervoor gebruiken. Daarmee zijn de twee moties van de PvdA dus veel te voorbarig en dus totaal overbodig. De motie van de SP betreffende biobrandstoffen. Mijnheer Gerard, we zijn het deels helemaal met u eens: laten we alsjeblieft naar het grote geheel kijken en ook de wetenschappelijke inzichten van het moment toepassen om te kijken of het wel écht duurzaam is. Echter, met de huidige formulering: “Eindhoven moet zich beperken tot duurzaam produceren” – u gaf aan dat u daar niet aan wilt sleutelen – denken we dat we kansen missen. Op deze wijze kunnen we er helaas niet mee instemmen. Dan hebben we nog de laatste motie: de motie van de SP over de vegetarische maaltijd. Toen die werd ingediend dachten wij serieus dat het een grapje was. Het is niet zo. Wij vragen ons af wat er hierna komt. Iedereen om 23 uur het licht uit? De tv uit? De thermostaat begrenzen op 18 graden? Het zwemwater in Eindhoven twee graden omlaag? Het is heel simpel: er is een vegetarisch alternatief. Het ging vandaag een beetje fout omdat de kok spekjes in de vegetarische omelet deed, maar er is een vegetarisch alternatief beschikbaar. Iedereen heeft daarin keuzevrijheid en als liberalen hebben wij keuzevrijheid hoog in het vaandel staan, dus wij vinden deze motie echt symboolpolitiek, zoals mevrouw Breuers zei, en wij zullen hier zeker niet mee instemmen. Dank u wel.
83
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: Heel kort, mijnheer Gerard. De heer Gerard: Het is ook symboolpolitiek, voorzitter, ik zal dat niet ontkennen. Soms moet je dat doen. Maar het is wel symboolpolitiek over iets dat zich beperkt tot waar de gemeente wat over te vertellen heeft en dat doet de heer Helms niet. De heer Helms: Mijnheer Gerard, we hebben het over kaderstelling waar we mee bezig zijn; kom nou toch? Voorzitter: Goed, u bent aan het einde gekomen van uw interventie. Wie vraagt nu nog het woord? Mevrouw Breuers, de heer Peters. Mevrouw Breuers: Ja, ik zal proberen de techniek achterwege te laten en alle technische discussie ook en mij beperken tot de hoofdlijnen zoals wij die in ieder geval in onze fractie besproken hebben. Er ligt een notitie voor kaderstelling duurzaamheid en klimaatbeleid; een fundament en drie pijlers waarvan twee uitgewerkt. Een fundament; dat is mooi maar wat willen we bouwen op dat fundament? Is dat een hutje op de hei of is dat een torenflat? Dat zou je moeten weten dus we moeten op z’n minst ambities hebben: wat willen wij bovenop dat fundament gaan bouwen? In de commissievergadering zei ik het al: ‘de ambitie ontbreekt’, ‘de ambitie is mager’, ‘de ambitie is dun’. Klimaatneutraal in welke vorm dan ook in 2030? Wij vinden dat beneden alle peil. Ik citeer uit het stuk: “De wind staat daarom gunstig om er nu eens echt samen de schouders onder te zetten”. Hiep hiep hoera! Dit is krachttaal! Hadden we vroeger visie, programma, projecten, nu hebben we dus fundament en pijlers. De wethouder achtte zich niet meer gehouden aan visie, programma en projecten. Ambities zijn afhankelijk van geld. Dat hoeven we nu ook niet te benoemen. Dat zien we bij het programma. Wij betreuren dit ten zeerste. Wij hadden hier veel meer verwacht. Wij neigen er zelfs toe om tegen dit verhaal te gaan stemmen. De SP heeft de uitdaging aangenomen om in ieder geval tot verbeteringen te komen. We hadden in de commissie al gezegd: ‘ieder voorstel wat gaat over het verhogen van de GPR-norm zullen wij steunen. Wij gaan dan ook mee in de motie van de SP op dit vlak. Van harte zelfs! Mijnheer Gerard, wees blij dat GroenLinks niet met 20 moties en amendementen komt, maar slechts één en dan nog jatwerk ook, van de SP. In plaats van symboolpolitiek gaan wij om principiële actie, inderdaad, daar waar de raad zelf over gaat. Wij stellen dus voor, met dank aan de tekst van de SP, om vanaf heden in dit gebouw vegetarisch te eten, tijdens de raadsvergadering – want daar gaan wij over. Dat was onze inbreng. De heer Schut: En de borrelhapjes, voorzitter! Wat doen we met de borrelhapjes? Mevrouw Schreurs: Idem dito! Voorzitter: Vegetarisch!
84
A
Verslagnummer 1
[Reacties uit zaal: “En het bier?”, “Het bier laten we achterwege”.] Voorzitter: Beste mensen, de tijd dringt en wij nog niet. [Gelach] We moeten de tijd in acht nemen. De heer Peters: De heer Gerard wenst iets nuttigs te zeggen? De heer Gerard: Ik wou slechts zeggen, voorzitter, dat de SP voor deze schending van het copyright geen geld in rekening zal brengen. [Gelach] Voorzitter: Dat had ik ook niet van u verwacht. De heer Peters en daarna de heer Stoevelaar. De heer Peters: Het ambitieniveau stijgt, dat is duidelijk, mijnheer Gerard. U zegt dat een keiharde aanpak nodig is en dat we krasse maatregelen zouden moeten nemen. Als ik het stuk lees, klinkt het allemaal erg positief, maar ik vind het toch nogal mager – hoewel ik mijn woorden moet matigen want we hebben vóór gestemd. We zijn volgens mij nog lang niet toe aan een duurzame klimaatstad. Ik zie zaken staan als ‘duurzame energiepotentie’ en ik weet niet wat het allemaal betekent maar ik vind het totaal mager. Als we écht grootse plannen hadden met het milieu zouden we, volgens mij, zaken als het gratis openbaar vervoer volledig maken en zouden we het initiatief van de zonnepanelenberg in Nuenen (wat Nuenen niet kon dragen) moeten ondersteunen, en zouden we onmiddellijk moeten overstappen op het plaatsen van HRE-ketels in de VTA’s en de sportvoorzieningen, om maar wat voorbeelden te noemen. [Reageert op opmerking:] Nou, heel matig, want, mijnheer Gerard, als ik zo vrij mag zijn, het gaat over een voorbeeldproject en dat is een begin. Ik heb ook niets tegen een revolving fund maar ik ben altijd zo bang dat dat niet erg tastbaar is voor de burgers en daardoor ben ik ook eerder met die HRE-ketel gekomen. Dat vind ik in ieder geval erg bemoedigend en prachtig dat het toch uitgebreid verwoord wordt in dit stuk en dat we daar daadwerkelijk mee aan de slag gaan. Zoals ik zei steunen we het voorstel en ik wil het hier even bij laten. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Dank u wel. Voorzitter, we hebben voor ons een kaderstelling en verder niets meer want het zal straks echt uitgewerkt moeten worden. In de commissie heb ik aangegeven dat ik het heel fijn én belangrijk zal vinden als de milieuparagraaf ook in de bouwverordening terecht zou komen. Ik weet niet in hoeverre dat mogelijk is, maar we zullen daar in ieder geval bij de uitwerking opnieuw naar kijken. De vraag is ook of we duurzaam ondernemen ook niet kunnen uitrollen naar onze gesubsidieerde instellingen en dergelijke, zodat we daar ook een stukje winst kunnen gaan boeken. Wij denken dat we er bij de uitwerking in programma’s wat méér ambities in moeten zien te fietsen dan dat we er nu in
85
A
Verslagnummer 1
hebben. Een aantal moties roept daar toe op. Dat wil niet zeggen dat we die altijd zullen steunen want als ik bijvoorbeeld kijk naar amendement A1 over de GPR-norm, dan staan daar wel prachtige verhalen in van de waarde van 7,0 – de bouwverordening is blijkbaar 5,0 en de SP wil die naar 7,5 brengen - maar ik heb geen idee waar wij op dit ogenblik zitten. Wij denken ook dat wij voorlopig bij 7,0 moeten blijven en als blijkt dat we die 7,0 gehaald hebben, is het heel makkelijk om die nog een keer omhoog te schroeven. Dat is geen enkel probleem. We hebben net even wat zitten lachen over de vegetarische maaltijden. Het is inderdaad symboolpolitiek en ook één keer per drie maanden wijzen wij af en zekere iedere maaltijd. Dat werpen we verre van ons. Over motie 15 over biobrandstoffen hebben wij even zitten filosoferen: stel dat je straks aan de pomp komt, hoe weet je dan waar die biobrandstof vandaan komt? Is dat duurzaam? Niet duurzaam? Daar zitten natuurlijk wat twijfels bij, maar wij zeggen in ieder geval: laten we hier het voordeel van de twijfel hebben. Wij zullen deze motie dus ondersteunen. Moties 14 en 15 zijn gevallen. Dan houden we over: 20, 21 en de amendementen 3 en 4. Daarvan heb ik al gezegd dat we straks na de eerste termijn graag willen schorsen om dat nog eventjes te bespreken. Voorzitter: Mevrouw Schreurs. Mevrouw Schreurs: Dank u wel voorzitter. De voorliggende kaderstelling is bedoeld om met ons [leest voor:] “afspraken te maken betreffende het speelveld waarbinnen wij de zeer valide uitdagingen willen gaan oppakken. Het betreft hier met opzet een kaderstelling op hoofdlijnen, waarbinnen wij de komende jaren samen het beleid op het gebied van duurzaamheid en klimaat op een realistische wijze vorm willen gaan geven.” Ik heb de sterke verdenking dat de wethouder dit zelf geschreven heeft, want dat is ten voeten uit wat hij doet! Hij doet dat altijd weer op een briljante wijze. Hij formuleert namelijk: wij gaan kijken waar het geld vandaan komt en dán gaan we vooruit! Dat is echt een heel goede manier om te zorgen dat er dingen gebeuren. Aan de andere kant heb je ook het alternatief dat je formuleert waar je naartoe wilt en dat gewoon realiseert. Dat doe je dan wel met eigen geld en dat heeft zo z’n nadelen, maar dat is waar óók om gevraagd wordt bij dit soort zaken. Kortom: het interessante was wat de PvdA zou gaan doen. En dat heeft ze ook netjes waargemaakt, want het wordt erg ongemakkelijk als je geen ambitieniveau formuleert op het gebied van duurzaamheid. Amendement A3 is dus volkomen terecht en wij zullen dat graag steunen. De moties steunen wij ook. Die zijn, zoals kenmerkend, van een andere orde. Die zijn richtinggevend en dat hoort hierin thuis. Wat de aanvullingen van de SP betreft over de biobrandstoffen: dat is gewoon netjes. Het is inderdaad eng geformuleerd, maar anders wordt het een heel moeilijke zaak om te doen. Laten we dat dus vooral maar zo eng houden. Wat betreft de raadsvergadering die dan vleesontbrekend moeten zijn. Ach, de CDA-fractie kan altijd nog aan vasten, lijkt me.
86
A
Verslagnummer 1
Dat is ook een mooie traditie. Het maakt allemaal niet uit. Wij vinden dat prima. […] Brood en vis, ja, dat kan ook altijd nog. Vis kan er misschien ook onder vallen. De heer Stoevelaar: Op naar de barbecue! Mevrouw Schreurs: Maar in algemene zin kun je zeggen dat de raad aangeeft dat ze de zaak eigenlijk wat ambitieuzer wil hebben. De wethouder heeft natuurlijk volkomen gelijk dat dit een moeilijk terrein is om heel snel voortgang op te maken, maar dat is wel de oproep die de raad doet. Als laatste nog: de SP komt met een prachtige aanvulling om van 7,0 naar gemiddeld 7,5 te gaan. Een enorme, schitterende bètabenadering. Je vraagt je af of 7,6 dan inderdaad echt fundamenteel te veel is en 7,4 structureel te weinig. Ook daarmee kunnen wij wel leven. Voorzitter: Eerst mijnheer Vleeshouwers. Mijnheer Vleeshouwers, u hebt het woord. De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter, het kaderstellende stuk is niet wat ik kaderstellend zou noemen, dus ik zeg daarover niets meer. Over de moties wil ik wel even iets zeggen, want die zijn wel leuk. Ik loop het lijstje af. Met betrekking tot de GPR-normen heb ik de neiging om te zeggen dat ik niet weet wat het verschil is tussen een 7 en een 7,5, maar als de wethouder denkt dat een 7,5 haalbaar is, is dat wat mij betreft een betere ambitie dan een 7. Mijn steun! Met het ambitieniveau duurzaamheid en klimaatbeleid ga ik, na de uitleg die ik van mijnheer Cols tijdens de dinerpauze kreeg, akkoord. Dan de moties. Wat betreft warmtegordijnen was ik in de veronderstelling dat die niet meer mochten, maar als die blijken te mogen, is het inderdaad goed om eens te kijken wat we daarmee kunnen doen. De biobrandstof: ik denk dat de term duurzaam als aanvulling daarop welkom is, al is het wel een vage schaal van niet duurzaam naar duurzaam; ik ben het wat dat betreft helemaal eens met de achtergrond die mijnheer Gerard zojuist schetste. Over het ijssculpturenfestival hoor ik graag de wethouder. Voorzitter: Die is ingetrokken. De heer Vleeshouwers: Dat is waar. Ik heb teveel gezegd. De vegetarische maaltijden: ik denk dat het leuk is als wij de volgende keer in het kader van de symboolpolitiek met zijn allen bij mijnheer Verheugt melden dat wij een vegetarische maaltijd willen hebben; dan hoeven we vandaag verder helemaal niets meer te doen met deze motie. De twee moties van de Partij van de Arbeid over de klimaatneutrale stad en de jaarlijkse rapportage zal ik steunen, hoewel de termen klimaatneutraal en CO 2neutraal begrippen zijn waarvan ik de reikwijdte nog niet helemaal vat. Uiteindelijk wil ik graag bereiken dat wij hier in Eindhoven op lokale schaal en kleinschalig niveau doen aan duurzaamheid en energiebesparing, klimaatgunstige dingen dus. Ik ben bang dat wij daarvoor op zijn minst moeten wachten op de uitvoeringsprogramma’s.
87
A
Verslagnummer 1
Ik heb op allerlei plaatsen leuke suggesties gezien en ik denk dat wij het vooral klein en dicht bij de grond moeten houden. Dan komen wij er hier wel uit. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Jansen. De heer Jansen: Voorzitter, het gaat om een kaderstelling. In de commissie heeft mijn fractie daaraan al een akkoord gegeven, dus daarover geen discussie meer; wij zullen vóór zijn. Ik wil nog wel graag ingaan op de amendementen en moties. Het hogere ambitieniveau of – zoals mijnheer Gerard het zei – het tandje erbij spreekt mij aan, zowel als fietser als in het algemeen. Wij zullen dat ondersteunen. Alles wat je op het gebied van duurzaam bouwen en energieneutraliteit kunt bereiken, daar zullen wij achter gaan staan, dus amendement A.1: prima. Amendement A.3: ja. Je kunt wel twisten over de tekst maar het ambitieniveau neerleggen is erg goed. Dan het nieuwe amendement A.4, kernenergie als duurzame energie inzetten: wij hadden daarmee enige moeite. Voorzitter: Mijnheer Helms wil interrumperen. De heer Helms: Sorry, maar ik wil even interrumperen. Nogmaals: er staat nergens dat wij kernenergie als duurzame energie willen inzetten. Dat is niet wat er staat! De heer Jansen: Sorry, voorzitter, mijnheer Helms heeft helemaal gelijk maar dat wilde ik niet zeggen. Ik wilde zeggen dat in de Trias Energetica gesproken wordt van fossiele brandstoffen, waaraan toegevoegd en/of kernenergie. Eigenlijk zijn beide aanduidingen niet aan de orde, want ook fossiele brandstoffen zijn misschien over die periode niet meer interessant. Toch zijn wij het eens met de strekking van het amendement van de VVD, want ook kernenergie of misschien nog wel andere vormen kunnen ons straks wel degelijk helpen in de problematiek die wij nu met fossiele brandstof zien. Het gaat niet zozeer om het fossiele of om de kern, het gaat om de manier waarop het opgewekt wordt en het effect op het milieu. Ik denk dat dát de intentie van de VVD is, en die ondersteunen wij. Dus ook amendement A.4 zal onze instemming krijgen. Nu ga ik naar de moties. Biobrandstoffen: positief, maar met de toelichting erbij. Zie het in een groter geheel; ik denk dat wij nog jaren de tijd krijgen om hierin nog prachtige initiatieven te ontplooien. De klimaatneutrale stad van de Partij van de Arbeid: ja. Dan blijft het natuurlijk wel de vraag hoe je dat allemaal doet, maar het wordt voor ons allemaal een uitdaging om daar scherp op te blijven. Jaarlijkse rapportage, ook rapportage in het kritisch volgen en evalueren, daar zullen wij vóór zijn. Nu komt er nog een aardige, want de ChristenUnie wil ook nog een motie indienen. Ik heb gehoord dat de Socialistische Partij erg loyaal is in het accepteren en het gebruiken van de teksten van anderen. Het gaat om het ijssculpturenfestival. Mijnheer Gerard daagde mij uit door te zeggen dat hij in de Kerstperiode als enige hard heeft gewerkt. Dat hij hard heeft gewerkt, heeft hij bewezen met alles wat hier voorligt, maar ik wil hier wel even benadrukken dat hij
88
A
Verslagnummer 1
niet de enige is want ook anderen hebben laten zien dat zij hard hebben gewerkt. Het harde werken had voor ons eigenlijk moeten leiden tot een motie met betrekking tot de ijssculpturen. Ik wil de tekst van motie M.16 voor een groot deel gebruiken, en dan “… stelt de raad voor, uit te spreken dat ernaar wordt gestreefd om het ijssculpturenfestival binnen twee jaar energieneutraal te hebben.” Deze ligt hier nu en die wil ik indienen. Dan de allerlaatste waarover ik iets moet zeggen, daar kan ik niet omheen, dat is het voorstel van de Socialistische Partij voor vegetarische maaltijden. Ook wij zaten daar aan de maaltijd even over te praten met de geachte tafelgenoten. Een vegetarische maaltijd is vleesloos; dat is carnevale, dat is carnaval. Ik zal de motie niet steunen, maar hem met plezier doorverwijzen naar de komende carnavaleske vergadering. Ik denk dat de motie dáár thuishoort en daar zou een besluit kunnen vallen. Wat dat betreft zal ik tegen zijn en geef ik het advies mee: dien de motie de volgende keer in, mijnheer Gerard. Op die vergadering. De heer Schut: Voorzitter, mag ik een vraag stellen? Moeten de ijsbaan en de markt er nu ook aan geloven, en alle andere leuke dingen in de stad? Het gebruikt allemaal energie, dat weet u, en u weet ook dat energieneutraal het einde van het ijssculpturenfestival betekent. U kunt zo wel doorgaan, ik heb nog een heel lijstje klaarliggen! Deze stad wordt er steeds minder leuk op. Als dat uw doelstelling is, nou, dan denk ik dat de burgers u dankbaar zullen zijn. De heer Rennenberg: En dan mag PSV ’s avonds niet meer voetballen. De heer Jansen: Voorzitter, ik heb gezegd dat hetgeen wij hier doen, niet uitputtend is. Er werd vanavond gesproken van symboolpolitiek; elk ijssculpturenfestival is een heel pittige, zeer gewaardeerd, en dat staat ook allemaal in de motie die wij nu indienen. Wij geven echter nadrukkelijk aan dat het streven bij dát project juist moet zijn om het energieneutraal te maken. Je kunt er nog wel vijf of zes andere bij noemen en het heeft allemaal fasering nodig. Ik denk dat wij hier met zijn allen daarin een beetje de toon moeten houden en niet alles in één keer moeten roepen. Dus niet alles weggooien maar wel proberen de toon te zetten dat bij dit soort evenementen de energie wel degelijk heel belangrijk is. Dank u wel. De heer Van Zijl: Voorzitter, ik wil daar graag even op reageren. Vorig jaar heeft GroenLinks namelijk een motie ingediend waarin gevraagd wordt om bij deze evenementen de energiebesparing mee te wegen bij het al dan niet afgeven van een vergunning daarvoor. De vraag is dus: hoe staat het daarmee? Ik had deze vraag niet willen stellen omdat de motie van de Socialistische Partij niet is ingediend, maar nu neemt de ChristenUnie hem over en daarom breng ik het alsnog in. We hebben hier vorig jaar een motie over gehad. De ChristenUnie probeert daar nu op in te haken. De heer Jansen: Dan neem ik aan dat u vóór bent.
89
A
Verslagnummer 1
De heer Van Zijl: Dat zonder meer, maar het betekent wel dat we nu een doublure krijgen en dat we nog een antwoord tegoed hebben van het college, hoe het daarmee nu gesteld is. De heer Gerard: Ze moeten hier een verhandelsysteem van motierechten maken! Voorzitter: Ik constateer dat wij geleidelijk aan tot een afronding van deze eerste termijn komen, want verder zijn we nog niet. Mijnheer Peters? De heer Peters: Mijnheer de voorzitter, ik vind het erg ongemakkelijk, maar ik vraag toch nog even het woord. Ik heb geen uitspraak gedaan over de moties en ik zal dat heel kort doen. Via een stemverklaring? Nee, nu, dan ben ik er maar vanaf. Ik ben zo klaar. De vegetarische maaltijd hoef ik niet te bespreken want ik kom hier veel te graag en dan zou ik hier niet meer komen. De heer Gerard: Ik begrijp dat u voor het eten komt. Krijgt u thuis niet wat? De heer Peters: De warmtegordijnen, mijnheer Gerard, zijn gelukkig van tafel want aan de vergunningenmanie in deze stad wil ik geen extra bijdrage leveren. Ik vroeg het vooral om de GPR-normen; ik weet niet of dat haalbaar is dus daarover zou ik graag eerst iets van het college willen horen vóór wij daarvoor zullen stemmen. De motie van de Socialistische Partij over de biobrandstoffen vind ik wél heel erg goed. Ik heb de nodige verontrustende verhalen gehoord, dus ik steun dat van harte. Wij staan ook positief tegenover de drie stukken van de Partij van de Arbeid, al was het maar omdat mijnheer Cols zijn nek uitsteekt. Ik hoop de hele Partij van de Arbeid, maar mijnheer Cols voorop. De motie van de VVD over de kernenergiecentrales – zo blijf ik dat toch maar noemen – steunen wij niet. Voorzitter: Dank u wel. Ik stel voor dat nu het college reageert en dat we daarna het verzoek tot een korte schorsing inwilligen als daaraan nog behoefte is, maar daar ga ik nu maar even van uit. Daarna wil ik snel tot afronding komen want we hebben veel tijd gewonnen maar tegelijkertijd ook weer geconsumeerd. Mijnheer Rennenberg? De heer Rennenberg: Wij willen ook nog wel graag reageren, dan maar alleen op de moties. Met motie M.15 van de Socialistische Partij gaan wij akkoord. Van de motie over de vegetarische maaltijd krijg ik de indruk dat mijnheer Gerard die met Kerstmis heeft geschreven, toen juist zijn konijn Flappie was weggelopen. Daar zijn wij op tegen. Dan de moties van de Partij van de Arbeid: die willen wij graag ondersteunen. Voorzitter: Dan is nu het woord aan het college. De heer Van Merrienboer: Voorzitter, dank u wel. Ik zal proberen vaart te maken om mevrouw Fiers in de gelegenheid te stellen om over GPR nog het een en ander naar
90
A
Verslagnummer 1
voren te brengen. Wij hebben inmiddels samen het voorstel in de commissie verdedigd dus dat willen wij in de raad ook zo doen. Een belangrijk signaal vind ik de suggestie dat Eindhoven niet ambitieus zou zijn. Ik vind dat wel jammer, maar ik moet het mijzelf aantrekken omdat het tegendeel in het stuk misschien wat te weinig vanzelf spreekt. Eindhoven is juist een gerespecteerd top tienspeler vanuit de eerste fase van het klimaatbeleid! Dat staat er in, dat willen we blijven en dat zullen we ook blijven. Dan kom ik al direct bij het amendement van mijnheer Cols dat ik graag wil omarmen om maar te onderstrepen dat er geen twijfel kan bestaan over het feit dat Eindhoven wel degelijk ambitieus is. Ik zal daar zodadelijk nog op terugkomen. We zijn zelfs zó ambitieus dat we in het verspreiden van het voorstel wat te zuinig zijn geweest; de twee beleidskaders die u vanavond ook gevraagd wordt vast te stellen zaten niet bij de raadsstukken – wél bij de commissiestukken. Ook de menukaart waarnaar mijnheer Cols verwees en die in de commissiebespreking expliciet aan de orde is geweest, treft u niet bij dit voorstel aan maar hij zat wel bij het voorstel zoals dat in procedure is gebracht. Ik denk dat het goed is om die menukaart via het voorstel van mijnheer Cols op tafel te brengen, maar ook daarop kom ik zodadelijk nog terug. Mevrouw Breuers: Mijnheer de voorzitter, ik wil ter verduidelijking de wethouder nogmaals iets vragen. Bij de commissiebehandeling heb ik gevraagd naar de menukaart, maar toen noemde u dat een inspiratiekaart. U vertelde dat het de bedoeling is om daar later, bij de verdere vaststelling van de pijlers, uit te halen welk ambitieniveau haalbaar is. Mijnheer Cols stelt nu voor om blijkbaar uit die inspiratiekaart te gaan kiezen voor innovatief. Onderschrijft u dat, of hebben we het nu over verschillende dingen? De heer Van Merrienboer: Daar kom ik zodadelijk nog op. Ik kom zodadelijk bij de amendementen; ik was nog even met de inleiding bezig. Het ambitieniveau, laat ik dat dan maar direct behandelen. Zie de tekst, maar SenterNovem is in de menukaart zelf ook niet helemaal helder. De suggestie wordt gewekt dat alleen als je innovatief bent, je de hoogste ambitie koestert. Wij hebben in de commissie gediscussieerd over de noodzaak om ook te focussen. Op het gebied van zonne-energie kan deze stad innovatief zijn, maar misschien moeten we windenergie maar aan Heerhugowaard overlaten, om het zo maar eens te zeggen. Dat was aanleiding voor mij om te zeggen: kijk naar die menukaart, kijk waar je innovatief kunt zijn maar wek niet met elkaar de illusie dat je op die andere niveaus uitkomt, en die niveaus waren voorloper zijn en actief zijn; als je actief bent voer je gewoon de Kyoto-doelstellingen uit. Dan ben je, vind ik, nog steeds ambitieus maar niet voldoende. In waar je echt goed bent, moet je innovatief willen zijn, ook kijkend naar je kennisinstellingen en je productiestructuur. Je wilt ook partner zijn van het kabinet – dan kijk ik naar mevrouw Schreurs – en inderdaad, een goed getimed bod in de richting van het kabinet helpt je klimaatbeleid natuurlijk pas echt vooruit. De ambitie die ik heb is meer een procesmatige en dat is dat je vanuit de menukaart echt de voor Eindhoven
91
A
Verslagnummer 1
meest passende selectie maakt. Dan verdraait mijnheer Helms mijn woorden als hij zegt dat ik voor het haalbare ga. Nee, ik ga voor de best denkbare ambitie voor deze stad maar dat betekent niet dat wij op alle onderdelen innovatief kunnen zijn. Dat kunnen we alleen maar zijn en dat moeten we ook alleen maar zijn als we de kracht kunnen organiseren om dat te zijn. Er ligt geen aardgasbel onder Eindhoven, bijvoorbeeld. Uitgaande van de ambitie om koploper te zijn – dat staat ook in de tekst – zullen we in die menukaart dus stevig moeten winkelen. Mijnheer Cols zegt, zo lees ik het amendement, vertrek van het niveau zoals dat is gedefinieerd bij innovatief, en als je kiest voor een ander niveau, motiveer dat dan. Dat vind ik op zich wel een goede benadering want dat betekent dat je jezelf het meest uitgedaagd voelt, dus in die zin kan ik me goed herkennen in het amendement van mijnheer Cols en zou ik daarover dan ook positief willen adviseren. De twee moties: de motie over de rapportage is misschien een gevolg van niet-expliciet zijn in het voorstel, maar natuurlijk zullen wij over een speerpuntprogramma van dit college gewoon jaarlijks rapporteren, ook heel expliciet. Of er jaarlijks een benchmark met andere steden bij hoort, moet ik even bekijken. Het moet natuurlijk allemaal wel behapbaar zijn, maar wij zullen in de milieumonitor jaarlijks gewoon heel expliciet zijn als het gaat om de stand van zaken wat ons ambitieniveau betreft. De klimaatneutrale stad – er gaan hier wat woorden heen en weer: klimaatneutraal, energieneutraal – mijnheer Gerard heeft gelijk, dat is niet hetzelfde. We kunnen wel suggereren dat dit hetzelfde is, maar dat is niet zo. Ik wil de motie graag ter hand nemen, uitgaande van het rapport dat er ligt voor Apeldoorn, Tilburg en Heerhugowaard. Dat is geen willekeurige selectie want het is de top drie als het gaat om klimaatsteden in het land. Ik wil graag dat rapport gebruiken om als het ware onze uitgangssituatie rond klimaatneutraliteit te bepalen en op basis daarvan ook te definiëren op welke manier in welk tempo Eindhoven de bij de stad passende vorm van klimaatneutraliteit kan nastreven. Ik ben dus positief over die motie. Voorzitter: Mevrouw Breuers en daarna mijnheer Gerard. Mevrouw Breuers: Ik word steeds positiever! Als mijnheer Van Merrienboer nu ook nog zegt dat daarmee, zoals in dit stuk verwoord staat, 2030 wellicht niet meer 2030 is maar in alle hoop veel dichterbij komt met deze motie, dan worden wij wel wat positiever. In het stuk staat duidelijk 2030, maar ik wil van de wethouder horen of hij dat daarmee laat vallen. De heer Van Merrienboer: Wat ik wil, en de motie van mijnheer Cols helpt daar natuurlijk bij, is dat je de klimaatneutraliteit koppelt aan het goede schaalniveau. Klimaatneutraal of CO2-neutraal als gemeentelijke organisatie? Wat mij betreft eerder dan 2030. Maar bij zoiets als klimaatneutraal als stad is 2030 een volstrekt irreële optie. Dat halen we nooit. Tilburg heeft het wetenschappelijk laten onderbouwen en met alle hens aan dek is 2045 naar ik meen het vroegst denkbare. Dus wat ik juist wil doen in het programma is: heel spits definiëren waarover we het hebben. Hebben we
92
A
Verslagnummer 1
het over de gemeentelijke organisatie? Hebben we het over de stad? Waarover hebben we het? En dan op grond daarvan het ambitieniveau vaststellen. Als u dat vertaald wil zien in de constatering dat dit betekent dat 2030 niet de ambitie is, kan ik dat denk ik bevestigen in die zin dat ik in het programma specifieker wil zijn. Voor sommige definities ben je ambitieuzer dan 2030, maar voor andere zeker niet. De heer Gerard: Hoe zou u er tegenover staan, wethouder, om eerst eens te onderzoeken wat in de huidige situatie het percentage is en dan bijvoorbeeld tussenstappen in te bouwen? De heer Van Merrienboer: Precies, maar zo interpreteer ik ook de motie van mijnheer Cols. Wij gaan ons als stad spiegelen in het onderzoek dat voor die drie steden gedaan is, wat onze uitgangssituatie is, wat reëel is, wat haalbaar is en wat past bij onze stad. Dat is nu precies mijn verhaal, dus ik ga ook geen getallen noemen. Ik ga ook geen specifiekere ambities noemen; ik wil alleen maar onderstrepen dat daarmee niet gezegd is dat ik niet ambitieus ben, maar ik wil het wel op de goede en zorgvuldige manier doen. Dat past wat mij betreft nog steeds in de lijn van het visieprogramma projecten. Nu kijk ik even naar de moties. Een tweetal moties haalt mijnheer Gerard van tafel. Ik vond dat wat jammer omdat ik de gelegenheid wilde hebben om aan te geven dat we op beide thema’s actief zijn, echter niet op een manier zoals die in de motie wordt voorgesteld. We zijn rond evenementen bezig met energiemanagement en in het evenementenbeleid komt ook die milieuparagraaf waarin de vraag van mijnheer Van Zijl exact zal worden beantwoord. We zijn bijvoorbeeld bezig in relatie tot de ondernemers om initiatieven te nemen rond energiezuinige etalageverlichting. Een aanpak, maar dan stimulerend. Niet via regelgeving zaken opleggend rond energieverbruik van winterterrassen; ik zou dat graag als ambitie in het programma meenemen. Dus niet uitsluitend het instrument van regelgeving, van verboden, van dwang hanteren maar juist proberen om de innovatieve kant te benutten en ondernemers uit te dagen om dat te doen. Biobrandstoffen: ik kan de motie ondersteunen als hij wil uitdrukken dat we in principe moeten gaan voor duurzaam geproduceerde biobrandstoffen. Dat doen we bijvoorbeeld – als het in onze macht is – via ons inkoopbeleid om ervoor te zorgen dat hetgeen wij aan biobrandstof gebruiken, het predicaat duurzaam voor de volle 100% verdient. Maar we zijn niet in staat om diep in de slang van de pomphouder te sturen; daartoe zijn we bij traditionele fossiele brandstoffen trouwens ook niet in staat. Dat betekent dus dat het moeilijk is om een garantie te geven dat alles wat wij doen voor de volle 100% duurzaam is. We sturen er echter wél op en wij zullen dat met de nodige zorgvuldigheid doen. Dus over motie M.15, voorzitter, wil ik graag positief zijn. Met betrekking tot de vegetarische maaltijden vind ik het jammer dat mijnheer Gerard de term symboolbeleid gebruikt. Aan de éne kant omdat hij vanuit de onderbouwing een belangrijk aandachtspunt heeft: de consumptie van dierlijke eiwitten, van dierlijke producten ís fors energiebelastend en je kunt symboolbeleid ook vervangen door een voorbeeldfunctie. Dan kunnen we er wat minder lacherig
93
A
Verslagnummer 1
over doen, hoewel ik de sentimenten ook wel begrijp. Maar dan kan het geen kwaad en als college hebben wij besloten om wekelijks op dinsdag voortaan een vegetarische collegelunch te hebben. Daar mag iedereen van zeggen wat hij of zij wil, maar dat is een voorbeeldfunctie. Ik leg het bij u terug om te zien wat u daar tegenoverstelt, maar ik vind het iets meer dan symboolbeleid. Wij hebben als overheid een voorbeeldfunctie te vervullen, ook daarin. Wat betreft de motie van de ChristenUnie over de ijssculpturen: ik heb een andere benadering in gedachten, dus niet specifiek dit evenement nu beetpakken alsof het de kop van Jut was, maar wij gaan over de volle breedte van het evenementenbeleid aan de slag met energiemanagement en met zorgvuldig energieverbruik. U vraagt nu om energieneutraliteit en dat is de meest vergaande vorm. Ik ga niet in exacte definities vervallen, maar volgens mij is dat binnen die twee jaar sowieso onhaalbaar. En dan komt u met het scenario van mijnheer Schut en dan helpt u het in feite om zeep. Wij willen over de volle breedte met organisatoren van evenementen afspraken maken over energiemanagement rond evenementenbeleid. Ik zie daartoe echt al de eerste bereidheid. De heer Jansen: Voorzitter, mag ik daarop even inhaken? De motie beoogt dat er onderzoek wordt gedaan of het binnen twee jaar kan, als richting. Daarvoor is het een motie. Als u zegt dat u het met energiemanagement voor alle evenementen doet, zegt u iets belangrijks maar u zegt dat u dat er niet wilt uitpikken. Het is wel een heel grote die u eruit zou kunnen pikken, waarmee u zou kunnen onderzoeken of u binnen twee jaar energieneutraal – met warmtepompen, of welke technieken we al niet hebben – iets kunt doen. Dan vertoont u ook voorbeeldgedrag en vervult u een voorbeeldfunctie. De heer Van Merrienboer: Dat is wat ik zeg: we willen over de volle breedte van het evenementenbeleid naar energiebesparingsdoelstellingen en welke er dan precies uit komt voor het ijssculpturenfestival, wil ik even bezien. Nu pakt u alleen het ijssculpturenfestival eruit terwijl andere evenementen misschien met betrekking tot milieu- of energieprestatie ook wel heel belastend zijn. Ik wil over de volle breedte kunnen kijken en in die zin wil ik de intentie van de motie wel meenemen, maar niet specifiek alleen maar voor het ijssculpturenfestival met een ambitie die volgens mij, kijkend naar de definitie, niet realiseerbaar is. De heer Van Bussel: Even een opmerking tussendoor, voorzitter. Die spreektijdregeling van vier minuten, geldt die nog steeds? Zitten we op schema? Ik geloof dat het nu wel een beetje uit de hand loopt. Voorzitter: De wethouder. De heer Van Merrienboer: Het amendement van de VVD, kernenergie. Mijnheer Helms geeft aan dat het om een technisch onderdeel gaat en daar zit misschien wel
94
A
Verslagnummer 1
enige juistheid in. Een deel van de energie die wij in Nederland gebruiken wordt geleverd door kernenergie. Ongeveer 4% van de energieproductie bestaat uit kernenergie. Toch ga ik het amendement ontraden omdat het hier om beleidskaderstelling gaat. Ik heb in het kader van efficiënt energiegebruik geen ambities ten aanzien van kernenergie. Mijnheer Gerard had het over het aantal colleges wat het nog ging duren, of ik weet niet wie dat was. Voor mij komt kernenergie in beeld zodra deze in staat is om op de tweede trap van de Trias Energetica te opereren. U suggereert iets technisch, maar we praten nu over kaderstelling van wat we gaan doen. Ik heb geen voornemens om efficiënter gebruik van kernenergie heel specifiek te gaan bevorderen. Dus ik zou u het amendement om die reden willen ontraden. De heer Helms: Ter verduidelijking: het college kiest dus wat betreft het restant energie dat wij niet duurzaam kunnen betrekken voor fossiele brandstoffen boven kernenergie. U hebt dus liever energie van een kolencentrale dan van een kerncentrale. De heer Van Merrienboer: Nee, wij kiezen voor een efficiënter verbruik van fossiele brandstoffen, dat klopt. Natuurlijk weet ik wel dat er kernenergie wordt benut voor een deel van de energielevering die plaatsvindt. Technisch gezien heeft u dus gelijk. Het gaat er echter om of u nu als raad, via dit amendement uitspreekt dat ik namens u specifieke initiatieven moet gaan nemen om een efficiënter gebruik van kernenergie te gaan realiseren. Die bereidheid is er niet. Dat is wél de consequentie van het op deze manier formuleren van het amendement. De heer Helms: De consequentie was naar onze mening eerder andersom, maar ik begrijp dat u ook geen specifieke plannen wilt ontwikkelen om binnen de restvraag kernenergie daar zo snel mogelijk uit te werken? De heer Van Merrienboer: Nee, nee, als het gaat om het efficiënter gebruik van fossiele brandstoffen, en dat doe je bijvoorbeeld door inderdaad kijkend naar wat de energiedistributiebedrijven op dit moment op het net leveren, daar zit kernenergie in dus ik herhaal: technisch heeft u een punt, alleen door het nu als kaderstelling te formuleren, vraagt u van mij initiatieven om efficiënter met kernenergie om te gaan en ik heb geen concrete voornemens wat dat punt betreft. Ook vanwege de onduidelijkheid die het kennelijk oproept wil ik u het amendement ontraden. Voorzitter, ik ga afronden. Nu kijk ik naar mevrouw Breuers; ik vind het vertrekpunt dat wij niet ambitieus zouden zijn, teleurstellend. Ik proef in het debat dat het beeld wat meer ontstaat dat wij dat wél zijn, maar als u zich beperkt tot de motie over vegetarisch eten, ben ik benieuwd naar de ambities die GroenLinks zou willen toevoegen.
95
A
Verslagnummer 1
Mevrouw Breuers: Ik heb in de commissiebehandeling nadrukkelijk aangegeven dat wij klimaatneutraliteit in 2030 zeer teleurstellend vonden. U heeft toen in uw eigen woorden gezegd dat u geen ambities wilde benoemen. U wordt nu door toedoen van onder andere de Partij van de Arbeid duidelijk. Het is in dit verband voor het eerst dat u werkelijk over ambities praat. We hebben zodirect een schorsing en in die schorsing zullen wij afwegen of het voor ons voldoende is om het voorstel al dan niet te steunen. De heer Van Merrienboer: Voorzitter, ik ben klaar. Voorzitter: Dan heeft nu mevrouw Fiers het woord. Mevrouw Fiers: Ik zal vanaf mijn zitplaats de vraag beantwoorden. Het gaat om het amendement dat is ingediend op onze GPR. Wij blijven graag in afkortingen praten, maar voor de kijkers thuis vertel ik dat dit de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn is. Wij hebben met een 7 een heel stevige ambitie geformuleerd. Dat wil ik hier wel even benadrukken, want door enkele partijen wordt gedaan alsof het maar een zeventje is, maar zoals u in de nadere toelichting heeft kunnen lezen, is dat bijna 30% boven wat als wettelijke ambitie of norm is gesteld. Dat is dus een heel stevige ambitie. Nu vraagt u als raad om een tandje meer. Hoewel ik de manier waarop bijvoorbeeld mijnheer Gerard heeft gezocht naar een mogelijkheid om dat te doen, voor de toekomst wel een goed idee vind, vind ik het redelijk gemakkelijk om dat hier vanuit uw stoel in de raadszaal te zeggen. Het zijn namelijk de anderen, de bouwers en ontwikkelaars, die het straks moeten gaan doen. Dat betekent dat het een instrument is dat moet stimuleren, verleiden en inspireren om het bovenwettelijke te realiseren. Daarom willen wij inzetten op een 7, een stevige ambitie, maar wél realistisch. Wat zou u nu eens voor een vergelijking kunnen maken? Ik dacht aan het goede voornemen dat ik heb en dat persoonlijke voornemen zal ik u vertellen. Ik ben van plan om in het nieuwe jaar af te vallen. Nog steeds! Als ik de ambitie nu eens op tien kilo stel, en u zegt allemaal tegen mij vanaf de rand: mevrouw Fiers, vijftien kilo! Vijftien kilo! Dan zou de moed mij bij voorbaat al in de schoenen kunnen zinken, want ik moet het doen. Het is wel een raar voorbeeld, maar toch wil ik aangeven dat de ambitie in het plan heel stevig is en dat het er uiteindelijk om gaat wie die ambitie moet gaan waarmaken. Hoe zorg je ervoor dat je die partijen gestimuleerd en gemotiveerd houdt? Vandaar dat ik blijf vasthouden aan een ambitieniveau van 7 om mee te beginnen. Van zeven kilo! En in de nadere toelichting heb ik een jaarlijkse evaluatie toegezegd. Op basis daarvan kunnen we eventueel al sneller tot een bijstelling komen, maar vooralsnog wil ik gewoon beginnen met een 7. Voorzitter: Dank u wel. Ik wil de discussie nu niet weer openen; ik ben inderdaad wat tolerant geweest, mijnheer Van Bussel. Ik dacht nog wel dat we zoveel tijd gewonnen hadden met Eindhoven Airport. Die tijd hebben we echter snel ingelopen, dus we
96
A
Verslagnummer 1
moeten ons nu wel wat gaan inhouden. Er is afgesproken dat we nu een korte schorsing hebben voor nader beraad. De heer Cols: Voorzitter, ik heb een vraag aan de wethouder. Voorzitter: In deze ronde nog? De heer Cols: Over wat zij zojuist verteld heeft – niet over die tien kilo. Voorzitter: Goed, dan over iets anders. De heer Cols: Over die 7,0. Voorzitter: Gaat uw gang. De heer Cols: Ik vond het verhaal van de wethouder best overtuigend, maar we hebben vandaag in de vergadering nét een mooie glossy folder gekregen, ik neem aan van diezelfde wethouder want zij staat er immers zelf ook in. In die folder zie ik dat wij een 7,0 nu al makkelijk halen. Dat vind ik dan echt niet zo ambitieus. Ik ben het bos in gestuurd, ik ben een klein beetje de weg kwijt! Voorzitter: Uw vraag is duidelijk. Mevrouw Fiers? Mevrouw Fiers: We hebben in die folder de goede voorbeelden eruit gehaald. Zoals u ook in het voorstel kunt lezen, zijn er heel goede voorbeelden van pilots die we gedraaid hebben. Echter, als je naar het totaal van de pilots in Eindhoven en daarbuiten kijkt, wat is dan een realistische ambitie op basis van al die ervaringen? Dan komen wij uit op die 7. Dat wil niet zeggen dat een hogere score onmogelijk is, maar het gaat erom hoe je die ambitie formuleert en hoe je dit instrument inzet. Is het mogelijk om hoger te scoren dan een 7? Ja, natuurlijk! Je kunt uiteindelijk een 10 scoren maar op basis van alle ervaringen uit alle pilots is die 7 een stevige, realistische ambitie. Voorzitter: Ik wil gaan schorsen. Ik vraag iedereen, stemverklaringen of oordelen over moties die reeds uitgesproken zijn en die na de schorsing hetzelfde blijven, niet te herhalen. Die zijn voldoende vastgelegd. Slechts als de schorsing een ander of een aanvullend standpunt oplevert, krijgt u na de schorsing de gelegenheid om dat kort en krachtig toe te lichten. Ik wil zo langzamerhand de vergadering gaan afronden en ik schors nu voor 7 minuten. [Schorsen]
97
A
Verslagnummer 1
Voorzitter: De schorsing is afgelopen. Ik heropen de vergadering en ik herinner u eraan dat we nu nog slechts reageren met hetgeen afwijkend is van wat eerder aan standpunten is ingenomen. Ik wil – met uw instemming – de vergadering zo snel mogelijk met besluitvorming gaan afronden. Wie van u wil het woord voeren? Mijnheer Jansen meldt zich als eerste. De heer Jansen: Voorzitter, ik wil meedelen dat ik na de beantwoording van de wethouder de aangepaste motie – de oude motie M.16 over de ijssculpturententoonstelling – zal terugtrekken omdat de toezegging en de discussie over energieneutraliteit dan wel nulenergie op zich interessant is, maar de toezegging meer dan voldoende aanknopingspunten geeft om op door te gaan. Voorzitter: Dank u wel. Dan wordt die motie nu voorgoed van de agenda afgevoerd. Wil niemand daar alstublieft nog op terugkomen? Wie wil vervolgens het woord voeren? Wie heeft er nog iets te melden? De fractie van het CDA, mijnheer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Moties M.20 en M.21 zullen wij steunen. Wij hebben behoorlijk over amendement A.3 gediscussieerd; er wordt een exacte tekst neergezet wat het moet zijn: innovatief. De wethouder geeft aan dat hij de voor Eindhoven passende stukken eruit zal halen en dat dekt elkaar niet helemaal. Wij hebben mijnheer Cols gevraagd of hij het amendement eventueel zou willen omzetten naar een motie, want die zouden wij hebben gesteund. Mijnheer Cols wilde dat niet en wij zullen amendement A.3 dan ook niet steunen. Dat geldt ook voor amendement A.4 om de Trias Energetica uit te breiden. Wij vonden de motivatie van de wethouder prima. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel. Er resten nog twee puntjes om te zeggen. Het eerste is het terugkerende probleem van dit college met het begrip ambitie. Wij dachten dat het iets van de Partij van de Arbeid was, maar mijnheer Cols heeft op de valreep de eer gered. Ambitie heeft niets te maken met wat je kunt bereiken, maar ambitie is een streven. Iets dat je zou willen. U verwart het steeds met een doelstelling, maar een doelstelling is wat je denkt te kunnen halen. Een doelstelling wil je uiteindelijk voor 100% halen en een ambitie is een voornemen waar u naartoe zou willen. Maar goed, die discussie zullen we nog wel vaker terugkrijgen want het is niet de eerste keer dat we hem voeren. Wat betreft ons amendement: de wethouder zegt nota bene dat wij eigenlijk gelijk hebben, maar omdat het allemaal een beetje onduidelijk is, ontraadt hij het toch. Ja, we hebben vandaag al meer dingen aangehouden omdat het bij anderen onduidelijk is. Dat is niet de manier waarop wij politiek bedrijven, dus het amendement blijft gewoon in stemming. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Gerard.
98
A
Verslagnummer 1
De heer Gerard: Voorzitter, eerst betreffende amendement A.3. Inmiddels is ons duidelijk geworden welke set data mijnheer Cols bedoelde. Het bezwaar dat wij niet wisten waarop hij zich baseerde, is verdwenen. Wij denken dat het een stevige ambitie is maar nu dit duidelijk is, steunen wij amendement A.3. Dan de GPR, een 7,5. Voorzitter, wij zijn blij met de fleurige folder van de wethouder en wij constateren dat daar een gemiddelde op staat van 7,8, een gemiddelde van 9,1 en een gemiddelde van 7,6. Wij denken overigens dat een 7,0 in vergelijking met de huidige zaak een stevige ambitie is, ik doe daarover niet geringschattend. Wij denken, mede door wat de wethouder zelf aanreikt en ook door de tekst van het stuk dat een 7,5 zou moeten kunnen. Bij woonkwaliteit bijvoorbeeld, staat 8 à 9 en met name water en energie zijn zodanig geformuleerd dat je toch relatief eenvoudig aan een 7 komt. Wij houden dit amendement overeind. Voorzitter, de wethouder sprak mij teleurgesteld toe dat ik voor vegetarisch eten het woord symboolbeleid had genoemd en hij heeft nog gelijk ook. Ik heb symboolbeleid bedoeld in de zin van resultaat. Het maakt natuurlijk voor de veestapel op aarde niet uit of de gemeenteraad van Eindhoven eens in de drie maanden geen vlees eet. Een voorbeeldfunctie is een juist woord en ik houd dit overeind. Als er een initiatief van GroenLinks komt om betrokkenheid bij dit onderwerp uit te drukken met een volledig vegetarische maaltijdverstrekking op het gemeentehuis, zal ik mijn fractie de vrijheid geven om daarover individueel te stemmen. Mevrouw Breuers: Die motie is ingediend. Voorzitter: De stemverklaring is duidelijk, de motie is er. Oh, hij is niet rondgedeeld. Er is een motie van GroenLinks, gebaseerd op de eerdere motie van mijnheer Gerard. De tekst: “… van mening zijnde dat de gemeente Eindhoven in deze principiële acties kan ondernemen in plaats van in deze slechts symbolische acties te ondernemen, stelt de raad voor, uit te spreken dat de maaltijd die de gemeente in de pauze van de raadsvergaderingen verstrekt, vegetarisch is.” Alle andere woorden zijn geschrapt, dat is toch duidelijk genoeg om deze motie onderdeel te doen zijn van de beraadslaging. Die motie ligt dus op tafel, zoals mevrouw Breuers zei. Mevrouw Breuers: Ik wil overgaan tot onze finale beoordeling van het hele verhaal. Mijnheer Gerard heeft ooit eens gezegd, ik meen tijdens de commissievergadering, dat dergelijke maaltijden… nee, dat dergelijke maatregelen om verbeteringen te krijgen… Voorzitter: Het wordt echt tijd dat we gaan afronden! Mevrouw Breuers: Ja, precies, wat een spraakverwarring. Die maatregelen om verbeteringen te krijgen, kosten kruim en ik wil jullie alleen maar meegeven dat het dan af en toe ook nodig is om in eigen vlees te snijden. Wij houden de motie over vegetarische maaltijden dus overeind. Dat is één. Het tweede: de ambities. De
99
A
Verslagnummer 1
wethouder zei: GroenLinks, wat doen jullie nu? Ik zei toen: wethouder, had in de commissie verteld wat wij nu horen, dan waren wij enthousiast geweest. Mede door toedoen van de Partij van de Arbeid is het stuk sterk verbeterd naar onze mening. Wij steunen daarom amendement A.3 wat in elk geval een ambitieniveau toevoegt aan de kaderstelling. Wij steunen motie M.20 volgens de interpretatie van de wethouder. Wij zouden daar nog graag bij zien hoe een en ander kan versnellen als er meer geld ter beschikking komt, maar dat kan als we verder doorpraten. Wij blijven het amendement van de Socialistische Partij over de GPR-norm steunen, om die naar 7,5 te verhogen. Wij steunen de motie van de Socialistische Partij over biobrandstoffen en wij steunen natuurlijk never, nooit niet, het amendement van de VVD over kernenergie. Volgens mij heb ik nu alle moties en amendementen gehad en ik mag de wethouder tot dit moment feliciteren, maar wij zullen hem kritisch volgen. Voorzitter: Mijnheer Cols. De heer Cols: Bedankt, voorzitter, ik zal het kort houden. Over de moties over vegetarische maaltijden – het zijn er twee, als ik het goed heb bijgehouden – zullen wij in onze fractie naar eigen inzicht stemmen. Motie M.15 over de biobrandstoffen zullen we steunen. Amendement A.1 over de GPR-norm zullen wij niet steunen, maar we zullen in de toekomst wel strikt kijken of die ambitie dan misschien toch niet iets omhoog moet. Wij zullen echter nu het amendement niet steunen. Dat was alles. Voorzitter: Dank u wel. Wie wil er nog meer een aanvullende stemverklaring afleggen? Niemand. Dan ga ik nu de voorliggende amendementen in stemming brengen. Eerst amendement A.1, de GPR-normen. Willen degenen die daar tegen zijn, de hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Het zijn 26 stemmen en dat is een meerderheid. Het amendement is verworpen. Amendement A.3, ambitieniveau duurzaamheid en klimaatbeleid. Willen degenen die daar tegen zijn, de hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Acht stemmen. Daarmee is dit amendement aanvaard. Amendement A.4, kernenergie erbij betrekken. Willen degenen die vóór zijn, hun hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Acht stemmen, dat is onvoldoende om aanvaard te worden. Het amendement is verworpen. Nu kom ik bij een hele reeks moties. De griffier heeft ze zo goed mogelijk op reikwijdte neergelegd. Ik begin met de motie inzake biobrandstoffen, motie M.15. Willen degenen die hier tegen zijn, hun hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Zeven handen, dat betekent dat de motie is aanvaard. Motie M.29 inzake de vegetarische maaltijden. Mag ik degenen die daar vóór zijn, vragen hun hand op te steken?
100
A
Verslagnummer 1
De heer Van Liempd: Voorzitter, er zijn twee moties over vegetarische maaltijden. Over welke hebben we het nu? Voorzitter: Motie M.29 is degene die ik daarstraks heb voorgelezen en die beoogt uit te spreken dat de gemeente in deze principiële acties kan ondernemen en dat er tijdens de raadsvergadering nog slechts vegetarische maaltijden worden verstrekt. Dat is de motie van GroenLinks, de verst strekkende motie naar het oordeel van de griffier. Wie van u is hier vóór? Wilt u dan uw hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Het zijn er dertien en dat is onvoldoende. De motie is verworpen. Omdat motie M.29 is verworpen, blijft de motie van de Socialistische Partij overeind. Willen degenen die het daarmee eens zijn hun hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Ik tel tien handen, onvoldoende om de motie te aanvaarden. De motie is verworpen. Motie M.20, klimaatneutrale stad. Willen degenen die hier vóór zijn, de hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Dat zijn er heel veel om te tellen. Mag ik degenen vragen die ertegen zijn, hun hand op te steken? [Stemmen bij handopsteken]. Dat zijn er maar zeven. De motie is aanvaard. Motie M.21, de jaarlijkse rapportage duurzaamheid en klimaatbeleid van mijnheer Cols. Wie is hier tegen? Willen zij hun hand opsteken? [Stemmen bij handopsteken]. Zeven stemmen. De motie is aanvaard. We hebben nu de reeks moties en amendementen afgehandeld. Dan natuurlijk het voorstel nog. U wordt gevraagd – zoals in het ontwerp raadsbesluit is geformuleerd – om in te stemmen met de kaderstelling programma, met het beleidskader bouwen en wonen en met het beleidskader revolving fund. Wie is er tegen dit voorstel? Dat is niemand. De voorstellen zijn unaniem aanvaard en ik spreek een gelukwens uit aan allen die eraan hebben meegewerkt. IX Raadsinformatiebrieven (ter kennisname) Voorzitter: Nu probeer ik de vergadering zo snel mogelijk te beëindigen door aan de orde te stellen de raadsinformatiebrieven, met het verzoek daarvan kennis te nemen. Dat heeft u ongetwijfeld gedaan. X Ingekomen stukken Voorzitter: Voor wat betreft de ingekomen stukken stel ik voor, de stukken onder A. voor kennisgeving aan te nemen.
101
A
Verslagnummer 1
De heer Van den Biggelaar: Voorzitter, ik denk dat ingekomen stuk A.3 over VluchtelingenWerk Eindhoven naar de andere categorie moet. Het college moet daar even naar kijken, want het kan gevolgen hebben voor subsidieverhoudingen enzovoorts, en dan vind ik voor kennisgeving aannemen net iets te weinig. Voorzitter: Dat leggen we voor aan het college. Dat zal daar desgewenst op reageren naar de raad, al dan niet in de commissie. Ik kom bij de stukken onder B., ik stel voor, deze in handen te stellen van het college van Burgemeester en Wethouders en het voorstel van mijnheer Van den Biggelaar wordt van A naar B verplaatst. XI Sluiting Voorzitter: Dames en heren, bij de dinerpauze dacht ik nog dat we vanavond vroeg thuis zouden zijn. Maar ja, als je wat meer tijd hebt, blijkt die altijd consumabel te zijn. We zullen er eens over nadenken in de betrekkelijk korte periode dat ik uw voorzitter nog mag zijn of dat niet wat efficiënter kan. Als u met ons meedenkt, moet dat zeker lukken. Heel hartelijk bedankt, wel thuis en tot de volgende vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 maart 2008.
G. Braks, voorzitter.
J. Verheugt, griffier
gwo/EC08003714
102