A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Verslagnummer 13 Bladnummer 1168 Aanwezig 45 leden 5 januari 2004
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering op 30 oktober 2003, vervolg op de vergadering van 29 september 2003, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 15.00 uur, schorsing 18.30 uur, vervolg 19.30 uur, schorsing 23.00 uur. Uitnodiging aan
drs. A.B. Sakkers mw. A.C. van Alphen de Veer-Paulen J.G.J.M. van den Biggelaar mw. S. Bulut-Kapucu M.J.A.M. van Bussel H.W.A. van Dijck G.J.H. Dijsselbloem A.J.W.M. Geerts mw. H.J.M.C. van Herk J.A.G. van Hout F. van Iersel drs. H.M.F. Janssen mw. M.T. Kamphorst mw. P.J.F. van Kessel-Jansen drs. H.J. Kielenstijn mr. P.P.H.A. Leenders J.J. van der Meer mw. J.A. Oomen mw. A.A.H.M. Pax mw. R.B. Dos RamosVerstraeten ing. R.A.M. Rooijakkers mr. M.C.J. de Schepper N.H. Stoevelaar A.H.C. Vestjens
Aanw.
burgem. VVD PvdA PvdA LE LE D66 LE CDA CDA SP PvdA SP PvdA LE CDA PvdA LE LE CDA LE D66 CDA CDA
Uitnodiging aan
drs. J. Verheugt mw. mr. dr. G.J.M. van den Biggelaar mw. drs. J.G.C.L. Breuers W.J. Burema mw. L.M.P. van DootinghHeijungs mw. Drs. M.C.T. Fiers B.J.M. Gerard A.F.W. Houben mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij mw. E.M.H. Joosten R.M. Kerkwijk mw. N.G.E.C. Keunen-Habets K.T. Kocak P.J. van Liempd mw. Ing. S.E. de Niet S. Panchoe J.B.W.M. Peters A.J.A. Rennenberg mw. mr. A. Romijn ir. J. Rozendaal J.C. Schut mr. P.H.F.G. Verhaegh dr. ir. J.M. Vleeshouwers
Aanw.
griffier PvdA GL PvdA D66 PvdA SP OAE VVD CDA GL LE CDA PvdA GL CDA LE OAE VVD VVD VVD VVD Stadspartij
A
Verslagnummer 13
Wethouders: ir. W.G.J. Claassen mw. ir. J. Kuppens A.M.C.J. Pastoor mw. mr. G. Kok-Mol
P.J.C. van der Grinten mw. drs. G.M. Mittendorff mw. drs. M. Schreurs wnd. gem. secretaris
1169
A
Verslagnummer 13
Overzicht van het behandelde
Besloten vergadering. Voorstel tot het opleggen van geheimhouding van het besprokene in de besloten vergadering van de raadscommissie sociale pijler van 7 oktober 2003. Voortzetting beraadslagingen van de vergadering van 29 september2003. Ingekomen brief Loket W Eindhoven, Eindhoven 21september 2003. Algemene beschouwingen 2003 “Anti discriminatiebureau”. 03U002354. Voorstel en nadere toelichting tot het aanpassen van de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten voor het jaar 2004 (deel 1). (Voorstel 03.R589.001). Het vaststellen van de programmabegroting 2004 – 2007. (Voorstel 03.R592.001). Amendementen; A03 (langdurigheidtoeslag voor senioren). A05 (uitvoering programmalijn S3 “Breedtesport centraal”). A06 (grondwater-overlastproblematiek). A07 (onderwijsachterstand). A10 (anti-discriminatiebureau Balans). A23 (zorg dak- en thuislozen). Moties; M01 Aanpassing van de tariefstructuur van de toeristenbelasting. M02 Extra middelen (minimaal € 50.000,--) voor het vrijwilligersbeleid. M04 Onder zoek naar werkvoorziening met dagopvang en professionele ondersteuning voor vrijwillige medewerkers. M05 Opnieuw instellen van een noodfonds. M09 Eerste fase koersbepaling VTA’s (december 2003 / januari 2004). M13 Notitie over de spelregels bij het inzetten van Eigen Kapitaal etc. als Dekkingsmiddel. M14 Andere invulling van ombudsfunctie door de raad; externe invulling. M15 “Kiezen voor Werk”. M16 “Wijk aan Zet”. Afscheid van mevrouw mr. A. Romijn als lid van de gemeenteraad van Eindhoven.
1170
A
Verslagnummer 13
Verslag van het gesprokene
De Voorzitter heropent om 15.00 uur de vergadering. Mevrouw Joosten: Mijnheer de voorzitter. Ik zou graag iets willen zeggen voor wij de beraadslagingen, die op 29 september zijn begonnen, voortzetten. Wij beginnen nu aan de tweede termijn van de behandeling van de programmabegroting. Het leek het presidium goed allen die van januari tot september met de ambtenaren en de wethouder financiën heel consciëntieus en lang in de financiële werkgroep hebben gewerkt, te bedanken voor het resultaat dat ons is voorgelegd. Wij zijn nu vol goede moed en vriendelijk tegenover elkaar, daarom wil ik op dit moment de dank uitspreken. Het is aardig te constateren dat alle fracties heel behulpzaam zijn geweest om de programmabegroting tot stand te brengen. Raadsleden en commissieleden, die nog geen raadslid zijn en het misschien ook niet willen worden, hebben naast al het andere werk een aantal vergaderingen besteed om de eerste programmabegroting tot een goed resultaat te brengen. Het heeft veel tijd gevergd, daarom is het op zijn plaats hen te bedanken. Onder voorzitterschap van Paul Verhaegh hebben de heer Van Bussel, mevrouw Dos Ramos, de heren Janssen, Gerard, Dagstra, Marèss, Rennenberg en Vleeshouwers, die de initiatiefnemer voor de werkgroep was, hard gewerkt. Namens het presidium wil ik hen hartelijk bedanken, wellicht wordt in de toekomst opnieuw een beroep op hen gedaan. Zij hebben bewezen dat zij het samen goed kunnen. III.
Voortzetting van de beraadslagingen van 29 september 2003.
De Voorzitter: Ik wil, voor wij de beraadslagingen beginnen, het presidium voorstellen om na deze vergadering eens te praten over het verschil tussen een amendement en een motie. De doelstelling van een motie is de raad een korte stellige uitspraak te vragen over enig strategisch onderdeel van het debat. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de concepten van eventueel in te dienen moties enigszins daarvan afwijken. Misschien kunt u er nog eens naar kijken. Sommige delen van moties zijn in feite toelichtingen die in een bijlage kunnen worden meegegeven. Mevrouw Mittendorff komt pas na uw raad aan het woord, maar zij heeft alvast een toelichting op uw tafels gelegd, zodat u daarmee uw voordeel kunt doen. Uiteraard zal zij er straks nader op ingaan. De heer Kerkwijk: Mijnheer de voorzitter. Het is nu precies negen dagen bekend dat de gemeente, samen met andere partners, aan de Achtseweg-Zuid een tippelzone gaat realiseren. Ik ben inmiddels al meer dan twintig maal aangesproken op het feit dat het maar een halve maatregel zal blijken te zijn. Waarom komen er geen afwerkplekken, waar gaan de prostituees met hun klanten naar toe? Gaan zij naar de
1171
A
Verslagnummer 13
parkeerplaats voor het Philips de Jongpark aan de Bezuidenhoutseweg, gaan zij het park in of zoeken zij bekend terrein in Woensel-West? De GGZE heeft de ingang aan het Vredenoord twee dagen nadat de maatregel bekend werd al afgesloten. Hoe veilig is het voor de vrouwen die het betreft? Waarom wordt geen douche of gebruikersruimte gemaakt? Deze tijdelijke maatregel berust op een collegebesluit. GroenLinks is het eens met het voornemen overmorgen te starten met een tippelzone, maar het roept vragen of die mijn fractie en mensen in de stad, in elk geval uit de omgeving van de AchtsewegZuid, bezig houden. Bent u bereid uw maatregelen snel aan te passen als de praktijk daarom vraagt? Ik heb de afgelopen week al voorspeld dat de gemeente voor 31 december zal besluiten toch maar afwerkplekken te realiseren. Het is goed dat een tippelzone wordt ingericht, maar wij zijn er niet voor nu meteen overal rigoureus op te jagen en te vegen. Natuurlijk moet in het Anne Frankplantsoen worden opgetreden tegen excessen, maar wat daar niet tot problemen leidt, zou moeten worden gedoogd, anders ontstaan nieuwe problemen waarvoor wij een oplossing moeten verzinnen en wij hebben onze handen al meer dan vol. Ik zal de tweede termijn gebruiken voor een korte beschouwing, een toelichting op onze voorstellen en een reactie op amendementen en moties. De raad en het college zetten in economisch moeilijke tijden het eigen vermogen in om zaken, die in de stad nodig zijn, toch te realiseren. Die werkwijze mag, wij hebben twee amendementen die op die wijze moeten worden gefinancierd. Het gaat om onderwerpen waarvoor in de raad een meerderheid lijkt te bestaan, namelijk schrappen van de bezuinigingen op het onderwijsachterstandenbeleid en op het discriminatiemeldpunt. Deze aanpak roept wel de vraag op of wij geen spelregels moeten bedenken voor het inzetten van het eigen vermogen als dekkingsmiddel. Mijn fractie vreest dat er gebruik van zal worden gemaakt als het nodig is en dat daarbij het enige criterium wie het eerst komt, het eerst maalt zal zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn, daarom zullen wij in een motie voorstellen de discussie over eventuele spelregels te voeren bij de discussie over de Voorjaarsnota. Ook dienen wij een motie in over een discussie over het vastgoedbeleid. In eerste instantie was toegezegd dat een notitie over dat beleid nog voor het einde van het jaar aan de raad zou worden voorgelegd. Nu lijkt daarover onduidelijkheid te bestaan. Het college moet willen opereren binnen kaders die de raad aangeeft en moet ze als steun in de rug beschouwen. Wij hebben nogal wat opgehangen aan het vastgoedbeleid, onder andere de financiering van de begroting. Wij stellen dan ook voor nog dit jaar te spreken over de kaders van het vastgoedbeleid. Er zal zeker al iets liggen waarmee wij uit de voeten kunnen. Wij helpen u graag met de inhoud. Onze laatste motie betreft de ombudsfunctie. In Samen Stad hebben wij afgesproken dat die functie extern moet worden ondergebracht, dat is logisch, het past in het dualisme, maar na anderhalf jaar zijn nog steeds raadsleden lid van de commissie beroeps- en ombudszaken. Het wordt tijd deze functie definitief goed te regelen. Onze motie is erop gericht dat proces te versnellen.
1172
A
Verslagnummer 13
De heer Gerard: Als ik mij goed herinner, hebben wij een aantal modellen voor de opzet van een ombudsfunctie onder ogen gehad. Een model zonder leden van de raad, dus met krachten van buiten, zou meer kosten tot gevolg hebben. Hebt u een idee van die extra kosten en hebt u er een dekking voor? De heer Kerkwijk: Volgens mij wordt op het ogenblik hard aan het voorstel gewerkt en ik wil bevorderen dat het zo snel mogelijk aan de raad wordt voorgelegd, omdat ik de tijdelijke oplossing met raadsleden in deze commissie zo snel mogelijk wil beëindigen. Ik heb niet gekeken naar mogelijke modellen en ook niet nagedacht over dekking. Ik wil af van de situatie waarin raadsleden in deze commissie zitten, ik heb de indruk dat dat voor ons allen geldt. Ik wil best nadenken over uw vraag een dekking zoeken, maar op dit moment weet ik werkelijk niet wat het betekent. Het CDA stelt in amendement 6 voor € 2,6 miljoen te reserveren voor bestrijding van grondwateroverlast. Daarmee hebben wij het moeilijk. Het beleid om deze overlast aan te pakken, wordt breed gedragen. Bij de behandeling van de jaarrekening heeft de raad € 1 miljoen extra daarvoor uitgetrokken. Ik besef dat dat niet voldoende is om alles op te lossen, het is heel sympathiek om dat te willen, maar als wij prioriteiten moeten stellen, reserveer ik een dergelijk bedrag liever voor maatschappelijke opvang of onderhoud van wegen. Ik dien daarover geen moties in, want dan doen wij hetzelfde als bij de vorige begroting. Toen was het een beetje prijs schieten en bleek het allemaal moeilijk te financieren. Overigens ben ik het ook niet eens met de dekking, want ik geloof niet in de vacaturestop. Terugdringen van het aantal fte's wordt bijna een doel op zich. Wij mogen kritisch zijn op het personeelsbeleid, maar dit gaat ons vooralsnog te ver. Amendement 9 van D66 betreft duurzaam bouwen en domotica. Wij onderschrijven de inzet, het is lovenswaardig en het past in de lijn die wij voorstaan, maar de dekking bevalt ons niet. Sociale woningbouw is voor mijn fractie ook in deze tijd heel belangrijk, terwijl D66 miljoenen denkt binnen te halen omdat de regio een deel van de taakstelling overneemt. Niemand heeft mij nog van de hardheid van deze ombuiging kunnen overtuigen. D66 gebruikt deze dekking in meerdere moties en amendementen, daarvoor geldt dus hetzelfde. Als dat geld inderdaad vrijkomt, reserveer ik het bovendien liever voor het doel waarvoor het is bedoeld. Dat is in Eindhoven sociale woningbouw, bij de motie van de PvdA komt ik erop terug. Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Wij willen dit geld ook bestemmen voor sociale woningbouw. Daarvoor is deze inzet heel belangrijk, want woningen zijn duur en worden duurder. Als wij investeren in de top van duurzaam bouwen, krijgen mensen het op den duur terug. De heer Kerkwijk: U haalt het geld weg op een bepaalde plaats en ik ben er nog niet van overtuigd dat wij dat moeten doen. Ik heb de brief over het minimabeleid nog niet gelezen, dat is een nadeel voor degene die het eerst aan het woord komt. Er is een voorstel over een
1173
A
Verslagnummer 13
langdurigheidstoeslag voor senioren in 2003. Ik wil mee in het doel van het OAE, maar aan dit amendement kleven problemen. Wij behandelen de begroting vanaf 2004 en het OAE stelt voor dit in 2003 te regelen. Dat is lastig, bovendien is de dekking een probleem. Onderhoud van grote projecten is noodzakelijk, regelen wij dat niet goed, dan stuiten wij later op problemen. Eindhoven heeft er enige ervaring mee opgedaan. Bezuinigen op het verbeterplan bedrijfsvoering... De heer Kielenstijn: Ik had het idee dat de heer Rennenberg een aanpassing zou voorstellen. Misschien is zij van dien aard dat de heer Kerkwijk daardoor van gedachten verandert. De heer Rennenberg: Wij zullen inderdaad voorstellen de dekking te veranderen. Wij willen deze kosten dekken uit het kapitaal van de gemeente en dan de rentederving opvangen door middel van onderuitputting van de bijzondere bijstand bij de dienst WZI. De heer Kerkwijk: Ik wacht af wat precies wordt voorgesteld en er dan nog eens naar kijken. Ik heb het nu gedaan met de informatie die wij hadden. Het CDA heeft een voorstel gedaan over het onderhoud van sportvoorzieningen. Het wordt eentonig, wij zijn het met de inzet eens en de inhoud is sympathiek, maar ook hier levert de dekking problemen op. Zo lang dat in onze ogen het geval is, zullen wij het amendement niet steunen. Het debat zal dus niet moeten gaan over het doel, ik meen dat de hele raad dat wil, maar over de vraag of de dekking acceptabel is. Als het kan, praten wij verder, maar op dit moment zijn wij er nog niet van overtuigd De heer Vestjens: In het amendement zal de heer Kerkwijk hebben gezien dat wij bewust kiezen voor het aanpakken van achterstallig onderhoud en renovatie van sportaccommodaties. Wij vinden het vreemd dat wel voor de lange termijn een voorziening voor onderhoud van grotere projecten wordt getroffen. De bestaande problemen zouden voorrang moeten krijgen boven toekomstige problemen. Dat is dus een kwestie van prioriteiten stellen. De heer Kerkwijk: Dan is de vraag wat het betekent als het geld bij de onderhoudsvoorziening grote projecten wordt weggehaald en wat het effect is op die projecten. U zult moeten aangeven wat straks niet meer kan. Ik wil wel iets, maar ik wil weten wat het effect is. Ik sta voor solide en degelijk beleid, daarom wil ik weten wat de effecten van bepaalde keuzen zijn. U zult dat nader moeten toelichten. De heer Vestjens: Wij kennen in ieder geval het effect als wij niets doen aan achterstallig onderhoud en renovatie van sportaccommodaties. De heer Kerkwijk: Dat is geen antwoord op mijn vraag, ik ben het met u eens dat er iets moet gebeuren. De vraag is wat er gebeurt als dit bedrag wordt weggehaald bij
1174
A
Verslagnummer 13
de onderhoudsvoorziening voor grote projecten. Ik doe niet mee als ik niet weet welke ellende ik daarmee aanricht. Motie 10 van de PvdA betreft sociale woningbouw in Meerhoven. Bij de behandeling van de jaarrekening heeft GroenLinks exact dezelfde motie ingediend die het niet haalde. De PvdA hoopt dat deze motie het nu wel haalt, ik acht de kans klein, maar ik zal haar steunen. Motie 15 gaat over de uitwerking van het plan Kiezen voor werk. Dat plan zit vol onduidelijkheden en onwenselijkheden. Het verbaast ons dat deze motie nu is ingediend, na de commissievergadering verwachtten wij dat het voorstel in een veel breder kader opnieuw ter discussie zou komen. Als Leefbaar Eindhoven de motie handhaaft, is het denkbaar dat het niet bereikt wat het wil. Een initiatiefvoorstel zou logischer zijn, in elk geval zijn wij tegen de motie in haar huidige vorm. De leefbaarheidsbudgetten zijn het onderwerp van motie 16. Ik koppel haar aan motie 19 van de SP, omdat de SP meer richting geeft. Wil Leefbaar Eindhoven nadenken over intrekken van haar motie ten gunste van motie 19? De moties beogen hetzelfde, maar de SP geeft meer richting. Wij zouden het college niet alleen moeten vragen iets uit te werken, maar daarbij ook een richting aangeven. De heer Kielenstijn: De strekking van de motie van de SP is sympathiek, maar tussen beide moties bestaat een wezenlijk verschil. Wij vinden dat de wijk- en buurtverenigingen, dus niet college en raad, moeten prioriteren. De SP geeft aan dat een systematiek moet worden gezocht om de prioriteiten te bepalen. De heer Kerkwijk: Ongetwijfeld zal de SP er straks zelf op ingaan. Ik heb uit de motie van de SP gelezen dat eerst een aantal zaken goed op een rij moet worden gezet en dat daarna wordt bekeken of en hoe wij kunnen doordecentraliseren. Ik vind dat een betere benadering. Overigens hebben wij er gisteren in onze fractie uitgebreid over gesteggeld, het was een lastige discussie. Het OAE stelt voor het noodfonds opnieuw in te stellen. Wij zijn er niet voor. In het voorjaar komen wij opnieuw te spreken over de bestuurscultuur, als de evaluatie en het plan van aanpak er zijn zal ik mijn eerdere vragen herhalen. Ik ben nog niet tevreden, maar dat komt deels omdat het niet inzichtelijk is. Wij hebben in Woensel-West dertien camera's, op de Beukenlaan komen er een paar, over de Kerkstraat is een discussie gaande en wij hebben in Samen Stad een afspraak over inzet van camera's als laatste redmiddel. Gezien de ontwikkelingen van dit moment verzoek ik u zo spoedig mogelijk een discussie in de commissie te entameren, zodat wij er ten principale over kunnen debatteren. Mevrouw Joosten: Mijnheer de voorzitter. Voor het indienen en ondersteunen van amendementen en moties heeft de CDA-fractie gekeken naar de afspraken in Samen Stad en het CDA-verkiezingsprogramma. Dat betekent in ieder geval dat wij de amendementen waarin voorstellen worden gedaan ten aanzien van de OZB die afwijken van Samen Stad niet zullen steunen. In een eerdere fase heb ik al gezegd dat
1175
A
Verslagnummer 13
een extra verhoging van de OZB voor mijn fractie het laatste is waartoe zij bereid is. Motie A5 betreft de breedtesport. Evenals verleden jaar pleiten wij voor meer investeringen, problemen met achterstallig onderhoud en uitstel van noodzakelijke renovaties van sportaccommodaties zijn bekend. Het is niet mogelijk bij een aantal accommodaties een inhaalslag te plegen, maar niets doen is zeker geen optie. Een voorziening treffen voor toekomstig onderhoud van grote projecten en tegelijkertijd te weinig doen aan het wegwerken van bestaande onderhoudsachterstanden lijkt ons ook geen goed idee. Daarom hebben wij de dekking voor dit amendement gezocht in een geringere storting in deze voorziening. De heer Kerkwijk vroeg ernaar. De heer Kerkwijk: Ik wil die vraag graag herhalen. Wij zetten niet voor niets geld weg voor onderhoud van grote projecten, in het verleden hebben wij problemen gehad omdat wij het niet hadden gedaan. Als u er nu geld uithaalt, moet u weten wat u met het resterende bedrag minder kunt dan met het oorspronkelijke bedrag. Als u mij ervan kunt overtuigen dat er geen probleem is, doe ik mee en anders lijkt dit mij geen goed voorstel. Mevrouw Joosten: Er blijft € 1,6 miljoen over en wij kunnen ervan uitgaan dat de grote projecten nog moeten worden gerealiseerd. Daarbij is het denkbaar dat in de exploitatie voor zo'n project een eigen fonds wordt gevormd. Bij de middenzaal hebben wij vastgesteld dat de schouwburg daarvoor moet zorgen. Ik kan mij voorstellen dat straks ook De Effenaar 1% uit de exploitatie in een voorziening stort. Niet aanpakken van bestaande achterstanden en wel geld reserveren voor gebouwen die nog moeten worden gebouwd, is een keuze die wij niet willen maken. De heer Schut: In feite brengt mevrouw Joosten een nieuw idee in als zij zegt dat moet worden bekeken of in de toekomst zal worden gereserveerd voor onderhoud. Mevrouw Joosten: Dat is afgesproken. De heer Schut: Ja, maar nu neemt u er alweer een stukje uit. Mevrouw Joosten: De reserveringen behoeven niet alleen van de gemeente te komen, ook de exploitanten van de nieuwe grote voorzieningen kunnen reserveren. Wij maken nu een fonds van € 2 miljoen, dat is veel geld, en wij willen dat fonds iets kleiner maken. Wij willen € 0,4 miljoen gebruiken om verenigingen de kans te geven in een soort cofinanciering aan de onderhoudsachterstanden van hun voorzieningen iets te doen. De heer Schut: Dat is toch een nieuwe gedachte. Ik verwacht een motie met een voorstel om in het vervolg een reservering op te nemen in de exploitatie.
1176
A
Verslagnummer 13
Mevrouw Joosten: Toen wij over enkele grote projecten spraken, zoals De Effenaar en de middenzaal, hebben wij al een discussie gehad over reserveringen die zij zelf zouden moeten opbrengen. Wij verwachten dat in de exploitatie van de middenzaal een voorziening wordt opgenomen. Dat gebeurt nog niet bij alle grote voorzieningen, misschien is het eerlijk een systeem te hanteren dat uitgaat van de stelregel gelijke monniken, gelijke kappen. De heer Kerkwijk: Ik ken de discussie waarin eerder is gezegd dat het ook bij andere grote projecten zou moeten. Toen heeft de raad 'neen' gezegd. Ik zou het op prijs stellen als u het amendement aanvult met een dekking langs deze lijn. Dan zal GroenLinks tegen stemmen. Mevrouw Joosten: Dank u wel. Wij pleiten er dus voor een aantal verenigingen te helpen. Wij vinden de breedtesport, zowel uit sociaal oogpunt als uit het oogpunt van volksgezondheid, heel belangrijk. Ons amendement wordt gesteund door Leefbaar Eindhoven, de PvdA, het OAE en de Stadspartij. Amendement 7 handelt over het GOA. In onze eerste termijn in de raad en in de commissie Sociale Pijler hebben wij al duidelijk gemaakt dat wij belang hechten aan een stevig onderwijsachterstandenbeleid. De inspanning die de gemeente levert aan het bestaande beleid is succesvol, het belang van dit beleid voor educatie en participatie willen wij onderstrepen door de voorgenomen bezuinigingen van de gemeente voor een deel weg te nemen. Aan de rijksbezuinigingen kunnen wij helaas niets doen. Samen met de PvdA hebben wij hiervoor een amendement ingediend en wij hopen op brede steun van de raad. De structurele dekking van € 225.000,-- voor 2004 zoeken wij in de loonontwikkeling als gevolg van het najaarsakkoord. Mocht dat akkoord vervallen, dan stellen wij een vacaturestop van drie maanden voor. Wij hebben de berekeningen door de concernstaf laten doen, de resultaten worden rondgedeeld. De heer Gerard: Uit de omschrijving van het CDA kan ik niet opmaken of de vacaturestop is bedoeld als een incidentele of een structurele maatregel. Als zij een structurele maatregel is, betekent zij een verhoging van de ambitie om 2% te bezuinigen op de ambtelijke kosten. Is het niet eenvoudiger dat in die zin te formuleren? Mevrouw Joosten: Een vacaturestop van drie maanden zal ongeveer € 0,5 miljoen opleveren en wij hebben voor dit amendement niet het hele bedrag nodig. Het restant kan dus voor andere doeleinden worden aangewend. Een vacaturestop bovenop de 2% bezuiniging lijkt ons haalbaar, als het najaarsakkoord mislukt. Lukt het najaarsakkoord, dan is deze stap niet nodig. Het akkoord geldt voor twee jaar en werkt dus verder door. Het amendement wordt ondersteund door de PvdA en het OAE. Amendement 6 gaat over de grondwateroverlast. Wij hebben het beleid waarin de
1177
A
Verslagnummer 13
grondwateroverlast daadkrachtig wordt aangepakt steeds van harte ondersteund. Gebleken is dat door gebrek aan middelen onvoldoende voortgang wordt gemaakt. Gelukkig hebben wij al in september € 1 miljoen extra vrijgemaakt voor onderzoek en maatregelen, maar in de commissie is gebleken dat dat onvoldoende is om alle nu bekende problemen aan te pakken. Bovendien is een aantal wijken nog niet onderzocht. Daarom stellen wij voor € 2,1 miljoen extra uit te trekken. Wij willen dat bedrag in 2004 vrij maken. Wij halen de dekking ervan uit het eigen kapitaal, het structureel renteverlies dekken wij in 2004 uit de middelen van de voorgenomen loonontwikkeling. Mocht het najaarsakkoord mislukken, dan kan de rest van de opbrengst van de vacaturestop hiervoor worden gebruikt. De discussie over de dekking in 2005 en volgende jaren kan bij de Voorjaarsnota worden gevoerd. De heer Gerard: U voert voor twee posten dezelfde dekking op... Mevrouw Joosten: Omdat het bedrag daarvoor groot genoeg is. Tellen wij deze posten bij elkaar, dan blijkt dat wij hiermee gemakkelijk uitkomen. In 2005, 2006 en 2007 verwachten wij een opbrengst van precariorechten van € 2,6 miljoen per jaar. Dat bedrag hebben wij nog niet gebruikt. Het amendement over de grondwateroverlast wordt gesteund door het OAE, de VVD, de Stadspartij en Leefbaar Eindhoven. Motie 2 gaat over het vrijwilligersbeleid. Wij hebben steeds gepleit voor extra financiële impulsen voor het vrijwilligerswerk. Veel partijen hebben opgemerkt dat de ambities, die zijn verwoord in het programma Faciliteiten voor vrijwilligerswerk, niet parallel liepen met de financiële dekking. In de commissie heeft de wethouder gezegd dat voor 2004 geen extra financiële middelen nodig zijn, omdat er nog incidenteel geld is uit de tijdelijke stimuleringsregeling vrijwilligerswerk. Daarom hebben wij ervoor gekozen geen amendement op de begroting 2004 in te dienen, maar vragen wij in de motie om meer structurele middelen voor 2005 t/m 2007. Onze gedachten gaan uit naar een verdubbeling van het structurele bedrag. Bij de Voorjaarsnota kunnen wij de bedragen en de dekking invullen. De motie wordt ondersteund door het OAE, de PvdA en Leefbaar Eindhoven. De heer Gerard: Als partijen de dekking vooruitschuiven naar de Voorjaarsnota, waarom wachten zij met de indiening van het voorstel dan niet ook tot de Voorjaarsnota? Dit lijkt mij nu een beetje mooi weer spelen. Mevrouw Joosten: Over het onderhoud van de stad zullen wij geen amendement indienen of ondersteunen. In de commissie heeft het college toegezegd dat voor de behandeling van de Voorjaarsnota voorstellen aan de raad zullen worden aangeboden. Dan kunnen wij beoordelen of voor de uitvoering ervan voldoende geld wordt gereserveerd. Wij waren aanvankelijk voornemens een amendement in te dienen over de reductieregeling. De mogelijkheden van met name jongeren om actief te blijven
1178
A
Verslagnummer 13
deelnemen aan sportieve en culturele activiteiten vinden wij zo belangrijk dat wij bereid waren daarvoor extra middelen uit te trekken. Inmiddels heeft het college zelf geoordeeld dat het verstandig is die regeling in stand te houden. Proficiat. De financiering gaat ten koste van het onderzoek naar het pilotproject gratis openbaar vervoer, wij steunen die aanpak. Tot nu toe heeft dit onderzoek geen concrete voorstellen opgeleverd. De rijksoverheid voelt niets voor dit project en het opzetten van een pilot in samenwerking met het rijk zit er dus niet in. Erger: er wordt alleen maar bezuinigd op openbaar vervoer en de pilot zal dus grote financiële problemen oproepen. Dat is niet acceptabel, wij vinden deze beslissing van het college dan ook verstandig. Ik wil graag iets zeggen over amendement 3 over de langdurigheidstoeslag voor senioren, hoewel het een vreemde aanduiding is, aangezien langdurigheid bij senioren een beetje moeilijk is. De Voorzitter: Dat zullen wij snel schrappen. De heer Gerard: Mevrouw Joosten loopt vooruit op het kabinetsbeleid. Mevrouw Joosten: Met steun van veel fracties is in het voorjaar een motie aangenomen met het voorstel om voor senioren met alleen AOW een uitkering mogelijk te maken. Wij meenden er bij de volgende Voorjaarsnota op te moeten terugkomen, omdat het benodigde geld -- ongeveer € 400.000,-- -- moest worden vrijgemaakt. Het idee van het OAE om al dit jaar een uitkering mogelijk te maken, ook met het oog op de nieuwe regelingen per 1 januari 2004, heeft ons zeer aangesproken. Wij zijn samen op zoek gegaan naar een dekking, wij hebben dit amendement graag mede ondertekend. Zo nodig zal een initiatiefvoorstel worden gedaan om de uitbetaling nog dit jaar te laten plaatsvinden. Bij de voorstellen voor de kunst- en cultuursector willen wij wachten op de voorstellen van het college over de gezondmaking van deze sector en de invulling van de bezuinigingsmaatregelen op basis van de visie. Wij zullen de amendementen van de SP, die hierop betrekking hebben, wij niet steunen. Zij zijn naar ons oordeel nu niet aan de orde. Amendement 1 van de VVD en amendement 10 van GroenLinks betreffen de bezuiniging van Balans. De raadsinformatiebrief van gisteren heeft ons ervan overtuigd dat wij deze bezuiniging van € 60.000,-- moeten handhaven, omdat de regionale functie van Balans een regionale verantwoordelijkheid is. Wij vinden het prima dat de kerntaak in stand wordt gehouden, de uitdaging aan de regio om de financiële verantwoordelijkheid mede te dragen, kunnen wij onderstrepen. Wij zullen deze amendementen dan ook niet steunen. De heer Janssen: Wanneer hebben wij afgesproken dat Balans een regionale functie heeft? Als wij hiermee beginnen, waarom trekken wij die lijn dan niet door naar allerlei culturele voorzieningen? Dit is echt nog geen staand beleid, wij geven er de
1179
A
Verslagnummer 13
voorkeur aan dat Eindhoven voor de eigen functie de eigen broek ophoudt en haar zelf financiert. Als er mogelijkheden zijn de regio te laten bijdragen, denken wij graag mee in die richting. Mevrouw Joosten: De kerntaken zijn geborgd, ondanks de bezuiniging kan Loket W de meldingstaken in stand houden. Het appel op de regiogemeenten moet nu kracht worden bijgezet, zij moeten ook bijdragen. Wij kunnen billijken dat hiermee een begin wordt gemaakt. De heer Kerkwijk: Blijkens de raadsinformatiebrief wordt aangekoerst op samenwerking in de regio. Zaterdag is het 1 november en het is wenselijk zaken naast het meldpunt in stand te houden. Hoe kunnen wij in twee maanden, gericht op het volgend jaar, voorzieningen in stand houden die regionaal worden gefinancierd zonder de bijdrage van € 120.000,--? Daarom wordt gevraagd in elk geval voor het volgend jaar die bijdrage overeind te houden. De heer Schut: Ik begrijp de redenering van mevrouw Joosten niet. Zij noemt het logisch de regio te vragen mee te doen. Dat kan ik begrijpen, maar dit is alleen een wens. Wij kunnen de regio vragen bij te dragen, maar daarbij gaat het om een termijn en niet om dit moment. Wij zullen eerst moeten weten wat de regio wil en niet op dit moment het beleid benaderen alsof het al zakelijk kan worden uitgevoerd. Bovendien vergeet mevrouw Joosten dat de regio absoluut geen zin heeft in deze bijdrage. Mevrouw Joosten: De mensen die gaan onderhandelen zullen ervoor moeten zorgen dat de regio zin krijgt. Dat de regio geen zin heeft, is geen argument. Het idee dat wij alles in stand moeten houden tot de regio met euro's over de brug komt, spreekt mij niet aan. Wij willen de kernfunctie in stand houden. Nu wij in zwaar weer zijn gekomen en overal moeten bezuinigen, zal de regio, waar zij profiteert, ook mee moeten betalen. Hetzelfde geldt voor KOS, waarvoor Eindhoven € 200.000,-- betaalt terwijl het een regionale instelling is. De regio behoort daaraan mee te betalen. Natuurlijk moeten anderen, als zij meebetalen, ook mede het beleid bepalen, maar het huidige voorstel staat dat niet in de weg. Een kern van het antidiscriminatiepunt blijft in stand. Met de gemeenten die willen meebetalen kan een nieuw beleid worden opgezet. De heer Van den Biggelaar: De gemeente Eindhoven koopt een aantal op Eindhoven toegespitste diensten van het KOS in en financiert daarmee niet het hele KOS. Ten aanzien van Balans is pas een maand geleden het idee opgekomen de regio te laten meebetalen. Dat is een sympathieke gedachte, maar daarbij zou moeten worden begonnen met de huidige situatie en moeten wij vervolgens bekijken of wij in volgende jaren de kosten met de regio kunnen delen. Op die manier hebben wij ook een betere onderhandelingspositie. Steeds maar voorschotten nemen op bijdragen
1180
A
Verslagnummer 13
van de regiogemeenten, omdat wij het niet meer kunnen betalen zodat zij moeten bijdragen, ook aan de schouwburg en andere grote voorzieningen, werkt niet. De Voorzitter: Wij moeten terugkeren naar het oude gebruik dat interrupties kort behoren te zijn. Mevrouw Joosten: GroenLinks pleit in amendement 11 voor het in stand houden van het gemeentelijk achterstandenbeleid vraagt en daarop geen structurele bezuiniging toe te passen. Ik zou GroenLinks willen verleiden ons amendement te steunen, dan blijft dit deel van het onderwijsachterstandenbeleid in elk geval in stand. Amendement 14 betreft maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Wij kunnen met de inhoud ervan instemmen, ook wij vinden het een groot probleem, maar wij gaan niet akkoord met de dekking. De dekking van amendement 15 is beter, maar wij willen er toch eerst het college over horen. Motie 1 van de VVD over de toeristenbelasting lijkt ons heel redelijk, maar wij hebben ons afgevraagd of dat voorstel juridisch mogelijk is. Wij willen daarover eerst de mening van het college horen. De heer Schut: Wat in Maastricht kan, moet in Eindhoven ook kunnen. Mevrouw Joosten: Ik hoor het graag, als het kan, krijgt u onze zegen. Motie 4 van het OAE hebben wij mede ondertekend, het voorstel is prima, zowel voor de inzet van vrijwilligers als voor de opvang van de mensen om wie het gat. Over motie 7 van D66 over de extra taalcursussen voor allochtonen hebben wij in onze fractie lang gediscussieerd. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat eerst het huidige plan van aanpak, waarmee € 700.000,-- is gemoeid, een kans moet krijgen. Wij vinden bovendien de dekking niet valide, in het algemeen willen wij niet tornen aan het geld in de emancipatiepot. Dat lijkt ons het paard achter de wagen spannen. Motie 15 van Leefbaar Eindhoven betreft kiezen voor werk. Het gaat om de korte motie, de lange vonden wij te gedetailleerd. Wij wilden het onderscheid tussen de 80 - 20 niet maken. Het is prima dat een onderzoek wordt gedaan, wij willen het college graag uitnodigen te zoeken naar onorthodoxe wegen om mensen aan werk te helpen. Wij vinden de decentralisatie van leefbaarheidsbudgetten, waarop motie 16 betrekking heeft, heel belangrijk, maar behalve de buurt- en wijkverenigingen moeten ook stadsdeelkantoren over budgetten kunnen beschikken. Als in het amendement de laatste drie woorden worden geschrapt, kunnen wij ervoor zijn. Wij willen geen beperking tot alleen buurten. De heer Vleeshouwers: Mijnheer de voorzitter. Ik zal heel in het kort ingaan op amendementen en moties en dan even aandacht besteden aan de motie, die wij eventueel wilden indienen, maar die misschien niet nodig zal zijn. Daarnaast zal ik stilstaan bij twee algemene punten bij deze programmabegroting.
1181
A
Verslagnummer 13
Wij hebben het met de moties en amendementen niet gemakkelijk gehad, vooral door de dekkingsvoorstellen. Omdat de dekking van grote delen van de begroting ook nog steeds niet rond is, wil ik mij eerst fixeren op de inhoudelijke aspecten. Op inhoudelijke gronden steunen wij de amendementen over Balans, zeker zo lang er geen voorstellen zijn om het anders, bijvoorbeeld regionaal, te organiseren. Wij steunen het amendement dat voorstelt de toeristenbelasting niet te verhogen zo lang er geen evenementenbeleid is. U zult al hebben begrepen dat wij ook de amendementen van het CDA over het onderhoud van de sportvoorzieningen en de grondwateroverlast onderschrijven. Wij steunen het amendement over het zo veel mogelijk in stand houden van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en de beide amendementen van de SP, die zijn verpakt als motie, over de bibliotheek en het centrum voor de kunsten. Deze opsomming wil niet zeggen dat wij alle andere amendementen afwijzen, maar dit zijn de belangrijkste. Wij hebben een motie ingediend waarover ik vandaag nog extra informatie kreeg. Ik heb de indruk dat het hondenbeleid en de hondenbelasting een thema vormen dat een verdere discussie verdient in de commissie. Wij hadden graag willen besluiten tot afschaffing van de hondenbelasting, maar gezien de nieuwe informatie en de discussie die nog zal volgen, lijkt dit moment mij niet erg geschikt. Wij willen er graag op een later moment op terugkomen, dan komen wij vanzelf bij de vraag of de hondenbelasting moet worden doorgezet. Mevrouw Joosten heeft de mensen, die het afgelopen jaar hard hebben gewerkt aan de programmabegroting, al bedankt. Daarmee is zeker niet gezegd dat wij tevreden zijn over het voorliggende resultaat. Ik had graag van veel fracties concreter gehoord dat wij met deze programmabegroting eigenlijk niet vooruit kunnen. Als wij moeten zoeken naar concrete doelstellingen, waaraan wij het werk van het college straks kunnen toetsen, zal dat absoluut niet meevallen. Als wij straks het jaar 2004 afrekenen bij de bespreking van het jaarverslag, zullen wij zien dat wij weinig hebben aan deze begroting. Al eerder is de conclusie getrokken dat wij hier een programmabegroting in ontwikkeling hebben, ik wil met klem aandringen op een plan van aanpak zodat wij over een jaar een programmabegroting hebben waarmee wij inderdaad uit de voeten kunnen. Ik zie graag dat het apart wordt gepresenteerd en dat voldoende geld wordt uitgetrokken en menskracht wordt ingezet om de programmabegroting verder te ontwikkelen. Bovendien wil ik het komend jaar graag een paar tussenstappen zien, zodat wij kunnen beoordelen of inderdaad vooruitgang wordt geboekt en wij niet over een jaar moeten constateren dat wij ook met de dan voorliggende programmabegroting niet vooruit kunnen. Ik hoor graag wat de plannen zijn, misschien moeten wij ze samen met het college opzetten. Tenslotte wil ik een algemeen oordeel geven over de begroting, het zal u niet verbazen dat het moeilijk was. Als wij ons moeten baseren op het raadsvoorstel, waaruit wij concluderen dat nog minstens € 2 miljoen bezuinigingen niet is ingevuld, moeten wij vaststellen dat dit geen sluitende begroting is. Dat is niet de afspraak. Voor 2004 hangen ons nog bezuinigingen tot een bedrag van € 2 miljoen boven het hoofd, ik weet niet waar zij vandaan moeten komen, blijkbaar weet het college het
1182
A
Verslagnummer 13
evenmin. Er zijn wel voorstellen, zoals 2% bezuinigen op het ambtelijk apparaat, op zich gaat de raad er niet over, maar wij willen wel graag weten welke inhoudelijke consequenties dat heeft. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat dit leidt tot een evenredige bezuiniging op de taken van de gemeente, maar inhoudelijk hebben wij er nog geen idee van. Als het mogelijk is, hoor ik hierover graag een reactie. In de commissie heb ik de vraag al gesteld, maar weinig antwoord gekregen. Wethouder mevrouw Schreurs: U hebt al een oordeel geformuleerd, wilt u toch antwoord op uw vragen. De heer Vleeshouwers; Ik baseer mijn oordeel op de antwoorden in de commissievergaderingen... Wethouder mevrouw Schreurs: Dus u schort uw oordeel op? De heer Vleeshouwers: Het college heeft de gelegenheid om het oordeel te veranderen. Als het antwoord blijft zoals het in de commissie was, moeten wij deze begroting afwijzen. De heer Dijsselbloem: Mijnheer de voorzitter. De grootste component van onze financiële onderbouwing hebben wij inmiddels zwart op wit aan de meeste fracties uitgedeeld. In de berekening speelt het feit dat het prijsverschil tussen de grond die wij uitgeven voor sociale woningbouw en grond die wij uitgeven in een marktconforme situatie minimaal € 200,-- per m² is. Als wij daarop onze berekening toepassen, komen wij tot een gemiddeld hoger bedrag van € 6 miljoen per jaar, dat wij beschouwen als een exploitatiemeevaller in Meerhoven. Wij willen dat geld niet grotendeels gebruiken om allerlei leuke dingen te doen, wij willen een aanzienlijk deel, € 3 miljoen, in de volkshuisvesting laten, met name voor het duurzaam en levensloopbestendig maken van woningen. De heer Van den Biggelaar: Hebt u in uw berekening ook rekening gehouden met de mindere inkomsten uit het Gemeentefonds? Het aantal sociale woningen is daarvoor een van de criteria. De heer Dijsselbloem: Dat is denkbaar, daarom zijn wij aan de veilige kant gebleven, anders zouden wij het hele bedrag van € 6 miljoen per jaar opmaken. De heer Schut: Ik begrijp de redenering en ik kan er in zekere mate in meegaan, maar in de redenering ontbreekt een antwoord op de vraag vanaf welk moment wij kunnen rekenen op meeropbrengsten. Het zijn ontwikkelingen voor de lange termijn waarover afspraken met de omgeving moeten worden gemaakt. Voor zij zijn geconcretiseerd zijn wij zes of zeven jaar verder.
1183
A
Verslagnummer 13
De heer Dijsselbloem: Wij vermoeden dat het minder lang zal duren. Wij hebben een kasritmeprobleem en zijn ons ervan bewust dat het ontwikkelen van plannen voor meer duurzaamheid, wat moet worden weggezet in de markt, op zijn vroegst eind 2004 of begin 2005 resultaat zal hebben. Wij gaan ervan uit dat het sneller kan dan in zes of zeven jaar. De heer Kerkwijk: Wij hebben er niets aan als een idee boven de markt blijft hangen als het niets waard blijkt te zijn. Ik heb gevraagd naar de hardheid, mij is niet duidelijk geworden hoe u dergelijke bedragen kunt inboeken en of u hebt onderzocht of het kan. Als u dat duidelijk maakt, weten wij waarover wij praten. In mijn ogen is het nog vooral gebakken lucht. De heer Dijsselbloem: Ik kan u de gegevens zwart op wit leveren. Het ambtelijk apparaat kan zich in de gegevens vinden. De oorspronkelijke dekking van amendement 3 van het OAE beviel ons niet, maar de huidige formulering kunnen wij volgen. Amendement 5 van het CDA is sympathiek, maar wij zouden graag een andere dekking willen zien, bijvoorbeeld uit meevallers van 2003. Iets dergelijks geldt voor amendement 7. De inhoud bevalt ons, maar de dekking door besparingen op personeelslasten, niet. Wij zouden een dekking uit een taakstelling, bijvoorbeeld grotere bezuinigingen op inkoop, plezieriger vinden. Motie 16 over wijk- en buurtbudgetten ondersteunen wij als het college bij de criteria met name aandacht besteedt aan de democratische legitimatie van wijk- en buurtverenigingen die over de budgetten meebeslissen. Wij steunen motie 1 van de VVD over het staffelen van de toeristenbelasting, onder de aanname dat de totale opbrengst in dat regime minimaal hetzelfde is als nu. Motie 15 is gewijzigd, wij hebben haar gestemd. Van motie 17 van de SP kunnen wij de punten 1, 2 en 3 steunen, maar de punten 4 en 5 lopen te ver vooruit op een discussie die wij nog moeten voeren. Dat geldt ook voor de punten 3 en 4 van motie 18. Motie 4 van het OAE zullen wij steunen, dat geldt ook voor motie 19 van de PvdA over het versnelde onderzoek naar het VTA-beleid. Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Mijnheer de voorzitter. Wij willen geld vrij maken voor duurzaam bouwen omdat het om bouwen voor de toekomst gaat. Wij hebben de indruk dat nu vooral op papier duurzaam wordt gebouwd, terwijl het in de praktijk sporadisch gebeurt. Van ambtenaren heb ik begrepen dat op papier wordt geprobeerd de bouwers tot duurzaamheid te bewegen, maar dat het in feite minimaal gebeurt. Wanneer wij 5% van de bouwsom toevoegen en geen mogelijkheden open laten om daarvan af te wijken, moet het mogelijk zijn duurzaam te investeren, niet alleen bij milieu-aspecten, maar ook in voorzieningen voor de toekomst. Dan kunnen woonkeur en bouwen voor ouderen echt vorm worden gegeven en kan domotica worden toegepast. Dan pas is er sprake van duurzaam
1184
A
Verslagnummer 13
bouwen. Wethouder Pastoor: Voor de discussie een wending krijgt die de goede serieuze bedoelingen van mevrouw Dootingh aantast, wijs ik erop dat alle vergunningen die voor Meerhoven worden afgegeven zijn geënt op duurzaam bouwen, energiezuinigheid, domotica en het politiekeurmerk voor veiligheidsaspecten. Ik onderschrijf de uitgangspunten, zij worden al in praktijk gebracht. Er worden geen bouwvergunningen afgegeven als in deze uitgangspunten niet is voorzien. Dat wordt ook gecontroleerd. Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Volgens mij staat domotica niet in de voorwaarden voor Meerhoven. Er wordt inderdaad aandacht besteed aan duurzaamheid, maar wij willen daarmee veel verder gaan. Er zijn drie gradaties en Eindhoven stelt pakket 1 als voorwaarde, maar wij moeten kijken naar 2 en 3 wil het voordeel voor de burgers opleveren. De Voorzitter: Als u wilt reageren op opmerkingen van leden van het college, doet u het dan in hun tweede termijn. De heer De Schepper: Mijnheer de voorzitter. Ik ben langs geweest bij het bureau Inburgering, waar ik verhalen hoorde die veel lijken op de opmerkingen van mevrouw Kuppens. Het blijkt dat er wachtlijsten zijn van Eindhovenaren, die Nederlands willen leren, maar nog niet aan bod komen. Daarnaast wordt een belangrijke groep Nederlandse Eindhovenaren niet bereikt, maar die wij zouden kunnen bereiken als wij taallessen zouden opzetten in de wijken. Wij zouden dat willen nastreven. Daarnaast is er een lacune in het diversiteitsbeleid, ik heb begrepen dat dat thema ook bij de PvdA sterk leeft. Wij roepen het college op daarop een duidelijk beleid te ontwikkelen en met een plan te komen. Aanzetten daarvoor staan in ons amendement, wij maken er ook budget voor vrij. Ik hoop dat dat breed wordt gedragen. De dekking komt deels uit het Grondbedrijf, het structurele deel vinden wij door het verschuiven van een deeltje van het emancipatie- naar het diversiteitsbeleid. Inhoudelijk is dat een minder grote beleidsverandering dan het budget suggereert, omdat in het emancipatiebeleid ook sprake is van enig diversiteitsbeleid. Als wordt voldaan aan de criteria van het diversiteitsbeleid hebben wij de zekerheid dat het zo blijft. De aanpassing is minder groot dan zij lijkt, maar betekent wel een stap in de goede richting. Het amendement voorop in technologie vraagt aandacht voor het feit dat bedrijfsleven en de opleidingen in Eindhoven en de regio, met name het MKB en de ROC's, technologie aantrekkelijker kunnen maken voor mensen die gaan studeren. Wij willen daarin meer samenwerking. Wij hebben het amendement enigszins aangepast om de doelstelling heel helder neer te zetten en enige vrijheid te laten voor de uitvoering. Als het college met een sterkere aanpak komt dan wij ons nu voorstellen, moeten wij daarvoor kunnen kiezen. Het college krijgt de ruimte het
1185
A
Verslagnummer 13
slimmer te doen dan wij als B-traject voorstellen. Wij hopen dat deze extra aandacht voor technologie steun zal krijgen van de raad. Onze motie over het arbeidsmarkttoeleidingsbeleid is door de wethouder gekenschetst als een streven naar versnelling van de huidige aanpak. Zij betekent een verbetering doordat de dingen sneller worden aangepakt en mensen, als zij werkloos worden, sneller cursussen of werkervaringstrajecten krijgen, waardoor zij dicht bij de arbeidsmarkt blijven. Het plan van Leefbaar Eindhoven gaat veel verder en wij steunen het. Redt dat plan het, dan trekken wij onze motie mogelijk in. Voorlopig handhaven wij haar, want als het plan van Leefbaar Eindhoven het niet redt, is zij in ieder geval een stap in de goede richting. De heer Rennenberg: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Joosten stokte even toen het ging over een langdurigheidstoeslag voor ouderen. Dat is niet vreemd als wij bedenken dat ouderen tien tot vijftien jaar langer leven dan vroeger... Mevrouw Joosten: Ik noemde het zo omdat in het voorjaar, toen het ging om een langdurigheidstoeslag voor gezinnen met kinderen en eenoudergezinnen, een periode van drie jaar met een minimuminkomen werd genoemd. Dat geldt natuurlijk niet voor senioren, daarom aarzelde ik bij de aanduiding. De heer Rennenberg: Ik wilde geen kritiek uiten, maar ouderen leven tien tot vijftien jaar langer en wij vinden dat zij ook die periode goed moeten kunnen doorbrengen. Daarom hebben wij dit voorstel gedaan. Gisteren werd een speciaal telefoonnummer opengesteld waar ouderen bij kamerleden en vakmensen uit deze wereld hun gram kunnen spuien over alles wat over hen heen komt. Veel zaken zijn niet meer betaalbaar, daarom is het telefoonnummer gratis. Verleden jaar wees ik erop dat uit onderzoek van de KBO is gebleken dat 15% liever het tijdelijke met het eeuwige zou verwisselen omdat zij geen leuk leven meer hebben. Ook daarom hebben wij dit voorstel gedaan. Ik ben blij dat verschillende partijen in de voorronde al hebben aangegeven dat zij willen meegaan. Wij laten de techniek nog even buiten beschouwing, wij willen bereiken dat ook die mensen het goed hebben. Gisteren zei iemand, die er blijkbaar verstand van heeft, in het programma NOVA dat ouderen eigenlijk niet zo veel inleveren, namelijk 3% in plaats van 3,3%. Toen dacht ik terug aan een rechter in Jamaica die iemand veroordeelde tot 22 stokslagen, het te veel vond en toen de straf beperkte tot 20 slagen. De pijn blijft vrijwel hetzelfde, 3,3% of 3% maakt nauwelijks verschil. Daarom stellen wij voor mensen ouder dan 65 jaar te geven waarop zij recht hebben, ook om discriminatie te voorkomen. Enkele jaren geleden, toen mensen minder te klagen hadden dan nu, hebben wij besloten het noodfonds op te heffen. Dat fonds was bedoeld voor mensen die door alle mazen van de wet waren heengetuimeld. Het functioneerde onder auspiciën van de Sociale Dienst. Mensen die nergens meer terecht konden, konden een beroep doen op het noodfonds. Ik hoor van ambtenaren, bestuurders en mensen uit het
1186
A
Verslagnummer 13
maatschappelijk werk nogal eens de verzuchting: hadden wij nog maar een noodfonds. Nu worden mensen, die er een beroep op zouden kunnen doen, doorgestuurd naar charitatieve instellingen. Dat is op zich mooi, maar daarmee gaan wij terug naar een verleden waarin mensen moesten leven van de bedeling. Dat kan in de huidige tijd niet de bedoeling zijn. Daarom stellen wij voor het college te vragen te onderzoeken of opnieuw een noodfonds kan worden ingesteld, nog los van de daarmee samenhangende kosten. De Voorzitter: Uw motie impliceert een bedrag. Vraagt u van de raad een uitspraak over het instellen van een fonds en wilt u later, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota, bepalen om hoeveel geld het moet gaan? Als dat het geval is, vraagt u een eenvoudige uitspraak van de raad, in het andere geval legt u een voorbeslag. Dan bestaat de kans dat u geen medestanders krijgt. De heer Rennenberg: Wij hebben een eerste ontwerp voor de motie geschreven en hebben vervolgens met onze fractie en anderen hierover gesproken. Wij willen het college uitnodigen een voorstel te doen voor het opnieuw instellen van een noodfonds en de dekking te betrekken bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Wij noemen daarbij nog geen bedrag. Wij hebben ook een motie ingediend met betrekking tot de zwervers in onze stad met de bedoeling hen actief bezig te laten zijn in een dagopvang. De vorige keer sprak de wethouder over een dienstencentrum. Wij willen bereiken dat mensen in de tijd, die zij nu door de stad zwerven en van alles uithalen, actief bezig zijn met werk, waarvoor zij een kleine beloning krijgen. Dat zal niet onmiddellijk kunnen worden gerealiseerd, er zal allerlei onderzoek voor nodig zijn... De heer Gerard: In hoeverre verschilt de aanpak die u zich voorstelt van het werk van het Labrehuis? De heer Rennenberg: Ik heb niet de indruk dat ik u dat moet uitleggen. In het Labrehuis verblijven geen zwervers... De heer Gerard: Het is verbonden aan een instelling voor zorg voor dak- en thuislozen die daarnaast een werkinrichting hebben. De heer Rennenberg: Het gaat niet om dak- en thuislozen, anders moet u maar eens met mij door het stadspark of het Stationskwartier lopen. Daar vindt u mensen die niet bij het Labrehuis komen. Juist voor die mensen zouden wij een aanpak willen vinden, u hebt eerder al aangegeven dat u aan iets dergelijks denkt. Ik denk aan het voorbeeld van Den Bosch met het inloopschip, waar mensen kunnen werken en een kleine beloning kunnen verdienen. Daar is te zien dat die mensen weer in een heel andere tijd gaan leven. Wij vragen nu geen geld voor zo'n oplossing, maar alleen de mogelijkheden te onderzoeken. Zo'n aanpak lijkt mij in de huidige tijd heel
1187
A
Verslagnummer 13
noodzakelijk. Wij zullen de voorstellen, waarvoor dekking wordt gezocht in een verhoging van de OZB, niet steunen. Ook voorstellen met betrekking tot de cultuursector kunnen wij niet steunen omdat de wethouder duidelijk heft aangegeven dat hij in december met nadere berichten zal komen. Wij wachten dat graag af. De heer Gerard: U spreekt bij voortduring over de armoede in deze stad en dat siert u, maar het voorstel van de SP inzake de afvalstoffenheffing en de OZB betekent voor mensen in goedkope huizen een verlaging van de kosten. Pas bij een OZB-waarde van € 94.000,-- is sprake van een achteruitgang. Waarom schiet u ons niet te hulp vanuit uw eigen overwegingen rond het armoedebeleid? De heer Rennenberg: Wij hebben het bekeken, maar wij zien geen nut in de verhoging van de OZB gezien de plannen van het Ministerie om deze belasting af te schaffen. D66 en Leefbaar Eindhoven zijn gekomen met voorstellen inzake kiezen voor werk. Daar staan wij voor. In eerste termijn heb ik al duidelijk gemaakt dat wij ons ongerust maken over de jonge mensen die door hun opleiding niet aan werk kunnen komen. Werk biedt meer dan geld, het geeft ook arbeidsvreugde. Wij kunnen beide voorstellen steunen. Wij zijn het eens met het terugdraaien van de bezuiniging op het onderwijsachterstandenbeleid, PvdA en CDA hebben daarover voorstellen ingediend die wij van harte ondersteunen. De heer Kielenstijn: Mijnheer de voorzitter. Ik zal ingaan op onze beide moties en overigens op de moties en amendementen waarbij het politiek relevant is om er een opmerking over te maken. Dat wil niet zeggen dat wij de overige niet belangrijk vinden, maar daarop zullen wij ingaan in stemverklaringen. De wijze van behandeling van de begroting, in twee termijnen met daartussen een behandeling in de commissies, beoordelen wij positief. In dat verband wijs ik op een opmerking van de VVD in eerste termijn, waarin zij sprak over 'wij en zij'. Zij bedoelde daarmee college en raad, alsof zij als vijanden tegenover elkaar staan. Dat lijkt ons zeker niet het geval, ik wijs, bijvoorbeeld, graag op de positieve inbreng van het college en het ambtelijk apparaat bij de ondersteuning die wij tijdens de behandeling in de commissies hebben gekregen. Het collegevoorstel de pilot gratis openbaar vervoer te schorsen, getuigt van goed anticiperen op omgevingsfactoren. Het heeft oog voor de economische omstandigheden en voor signalen uit de raad. Handhaven van de reductieregeling voor de minima in onze stad heft nu een hogere prioriteit. U hebt terecht besloten de pilot te schorsen, maar wij verwachten dat u, als het economisch tij keert, de draad weer voortvarend zult oppakken. Leefbaar Eindhoven heeft als uitgangspunt dat degenen die wel kunnen, maar niet willen, moeten worden aangesproken. De groep mensen die door omstandigheden
1188
A
Verslagnummer 13
in een uitzichtloze situatie terechtkomen, behoren te worden geholpen. Met de winter in aantocht denken wij vooral aan de dak- en thuislozen. Deze problematiek komt ras op ons af en neemt hand over hand toe. De aanzuigende werking van de grote stad is een feit. In een tijd waarin het grote-stedenbeleid wordt afgebroken, is dat een zeer onwenselijke ontwikkeling die in de kiem dient te worden gesmoord, zeker nu deze groeiende groep nog in aantal beheersbaar lijkt te zijn. Juist nu is het belangrijk snel en kordaat oplossingen te zoeken, omdat deze problematiek een uitstraling heeft naar andere terreinen zoals veiligheid en criminaliteitsbestrijding. Wethouder Kuppens gaf in de commissie aan dat zij € 300.000,-- per jaar veel te weinig vindt, maar hoeveel in de toekomst echt nodig zal zijn, kon zij op dat moment niet aangeven. Wij vinden het van belang voor 2004 een incidentele impuls te geven. Aanvankelijk gingen wij uit van € 150.000,--. Wij menen dat bedrag te kunnen dekken door minder af te schrijven op de ontwikkelingskosten van de inburgeringscurussen. Deze kosten tot een bedrag van € 300.000,--, onderdeel van het onlangs gefiatteerde budget van € 710.000,--, kunnen anders worden afgeschreven waardoor geld wordt vrijgemaakt. De heer Van den Biggelaar: Dat is in de vorige raadsvergadering ook door Leefbaar Eindhoven goedgekeurd. Komt u daarop nu al terug? De heer Kielenstijn: Wat wij hebben goedgekeurd, blijft gewoon staan, maar in dit budget zit € 300.000,-- voor ontwikkelingskosten. Het totale budget was gebaseerd op 100 cursisten. Wij menen dat wij de ontwikkelingskosten kunnen uitspreiden over een groter aantal, waardoor wij een deel van dat bedrag vrij maken voor dekking van andere uitgaven. De heer Kerkwijk: Heeft de heer Kielenstijn ook gekeken naar de inhoud van wat wij hebben afgesproken? De wethouder heeft nadrukkelijk aangegeven dat wij duale trajecten moeten opzetten, waarin ook andere variabelen voorkomen als het gaat om ontwikkelingskosten. De vraag is of wij, als wij dit wegsnijden, nog wel op die manier te werk kunnen gaan. Als u er serieus naar hebt gekeken, mag u mij overtuigen, maar als het alleen een rekensommetje is, vrees ik dat het niet klopt. De heer Kielenstijn: Het is natuurlijk erg lastig om iemand ervan te overtuigen dat ik serieus heb gekeken. Ik stel wel vast dat € 710.000,-- voor 100 cursisten een enorm bedrag is. Het is te verklaren omdat er een grote component ontwikkelingskosten in zit. De heer Kerkwijk: Houdt u de inhoud van de duale trajecten in de inburgeringscursussen overeind? Kan dat worden gefinancierd als dit bedrag eruit wordt gehaald? De heer Kielenstijn: Naar ons idee kan het, daarom stellen wij het voor.
1189
A
Verslagnummer 13
De heer Gerard: Voor zover ik het begrijp kapitaliseert de heer Kielenstijn een ontwikkelingsbudget, in die zin dat hij van één budget van € 300.000,-- tien budgetten van € 30.000,-- maakt. Dat betekent dat hij structureel € 30.000,-- nodig heeft in de komende negen jaar. Het geld moet ergens uit worden betaald. U gaat uit van 1.000 cursisten en ik neem daarom aan dat u deze stap doet voor een periode van tien jaar. U legt een tiende van het budget in het eerste jaar en de logica brengt met zich mee dat dan in de volgende jaren ook steeds een tiende wordt meegenomen. Daarmee is een schijnbezuiniging geboden, want u noemt het incidentele bedrag, zonder de bijbehorende structurele bedragen te noemen. De heer Kielenstijn: U denkt aan een spreiding in de tijd en in de eerste plaats aan een spreiding over meer mensen. Nu verdelen wij het bedrag over 100 mensen, maar als 400 mensen de cursus volgen, zal dat niet opnieuw € 700.000,-- kosten. Een deel van het bedrag zit al in de ontwikkelingskosten. Wij willen daarom het bedrag van € 300.000,-- activeren en het afschrijven over het aantal mensen dat van de cursussen gebruik maakt. Het amendement 15 van de SP is sympathiek, maar gaat iets te ver. Bovendien zijn wij het niet eens met de dekking. Gisteravond meenden wij nog te moeten proberen de SP te bewegen in de richting die wij hebben aangegeven, maar in mijn fractie wordt druk geshopt. Wij hebben een amendement geschreven en wellicht kan de SP zich daarin vinden. Dat zou een heel mooi signaal zijn. Het amendement is inmiddels door enkele partijen ondertekend. Wij stellen voor € 150.000,-- uit te trekken voor opvang van dak- en thuislozen waarvoor de dekking wordt gevonden in een andere wijze van afschrijven op de ontwikkelingskosten voor het ROC. Er zijn meer moties die wij sympathiek vinden, maar waarvan de dekking vraagtekens oproept. Wij steunen in elk geval het OAE, wij vinden het een goed idee de langdurigheidstoeslag voor senioren te continueren. Met het OAE willen wij het college duidelijk maken dat de senioren zo'n steuntje in de rug hard nodig hebben. Onze motie kiezen voor werk heeft veel steun van de fracties en waardering van de pers gekregen. Daarvoor wil ik onze dank uitspreken. Het is goed dat wij, ondanks onze politieke meningsverschillen, constructief kunnen samenwerken aan een oplossing waardoor wij nu met een grote meerderheid een formule kunnen aandragen voor een oplossingsrichting voor de omgang met de nieuwe Wet Werk en Bijstand en met de mensen die nu in een kansloze positie zitten. Hiermee kunnen wij hen werktrajecten aanbieden die uitzicht geven op een baan. Voor de volledigheid vermeld ik nog eens de doelgroep. Het gaat ons om mensen die zich na 1 januari aanmelden voor een ABW-uitkering als loonvervangend inkomen, om mensen onder 30 jaar met een ABW-uitkering en de mensen die zich vrijwillig aanmelden. Daarnaast is er nog een nader aan te duiden groep cliënten, die nu een ID-baan hebben. Op deze manier geven wij mensen kansen om een waardevolle bijdrage te leveren aan onze maatschappij. De winst zit in het bieden van een arbeidsplaats met een perspectief op inkomen. In reactie op een opmerking van het
1190
A
Verslagnummer 13
college wijs ik erop het dat de bedoeling is mensen economisch volwaardig te laten participeren. Het argument dat dit ten koste gaat van het gemeentelijke budget vinden wij daarom niet op zijn plaats. Het college heeft aangegeven dat een groot deel van het reïntegratiebudget nodig is voor ID-ers. Daarom wijzen wij op de mogelijkheden van cofinanciering met ESFgelden. Het moet een uitdaging zijn de optimale inzet van budgetten te zoeken. Waarschijnlijk zullen bij de uitwerking van onze motie sommige punten nadere studie behoeven, maar dat lijkt ons niet onoverkomelijk. Wij vragen de raad om brede steun om het college een stevig signaal te geven. Uiteraard is het moeilijk om het plan jaarlijks bij te stellen als economische omstandigheden of budgetruimte dat gewenst maken. De gewijzigde motie is ondertekend door het CDA, de PvdA, D66, het OAE en de VVD. De motie wijk aan zet is gebaseerd op het principe dat mensen in de wijken zelf het beste weten wat in de eigen woonomgeving nodig is. Door de verantwoordelijkheid van de wijkbewoners te prikkelen, zal de leefbaarheid van de woonomgeving worden verhoogd. Door decentralisatie van leefbaarheidsbudgetten aan wijk- en buurtverenigingen zal de bureaucratie afnemen en zullen verbeteringen sneller kunnen worden gerealiseerd. Wij denken aan vooral kleine infrastructurele aanpassingen om wijken aantrekkelijker te maken. Delegeren van verantwoordelijkheid gaat altijd samen met vertrouwen. De gemeente zal haar vertrouwen in de wijk- en buurtverenigingen moeten uitspreken. Een jaarlijkse verantwoording achteraf vinden wij acceptabel, zeker omdat het gaat om relatief kleine budgetten. De heer Gerard: Deze toedeling van middelen neemt het karakter aan van een reguliere subsidiëring van een aantal groepen. Men zou mogen verwachten dat wat meer aandacht zou worden besteed aan controle op doelstellingen. De manier van werken komt min of meer in de geest van de subsidieverordening. Zou daaraan niet wat meer aandacht moeten worden besteed? Meent u dat het ambtelijk apparaat de zaakjes voldoende op orde heeft om dit idee uit te voeren? De heer Kielenstijn: U hebt een poging gedaan een formulering te vinden, u denkt in dezelfde richting als wij. Het is inderdaad heel belangrijk goede criteria te ontwikkelen op grond waarvan een en ander goed, volledig en zorgvuldig kan worden gedaan. In de motie verzoeken wij het college dan ook criteria te ontwikkelen. Dat zou op heel korte termijn moeten gebeuren, want wij willen bepaald niet dat dit op de lange baan wordt geschoven. In haar motie geeft de SP een heel goede richting aan, maar er is een wezenlijk verschil, waardoor wij haar niet kunnen steunen. Wij willen dat wijk- en buurtverenigingen zelf prioriteren terwijl u aangeeft dat door het college een systematiek moet worden ontwikkeld, die door de raad moet worden goedgekeurd. Dat is te veel top down, terwijl het juist van onderop moet gebeuren. De VVD heeft een motie ingediend met betrekking tot de toeristenbelasting. De
1191
A
Verslagnummer 13
voornaamste kritiek van de hotelbranche in 2002 was dat zij zich niet op de stijging van deze belasting had kunnen voorbereiden. Bij een invoering per 1 januari 2002 zouden de hoteliers zelf in plaats van de gasten het gelag moeten betalen doordat de folders al waren gedrukt en arrangementen waren uitgezet. Zij konden de prijzen niet meer aanpassen, de arrangementen voor het hele seizoen waren al beklonken. Afspraak was dat na het seizoen, dus vanaf medio september, de verhoging kon ingaan. Daarop was het uitstel van ons voorstel gebaseerd. Omdat het tarief niet in de loop van het jaar kon worden verhoogd, hebben wij gemiddeld op € 2,--. Feitelijk was het een uitstel van de invoering van het tarief van € 3,50. Het is heel opmerkelijk dat de VVD deze afspraak nu weer ter discussie stelt, zij was mede indiener van het oorspronkelijke voorstel. De heer Verhaegh: Het is de heer Kielenstijn toch ook bekend dat de wethouder de politieke koppeling heeft gemaakt met het evenementenbeleid dat er nu nog niet is? Dat treedt nog niet in werking, niet voor niets wordt een reserve gevormd van de inkomsten die het komend jaar zullen worden gerealiseerd. De heer Kielenstijn: Het evenementenbeleid loopt door, los van de vraag of er al dan niet een nota is. Het is onjuist te menen dat er in Eindhoven niets meer gebeurt omdat er geen nota is. Toen wij de trap naar het stadhuis opliepen, zagen wij een enorme tent, daarin krijgen wij een prachtige attractie die ook binnen het evenementenbeleid past. De heer Verhaegh: Een tent is nog geen beleid. De heer Kielenstijn: De VVD baseert zich op het feit dat zij de aanwending nog niet heeft gezien en geen evenementenplan heeft gekregen. Dat plan mag gerust sneller komen, maar dat neemt niet weg dat wij een verantwoordelijkheid hebben voor evenementen. De heer Gerard: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben een aantal voorstellen gedaan, andere fracties hebben geen voorstellen of voorstellen zonder dekking gedaan. Eigenlijk is het een treurige zaak, vooral bij de fracties van GroenLinks en de PvdA die een rijke politieke traditie hebben. Wij hebben onze voorstellen gedekt met heldere keuzen, naar eer en geweten, gebaseerd op bestaande kennis. Ik zal een technische toelichting geven op ons voorstel met betrekking tot de afvalstoffenheffing en de OZB. Wij kiezen ervoor het tarievenvoorstel te amenderen waardoor de OZB € 3,3 miljoen meer oplevert en de afvalstoffenheffing € 3,3 miljoen minder. Daarvoor lijkt te weinig steun te bestaan. Omdat wij er niet voor voelen onze mond te moeten houden bij de programmabegroting, als onze dekking uit de tarieven is afgeschoten, knippen wij het OZB-verhaal in stukken en voeren wij de afzonderlijke delen in nieuwe amendementen op. Daardoor ontstaat voor andere fracties, die niet het hele voorstel
1192
A
Verslagnummer 13
willen volgen, de mogelijkheid om mee te gaan met de delen. Het is mogelijk dat een aantal van onze voorstellen wordt verworpen, terwijl andere door de macht van het getal worden aangenomen. Wij zullen met voorstellen van anderen meegaan als wij ze inhoudelijk kunnen steunen en een serieuze poging tot dekking is gedaan. Een dekking die vooruitschuift naar de Voorjaarsnota, die ontbreekt of niet is te volgen, getuigt niet van serieuze begrotingspolitiek. Dat is een vorm van mooi weer spelen. Onze meningen zijn bekend, wij behoeven niet alles meer toe te lichten. In motie 18 stellen wij voor de wachtgeldproblematiek van het Centrum voor de Kunsten af te kopen. Nu beloopt het een bedrag van € 400.000,--. Wij stellen voor 5,5% daarvan op de subsidie in mindering te brengen, er € 12.000,-- bezuiniging aan toe te voegen en te bepalen dat het CKE € 34.000,-- bezuinigt in het kader van het bedrag van € 500.000,-- dat het convenant vraagt. D66 heeft gemeld dat zij de eerste twee punten van het voorstel steunt en de laatste twee niet. De heer Kielenstijn: De heer Gerard heeft veel moeite gedaan om aardige voorstellen te schrijven met betrekking tot de culturele instellingen. Ik zou graag in het algemeen willen weten waarom hij heeft besloten dat te doen, terwijl wij hebben afgesproken dat wij hierop pas zouden terugkomen als het college een visie zou hebben geproduceerd. De heer Gerard: Jullie hebben dat afgesproken, wij niet. Ik vind die afspraak volledige onzin, ik zie geen enkele reden om keer op keer smoezen te verzinnen om de koe niet bij de horens te pakken. De Voorzitter: U verwees naar motie 18. Gezien de besluiten die u voorstelt, vraag ik mij af of het een motie of een amendement is. De heer Gerard: De SP probeert in dit soort situaties waar mogelijk amendementen in te dienen, maar de tekst moet zich daarvoor lenen. Er moet iets staan dat redelijkerwijze amendeerbaar is. Hier gaat het om eenmalige voorstellen die niet of nauwelijks in de programmabegroting zijn terug te vinden. Daarom hebben wij min of meer noodgedwongen voor de vorm van een motie gekozen, omdat dan duidelijk is uit te leggen wat wij willen. Een amendement is heel moeilijk te koppelen aan de programmabegroting. De Voorzitter: Een amendement wil niet zeggen dat letterlijk een wijziging in de begroting wordt voorgesteld. Het is ook mogelijk om, met een dekking, voor te stellen iets toe te voegen. Dat valt eerder onder het begrip amendement dan onder het begrip motie. Een motie vraagt een stellige uitspraak van de raad. De formulering van het voorstel 'de gemeente saneert uit eigen kapitaal... enz.' zie ik veel eerder als een voorstel inhoudelijk iets aan de begroting toe te voegen. Ik beschouw dat inhoudelijk als een amendement.
1193
A
Verslagnummer 13
De heer Gerard: Ik vind het prima als dit als een amendement moet worden beschouwd... De Voorzitter: Dan is dat nu afgesproken. De heer Gerard: ... maar de techniek maakt het moeilijk. De Voorzitter: Laten wij nu ervan uitgaan dat dit een amendement is. Wij kunnen later in een evaluatie nog eens nagaan hoe het precies zit. Het lijkt mij nu zuiverder dit als amendement aan te merken. De heer Gerard: Ik heb er niets op tegen, ik had het liever meteen in die vorm gedaan. Ik heb, omdat D66 en misschien ook anderen een deel willen steunen, een beperktere versie van het amendement geschreven, waarin alleen de eerste twee beslispunten zijn opgenomen. D66 heeft gevraagd dat ook voor de bibliotheek te doen, maar aan dat verzoek geef ik geen gevolg, omdat ik de motie, of het amendement, nadrukkelijk als pakket bedoel waar ik geen stukken uit wil halen. Motie 19 kost geen geld. In de raad wordt gesproken over decentralisatie van wijkbudgetten, dat is een goed streven, waarvoor wij al langer pleiten, maar op dit moment is geen adequate politieke sturing op dit beleidsveld mogelijk, in de eerste plaats omdat de aanwijzing van achterstandswijken is verouderd en op de tweede plaats omdat er een historische wildgroei van potjes en projecten heeft plaatsgevonden, waardoor het zicht op het geheel verloren is gegaan. Onlangs had ik een gesprek met een failliete stichting die kinderwerk deed in de Mensfortse Barrier. Dat sterkte mij in de overtuiging dat eerst grondwerk moet worden verricht, onder andere gericht op minstens drie statussen voor buurtcomités in plaats van twee. Over Mensfortse Barrier zullen college en raad binnenkort een brief van mij ontvangen. Wij willen graag € 300.000,-- structureel voor dak- en thuislozenzorg. Daardoor hebben wij een amendement met een serieuze dekking in gediend, dat voor de raad impopulaire voorstellen bevat en een amendement met een los-vaste dekking van het type dat bij de raad populairder is. Het ene vervalt uiteraard als het andere wordt aangenomen. In de serieuze dekking wordt gesteld dat € 100.000,-- kan worden gevonden in het externe ICT-beleid, onder andere door legesinkomsten, keuzen van het type zoals de begroting aangeeft in het Katharien en minder sterk inzetten op virtuele samenlevingsopbouw. Voorts stellen wij voor € 200.000,-- te bezuinigen op stadspromotie en dat te compenseren met 20% van de toeristenbelasting. Dan komt het open-eindrisico bij de stadspromotie en niet bij de dak- en thuislozenzorg. Overigens is het onze rotsvaste overtuiging dat van een goede junks- en daklozenzorg meer wervende kracht voor de stad uitgaat dan van ladingen reclamefolders. De brief over Balans, die wij op het laatste moment kregen, roept bij ons weinig vertrouwen op. Wij handhaven ons amendement om het goed te regelen. Als er inderdaad in deze raadsperiode een bijdrage van de randgemeenten komt, zullen wij
1194
A
Verslagnummer 13
voor u klappen. Amendement 18 heeft het karakter van een politiek statement met een bescheiden financiële opbrengst. Waarom zouden raad en college, die het ambtelijk apparaat een korting opleggen van 2%, met wat er nog bijkomt, niet ook zichzelf een taakstelling opleggen? De SP steunt motie 1 van de VVD uit overwegingen van rechtvaardigheid, motie 4 van het OAE omdat het een goed initiatief is hoewel wij het Labrehuis hebben, motie 9 van de PvdA over het VTA-beleid, hoewel het eigenlijk het intrappen van een open deur lijkt en motie 12 van GroenLinks omdat het van de zotte is dat een wezenlijke hoeksteen van de collegeplannen er na anderhalf jaar nog steeds niet is, ondanks veel praatjes van wethouder Pastoor voor en na de verkiezingen. Voorts steunen wij motie 10 van de PvdA, motie 13 van GroenLinks hoewel de partij ook zonder pastorale zorg van het college ideeën kan hebben over inzet van incidentele middelen en motie 16 van Leefbaar Eindhoven vanwege de intentie. Wij steunen de amendementen 1, 2 en 5 van het CDA over achterstallig onderhoud van sportvoorzieningen omdat wij dat onderhoud urgenter vinden dan onderhoud van grote accommodaties. Amendement 7 steunen wij, hoewel bij de amendementen 6 en 7 twijfel hebben over de dekking en wordt vooruitgelopen op de Voorjaarsnota. Als tussen 6 en 7 moet worden gekozen, kiezen wij voor het GOAbeleid en niet voor de grondwaterproblematiek, omdat het CDA daarbij de volle mep door de gemeente wil laten betalen, hoewel wij daartoe juridisch niet verplicht zijn en het CDA de mogelijkheid van baatbelasting buiten beschouwing laat. Het gaat iets te ver en iets te snel, wij hebben een idee daarover neergelegd in een amendement. Mevrouw Joosten: Wij hebben een uitgebreid bericht gehad waarin duidelijk wordt gemaakt dat wij voor de maatregelen in verband met de grondwateroverlast geen baatbelasting kunnen heffen, omdat het plan niet kan doorgaan als één bewoner bezwaar maakt. Invoeren van baatbelasting is geen begaanbaar pad. De heer Gerard: Ik heb dat opgevat als de aanduiding van een probleem, maar niet van een definitieve onmogelijkheid. Het is heel goed mogelijk door onderhandelingen in buurten tot overeenstemming te komen. Ik raam geen opbrengst van een baatbelasting, ik wil alleen dat de intentie wordt uitgesproken het te proberen. Mevrouw Joosten: Ik ben het met u eens dat de gemeente niet alleen moet betalen. Wij zullen ook bij het waterschap en de provincie te biecht moeten, maar de problemen zijn zo groot en duren al zo lang, terwijl nog niet alle wijken in kaart zijn gebracht, dat wij nu moeten doorpakken. De heer Gerard: U wijst naar het waterschap en de provincie, maar ondertussen legt u de volle last bij de gemeente. De SP steunt het GOA-beleid, zij het dat de dekking die door het CDA en de PvdA is
1195
A
Verslagnummer 13
gevonden slechter is dan de dekking die wij voorstellen. Wij steunen amendement 8 van D66 over het technisch onderwijs, hoewel zij niet duidelijk maakt waarom het genoemde bedrag is opgenomen. Het belang ervan is duidelijk. Wij steunen ook amendement 10 van GroenLinks en amendement 20 van de PvdA. De amendementen en initiatieven die ik niet heb genoemd, liggen bij ons moeilijk, in beginsel zullen wij ertegen stemmen, of omdat wij het niet met de inhoud eens zijn of omdat de dekking ons niet zint. Uit de brief over de hondenbelasting blijkt dat de kosten van inning en onderhoud beduidend lager zijn dan de opbrengst, namelijk € 400.000,-- uitgaven en € 600.000,-- inkomsten. Omdat de hondenbelasting een doelbelasting moet zijn, stemmen wij niet met verhoging van deze belasting in en dus ook niet met het amendement van de Stadspartij. Wij zullen dit jaar nog instemmen met de verhoging van de parkeertarieven. Er is dringend een fundamentele discussie nodig over de doelen van deze belasting en de wijze waarop zij moeten worden verwezenlijkt. Als die discussie het volgend jaar niet plaatsvindt, is het niet vanzelfsprekend dat wij verdere verhogingen van deze tarieven blijven steunen. De heer Schut: Voorzitter. In eerste termijn heb ik het college verzocht het onzalige experiment met het openbaar vervoer in de kast te zetten. Ik ben nog nooit zo snel op mijn wenken bediend. Het was een grote verrassing, het enige wat mijn fractie niet zint, is dat het experiment wordt opgeschort, zodat het niet echt van de baan is. Ik heb erover gedacht een motie in te dienen om het definitief weg te krijgen, maar ik ga ervan uit dat 'even niet actueel' zal duren tot 2006. Dan is er een nieuwe situatie, ik neem aan dat dan het hele onzalige idee van tafel zal zijn. De heer Rennenberg: U bent toch ook in Hasselt geweest en u hebt daar toch ook gezien hoe vlekkenloos het daar loopt? Is het idee dan niet goed genoeg voor Eindhoven? De heer Schut: Ik ben in Hasselt geweest, men had daar zeer goede ideeën, maar daar is 'het openbaar vervoer', zoals het hier ter sprake is, niet gratis. Bepaalde lijnen zijn gratis en daarvoor gelden bepaalde condities. Die condities hebben wij hier niet en de regeringssteun, die men in Hasselt heeft, krijgen wij in Eindhoven niet. De situaties zijn onvergelijkbaar. Op dit moment is het hier een onhaalbare kaart. De heer Kielenstijn: 'Op dit moment is het hier een onhaalbare kaart'. Daarmee spreekt de heer Schut zichzelf tegen. Wij zijn het met die formulering eens, maar wij moeten niet uitsluiten dat het in de toekomst wel haalbaar zal zijn. De heer Schut: Wij moeten nooit iets uitsluiten, maar zeker is dat er vandaag een regering in Den Haag zit die geen cent over heeft voor dit experiment. Daarover kunnen wij het eens zijn.
1196
A
Verslagnummer 13
Het is uitermate verstandig van het college om dit voorstel terug te trekken. Het verbaast mij wel dat ik via Omroep Brabant moet horen dat de heer Pastoor dat heeft gedaan om het minimabeleid in Eindhoven te redden. Dat minimabeleid was al gered. Een grote meerderheid van de raad was al eerder van mening dat wij het niet kunnen afschaffen. U loopt achter de feiten aan, maar ik gun u het graag als u het erbij zegt. Wij hebben sympathie voor de voorstellen van de SP voor de bibliotheek en het Centrum voor de Kunsten, waarmee zij in elk geval probeert een oplossing aan te dragen voor de problemen. Ik weet niet wat het college ermee gaat doen. Wij wachten dan ook het antwoord van het college af op moties 17 en 18, die straks wellicht amendementen zullen zijn. Wij begrijpen het standpunt van het college ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid, maar als het rijk straks alsnog met een bezuiniging komt, rekent de VVD op extra maatregelen. Op dat moment komt er wel degelijk een probleem om de hoek kijken. Wij willen allemaal het grondwaterprobleem oplossen, motie 6 van het CDA is dan ook sympathiek, maar ook daarbij wacht ik het oordeel van het college over de financiering af. Ik heb er grote twijfels bij. De decentralisatie van gelden naar de buurten, waarover motie 16 spreekt, heeft onze instemming, mits het gebeurt via de stadsdeelkantoren en het geld niet direct naar verenigingen en buurtcomités wordt doorgeschoven. Als dat gebeurt raken wij absoluut de greep erop kwijt. Wij weten dan niet meer wat er aan de hand is. Er zijn zo veel verenigingen en comités dat het niet is bij te houden en uiteindelijk blijven wij verantwoordelijk voor de uitgaven die in onze stad worden gedaan. De heer Gerard: Het is een complex probleem. De impulswijken in de stad hebben al op een bepaalde manier een budget verworven, nog voor de stadsdeelkantoren bestonden. Het is niet zo simpel als u het doet voorkomen. Bent u het eens met de gedachte dat voorwerk nodig is om dit op een goede manier op poten te zetten? De heer Schut: Misschien is het mogelijk. Ik ben voor decentralisatie, zoals ik in de commissie ook al heb laten blijken, maar ik wist toen niet dat Leefbaar Eindhoven de middelen rechtstreeks aan buurtverenigingen beschikbaar wilde stellen. Ik heb twijfels in verband met de vraag hoe moet worden gecontroleerd. Als er een goed plan komt dat een verantwoorde basis is om geld uit te geven, vindt u de VVD-fractie aan uw kant. De heer Van Bussel: De laatste regel van de motie is gewijzigd, zodat er nu staat 'met inspraak van de buurt- en wijkverenigingen'. Het is zeker niet de bedoeling het geld rechtstreeks naar de buurt- en wijkverenigingen te sluizen. De heer Schut: Misschien kunt u het straks nog even uitleggen. Dan zult u aan ons stemgedrag zien hoe wij reageren.
1197
A
Verslagnummer 13
De toeristenbelasting is een zaak van korte adem. CDA, PvdA en VVD in Den Haag willen de toeristenbelasting afschaffen, ik neem aan dat dat op relatief korte termijn zal gebeuren. Dan hebben wij de discussie niet meer nodig. Wij handhaven vanuit het principe ons amendement met betrekking tot de toeristenbelasting in 2004. Er zijn wel evenementen, maar er is nog geen evenementenbeleid. Het is ons toegezegd, maar het is er nog niet en daarom gaan wij niet akkoord met een verhoging in 2004. Wij handhaven onze motie voor 2005. Als Den Haag besluit deze belasting niet af te schaffen, hebben wij in elk geval een evenredigheid. Wij hebben dat met de hoteliers, niet met een of twee van hen, in de stad besproken. Daarbij is gebleken dat de dure hotels, die het allemaal niet zo erg vonden, het nu ineens wel erg vinden. Over het meldpunt discriminatie kregen wij gisteravond via de mail ineens nog een heel verhaal. Wij hebben die discussie in 2001 al eens met de regio gevoerd, waarbij duidelijk is geworden dat de regio er niets in zag. Daarin is geen verandering gekomen. Natuurlijk zou het goed zijn als de regio zou meedoen, maar wij zijn nog niet zo ver. Nu dat het geval is, kunnen wij het niet als feit meenemen. Het is misschien een visie en hopelijk zal het in de toekomst lukken. Ik heb van de wethouder begrepen dat de afschaffing van de uitloopschalen in studie is, ik hoor daarvan graag een bevestiging. Het opschonen van reservepotjes heeft ons een aantal jaren geleden ƒ 15 miljoen opgeleverd. Misschien is het tijd het opnieuw te doen, daarover heb ik de afgelopen weken van het college weinig gehoord. Ik heb ook gevraagd naar de grens van ons weerstandsvermogen, ook op die vraag zou ik graag antwoord willen krijgen. Als het gaat om openbare orde en veiligheid zijn wij blij met de daadkrachtige aanpak in Woensel-West. Een aantal zaken hangt nog in de lucht, u bent bezig met een inventarisatie, want het gaat niet alleen om Woensel-West. Eindhoven is groter en ook elders komen problemen voor. Dat betekent dat een financieel plaatje van de kosten die u denkt te gaan maken boven de markt blijft hangen. In de commissie was u er heel duidelijk over: u had nog geen getallen en u noemde daarom niets. Daarbij kan ik mij iets voorstellen, maar voor ons is wezenlijk te weten hoe straks de financiering wordt geregeld. Wij hebben niet veel potjes meer, maar wij hebben nogal wat geld in de reserve, waarop wij altijd heel zuinig zijn geweest... De Voorzitter: Uw moties en amendementen liegen er niet om. De heer Schut: Niet alle moties en amendementen zijn door de VVD ingediend. Wij hebben voldoende geld in reserve en in slechte tijden kunnen wij reserves aanspreken. Wat ons betreft kunt u voorstellen doen waarvoor daaruit kan worden geput. De heer Kerkwijk wees op problemen die voortkomen uit uw beleid ten aanzien van de tippelzone en het ontbreken van een afwerkplek. Ook wij krijgen voldoende signalen waaruit blijkt dat mensen niet goed begrijpen hoe het in elkaar zit. Wij kunnen niet uitleggen waarom het een wel en het andere niet is geregeld. Ik heb
1198
A
Verslagnummer 13
begrip voor uw uitleg, maar wij zullen snel ten opzichte van de stad iets duidelijker moeten zijn. Met de heer Kerkwijk ben ik het eens dat wij niet moeten komen tot een opjaagbeleid. Dat zal ons niet veel verder helpen. De begrotingsbehandeling is in zoverre plezierig verlopen dat wij tijd hebben gekregen voor commissiewerk en overleg. Ik kan mij niet herinneren dat wij eerder zo ontspannen naar de tweede instantie toeleefden. Nu was dat het geval omdat wij met de fracties tijdig moties en amendementen konden bespreken. Het is jammer dat enkele fracties nog vandaag met moties en amendementen zijn gekomen, ik zou het op prijs hebben gesteld als zij ze gisteravond zouden hebben gemaild. Dat zou praktisch zijn geweest, wij zouden dan niet hier zijn verrast. Natuurlijk is het ook jammer dat het college een beetje laat met zijn voorstellen kwam, de periode die wij kregen om ze te bestuderen had iets langer mogen zijn dan drie dagen. De heer Kielenstijn: Met het eerste punt ben ik het eens, maar wij moeten ook voorkomen dat de dynamiek uit de raadsvergaderingen verdwijnt. Als inzichten veranderen als gevolg van discussies, moeten wij alsnog wijzigingen kunnen aanbrengen. De heer Schut: Ik vind het plezierig dat u zich aangesproken voelt. Ik wijs erop dat het verhaal van de heer Geerts in de commissie anders is behandeld dan wij het begrepen. Er is nogal wat over te doen geweest. U hebt het pas laat aangepast en u hebt dat ons niet allemaal laten weten. Het zou handig zijn geweest als het wel zou zijn gebeurd. dan hadden wij er gezamenlijk over kunnen praten. De heer Van den Biggelaar: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn gaf ik al aan dat de PvdA naar Samen Stad kijkt door de bril van een samen sterke en sociale stad. Leefbaar Eindhoven noemde dat een herhaling van ons verkiezingsprogramma en dat klopt. Dat kan met een waardevast programma. Voor een sterke stad geven wij onverminderd steun aan de economische structuurversterking en aan de profilering Eindhoven voorop in technologie, dus steunen wij geen bezuinigingen op ICT. Hoewel de structuurversterking plaatsvindt op een grotere schaal dan Eindhoven alleen, kan ook hier het MKB een steuntje in de rug gebruiken. Komt het ene loket voor ondernemers er nu wel of niet? Ik heb op die vraag nog steeds geen antwoord. In een tijd waarin het economisch klemt, willen wij extra accenten leggen op het sociale gezicht van de stad. Het college heeft het amendement om het geld voor onderzoek naar gratis openbaar vervoer te besteden aan de versterking van het armoedebeleid door instandhouding van de reductieregeling overgenomen voor het in de raad in stemming kwam. Dat is goed nieuws, wij zijn het college erkentelijk voor deze beweging. Wethouder Pastoor, die de gratis bus ook bij de coalitie ging missen, hielp zijn collega Claassen een handje. Die hulp had hij ook al bij zijn buitelingen over de plaatsing van nieuwe werklozen bij Ergon. Het kwam al in de krant voor WZI en Ergon het wisten. Hij kon het daar ook niet zelf uitleggen, hij komt er zelden. Toen kwam Leefbaar Eindhoven met een te gedetailleerd plan dat is
1199
A
Verslagnummer 13
geherformuleerd in een motie. Nu is het een belangrijk plan dat voor nieuwe werklozen werk stelt boven inkomen; met die lijn zijn wij het van harte eens. Wij hebben in de aanloop naar deze tweede termijn gezocht naar een motie die de strekking aangeeft en de uitwerking aan het college overlaat. Wij hebben die motie dan ook mede ondertekend. Hiermee heb ik twee belangrijke prioriteiten van de PvdA behandeld. Verder gaat de sociale pijler ons het meest ter harte, wij maken ons zorgen over de sociale kwaliteit van de stad. De voorgenomen bezuiniging op het onderwijsachterstandenbeleid van € 225.000,-- willen wij terugdraaien, wij hebben de motie van het CDA dan ook ondertekend. Al eerder gaven wij aan dat spilcentra en brede scholen onze bijzondere aandacht hebben bij het voorkomen van onderwijsachterstanden, ook in Woensel-West waar meer nodig is dan aanbrengen van camera's en verplaatsen van een tippelzone. Ook moet niet worden bezuinigd op het budget van Balans binnen Loket W. De raadsinformatiebrief stelt ons niet gerust. Voer overleg met randgemeenten en dien een subsidieverzoek in bij Justitie, maar bezuinig niet zo lang dat niet rond is. GroenLinks en de VVD dienden hierover moties in, op het eerste gezicht gaat onze voorkeur uit naar de dekking van GroenLinks, maar misschien kunnen wij het er in de pauze nog eens over hebben en er één motie van maken. De plannen van het college voor de VTA's doen stroperig aan. Het proces kan starten met een quick scan waardoor binnen de kortste keren kan worden aangegeven welke accommodaties kunnen worden gesloten om spilcentra ruimte te geven. Wij vragen geen lange nota, maar een actieplan. De motie van de SP, waarin zij voorstelt de schulden van het Kunstencentrum te saneren met leningen, die worden afgelost door bezuinigingen ter hoogte van de rente, spreekt ons aan. Wij willen weten wat het college ermee doet, dan kunnen wij overwegen of wij de motie zullen steunen. Onze prioriteiten liggen bij het armoedebeleid en het onderwijsachterstandenbeleid. Mocht er dan nog ruimte zijn in de begroting, dan steunen wij met het grootste plezier het CDA, want aanpak van achterstallig onderhoud bij accommodaties voor de breedtesport heeft onze warme sympathie, maar het moet kunnen worden betaald. Als het CDA meent het te kunnen redden in het door hem gesteunde college, doen wij graag mee. Het vrijwilligersbeleid speelt pas in 2005. Wij hebben sympathie voor het voorstel van D66 over diversiteit, wij waren aanvankelijk voornemens het te steunen, maar wij voelen weinig voor de dekking. Wij willen voorlopig niet minder sociale woningbouw, daarom kunnen wij niet met de voorgestelde dekking instemmen. Wij vragen het college voortvarend te werken aan een diversiteitsbeleid. De heer Dijsselbloem: De onderbouwing in het plan gaat nog steeds uit van de verhouding 70 : 30. U kunt ons dan ook niet tegenwerpen dat wij geen sociale woningbouw willen.
1200
A
Verslagnummer 13
De heer Van den Biggelaar: De winsten die u calculeert voor het Grondbedrijf komen op zijn vroegst over ongeveer tien jaar binnen. U houdt geen rekening met de criteria van het Gemeentefonds. Ik heb de berekening niet bij de hand, maar ik zal haar opzoeken. Collegae uit Nuenen hebben berekend dat ook de gemeente Nuenen op den duur verdient door de uitkering uit het Gemeentefonds als kavels, die waren bestemd voor de vrije sector, worden uitgegeven voor sociale woningbouw. Ik vertrouw uw redenering niet, bovendien is ook bij de huidige verhouding in Eindhoven behoefte aan sociale woningbouw. De heer De Schepper: In de motie diversiteitsbeleid en inburgering wordt structurele dekking gevonden door een deel van de middelen voor emancipatie, omdat wij dit beleid belangrijker vinden. Ik heb al aangegeven dat een stuk van de verplaatsing al was bestemd voor inburgering. Kunt u zich in die prioritering vinden? De heer Van den Biggelaar: Jammer genoeg had de wethouder in de commissie Sociale Pijler niet paraat wat uit de emancipatiepot wordt betaald. Het gaat om een scala van werkzaamheden, waartussen ook kleine, maar noodzakelijke activiteiten. Mijn partij kiest voor emancipatie en u kunt dan ook niet verwachten dat wij instemmen met een bezuiniging daarop. De heer De Schepper: U kiest ook voor inburgering en diversiteitsbeleid en u zult met ons eens zijn dat daarin een groot gat zit. De heer Van den Biggelaar: Ook dat is emancipatie. Ik heb al gezegd dat ik heel benieuwd ben naar de reactie van de wethouder. Een goed diversiteitsbeleid in Eindhoven behoeft niet per se te leiden tot kostenverhogingen, omdat wij veel kunnen doen door te schuiven met budgetten. Een budget, dat was bestemd voor de hele stad, maar waarin nu andere kleuren voorkomen, kan leiden tot aanpassing van beleid. Soms zijn er ontwikkelingskosten, het behoeft niet beslist meer geld te kosten. De wens om een goed diversiteitsbeleid te voeren, kan ik onderschrijven. Wij kunnen best eens in Tilburg en Breda gaan kijken, waar men mijlen verder is met dit beleid. Af en toe schaam ik mij daarvoor. De SP vraagt met een amendement over maatschappelijke opvang en verslavingszorg aandacht voor een groot maatschappelijk probleem, maar wij hebben moeite met de dekking. Ik verzoek het college in de tweeslag veilig en sociaal voorstellen te doen voor de manier waarop wij in onze stad met de zorg voor verslaafden en daklozen omgaan, nu de problemen notoir toenemen. Misschien is meer nodig dan € 150.000,--. Ik wacht de reactie van het college af, want ik heb de indruk dat ook het college dit een groot probleem vindt. Ook voor de sociaal-economische pijler hebben wij pijlen op onze boog. Wij steunen het amendement van het OAE voor een langdurigheidstoeslag, maar willen graag weten wat het college vindt van de dekking uit eigen kapitaal. Mocht het college de
1201
A
Verslagnummer 13
dekking afwijzen, dan willen wij het voorstel toch laten doorgaan en dekking zoeken in groen, heel en fleurig. Het spilcentrum/brede school in Woensel-West is niet alleen om onderwijskundige redenen noodzakelijk. De buurt houdt geen voorziening over en de brede school kan de trekker worden om de herstructurering op gang te brengen. Wij zullen in een motie voorstellen de start van de brede school in dit gebied te versnellen. Ik meen dat er al eerder toe is besloten. De heer Gerard: Als wij de klassieke onderwijstaken van spilcentra en aparte brede scholen willen uitvoeren, ontstaat een financieel probleem. Hebt u overwogen of uw voorstel voor de brede school financiële consequenties heeft of neemt u aan dat dit uit de bestaande middelen kan worden bekostigd? De heer Van den Biggelaar: Ik kan dat niet direct voorrekenen, maar het gaat hierbij om een oud besluit. Vroeger kenden wij een onderscheid tussen spilcentrum en brede school, nu hebben wij een algemeen beleid voor spilcentra. Een brede school is een iets verder opgetuigd spilcentrum. In achterstandswijken, zoals Woensel-West, zouden zulke voorzieningen met prioriteit moeten worden gerealiseerd. Als zij ook kunnen dienen als trekker om de herstructurering sneller van de grond te krijgen, moeten wij die kans inkoppen. Ik heb niet precies berekend wat het gaat kosten. Trudo is in dit veld een grote speler, als zij geld heeft om aan de Keizersgracht te bouwen, kan zij het misschien ook in Woensel-West. Wij accepteren geen vermindering van de opgave sociale woningbouw in Meerhoven. Ook als omringende gemeenten meer gaan bouwen, blijft de noodzaak van sociale woningbouw in onze stad. Wij willen geen gesegregeerde wijken. Wij hebben een motie over handhaving van 30% sociale woningbouw en een amendement over gesegregeerde wijken, wat wij niet willen meten per wijk, maar op het niveau van buurten. Dat houdt in dat wij niet meegaan in de redenering van D66 over meeropbrengsten van het Grondbedrijf. In dit verband wijs ik op het Bouwbesluit en de eisen die daarin zijn opgenomen, zij maken een motie over duurzaam bouwen zo goed als overbodig. Als het gaat om domotica zou eens moeten worden gesproken met zorgverzekeraars en woningbouwverenigingen om te zien of dat op een andere manier kan worden gefinancierd. Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Ik houd het Bouwbesluit bij, wat ons voor ogen staat bij duurzaam bouwen, omvat meer dan wat in het Bouwbesluit staat. Daarbij komt dat domotica meer kost. De heer Van den Biggelaar: Afgezien van domotica leidt het huidige Bouwbesluit tot heel duurzaam bouwen. Als het besluit niet voldoende wordt nageleefd, moet het uitvoerend orgaan, dus het college, daarop worden aangesproken. Voor domotica moet ook naar andere financieringsbronnen worden gekeken.
1202
A
Verslagnummer 13
Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Wij hebben het laten narekenen, waarbij is gebleken dat het 5% meer kost en in vijf jaar wordt terugverdiend. De heer Van den Biggelaar: Maar waarom moet dat uit de grondopbrengst komen? Het is toch ook te halen uit de huren, reserveringen van woningbouwverenigingen of leningen aan bewoners? De Voorzitter: U moet er in de commissie nog maar eens op doorgaan. Dat lijkt mij de goede plek. De heer Van den Biggelaar: Ik wil nog reageren op het voorstel van het CDA met betrekking tot de grondwateroverlast. Ik zag de wethouder financiën bij de dekking haar wenkbrauwen fronsen. Wij zullen het voorstel steunen vanwege het belang hiervan, maar, zoals ik al eerder aangaf, na onze eerdere prioriteiten. Mocht er daarna nog ruimte zijn in de begroting voor aanpak van de grondwateroverlast, dan krijgt u onze steun. Op andere moties en amendementen zullen wij reageren met stemverklaringen, maar ik wil nog een opmerking maken over de dekkingsvoorstellen van de SP, die te gemakkelijk naar GroenLinks en de PvdA sniert dat zij geen fatsoenlijke dekkingen hebben. De SP dekt verschillende voorstellen met een verhoging van de OZB en een vermindering van de afvalstoffenheffing. Het is een interessante gedachte, maar om tot herverdeling en niet tot verhoging van woonlasten te komen. In amendement 13 lijkt het alleen om herverdeling te gaan, maar in andere wordt het als dekking gebruikt. Wij stemmen niet in met lastenverhogingen als niet eerst nadrukkelijk is nagegaan welke bezuinigingen zijn te halen door te snijden in eigen vlees. De heer Gerard: Het amendement over de afvalstoffenheffing en de OZB beoogt zowel dekking als inkomenspolitiek. Voor goedkope huizen, met een OZB-waarde onder € 94.000,--, betekent het een lastenverlichting, hoewel zij niet schokkend is. Voor duurdere huizen ontstaat een lastenverzwaring, die pas bij heel dure huizen merkbaar wordt. Als u herverdeling wilt, kunt u hiervoor stemmen, want dat zit er in. Wij dekken onze voorstellen correct. De heer Van den Biggelaar: Dat doen wij ook, bij verhoging van de OZB en verlaging van reinigingsrechten als middel om de lasten anders te verdelen, hebt u onze steun, maar dat mag niet leiden tot een verhoging van de totale lasten. Dat gebeurt hier wel en wij hebben in ons waardevaste verkiezingsprogramma beloofd dat wij geen lastenverzwaring zullen doorvoeren. Mocht het rijk nog meer ellende over ons uitstrooien, dan is het voor ons bespreekbaar als het echt niet anders kan. Op dit moment houd ik mij aan de toezegging die wij de kiezers hebben gedaan. De heer Gerard: U hebt in feite een voorstel, waarvoor u een andere partij nodig hebt, dat berust op onttrekken van extra ambtenaren aan ons apparaat. De consequenties
1203
A
Verslagnummer 13
daarvan worden niet inzichtelijk gemaakt, terwijl toch het nodige van het apparaat wordt gevraagd. Het college wil 2% bezuinigen, u stelt met het CDA voor een taakstelling met een structureel karakter toe te voegen. De heer Van den Biggelaar: Daarin steunen wij het CDA. Mevrouw Joosten: Wij gaan er ook vanuit dat het najaarsakkoord zal slagen. Wij gaan ervan uit dat dat ongeveer € 500.000,-- oplevert met een doorwerking in 2004 en 2005. Dat geld willen wij gebruiken voor een structurele dekking, daarnaast willen wij een stuk van het eigen kapitaal, dat bij de Voorjaarsnota is ingezet, terughalen voor aanpak van de grondwateroverlast. De heer Van den Biggelaar: Lukt dat niet, dan zoeken wij een andere dekking. De bezuiniging op het onderwijsachterstandenbeleid ligt ons te zwaar op de maag. Het voorstel in verband daarmee heeft een hogere prioriteit dan andere. De Voorzitter: Het college wil proberen voor de avondpauze zijn antwoorden af te ronden en heeft daarvoor nu geen schorsing nodig. Daarna krijgt u ruim tijd voor nader overleg. Wethouder mevrouw Mittendorff: Mijnheer de voorzitter. Ik wil allereerst de vicevoorzitter van het presidium bedanken voor haar complimenten voor het ambtelijk apparaat en anderen die bij het opstellen van deze begroting betrokken zijn geweest. Ik wil mij daarbij graag aansluiten. De deelnemers in de financiële werkgroep zullen hebben gezien dat het veel werk is het zo te doen. De ambtenaren hebben er heel hard aan gewerkt, ik stel het zeer op prijs dat dat hier is gememoreerd. De programmabegroting is verplicht, wij hebben deze verplichting tot een kans voor college, raad en ambtelijk apparaat omgewerkt. Dat heeft een grote meerwaarde. Ik heb de besprekingen in de commissie als heel positief en constructief ervaren. Anderen hebben dat ook al gezegd. Dit jaar stonden de inhoudelijke discussies echt op de voorgrond, het was wat minder schuiven met potjes. De discussies waren vooral gericht op de vraag wat wij met elkaar willen. Natuurlijk kost dat een en ander, maar dat was toch vooral gericht op doelen. Ik ben het overigens eens met de stelling dat op termijn de doelen nog veel gerichter en operationeler kunnen worden geformuleerd. In ieder geval is in de commissie duidelijk een slag gemaakt. Er zijn heel wat vragen gesteld over de incidentele middelen, daarom heb ik een bijlage toegevoegd aan het stuk dat vandaag voorligt. Het is gericht op de precieze verdeling van deze middelen. Daaraan zijn de latere besluiten toegevoegd, die nog niet in de Voorjaarsnota konden worden verwerkt. Het college heeft voorstellen gedaan die leiden tot een sluitende begroting. Ik heb begrepen dat de vorige keer geen opmerkingen over dat feit zijn gemaakt. Niet gesproken is over het feit dat wij voor 2006 en 2007 nog een opdracht hebben,
1204
A
Verslagnummer 13
daarvoor hebben wij nog twee jaar de tijd. De begroting voor 2004 sluit en ik heb uit de opmerkingen niet begrepen...
De heer Vleeshouwers: Ik begrijp uit de stukken dat nog veel bezuinigingen moeten worden ingevuld onder de aanduiding taakstellende opdrachten op grond van de juni- en septembercirculaire. Deze zijn nog niet ingevuld. U kunt aanvoeren dat deze taakstellingen de begroting sluitend maken, maar ik vind dat te gemakkelijk. De bezuinigingen, die voor 2004 nodig zijn, moeten nu concreet bekend zijn en dat is nog niet het geval. Wethouder mevrouw Mittendorff: Als wij een commitment hebben van het management, dat de bevestiging inhoudt dat een en ander op die manier wordt uitgevoerd, en duidelijke voorstellen die een begaanbaar pad vormen, leggen wij daarmee harde bezuinigingen voor en daarmee een sluitende begroting. Wij hebben op geen enkele manier geprobeerd iets op te rekken, zodat de begroting sluitend wordt. Wij hebben geen punten alvast opgenomen, ook als zij niet sluitend zijn. Wij hebben juist punten die hard leken, maar waarover geen zekerheid bestond, niet opgenomen. Wij hebben gekozen voor zekerheid en op grond daarvan presenteren wij een sluitende begroting. Op personeelskosten moet inderdaad nog € 0,5 miljoen worden bezuinigd, de procedure daarvoor is al enige maanden geleden ingezet. Met het commitment van het management hebben wij de zekerheid dat die bezuiniging zal worden gehaald. U zult zich kunnen voorstellen dat een bedrag van € 1,6 miljoen zal worden gehaald. Ook bij bijvoorbeeld inkoop is duidelijk dat het verwachte resultaat haalbaar is. Het college heeft u een sluitende begroting voorgelegd en uw raad heeft gewikt en gewogen, mede in het besef dat enige zuinigheid op haar plaats is. Wij kunnen niet alles uitgeven, wij moeten onze middelen goed verdelen over de plaatsen waar zij nodig zijn. Ons college heeft met respect kennisgenomen van de intensiteit waarmee uw raad met deze begroting aan de slag is geweest en voorstellen heeft gedaan. De heer Schut: Wij hebben in deze bezuinigingsprocedures een leidraad voor bezuinigingen gezocht. Op welke basis heeft het college ingezet? Sommigen noemen de aanpak hap snap, anderen noemen het beleid. Ik twijfel nog steeds. Misschien kunt u aangeven wat de uitgangspunten zijn geweest op grond waarvan u links wel en rechts niet hebt bezuinigd. De heer Kielenstijn: Volgens mij heeft de heer Schut de aanbiedingsbrief niet gelezen. Daarin is heel nadrukkelijk aangegeven hoe te werk is gegaan. Wethouder mevrouw Mittendorff: Toch wil ik graag op die vraag ingaan. Ook in de aanbiedingsbrief is aangegeven dat de vier prioriteiten van Samen Stad het leidende principe vormen. Verschillende fracties hebben dat ook aangegeven, waarbij zij er ook op wezen dat zij dingen uit het verleden meenemen die zij nog steeds belangrijk
1205
A
Verslagnummer 13
vinden en dat er aandachtspunten zijn die van belang zijn als gevolg van de huidige situatie of de huidige financiële context. De vier prioriteiten van Samen Stad zijn het leidende principe en dat betekent dat bijvoorbeeld in de welzijnssector is gekozen voor jeugd en ouderen. Als gevolg daarvan vinden de bezuinigingen plaats in het volwassenenwerk. In de verschillende portefeuilles zijn voorbeelden te noemen van dingen die wij blijven doen omdat wij ze essentieel achten, terwijl wij andere dingen minder of niet meer doen omdat zij niet meer in de prioriteiten passen. De heer Van den Biggelaar: Als jeugd zo veel prioriteit heeft, hoe plaats ik dan de bezuiniging van € 225.000,-- op het onderwijsachterstandenbeleid? Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik kom er straks op terug, omdat dit punt ook in de commissie uitgebreid aan de orde is gekomen. Het is voor ons allen een heel belangrijk punt. Er zijn veel voorstellen gedaan en hoewel de raad er heel serieus mee is omgegaan, moeten wij constateren dat er een wirwar van ideeën is. Toch kunnen er enkele algemene opmerkingen bij worden gemaakt. Daarbij is de vraag hoe het college ermee wil omgaan. Voorstellen waarbij zonneklaar is dat de dekking problematisch is, kunnen wij wel als signalen zien, maar wijzen wij in verband met het dekkingsprobleem bij voorbaat af. Dat geldt eigenlijk voor alle voorstellen, maar voor sommige heel specifiek. Als de dekking wordt gevonden in een verhoging van de OZB, staat vast dat dat in de raad niet is afgekaart. Wij hebben er ook geen principiële discussie over gevoerd. Wij kunnen er in de toekomst, als het over tarieven gaat, misschien eens over spreken. Toen de begroting werd aangeboden, heb ik ook voorgesteld het over de tarieven te hebben, maar de discussie daarover is niet gevoerd. De lijn is dat de OZB niet wordt verhoogd, voorstellen met een dekking die daarop teruggrijpt zijn niet acceptabel. Ook van voorstellen die zijn gebaseerd op aannamen in de woningbouw of sociale woningbouw in de regiogemeenten achten wij de realiteitswaarde niet voldoende, wat reden is om die voorstellen niet als positief aan te merken. Er zijn voorstellen gedaan die samenhangen met veranderingen in het rijksbeleid, ik denk aan de loonontwikkeling. Het kan een perspectiefvol idee zijn, maar wij weten niet wat de landelijke discussie op dit punt aan besluiten zal opleveren. Wij hebben daarover te weinig duidelijkheid. In feite geldt dat ook voor het GOA-beleid. Wij hebben een bezuiniging voorgesteld, maar het rijk gaat er nadrukkelijk overheen. Dat heeft de raad alert gemaakt, het rijksbeleid geeft dat ook aan. In elk geval hebben wij als gevolg daarvan nog onzekerheden. Wij moeten daarover meer duidelijkheid hebben voor wij daarop besluiten kunnen nemen. De heer Van den Biggelaar: Spreken wij nu met de wethouder financiën of de wethouder onderwijs? Ik heb soms het gevoel dat wij fundamenteel van mening verschillen over de prioriteiten binnen het onderwijs.
1206
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik wil ook als portefeuillehouder onderwijs hierover iets zeggen. Nu gaat het in het algemeen over de onzekerheden in de landelijke ontwikkelingen. Dat is vervelend omdat wij hiermee eigenlijk op de achterhand komen, terwijl wij, als het gaat om ontwikkeling van beleid, op de voorhand moeten zitten. In elk geval zijn er ontwikkelingen waarover nog geen voldoende besluiten zijn genomen, waardoor wij niet in staat zijn onze besluiten te nemen. Dat is, ook financieel, erg lastig. De heer De Schepper: Ik heb even afgewacht of de wethouder er meer over zou zeggen, nu wil ik toch reageren. De sociale woningbouw heeft twee componenten. Ik begrijp wat de wethouder zegt of het structurele facet, maar over de woningbouw in Meerhoven heeft het college al een beslissing genomen. Voor de incidentele dekkingen uit het vastgoedbeleid geldt een ander verhaal. Kan het college voorstellen, die daarop zijn gebaseerd, wel steunen nu het al keuzen heeft gemaakt? Vast staat dat er minder sociale woningbouw zal komen, waardoor geld vrijkomt uit incidentele plannen. Wethouder mevrouw Mittendorff: De portefeuillehouder Meerhoven zal daarop straks terugkomen, wij hebben niettemin grote twijfels bij de door u genoemde dekkingsmogelijkheden. Wij kunnen u in de dekking niet volgen, omdat wij de positieve elementen niet kunnen inschatten. Het idee kunnen wij volgen, maar dan gaat het echt om de lange termijn. Wij kunnen daarover denken en er misschien in de commissie over praten, maar op dit moment zien wij deze mogelijkheid niet. Bovendien vinden wij het lastig op die manier naar de buurgemeenten te kijken. De heer Kerkwijk: De wethouder wees erop dat nog besluiten moeten worden genomen over het GOA en dat er daardoor onzekerheid is. De vraag is waarom dan wel een bezuiniging van € 225.000,-- moet worden ingeboekt of is dat een punt waarop u, als gevolg van de reacties uit de raad, zult gaan bewegen? Wethouder mevrouw Mittendorff: Wij hebben € 225.000,-- van GOA bij de Voorjaarsnota ingezet, omdat het geld is voor onderwijs, waar het zoals overal moeilijk bezuinigen is. Daarvoor was nog geen directe besteding voorzien. Er zijn over dit bedrag geen afspraken gemaakt. Het was een indexering achteraf, wij kregen van het rijk meer geld dan vooraf werd verwacht. Dat bood ons de mogelijkheid te bezuinigen. Die bezuiniging blijft staan tot de raad ons tot andere gedachten brengt, tenslotte is onze begroting mede daarop gebaseerd. Ik zal geen andere voorstellen doen, aangezien het onderwijs weinig mogelijkheden biedt om te bezuinigen zonder dat daarvan direct last wordt ondervonden. De heer Kerkwijk: Ik begrijp dat de wethouder zich baseert op de Voorjaarsnota en vervolgens wordt ingehaald door rijksbeleid dat er nog iets overheen doet. In dat perspectief zouden wij voorzichtig moeten zijn met de bezuinigingen van de
1207
A
Verslagnummer 13
Voorjaarsnota, omdat een aantal vragen niet is beantwoord. Wij zouden ze niet moeten inboeken en in dat perspectief zou ik graag zien dat het college een van de voorstellen rond de bezuiniging van € 225.000,-- zou overnemen. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik kan mij dat heel goed voorstellen. Ik kan mij niet voorstellen dat forse rijksbezuinigingen op het onderwijsachterstandenbeleid leiden tot achterover leunen en niets meer doen. Op dat moment is er een nieuwe situatie, waarin wij alles op alles zetten om de aanpak, die in Eindhoven goed is opgebouwd, verder te realiseren. Ik probeer aan te geven dat het rijksbeleid het ons moeilijk maakt om de juiste keuzen te maken. Ik kan mij voorstellen dat men, als men het er eerder niet mee eens was, het er ook nu niet mee eens is. Ik kan mij indenken dat men op dit gebied meer wil, maar juist het feit dat wij worden ingehaald door rijksbeleid maakt dat ik wil afwachten wat dat beleid wordt. Dat weten wij op 26 november als de discussie in de Tweede Kamer plaatsvindt, of kort daarna. Als dat beter bekend is, kunnen wij op basis daarvan het beleid bepalen. Nu moeten wij doorgaan langs de ingezette lijn. Mevrouw Van Alphen de Veer-Paulen: Bent u het met mij eens dat ook het omgekeerde geldt, te weten dat wij, als wij niet zeker zijn van het rijksbeleid, niet moeten bezuinigen? Wij moeten ons niet rijk rekenen en alvast bezuinigen omdat er wellicht geld zal komen. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ook in die redenering kan ik mij heel goed vinden, maar als wij deze bezuiniging niet doorvoeren, staan wij voor een andere bezuiniging op onderwijs. Ik vind dat de andere gebieden het nog minder kunnen lijden. Als wij het geld houden dat wij hebben, minus € 225.000,--, voor onderwijsachterstandenbeleid, is het nog steeds een prachtig en effectief beleid. Als wij kunnen bezuinigen en het bestaande beleid kunnen doorzetten, is dat een goede stap. Mevrouw Van den Biggelaar: Komt de wethouder met deze redenering terug op de redenering in de commissie Sociale Pijler? Daar zei zij dat de rijksbezuiniging over de bij de Voorjaarsnota voorgestelde bezuiniging is heengekomen. Dat betekende dat de gemeentelijke bezuiniging in een ander daglicht kwam te staan. U wees erop dat zij daardoor zwaarder aankwam wat reden zou zijn voor een heroverweging. Nu zegt u dat wij de bezuiniging moeten laten staan tot blijkt hoe de rijksbezuiniging uitpakt. Wethouder mevrouw Mittendorff: Dat ligt precies in de lijn die ik ook nu aangeef. Er is geen duidelijkheid. 26 November lijkt mij tamelijk vroeg, het kan best veel langer duren voor wij er echt duidelijkheid over hebben. Pas als wij duidelijkheid hebben, kunnen wij goede plannen maken. Dat is nu niet mogelijk, omdat ik niet weet of wij nog wel geld krijgen en of er landelijk € 100 miljoen afgaat.
1208
A
Verslagnummer 13
Mevrouw Van Alphen de Veer-Paulen: Ik doelde niet op GOA, maar op het omgekeerde. Als u niet zeker weet dat er geld komt, waarom gaat u zich dan op voorhand rijk rekenen en bezuinigen? Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik probeer mijzelf juist niet rijk te rekenen, maar voor deze begroting mijn bezuinigingsdeel aan te leveren, zoals iedere wethouder dat probeert. Daarbij zoeken wij de beste plekken voor bezuinigingen opdat zij het minste pijn doen. Dat is deze plek geworden en daaraan wil ik graag vasthouden, tot duidelijkheid is verkregen over het landelijke beleid zodat wij daarop adequaat kunnen insteken. Als er in het landelijk beleid niets verandert, willen wij met het GOA op de oude voet voortgaan. Ik heb geprobeerd vier algemene punten aan te geven aan de hand waarvan wij naar de voorstellen kunnen kijken, het eerste is dekking, waarbij ik de OZB als voorbeeld heb genoemd. De tweede is de onduidelijkheid over het landelijke beleid. Het derde wordt gevormd door de richting die moties en amendementen aangeven. In een aantal gevallen is er niets mis mee, maar is de dekking, hoewel zij mogelijk is, toch niet onze keuze. Tenslotte zijn er met name moties die wij ondersteunen, omdat zij een goede aanzet geven voor een inhoudelijke discussie in de commissies om tot oplossingen te komen of ook omdat wij ze ervaren als een ondersteuning van het huidige beleid. Als de heer Vleeshouwers zegt dat wij goed op weg gaan naar de programmabegroting en dat daarvoor moet worden geïnvesteerd om mensen in staat te stellen de dingen te doen, hebben wij het als het ware over de bedrijfsvoering. Een voorstel daartoe is nog niet door de raad geaccordeerd, maar het college zet daarop in. Naarmate de bedrijfsvoering verbetert en mensen beter zijn geschoold voor hun taken, kunnen zaken beter worden aangeleverd. Het geldt ook voor een voorstel van GroenLinks dat een heel goede suggestie bevat die ik graag wil overnemen. Voorgesteld wordt niet lukraak, zoals het uitkomt, met het eigen vermogen om te gaan, maar er heel gedegen aandacht aan te besteden in de commissie en de financiële werkgroep. Dan wordt duidelijk of wij het al dan niet doen en op basis van welke criteria wij het doen. Dit zijn de hoofdlijnen bij de beoordeling van moties en amendementen, natuurlijk komen de portefeuillehouders nog op een aantal onderwerpen terug. Wij hebben gezien dat u met grote intensiteit en veel werkkracht aan moties en amendementen hebt gewerkt. Het zijn er veel. Daarbij past een vraag. Als mocht blijken dat geld overblijft, hebt u dan voor uzelf prioriteiten bepaald? In de moties en amendementen komen overlappingen voor, er zijn verschillen in dekking en het is van belang in de komende tijd de prioriteiten te bepalen, zodat wij, als geld overblijft of wij ergens middelen vandaan kunnen halen, mogelijkheden hebben om het te besteden. Wij willen zeker in de commissies nog op een aantal punten terugkomen. In verband met mijn eigen portefeuille wil ik reageren op een opmerking van de heer Schut. Hij vroeg nog eens aan de slag te gaan met de verschillende potjes, wat eerder al ƒ 15 miljoen heeft opgeleverd. Mocht dat in het verschiet liggen, dan beginnen wij er acuut mee, maar ik heb in de commissie al gezegd dat opschonen onderwerp van
1209
A
Verslagnummer 13
discussie is geweest en dat de potjes al voor een belangrijk deel zijn geleegd. Wij hebben in onze bezuinigingsdrift veel geld nodig, van het bedrag van € 1,6 miljoen komt een flink deel uit potjes. Nu een eerdere aanpak zo veel heeft opgeleverd, gaan wij opnieuw aan de slag, maar ik kan niet beloven dat dat ƒ 15 miljoen ofwel € 7 miljoen zal opleveren, hoewel dat erg mooi zou zijn. De heer Schut: Ik ben heel blij met deze toezegging. Natuurlijk weten wij niet wat eruit komt, maar laten wij hopen dat het heel veel zal zijn. Wethouder mevrouw Mittendorff: Wij zullen ons best doen. Met motie 8 over de brede school in Woensel-West heeft de PvdA een punt. Het is inderdaad voor de aanjaagfunctie bij de herstructurering, waarbij in een wijk veel moet gebeuren, goed dat zo'n schoolgebouw verschijnt. Wij hebben vastgesteld dat een permanente oplossing te lang duurt en daarom hebben wij gezocht naar een tijdelijke voorziening. Morgen vindt nog weer een gesprek plaats met een mogelijke partner, waarin een mogelijke tijdelijke oplossing de orde komt. Dan komt het definitieve antwoord dat wij in september al hadden verwacht. Dan weten wij dus of wij een tijdelijke voorziening kunnen realiseren. De motie zegt dat zij dan bij voorrang op het plan voor de spilcentra moet. Per jaar komen er vier op. Vanochtend heb ik nog gesproken met een van de mensen die daarover gaan, wij gaan er niet alleen over, aangezien de regiegroep voorstellen doet. Ik weet dat de PvdA het daarmee niet eens is, zij vindt dat de raad het moet doen. Mevrouw Van den Biggelaar: Ik herinner eraan dat de raad een motie in dezen heeft aangenomen. De raad vindt dus in meerderheid dat hij en niet de regiegroep erover gaat. Wethouder mevrouw Mittendorff: Met alle nuances die er kunnen zijn, moet duidelijk zijn dat wij, als wij met partners zaken willen regelen, dat ook met hen moeten doen. Dan kan de raad niet opleggen welke spilcentra moeten worden gerealiseerd. Mevrouw Van den Biggelaar: Dat geeft precies de discussie weer die wij toen in de raad hebben gevoerd. De wethouder gebruikte toen ook dit argument en de raad heeft dat bij meerderheid verworpen. De raad heeft vastgesteld dat hij bepaalt waar de scholen komen, zij het dat de regiegroep voorstellen kan doen. Wethouder mevrouw Mittendorff: In ieder geval wordt dit onderwerp aan de raad voorgelegd. Het is spannend af te wachten of de tijdelijke voorziening voor WoenselWest op het rijtje van vier komt. Voor een permanente voorziening is het nog niet zo ver. Ik begrijp dat de heer Vleeshouwers zijn motie over de hondenbelasting nog niet heeft ingediend...
1210
A
Verslagnummer 13
De heer Vleeshouwers: Ik wilde het van uw reactie laten afhangen. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat wij er binnenkort in een commissie over van gedachten wisselen bij het hondenbeleid. Dan is de motie nu niet nodig. Wethouder mevrouw Mittendorff: Dat lijkt mij verstandig. Ik heb u informatie laten aanreiken waarin staat wat deze belasting oplevert, wat de inning kost en wat honden in de stad kosten. Het lijkt mij verstandig om daarover niet bij amendement beslissingen te nemen, maar eerst eens de voors en tegens met elkaar te bespreken. De heer Vleeshouwers: Dan wordt de motie dus niet ingediend. De Voorzitter: Voor de duidelijkheid, in verband met de besluitvorming, wil ik graag weten of u de motie van de PvdA over de brede school overneemt. Ik heb de indruk dat dat het geval is, maar ik ben er niet helemaal zeker van. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik heb een invulling aan de motie gegeven en in die geest vind ik haar prima. De heer Van den Biggelaar: Wij handhaven de motie om het college een steuntje in de rug te geven. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik ben altijd blij met moties en amendementen van de PvdA die het college een steuntje geven. De heer Vestjens heeft een amendement ingediend over de sportverenigingen. Wij vinden het een sympathiek voorstel, maar de dekking is problematisch. Wij hebben met onze aanpak de zaak goed gesloten, terwijl wordt voorgesteld € 400.000,-- extra uit te geven, wat op dit moment veel geld is. De toelichting is duidelijk, maar wij achten de onderhoudsfondsen voor grote projecten heel erg belangrijk. Wij wijzen het amendement dan ook af. Amendement 7 handelt over de middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid, ik meen dat hierover drie amendementen zijn ingediend. Ik ben er al inhoudelijk op ingegaan, waarbij ik de reden voor deze bezuiniging duidelijk heb gemaakt. De dekking wordt gezocht in een bezuiniging op personeelslasten, ik heb al aangegeven hoe het daarmee zit. De heer Leenders: Bij uw opmerkingen over de personeelslasten heb ik niets gehoord over een tijdelijke vacaturestop. U noemde de loonmatiging, maar zij is te onzeker. Wij hebben een secundaire dekking gegeven voor het geval uit de loonmatiging geen besparing zou voortvloeien. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik heb verzuimd te melden dat de heer Pastoor daarop zal ingaan. Het amendement van D66 voorop in technologie geeft een heel positieve lijn aan.
1211
A
Verslagnummer 13
Het geeft een aantal overwegingen dat mij bijzonder aanspreekt, ik zie ook veel relaties met project 1 van Horizon. Toch is er een 'maar', want ook dit project kost geld. Ik zou blij zijn als de raad mij de gelegenheid zou geven om wat wij in het basisonderwijs doen op het gebied van technologie verder uit te werken naar het voortgezet onderwijs en hoger, richting ROC. Ik verzoek het amendement nu nog even te laten liggen, misschien kunnen wij het volgend jaar op dit punt wel zaken doen. De heer Kielenstijn: Wij vinden het amendement heel sympathiek omdat wij menen dat er mogelijkheden zijn om de regio aan het project te laten meebetalen. Misschien is het mogelijk aansluiting te zoeken bij het programmabureau Horizon. Los van de vraag of het amendement wordt gehandhaafd, zou ik deze suggestie, die al door D66 is gedaan, nog eens op tafel willen leggen. De heer De Schepper: Als wij er een motie van maken die u meer bewegingsruimte geeft, kunt u er dan mee akkoord gaan? Wethouder mevrouw Mittendorff: Een motie geeft een richting aan die het college kan volgen en legt geen bedragen vast. Dan wordt zij een acceptabel voorstel, want de richting waarin wordt gedacht, is belangrijk. Daarop willen wij zeker inzetten, maar u begrijpt dat het problematisch is nu ergens € 100.000,- en € 500.000,-vandaan te halen. De heer De Schepper: Ik heb begrepen dat u de dekking niet acceptabel vindt. Wethouder mevrouw Mittendorff: Als u het amendement verandert in een motie, sta ik er positief tegenover. De Voorzitter: Als het amendement wordt veranderd in een motie met dezelfde inhoud, kan het college haar overnemen. De heer De Schepper: Ik begrijp dat de inhoud voldoende duidelijk is, zodat ik het amendement niet behoef te herschrijven om er een motie van te maken. Wij maken er dus een motie van. Wethouder mevrouw Mittendorff: Amendement 11 gaat over de bezuiniging op het GOA-beleid. Putten uit eigen kapitaal achten wij niet verstandig, dat is reden om het amendement af te wijzen. Amendement 13 van de SP betreft de belastingen. In het algemene deel heb ik al voldoende duidelijk gemaakt dat een verhoging van de OZB voor ons niet bespreekbaar is. Omdat wij dat niet willen, wijzen wij ook de andere voorstellen in verband daarmee af. Het zal duidelijk zijn wat het antwoord is op het amendement 16 over de
1212
A
Verslagnummer 13
onderwijsachterstanden. Wethouder Pastoor: Mijnheer de voorzitter. Ik wil beginnen met een aanvulling op de opmerkingen van mevrouw Mittendorff over de financiering uit de looncomponent. Als het landelijk akkoord wordt aanvaard, zodat de loonsverhogingen op 0% uitkomen, wordt de 2%, die wij in de begroting hebben meegenomen, in beginsel vrij besteedbaar. Het CDA heeft dat goed gezien toen het daarin dekking zocht. In de aanbiedingsbrief zult u hebben gezien dat er nog een risico is van € 2 miljoen als gevolg van stijging van de pensioenpremies. Daarom moeten wij geen geld weggeven voor wij de totale kosten van die stijging hebben gedekt. Dit bedrag van € 2 miljoen is niet opgenomen in de begroting. Wij verwachten ook dat het werkgeversdeel van de IZA-premies fors zullen stijgen. Ook dat moeten wij in gedachten houden voor wij 'de poet' verdelen. Het CDA heeft ook een vacaturestop van drie maanden genoemd. Daarmee kan geld worden gegenereerd, het bedrag is berekend en getoetst door ambtenaren die dat vak verstaan. Toch moet ik het CDA teleurstellen. Het idee blijft goed, maar als wij nu zien welke vacatures er zijn, zijn wij vaak een half jaar verder voor zij zijn ingevuld. Soms vertragen wij de invulling bewust en soms brengen marktomstandigheden met zich mee dat het lang duurt. Als voorbeeld noem ik de vacature van de directeur van de dienst MO. Op het laatste moment viel de kandidaat weg en zijn wij begonnen met een nieuwe procedure. Dat gaat ruim een half jaar duren. Wij hebben dat niet gewild, maar het levert per saldo een besparing op. Soms vertragen wij bewust in verband met begrotingsproblemen, maar wij dienen de directeuren wel de instrumenten in handen te geven die zij nodig hebben. Zij hebben de managementverantwoordelijkheid voor hun diensten en sturen binnen de budgetten en de kaders die de raad heeft bepaald. De heer Vestjens: De wethouder zei dat invulling van vacatures soms een half jaar duurt en wees erop dat dat geld oplevert. Die besparingen heeft hij nog niet ingeboekt. Als in de praktijk toch al vacatures niet worden ingevuld, blijft er geld over. Dat is ook de gedachtegang achter ons amendement. Het betekent anticiperen op de toekomst, wij willen dat hard maken door dit als vacaturestop te benoemen. Feitelijk gaat het om dezelfde vacatures die de wethouder bedoelt. Aangezien de besparing niet is ingeboekt, is er wel een dekking. Wethouder Pastoor: Ik herinner aan een ander dossier, de boventalligenproblematiek. Wij hadden 65 fte's boventallig, zij moeten ergens uit worden gefinancierd. De raad heeft in de vorige periode het college geen mandaat gegeven om meer personeel aan te nemen. Daardoor worden de boventalligen onder andere betaald uit deze besparing. In 2002 hadden wij € 4 miljoen over bij de personele lasten en dat bedrag is opgenomen in het rekeningresultaat over dat jaar. Er wordt dus met de ruimte door vacatures wel degelijk gespeeld om boventalligen te financieren en externe krachten in te huren, wat al drastisch is teruggelopen sinds
1213
A
Verslagnummer 13
het college een andere toon heeft gezet bij het inhuren van derden. Het aantal is meer dan gehalveerd. De heer Vestjens: Ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord. De vraag is hoeveel de boventalligen gebruiken van de ruimte. U zult in onze toelichting hebben gelezen dat door een vacaturestop geen ruimte mag ontstaan die kosten tot gevolg heeft. De vacaturestop impliceert dat niet wordt gerepareerd door inhuur van derden. Wethouder Pastoor: Soms zijn er omstandigheden waarin wij snel mensen moeten inhuren, bijvoorbeeld bij de brandweer, ambulances, enz.. Daar kan niet worden gewacht. De gemiddelde loonsom van een boventallige is € 55.000,-- en dat is dus in totaal voor 65 krachten veel geld. Inmiddels is het aantal teruggebracht naar 10 of 12, wij hebben er in de laatste anderhalf jaar 50 weggewerkt. Ik heb nooit het idee geopperd uitloopschalen af te schaffen, maar als de VVD-fractie het belangrijk vindt de loonsom te verkleinen en de uitloopschalen daarvoor als medium te gebruiken, zie ik een motie daarover met belangstelling tegemoet. Ik ben heel benieuwd hoe de raad daarop reageert. Uiteraard zal ik de uitkomst respecteren. De heer Schut: Het is begrijpelijk dat de wethouder zo antwoordt, want hij was niet aanwezig toen deze vraag in de commissie aan de orde was. Mevrouw Mittendorff heeft daar geantwoord. Zij heeft toegegeven dat wij uitloopschalen hebben en dat dat afwijkt van wat in de meeste gemeenten gebruikelijk is. Zij erkende dat het wellicht interessant zou zijn er eens naar te kijken. Daarop ben ik nu teruggekomen. Het is vervelend dat de wethouder op dat moment ziek was, maar het college heeft in die zin geantwoord en ik wilde er graag een bevestiging van hebben zodat zeker is dat wij in die richting gaan denken. Als de wethouder op die toezegging terugkomt, wil ik dat graag heel duidelijk horen. Ik heb er niet op gerekend en ik heb dan ook de motie, die u bedoelt, niet bij de hand. Wethouder Pastoor: Dank u wel voor de aanvulling. Wat u nu meedeelt, wist ik niet. Nu staat de kwestie in een ander perspectief. De vraag is nu of wij onderzoek willen doen naar het afschaffen van de uitlooprangen en ik kan zonder meer zeggen dat ik daartoe niet bereid ben. De uitloopschalen zijn rechtspositioneel zozeer verankerd dat wij ze niet eenvoudig met een politiek besluit kunnen terugdraaien. De vakorganisaties zijn ermee akkoord gegaan, het is een bestaand recht en wij kunnen de mensen niet zomaar rechten ontnemen. De Voorzitter: Mag ik voorstellen dat u dit debat verder in de commissie voert? De heer Schut: Ik voel mij een beetje op het verkeerde been gezet. Ik had het gevoel dat ik een afspraak had met het college en nu moet ik horen dat dat niet het geval is.
1214
A
Verslagnummer 13
Ik kan mij voorstellen dat wij dit niet met ingang van morgen kunnen veranderen. Dat was ook de vraag niet. Ik verwacht van de wethouder de toezegging dat dit punt zal worden onderzocht, mede omdat een van zijn collega's al een positief geluid in die richting heeft laten horen. Wethouder mevrouw Mittendorff: Indertijd heb ik gezegd dat het punt mij interessant leek, maar ook dat wij, als wij zo'n traject ingaan, minstens tien jaar moeten wachten op resultaten. Op zich is het zeker niet verkeerd erover na te denken. De heer Schut: Daarin kan ik mij goed vinden, want dit was de intentie. Regeren is vooruitzien, het was mijn bedoeling naar de lange termijn te kijken. Wethouder Pastoor: Het college speelt de wedstrijd met meerdere spelers. Ik stel voor dit onderwerp te betrekken bij de discussie over de HRM-nota die u dezer dagen zal worden toegestuurd. In amendement 5 doet het CDA een voorstel tot financiering uit de middelen voor groot onderhoud van projecten. De rekenkamer, onder leiding van de heer Schut, heeft ooit eens een onderzoek gedaan naar grote projecten, de voorzieningen en de wijze waarop dit werd aangepakt. Dat leidde tot goede aanbevelingen, onder andere over de noodzaak te zorgen voor voorzieningen. Ik zou het betreuren als een greep in de kas zou worden gedaan, omdat deze middelen zijn bedoeld om het beheer van het vastgoed te professionaliseren, te verbeteren en goedkoper te maken. Ik heb begrepen dat de raad geld beschikbaar wil houden voor groot onderhoud, ik wijs nu maar even op de vrijetijdsaccommodaties, waar het onderhoud belabberd is. Ik ontraad een greep in die middelen ten stelligste. De heer Janssen: Het CDA doet dit voorstel niet voor niets. Het gaat niet alleen om de grote projecten. In de breedtesport gaat het om allerlei accommodaties die dringend moeten worden onderhouden. Een aantal van de grote projecten is nog niet eens gebouwd en toch wordt voor onderhoud gereserveerd. Wij willen, met het CDA, ook iets doen voor de kleine accommodaties voor de breedtesport. U kunt dat een greep uit de kas noemen, maar dat is het niet. Wethouder Pastoor: Ik zal het nuanceren. Het gaat erom het fonds dat wij met enige zorg en moeite hebben gevormd niet aan te tasten. Ook ik zie de noodzaak van een aanpak van de sportvoorzieningen en ik denk graag mee over mogelijkheden daaraan iets te doen. Het fonds voor onderhoud van grote projecten is daarvoor een verkeerde bron. Als wij gezamenlijk zoeken naar een andere bron, zijn wij zeker op de goede weg. De heer Vestjens: Meedenken over een oplossing klinkt mooi, maar wij hebben het hier niet voor het eerst over de problematiek van de breedtesport. Verleden jaar
1215
A
Verslagnummer 13
heeft het CDA hierover ook een voorstel gedaan, toen is een relatief klein bedrag voor de breedtesport beschikbaar gesteld. Daarnaast hebben wij een motie ingediend waarin het college werd gevraagd ook in structurele zin naar deze problematiek te kijken. Bij de grote projecten gaat het om miljoenen, zoals de wethouder al eerder duidelijk heeft gemaakt, maar wij zoeken nu een oplossing voor de sportaccommodaties omdat het college het niet doet. Wij geven nu de kleinere sportvoorzieningen prioriteit. Natuurlijk is ook geld nodig voor de grote projecten, eventueel kan in de toekomst worden gezocht naar mogelijkheden om het fonds aan te vullen. De problematiek van de kleine accommodaties bestaat al geruime tijd en zij moet worden opgelost. De heer Kerkwijk: Het lijkt erop dat de raad heel kort van memorie is. Wij hebben deze voorziening niet voor niets in het leven geroepen, de rekenkamer heeft niet voor niets onderzoek gedaan. Laten wij onszelf niet gek maken met dekkingen die onmogelijk zijn, wij hebben er hard aan gewerkt om deze voorziening te realiseren. Wethouder Pastoor: De opmerking van de heer Kerkwijk is mij uit het hart gegrepen. Over duurzaam bouwen en verkleining van het contingent sociale woningbouw zijn moties en amendementen ingediend. Voorgesteld is de sociale sector, zowel huur als koop, te laten zoals zij is. Op dit moment komen wij uit op ongeveer 26%. D66 stelt voor de vermeende winsten door het verschuiven van de sociale naar de vrije sector te gebruiken voor onder andere duurzaam bouwen. De PvdA en GroenLinks zijn geen voorstanders van verlaging van het percentage sociale woningbouw. Mevrouw Fiers: Wij hebben uit gegevens van het gemeentelijk apparaat begrepen dat er sprake is van 24% sociale woningbouw, niet meer, als de huidige planning wordt gevolgd. Kunt u daarover eerst duidelijkheid geven voor wij aan de inhoudelijke discussie beginnen? Wethouder Pastoor: Ik heb uit het hoofd 26% genoemd, maar als u van het apparaat een ander percentage, namelijk 24, hebt gekregen, gaan wij daarvan uit. Het gaat nu om een eventuele verlaging van het aandeel sociale huur- en koopwoningen, dus een categorie met stichtingskosten beneden € 135.000,--. Het college acht verlaging van het percentage verdedigbaar. Staatssecretaris Remkes dwingt ons min of meer om kwaliteit en keuzevrijheid in de bouw te vergroten en het aantal woningen per hectare te verkleinen. Uit de gegevens uit Meerhoven blijkt dat er behoefte is aan een kwaliteitsslag en een spreiding in het aanbod, gekoppeld aan het inkomensniveau van bewoners. Verder spelen de scheefheid een rol en de moeilijk op gang komende doorstroming. Als wij kunnen zorgen voor een betere prijskwaliteitsverhouding lokken wij wellicht een doorstroming uit waardoor de scheefheid vermindert. Mevrouw Schreurs heeft flink haar best gedaan om te bereiken dat de regio contingenten sociale woningbouw gaat realiseren, waardoor
1216
A
Verslagnummer 13
de druk op onze woningvoorraad zal afnemen. Daardoor vermindert de noodzaak woningen in de sociale sector bij te bouwen. Waarom zouden wij daarop niet inspelen? Wij bouwen toch niet voor leegstand of voor een niet aanwezige behoefte? Wij zijn bezig met integrale wijkvernieuwing en wij hoopten allemaal dat verhuisbewegingen zouden ontstaan van de IWV-gebieden naar Meerhoven. Helaas is het aantal verschrikkelijk klein. D66 ziet geld in een verlaging van het aantal kavels voor sociale woningbouw en vergroting van het aantal kavels voor de vrije sector. Een aantal miljoenen daarvan wil zij aanwenden voor financiering van andere zaken, zoals duurzaamheid en domotica. Het zijn verschillende onderwerpen, bij domotica wordt met bepaalde voorzieningen geanticipeerd op langer zelfstandig blijven wonen. Bij duurzaam bouwen gaat het onder andere om de milieukwaliteit. Wij hebben het Bouwbesluit, dat is de wet die moet worden nageleefd. Daar bovenop kennen wij twee categorieën. Bij alle gronden die wij in complexen uitgeven, eisen wij categorie 2 boven het Bouwbesluit. Het voorstel van D66 prikkelt ons wel om verder te gaan. Er is een systeem denkbaar waarin bouwers, die kavels krijgen toegewezen, worden verplicht te bouwen volgens categorie 2 met daarbij een aantal punten uit de hoogste categorie. Wij zullen dat onderzoeken, het is een goed idee, maar deze aanpak vraagt nog wel enig overleg. Als de grond in bezit is van projectontwikkelaars en andere private partijen kunnen wij niet anders dan de wet toepassen. Wij zouden moeten onderzoeken of het juridisch mogelijk is in de bouwverordening een hogere categorie vast te leggen, ook voor private partijen. Het is bepaald de moeite waard dat uit te zoeken. Als wij het idee zo mogen meenemen, zullen wij langs die lijn te werk gaan. De heer De Schepper: Ik versta dit als een toezegging. Ik ben er heel blij mee. Wethouder Pastoor: U mag dit als een toezegging beschouwen. Wij hebben op 18 februari een raadsinformatiebrief laten verschijnen en de nota Rationeel vastgoedbeleid en beheer ter inzage gelegd. Ik neem aan dat de raad het een waardevol stuk vindt, ik heb er geen reacties op gehoord. De raad nodigt ons uit te participeren bij de kaders die hij wil stellen voor het vastgoedbeleid. Ik geef graag gehoor aan dat verzoek. De Voorzitter: Ik begrijp dat het college de betreffende motie overneemt. Mevrouw Van Dootingh-Heijungs: Ik zou nog iets willen toevoegen. Duurzaam bouwen heeft niet alleen te maken met milieu, maar ook met de uitvoering van bouwplannen. De Voorzitter: Ik stel voor dat voor dit moment te laten liggen. Mevrouw Breuers: De wethouder wekt de indruk dat in Meerhoven alles al is
1217
A
Verslagnummer 13
geregeld. Ik herhaal, misschien al voor de derde keer, dat in een raadsinformatiebrief is medegedeeld dat de aantallen in de commissie zullen worden besproken. Ook hier is afgesproken dat de kwestie in de commissie Ruimtelijke Pijler aan de orde zou komen. Ik wil u daar graag aan houden. Wethouder Pastoor: Ik heb dat inderdaad aangekondigd en wij zullen het dan ook doen. Wij hebben er in de commissie al eens over gesproken, maar dat heeft nog niet geleid tot een besluit over de richting. Wij moeten er dus nog verder over discussiëren. De heer De Schepper: Mij is niet duidelijk of de verlaging van het aandeel van de sociale sector in Meerhoven tot 24% is gebaseerd op een collegebesluit dan wel of dat ook in de commissie terugkomt. Wethouder Pastoor: De raad heeft het plan voor Meerhoven vastgesteld, waarin percentages zijn vastgelegd op grond van Vinex-richtlijnen. Voor de sociale sector is daarbij een bovengrens van 30% bepaald. Wij moeten een en ander regelen binnen de exploitatie. Als wij in belangrijke mate willen afwijken, zal daarover overleg nodig zijn. Mevrouw Fiers: Nu raak ik weer in verwarring. Ik heb uit het antwoord van de wethouder op de vraag van GroenLinks begrepen dat wij in de commissie komen te spreken over de percentages in Meerhoven en dat een verlaging tot minder dan 30% in de commissie aan de orde zal komen. Nu wordt gesproken over grote afwijkingen, verlagingen zijn aan de commissie en dat begint al bij 29,9. Wethouder Pastoor: Onduidelijkheid is nooit goed. Ik zal de voorzitter van de commissie vragen dit onderwerp op de agenda te plaatsen. De Voorzitter: Ik schors de vergadering. Schorsing. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Wethouder mevrouw Schreurs: Mijnheer de voorzitter. Ik moet de raad mededelen dat ik niets heb te vertellen, wat ik eigenlijk stuitend vind omdat ik de mooiste portefeuille van dit gemeentebestuur heb. Ik heb alleen een amendement van de PvdA over diversificatie op straat- en wijkniveau te behandelen. Op zich is het goed de discussie daarover te voeren, maar dit is niet het juiste moment. Het gaat hierbij om een integraal onderdeel van de woonvisie en zoals het in het amendement is verwoord, is het tegenovergesteld geformuleerd. Dit is inderdaad een van de belangrijkste pijlers van de woonvisie en ik
1218
A
Verslagnummer 13
nodig de indieners van het amendement uit bij de behandeling daarvan deze discussie in de commissie te voeren. Dan kunnen standpunten in moties of amendementen worden vervat bij de behandeling in de raad. De heer Van den Biggelaar: Dit is mij iets te kort door de bocht. Dit onderwerp kan bij de woonvisie worden betrokken, maar in de programmabegroting hebt u het over verdeling op stadsdeelniveau. Dat willen wij amenderen, daarna komt de woonvisie. Als u dit amendement overneemt, is duidelijk met welke inzet u het debat over de woonvisie wilt voeren. Onze inzet is hiermee in elk geval duidelijk. Wethouder mevrouw Schreurs: U hebt uw inzet in het amendement neergelegd, maar het is niet noodzakelijk een en ander nu vast te leggen. Er is sprake van een verdeling op stadsdeelniveau, vervolgens gaat het om een nadere explicitering. De diversificatie is een integraal onderdeel van de woonvisie, ik meen dat u zichzelf een genoegen doet het debat te voeren aan de hand van alle informatie. Het gaat niet om niets. De heer Van den Biggelaar: Wij maken het liefst zelf uit wat ons genoegen doet. Wethouder mevrouw Schreurs: Kennelijk gaat u ervan uit dat u geen nadere informatie nodig hebt omdat u het toch wel weet. Het gaat hier om het standaard PvdA-standpunt waaraan ik eerder in de commissie aanstoot heb genomen. Als u daarin volhardt, ontraad ik het amendement. Ik nodig u graag uit de discussie te voeren op basis van alle informatie, die in de woonvisie wordt neergelegd. U gaat voorbij aan de informatie die in de raad aanwezig is. Mij gaat het erom dat wij de juiste beslissingen nemen. Als men dit even tussen de soep en de aardappelen wil meegeven, is het wel een politiek statement, maar rijst de vraag of het inhoudelijk juist is. Daarom vraag ik het amendement even op te schorten tot wij de discussie in de commissie en de raad voeren. Nu wilt u een gigantische beslissing nemen terwijl de nodige informatie nog niet is aangeleverd en de collegae, met hun kennis en politieke visies, niet in de gelegenheid zijn in te springen. U doet de fundamentele discussie tekort als u de beslissing over dit onderwerp op deze manier doordrukt. De heer Van den Biggelaar: De toon staat mij niet aan, van luider praten wordt het gelijk niet groter en de benadering is nogal denigrerend. Ik laat dat voor wat het is, ik heb nog een inhoudelijke vraag. Als wij met zulke zware besluiten moeten wachten tot de woonvisie, bent u dan bereid dit punt uit de programmabegroting te halen? Daarin is nog steeds sprake van stadsdeelniveau. Op grond van dezelfde argumenten, die de wethouder gebruikt om ons te bewegen de beslissing uit te stellen, kan ik vragen die uitspraak uit de programmabegroting te halen. Als de wethouder dat toezegt, trekken wij het amendement in.
1219
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Schreurs: De diversificatie op stadsdeelniveau stond ook al in de vorige begroting, het is gewoon bestaand beleid. Als gevolg van de discussie kan dat worden geamendeerd. Ik heb er absoluut geen moeite mee dit punt even tussen haakjes te zetten. De heer Gerard: Ik begrijp dat de wethouder hiermee haar antwoord heeft afgerond, maar ik meen dat motie 19 over een soort ruilverkaveling in de financiële stromen naar wijken ook betrekking heeft op haar portefeuille. Ik zou er graag een reactie op willen horen. De Voorzitter: Als ik het goed heb, zal wethouder Claassen daarop ingaan. Als het anders is, krijgt wethouder Schreurs een kans. Wethouder mevrouw Schreurs: Ik zou het graag doen, maar de afspraken zijn anders. Wethouder mevrouw Kuppens: Mijnheer de voorzitter. Ik zal de amendementen en moties nalopen, bij de amendementen zijn er twee thema's, namelijk het antidiscriminatiemeldpunt en de maatschappelijke opvang. In de Voorjaarsnota is een bezuiniging van € 120.000,-- op het antidiscriminatiemeldpunt opgenomen. Wij wijken van dit besluit bij de Voorjaarsnota af door 2004 te gebruiken als overgangsjaar, waarin € 60.000,-- wordt bezuinigd in plaats van het oorspronkelijke bedrag van € 120.000,--. Hierdoor blijft het meldpunt overeind. Daarna willen wij dat Loket W de bestrijding van discriminatie ook voor de regio inzet. Een plan daarvoor kan bij het rijk worden ingediend, de regionalisering van meldpunten discriminatie is rijksbeleid. Verder zijn wij in 2004 bezig met het diversiteitsbeleid en ook dat kan invloed hebben op de keuzen voor het vervolg van de discriminatiebestrijding. Gevolg van een en ander is dat in 2004 minder zal worden gedaan aan voorlichting, preventie en deelname in het landelijk netwerk. De bezuiniging heeft inderdaad gevolgen voor het werk dat in onze stad kan worden gedaan. Wel zal meer worden gedaan aan verbetering en verbreding van de functie naar de regio. De VVD, de SP en GroenLinks verzoeken expliciet de bezuiniging van € 60.000,-achterwege te laten, daarvoor is een dekking aangegeven. De VVD zoekt de dekking in het emancipatiefonds, wat reden is om aan te geven hoe het emancipatiefonds in elkaar zit. Feitelijk is het geen fonds, maar een subsidieplafond waarbinnen wij diverse verenigingen steunen, zoals minderheden, gehandicapten, ouderen en vrouwen. Het gaat nadrukkelijk om subsidiëring van verenigingen en andere kleine initiatieven. Als wij dat plafond nu omlaag brengen, heeft dat rechtstreeks gevolgen voor de subsidiëring met ingang van 2004. Dat kunnen wij op dit tijdstip in het jaar niet maken. GroenLinks zoekt dekking in het eigen kapitaal en dat is een aanpak die door het college niet wordt ondersteund.
1220
A
Verslagnummer 13
De SP heeft een dekking aangegeven die te maken heeft met de OZB en de afvalstoffenheffing. Al eerder is aangegeven dat het college de lijn van de SP niet steunt. De heer Kerkwijk: De wethouder wees erop dat wij dit bij de Voorjaarsnota hebben laten lopen, maar fracties hebben aangegeven dat zij er bij de begrotingsbehandeling op zouden terugkomen. Zij wilden afwachten wat het college wilde doen en behielden zich het recht voor dit bij de behandeling van de begroting alsnog te regelen. U ziet dat fracties dat proberen. Wij stellen een dekking voor voor een jaar en vragen in die periode te bekijken hoe dit met middelen van elders kan worden gefinancierd. Het college maakt in zijn begroting volop gebruik van het eigen kapitaal als dekkingsmiddel, zodat het de dekking van ons amendement niet principieel kan afwijzen. Wethouder mevrouw Kuppens: U kunt op twee manieren naar een overgangsjaar kijken. U kunt ervoor kiezen het werk met incidentele dekking op het huidige niveau te houden en het jaar te gebruiken om na te gaan hoe structureel verder moet worden gegaan. Het college kiest ervoor in het overgangsjaar een beperking door te voeren. Beide zienswijzen zijn verdedigbaar. De heer Gerard: Kent het college het fenomeen van minderheidsstandpunten bij sommige voorstellen? De Voorzitter: Waarom zegt u dat met een brede glimlach? De heer Gerard: Omdat ik het idee heb dat de wethouder volstrekt niet achter haar verdediging staat. Wethouder mevrouw Kuppens: Het is helder dat wij bezig zijn met een diversiteitsbeleid. Nu wij dat in de steigers hebben staan, is het denkbaar dat wij ontdekken dat wij een deel van de functie hard nodig hebben. Dat kan betekenen dat wij in 2005 hierop weer extra moeten inzetten. Wij zien nu een teruggang, terwijl het denkbaar is dat wij straks weer naar groei gaan. In die zin is dit een ietwat ongelukkige situatie. De heer Janssen: Het is echt een ongelukkige situatie omdat uw argumentatie een beetje is 'aangeharkt'. Toen u dit verleden jaar voor € 120.000,-- op de bezuinigingslijst zette, wist u niet dat verandering in een regionale functie landelijk beleid zou worden. Het komt u toevallig goed uit, maar de argumentatie is niet effectief gerealiseerd. U neemt een voorschot op een situatie die geen werkelijkheid behoeft te worden en als u goed luistert, bemerkt u dat de meeste fracties dat niet willen. Nu voert u aan dat wij het bij de Voorjaarsnota hebben laten liggen, maar uw eigen partij heeft u toen de kans geboden te zoeken naar een oplossing. Die
1221
A
Verslagnummer 13
oplossing omvat slechts de helft. Daar zijn wij tegen, wij willen het volgend jaar de hele functie overeind houden. Wethouder mevrouw Kuppens: Het is aan de raad daarover een besluit te nemen, maar hij zal hoe dan ook financiële dekking moeten hebben. Ik heb eerder al aangegeven dat de komende jaren meer geld nodig is voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Ik behoef niet te herhalen wat ik er in eerste termijn over heb gezegd. Binnenkort zal ik laten zien welke activiteiten op dit terrein het college voor ogen heeft, daarna kan de discussie over prioritering en middelen worden gevoerd. Amendement 14 loopt daarop vooruit. Het lijkt mij niet zinvol daarop nu in te gaan, het is beter het geheel te overzien en aan de hand daarvan naar de financiën te kijken. Wellicht komen wij er bij de Voorjaarsnota op terug. De heer Gerard: Is de wethouder bang dat zij van het huidige bedrag iets overhoudt? Wethouder mevrouw Kuppens: Zeker niet! Natuurlijk kan de raad dit bedrag nu inzetten, wij hebben meer nodig, maar dat zou moeten gebeuren op basis van doelstellingen en prioriteiten. Bovendien moet dan worden gezocht naar een deugdelijke dekking. De heer Gerard: Wij kennen toch de financiële techniek met stelposten, die worden opgenomen in afwachting van een nadere invulling? Zo is het bedoeld en ik neem aan dat de wethouder geen goede argumentatie heeft tegen een stelpost van € 300.000,--. Ongeacht de vraag hoe het gemeentelijk beleid zal worden uitgewerkt, kan de wethouder ongetwijfeld zo'n bedrag of zelfs het dubbele best kwijt. Wethouder mevrouw Kuppens: Hoe dan ook, als u het amendement handhaaft, zult u voor een deugdelijke dekking moeten zorgen, terwijl zij nu ontbreekt. Amendement 23 gaat over duale trajecten en taallessen. Deze trajecten zijn inderdaad peperduur, als er goede en goedkope aanbiedingen op de markt zijn, kunnen wij daarop ingaan, maar op dit moment is het hier genoemde bedrag gewoon de prijs. Wij gaan niet over de afschrijvingen binnen het ROC, in dit verband functioneren wij op een markt. Het dekkingsvoorstel dient een prima doel, namelijk extra middelen voor maatschappelijke opvang, maar het heeft geen enkele financiële basis. Bovendien is het bedrag van € 710.000,-- al voor een groot deel in een contract vastgelegd. In motie 2 vraagt het CDA bij de Voorjaarsnota een discussie over de inzet op vrijwilligerswerk. Het lijkt mij prima die discussie te voeren, ik neem de motie dan ook over. De heer Gerard: Betekent dit dat het voorstel de dekking te betrekken bij de Voorjaarsnota als een legitieme manier van dekken beschouwt?
1222
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Kuppens: Voorgesteld wordt een discussie te voeren, het kan nauwelijks met meer ruimte worden opgeschreven. Er staat niet dat het college in de Voorjaarsnota extra middelen voor vrijwilligerswerk moet opnemen. De heer Gerard: Ik lees dat de raad besluit het college op te roepen voor de uitvoering van programmalijn S9 minimaal € 50.000,-- in te zetten en de wijze van dekking te betrekken bij de Voorjaarsnota. Als dit als dekking wordt geaccepteerd, voel ik mij niet langer verplicht met enige zinvolle dekking te komen. Wethouder mevrouw Kuppens: Ik heb de motie begrepen als een verzoek om een discussie over extra middelen. Het is nu geen goed moment om een bedrag te noemen, aangezien de raad de cijfers niet in beeld heeft. Nu ik begrijp dat wordt voorgesteld te besluiten in de komende jaren € 50.000,-- extra in te zetten, ontraad ik de motie. De raad zal eerst inzicht moeten hebben in de financiële situatie, die kennis zal hem in december bereiken. De heer Janssen: De motie van het CDA is niet voor niets gekomen. Ook de PvdA heeft in de commissie ruim aandacht besteed aan het vrijwilligersbeleid. Het college was heel wat van plan, het had veel velden ingevuld als lopend beleid. Wij constateerden dat er voor de niet ingevulde velden geen dekking was. Wethouder mevrouw Kuppens: Dat is niet waar, u hebt het geconstateerd zonder de cijfers te kennen. De heer Janssen: Wij hebben gevraagd de cijfers te leveren en dat kon u niet. Nu willen wij een handje helpen door voor de lege velden middelen aan te wijzen en zegt u 'neen'. Dat is moeilijk uit te leggen. Probeert u het het CDA eens duidelijk te maken? Wethouder mevrouw Kuppens: Wij bekijken op dit moment of wij toe willen naar decentralisering van vrijwilligerssteunpunten in wijken. Op dit moment is er een pilot in Strijp. Wij willen het resultaat daarvan afwachten en daarna beoordelen of wij op die lijn door willen gaan. Als wij dat doen, zullen extra middelen nodig zijn. In het andere geval acht ik het niet nodig er extra middelen aan te besteden. Dan is de impuls uit de pilot een aanjager voor een aantal ontwikkelingen, maar geen resultaat dat het nodig maakt meer geld in te zetten. De Voorzitter: Als de motie niet het bedrag zou bevatten, waarover de heer Gerard viel, bent u bij elkaar. U wilt het debat hierover voeren, u staat niet ver van elkaar. De heer Vestjens: In de motie wordt 'minimaal € 50.000,--' genoemd, dat betekent een verdubbeling van het kleine bedrag dat beschikbaar is in het kader van het programma faciliteiten voor vrijwilligerswerk. Nu haalt de wethouder dit kleine punt
1223
A
Verslagnummer 13
eruit, maar eerder is in discussies al gebleken dat de ambities veel groter zijn dan het bedrag dat ervoor staat. Hier is het minimale bedrag genoemd dat wij nog realistisch vinden. Op de exacte invulling komen wij nog terug, maar dit is een duidelijke vingerwijzing voor het college om bij de Voorjaarsnota minstens naar dit aanvullende bedrag te zoeken. De Voorzitter: Als u de motie opnieuw redigeert in de zin die de wethouder aanduidde, vindt u elkaar en is dat ook duidelijk voor de raad. De heer Janssen: Dan hebben PvdA en CDA elkaar gevonden, maar vinden wij het college nog niet. De wethouder heeft verwezen naar een proef met decentralisering in Strijp, dat zou geld opleveren, maar decentralisatie heeft nog nooit iets opgeleverd. U wilt de geplande activiteiten uitvoeren, daarvoor hebt u te weinig geld. Wij willen u helpen en blijkbaar wilt u het geld niet. Ik begrijp dit soort wethouders niet. Wethouder mevrouw Kuppens: Heel belangrijk is bij wijzigingen hoe wij de dingen aanpakken, daarin zit bijvoorbeeld de herijking van het subsidie-instrumentarium. Ik ben meer gericht op een andere manier aanpakken dan op meer geld. Als de raad bereid is er meer geld in te steken, is dat aan hem, maar ik ben er meer op gericht met het beschikbare geld meer te doen. De heer De Schepper: Ik begrijp de discussie niet helemaal. Het college wordt gevraagd of het geld wil zoeken, het krijgt nog geen geld aangereikt. Als het college wil zoeken, waarom zouden wij dan alvast een voorschot nemen op het bedrag dat het gaat vinden? De discussie daarover kan later worden gevoerd en als dat gebeurt, hebben wij nu overeenstemming over een doelstelling. De Voorzitter: Wil de heer Vestjens de motie ongewijzigd handhaven of wil hij haar opnieuw formuleren? De heer Vestjens: Wij handhaven de motie zoals zij nu luidt. Wethouder mevrouw Kuppens: Wij nemen de strekking van motie 4 van het Ouderenappel over dagopvang en werkactiviteiten over. Voor daklozen, die niet verslaafd zijn, zou een gezamenlijk initiatief van NEOS, het diaconaal centrum en Kathrien een verbetering van het huidige aanbod kunnen betekenen. Ik zal deze organisaties uitnodigen een voorstel uit te werken en dat te doen voor 1 april. Het OAE wil het beperken tot daklozen zonder verslaving of bijkomende psychische problemen, daarmee wordt de doelgroep erg smal. Met die beperking kan ik niet uit te voeten, het zou moeten gaan om de hele groep daklozen zonder verslaving. De heer Rennenberg: Ook daarmee zijn wij heel content.
1224
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Kuppens: Bij de toelichting werd gesuggereerd dat de daklozen een vergoeding zouden kunnen ontvangen. Dat is niet mogelijk als zij een uitkering krijgen op grond van de Wet Werk en Bijstand. Het is in dit geval niet mogelijk hen in financiële of materiële zin een vergoeding te geven. De heer Rennenberg: Ik twijfel een beetje. De zwervers krijgen een uitkering, maar worden gekort. Wij zouden kunnen overwegen hen voor het werk een onkostenvergoeding te geven. Ik heb er al eerder op gewezen dat niet zozeer de vergoeding als wel de arbeid mensen tot andere inzichten kan brengen. Wethouder mevrouw Kuppens: Ik ben het met u eens dat het zinvol is als mensen arbeid kunnen verrichten, het is ook heel zinvol als zij daarvoor waardering krijgen in de vorm van een beloning, maar een financiële beloning is op grond van de nieuwe wet niet toegestaan. Dat is erg jammer, maar wij kunnen de wet niet veranderen. De Voorzitter: Mag ik hieruit opmaken dat u elkaar op motie 4 hebt gevonden, zodat de motie, met inachtneming van de opmerkingen, is overgenomen? Wethouder mevrouw Kuppens: Motie 7 gaat over diversiteit en taalles. In eerste termijn heb ik aangegeven dat vanuit het Ministerie een nieuw inburgeringsbeleid voor nieuw- en oudkomers op komst is. Als dat doorgaat zoals de Minister zich voorstelt, hebben wij een behoorlijk probleem, omdat daarmee de hele basis vervalt voor het beleid integratie en participatie, dat wij onlangs hebben vastgesteld. Ik wil best met een aanvullend plan komen, maar pas als het beleid van de Minister bekend is en wij weten wat de uitwerking ervan is. De termijn, die is genoemd, is dus afhankelijk van de snelheid waarmee Den Haag beslissingen neemt over het nieuwe inburgeringsbeleid. Ik ben het eens met de motie, maar de termijn is afhankelijk van de situatie in Den Haag. Het heeft pas na de besluiten van Den Haag zin een aanvullend plan te maken. Motie 7.1 nemen wij over en 7.2 waarin wordt gevraagd tot een stevig identiteitsbeleid te komen ook. 7.3 is ingewikkelder, omdat daarin de suggestie zit dat door verschuiving van € 200.000,-- ruimte ontstaat voor taallessen en duale trajecten. Met die suggestie kan ik niet uit de voeten, wel met het voorstel dat stukje elders uit de begroting naar diversiteit en inburgering over te maken. Het gaat om € 220.000,-- welk bedrag nu wordt ingezet voor emancipatie van minderheden. Het andere element van de dekking is weinig onderbouwd. Het gaat om een motie, als gevolg daarvan is het voorstel niet zo boeiend. Daarom verzoek ik de indiener de motie aan te passen en te beperken tot de punten 1 en 2. Dan kan bij 7.3 de suggestie worden opgenomen voor een verschuiving van emancipatie naar deze programmalijn. De heer De Schepper: Het is in feite een motie met een amendement. De motie is
1225
A
Verslagnummer 13
overgenomen en daarmee ben ik heel gelukkig, omdat daarmee een belangrijk politiek besluit wordt genomen. Het is een amendement met een oproep aan het college, dat staat er ook boven. Daardoor is het in feite een motie met een amendement. De Voorzitter: Het spijt mij, maar zo werkt deze wereld niet. U moet of een motie of een amendement indienen. Gezien het antwoord van de wethouder is nu de vraag of u de doelstelling van uw motie daarin in voldoende mate terugvindt om vast te stellen dat het college de motie heeft overgenomen. Het andere deel, dat een amendement zou zijn, heeft de wethouder blijkbaar niet overgenomen. De heer De Schepper: Wel een deel ervan. Het incidentele deel wordt niet overgenomen en ik heb de indruk dat ik dat niet kan redden. De structurele dekking, die een verschuiving betekent van emancipatie naar diversiteit, leidt tot een vraag. Hebt u er zicht op welk deel van de middelen voor emancipatie aan inburgering werd uitgegeven? Wethouder mevrouw Kuppens: € 220.000,--. De heer De Schepper: Dan ben ik tevreden. De heer Gerard: De wethouder gebruikt voor de aanduiding het overzicht waarin de nummers staan, maar de feitelijke tekst van de motie is anders dan in dat overzicht is vermeld. Het zou daarom zijn toe te juichen als de wethouder de feitelijke tekst van de motie zou gebruiken en niet de tekst van de samenvatting. De Voorzitter: Ik moet vaststellen dat de indiener van de motie gelukkig is en daarbij zou ik het willen laten. Wethouder mevrouw Kuppens: De koersbepaling voor de vrijetijdsaccommodaties wordt op dit moment met het veld besproken en zal in december of januari aan de raad worden aangeboden. Zij is de basis waarop wij stadsdeelgericht aan de slag gaan. Wij doen dat dus in overleg met de vereniging van vrijetijdsaccommodaties en Loket W. Daarbij zullen wij per stadsdeel tot een keuze komen. De aanpak zal tijd kosten, het is niet te verwachten dat wij al in het eerste half jaar van 2004 stadsbreed keuzen hebben gemaakt, maar voor een enkel stadsdeel zullen wij dat zeker wel hebben gedaan. Wij streven ernaar tempo te maken omdat wij snel duidelijkheid willen geven, maar ik wil niet overhaast te werk gaan omdat wij in elk stadsdeel met veel partners hebben te maken, namelijk besturen, verenigingen en scholen. Tot mijn verbazing lees ik in de motie dat de PvdA op vrijetijdsaccommodaties wil bezuinigen, dat is een richting waarvoor het college niet kiest. Ik ben benieuwd naar de discussie met de PvdA in de commissie als de koersbepaling aan de orde is.
1226
A
Verslagnummer 13
De heer Janssen: Die discussie kunt u nu al voor een deel hebben. Ik meende dat ook het college voornemens was eens heel goed te kijken naar de VTA's, in de verwachting dat er geld vrij te spelen zou zijn. Een koersbepaling is fantastisch, ik heb de uitnodiging voor de voorlichtingsbijeenkomst met plezier ontvangen; een traject van twaalf jaar spreekt ons aan en de koppeling met het spilbeleid lijkt fantastisch. Beide grote operaties lopen gevaar want u wilt geld verdienen en u zet het meteen weer weg. De raadsinformatiebrief van 30 september is uiterst vaag, het zou een budgettair neutrale operatie worden. Wij willen eerst zien wat hierop kan worden bezuinigd. Sommige VTA's staan half leeg, wat gaat u daarmee doen? Kom met een actieplan en laat zien wat u kunt bezuinigen. Wethouder mevrouw Kuppens: Het is geen bezuinigingsoperatie, de vraag daarnaar is niet interessant. Interessant is de vraag hoe wij de hele operatie in een bepaalde tijd budgettair neutraal kunnen afwerken. Ik zal met een antwoord daarop, niet met een voorstel tot bezuiniging op de VTA's, naar de raad komen. De heer Janssen: U weet heel goed dat op de VTA's is te bezuinigen. Er zijn spilcentra in de maak, als de peuterspeelzalen uit het Akkertje en andere buurthuizen verdwijnen, wordt geld vrijgespeeld, maar u blijft dubbel betalen. Als u dat blijft doen, gaat u failliet. Wij vragen daaraan aandacht te besteden en op korte termijn te laten zien wat dat kan opleveren in plaats van te beginnen aan een gigantische operatie over twaalf jaar. Wethouder mevrouw Kuppens: Het gaat over 48 verschillende locaties. U kunt niet verwachten dat in januari duidelijk is hoe wij precies met elke accommodatie zullen omgaan. Het gaat niet om een bezuinigingsoperatie, het is de bedoeling om, als in deze hoek geld wordt gevonden, het meteen weer voor vrijetijdsaccommodaties in te zetten. Omdat veel vernieuwing en renovatie nodig is, hebben wij een behoorlijk bedrag nodig. Daarom moeten wij al het geld in deze sector houden om alles gerealiseerd te krijgen. Wethouder Claassen: Mijnheer de voorzitter. Amendement 2 gaat over de toeristenbelasting in relatie met het evenementenbeleid. In de commissie heb ik al duidelijk gemaakt dat het evenementenbeleid op een haar na klaar is. Voor het einde van het jaar zal het bestaande beleid zijn geëvalueerd en een aanzet voor het nieuwe beleid zijn gegeven. Het zal in januari in de commissie komen, waarna wij het beleid voor eind maart in de raad kunnen vaststellen. Wij kunnen uiterlijk 1 april beslissen over de uitgaven die wij in 2004 verwachten, wij willen eerder geen euro uitgeven, behalve voor de voortzetting van het bestaande beleid. Wij willen de aanpassing van de toeristenbelasting niet opschorten omdat het evenementenbeleid nog niet is vastgesteld. In het beleid dat de raad zal worden voorgelegd, zit ook een stuk organisatie om de meerwaarde van meerdaagse bekende evenementen, die wij naar
1227
A
Verslagnummer 13
Eindhoven willen halen, te benutten. Daarvoor is marketing en promotie nodig, wat de nodige organisatie vraagt. Daarmee zullen wij in april moeten beginnen, willen wij in de loop van het jaar die evenementen kunnen realiseren. Het zou jammer zijn alles een jaar op te schuiven omdat wij nu de nota nog niet hebben, terwijl wij verleden jaar al hebben vastgesteld dat wij dit soort stadspromotie nodig hebben. De heer Verhaegh: In de commissie heeft de wethouder aangekondigd dat hij het komende jaar een reserve gaat kweken doordat hij geld overhoudt. Er wordt dus wel degelijk een voorschot genomen op budgetten die wij in het komende jaar nog niet uitgeven. Wethouder Claassen: Wij houden dit jaar geen geld over, in 2004 zullen wij zeker geld uitgeven omdat wij willen proberen in dat jaar evenementen naar onze stad te halen. Mocht dat niet voldoende lukken, dan houden wij geld over dat wij later kunnen inzetten. Ik wil geen geld doorschuiven of tarieven aanpassen, omdat wij het geld niet nodig hebben en pas in 2005 gaan nadenken over nieuwe evenementen. De heer Verhaegh: De wethouder probeert zijn betoog in de commissie af te zwakken, daar zei hij duidelijk dat hij een soort potje gaat vormen uit de opbrengst van de toeristenbelasting. Dat onderstreept ons standpunt dat de verhoging in 2004 nog niet nodig is. Het wordt 2005 voor het allemaal gaat lopen. Wethouder Claassen: Ik heb zo-even gezegd dat wij, om evenementen te kunnen laten lopen, tijdig moeten beginnen met organisatie, marketing en promotie. Dat zal al in 2004 moeten beginnen en daarvoor is geld nodig. Amendement 3 handelt over een langdurigheidstoeslag voor senioren. Het zal duidelijk zijn dat dat ook mij aan het hart gaat, wij hebben niet voor niets in juni een zware afweging moeten maken bij de dekking. Wij dachten toen aan een doelgroep die het nog harder nodig had. Daarbij hebben wij aangegeven dat wij voor het einde van het jaar een beeld zouden geven van de inkomenspositie van de 65plussers. Als dat beeld aanleiding geeft voor een heroverweging, dan zullen wij voorstellen doen, zo mogelijk met een financiering. Het is een beetje vreemd dat nu, bij de behandeling van de begroting voor 2004, wordt gesproken over een langdurigheidstoeslag over 2003. De dekking voor de maatregel wordt gezocht in het eigen vermogen, het college is van mening dat wij daarmee heel voorzichtig moeten zijn. Daar komt nog bij dat het OAE de incidentele rentederving wil opvangen binnen de begroting van de dienst WZI. U moet bedenken dat de rentederving, als uit eigen middelen wordt geput, structureel wordt. Wij kunnen eenmalig geld uit ons kapitaal halen, maar de rentederving als gevolg daarvan is structureel. Bovendien moet worden bedacht dat de uitvoeringskosten zeker twee of drie maal zo hoog zullen zijn dan € 30.000,--. Wij weten dat niet precies, wij zullen er duidelijkheid over geven in het verslag dat u aan het eind van dit jaar zult krijgen. Dan hebben wij een echt beeld van de kosten en zal duidelijk zijn welke
1228
A
Verslagnummer 13
mogelijkheden wij hebben. Ik wil het amendement doorschuiven naar het moment waarop wij dat inzicht kunnen geven. De heer Rennenberg: Ik begrijp de wethouder niet goed. Ik heb in tweede instantie geconstateerd dat de sociale Eindhovense raad bijna raadsbreed achter dit voorstel staat. De wethouder noemde een technisch punt, omdat het gaat om een maatregel in 2003 die eigenlijk pas in 2004 zou moeten ingaan; wij moeten niet kijken naar de techniek, maar naar de noodzaak. Ik heb in juni al aangegeven... De Voorzitter: U hebt geen derde termijn. U kunt nu hoogstens een korte vraag stellen. De heer Rennenberg: Wij houden in de jaarrekening 2001 € 1 miljoen over. Wij geven € 450.000,-- uit voor mensen jonger dan 65 jaar en de rest wordt toegevoegd aan de algemene middelen. Dat bedrag kan er weer uit worden gehaald, want als de wethouder goed had gerekend, had hij gezien dat het geen negen ton, maar € 350.000,-- zou kosten. Met € 1 miljoen hadden wij gemakkelijk uitgekomen. De Voorzitter: Het punt is duidelijk. Wethouder Claassen: Ook mijn standpunt lijkt mij duidelijk... De heer Kocak: Volgens mij bestaat er verwarring over het begrip eigen kapitaal. De dekking gaat niet ten koste van het eigen kapitaal maar komt ten laste van het rekeningresultaat 2002, de saldireserve specifiek. Het college stelt voor daarvan € 2,8 miljoen te doteren aan het eigen kapitaal. Daardoor is het begrip eigen kapitaal verschenen, maar het gaat om het rekeningresultaat. De heer Gerard: Het CDA zaait hier verwarring met een eenvoudige vestzakbroekzakmanoeuvre. Het onderscheid heeft geen enkel nut. De heer Kielenstijn: Ik moet de wethouder erop wijzen dat er een meerderheid is voor dit amendement. Het signaal lijkt mij erg helder. Wij zijn ons er steeds van bewust geweest dat dit voorstel structurele consequenties heeft. Als u meent dat de uitvoeringskosten beduidend hoger zullen zijn dan hier is geraamd, kunt u toch de strekking van het amendement overnemen met de restrictie dat wij er nog nader met elkaar over moeten praten als de uitvoeringskosten inderdaad belangrijk hoger zijn. Wethouder Claassen: Ik voel natuurlijk voor de langdurigheidstoeslag, als er overeenstemming wordt bereikt over de dekking. Het amendement zegt duidelijk dat het bedrag hiervoor moet worden vrijgemaakt uit het eigen kapitaal. Daarover behoeven wij nu geen discussie aan te gaan, want als wij het willen kan het, maar wij moeten wel bedenken welke consequenties dat heeft. Ik blijf bij mijn voorstel het
1229
A
Verslagnummer 13
bericht van het college hierover in december af te wachten, wij moeten er toch in december apart over beslissen. Aan de hand van ons verslag kan dan een beter overwogen beslissing worden genomen. Amendement 8 van D66 is veranderd in motie 20. Wij onderschrijven het idee technologie ook naar onderwijs te brengen, hoewel wij ervoor moeten oppassen dat wij geen leerplannen bedenken. Het MKB en het ROC spreken steeds beter met elkaar over de juiste inpassing van leertrajecten die aansluiten op de toekomstige eisen van het MKB. Met Metaalhuis, waarin de sectoren metaal en elektro zijn verenigd, huist binnen het ROC en er zijn regelmatig contacten voor het geven van onderwijs van het MKB. Daarnaast kijken wij naar de toekomstmogelijkheden en verwachtingen. Wij kunnen de motie overnemen, de financiële kant is moeilijker, maar wij kunnen dat laten afhangen van wat wij in de toekomst nodig hebben. De heer De Schepper: De motie is al door wethouder Mittendorff overgenomen, de opmerkingen van de heer Claassen over de financiële aspecten zijn juist, ook mevrouw Mittendorff heeft er kanttekeningen bij geplaatst. Daarbij heeft zij een lacune geconstateerd en daarom gaat het. Na het basisonderwijs moet er aan techniek in het onderwijs nog veel gebeuren. De heer Schut: Het is mij niet duidelijk, want mevrouw Mittendorff heeft 'neen' gezegd tegen dit voorstel, juist omdat de financiering niet deugde. Nu komt er een heel ander antwoord en ik zou graag willen weten wat wij met amendement 8 moeten. De Voorzitter: Ik heb begrepen dat amendement 8 is omgezet in een motie onder nr. 20. De wethouder heeft de inhoud van die motie, volgens de waarneming van de heer De Schepper, de motie overgenomen. De heer De Schepper: Voorop in technologie was overgenomen door wethouder Mittendorff en wij hebben het voorstel daarop ingetrokken omdat wij daarmee genoegen nemen. De Voorzitter: Het voorstel is dus als zodanig van tafel. Wethouder Claassen: Amendement 19 gaat over de OZB en de inzet voor ID- en WIWbanen. Als op deze manier te werk wordt gegaan, kunnen wij eenmalig 25 fte's omzetten, wij moeten die banen daarna in stand houden en daarvoor is jaarlijks € 500.000,-- nodig. De heer Gerard: Dat lijkt mij een aardig resultaat. Wethouder Claassen: Ik heb overigens begrepen dat wij amendementen, waarvoor dekking wordt gezocht in de OZB, niet overnemen, maar ik wil in de toekomst zeker
1230
A
Verslagnummer 13
nog eens kijken naar het idee dat hier achter ligt. Ik heb in het verleden al eens gezegd dat ik mij goed kan voorstellen dat er bij de toeristenbelasting een verband zou moeten zijn met de prijs. Dat levert wel een groot probleem op, dat wij eerst zouden moeten oplossen. Daarvoor zal eenduidig moeten worden vastgesteld wat de overnachtingsprijs is, welk percentage daarbij wordt gehanteerd en of dat moet worden aangepast aan de classificatie van het hotel. Daarbij speelt dan de vraag wie het aantal sterren bepaalt en hoe eenduidig de beoordeling is. Wij willen wel de discussie aangaan over een systeem waarin het tarief beter aansluit bij de prijs van de overnachtingen. De heer Kielenstijn: De reden voor de manier waarop wij de toeristenbelasting inrichten, ligt in het feit dat de gebruikers deze belasting opbrengen. Eerder is uitstel gevraagd omdat de extra kosten moesten worden verwerkt in de arrangementen. Het staffelen of differentiëren van de tarieven is niet fair, daardoor zou de gebruiker in het ene hotel meer moeten betalen dan in het andere. De gebruiker betaalt, daarom moet de toeristenbelasting een vast bedrag blijven. Wethouder Claassen: Ik wil die discussie best aangaan. Wij moeten bekijken hoe het in de omgeving gaat en niet alleen hoe het in Amsterdam of Maastricht gebeurt. Wij moeten bovendien afwachten of de toeristenbelasting wel blijft bestaan... De Voorzitter: Dat doet u hopelijk wel in de commissie. Wethouder Claassen: Wij mogen deze discussie best nog eens voeren om te zien of het zin heeft de tarieven te reshuffelen. De heer Verhaegh: Wij hebben eerder van Leefbaar Eindhoven gehoord dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, nu keert de fractie op haar schreden terug. Dat is nu de tweede keer. Deze motie schrijft niet voor op welke manier het moet gebeuren, daardoor heeft het college de ruimte om een geschikte oplossing te zoeken. Die bandbreedte is bewust ingebouwd, de raad dient kaderstellend en richtinggevend te werk te gaan. Hij moet niet betweterig over schouders meekijken en op vingers tikken. Ik begrijp niet goed waarom de wethouder sceptisch is, in Maastricht lukt het wel. Als het college de motie overneemt, kan het bij de Voorjaarsnota de resultaten van zijn onderzoek laten zien. Wethouder Claassen: Ik wil proberen te voorkomen dat wij elk jaar opnieuw discussiëren over de manier waarop wij het moeten doen. Die discussie zullen wij het volgend nog een keer voeren. De heer Verhaegh: Als u het onderwerp serieus neemt, zijn wij er in een keer vanaf.
1231
A
Verslagnummer 13
Wethouder Claassen: Ik neem het absoluut serieus. De Voorzitter: Is de conclusie dat u de motie niet overneemt correct? Wethouder Claassen: Als zij zo mag worden vertaald dat zij voorstelt de discussie opnieuw te voeren, kan ik haar overnemen. De heer Verhaegh: Wij brengen de motie in stemming brengen met de inhoud die op papier staat. De heer Van Bussel: De vraag bij de motie is of het de bedoeling is dat eventuele wijzigingen budgettair neutraal uitwerken. De Voorzitter: Het college neemt de motie niet over, daarmee zijn de standpunten duidelijk. Wethouder Claassen: Motie 5 gaat over opnieuw instellen van het noodfonds. Zij is overbodig, wij hebben al geconstateerd dat de integrale schuldhulpverlening en de wet schulden natuurlijke personen voldoende mogelijkheden bieden. Zij vormen een voldoende voorziening. Ook een noodfonds is aan regels gebonden, wij kunnen niet meer doen dan nu al mogelijk is. Opnieuw instellen van een noodfonds is een verkeerd signaal. De heer Verhaegh: De heer Van Bussel heeft mij een vraag gesteld en ik zou de gelegenheid moeten krijgen te antwoorden. De heer Van Bussel zal hebben gezien dat de motie over de tariefstructuur gaat en niets zegt over een opbrengst. Het is ook met een andere tariefstructuur mogelijk de opbrengst op gelijk niveau te houden. De heer Rennenberg: De wethouder noemde de schuldhulpverlening, maar dat heeft niets met een noodfonds te maken. Ik weet niet of hij de oude stukken over het fonds heeft gezien. Het noodfonds is bedoeld om mensen te helpen die op geen andere manier zijn te helpen. Ik heb van ambtenaren, bestuurders, maatschappelijk werkers en anderen vaak de verzuchting gehoord 'was het noodfonds er nog maar'. Daaruit mag blijken dat ook aan die kant duidelijk behoefte bestaat aan zo'n fonds. Wethouder Claassen: Ik baseer mijn standpunt op de evaluatie die de raad in 2000 heeft laten uitvoeren. Het noodfonds is opgeheven omdat langs andere wegen voldoende hulp kan worden geboden aan degenen die dat nodig hebben. De heer Rennenberg: Ik was er in 2000 niet bij, maar uit de stukken blijkt dat het noodfonds werd afgeschaft om de bijzondere bijstand breed zou worden uitgevoerd. Daarvan is geen sprake.
1232
A
Verslagnummer 13
Wethouder Claassen: De moties 6 en 15 hebben een relatie met elkaar waar het gaat om kiezen voor werk en het arbeidsmarkttoeleidingsbeleid. Op zich zijn wij al langer bezig met het doel waarop motie 15 zich richt, wij hebben eerder al aangekondigd dat wij zwaar zullen inzetten op arbeidsmarktbeleid. Mensen die in een uitkeringssituatie komen worden direct toegeleid naar werk. De aanpak van de jeugdwerkloosheid, die in het college is behandeld en wordt doorgeleid naar de commissie, omvat al een groot deel van de voornemens die in dit plan zijn verwoord. Wij zijn volop bezig de groepen, die in uitkeringssituaties terecht dreigen te komen, te helpen en naar werk toe te leiden. Hier wordt gevraagd binnen vier weken een totaalplan te maken voor allen die een beroep op de bijstand moeten doen. De vorige keer is in de commissie al duidelijk aangegeven welke beren wij daarbij op onze weg vinden. Het gaat om financiering met ESF-gelden, de reïntegratiegelden en dergelijke. Daardoor hebben wij echt meer tijd nodig. Wij zijn bezig met een reïntegratievisie die wij breder willen trekken. Voor wij alle geld inzetten voor de mensen die nu een bijstandsuitkering aanvragen, waardoor er geen geld meer is om degenen die langer in de bijstand zitten te laten participeren of te reïntegreren, moeten wij niet hals over kop alles in enkele weken willen regelen. De reïntegratievisie komt in januari en wij willen haar afwachten. Wij willen wel starten met de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarbij willen wij ook bekijken hoe wij mensen, die zich vandaag of morgen bij de dienst melden voor een uitkering, meteen de volgende dag weer naar werk kunnen leiden. Mevrouw Van den Biggelaar: Ik heb het conceptverslag van de commissievergadering nagelezen. Volgens mij hebben wij afgesproken dat wij in november terugkomen op het plan van Leefbaar Eindhoven. U kon in de commissie niet tot in details antwoorden, maar het verbaast mij dat u nu aangeeft dat u er niet aan toekomt. Toch hebt u daar aangeven dat u met een voorstel zoudt komen. Wethouder Claassen: Het gaat niet om een motie, maar om een mogelijk initiatiefvoorstel dat ambtelijk zal worden bekeken om de mogelijkheden en onmogelijkheden te beoordelen. Wij zouden dat samen doen met de werkgroep die bezig is met de uitvoering van de nieuwe wet, ik heb aangeboden er ook in deel te nemen. Dat is door deze motie even aan de kant geschoven, omdat zij vraagt om een totaalbeeld en een plan van aanpak van het college. Daardoor zie ik de samenwerking met de commissie, die wij beoogden, niet meer zitten. De heer Kielenstijn: Ik heb het gevoel dat de wethouder probeert weg te draaien en tijd te winnen. De Voorzitter: De vraag is heel kort. Wat gaat u doen met deze motie nu u de reactie van de wethouder hebt gehoord? Daar gaat het nu om, anders doen wij de debatten in de commissie nog eens over.
1233
A
Verslagnummer 13
De heer Kielenstijn: Waar moet het debat dan worden gevoerd? Moet dat opnieuw in de commissie? De Voorzitter: De wethouder heeft gereageerd op uw motie. Daarover dient het debat nu te gaan. De heer Kielenstijn: Ik deed een poging om een vraag te stellen op grond van mijn constatering dat de wethouder in tijd en wijze van aanpak wegdraait. De motie geeft duidelijk aan wat de bedoeling is, er is bijna raadsbreed steun voor en wij zullen haar dan ook in stemming brengen. Als november niet haalbaar is, zodat het december wordt, zal dat het probleem niet zijn, maar januari vind ik heel laat. De heer Geerts: Het voorstel dat de wethouder in de commissie heeft gedaan, kan altijd nog. Wij beoogden een inhaalmanoeuvre, waarbij de dienst en de wethouder ijkpunten zetten door aan te geven wat wel en niet kan. Aan de hand daarvan kunnen wij vervolgens in de commissie of de werkgroep beoordelen hoe het plan uitwerkt. De motie verdringt uw idee over de aanpak niet, maar wil dat u vlug een kwalitatief goed onderzoek doet. Wethouder Claassen: Ik heb al gezegd dat een periode van vier weken erg kort is, als het ook twee maanden mag zijn, komen wij al heel wat dichter bij elkaar. Dit onderwerp heeft echt prioriteit, wij zijn al met een groot deel bezig, maar het is absoluut onmogelijk over vier weken een compleet plan voor te leggen. De commissie komt in november bijeen, dan kunnen wij aangeven hoever wij zijn gevorderd en hoe wij verder gaan. De Voorzitter: Mag ik hieruit opmaken dat u geneigd bent de motie over te nemen als men iets soepeler is met het tijdsbestek? De heer Kielenstijn: Ik wil de motie sowieso in stemming brengen. Zij is een mooi signaal van de raad waarmee wij de wethouder een steuntje geven. De heer Geerts: Ik wil wel graag een datum horen als 1 december niet haalbaar is. Wij moeten voorkomen dat het kerstmis 2006 wordt. Mevrouw Breuers: Ik ben bang dat het hopeloos uit de hand gaat lopen. In de commissie Sociaal-economische Pijler hebben wij, na twee discussies over een plan waarbij Leefbaar Eindhoven niet eens meer wist wat zij voorstelde, afgesproken dat wij in november de kaders van het reïntegratiebeleid in de volle breedte in de commissie zouden bespreken. De wethouder heeft gelijk als hij vaststelt dat wij door het aannemen van deze motie de kaders beperken. Daarmee zijn wij het beslist oneens.
1234
A
Verslagnummer 13
Wethouder Claassen: Als wij de motie overnemen met een kleine nuance in verband met de tijd, gaan wij inderdaad voorbij aan eerdere afspraken in de commissie. Ik vind het jammer dat in de commissie breed is gediscussieerd en dat nu in de raad een ander voorstel komt. Weliswaar dekken zij elkaar min of meer, maar zij zijn duidelijk niet op elkaar afgestemd. De moties 16 en 19 hebben betrekking op de wijken en de bestedingen van middelen in de wijken. De motie van Leefbaar Eindhoven met de aanvulling kan ik overnemen. Motie 19 van de SP is een goed doordacht voorstel omdat wordt aangegeven dat eerst moet worden nagegaan wat wij al doen en wat de logische doelen zijn. Wij starten dezer dagen met de tweede fase van de herijking stadsdeelgericht werken. De bedoeling daarvan is juist deze punten in beeld te brengen. Medio 2004 zullen wij met het antwoord komen op de vragen die hier worden gesteld. Ik zou de aanpak van punt 5, waarin het gaat om een systeem voor meer decentraal beheren van de wijkbudgetten en dergelijke, daarvan willen laten afhangen. Daarom zou ik de motie willen vasthouden tot dat moment. Wij werken binnen het door de motie aangegeven kader aan een herijking. Voor wij verdere stappen doen, moeten wij weten wat de stand van zaken is. De heer Gerard: Ik bespeur hier iets merkwaardigs. Moties waarbij de overeenstemming tussen de indiener en de wethouder veel minder groot is worden overgenomen. Bij deze motie, waarover wij het grotendeels eens zijn, wordt voorgesteld haar aan te houden. Waarom neemt de wethouder haar niet gewoon over? Wethouder Claassen: Ik zou haar bijna overbodig kunnen noemen omdat wij al in dit kader werken. De heer Gerard: Dat kunt u zeggen, maar de raad is daarbij op geen enkele manier betrokken. Wij kunnen niet controleren waaraan wordt gewerkt. Wethouder Claassen: Wij komen naar de raad met een rapport over de herijking van het stadsdeelgericht werken, waarin wij ook de geldstromen, de doelen en de efficiency in beeld brengen. Als u zich wilt beperken, kunnen wij de motie overnemen, maar wij zijn met meer bezig, waardoor wij straks wellicht meer bieden dan hier wordt gevraagd. De heer Kielenstijn: Mag ik vaststellen dat de wethouder bereid is onze motie over te nemen en het ontwikkelen van de criteria wil betrekken bij de evaluatie waarvan wij het resultaat pas halverwege volgend jaar krijgen? Wethouder Claassen: U vraagt naar de leefbaarheidsbudgetten, maar zij vormen alleen een onderdeel van de geldstromen naar de stadsdelen. Wij kunnen de motie
1235
A
Verslagnummer 13
overnemen, want wij kunnen voor die budgetten best in drie maanden criteria ontwikkelen. Dan kunnen wij beoordelen hoe wij de wijken en verenigingen kunnen betrekken bij de bestemmingen. Dat behoeft niet te wachten, maar dit maar een van de geldstromen naar de stadsdelen. De heer Kielenstijn: U spreekt over betrekken, maar wij gaan uit van zeggenschap. Wethouder Claassen: Als u ook het woord 'zullen' onderstreept, kan ik het daarmee eens zijn. Ik zou hiermee willen volstaan. De heer Van den Biggelaar: Het gaat nu steeds over moties en amendementen, maar ik heb ook een gewone vraag gesteld. Komt het ene loket voor het MKB er inderdaad? De raad heeft er verleden jaar € 150.000,-- voor uitgetrokken en er is nog steeds niets gebeurd. Wij overwegen een motie om dat geld terug te vragen. Wethouder Claassen: Er is een loket, maar het is nog niet helemaal naar onze zin en wij zijn bezig om dat te verbeteren. Het loket is voorzien van menskracht, het is fysiek aanwezig, maar het heeft nog niet de inhoud die ons voor ogen staat. De heer Van Bussel: Kunt u de toezegging van de wethouder in verband met invoegen van het woord 'zullen' in motie 16 nog even samenvatten? De Voorzitter: Het lijkt mij het beste dat u dat straks even met de wethouder kortsluit. Het lijkt mij eenvoudig, maar om misverstanden te voorkomen , moet u dat samen even bekijken voor de griffie de verzamellijst maakt. Wethouder Van der Grinten: Mijnheer de voorzitter. Ik zal ons standpunt over de amendementen over kunst en cultuur samenvatten, hoewel sommige ook andere aspecten bevatten. Het zijn de amendementen 4, 18, 19, 24, 25 en 26. De hoofdlijn van de afspraken die wij hier in de raad hebben gemaakt, omvatte drie punten. Wij zullen half december een voorstel over de visie met een aanzet voor een programma aan het college voorleggen. Verder zal een voorstel worden gedaan over gezond maken van de instellingen. Voorts is afgesproken dat wij in 2004 de bezuinigingen incidenteel regelen en vanaf 2005 structureel. Aan die lijn wil ik vasthouden en ik wil er niet op vooruitlopen door instellingen eruit te halen. Ik denk dan aan de bibliotheek, het CKE en het Van Abbemuseum, dat ook is genoemd. Wij hechten aan een integrale afweging, waarvoor wij de visie en de andere zaken, die ik noemde, nodig hebben. In het voorjaar kan de totale afweging worden gemaakt. Afgezien van de dekking, waarmee mevrouw Mittendorff en de heer Pastoor in een aantal gevallen niet akkoord gaan, kunnen wij ook inhoudelijk deze amendementen niet volgen. Amendement 20 gaat over onderhoud van wegen. Er is een notitie die in de volgende vergadering van de commissie Ruimtelijke Pijler zal worden behandeld. Daarin wordt
1236
A
Verslagnummer 13
ervan uitgegaan dat het college bij de Voorjaarsnota voorstellen zal doen om de problemen aan te pakken. Overigens gaan wij ook in dit geval niet akkoord met de dekking van het amendement. Inhoudelijk is amendement 6 over de grondwateroverlast een prima voorstel, ik zou blij zijn met extra geld om de problemen aan te pakken. U weet dat wij ongeveer € 2,1 miljoen tekortkomen en dat de plannen klaar zijn voor uitvoering. Het is een financieel probleem, maar u hebt van collegae al gehoord dat het college niet akkoord gaat met de dekking. De heer Leenders: Er is geen geld voor uitvoering van de plannen. Betekent dat dat zij in de kast blijven liggen tot het economisch getij verbetert en wij meer geld hebben of gaat u actief naar middelen zoeken? Wethouder Van der Grinten: Het college zal steeds naar geld zoeken voor maatregelen die nodig zijn in de stad. Daarbij zullen wij steeds wenselijkheden tegen elkaar moeten afwegen. Daarin is ervoor gekozen voorlopig een deel uit te voeren door het aanwenden van € 1 miljoen uit het resultaat 2002. Daarmee heeft de raad ingestemd. De rest van de plannen blijft op de plank liggen. Zo gauw er geld is, wordt dat aangepakt. Ik heb geen moties te behandelen, ik wil wel iets zeggen over motie 3 over de hondenbelasting die niet is ingediend. Zij gaat zijdelings ook over het hondenbeleid en ik kan mededelen dat dit beleid eind 2004 zal worden geëvalueerd. Eind 2004 of begin 2005 zal de evaluatie aan de raad worden voorgelegd. De Voorzitter: Het college wil motie 14 graag overnemen, maar wij zitten met een dilemma. In de motie is de datum 1 februari genoemd, maar ik heb iets meer tijd nodig. De heer Kerkwijk: Er staat geen jaartal bij! De Voorzitter: Wij willen het in 2004 regelen. Ik wil niet wachten op het SRE, Eindhoven moet deze slag maken. Het college onderschrijft het gestelde in de motie, maar vraagt iets meer tijd. De heer Kerkwijk: U wilt het in 2004 regelen, maar ik wil er iets meer druk op houden. Als u het in het eerste halfjaar van 2004 wilt regelen, zit hier een tevreden mens. De Voorzitter: Daarmee is het dus geregeld. GroenLinks heeft gesproken over de tippelzone en vele vragen opgeworpen. Het is boeiend te zien hoeveel vragen men heeft over een besluit waarvan de uitvoering nog niet is begonnen. Het college is zeer erkentelijk voor het vertrouwen. Het realiseert zich heel goed dat het goed dient te communiceren, niet alleen met de raad, maar ook met de bewoners en de omgeving. Dat betekent dat wij in het
1237
A
Verslagnummer 13
komende halfjaar waarin wij aan de slag gaan transparant en in samenspraak met de raad en de omgeving willen bekijken hoe het loopt. Wij hebben er vooralsnog welbewust voor gekozen geen afwerkplek aan te wijzen. Dat is niet anders dan een strategisch doel om te voorkomen dat wij een verkeerde aanwijzing doen, dat moeten controleren en vervolgens weer veranderen. U kunt ervan verzekerd zijn dat wij er zeer attent op zijn en adequaat aanpassen of extra maatregelen nemen du moment dat het nodig is. Het is een experiment dat wij alleen al om die reden heel zorgvuldig moeten volgen. Het college heeft aangegeven dat het geen straatprostitutie wil gedogen, dat is iets anders dan jagen in de zin waarin de heer Kerkwijk zijn vrees formuleerde. Als het gaat om cameratoezicht overleggen wij met de politie om na te gaan of wij voor de Kerkstraat iets kunnen betekenen, dus vanuit de wensen van de politie als het gaat om opsporing. Ik ben de VVD dankbaar voor het hart onder de riem voor de financiering. Wij hebben bewust nog niet gekwantificeerd. Ik ben blij dat wij het niet hebben gedaan, Minister Donner heeft aangekondigd dat hij voortvarend aan de slag zal gaan om de gemeenten de mogelijkheid te geven bestuurlijke boeten te hanteren. Dat betekent dat wij een nieuw instrumentarium krijgen voor het aanpakken van kleine ergernissen. Wij zullen snel nagaan hoe en waar wij het middel kunnen toepassen. Daarom kiezen wij bij veiligheid een stedelijke strategie, waarbij Woensel-West een van de pilots is. Ik was de vorige week op het Stratumseind, een uitgaansgebied waar iedere week 30.000 tot 35.000 mensen aanwezig zijn, met de bijbehorende dilemma's. Uitgaan is prachtig, maar wij moeten daar een en ander regelen. Het is heel wel denkbaar dat de bestuurlijke boeten en enkele andere instrumenten daarbij dienstig kunnen zijn. Wij komen in de commissie Bestuurlijke Pijler spoedig met berichten over de voortgang en met voorstellen voor een verdere aanpak. De heer Vleeshouwers kan er verzekerd van zijn dat wij met voortvarendheid aan de ontwikkeling van de programmabegroting verder werken. Wij zijn onderweg, maar wij zijn er nog niet en de heer Vleeshouwers heeft daarop terecht gewezen. Ik schors de vergadering. Schorsing. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Voor wij beginnen aan de stemmingen wil ik een enkele opmerking maken. Als ik, los van de stemmingen, inschat wat kan gebeuren, wil ik een waarschuwende vinger opsteken in verband met de belasting van de financiële middelen van de gemeente. Men heeft mij verteld dat verleden jaar, bij het afwerken van de amendementen, geleidelijk een spanningsveld ontstond bij de vraag wat was vergeven en wat nog over was. De raad maakt strategische keuzen, hij heeft een aantal amendementen en dient te beseffen dat hij geen sinterklaas is. De amendementen komen op de gebruikelijke manier in stemming, u krijgt de gelegenheid stemverklaringen af te leggen, maar ik verzoek u mij daarna in de
1238
A
Verslagnummer 13
gelegenheid te stellen even een balans op te maken om te bezien of ik voorstellen moet doen om er netjes uit te komen. De politieke beraadslagingen lopen zoals het hoort, maar ik wil aangeven dat wij het totaal in het oog moeten houden om te voorkomen dat wij straks scherven moeten rapen. Ik stel mij voor dat wij na de behandeling van de amendementen de vergadering even schorsen om het totale resultaat te beoordelen. De heer Gerard: Ik stem met die aanpak in, maar ik voel mij niet aangesproken omdat wij altijd voor een nette dekking zorgen. Ik wil in amendement 26 nog een wijziging aanbrengen. Overleg heeft ertoe geleid dat wij de beslispunten 3 en 5 schrappen. Mevrouw Van Alphen de Veer-Paulen: Het is het beste op één paard te wedden, want het gaat om het resultaat. Derhalve trekken wij amendement 1 in ten gunste van amendement 10. Amendement 1 is ingetrokken en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer Kerkwijk: Met pijn in het hart trekken wij amendement 11 in ten gunste van amendement 7, het gaat tenslotte om de effectiviteit. De dekking van amendement 7 bevalt mij niet, maar het GOA-beleid moet overeind blijven. Amendement 11 is ingetrokken en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer Kielenstijn: Wij nemen genoegen met toevoeging van 'zullen' in motie 16, daardoor behoeft zij geen onderwerp meer te zijn van de beraadslagingen. De Voorzitter: Ik begrijp dat u 'kunnen' verandert in zullen, zodat motie 16 niet langer onderwerp van de beraadslagingen meer behoeft uit te maken omdat zij door het college is overgenomen. Motie 16 is in gewijzigde vorm overgenomen en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer Van Bussel: Wij wijzigen de dekking van amendement 23. Zij wordt gevonden in het overschot van de saldireserve specifiek. Er was € 3 miljoen waarvan € 400.000,-is ingezet. Het amendement wordt gesteund door de PvdA, het OAE, D66, Leefbaar Eindhoven en misschien GroenLinks. De heer De Schepper: Over amendement 9 over duurzaamheid in de volkshuisvesting en motie 6 over inburgering is gezegd dat de ideeën worden overgenomen, maar de
1239
A
Verslagnummer 13
dekking niet. Wij nemen daarmee genoegen en trekken zowel het amendement als de motie in. Amendement 9 en motie 6 zijn ingetrokken en maken geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer Geerts: In verband met motie 15 leeft in de raad de vrees dat wij ons hierdoor vastleggen op een aantal richtingen. Ik zou graag van de wethouder de toezegging willen horen dat wij werkendeweg ook andere richtingen kunnen aangeven. Wij gaan ervan uit dat ook andere mogelijkheden aanwezig blijven. De heer Kerkwijk: Ik sta voor een dilemma. Het college is zo vriendelijk geweest de drie moties die wij hebben ingediend zo letterlijk mogelijk over te nemen. Dat geldt voor moties van andere partijen eveneens, maar soms wens ik mij daarover uit te spreken. Ik wil moties, die het college overneemt, met alle liefde intrekken, maar bij sommige moties, die het college overneemt, wil ik toch nadrukkelijk duidelijk maken dat ik het er niet mee eens ben. Hoe gaan wij daarmee om? De Voorzitter: Dat is heel simpel, dan moeten zulke moties worden gehandhaafd. De heer Van den Biggelaar: Uitgaande van de toezegging van wethouder Pastoor dat het percentage sociale woningbouw in Meerhoven op 30 wordt gehandhaafd tot de bespreking in de commissie Ruimtelijke Pijler, trekken wij motie 10 in. Wethouder Pastoor: Wij zullen dit onderwerp nog in de commissie bespreken. Motie 10 is ingetrokken en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. De heer De Schepper: Ik heb een verkeerd etiket geplakt. Motie 7 gaat over werkgelegenheid en is dus ingetrokken. Wij verzoeken u motie 6 te behandelen na motie 15 omdat motie 15 verder strekt. Wordt motie 15 aangenomen, dan kan motie 6 alsnog worden ingetrokken. Wethouder Claassen: Ik wil alsnog proberen een misverstand weg te nemen. Ik heb begrepen dat motie 16 is ingetrokken wanneer 'kunnen' wordt veranderd in 'zullen'. Dat stemt niet overeen met mijn reactie. Ik heb gezegd 'zullen worden betrokken bij' in plaats van 'zeggenschap krijgen'. De heer Kielenstijn: Dan komt deze motie gewoon in stemming. De heer Kerkwijk: Als motie 16 wordt gehandhaafd, is de vraag welke het eerst in stemming komt, motie 19 van de SP of motie 16 van Leefbaar Eindhoven.
1240
A
Verslagnummer 13
De heer Kielenstijn: Ik heb geen reden voor een wijziging. De heer Kerkwijk: De volgorde waarin zij in stemming worden gebracht, heeft gevolgen voor het stemgedrag van Groen Links. De heer Kielenstijn: Ik meen dat motie 15 als eerste in stemming zal komen. De Voorzitter: Dat moet u aan mij overlaten. Ik hanteer de in cijfers aangeduide volgorde, tot u vraagt het anders te doen. Amendement 2, ingediend door de VVD-fractie, wordt bij handopsteken verworpen. De fracties van de PvdA, de SP, de Stadspartij en de VVD hebben voor gestemd. Amendement 3. Mevrouw Breuers: Ieder weet dat wij dit een sympathiek voorstel vinden, maar wij vinden het voorstel van de wethouder beter. Wij stemmen dan ook tegen het amendement. De heer Gerard: Met een aantal van de volgende voorstellen zijn wij het eens, behalve met de dekking. Wij zullen onze stem laten bepalen door de inhoud en niet door de dekking, vooral omdat wij bij onze voorstellen voor fatsoenlijke dekking hebben gezorgd, terwijl zij om die reden niet worden aangenomen. Amendement 3 wordt bij handopsteken aangenomen. De fracties van GroenLinks en de VVD hebben tegen gestemd. Amendement 4 wordt bij handopsteken verworpen. De fractie van de SP heeft voor gestemd. Amendement 5. De heer Kerkwijk: Dit is inhoudelijk een zeer sympathiek voorstel, maar de voorgestelde dekking is onjuist. Ook het college is terecht tot die conclusie gekomen. Wij stemmen dus niet voor dit amendement. De heer Dijsselbloem: Voor ons geldt hetzelfde. Amendement 5 wordt bij handopsteken aangenomen. De fracties van GroenLinks en D66 hebben tegen gestemd. Amendement 6 wordt bij handopsteken aangenomen. Amendement 7.
1241
A
Verslagnummer 13
De heer Van den Biggelaar: De heer Janssen is beroepshalve betrokken bij het GOAbeleid. Hij heeft de zaal daarom even verlaten omdat hij niet aan de stemming wil deelnemen. Amendement 7 wordt bij handopsteken aangenomen. Amendement 10 wordt bij handopsteken aangenomen. Amendement 13 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 14 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 15. De heer Kerkwijk: Het antwoord van de wethouder was duidelijk, zij komt nog bij ons terug. Er is een amendement van Leefbaar Eindhoven met een acceptabele dekking, wat bij dit amendement van de SP niet het geval is. Daarom zullen wij het niet steunen. De heer Gerard: De dekking is even solide als de dekking van veel andere amendementen, die wel worden aangenomen. Amendement 15 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 16 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 17 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 18 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 19 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 20 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 21 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 22. De heer Van den Biggelaar: De wethouder wilde de programmalijnen tussen haakjes zetten en ik weet niet goed wat dat betekent. Als zij bedoelt dat dit programmaonderdeel voorlopig niet meetelt voor de discussie over de woonvisie, zijn wij bereid het amendement in te trekken.
1242
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Schreurs: Het gaat om een tekst die eigenlijk al is vastgesteld. Ik bedoel met 'tussen haakjes zetten' dat de definitieve invulling van de lijn gebeurt aan de hand van de woonvisie. Als zij wordt vastgesteld, heeft het de beet die het behoort te hebben. De heer Van den Biggelaar: Het stond niet in het eerdere programma, maar toch trekken wij het amendement in. Bij de woonvisie komen wij erop terug. Amendement 22 is ingetrokken en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. Amendement 23. Mevrouw Joosten: Het verdergaande amendement heeft het niet gehaald, maar wij vinden de problematiek van de dak- en thuislozen zo groot dat wij er incidenteel extra geld voor beschikbaar willen stellen. Wij vinden de gewijzigde dekking uit de saldireserve specifiek acceptabel. De heer Gerard: Dat geldt ook voor ons. Het is veel te weinig, maar met deze dekking is het acceptabel. Wij zullen amendement 25 intrekken. Amendement 23 wordt met algemene stemmen aangenomen. Amendement 24 wordt bij handopsteken verworpen. Amendement 25 is ingetrokken en maakt geen onderwerp van de beraadslagingen meer uit. Amendement 26. Mevrouw Jacobs-van Nisselrooij: De VVD heeft zich altijd erg hard gemaakt voor de punten 1, 2 en 4 van dit amendement. Nu de SP de punten 3 en 5 heeft geschrapt, zullen wij het steunen. De heer Dijsselbloem: Ik zou het amendement graag willen steunen als ook punt 4 zou zijn geschrapt. Het bedrag is te groot om het niet ook bij de discussie in het voorjaar te betrekken. Amendement 26 wordt bij handopsteken verworpen. De Voorzitter: Ik schors de vergadering. Schorsing.
1243
A
Verslagnummer 13
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Ik heb het college een enkele vraag gesteld in verband met de amendementen die zo-even zijn aangenomen. Zij omvatten tezamen een bedrag van € 3.451.000,--, wat op zeer gespannen voet staat met de situatie waarvoor wij in het komende jaar staan. Ik heb het college daarom gevraagd in hoeverre er mogelijkheden zijn om aan deze amendementen gevolg te geven. Uiteraard respecteren wij uw besluiten, uiteindelijk bepaalt de raad wat wij doen. Toch heb ik met betrekking tot de zwaarte van de last een voorstel te doen, waarbij in de geest van uw besluiten wordt gehandeld, maar bij de structurele lasten pas op de plaats wordt gemaakt. Het gaat met name om de amendementen 6, 7 en 10. In amendement 6 gaat het om € 2,1 miljoen en ik stel voor in 2004 uit eigen kapitaal € 1 miljoen te putten om in dat jaar te gebruiken. Dan zullen wij bij de Voorjaarsnota een voorstel doen om het overige structureel te regelen. Gezien de belasting verzoek ik u met die aanpak in te stemmen. Bij amendement 7 stellen wij voor in 2004 € 225.000,-- incidenteel te halen uit gsbgelden die in 2004 ter beschikking staan. Dat betekent dus een wijziging van de dekking, maar u hebt al aangegeven dat u voor de verdere toekomst nog een discussie wil voeren. Amendement 10 stelt voor het college op te dragen voor 2004 incidenteel een alternatieve dekking te zoeken. Op de structurele effecten zullen wij bij de Voorjaarsnota terugkomen, als wij weten hoe dan de omstandigheden zijn. De heer Leenders: Wij hebben voorgesteld voor de aanpak van de grondwateroverlast € 2,1 miljoen uit te trekken. Het college had € 2,8 miljoen uit het eigen kapitaal willen halen en zou daardoor zijn geconfronteerd met een structureel renteverlies. Ik zou graag willen horen waarom het college dit aanvankelijk wel kon doen en waarom het niet kan, nu de raad eenzelfde dekking voorstelt. Wethouder mevrouw Mittendorff: Inderdaad wilde het college € 2,8 miljoen, dat was overgebleven van het rekeningresultaat van € 15,3 miljoen, toevoegen aan het eigen kapitaal. Daarop is de rekening samengesteld. Als u daaruit geld haalt, is de begroting voor het volgend jaar niet meer sluitend. Wij kunnen in een bepaald traject voorstellen doen, die een goed idee lijken, maar op een gegeven moment wordt de begroting door het college vastgesteld en dan staan alle bedragen met elkaar in verbinding. Het bedrag van € 2,8 miljoen met alle revenuen als gevolg ervan was daarbij volledig ingeboekt. U kunt er niet simpelweg van uitgaan dat het college het aanvankelijk wilde doen en dat de raad het daarom nu ook kan. De heer Leenders: Bij de Voorjaarsnota heeft het college aangegeven wat de lijn zou zijn, namelijk € 2,8 miljoen putten uit eigen kapitaal. Vervolgens was er een rekeningoverschot van 2002 en wilde u dat bedrag terugstorten in het eigen kapitaal. Dat is raar, want over die laatste stap is door de raad geen besluit genomen. Ik begrijp hieruit dat het college de begroting niet voorbereidt op basis van de Voorjaarsnota, maar op basis van een mogelijk voorstel aan de raad. Dat gaat erg ver.
1244
A
Verslagnummer 13
Wethouder mevrouw Mittendorff: De interpretatie klopt niet helemaal. Wij hebben er niet € 2,8 miljoen of een veel groter bedrag uit willen halen, maar er € 2,8 miljoen in willen storten. Daarop is de berekening gebaseerd. De Voorzitter: Ik heb als voorzitter van de raad mijn zorg geuit over de mate waarin beslag is gelegd op de middelen. Daarbij heb ik met het college bekeken wat verantwoord is en op grond daarvan heb ik een tussenweg gezocht. Daaruit volgt het voorstel voor de aanpak in 2004 en dan in het kader van de Voorjaarsnota hierop verder te gaan. Dan moet in de breedte naar voren komen hoe de zaken worden geregeld. Het voorstel is een gevolg van mijn zorg en ik hoor graag of u daarmee kunt instemmen. De heer Leenders: Met betrekking tot het voorstel over de grondwateroverlast is straks nog enig overleg nodig. De heer Van den Biggelaar: Ook ik zou een korte schorsing op prijs stellen, maar ik heb nog een informatieve vraag over het bedrag van € 225.000,-- voor het onderwijsvoorrangsbeleid uit de gsb-gelden. Ik ben blij dat naar een weg is gezocht. Wij houden hieraan zo sterk vast in verband met de verbinding tussen het onderwijsachterstandenbeleid en het jeugd- en veiligheidsbeleid, dat een van de pijlers van het gsb was. Ik kan mij voorstellen dat de wethouder nog niet weet hoe deze post precies moet worden gedekt, maar ik ben wel benieuwd in welke pijler van het gsb de dekking wordt gezocht. Als het gebeurt uit jeugd en veiligheid, halen wij op de ene plaats weg wat wij op de andere plaats willen binnenhalen. Wethouder mevrouw Mittendorff: Er zijn in het grote-stedenbeleid veel verschillende afdelingen. Deze uitgaven worden gewoonlijk gedekt uit de sociale pijler, waar alle onderwijs- en jeugdgerelateerde zaken in vallen. Wij moeten nog wel de omvang van de bestaande budgetten bekijken. De Voorzitter: Ik schors de vergadering. Schorsing. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De heer Leenders: U wilt voor de aanpak van de grondwateroverlast nu € 1 miljoen uittrekken en daarmee gaan wij akkoord. Doorschuiven naar de Voorjaarsnota betekent dat een aantal plannen in 2004 niet kan worden uitgevoerd, waardoor mensen wellicht nog een aantal jaren met natte kelders zitten. Wij vragen de toezegging dat het college, als uit het rekeningresultaat 2003 geld overblijft, zal voorstellen het restant daaruit te dekken.
1245
A
Verslagnummer 13
De heer Van den Biggelaar: Ik begrijp dat het geld voor het onderwijsachterstandenbeleid uit het sociale beleid komt, maar ik heb dit liever dan niets. Aangezien jeugd en veiligheid ook in het collegeprogramma een hoge prioriteit heeft, is dit een creatieve oplossing. Wat betreft de grondwaterproblematiek heb ik begrip voor zowel het standpunt van het CDA als het standpunt van het college. Er zijn mensen met natte voeten, maar er zijn ook mensen zonder dak boven het hoofd. Als wij het rekeningresultaat nu bij voorbaat bestemmen voor aanpak van de grondwateroverlast, weet ik niet of wij in de toekomst nieuwe afwegingen moeten maken bij andere prioriteiten. De heer Kerkwijk: Ik heb er bezwaar tegen nu al een voorschot te nemen op het rekeningresultaat van het lopende jaar, dat wij het volgend jaar in beeld krijgen. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik volg de laatste twee punten van uw voorstel. Als wij zo structureel met het eigen kapitaal omgaan, zal GroenLinks het volgend jaar voorstellen tien spilcentra per jaar te realiseren, € 15 miljoen voor maatschappelijke opvang vrij te maken en alle WIW-ers en ID-ers te witten. Dan maken wij onszelf helemaal stuk. De Voorzitter: Ik zou graag willen weten wie voor het voorstel van het CDA is om alvast een voorbeslag op het rekeningresultaat 2003 te leggen. Ik stel vast dat de raad er in meerderheid voor is. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik kan dat voor het college niet in mijn eentje bepalen, ik verzoek u de vergadering even te schorsen. De Voorzitter: Ik schors de vergadering. Schorsing. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Wethouder mevrouw Mittendorff: Wij zijn blij met de instemming met ons voorstel in 2004 € 1 miljoen uit te trekken. Wij zien dat over het oplossen van de grondwateroverlast, dat in onze gemeente een hoge prioriteit heeft, goed wordt nagedacht om tot zaken te komen. Het is misschien voorbarig nu te bepalen dat de overige middelen uit het rekeningresultaat van 2003 moeten komen, wij weten nog helemaal niet of wij dit jaar met een positief resultaat afsluiten. Het onderwerp heeft hoge prioriteit en het college zal ervoor zorg dragen dat de overige benodigde bedragen er voor 2005 komen. Het college zal zoeken naar mogelijkheden, zodat niet op voorhand een beroep wordt gedaan op het resultaat van de jaarrekening.
1246
A
Verslagnummer 13
De heer Kerkwijk: Ik kan mij daarin niet vinden. De coalitie en het college hebben prioriteiten bepaald die in deze begroting zijn opgenomen. Er zijn vier prioriteiten, waarvan de een iets zwaarder weegt dan de ander; wij hebben een goed beleid bepaald voor de grondwateroverlast, dat gefaseerd is opgezet. Als wij van het grondwaterprobleem een nieuwe prioriteit wilden maken, hadden wij dat moeten opschrijven. GroenLinks stemt tegen dit voorstel. De heer Dijsselbloem: Het gaat over een voorstel waar wij inhoudelijk tegen waren. Als het college zaken doet met het CDA neem ik daarvan kennis. Doet u maar. De Voorzitter: Ik spreek hier als uw voorzitter, 'doet u maar' vind ik dan ook niet passend. De heer Leenders: Wij kunnen ons met de door u aangedragen oplossing verenigen. Het door het college geformuleerde voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met de aantekening dat de fracties van GroenLinks en D66 geacht wensen te worden tegen te hebben gestemd. Wethouder mevrouw Mittendorff: Ik wijs erop dat de aanpak van de grondwateroverlast behoort tot de vier prioriteiten, namelijk bij onderhoud. De heer Kerkwijk: Bij onderhoud hebt u heel andere plannen ontwikkeld. Als u de aanpak van de grondwateroverlast eronder rekent, kunt u andere dingen niet doen. Dan kom er veel druk op schoon, heel en fleurig. De heer Kerkwijk: Als ik zie hoe de heer Kerkwijk met hondentrouw een college verdedigt dat door anderen in de steek wordt gelaten, vraag ik mij af of hij zich daarbij nog thuisvoelt. De heer Kerkwijk: Deze discussie roept vragen op die wij in de fractie zullen bespreken. Als ik de behoefte voel mijn coalitiegenoten vragen te stellen, zal ik dat niet nalaten. De Voorzitter: Volgens het Reglement van orde moeten de besluiten over de collegevoorstellen worden genomen voor de moties worden behandeld, maar bij de behandeling van een begroting vind ik het ordentelijk dat de raad eerst met de moties de nodige signalen geeft voor wij de begroting vaststellen. Motie 1. De heer Van Bussel: Wij vinden het het overwegen waard een eerlijker systeem te
1247
A
Verslagnummer 13
zoeken zoals de VVD voorstelt, maar het is daarvoor nog iets te vroeg. Wij hebben afgesproken dat wij de toeristenbelasting voor 2005 bij de Voorjaarsnota behandelen omdat de hoteliers in september beginnen met de voorbereiding van het volgend jaar. In het voorjaar willen wij de discussie hierover graag aangaan. Motie 1 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 2 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 4 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 5 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 8 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 9 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 12 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 13 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 14 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 15. De heer Verhaegh: Wij hebben deze motie mede ondertekend, maar zij loopt in feite vooruit op de discussie die wij nog zullen voeren. Daarom trekken wij onze handtekening terug en steunen wij de motie niet. De voorgestelde oplossing is heel liberaal, maar wij willen voorkomen dat wij in november voor niets praten. De heer Gerard: Wij zien niets in dit type werkgelegenheidsprojecten. Om inhoudelijke redenen stemmen wij niet voor de motie en zullen ook niet voor het voorstel van D66 stemmen omdat het ons niet duidelijk genoeg is. Mevrouw Breuers: Wij stemmen tegen deze motie omdat wij het met de inhoud van een aantal punten niet eens zijn. Wij hebben minder dan veertien dagen geleden afgesproken dat de commissie de kaders vaststelt en die kaders liggen wat ons betreft zeker niet in de geest van het plan kiezen voor werk. De heer Vleeshouwers: Ook mijn handtekening staat onder deze motie omdat ik meen dat dit een onderzoek waard is, zeker waar het gaat om de ESF-subsidies. Ik begrijp niet goed waarom zo veel discussie ontstaat, wij moeten er nu in de commissie verder over praten.
1248
A
Verslagnummer 13
De heer Dijsselbloem: Wij hebben het plan gesteund, het college komt naar de commissie en daarmee zijn wij heel tevreden. Motie 15 wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 6 is vervallen. Motie 19 wordt bij handopsteken verworpen. Motie 16. De heer Dijsselbloem: Ik heb eerder al gezegd dat bij de criteria voor ons de democratische legitimatie van groot belang is. Ik nodig het college uit dat aspect en de wijze waarop een en ander via de stadsdeelkantoren wordt geregeld in de criteria op te nemen. De heer Kerkwijk: Wij zagen veel meer in motie 19, wij vinden deze motie te weinig richtinggevend, maar een en ander zal nader worden uitgewerkt. Als enige van mijn fractie zal ik deze motie steunen. De heer Van den Biggelaar: Wij zijn voor decentralisatie van budgetten, maar deze motie gaat net iets te ver. Er is geen controle voorzien, daarom stemmen wij tegen. De heer Gerard: Het idee is sympathiek, maar op dit moment is niet voldaan aan voorwaarden om het goed te kunnen doen. Dat moet beter worden geregeld, maar de raad heeft voorstellen daartoe afgewezen. Daarom stem ik niet met deze motie in. De motie wordt bij handopsteken aangenomen. Motie 20. De motie wordt bij handopsteken verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel onder punt III.1 besloten, onder aantekening dat de fractie van de SP geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. 1. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel onder punt III.2 besloten, onder aantekening dat de fractie van de SP geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Zie besluit nr. 2.
1249
A IV.
Verslagnummer 13
Afscheid van mevrouw mr. A. Romijn als lid van de gemeenteraad van Eindhoven.
Mevrouw Joosten: Dames en heren. Wij hebben er weer een lange, spannende dag opzitten. Het laatste agendapunt is het afscheid van mevrouw Romijn. Daarop kom ik straks terug, eerst is er nog een ander punt. Onze griffier is aanstaande vrijdag 25 jaar in dienst van de gemeente. Aangezien de raad en in het bijzonder het presidium zijn werkgevers zijn, lijkt het mij goed hierbij even stil te staan. Het is gebruikelijk dat de baas van de ambtenaren een envelop overhandigt aan een werknemer die 25 jaar in dienst is. Daarin zit dan een brief waarin staat dat hij wordt bedankt voor de goede zorgen voor de gemeente en wordt de hoop uitgesproken dat hij in goede gezondheid nog vele jaren diensten aan de gemeente zal bewijzen. Zo'n standaardbriefje heb ik ook, maar ik mag er best nog iets aan toevoegen. Jan, wij hebben veel met je te maken gekregen toen je in de vorige raadsperiode als beleidsmedewerker werd toegevoegd aan de zeer tijdelijke doordenkgroep. Dat was het begin van het dualisme in verband met de vraag hoe de raad straks zou omgaan met allerlei nieuwe richtlijnen en regelingen. Wij hebben in het begin in de groep bijvoorbeeld uitgebreid moeten discussiëren over de vraag of raadsleden voorzitters van commissies zouden kunnen zijn. Verder zijn onderwerpen als fractieassistentie geregeld. Wij vinden het nu gewoon, maar in de zeer tijdelijke doordenkgroep hebben wij veel zaken moeten bespreken en bevechten. In die groep hebben wij je goed leren kennen en waarderen. Toen wij een griffier ad interim nodig hadden als kwartiermaker voor 7 maart 2002, was het logisch dat jij die functie zou gaan vervullen. Door allerlei perikelen ben je lang griffier ad interim gebleven, het heeft ons de kans gegeven je nog beter te leren kennen. Ik denk terug aan de dagen, nachten en weekenden bij de collegeonderhandelingen en alle zaken in de diverse sollicitatiecommissies, allereerst voor de externe leden van de rekenkamercommissie, daarna de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de burgemeester en onlangs de gesprekken met de senioren in onze stad voor de bemensing van de seniorenraad. Je hebt dat op een integere manier gedaan, je liet sollicitanten in hun waarde en voorzag de leden van de rad, die de gesprekken voerden, van de nodige lijstjes, opdat alles keurig en eerlijk kon verlopen. Je hebt steeds uitgestraald dat je bereid bent voor de raadsleden het dualisme inhoud te geven, je bent heel faciliterend bezig geweest. De mensen van de griffie, op wie je heel trots bent, vinden je een goede baas. Toen wij per 1 september de benoeming definitief moesten maken, was de beslissing unaniem. Wij hebben vooraf alle leden van de raad en de mensen van de griffie gehoord. Zij vonden je de juiste man op de juiste plaats. Wij weten dat je in je vrije tijd veel dingen met de Franse slag doet, maar in je werk doe je dat niet. Daar ben je vaak een Pietje precies, het nut daarvan is vanavond weer
1250
A
Verslagnummer 13
bewezen. Wij hopen dat je ook in de toekomst in je vrije tijd artistiek bezig kunt zijn en dat je veel gezonde jaren onze griffier zult zijn. Je zult straks een prachtig jubileum vieren, ik wil dat onderstrepen met het gebruikelijke briefje en een boeket, dat Rita heeft verzorgd. (applaus). Vervolgens biedt mevrouw Joosten het boeket aan. Mevrouw Joosten: Wij drinken straks eerst op de gezondheid van Jan! Nu heb ik dubbele gevoelens. Annette, wij wisten al enkele maanden dat je had besloten afscheid te nemen als raadslid. Toen je in 1998 hier kwam als ervaren raadslid, doordat je in Geldrop ervaring had opgedaan, viel je meteen op door je kordate optreden: kort, krachtig, kernachtig, niet zeuren, resultaatgericht. Wij hadden die aanpak graag nog lang willen meemaken en misschien overnemen, uiteindelijk gaat het hier niet om praten of het plezier van het debat, maar om de zaken en het resultaat. De eerste kennismaking met je, toen wij nog coalitiepartners waren, vond plaats in de zeer tijdelijke doordenkgroep. Daarbij trad je doortastend op, je leidde met prof. Tops de discussiemiddag over het dualisme. Het werd je niet voor niets toevertrouwd, gebleken was dat je een heel attente en resolute voorzitter bent. Dat hadden wij hard nodig. Je hebt als een van de eersten furore gemaakt als technisch voorzitter van de commissie die toen nog met BAOV werd aangeduid. Je hebt het zo goed gedaan dat de koudwatervrees meteen verdween. Voor de commissie Bestuurlijke Pijler behoefden wij niet na te denken over de vraag wie haar voorzitter zou worden. Wij waren het er direct over eens, Annette moest het worden en wij zijn er nog steeds blij mee. Ook in moeilijke debatten, als er veel op het spel stond, werd de tijd streng bewaakt. Iedereen nam dat van je aan, wat betekent dat je door je manier van optreden gezag had. Door je juridische achtergrond werd je ook bijna altijd aangewezen voor stemcommissies, wij gingen er steeds vanuit dat je het met twee andere juristen, Martijn en Gaby, goed zou doen. Een van de leukste dingen vond ik het vrouwendiner, als wij met de vrouwen uit de raad een avondje uitgingen. Ter geruststelling van de heer Gerard kan ik melden dat wij het zelf betaalden. Als wij het in de toekomst weer doen, zal ik voorstellen je nog een keer erbij te vragen. Wij hebben er begrip voor dat bij de keuze carrière, moederschap en raadslidmaatschap je zoon de winnaar is. Wij vinden het wel jammer, want je was een fijn raadslid dat door haar manier van optreden de raad gezag en body gaf. Wij hopen dat je geen spijt krijgt van je keuze. Met je eigen vriendjes zul je zeker nog wel eens contact hebben, maar wij hopen dat je ook de andere leden van de raad nog wel eens zult willen ontmoeten. In het presidium hebben wij nagedacht over een cadeautje. Wij nemen aan dat je al een boek en een pen hebt, daarom hebben wij een kunstwerk uitgekozen. Het is heel mooi, maar het mag voor andere raadsleden geen aanmoediging zijn om weg te
1251
A
Verslagnummer 13
gaan. Ik dank je bijzonder voor je inzet in de raad en wij wensen je veel tijd voor je grote en vooral voor je kleine man. Het ga je goed. (applaus). Mevrouw Romijn: Wij hebben vandaag al het nodige achter de rug en het lijkt mij niet goed het bier beneden te laten verschalen. Ik zal het daarom kort houden. Ik had een speech bedacht, die ik niet zal uitspreken. Het is te gemakkelijk om hier op dit moment te zeggen dat wij het allemaal anders en beter hadden moeten doen. De redenen voor mijn afscheid zijn bekend, ik heb de beste reden van de wereld om thuis te blijven. Dat is voor dit moment genoeg, maar dat wil niet zeggen dat ik voor altijd weg ben. Als ik een speech zou hebben gehouden, zou een hoofdpunt zijn geweest: raad, ga voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. De kwaliteit van ons werk wordt niet bepaald door de kwantiteit, door de hoeveelheid vergaderingen. Als u hier kort bent en veel doet, is dat beter voor de bevolking dan wanneer u hier vaak lang bent. Dan kan de kwaliteit te lijden hebben omdat u het simpelweg niet kunt bijbenen. Dat is een verschil met de vorige raadsperiode. Veel mensen klagen erover en ik zou u willen voorhouden dat u dat zelf moet oplossen. Een afscheid is ook vaak een moment om te zeggen 'dit project is mede mogelijk gemaakt door...' Het is mogelijk gemaakt door mijn fractie, die mij de ruimte heeft gegeven om moeder te worden. Daardoor kan ik niet meer voldoen aan de eisen die het raadslidmaatschap stelt. Daarnaast zijn er de mensen die ervoor zorgen dat wij kunnen lezen, koffie drinken en kunnen verblijven waar dat nodig is en vele anderen. Ik dank u wel. (applaus). De Voorzitter: Ik sluit de vergadering. (23.00 uur). Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 januari 2004,
,voorzitter.
, griffier.
1252
A
Verslagnummer 13
Besluit nr. 1. De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op de artikelen 220 t/m 220h 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a en tweede lid en artikel 255a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2004.
Artikel 1. Belastingplicht. 1. Onder de naam "onroerende zaakbelastingen" worden terzake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
1253
A
Verslagnummer 13
Artikel 2. Belastingobject. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 3. Maatstaf van heffing. 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4. Vrijstellingen. 1. In afwijking, in zoverre van artikel 3, wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voorzover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
1254
A
Verslagnummer 13
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voorzover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voorzover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Artikel 5. Belastingtarieven. Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.268,-- van de heffingsmaatstaf: A. bij de gebruikersbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen € 2,19; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 3,52; B. bij de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen € 2,73; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 4,39. Artikel 6. Wijze van heffing. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.
1255
A
Verslagnummer 13
Artikel 6A. Lokale lastenvermindering. 1. Het bedrag van de gebruikersbelasting wordt voor het gebruik van onroerende zaken, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen, verminderd met een bedrag van € 34,03. 2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld. 3. Indien terzake van de gebruikersbelasting, het op de voet van artikel 255 van de Gemeentewet kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in het eerste lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en uitbetaald aan degene die om kwijtschelding verzoekt. Artikel 7. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen tot € 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 8. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 40,--, doch minder dan € 2.400,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.
1256
A
Verslagnummer 13
Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening onroerende zaakbelastingen 2003 vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende zaakbelastingen 2004".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1257
.
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de hondenbelasting 2004. Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond. Artikel 2. Belastingplicht. 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond ter verzorging of onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. 4. Voor honden, die verblijven in een inrichting, welker bedrijfsdoel is dieren tegen vergoeding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door degene, voor wiens rekening de hond wordt verzorgd. 5. De belastingplicht ontstaat op het moment dat een hond voor het eerst wordt gehouden en eindigt op het tijdstip dat de schriftelijke mededeling wordt ontvangen dat de belastingplichtige geen houder meer is van een hond, tenzij wordt aangetoond, dat hij reeds eerder geen houder meer was. Artikel 3. Maatstaf van heffing. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Artikel 4. Tarieven. 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a. voor de eerste hond € 56,-b. voor elke volgende hond € 112,-2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, alsmede voor honden in ondernemingen voor handel in honden, in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming (wet van 25 januari 1961, Stb. 19), € 280,-- per belastingjaar.
1258
A
Verslagnummer 13
Artikel 5. 1. Bij overdracht van een hond naar een volgende houder is, behoudens het bepaalde in het volgende lid van dit artikel, de terzake van deze hond geheven belasting niet opnieuw verschuldigd, mits binnen veertien dagen na het tijdstip van overdracht daarvan schriftelijk kennis is gegeven aan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar onder overlegging van: a. een door de eerste houder getekende verklaring betreffende de overdracht van de hond; b. een aangifte van het houden van de hond door de volgende houder. 2. Is de volgende houder overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 de belasting verschuldigd tot een hoger bedrag dan de vorige houder dan wordt de volgende houder voor het verschil een aanslag opgelegd. Artikel 6. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar is de belasting verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de in artikel 4, lid 1, genoemde tarieven, als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog kalenderkwartalen overblijven, waarbij een gedeelte van een kwartaal voor een vol kwartaal wordt gerekend. 3. De belastingplichtige die aantoont, dat hij in de loop van het belastingjaar heeft opgehouden houder van een hond te zijn doordat de hond is gestorven of de hond niet meer binnen de gemeente wordt gehouden, wordt van de voor die hond geheven belasting ontheffing verleend voor zoveel vierde gedeelten van de in artikel 4, lid 1, genoemde tarieven, als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalenderkwartalen open blijven. Artikel 8. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven voor honden: a. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden; b. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden; c. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden; d. die door de “Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland” als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld; e. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrich-
1259
A f. g. h.
i. j.
k.
Verslagnummer 13
ting houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Stb. 19); die niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijven en waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is; die worden gehouden door instellingen van wetenschap om het doel van die instellingen te bevorderen; waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarover voor deze honden elders belasting is betaald en geen recht op ontheffing of vermindering van die elders betaalde belasting bestaat. die in het kader van een opleiding tot blindengeleidehond door het Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds, worden gehouden door een pleeggezin; die in het kader van een opleiding door het Nederlandse Rode Kruis of de Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden worden gehouden door een pleeggezin; die in het kader van een opleiding tot gehandicaptenhond door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland dan wel Stichting Hulphond Nederland, worden gehouden door een pleeggezin.
Artikel 9. Wijze van heffing. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. Artikel 10. Continuering belastingplicht. Ten aanzien van de belastingplichtige, aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij blijkt, dat bedoeld aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, wijziging heeft ondergaan, of dat zijn belastingplicht voor de aanvang van het belastingjaar is geëindigd. Artikel 11. Termijn van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
1260
A
Verslagnummer 13
Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting. Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening hondenbelasting 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1261
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de rioolrechten 2004.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt: 1. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; 2. onder afvalwater verstaan water en stoffen, die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering; 3. onder een eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak; 4. onder een onroerende zaak verstaan: a. een gebouwd eigendom; b. een ongebouwd eigendom; c. een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen of onder c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; e. het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a of b bedoeld eigendom, van een onder c bedoeld gedeelte daarvan of van een onder d bedoeld samenstel; 5. onder verbruiksjaar verstaan de periode van 12 maanden waarop de afrekening van de N.V. Waterleidingsmaatschappij Oost-Brabant / Brabant Water N.V. betrekking heeft. Artikel 2. Aard en voorwerp van de belastingen. Onder de naam rioolrechten worden geheven: a. een recht voor het hebben van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering; b. een recht voor het direct of indirect afvoeren van afvalwater op de gemeentelijke riolering vanaf of vanuit een daarop aangesloten eigendom. Artikel 3. Belastingplicht. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom het genot heeft krachtens het recht van eigendom, bezit of beperkt recht. Met betrekking tot een eigendom, dat een onroerende zaak is,
1262
A
Verslagnummer 13
wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van de gebruiker van een op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom. Als gebruiker wordt aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens het recht van eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, met dien verstande dat: A. gebruik door leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden is; B. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerende zaak – niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel 4, sub c - is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene die dat gedeelte ten gebruiker heeft afgestaan.
Artikel 4. Maatstaven van heffing. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven per eigendom. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanaf of vanuit het eigendom wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. 3. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water, dat met betrekking tot het op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom is afgenomen van de N.V. Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant/ Brabant Water N.V. in het verbruiksjaar voorafgaand aan het belastingjaar, vermeerderd met het aantal kubieke meters water dat in bedoeld verbruiksjaar werd verkregen door middel van een eigen pompinstallatie. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 12 maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend. 4. Voorzover de gegevens als bedoeld in het derde lid ontbreken wordt het aantal kubieke meters afvalwater vastgesteld aan de hand van de desbetreffende gegevens over het belastingjaar. 5. De gebruiker van een eigendom, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, kan worden verplicht te gedogen dat deze installatie wordt voorzien van een door de gemeente goedgekeurde en te verzegelen: a. meter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. teller, waarvan het aantal uren dat de pompinstallatie in bedrijf is geweest, alsmede de capaciteit van de pompinstallatie, kan worden afgelezen. 6. Indien wordt aangetoond dat de in het derde lid bedoelde hoeveelheid water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt deze hoeveelheid verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.
1263
A
Verslagnummer 13
Artikel 5. Tarieven. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, bedraagt per aangesloten eigendom per belastingjaar: € 144,--. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per belastingjaar voor elke volle eenheid waterverbruik van 500 kubieke meters (m3): € 199,--.
Artikel 6. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Vrijstelling. Van het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, zijn vrijgesteld de eigendommen, welke in hoofdzaak worden verbruikt voor de openbare eredienst of voor openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Artikel 8. Wijze van heffing. 1. De rechten worden geheven bij wege van aanslag. 2. In één aanslag kan meer dan één eigendom worden begrepen. Artikel 9. Aanslaggrens. 1. Voor belastingaanslagen van minder dan € 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar. 2. Het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 3. Indien voor het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, de belastingplicht met betrekking tot een eigendom aanvangt in de loop van het belastingjaar, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar na het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien voor het recht, genoemd in artikel 2, onderdeel b, voor het belastingjaar een andere belastingplichtige wordt aangemerkt dan degene die in het voorafgaande belastingjaar als belastingplichtige is aangemerkt, geldt als maatstaf van heffing het aantal kubieke meters water, dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode voor het eigendom is afgenomen of is afgepompt. 5. Indien kan worden aangetoond dat het werkelijk aantal kubieke meters afvalwater, waarover het derde en vierde lid verschuldigde recht wordt berekend, in het belastingjaar lager is, wordt het belastingbedrag over het werkelijke aantal kubieke meters berekend.
1264
A
Verslagnummer 13
6. Indien voor het recht genoemd in artikel 2, onderdeel b, de belastingplicht met betrekking tot een eigendom eindigt in de loop van het belastingjaar, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Ontheffing wordt niet verleend indien deze minder dan € 9,08 zou bedragen.
Artikel 11. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 40,--, doch minder dan € 2.400,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolrechten. Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening rioolrechten 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolrechten 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003. A. Sakkers, voorzitter. J. Verheugt, griffier.
1265
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2004. Hoofdstuk I Algemene bepalingen. Artikel 1. Inleidende bepaling. Krachtens deze verordening worden geheven: a. een afvalstoffenheffing; b. reinigingsrechten. Artikel 2. Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. bedrijfspand: een eigendom - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde in de zin van de Wet milieubeheer; 2. grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet in aanmerking komen voor het periodiek inzamelen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder a; 3. een collo: elk exemplaar stukgoed, ongeacht de verpakking, dat door één man te dragen is. Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing. Artikel 3. Aard van de heffing/belastbaar feit. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80). Artikel 4. Belastbaar feit en belastingplicht. 1. De belasting wordt geheven van degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel in de gemeente ten aanzien waarvan, ingevolge artikel 10.21, 10.22 van de Wet milieubeheer, een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
1266
A
Verslagnummer 13
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht van het perceel feitelijk gebruik maakt; b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
Artikel 5. Maatstaf van heffing en tarief. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 6. Belastingjaar. Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7. Wijze van heffing. 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 8. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen van minder dan € 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar bij de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1. van de tarieventabel, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,08. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
1267
A
Verslagnummer 13
5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de gemeentebezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 10. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid verschuldigde belasting worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 40,--, doch minder dan € 2.400,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9 eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, tweede lid verschuldigde belasting worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen drie weken na dagtekening van de kennisgeving. 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Hoofdstuk III Reinigingsrechten. Artikel 11. Aard van de heffing/belastbaar feit. 1. Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor zowel het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn. 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit: a. het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid; b. het op aanvraag incidenteel verwijderen van colli; c. het achterlaten van met huishoudelijk afval gelijk te stellen bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid (uitsluitend kantoor-, winkel- en diensten-
1268
A
Verslagnummer 13
afval) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.
Artikel 12. Belastingplicht. De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt. Artikel 13. Maatstaven van heffing en tarieven. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 14. Belastingjaar. 1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, wordt geheven over een belastingjaar. 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 15. Wijze van heffing. 1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De overige rechten genoemd in artikel 11, tweede lid, worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld. Artikel 16. Aanslaggrens. 1. Voor belastingbedragen van minder dan € 9,08 vindt geen invordering plaats. 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen periodiek reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. Het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. De overige rechten genoemd in artikel 11, tweede lid, worden verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de gemeentebezittingen, werken of inrichtingen. 3. Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aan-
1269
A
Verslagnummer 13
spraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,08. 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist naar een ander bedrijfspand en de dienstverlening naar aard en omvang ongewijzigd blijft.
Artikel 18. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor het recht genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 40,--, doch minder dan € 2.400,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de op grond van artikel 11, tweede lid, onderdeel b en c verschuldigde rechten worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen drie weken na dagtekening van de kennisgeving. 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen. Artikel 19. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening reinigingsheffingen 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002 en gewijzigd bij raadsbesluit van 16 december 2002, wordt
1270
A 2. 3. 4.
Verslagnummer 13
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2004".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003. A. Sakkers, voorzitter. J. Verheugt, griffier.
1271
A
Verslagnummer 13
Tarieventabel 2004 behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2004. Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1.1 1.1 1.1.1
1.1.2
1.2.2
1.2.2.1 1.2.2.2 1.2.2.3
Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing.
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon
Hoofdstuk 1.2 1.2.1
Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing.
155,--
€
259,--
Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing.
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het verwijderen van colli voor elke 20 kg of gedeelte daarvan dat het collo weegt Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen –voorzover het betreft: autobanden van personenauto's (maximaal 4 stuks), niet verontreinigde grond, blad / gras, snoeihout, grof restafval (maximaal 2 m3), huisvuilzakken met restafval (maximaal 2 stuks) en minder dan 1 m3 bouwen sloopafval - op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per keer: indien deze worden aangeboden per fiets/fietskar indien deze worden aangeboden per auto van huishoudens afkomstig bouw- en sloopafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats bij een maximaal aanbod van meer dan 1 m3 doch minder dan 2 m3 per keer
Hoofdstuk 2
Maatstaven en tarieven reinigingsrechten.
Hoofdstuk 2.1
Maatstaf en jaarlijks tarief reinigingsrechten.
2.1.1
€
Het recht bedraagt per belastingjaar voor: het verwijderen van bedrijfsafval als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder
1272
€
6,70
€ €
2,-5,--
€
11,--
€
212,--
A
Verslagnummer 13
deel a, per bedrijfspand voor elke per ophaalbeurt te verwijderen hoeveelheid van 240 liter.
Hoofdstuk 2.2 2.2 2.2.1
2.2.2
2.2.2.1 2.2.2.2
Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten.
Het recht bedraagt voor: het verwijderen van colli, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, voor elke 20 kg of gedeelte dat het collo weegt Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt het recht voor het achterlaten van met huishoudelijk afval gelijk te stellen bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid (uitsluitend kantoor-, winkel- en dienstenafval) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel g, bij een maximaal aanbod van 2 m3 per keer: indien deze worden aangeboden per fiets/fietskar indien deze worden aangeboden per auto
€
6,70
€ €
2,-4,50
Het onder 2.2.2 van dit hoofdstuk genoemde tariefbedrag is inclusief omzetbelasting. Behoort bij raadsbesluit van 30 oktober 2003 tot vaststelling van de Tarieventabel 2004, behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2004. Eindhoven, 6 november 2003. De griffier.
1273
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2004. Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation.
Artikel 2. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. autobus: een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen; b. autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b en f van de Wet personenvervoer; c. gemeentelijk autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnd terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1. Artikel 3. Belastingplicht. Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze standplaats met een autobus inneemt. Artikel 4. Heffingsgrondslag. De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal standplaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen. Artikel 5. Tarieven. Het standplaatsgeld bedraagt € 558,-- per ingenomen standplaats per jaar. Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld € 46,50 voor elke kalendermaand. Een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.
1274
A
Verslagnummer 13
Artikel 6. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7. Ontheffing. 1. Indien een standplaats niet of gedurende kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend. 2. Deze ontheffing bedraagt: a. indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld; b. indien de standplaats gedurende kortere tijd dan waarvoor standplaatsgeld is geheven is ingenomen, een bedrag van € 46,50 voor elke volle kalendermaand, dat de standplaats niet is ingenomen. Artikel 8. Wijze van heffing. Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid. Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voorzover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip. Artikel 10. Termijn van betaling. 1. De aanslagen standplaatsgeld zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1275
A
Verslagnummer 13
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2004".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1276
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal van de gemeente Eindhoven 2004. Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing. Voor het gebruik van het bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde Beatrixkanaal worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven onder de naam van "kanaalrechten", onderscheiden naar: a. rechten voor het invaren van het kanaal en het aansluitend daarop in het kanaal verblijven gedurende ten hoogste veertien achtereenvolgende dagen; b. rechten voor het aansluitend op de onder a genoemde periode in het kanaal verblijven gedurende elke volgende periode van veertien achtereenvolgende dagen of gedeelte daarvan.
Artikel 2. Begripsbepaling. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "de maximale waterverplaatsing" verstaan: de maximale waterverplaatsing in kubieke meters (m3) volgens de geldende meetbrief of volgens enig ander document, waaruit dat gegeven genoegzaam blijkt. Artikel 3. Belastingplicht. Belastingplichtig is de eigenaar, schipper of beheerder van het vaartuig of houtvlot, waarmede van het kanaal gebruik wordt gemaakt. Artikel 4. Heffingsgrondslag. 1. De rechten worden geheven voor vaartuigen naar de maximale waterverplaatsing in m3 en voor houtvlotten naar de inhoudsgrootte in kubieke meters (m3), met dien verstande dat: a. voor vaartuigen, die in afgeladen toestand een grotere diepgang hebben dan die welke voor het kanaal is vastgesteld, wordt uitgegaan van het aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing bij de voor het kanaal vastgestelde maximale diepgang; b. voor vaartuigen, die door hun lading een grotere diepgang hebben dan overeenkomt met hun maximale waterverplaatsing, wordt uitgegaan van het werkelijke aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing. 2. a. Bij het ontbreken van de in artikel 2 bedoelde meetbrief of ander document dan wel bij weigering om die stukken ter inzage te verstrekken, wordt de
1277
A
Verslagnummer 13
maximale waterverplaatsing van het vaartuig door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar vastgesteld en worden de rechten naar de uitkomst daarvan geheven. b. Vaststelling als bedoeld onder a vindt eveneens plaats in de gevallen genoemd in het eerste lid, onderdeel b, voor het aantal kubieke meters (m3) waterverplaatsing, dat uitgaat boven de maximale waterverplaatsing.
Artikel 5. Tarieven. 1. De rechten bedoeld onder a van artikel 1 bedragen: a. voor vaartuigen per kubieke meter (m3) € 0,21 waterverplaatsing b. voor houtvlotten per kubieke meter (m3) inhoud € 0,21 2. De rechten bedoeld onder b van artikel 1 bedragen voor elke volgende veertien achtereenvolgende dagen of gedeelte daarvan: a. voor vaartuigen per kubieke meter (m3) € 0,21 waterverplaatsing b. voor houtvlotten per kubieke meter (m3) inhoud € 0,21 Artikel 6. Vrijstelling. De rechten worden niet geheven: a. voor vaartuigen en houtvlotten in dienst van de gemeente Eindhoven; b. voor politievaartuigen; c. voor roeiboten en pleziervaartuigen met een maximum waterverplaatsing van 5 kubieke meter (m3); d. voor vaartuigen en houtvlotten, waarmede als gevolg van de ijstoestand het uitvaren uit het kanaal niet mogelijk is. Artikel 7. Wijze van heffing. De rechten worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Artikel 8. Tijdstip van verschuldigdheid. De rechten bedoeld onder a van artikel 1 worden verschuldigd bij het invaren van het kanaal en de rechten bedoeld onder b van artikel 1 bij aanvang van elke volgende periode van veertien dagen. Artikel 9. Termijn van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden voldaan bij de uitreiking van de in artikel 7 bedoelde kennisgeving. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover
1278
A
Verslagnummer 13
deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de kanaalrechten. Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening kanaalrechten 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening kanaalrechten 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1279
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 224 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2004.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden; b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden; c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden; d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan. Artikel 2. Belastbaar feit. Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven. Artikel 3. Belastingplicht. 1. Belastingplichtig is degene, die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten. 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt. 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.
1280
Artikel 4 Maatstaf van heffing
A
Verslagnummer 13
Artikel 4. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven terzake van het verblijf: 1. door degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft; 2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. Artikel 5. Maatstaf van heffing. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Artikel 6. Belastingtarief. Het tarief bedraagt per overnachting € 3,50. Artikel 7. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8. Wijze van heffing. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9. Aanslaggrens. Belastingaanslagen van minder dan € 22,69 worden niet opgelegd. Artikel 10. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
1281
A
Verslagnummer 13
Artikel 12. Aanmeldingsplicht. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet. Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening toeristenbelasting 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1282
A
Verslagnummer 13
De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2003; mede gelet op artikel 225 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2004. Artikel 1 Parkeerbelastingen. Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven: a een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; b een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; b houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven; c parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan; d parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur; e niet-parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats voor betaald parkeren waarbij geen parkeerapparatuur is geplaatst; f vergunningplaats: een parkeerapparatuurplaats en een parkeerplaats op de terreinen Achterom, Annahof, Krabbendampad, Wilhelminaplein, Nieuwe Emmasingel, Tramstraat achterzijde Dorinth, Stationsweg, Stationsweg-Tramstraat, Raiffeisenstraat achterzijde en Bomanshof binnen afzetting, die: 1 zijn aangeduid met bord 99a van bijlage II van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1966 dan wel met bord E9 uit bijlage van het RVV
1283
A
Verslagnummer 13
1990, of 2 zijn gelegen binnen een zone aangeduid met bord 99aa van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover de desbetreffende plaats niet is uitgezonderd; g belanghebbendenplaats: een parkeerplaats - niet vallende onder onderdeel f -, die: 1 is aangeduid met bord 99a van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990, of 2 is gelegen binnen een zone aangeduid met bord 99aa van bijlage II van het RVV 1966 dan wel met bord E9 van bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover de desbetreffende plaats niet is uitgezonderd; h vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een belanghebbendenplaats of een vergunningplaats; i vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning als bedoeld onder h is verleend; j het RVV 1966: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 4 mei 1966, Stb. 181; k het RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459.
Artikel 3 Belastingplicht. 1 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd. 2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt: a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen; b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat: 1 indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd; 2 indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd. 3 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. 4 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
1284
A
Verslagnummer 13
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak. De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld. 1 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. 2 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven. Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling. 1 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven: a op parkeerapparatuurplaatsen bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven; b op niet-parkeerapparatuurplaatsen bij wege van een schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld, en moet worden betaald bij het uitreiken van die kennisgeving. 2 De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. 3 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald. Artikel 7 Ontheffing. 1 Indien een belastingplichtige als gevolg van verhuizing, ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of -staking van de verleende vergunning geen gebruik maakt gedurende de gehele of een deel van de periode waarvoor het parkeergeld is geheven, wordt op verzoek ontheffing verleend van het geheven parkeergeld voor de parkeervergunning. 2 Deze ontheffing bedraagt een twaalfde deel van het jaarbedrag voor elke volle kalendermaand dat van de vergunning geen gebruik is gemaakt. Artikel 8 Vrijstelling. De belasting bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor het parkeren van een voertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, op de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen door: a personen van rijk, provincie, regiobestuur en gemeente, voorzover het voertuig in de uitoefening van de dienst wordt gebruikt en uiterlijk duidelijk als dienstvoertuig kenbaar is; b personen die gaan trouwen of een partnerschapsakte gaan sluiten, in het bezit van een door of namens het college van burgemeester en wethouders af te geven bewijs, uitsluitend op het Stadhuisplein.
1285
A
Verslagnummer 13
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen. De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit. Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling. 1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. 2 Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast. 3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld. Artikel 11 Kosten. 1 De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, bedragen € 43,-- ; 2 De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 40,--; 3 De kosten voor de overbrenging (en bewaring) bedragen € 205,-- en € 15,-- per dag voor het bewaren. 4 Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld. Artikel 12 Kwijtschelding. Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen. Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel. 1 De Verordening parkeerbelastingen 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
1286
A
Verslagnummer 13
bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004. 4 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2004". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
1287
A
Verslagnummer 13
Tarieventabel 2004 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2004. 1 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de verordening bedraagt: In het gebied:
A. Centrumgebied Noord. Inbegrepen onderstaande Wegen.
Bij parkeer-appara Bedrag: Per tijdseenheid van: tuur geschikt voor een parkeertijd van: € 0,40 15 minuten a.1 1 uur a.2 2 uur
€ 0,40
15 minuten
a.3 onbeperkt
€ 0,40
15 minuten
a.4 onbeperkt
€ 0,40
15 minuten, met een maximum van € 4,80 per dag
a.5 onbeperkt
€ 0,40
15 minuten, met op maandag tot en met vrijdag een maximum van € 4,80 per dag
a.6 2 uur
€ 0,50
15 minuten
a.7 onbeperkt
€ 0,50
15 minuten
b.1 1 uur
€ 0,50
30 minuten
b.2 2 uur
€ 0,50
30 minuten
b.3 onbeperkt
€ 0,50
30 minuten
b.4 onbeperkt Dr. SchaepmanlaanElzentlaan- St. JorislaanGabriël Metsulaan-Kanaaldijk Zuid- de Dommel tussen de Edenstraat en de Kanaaldijk Zuid
€ 0,50
30 minuten, met een maximum van € 3,-- per dag
C. Gebied binnen de Ring. Inbegrepen onderstaande wegen gezamenlijk
c.1 1/2 uur
€ 0,50
30 minuten
c.2 1 uur
€ 0,50
30 minuten
Dit gebied wordt begrensd door: Fellenoord-Vonderweg Mauritsstraat-EdenstraatDe Dommel tussen de Edenstraat en de Fellenoord
B. Centrumgebied Zuid. Inbegrepen onderstaande wegen. Dit gebied wordt Begrensd door:
1288
A
Verslagnummer 13
vormend de Ring. c.3 2 uur
€ 0,50
30 minuten
c.4 onbeperkt
€ 0,50
30 minuten
c.5 onbeperkt Dit gebied wordt begrensd door Centrumgebied Noord en Zuid (zie omschrijving onder A en B) c.6 onbeperkt en de Ring bestaande uit de MarconilaanKronehoefstraat-Pastoriestraat-Onze Lieve Vrouwestraat-InsulindelaanJeroen Boschlaan- Hugo van der Goeslaan-PiuslaanLeostraat-BoutenslaanKeizer Karel V SingelLimburglaan-BotenlaanBeukenlaan.
€ 0,50
30 minuten, met een maximum van € 3,00 per dag
€ 0,03
12,5 minuten, betaling uitsluitend met bezoekerspas
D. Gebied buiten de Ring.
d.1 1/2 uur
€ 0,50
30 minuten
d.2 1 uur
€ 0,50
30 minuten
€ 0,50
30 minuten
€ 0,50
30 minuten, met een maximum van € 1,50 per dag
€ 0,50
30 minuten, met een maximum van € 3,00 per dag
d.3 2 uur Dit gebied wordt Begrensd door de Ring (zie d.4 onbeperkt omschrijving onder C) en de gemeentegrens d.5 onbeperkt
1289
A
Verslagnummer 13
2 Het tarief van een parkeervergunning als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de verordening bedraagt: 2.1
voor een vergunning voor een belanghebbendenplaats in nader aan te wijzen gedeelten van: Gebied A: zie Gebied B: zie Gebied C: zie Gebied D: zie omschrijving Omschrijving omschrijving omschrijving onder 1-A Onder 1-B onder 1-C Onder 1-D
2.1.1 indien de vergunning op kenteken is gesteld (af te geven aan bewoners van een gebiedsdeel waar belanghebbendenplaatsen zijn gelegen): Per jaar: € 110,40 € 110,40 € 110,40 € 110,40 Per maand: € 9,20 € 9,20 € 9,20 € 9,20 2.1.2 indien de vergunning op naam is gesteld (af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars, die gevestigd zijn in een gebiedsdeel waar belanghebbendenplaatsen zijn gelegen en voor wie het in het belang van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is): Per jaar: € 252,-€ 252,-€ 252,-€ 252,-Per maand: € 21,-€ 21,-€ 21,-€ 21,-2.1.3 voor een bezoekersvergunning voor een belanghebbendenplaats (af te geven aan de bewoners van een gebiedsdeel waar belanghebbendenplaatsen zijn gelegen). Per woning / huishouden één vergunning. Per jaar: € 31,20 € 31,20 € 31,20 € 31,20 Per maand: € 2,60 € 2,60 € 2,60 € 2,60 2.2
voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats bij parkeerapparatuur in nader aan te wijzen gedeelten van: Gebied A: zie omschrijving Onder 1-A
2.2.1 voor een éérste vergunning af te geven aan bewoners van een gebiedsdeel waar vergunningplaatsen bij parkeerapparatuur zijn gelegen. Geldig van maandag tot en met zondag Per jaar: € 234,-Per maand: € 19,50
1290
A
Verslagnummer 13
2.2.2 voor een tweede vergunning af te geven aan bewoners van een gebiedsdeel waar de vergunningplaatsen bij parkeerapparatuur zijn gelegen: Geldig van maandag tot en met zondag Per jaar: € 468,-Per maand: € 39,--
2.2.3 voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars, die gevestigd zijn in een gebiedsdeel waar de vergunningplaatsen bij parkeerapparatuur zijn gelegen en voor wie het in het belang van hun beroeps- en bedrijfsuitoefening noodzakelijk is dat zij daar parkeren: Geldig van maandag tot en met vrijdag Per jaar: € 1.080,-Per maand: € 90,--
2.3
Geldig van maandag tot en met zaterdag: Per jaar: Per maand:
€ 1.320,-€ 110,--
Geldig van maandag t/m zondag: Per jaar: Per maand:
€ 1.548,-€ 129,--
voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats op nader aan te wijzen gedeelten van de terreinen Achterom, Annahof, Krabbendampad, Wilhelminaplein, Nieuwe Emmasingel, Tramstraat achterzijde Dorinth, Stationsweg t.h.v. de Fuutlaan, StationswegTramstraat en terrein Raiffeisenstraat:
2.3.1 voor een éérste vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar de genoemde terreinen zijn gelegen: Per jaar: € 234,-Per maand: € 19,50 2.3.2 voor een tweede vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar de genoemde terreinen zijn gelegen: Per jaar: € 468,-Per maand: € 39,--
1291
A
Verslagnummer 13
2.3.3 voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars, die gevestigd zijn in de gebieden waar de genoemde terreinen zijn gelegen en voor wie het in het belang van hun beroepsuitoefening noodzakelijk is dat zij daar parkeren: Per jaar: € 1.548,-Per maand: € 129,-2.4 voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunning-plaats bij parkeerapparatuur in nader aan te wijzen gedeelten van: Gebied B: zie Gebied C: zie Omschrijving omschrijving onder 1-B onder 1-C
2.4.1 voor een éérste vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar de genoemde terreinen zijn gelegen: Geldig van maandag t/m zondag: Per jaar: € 234,-€ 234,-Per maand: € 19,50 € 19,50 2.4.2 voor een tweede vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar de genoemde terreinen zijn gelegen: Geldig van maandag t/m zondag: Per jaar: € 468,-€ 468,-Per maand: € 39,-€ 39,-2.4.3 voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars die gevestigd zijn in een gebiedsdeel waar de vergunningplaatsen bij parkeerapparatuur zijn gelegen en voor wie het in het belang van hun beroeps- en bedrijfsuitoefening noodzakelijk is dat zij daar parkeren: Geldig van maandag t/m vrijdag: Per jaar: € 696,-€ 696,-Per maand: € 58,-€ 58,-Geldig van maandag tot en met zaterdag: Per jaar: Per maand: 2.5
€ €
828,-69,--
€ €
828,-69,--
voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats op nader aan te wijzen gedeelten van het terrein Bomansplaats:
1292
A
Verslagnummer 13
2.5.1 voor een éérste vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar het genoemde terrein is gelegen: Geldig van maandag t/m zondag: Per jaar: € 234,-Per maand: € 19,50 2.5.2 voor een tweede vergunning af te geven aan bewoners van het gebied waar het genoemde terrein is gelegen: Geldig van maandag t/m zondag: Per jaar: € 468,-Per maand: € 39,-2.5.3 voor een op naam of kenteken gestelde vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars die gevestigd zijn in het gebied waar het genoemde terrein is gelegen en voor wie het in het belang van hun beroepsuitoefening noodzakelijk is dat zij daar parkeren: Geldig van maandag t/m vrijdag: Per jaar: € 696,-Per maand: € 58,-geldig van maandag t/m zaterdag: Per jaar: Per maand:
€ 828,-€ 69,--
2.6 Ten behoeve van pilot “betaald Parkeren binnen de Ring”: 2.6.1 voor een op naam of kenteken af te geven vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan bewoners van het gebied Past. Petersstraat (tussen de Kruisstraat en de Veldm. Montgomerylaan), Veldm. Montgomery laan (tussen Past. Petersstraat en de Gildelaan) en de Gildelaan: Geldig van maandag t/m zaterdag Per jaar: € 120,20 Per maand: € 10,10 2.6.2 voor een op naam of kenteken af te geven vergunning voor een vergunningplaats, af te geven aan beroeps- of bedrijfsuitoefenaars van het gebied Past. Petersstraat (tussen de Kruisstraat en de Veldm. Montgomerylaan), Veldm. Montgomerylaan (tussen Past. Petersstraat en de Gildelaan) en de Gildelaan: Geldig van maandag t/m zaterdag Per jaar: € 230,88 Per maand: € 19,24 Behoort bij raadsbesluit van 30 oktober 2003 tot vaststelling van de Tarieventabel 2004, behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2004.
1293
A
Verslagnummer 13
Eindhoven, 6 november 2003. De griffier.
1294
A
Verslagnummer 13
Bijlage 1: overzicht tarieven gemeentelijke belastingen en rechten 2003/2004.
Naam heffing Onroerende zaakbelastingen OZB-g woning OZB-g niet woning OZB-e woning OZB-e niet-woning
Tarief 2003 onafgerond
Tarief 2003 Tarief 2004 afgerond onafgerond
Tarief 2004 afgerond
€ € € €
2,121 3,405 2,645 4,256
€ € € €
2,12 3,41 2,65 4,26
€ € € €
2,191 3,517 2,732 4,396
€ € € €
2,19 3,52 2,73 4,39
49,397
€
49,50
€
53,577
€
56,00
€
99,00
€
112,493
€
112,00
€
247,50
€
281,234
€
280,00
€
558,00
Hondenbelasting Hondenbelasting eerste € hond Hondenbelasting elke volgende hond Hondenbelasting kennel Standplaatsgeld autobusdiensten Standplaatsgeld autobusdienst per jaar
€
540,000
€
540,00
€
45,223
€
45,00
€
46,715
€
46,50
€
0,207
€
0,21
€
0,214
€
0,21
€
0,207
€
0,21
€
0,214
€
0,21
Toeristenbelasting
€
2,000
€
2,00
€
3,500
€
3,50
Reinigingsheffingen Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht (AFV/REIN): 1.1.1 1.1.2
€ €
150,090 251,100
€ €
150,00 251,00
€ €
155,043 259,386
€ €
155,00 259,00
Standplaatsgeld autobusdienst per maand Kanaalrechten Gebruik Beatrixkanaal voor vaartuigen Gebruik Beatrixkanaal voor houtvlotten
1295
A
Naam heffing 1.2.1 1.2.2.1 1.2.2.2 1.2.2.3 2.1.1 2.2.1 2.2.2 2.2.3
Verslagnummer 13
Tarief 2003 onafgerond € 6,492 € 2,000 € 5,000 € 11,000 € 205,360 € 6,492 € 2,000 € 4,500
Rioolrechten Rioolrechten eigendom € Rioolrechten gebruik € Parkeerbelastingen 11.1 11.2 11.3 11.3 1a 1a 1b 1b 2a 2b 2c 2d 3c 3.1.1 / 2.1.1 3.1.1 / 2.1.1 3.1.2 / 2.1.2 3.1.2 / 2.1.2 3.1.3 / 2.1.3 3.1.3 / 2.1.3 3.2.1 / 2.2.1 3.2.1 / 2.2.1 2.2.2 2.2.2. 3.2.2 3.2.2
139,348 192,408
Tarief 2003 afgerond € 6,50 € 2,00 € 5,00 € 11,00 € 205,00 € 6,50 € 2,00 € 4,50
€ €
139,00 192,00
€ € € € € € € € € € € €
29,50 36,30 136,13 13,13 0,20 4,50 0,20 3,00 4,50 3,00 3,00 3,00
18,876
€ € € € € € € €
106,80 8,90 246,00 20,50 30,60 2,55 228,00 19,00
68,831
€ €
828,00 69,00
€
8,920
€
20,393
€
2,538
€
€
Tarief 2004 onafgerond € 6,706
€ €
212,137 6,706
€ €
143,946 198,757
€
9,214
€
21,066
€
2,622
€
19,499
1296
Tarief 2004 afgerond € 6,70 € 2,00 € 5,00 € 11,00 € 212,00 € 6,70 € 2,00 € 4,50
€ €
144,00 199,00
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € €
43,00 40,00 205,-15,00 0,40 4,80 0,50 3,00
0,03 110,40 9,20 252,00 21,00 31,20 2,60 234,00 19,50 468,00 39,00
A
Naam heffing 3.2.2 / 2.2.3 3.2.2 / 2.2.3 3.3.1 3.3.1 3.3.2 3.3.2 2.2.3 2.2.3 2.2.3 2.2.3 2.3.1 2.3.1 2.3.2 2.3.2 2.3.3 2.3.3 2.4.1 2.4.1 2.4.2 2.4.2 2.4.3 2.4.3 2.4.3 2.4.3 2.5.1 2.5.1 2.5.2 2.5.2 2.5.3 2.5.3 2.5.3 2.5.3 2.6.1 2.6.1 2.6.1 2.6.1
Verslagnummer 13
Tarief 2003 onafgerond €
86,674
€
17,841
€
99,415
Tarief 2003 afgerond € 1.044,00 € 87,00 € 213,00 € 17,75 € 1.188,00 € 99,00
Tarief 2004 onafgerond €
89,534
Tarief 2004 afgerond € 1.080,00 € 90,00
€ 1.320,-€ 110,00 € 1.548,00 € 129,00 € 234,00 € 19,50 € 468,00 € 39,00 € 1.548,00 € 129,00 € 234,00 € 19,50 € 468,00 € 39,00 € 696,00 € 58,00 € 828,00 € 69,00 € 234,00 € 19,50 € 468,00 € 39,00 € 696,00 € 58,00 € 828,00 € 69,00 € 120,20 € 10,10 € 230,88 € 19,24
1297
A
Verslagnummer 13
Bijlage 2: Overzicht van aanpassingen in de tekst van de verordeningen met betrekking tot de gemeentelijke belastingen en rechten voor 2004. Onroerende zaakbelastingen. artikel 8 lid 2: betaling van de aanslagen middels automatische incasso. In 2003 was automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan € 100,-- doch minder dan € 2.200,--. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar € 40,-- respectievelijk € 2.400,--, zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen.
Hondenbelasting. b artikel 8, onderdeel k. Vrijstellingen. In de verordening voor 2003 was opgenomen dat geen hondenbelasting wordt geheven voor honden die in het kader van een opleiding tot gehandicaptenhond door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland, worden gehouden door een pleeggezin. Voorgesteld wordt voor 2004 deze vrijstelling ook van toepassing te verklaren in de situatie dat deze opleiding wordt verzorgd door de Stichting Hulphond Nederland. Deze door Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) erkende stichting is een non-profit organisatie die speciale hulphonden opleidt voor en ter beschikking stelt aan mensen met een motorische of auditieve handicap. b Artikel 11 lid 2: betaling van de aanslagen middels automatische incasso. Op grond van de verordening voor 2003 was het in 2003 voor het eerst mogelijk de aanslag hondenbelasting te betalen via automatische incasso in twee termijnen. Er werd niet of nauwelijks van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Voorgesteld wordt deze bepaling voor 2004 te schrappen. Rioolrechten. Artikel 11 lid 2: betaling van de aanslagen middels automatische incasso. In 2003 was automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan € 100,-- doch minder dan € 2.200,--. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar € 40,-- respectievelijk € 2.400,--, zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen. Reinigingsheffingen. b Artikel 9 (ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang). Voorgesteld wordt een lid 5 aan dit artikel toe te voegen, inhoudende het tijdstip van verschuldigd zijn van de belasting verschuldigd voor het verwijderen van colli en voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op het milieupark.
1298
A
Verslagnummer 13
b Artikel 10 lid 2 (automatische incasso). In 2003 was automatische incasso in negen gelijke termijnen mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan € 100,-- doch minder dan € 2.200,--. Voorgesteld wordt deze bedragen te wijzigen naar € 40,-- respectievelijk € 2.400,- zodat betaling via automatische incasso frequenter mogelijk wordt. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen. b Artikel 10 (termijnen van betaling). Voorgesteld wordt een nieuw lid aan dit artikel toe te voegen met betrekking tot het tijdstip van betaling van de belasting welke is verschuldigd voor verwijderen van colli en voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op het milieupark. b Artikel 15. Dit artikel verwijst naar de heffing van een reeds vervallen recht. Voorgesteld wordt deze bepaling te schrappen en de overige artikelen te vernummeren. b Artikel 18 (termijnen van betaling). Voorgesteld wordt de mogelijkheid van betaling van automatische incasso van de aanslag reinigingsrecht op te nemen in de verordening. Deze wijze van betaling is, ingevolge de voorgestelde tekst, mogelijk bij een bedrag van de aanslag van meer dan € 40,-- doch minder dan € 2.400,--. Deze additionele service vergroot het betaalgemak van de belastingplichtige en vereenvoudigt de verwerking van betalingen b Hoofdstuk 1.2 onderdeel 1.2.2 van de tarieventabel. Voorgesteld wordt de huishoudelijke afvalstoffen nader te omschrijven. b Hoofdstuk 1.2 onderdeel 1.2.2.3. Voorgesteld wordt de hoeveelheid bouw- en sloopafval te wijzigen van "minder dan 2 m3" naar "meer dan 1 m3 doch minder dan 2 m3", zodat beter aangesloten wordt bij onderdeel 1.2.2.
Standplaatsgeld voor autobusdiensten. In de tekst van de verordening zijn géén wijzigingen opgenomen. Rechten voor het gebruik van het Beatrixkanaal. De tekst van de verordening is gewijzigd in artikel 4 lid 1. In dit artikel werd gesteld dat de rechten voor houtvlotten werden geheven naar de door burgemeester en wethouders vastgestelde inhoudsgrootte. Echter, deze bevoegdheid is gemandateerd naar de ambtenaar belast met de heffing (artikel 231 Gemeentewet). Om deze reden wordt voorgesteld deze tekst te schrappen. Toeristenbelasting. Voorgesteld wordt de tekst van artikel 4 lid 2 (vrijstelling met betrekking tot asielzoekers) aan te passen aan de tekst van de modelverordening toeristenbelasting van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De strekking van de tekst blijft ongewijzigd. Met de gewijzigde tekst voor 2004 wordt aangesloten bij de aangepaste Vreem-
1299
A
Verslagnummer 13
delingenwet. Parkeerbelastingen. b Artikel 2 onderdeel f: de aanduiding van de vergunningplaatsen is geactualiseerd. b Artikel 8 onderdeel b: hier ijn de woorden "alsmede daarbij aanwezige personen" en "waar parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerautomaten" geschrapt. Deze parkeerautomaten staan er niet meer. Er wordt parkeergelegenheid geboden in de parkeergarage onder het Stadhuisplein. b Onderdeel 2 van de tarieventabel had betrekking op parkeren anders dan bij parkeerapparatuur op parkeerterreinen. Deze tekst is vervallen.
1300
A
Verslagnummer 13
Bijlage 3: overzicht privaatrechtelijke tarieven 2003/2004. Inhoud: A. Sport. b Sporthallen. b Gymnastieklokalen. b Indoor Sportcentra. b Tennishallen. b Sportparken. b Tennisbanen. b Zwembaden. b Pétanque. b IJssportcentrum.
B.
Van Abbemusuem.
C.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst.
D. Parkeergarages/fietsenstallingen.
1301
A
Verslagnummer 13
Aantekening vooraf: het tarievensysteem met betrekking tot sport is gewijzigd. Met ingang van 1 september 2004 worden de tarieven opnieuw aangepast. De navolgende tarieven gelden derhalve tot 1 september 2004. Sporthallen
Grote zaalsporten Basketbal Tennis 3 banen Tennis per baan Badminton Volleybal BBC Badminton BBC / GSW Basketbal GSW
2003 Seizoenhuur per klokuur: € 35,-€ 37,-€ 40,50 € 13,25 € 45,-€ 46,-€ 36,--
2003 Incidentele huur per klokuur: € 38,-€ 40,-€ 43,50 € 14,75 € 49,-€ 50,-€ 39,--
2004 Seizoenhuur per Klokuur: € 34,00 € 36,00 € 42,00 € 14,00 € 43,50 € 44,50 € 35,00
2004 Incidentele huur per klokuur: € 37,00 € 39,00 € 45,00 € 15,00 € 48,50 € 49,50 € 37,00
€
€
€
€
39,--
44,--
38,00
42,00
Kleine zaal sporthal Eckart Sportgebruik per klokuur:
2003 € 11,--
2004 € 11,--
Sportzaal Generaal Cronjestraat: Sportgebruik en andere activiteiten Seizoenhuur per klokuur Incidentele huur per klokuur
2003
2004
Gymnastieklokalen
Badminton: Gymnastiek: Andere activiteiten:
2003 Seizoenhuur per Klokuur: € 10,30 € 11,90 € 13,50
€ € 2003 Incidentele huur per klokuur: € 11,-€ 13,50 € 14,50
Indoor Sportcentrum Eindhoven (ISCE): 2003 Dagen / tijden Aantal Seizoenhuur per contract- klokuur (=winterweken contract) Maandag t/m 30 vrijdag 09:00 – 12:00 € 12,75 12:00 – 14:00 € 11,75
17,80 19,60
€ €
2004 Seizoenhuur per Klokuur € 10,10 € 11,70 € 13,20
17,50 19,20
2004 Incidentele huur per klokuur: € 10,70 € 13,20 € 14,20
Totaalprijs seizoen 2002 / 2003
Incidentele huur per klokuur
€ €
€ €
382,50 352,50
1302
14,50 13,50
A
Verslagnummer 13
14:00 – 17:00 17:00 – 23:00 23:00 – 24:00 Zaterdag en zondag 09:00 – 20:00 20:00 – 24:00
€ € €
22 – 26
12,75 15,75 8,95
€ € €
382,50 472,50 268,50
€ € €
14,50 17,75 14,50
Flexcontracten € 15,75 € 14,75
€ €
346,50 324,50
€ €
17,75 16,95
Indoor Sportcentrum Eindhoven (ISCE): 2004 Dagen / tijden Aantal Seizoenhuur per contract- klokuur (=winterweken contract) Maandag t/m 30 vrijdag 09:00 – 12:00 € 13,20 12:00 – 14:00 € 12,10 14:00 – 17:00 € 13,20 17:00 – 23:00 € 16,25 23:00 – 24:00 € 9,25
€ € € € €
396,-363,-396,-487,50 277,50
€ € € € €
15,00 14,00 15,00 18,30 15,00
Zaterdag en zondag 09:00 – 20:00 20:00 – 24:00
€ €
357,50 335,50
€ €
18,30 17,50
22 – 26
Flexcontracten € 16,25 € 15,25
Indoor Sportcentrum Eindhoven (ISCE); zaalvoetbal. Seizoenhuur per klokuur huur per klokuur Stedelijke activiteiten Tennisschool en Fitgym Intern tarief zaalhuur: Intern tarief begeleider / docent: Tennishal Eindhoven-Noord: 2003 Dagen / tijden Aantal Seizoenhuur per contract- klokuur (=winterweken contract) Maandag t/m 32 vrijdag 09:00 – 12:00 n.v.t 12:00 – 14:00 n.v.t
Totaalprijs seizoen Incidentele huur 2003 / 2004 per klokuur
2003 € €
2004 106,-117,--
2003 € 9,10 € 15,90
€ € 2004 € €
110,-121,--
9,40 16,40
Totaalprijs seizoen Incidentele huur 2002 / 2003 per klokuur
€ €
424,-394,--
1303
€ €
15,-15,--
A
14:00 – 16:00 16:00 – 17:00 17:00 – 23:00 23:00 – 24:00 22:00 – 24:00 (blok van twee) Zaterdag en zondag 09:00 – 18:00 18:00 – 23:00 23:00 – 24:00 22:00 – 24:00 (blok van twee)
Verslagnummer 13
n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t
€ € € € €
424,-455,-557,-279,-800,--
€ € € € €
15,-15,-19,-15,-27,--
n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t
€ € € €
557,-528,-454,-800,--
€ € € €
18,-18,-18,-18,--
32
Tennishal Eindhoven-Noord: 2004 Dagen / tijden Aantal Seizoenhuur per contract- klokuur (=winterweken contract) Maandag t/m 32 vrijdag 09:00 – 12:00 n.v.t 12:00 – 14:00 n.v.t 14:00 – 16:00 n.v.t 16:00 – 17:00 n.v.t 17:00 – 23:00 n.v.t 22:00 – 24:00 n.v.t (blok van twee) Zaterdag en 32 zondag 09:00 – 18:00 n.v.t 18:00 – 23:00 n.v.t (Blok van twee)
Totaalprijs seizoen Incidentele huur 2003 / 2004 per klokuur
€ € € € € €
424,-394,-424,-455,-557,-824,--
€ € € € € €
15,-15,-15,-15,-19,-27,--
€ €
557,-526,--
€ €
19,-19,--
Sportparken. Handbalveld (bitumen) a) Per seizoen (zevenhandbalveld): - weekeinde bitumen - per avond
2004
2003 € €
1.030,-173,--
1304
€ €
1.007,-170,--
A
b) Incidenteel; per uur. Hockeyveld Per seizoen; grasspeelveld/kunstgrasveld inclusief toeschouwersvoorziening - grasspeelveld/kunstgrasveld exclusief toeschouwersvoorziening Korfbalveld Per seizoen: Grasspeelveld, 30 x 60 meter Voetbalveld (wedstrijd) Per seizoen: grasspeelveld inclusief toeschouwers voorziening: hoofdveld betaald voetbal hoofdveld amateurvoetbal grasspeelveld exclusief toeschouwers voorziening Rugbyveld Grasspeelveld exclusief toeschouwersvoorziening Zandgrasvelden (oefen) a) Per seizoen (exclusief elektriciteitsverbruik) - per morgen, 50% basistarief - per middag, 75% basistarief - per avond (basistarief) b) Incidenteel per uur (exclusief elektriciteits verbruik) c) Elektriciteitsverbruik p. uur Incidenteel gebruik grasspeelvelden - per uur (basistarief) - per dag, per uur (60% basistarief) - per seizoen, per uur (50% basistarief) (Zand)grasspeelvelden schoolgebruik per uur
Verslagnummer 13
€
12,--
€ 2003
11,70 2004
€
2.351,--
€
2.475,--
€
2.047,--
€
2.002,--
€
846,--
2003 € 2003
€ € €
3.097,-3.097,-2.550,--
€
3.097,--
2004 828,-2004
€ € €
3.028,-3.028,-2.492,--
€
2004 3.028,--
2003
2003
2004
€ € € €
255,-382,50 510,-18,50
€ € € €
250,-375,-500,-18,10
€
10,30
€
10,10
€ € €
40,-24,-20,--
€ € €
39,25 23,-19,20
€
11,-
€
10,75
1305
A
Honkbalveld/softbalveld Per seizoen; - honkbal - softbal - honkbal met lichtinstallatie (exclusief elektriciteitsverbruik) Wieler/skeelerbaan - per dagdeel, per jaar (morgen, middag, avond) - incidenteel per uur - persoonlijk abonnement Atletiekaccommodatie De Hondsheuvels a) Per kalenderjaar: (exclusief elektriciteitsverbruik): - per door-de-weekse avond of zaterdagmorgen - per dagdeel (morgen, middag, avond), met uitzondering van door-de-weekse-avonden en zaterdagmorgen b) Incidenteel: - per uur - schoolgebruik per uur - persoonlijk abonnement
Verslagnummer 13
€ € €
3.097,-1.691,-3.647,--
€ € €
3.028,-1.654,-3.566,--
€
517,--
€
506,--
€ €
25,-20,--
€ €
€
4.122,--
€
4.030,--
€
1.288,--
€
1.260,--
€ € €
Gebruik telefoon bij incidentele huur, kosten per dag exclusief gesprekskosten: €
24,20 19,75
27,50 11,-32,50
€ € €
27,-10,70 32,--
14,--
€
15,40
Tennisbanen: Tennisbaan per seizoen Gravelbaan, exclusief kosten lichtinstallatie en energielasten All-weather baan, exclusief kosten lichtinstallatie en energielasten Tennisbaan per seizoen, per dagdeel: Voormiddag: Namiddag: 1) 08:30-12:00 1) 13:30-17:00
€
4.788,--
€
2004 4.682,--
€
6.149,--
€
6.043,--
2003
Avond: 1) niet verlichte banen, 17:30 – zonsondergang
1306
A
Verslagnummer 13
2) 08:30-10:15
2) 13:00-17:00
2) verlichte banen 17:30 – 20:25 3) 10:30-12:30 3) verlichte banen 20:15-23:00 Dagen: 2003 2004 2003 2004 2003 2004 Maandag-vrijdag 1) € 162,-- € 158,-- 1) € 205,-- € 200,-- € 306,-- € 300,-Zaterdag
1) € 306,--
€ 300,--
2) € 325,--
€ 318,--
€ 306,--
€ 300,--
Zondag verenigingen Zondag particulieren
1) € 306,--
€ 300,--
2) € 325,--
€ 318,-
€ 306,--
€ 300,--
2) € 180,--
€ 175,--
2) € 325,--
€ 318,--
€ 306,--
€ 300,--
3) € 205,--
€ 200,--
Abonnementen per persoon per seizoen: Dagabonnement Middagabonnement Najaarsabonnement
€ € €
2003 70,-€ 35,-€ 23,-€
2004 68,-34,-26,--
Incidenteel gebruik: particulieren per uur (bij aaneengesloten gebruik van € 7,50 € 7,25 minimaal 3 uur geldt korting van 20%) verenigingen per uur € 4,30 € 4,10 Maandag t/m vrijdag, incidenteel vrijkomende banen na 19.30: (60% particulier tarief)
Zwembaden Tongelreep: Recreatie: Losse kaartjes: - Peuters (0 t/m 3 jaar) - Kind / volwassenen Passepartout toegang Passepatout kaart Abonnementen Doelgroep passe-partout toegang Doelgroep passe-partout kaart 65+ pas
€ € € € € € €
1307
2003 1,80 € 4,25 € 1,-42,50 1,70 1,-29,50
€ € € € € €
2004 1,90 4,40 1,-44,70 1,70 1,-31,30 2,60
A
Scholen/groepen: vanaf 25 personen; vanaf 50 personen vanaf 100 personen Inworp kledingkluisje Ir. Ottenbad Recreatie: Losse kaartjes: Peuters (0 t/m 3 jaar) Kind/volwassenen Passe-partout toegang Passe-partout kaart Abonnementen Doelgroep passe-partout toegang Doelgroep passe-partout kaart 65+ pas Eindhovense Gehandicapten Sportvereniging, p.p.p.w Scholen/groepen vanaf 25 personen Zwembaden Abonnementen zwemmen (geldigheidsduur 6 maanden): Abonnementen zwemles, per persoon, per kwartaal Volwassenen: 2003 2004 Kwartaal 1, 2 en 4: € 49,-€ 51,-Kwartaal 3: € 25,50 € 26,50 Ir. Ottenbad: Grote zwemzaal per uur Instructiezwemzaal per uur Tongelreep: a. 50-meterbad per uur - trainingen, voor hurende verenigingen voor 1983 - trainingen voor hurende verenigingen vanaf 1983 - wedstrijden - overige verenigingsactiviteiten
Verslagnummer 13
€ € € €
2,85 2,60 2,40 0,20
€ € € €
2003 € € € € € € €
1,80 3,70 1,-42,50 1,70 1,-29,50
€ €
2,-2,70
3,00 2,75 2,50 0,20
2004 € € € € € € € € € €
1,90 3,70 1,-44,70 1,70 1,-31,30 2,75 2,-2,75
2003 91,-€
2004 91,70
t/m 17 en 55+: 2003 € 39,75 € € 20,50 €
2004 41,-21,50
2003 90,-€ 39,-€
2004 92,-40,--
€
€ €
2003
2004
€
52,--
€
52,--
€ € €
60,-67,-67,--
€ € €
62,-70,-70,--
1308
A
b. 25-meterbad c. instructiebad c.q. reactiveringbad
Verslagnummer 13
€ €
Overige tarieven: a. inschrijfgeld zwemonderricht per persoon € € b. duplicaat voor abonnement c. extra personeel voor zwemonderricht, schoonmaak of toezicht, per persoon per uur € d. borg abonnement €
90,-39,--
5,-3,50
34,-8,--
€ €
€ €
€ €
92,-40,--
5,50 4,--
36,-8,--
Pétanque Binnenbanen Los kaartje, per baan per uur Contract 26 weken per baan per uur, vanaf 30 uur per week Contract 30 weken per baan per uur, vanaf 30 uur per week Contract 26 weken per baan per uur, tot 30 uur per week Contract 30 weken per baan per uur, tot 30 uur per week Toernooi vaste pétanqueverenigingen, 12 banen, per uur Niet commerciële activiteit (géén pétanque) exclusief energie-, schoonmaak- en opbouwkosten, gehele hal per uur Commerciële activiteit (géén pétanque) exclusief energie-, schoonmaak- en opbouwkosten, gehele hal per uur Buitenbanen Los kaartje, per baan per uur Bocciabanen Los kaartje, per baan per uur IJssportcentrum. Kaarten voor één bezoek, per persoon 0 t/m 3 jaar Los kaartje 10-rittenkaart (1 jaar geldig)
€
2003 3,15 €
2004 3,25
€
46,15
€
47,70
€
53,25
€
55,--
€
66,25
€
68,50
€
76,50
€
79,--
€
20,70
€
21,40
€
37,60
€
39,--
€
75,--
€
77,50
€
3,15
€
3,25
€
6,30
€
6,50
2003
€ €
1309
gratis 4,25 € 36,00 €
2004 gratis 4,40 39,60
A
Skate-kaart toegang Skate-kaart Skate-kaart doelgroepen Bezoekers (volwassen niet schaatsers) 65+ pas Groepen vanaf 25 personen Groepen vanaf 50 personen Groepen vanaf 100 personen Abonnementen (geldigheidsduur zes maanden) Persoonlijk abonnement
Verslagnummer 13
€ € € €
1,00 42,50 29,50 2,20 2,70 2,50 2,20
€ € € € € € € €
1,-44,70 31,30 2,50 2,60 3,-2,75 2,50
€ € €
€
91,00
€
91,70
Schaatsles, per persoon Volwassenen, vanaf € 5,-€ Jeugdigen vanaf € 4,50 € (prijzen schaatslessen zijn basisprijzen per les, afhankelijk van tijdstip en aantal lessen) Verenigingen a. IJshockeybaan, per uur Schoonmaakkosten, o.b.v. werkelijke kosten b. 400 meterbaan, per uur Recreatief schaatsen in verenigingsverband Trainingsbaan (60 x 30 meter) Trainingsbaan (60 x 30 meter) t.b.v. recreatief gebruik Overige tarieven Inschrijfgeld schaatsonderricht per persoon Borg voor abonnement, passe-partout, 10-rittenkaart
5,-4,50
€
68,--
€
68,--
€ € € €
233,-320,-42,-81,--
€ € € €
233,-320,-42,-84,--
€
5,00
€
5,15
€
8,00
€
8,--
€
8,50
€ €
9,-4,--
Extra personeel voor schaatsonderricht, schoonmaak of toezicht: per persoon, per kwartier. Duplicaat Van Abbemuseum Volwassenen Kinderen tot 12 jaar Groepen vanaf 15 personen 65+ ers Scholieren tot en met 18 jaar Met studentenpas
€ € € € €
1310
2003 8,50 Gratis 6,-6,-4,-4,--
€ € € € €
2004 8,50 Gratis 6,-6,-4,-4,--
A
Verslagnummer 13
CJP Rondleiding per uur
€ €
4,-65,--
€ €
4,-65,--
Gemeentelijke fietsenstallingen 2003 2004 Fietsen: € 0,35 € 0,50 a. dagtarief b. avondtarief € 0,70 € 1,-Bromfietsen € 0,35 € 1,-a. dagtarief b. avondtarief € 0,70 € 2,-Toelichting: 1. Gemeentelijke fietsenstallingen: Heuvelgalerie, Stationsplein / VVV en de Kerkstraat, W.C. Woensel; 2. Tarief fietsenstalling W.C. Woensel blijft ongewijzigd op € 0,35 voor fietsen en bromfietsen tot na de verbouwing. 3. Ten tijde van het opstellen van dit dossier waren bovenstaande tarieven voor 2004 nog niet definitief bekend. Genoemde tarieven berusten op een voorstel. Gemeentelijke parkeergarages eerste 5 uur tweede 5 uur dagtarief
2003
2004
€ 0,20 per 8 minuten € 0,20 per 12 minuten € 12,50
€ 0,40 per 15 minuten € 0,50 per 30 minuten € 13,--
Abonnementen: a 5 dagen b per jaar c 6 dagen d per jaar e 7 dagen f per jaar
€ 69,-- per maand incl. BTW € 828,-- incl. BTW € 87,-- per maand incl. BTW € 1.044,-- incl. BTW € 99,-- per maand incl. BTW € 1.188,-- incl. BTW
€ 90,-- per maand excl. BTW € 1.080,-- excl. BTW € 110,-- per maand excl. BTW € 1.320,-- excl. BTW € 129,-- per maand excl. BTW € 1.548,-- per maand excl. BTW
Bewonersabonnementen, voor een eerste aanvraag: a. 7 dagen: € 19,-- per maand incl. BTW b. per jaar: € 228,-- incl. BTW Bewonersn.v.t. abonnementen, voor een tweede aanvraag: a. 7 dagen:
€ 19,50 per maand incl. BTW € 234,-- incl. BTW
€ 39,-- per maand incl. BTW
1311
A b.
Verslagnummer 13
per jaar:
Uitrijkaarten
€ 468,-- incl. BTW € 4,50 per stuk incl. BTW (alleen voor bedrijven)
€ 4,80 per stuk excl. BTW
Toelichting: 1. Gemeentelijke parkeergarages: Mathildelaan, De Witte Dame, Stadskantoor, Kennedy. 2. De tarieven van abonnementen in de gemeentelijke garages zijn gelijk aan de tarieven voor een vergunning op een terrein in het centrumgebied, met dien verstande dat de tarieven voor parkeergarages excl. BTW zijn (met uitzondering van de tarieven voor bewonersvergunningen). Hierdoor ontstaan gelijkwaardiger tarieven. 3. Ten tijde van het opstellen van dit dossier waren bovenstaande tarieven voor 2004 nog niet definitief bekend. Genoemde tarieven berusten op een voorstel.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Inenting van jeugdigen volgens Rijksvaccinatieprogramma Vaccinaties. Consult gekoppeld aan vaccinatie Consult zonder vaccinatie Kinderen tot 16 jaar onder begeleiding van consultbetalende ouders wordt geen consult in rekening gebracht. Voor grote groepen prijs op aanvraag. Vaccinaties exclusief consult: - DTP - FMSE - Gele koorts - Havrix 1440 - Havrix 720 (junior) - Hepat.A - 1cc IMMUNOGL. - Hepat.A - 2cc IMMUNOGL. - Hepat.A - 3cc IMMUNOGL. - Hepat.A - 4cc IMMUNOGL. - Hepat.A - 5cc IMMUNOGL. - Hepatitis B - Meningitis - Polio
2003 Gratis
2004 Gratis
€ €
12,50 23,50
€ €
13,-26,--
€ € € € € € € € € € € € €
20,50 43,-31,50 58,-40,50 18,-22,-26,50 30,-33,-38,-38,-18,50
€ € € € € € € € € € € € €
22,50 47,-34,-63,50 4,-19,50 24,-29,-32,50 36,50 41,50 41,50 20,--
1312
A -
Rabies Tetanus Twinrix Typhim Vi Vivotif Berna
H.I.V. - H.I.V.-test H.I.V.-consult zonder test Diverse artikelen: - Boekje gezond in de tropen - Boekje kind in de tropen - Boekje hoogteziekte - Klamboeman - Carekit (nieuw) T.B.C.-bestrijding: - Mantoux - X-thorax - BGC-vaccinatie Deze werkzaamheden worden in rekening gebracht voorzover zij niet worden verricht in het kader van de W.C.P.V. Overige dienstverlening. b Cursus stoppen met roken - per persoon - leden thuiszorg per persoon - per groep (bedrijven) Bij verschillende ziektekostenverzekeraars kan een gedeelte van het cursusbedrag na afloop van de cursus worden gedeclareerd. b Het gebruik van de infobus per dag: - uitgaande van of in samenwerking met de GGD t.b.v. de Eindhovense bevolking - uitgaande van een andere vakdienst - uitgaande van een andere vakdienst uitgaande van een organisatie, niet t.b.v. de Eindhovense bevolking Voor gereden kilometers buiten Eindhoven wordt € 1,-extra vergoeding gerekend. Uurtarieven algemeen: Arts / psycholoog / beleidsmedewerker A, binnen kantoortijd Arts / psycholoog / beleidsmedewerker A, buiten
Verslagnummer 13
€ € € € €
75,-14,-64,-30,-35,50
€ € € € €
82,-15,50 70,-32,50 39,--
€ €
41,-20,--
€ €
42,-21,--
€ € € € €
9,50 9,50 12,-36,-46,50
€ € € € €
10,50 10,50 13,-39,50 46,50
€ € €
16,50 33,-30,50
€ € €
17,-34,-31,50
€ 120,50 € 96,-€ 1.924,--
€ 124,-€ 99,50 € 1.987,50
€
Gratis 105,50
€
Gratis 109,--
€
185,--
€
191,--
€ 99,50
1313
€ 102,50
A
kantoor tijd Beleidsmedewerker B Verpleegkundige/consulent Doktersassistent Administratief medewerker
Verslagnummer 13
€ € € € €
150,-77,50 55,50 42,-42,--
1314
€ € € € €
154,50 80,-57,50 43,-43,--
A
Verslagnummer 13
Besluit nr. 2. De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2003 en de nadere toelichtingen van 23 september en 28 oktober (honderbelasting) en met verwerking van de aangenomen amendementen A03, A05, A06, A07, A10 en A23 (aangepast ingediend), zoals opgenomen in het overzicht besluitvorming amendementen; besluit: 1 a vast te stellen de programmabegroting 2004-2007, met dien verstande de volgende wijzigingen in de programmalijnen door te voeren: a.1 ten behoeve van de uitvoering van programmalijn S3 “Breedtesport centraal” voor 2004 € 400.000,-- extra te begroten en dit bedrag te dekken uit de Saldi Reserve Specifiek; a.2 ten behoeve van de aanpak van de grondwater-overlastproblematiek b voor het jaar 2004 een extra reservering te doen van € 1 miljoen uit het eigen kapitaal en voor 2004 de rentederving te dekken uit de Saldi Reserve en de structurele dekking van de rentederving te regelen bij de voorjaarsnota 2005-2008; b voor het jaar 2005 hoge prioriteit te geven aan het resterend benodigde bedrag van € 1,1 mln. en hiervoor het college naar dekkingsmogelijkheden te laten zoeken: a.3 ten aanzien van het onderwijsachterstandsbeleid de voorgenomen bezuiniging van € 225.000,-- terug te draaien en qua dekking: b voor het jaar 2004 dit bedrag incidenteel te dekken uit de GSBmiddelen; b bij de voorjaarsnota 2005-2008 de structurele invulling hiervan af te wegen; a.4 ten aanzien van het anti-discriminatiebureau Balans de voorgenomen bezuiniging van € 60.000,-- terug te draaien en qua dekking; b incidenteel voor 2004 het college op te dragen naar alternatieve dekking te zoeken; b bij de voorjaars-nota 2005-2008 de structurele dekking hiervoor te regelen. a.5 ten behoeve van het lenigen van de eerste nood van dak- en thuislozen die in 2004 naar verwachting op de gemeente afkomt voor dat jaar een extra bedrag van € 150.000,-- op te nemen en dit bedrag te dekken uit het restant van het Saldi Reserve Specifiek; a.6 ten behoeve van het nog in 2003 verstrekken van een langdurigheidtoeslag voor senioren een bedrag van € 380.000,-- vrij te maken uit
1315
A
Verslagnummer 13
het eigen kapitaal van de gemeente. De rentederving op te vangen binnen de begroting van de dienst WZI en in het bijzonder: b vast te stellen de indeling in negen raadsprogramma's en 33 programmaonderdelen; c vast te stellen de 33 programmaonderdelen, inhoudelijk en financieel; d vast te stellen de paragrafen en de daarin genoemde actiepunten 2004; e vast te stellen het Grote Stedenbeleid als thema; f in te stemmen met voortzetting van het ontwikkeltraject programmabegroting in samenwerking met de financiële werkgroep; 2 in te stemmen met de gekozen lijn ten aanzien van het minimabeleid; 3 vast te stellen de eerste begrotingswijziging waarin de laatste bijstellingen ten aanzien van het begrotingsboek verwerkt worden; 4 kennis te nemen van de productenramingen 2004-2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
rsm/EC04000054
1316