A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Verslagnummer 19 Bladnummer 1 Aanwezig 43 leden 10 januari 2011
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 16 november 2010, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 19:30 uur, schorsing 20:00 uur, vervolg 20:30 uur, einde 23:15 uur. Uitnodiging aan
R. van Gijzel drs. W.G.F. Aarts E.A.H. van den Berg mw. A.M.J. van den Berk-van Bragt B. Bonsen M. Bouassria H. Bouteibi F. van den Broek F.J.A.G. Depla M. van Dorst J.A.A.M. van Erp mw. J.W.H.M. HeesterbeekSenders M.J. Houben MBA E. Isik mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij mw. B.G.M.W. van Kaathoven mr. P.P.H.A. Leenders J.R. Legrom P.J. van Liempd mw L.H. Lioe-Anjie mw drs. M.C.T.M. List-de Roos E.R. Maas A. Meulensteen
Aanw.
voorzitter D66 OAE Trots op Ned.
X X X
D66 GL PvdA VVD PvdA D66 SP SP
X X X X X X X X
CDA PvdA VVD
X X
SP CDA VVD PvdA PvdA VVD SP PvdA
X X X X X X X X
Uitnodiging aan
drs. J. Verheugt ing. P.A. Mulder ing. T.J.H. van den Nieuwenhuijzen M.F. Oosterveer drs. M.G. Punte mw. drs. E. Quanten A.W.C.M. Raaijmakers R.G.J. Reker A.J.A. Rennenberg mw. drs. R.J.A. Richters K.M. Rijnders mw. M.J.S. de Rooij-Driessen ir. J. Rozendaal mw. P. Sodenkamp N.H. Stoevelaar C.M. Stroek E. Thewissen Y. Torunoglu mw W.C.F.M. Verhees R. Verkroost mw. drs. K. Wagt C.H.B. Weijs A.J.O. Wijbenga J.F.A. van Zijl
Aanw.
griffier OAE GL
X X
VVD VVD D66 PvdA LPF OAE GL LE D66 VVD PvdA CDA LPF VVD PvdA PvdA D66 CDA CDA CDA GL
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
A
Verslagnummer 19
Wethouders:
H. Brink ir. G.C.S.M. Depla mw. drs. M.C.T. Fiers A.M.M.M. Verbakel
ir. J.B. Helms mw. drs. H.T.M. Scholten mw. drs. M.-A. Schreurs gem.secr.
Afwezig met kennisgeving: de heren E. Isik en M.F. Oosterveer.
2
A
Verslagnummer 19
Overzicht van het behandelde
I
Opening en mededelingen 1. Bijzondere gebeurtenis (van 19.30 uur tot 20.30 uur). Schorsing.
II
De heer A.A.M. Engbers heeft het ereteken van Eindhoven ontvangen.
Burgerinitiatief. 1. Aanbieding burgerinitiatief “Gratis bus voor 55+”.
Burgerinitiatief is aangeboden.
2. Voorstel ontvankelijkheidstoets burgerinitiatief “Gratis bus voor 55+". (Voorstel 10R4044).
Akkoord met inachtneming van ordevoorstel.
III
Vaststellen van de volgorde van de agenda.
Geen wijzigingen.
IV
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad. Partij
Onderwerp
Beantwoord door:
GroenLiinks
Pand Kanaaldijk
Wethouder mw. drs. M.C.T. Fiers
Toezegging wethouder mw. drs. M.C.T. Fiers (zie bijlage).
Wethouder ir. J.B. Helms
Toezegging wethouder Ir. J.B. Helms (zie bijlage).
PvdA
V
Fout geparkeerde fietsen
Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen. 1. Voorstel: rekenkamerrapport: “Grip op het apparaat”. (Voorstel 10.R3992.001).
Akkoord (unaniem). Amendement A3 is aangenomen (unaniem).
2. Voorstel tot het vaststellen van de Citymarketingstrategie. (Voorstel 10.R3997.001).
Akkoord (unaniem). Amendement A4 is aangenomen
3
A
Verslagnummer 19
(unaniem). Motie M2 is aangenomen (unaniem).
3. Voorstel tot het onttrekken aan de openbaarheid van een gedeelte van de Akkoord (unaniem). Beatrixkade. (Voorstel 10.R4030.001). VI
Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen. Akkoord. Amendement A1 is ingetrokken. Motie M3 is aangenomen. (Zie onder voorstel) Toezegging wethouder PvdA, VVD, D66, GroenLinks, SP, OuderenAppèl en mw. drs. M. Schreurs (zie bijlage). ‘leefbaar eindhoven’ CDA, Lijst Pim Fortuyn en Trots Op Nederland Lijst Rita Verdonk
1. Voorstel met tweede nadere toelichting Renovatiekrediet voor de verbouwing van de Ventoseflat. (Voorstel 10.R3995.001). Voorstel: Stemming: Voor: Tegen:
VII
43 34 9
Motie M3: Stemming: Voor:
43 26
Tegen:
17
VVD, D66, CDA, OuderenAppèl, Lijst Pim Fortuyn, ‘leefbaar eindhoven’ en Trots Op Nederland Lijst Rita Verdonk PvdA, GroenLInks en SP
Actuele moties. 1. AcM1A
OuderenAppèl
Wilde dieren in het circus
AcM1A is verworpen. (Zie onder AcM1A).
Actuele Motie AcM1A: Stemming: 43 Voor: 13 CDA, OuderenAppèl, Lijst Pim Fortuyn, ‘leefbaar eindhoven’ en Trots Op Nederland Lijst Rita Verdonk Tegen: 30 PvdA, VVD, D66, GroenLinks en SP 2. AcM2
OuderenAppèl
Raadsenquênte inhuur derden AcM2 is verworpen. (Zie onder AcM2).
Actuele Motie AcM2:
4
A VIIB
Verslagnummer 19
Stemming: Voor: Tegen:
43 4 39
OuderenAppèl en ‘leefbaar eindhoven’ PvdA, VVD, D66, CDA, GroenLinks, SP, Lijst Pim Fortuyn en Trots Op Nederland Lijst Rita Verdonk
Initiatiefvoorstellen. 1. Initiatiefvoorstel Duurzaam Eindhoven. (Voorstel 10R4068). Ingediend door de heer T.J.H. van den Nieuwenhuijzen namens de fractie GroenLinks.
Behandeling in de commissie Economie en Mobiliteit.
VIII
Raadsinformatiebrieven ter kennisname.
Akkoord.
IX
Ingekomen stukken. Voorgesteld wordt de stukken onder A voor kennisgeving aan te nemen. A1. Stichting Vrije Recreatie te Meerkerk, brief d.d. 12 oktober 2010. Inzake toeristenbelasting.
Akkoord.
A2. Stichting Voedselbank Eindhoven e.o. te Eindhoven, brief d.d. 14 oktober 2010. Inzake armoedebestrijding. (10ink25304).
Akkoord.
A3. Vereniging Nederlands Circus Ondernemingen te Apeldoorn, brief d.d. 25 Akkoord. oktober 2010. Inzake Het houden en tonen van circusdieren. (10ink26072). A4. Raad van State te ’s-Gravenhage, brief d.d. 1 november 2010. Inzake uitspraak bestemmingsplan Kapelbeemd-Acht 2007. (10ink26569).
Akkoord.
Voorgesteld wordt de stukken onder B ter afdoening in handen te stellen van het college van burgemeester en wethouders. B1. De heer F. van den Driessche namens de Bijenkorf te Eindhoven, brief d.d. Akkoord. 13 oktober 2010. Inzake Fietsenproblematiek 18 septemberplein. (10ink25084).
5
A X
Verslagnummer 19
B2. De heer K.E.P. van Bommel te Deurne, brief .d.d. 25 oktober 2010. Inzake notitie Spoort de Wet geurhinder en veehouderij met het EVRM? (10ink25978).
Akkoord.
B3. De heer M.T. Slegers te Eindhoven, brief d.d. 31 oktober 2010. Inzake klachten over pand Tongelresestraat 303. (10ink26805).
Akkoord.
Sluiting.
6
A
Verslagnummer 19
Verslag van het gesprokene
I
Opening en mededelingen
I.1 Bijzondere gebeurtenis De heer Van Gijzel: Wat mooi, mijnheer en mevrouw Engbers, dat iedereen voor u gaat staan. Het is een bijzonder moment; dat hebben we niet vaak. Er zijn misschien wel mensen die denken dat wij dit met enige regelmaat doen, maar we doen het bijna nooit. Juist omdat we dit maar zo zelden meemaken, is het zo bijzonder. Namens de gemeenteraad van Eindhoven heet ik u hartelijk welkom in ons midden. Het gaat om u, mijnheer Engbers, en daarom zijn we blij dat u er bent. Uw gezondheid laat de laatste tijd wat te wensen over, maar ik moet zeggen dat u er heel patent uitziet. We zijn heel blij dat u er bent, samen met uw vrouw. Uw vrouw vertelde me zojuist dat u 57 jaar getrouwd bent – ik zal u niet naar de datum vragen hoor, want ik weet het: u trouwde op 7 mei 1953. Niet? Mevrouw Engbers: Het was op 2 mei. De heer Van Gijzel: Op 2 mei! Het is maar goed dat ik niet met u getrouwd ben! We zijn bij elkaar om een heel bijzondere reden. Het is via omtrekkende bewegingen gegaan; u had het eigenlijk helemaal niet mogen weten, maar er is iets niet goed gegaan. Het stond vanmiddag al in Groot Eindhoven, u wist alles al van te voren. Gelukkig gaat het niet om de verrassing, maar om het blijk van waardering dat wij u vandaag willen geven. We willen u in het zonnetje zetten. Onlangs verscheen dit boek, ik weet niet of u het kent. U kent het. Hebt u het ook gelezen? “Arm, arm Eindhoven” van Jan van Schagen. Het is ongeveer anderhalve maand geleden verschenen. Het gaat over Eindhoven; het schetst op een pakkende manier een beeld van vijf jaar armoede op het zand. Hier, op de zandgrond, was geen droog brood te verdienen. Het gaat over armoedebestrijding, wie zich ervoor inzette en hoe dat werd georganiseerd. Het boek verwoordt iets dat wij ons vandaag niet meer kunnen voorstellen: diepe ellende. Ellende waar generatie op generatie in gedompeld werd; er was geen ontsnappen aan. Het ging van vader op zoon en van moeder op dochter en er was geen uitzicht op verbetering. Iedereen die iets wil weten over Eindhoven in die tijd, moet beslist het boek lezen. Het geeft een bijzonder beeld van de sociale geschiedenis. We hebben niet zoveel van die boeken; dit gaat echt over de sociale ontwikkeling van de stad.
7
A
Verslagnummer 19
Er is rondom armoede in de afgelopen decennia heel veel veranderd en gelukkig heel veel verbeterd, in Eindhoven en in heel Nederland. We mogen met recht stellen dat wij ten opzichte van landen, ver van ons vandaan, in grote welvaart leven. In Nederland en ook in onze stad bestaan er echter tot op de dag van vandaag nog grote verschillen in bestaanszekerheid. Eén op de tien Nederlanders leeft op of onder de armoedegrens. Gisteren stond er een artikel in de krant over de rijkste gemeenten: Bloemendaal, Waalre, Nuenen en meer. Dat is dichtbij. Ook de armste gemeente van Noord-Brabant is dichtbij: Helmond. Armoede is een relatief begrip. Als land zijn wij welvarend en ook als stad zijn wij welvarend. Het gaat heel goed met de stad, maar met sommigen gaat het minder. Armoede is vaak onzichtbaar: mensen willen het niet zien en ze willen het niet tonen. Wij spreken van stille armoede, die vaak gepaard gaat met veel verdriet, of, zoals Dré Rennenberg het altijd zegt: die mensen hebben het verrèkkes moeilijk. Ik vertel dit omdat u nu in ons midden bent, want u hebt zich jarenlang ingezet voor arme mensen die daar niet voor wilden uitkomen, maar die u wél wist te vinden en die u probeerde te helpen. U bent iemand die ontzettend veel werk verricht hebt gedurende laatste decennia. U deed dat niet eventjes tien of vijftien jaar, maar uw hele leven. Het wordt hoog tijd dat er eens zichtbaar wordt gemaakt wat u voor onze stad heeft gedaan. U zette zich in, en zet zich nog steeds in, voor sociaal zwakkeren en mensen in financiële nood. Ik vertelde het net al: dat hebt u uw hele leven gedaan. Het begon al heel vroeg. Daarstraks hadden wij het samen over de oorlogsjaren – over de bombardementen bij de Leeuwenstraat en bij het Gerardusplein, waar u woonde. U ging tijdens de oorlogsjaren rond met een pannetje soep. De heer Engbers: Dat was pas ná de oorlog. De heer Van Gijzel: Oh, was dat pas ná de oorlog! Nu ja, in elk geval hebt u wel pannetjes soep rondgebracht, dus toen u nog heel jong was, nam u uw verantwoordelijkheid al. Net na de oorlog was u immers nog maar klein, nietwaar. U probeerde mensen die het hard nodig hadden, te helpen. Laten we eens kijken wat u op dat gebied allemaal gedaan hebt.
U was lid van de Vincentiusvereniging. Dat was u van 1958 tot 2005, zeven en veertig jaar. U hebt in die tijd veel kunnen betekenen en u hebt in al die jaren veel mensen geholpen en gesteund, niet alleen materieel maar ook mentaal. U was vanaf de oprichting in 1995 lid van de gemeentelijke adviescommissie voor het noodfonds. Dat hebt u tot 2000 gedaan. Vanaf 1994 tot en met uw aftreden (eerder dit jaar) was u bestuurslid van het steunpunt materiële hulpvragen, wat verbonden is aan de Catharinakerk en wat geweldig werk voor de stad doet. U bent daar nog steeds actief in de beoordelingscommissie. Daarnaast was u lid van het Samenwerkingsverband
8
A
Verslagnummer 19
Minima Eindhoven – vanaf 1989 tot 2009. Uw hele leven stond eigenlijk in het teken van anderen. Dat deed u niet alleen voor mensen in materiële nood, maar ook voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Aanvankelijk deed u dat via uw werk bij de gemeente Eindhoven. U werkte bij de sociale dienst, waarvan de heer Beel directeur was. Dat weet bijna niemand. Oudpremier Beel was Eindhovenaar, en was hier directeur van de sociale dienst. Toen dit deel van Nederland werd bevrijd, werd hij min of meer interim-premier van Nederland. U werkte dus bij de sociale dienst en verzorgde het administratieve werk voor de stichting Plaatselijke rooms-katholieke nazorg. U trad ook vaak op als voogd of curator, om voor mensen op te treden die dat zelf niet konden. Als medeoprichter bent u vanaf 1956 bestuurslid (onder andere penningmeester) van de Stichting Sociaal pedagogische dienst in Eindhoven. Ik dacht dat die organisatie gevestigd was aan de Vestdijk, maar mijnheer Verheugt vertelde me dat het ergens anders was, op het Gerardusplein, maar toch niet bij u thuis hè? De organisatie staat nu bekend als Stichting MEE. Het bestuurswerk bleef u doen tot 1993. Een ander memorabel feit is dat u elk jaar opnieuw een collecte organiseerde voor verstandelijk gehandicapten in Eindhoven en omgeving. U begint al te lachen, zie ik. De hele familie moest meedoen, hè? Zijn uw kinderen aanwezig? [richt zich tot hen] Daar hebt u warme herinneringen aan hè? Dat u mee de stad in mocht? Mijnheer Engbers, u was rayonleider, wijkhoofd en collectant. Uw betrokkenheid was zo groot dat u de collecteweek altijd samen met uw kinderen deed. Ze werden ingeschakeld op een vaste standplaats in de stad. Waar was dat? Vanaf publieke tribune: Dat was bij Van Piere. De heer Van Gijzel: Die standplaats is er nog wel, maar Van Piere niet meer. Wij kennen die hoek allemaal, vlakbij de Catharinakerk. Mijnheer Engbers, u combineerde zoals niet veel anderen in de stad dat deden een sociaal hart met gevoel voor financiën. Het gaat immers niet alleen om geven, maar ook om beheren. Mensen willen vaak best geven, maar als dat niet goed wordt beheerd in de vorm van een stichting bijvoorbeeld, komt men toch tekort. Het financiële beheer ging u heel goed af. Uit het overzicht van uw verdiensten voor de stad en de mensen in de stad wilde ik nog een paar kleine dingen opnoemen. Kleine dingen in dit lijstje, maar grote dingen zoals u ze deed. U zette zich in voor De Zonnebloem en u zette zich in voor Scouting Eindhoven, wat toen nog niet zo heette. Het was nog gewoon de verkennerij, hè? Voor uw werk bij Scouting heeft u een onderscheiding gekregen, de gouden
9
A
Verslagnummer 19
Jacobsstaf. Dat is iets om heel trots op te zijn. Trots mag u ook zijn op de Koninklijke onderscheiding die u al in 1985 ontving. Daar bent u terecht trots op, en wij zijn dat ook. U was steeds bezig in uw vrije tijd en had het druk met uw werk bij de gemeente, terwijl u óók nog eens een gezin met zes kinderen had. Dat moest allemaal bijgehouden worden. Als blijk van waardering voor u en uw gezin mogen wij u vandaag huldigen. Mensen kunnen dit soort dingen alleen maar doen als hun directe omgeving echt meehelpt. Natuurlijk werd er heus wel eens gemopperd, want iemand heeft wel eens gezegd: “Ad, kom nou eens uit die collectebus!” Mijnheer Engbers, voor uw jarenlange inzet voor de mensen in Eindhoven, in het bijzonder de mensen in financiële nood, wil de gemeenteraad u het ereteken van de stad Eindhoven aanbieden. Dat hebt u, gelet op wat ik zojuist allemaal over u heb verteld, heel erg verdiend. Met zijn allen zijn wij u buitengewoon erkentelijk voor uw belangeloze inzet voor onze stad, voor de mensen die dat echt nodig hadden. Dank u wel daarvoor. Nu wil ik u het ereteken opspelden. [Applaus en ereteken opspelden] De heer Engbers: Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik niet zo’n spreker in het openbaar ben, maar in dit huis, waar mondelinge uitdrukkingsvaardigheid hoogtij viert, zal ik mijn best doen om dit te verbeteren. Toen ik nog in de top van die hoge toren hiernaast werkte, wees mijn chef erop dat het gebruik van veel superlatieven afbreuk aan je betoog kon doen. Toch wil ik nu met twee superlatieven beginnen: ik ben enorm verrast door de toekenning van dit ereteken en ik ben er geweldig door vereerd. Ik twijfel of ik het wel verdiend heb. Dat ik heb kunnen doen wat ik gedaan heb, dank ik op de eerste plaats aan het goede voorbeeld dat mij in het ouderlijk gezin werd gegeven. Mijn ouders waren mensen die in het begin van de vorige eeuw, in een tijd dat er nauwelijks sociale voorzieningen waren, wisten te delen. Zij gaven onderdak aan familieleden die vastgelopen waren. Bij de bevrijding van Eindhoven, toen zij beiden toch al bejaard waren, konden er nog twee oorlogsslachtoffers bij. De deur stond altijd voor iedereen open. Letterlijk elk lid van ons gezin was maatschappelijk geëngageerd, en handelde daarnaar. Dat ik heb kunnen doen wat ik gedaan heb, dank ik op de tweede plaats aan mijn vrouw en kinderen, die mij in de huiselijke kring nogal eens moesten missen. Vroeger zat ik in de siercommissie van onze parochie, dat was in de vijftiger jaren. Als er een processie was, was ik daar van de vroege ochtend tot de late avond mee bezig. Ons mam zei dan altijd: wij hebben geen vaderdag – wij hebben dág vader!
10
A
Verslagnummer 19
Mijn vrouw en mijn kinderen hebben mij altijd gesteund. Bij de jaarlijkse collecte voor de verstandelijk gehandicapten was het hele gezin in touw. Ik heb in de jeugdbeweging mogen werken. Daar heb ik veel geleerd, maar ook veel plezier gehad. In de zorg aan verstandelijk gehandicapten heb ik mogen meewerken aan een goede ombouw van de Stichting plaatselijke rooms-katholieke nazorg naar de regionale Stichting pedagogische dienst. Ik mocht zijdelings bijdragen aan de ontwikkeling van effectieve zorg, van het in hokjes stoppen tot integrale opneming in de maatschappij. Met veel genoegen kijk ik op die tijd terug.
Eind jaren vijftig werd ik lid van de Vincentiusvereniging. Met het vooruitzicht dat de bomen niet eindeloos tot in de hemel zouden blijven groeien, hebben we de zaak jaren draaiend gehouden, en toch de nodige hulp verleend. Toen in het midden van de tachtiger jaren bleek dat de groei van de bomen stopte, moesten wij steeds meer hulp verlenen. Omstreeks 1995 werd het steunpunt materiële hulpverlening opgericht, een stedelijk initiatief van de Catharinaparochie. In dat steunpunt konden we meteen volop aan de bak. Als ik het grote scala aan mensen zie die zich ten behoeve van de in armoede verkerende cliënten inzetten – medewerkers van vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties en zelfs van de sociale dienst – dan kan ik niet anders dan met de grootste nadruk stellen dat zij in dit ereteken moeten delen. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te wijzen op twee groeperingen waar ik in deelnam, en nog deelneem. Dat is ten eerste het Samenwerkingsverband Minima Eindhoven. Ik heb dit steeds ervaren als een sterk stuwende kracht in het armoedebeleid van de gemeente. Ik zou daar frappante staaltjes van kunnen vertellen. Ten tweede is dat het Steunpunt materiële hulpvragen. Hierin is een groot aantal gemotiveerde medewerkers bezig. Ze houden wekelijks enkele spreekuren, luisteren naar hulpvragers, lenigen zonodig de eerste nood en verwijzen de duurdere en moeilijkere gevallen door naar de beoordelingscommissie die gemachtigd is om te handelen, na het bekijken van de aanvraag. De manier waarop het steunpunt haar taak vervult, is voor de gemeente enige jaren geleden aanleiding geweest om het steunpunt de uitvoering van het noodfonds toe te vertrouwen. Het steunpunt kan nu middels een noodvoorziening hulp bieden bij acute of dreigende noodsituaties, waarbij de reguliere hulpverlening niet, of niet snel, hulp kan bieden. Het noodfonds is een aanzienlijke uitbreiding van de mogelijkheden om mensen in nood te helpen en maakt een niet weg te denken deel uit van het steunpunt. Nu kunnen we nog meer ingrepen in huishoudens, zoals daar zijn huisuitzettingen en afsluiting van energie, voorkomen, en is het mogelijk om mensen sneller en beter in het traject van de schuldhulpverlening te krijgen. Ten slotte: natuurlijk gaf het werk me voldoening, maar tegelijkertijd realiseer ik me dat het dáár niet om moet gaan. Het gaat erom elkaar te helpen en vooral te trachten ieder mens tot zijn recht te laten komen.
11
A
Verslagnummer 19
De heer Van Gijzel: Nu wordt u allen van harte uitgenodigd om naar de Hal van Honderd te gaan om de heer en mevrouw Engbers te feliciteren. Openbare raadsvergadering Voorzitter: Ik verzoek de raadsleden om hun plaatsen in te nemen en ik open de vergadering. Graag een moment stilte om het werk van de raad te overdenken. [Stilte] Dank u wel. Welkom aan de mensen op de publieke tribune en aan de mensen thuis. Er is bericht van verhindering binnen gekomen van mevrouw Söderkamp. Zijn er nog andere berichten van verhindering? Mevrouw Verhees: Mijnheer Isik is ziek, voorzitter. Mevrouw List: Mijnheer Oosterveer gaat het vanavond niet meer redden... in verband met zijn zakelijke verplichtingen. Voorzitter: Dat klinkt dramatisch! Zijn er verder nog berichten van verhindering? Dat is niet het geval. Dan gaan we verder met agendapunt II. II
Burgerinitiatief
II.1
Aanbieding burgerinitiatief “Gratis bus voor 55+”
Voorzitter: Komt u naar voren. Indiener (de heer Rennenberg): Voorzitter, geacht college, leden van de raad, toehoorders en kijkers thuis, namens de Grijze Panters is het mij een eer om ons burgerinitiatief “Gratis bus voor 55+” toe te lichten. Niet alleen wordt ons burgerinitiatief gesteund door 1.200 handtekeningen die ik u hierbij graag aanbied, nee, ook politiek gezien ondervinden wij veel steun. Tenminste, als u de verschillende verkiezingsprogramma’s die betrekking hebben op de laatste gemeenteraadsverkiezingen van maart jl. leest. Ik neem aan dat u de volgende citaten zult herkennen. “De Partij van de Arbeid is trots op het succes van gratis openbaar vervoer voor 65+.” “Gratis openbaar vervoer in mijn stad was al in 2002 een speerpunt bij ‘leefbaar.’ “Mede door de inbreng van de Lijst Pim Fortuyn hebben Eindhovenaren boven 65 jaar en kinderen tot 12 jaar inmiddels gratis openbaar vervoer in de stad.”
12
A
Verslagnummer 19
“De Socialistische Partij wil gratis openbaar vervoer handhaven voor 12-min en 65plus.” “Het OuderenAppèl Eindhoven is voorstander van gratis openbaar vervoer.” “D66 wil dat er een goed openbaarvervoerssysteem komt waar mensen gebruik van maken.” “GroenLinks wil meer aandacht voor de verbetering van het openbaar vervoer.” “Volgens de VVD moet het openbaar vervoer beter.” “Het CDA wil een symbolisch, laag tarief voor 12-min en 65-plus.” Kortom, het overgrote deel van de gemeenteraad wil beter openbaar vervoer waarvan veel gebruik wordt gemaakt. Voorzitter, dat is nu precies wat de Grijze Panters beogen met hun burgerinitiatief. Graag geef ik u een toelichting. Erik van Hal, werkzaam bij de gemeente Eindhoven (Verkeer & Transport), concludeert in zijn artikel “Gratis OV is oké” van juni 2009 dat gratis openbaar succesvol is en dat alle doelen zijn gehaald, waaronder - meer mensen met de bus in plaats van met de auto; - een toename van 82% meer reizigers in de doelgroep 65+; - beter gebruik van reguliere openbaarvervoermiddelen, want éénvijfde van de pashouders zegt meer gebruik te maken van de reguliere bus; - ouderen mobieler maken: 82% toename van reizigers in de doelgroep 65+; - imagoverbetering van het openbaar vervoer: 99% van de 65-plussers is positief over de gratis buspas. Dan is er nog een persbericht van 15 maart 2010 waarin wordt gezegd dat Hermes en de gemeente Eindhoven een meerjarige afspraak hebben gemaakt over gratis openbaar vervoer, en het coalitieakkoord 2010-2014, “Werken aan morgen,” spreekt nergens over het opnieuw invoeren van betaald openbaar vervoer voor 65-plussers. We lezen in hoofdstuk 4.9 (Bereikbaarheid) wél het volgende: “De bereikbaarheid in Eindhoven is van groot belang. Wij stimuleren mensen om het openbaar vervoer en de fiets te gebruiken.” Voorzitter, wat goed is, willen wij graag behouden en uitbouwen. Een uitbreiding van de regeling naar 55-plussers zal een bijdrage leveren aan een aantal zaken: verhoging van de mobiliteit onder senioren en een kleine koopkrachtverbetering voor een groep die hevig onder vuur ligt. Zo laten inwoners van Vaartbroek ons weten dat zij de mogelijkheid om gratis met het openbaar vervoer te reizen zien als een aanvulling op hun AOW c.q. kleine pensioen. Het terugdringen van de sociale eenzaamheid onder ouderen: Spanjaarden uit de Heesterakker laten ons weten dat Spaanse inwoners van Eindhoven gebruik maken van het gratis openbaar vervoer om elkaar wekelijks te treffen in de bibliotheek, voor een praatje en een kopje koffie. Ook de veteranen uit Eindhoven en omgeving maken veelvuldig gebruik van openbaar vervoer om elkaar wekelijks te ontmoeten in het Veteranenhuis. Gratis openbaar vervoer leidt tot vermindering van het gebruik van auto’s in de stad, waardoor
13
A
Verslagnummer 19
volgens Van Hal de totale bereikbaarheid van de stad toeneemt. Voor € 5,= per inwoner moet volgens ons gratis openbaar vervoer voor ouderen mogelijk zijn. Nu wordt er jaarlijks € 500.000 uitgegeven. Voorzitter, de Grijze Panters zijn van mening dat gratis busvervoer voor 55+ een nog groter succes zal worden dan de huidige gratis openbaarvervoersregeling. Gelet op de grote hoeveelheid aanknopingspunten in de verschillende verkiezingsprogramma’s en het succes van het huidige openbaar vervoer verzoeken wij het college en de raad een dialoog aan te gaan met als beoogd doel om “Gratis bus voor 55+” mogelijk te maken. Ik overhandig u hierbij graag de handtekeningen. Voorzitter: Dank u wel, en bedankt voor uw toelichting. Het presidium heeft over het burgerinitiatief gesproken, en vastgesteld dat het ontvankelijk is. Ik stel voor om het ter afhandeling in handen te stellen van de commissie Economie & Mobiliteit. Mevrouw Verhees: Voorzitter, mag ik een ordevoorstel doen? Het is gebruikelijk dat een burgerinitiatief dat in de raadsvergadering wordt aangeboden in de eerstvolgende commissievergadering wordt besproken. Ik zou daar in dit geval van willen afwijken, en de bespreking iets willen uitstellen. De indiener haalde het al aan: de Partij van de Arbeid is trots op het openbaar vervoer. Nu komt er in het voorjaar een evaluatie over de pilot openbaar vervoer, die wij graag willen afwachten. Daarnaast is de lijn van de Partij van de Arbeid momenteel dat wij moeite hebben met nieuwe plannen, omdat we aan het einde van het jaar een grote bezuinigingsafweging gaan maken. Wij willen dit plan dusdanig serieus en inhoudelijk behandelen, dat wij echt vinden dat we die twee zaken nodig hebben om een goede afweging te kunnen maken. Dus ik zou willen voorstellen om het burgerinitiatief niet in de eerstkomende commissievergadering te bespreken, maar deze twee afwegingen af te wachten.
Voorzitter: Dank u wel. Ja, u kijkt nu wel naar de indiener, maar die gaat er niet meer over, hoewel hij nog wel rustig achter het spreekgestoelte staat te wachten. Mijnheer Houben? De heer Houben: Dank u wel, voorzitter. Het CDA pleit ervoor om het burgerinitiatief in de vroegst mogelijke commissieronde te behandelen, dus zo snel mogelijk. Daar hebben wij twee redenen voor. De eerste reden is dat het burgerinitiatief een van de mogelijkheden voor de inwoners van Eindhoven is om met eigen initiatieven te komen. Als je mensen dan lang laat wachten voor je ze antwoord geeft, ontmoedig de burgerinitiatieven. Ten tweede: de indiener heeft het daarstraks zelf al voorgelezen – het CDA heeft een heel duidelijke mening over dit burgerinitiatief. Wij hoeven niet nog allerlei evaluaties af te wachten voor wij daarover onze mening kunnen verkondigen.
14
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Mijnheer Rijnders.
De heer Rijnders: Dank u wel, voorzitter. Om recht te doen aan initiatieven van burgers, zoals dit over gratis openbaar busvervoer voor 55-plussers zijn wij van ‘leefbaar eindhoven’ van mening dat aanvullende informatie aangaande de ontwikkelingen in deze economisch turbulente tijd meer dan welkom zijn om dit initiatief goed op waarde te kunnen schatten alvorens wij hierover een uitspraak kunnen doen. Ik ga dus mee met het ordevoorstel van mevrouw Verhees van de Partij van de Arbeid, om het initiatief zorgvuldig te kunnen beoordelen en de financiële ruimte te kunnen bezien. Voorzitter: Mijnheer Van Zijl namens de fractie van GroenLinks. De heer Van Zijl: Dank u wel, voorzitter. Een burgerinitiatief moet je heel serieus nemen en goed kunnen afwegen met inachtneming van alle aspecten die erbij betrokken zijn. Ik denk dat het voorstel van de Partij van de Arbeid heel reëel is om het volledig tot zijn recht te kunnen laten komen. Voorzitter: Mijnheer Van den Berg. De heer Van den Berg: Voorzitter, volgens mij is het ordevoorstel van de Partij van de Arbeid een wat gemakkelijke truc om een burgerinitiatief ondergeschikt te gaan maken aan een evaluatie. Het wordt niet op zichzelf beoordeeld in het debat. Wij zijn voorstander van een debat in de commissievergadering op zo kort mogelijke termijn. Bij die gelegenheid kunnen we wel bespreken of we de evaluatie nu wel of niet moeten afwachten, of we al dan niet op de evaluatie vooruit willen lopen en of wij het burgerinitiatief zullen afserveren. Zeggen wij: ‘het is sympathiek,’ en wachten wij dan de evaluatie af? Ik denk dat het correct zou zijn om recht te doen aan het burgerinitiatief, en om het inhoudelijk in de eerstvolgende commissievergadering te behandelen. Voorzitter: Mijnheer Reker. De heer Reker: Voorzitter, dank u wel. Er valt iets te zeggen voor de argumenten van de Partij van de Arbeid, maar van de andere kant vind ik dat we burgers meer bij het bestuur moeten betrekken. Dat doen wij onder andere met burgerinitiatieven. Ik denk dat wij dit burgerinitiatief moeten belonen door het in de eerstvolgende commissievergadering op de agenda te zetten. Voorzitter: Mevrouw List. Mevrouw List: Voorzitter, wij begrijpen de afweging wel die de Partij van de Arbeid maakt, maar als VVD-fractie weten wij dat een groot aantal inwoners van Eindhoven
15
A
Verslagnummer 19
dit onderwerp graag wil agenderen. Zij vinden het belangrijk dat wij dat met elkaar bespreken en als fractie vinden wij dat zij recht hebben op een politieke afweging van dit onderwerp. Vandaar dat wij vinden dat het in de eerstvolgende commissievergadering op de agenda kan worden gezet. Voorzitter: Mijnheer Maas.
De heer Maas: Dank u wel, voorzitter. Ook de Socialistische Partij hecht heel veel waarde aan burgerinitiatieven. Ik zou dit het liefst in de volgende commissieronde behandelen, ware het niet dat er in het voorjaar een evaluatie komt van de huidige proef met gratis busvervoer voor 12-minners en 65-plussers. Daarom denken wij dat het met betrekking tot dit specifieke onderwerp beter is om te wachten tot de evaluatie binnen is. Voorzitter: Mevrouw Van den Berk. Mevrouw Van den Berk: Wij hechten heel veel waarde aan het burgerinitiatief en wij willen het graag zo snel mogelijk, in de eerstvolgende commissievergadering, behandeld zien. Voorzitter: Willen anderen hierover nog iets zeggen? Mevrouw Verhees, wilt u nog reageren? Mevrouw Verhees: Ja, ik deed mijn voorstel juist uit respect voor het burgerinitiatief. Ik vind dat wij alle mogelijke inhoudelijke overwegingen moeten kunnen maken om een respectvol oordeel te kunnen vellen. Ik waardeer de interpretatie van mijnheer Van den Berg absoluut niet. De heer Houben: Voorzitter, ik heb een vraag aan mevrouw Verhees. Er zijn wel evaluaties waarop wij al sinds de zomer van 2009 wachten. Wilt u het de burgers die het initiatief indienden aandoen om een uitspraak van de raad bijvoorbeeld pas in 2013 te krijgen? Het is een concrete vraag, voorzitter. Mevrouw Verhees: Dat bezien we dán wel weer, mijnheer Houben. Ik ga er niet bij voorbaat van uit dat er vertraging optreedt. Overigens heb ik twee redenen genoemd waarom ik om uitstel verzoek. Voorzitter: Willen anderen nog reageren? Dat is niet het geval. Ik constateer dat een meerderheid tegen het ordevoorstel is. Wat vindt D66? Die fractie heb ik hierover niet gehoord. De heer Van Dorst: Dat wil ik dan nu wel even doen. Ik vond het niet echt nodig om in deze ronde standpunten te herhalen. Wij zullen met de Partij van de Arbeid
16
A
Verslagnummer 19
meestemmen, met name omdat het om twee argumenten gaat: om de zuivere afweging, het totaalplaatje – gaat het nu om 55-plussers of 65-plussers? En het feit dat het puur op basis van een bezuinigingsvoorstel zou lijken als je nu de afweging zou maken. Dat wil ik het burgerinitiatief ook niet aandoen.
Voorzitter: Dan is mijn inschatting nu dat er een meerderheid vóór uw voorstel is. Dat zal ik dan toch even toetsen. Wie is vóór het ordevoorstel van de Partij van de Arbeid? [Stemmen bij handopsteken]. Voor het ordevoorstel hebben gestemd: de fracties van de Socialistische Partij, GroenLinks, Partij van de Arbeid, D66 en ‘leefbaar eindhoven.’ Daarmee is het ordevoorstel aangenomen. Het burgerinitiatief wordt in handen van de commissie gesteld, maar verschijnt eerst dan op de agenda als het moment daarvoor geschikt is conform het ordevoorstel van mevrouw Verhees. We komen bij de volgorde van de agenda. III
Vaststellen van de volgorde van de agenda
Voorzitter: Is er iemand die een wijziging wil aanbrengen in de volgorde van de agenda? Dat is niet het geval. We komen nu bij het vragenhalfuur. IV
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad
Voorzitter: Er zijn twee vragen ingediend. Eerst de vraag van GroenLinks over het pand aan de Kanaaldijk. Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen, gaat u naar het spreekgestoelte. Dit geeft mij de gelegenheid om u te vertellen dat eerst de vraagsteller het woord krijgt. Daarna komt het antwoord van de wethouder. Vervolgens kan de vraagsteller een reactie geven, en daarna de andere leden. Daarna krijgt het college nogmaals het woord, als dat noodzakelijk is. De vraag wordt doorverwezen naar een commissie als daar aanleiding voor is. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Dank u wel, voorzitter. Op 10 november 2010 is een leegstaand monumentaal pand, ook wel bekend als het oude tapijtcentrum, aan de Kanaaldijk te Eindhoven afgebrand. Dit pand is gekraakt geweest. De gemeente heeft besloten om het pand te ontruimen van krakers. Uit een korte videoclip van Chris de Zeeuw blijkt dat het pand nooit goed beveiligd is geweest, zowel vóór de krakers er hun intrek in namen als daarna werd het pand gebruikt door junks. Er lagen spuiten overal op de vloer en het pand was gemakkelijk toegankelijk. Zo gemakkelijk, dat er regelmatig kinderen speelden – tussen de junks en de spuiten. De krakers hebben het pand opgeruimd in de tijd dat zij er zaten, en de spuiten ingeleverd. Ook joegen zij de kinderen weg als die wilden spelen in het pand. Dat brengt ons tot de volgende vragen, voorzitter.
17
A 1.
2. 3.
Verslagnummer 19
Hoe is nu de situatie aan de Kanaaldijk? Is er nog instortingsgevaar? Kunnen mensen – in het bijzonder kinderen – het pand nog vrij betreden? Is het mogelijk om de eigenaar voorwaarden te stellen met betrekking tot de toegankelijkheid van dit pand, en daarop te handhaven? Hoe zit het dan met andere panden in de stad? Kan de gemeente handhavend optreden in dergelijke situaties?
Voorzitter: Wethouder Fiers. Mevrouw Fiers: Ik heb een andere versie van de vragen voor mij. Is er iets verwisseld? Hm. Ik ga een poging doen. Ik heb hier staan: “Bent u het met GroenLinks eens...” Voorzitter: Nee, dat gaan we niet doen. We gaan hier geen vragen beantwoorden die niet gesteld zijn. Mevrouw Fiers: Daar ben ik het mee eens. Voorzitter: Dit is in het presidium aan de orde geweest. Er zijn nieuwe vragen uitgekomen, dus u gaat nu gewoon die nieuwe vragen beantwoorden, voor zover u dat kunt. Mevrouw Fiers: Even uit het blote hoofd dan. Het gaat bij dit pand natuurlijk allereerst om de afscheiding. Je moet zorgen dat het erf op een goede manier is afgesloten en daar is in de afgelopen tijd dan ook stevig op ingezet, dat weet u ongetwijfeld wel. Het is begonnen met controles; het pand werd gesloten, vooral omdat er op het gebied van veiligheid en hygiëne nogal wat misstanden werden geconstateerd. Het pand werd ontruimd, want er verbleven in die tijd wat mensen in. De eigenaar is gemaand om de afscheiding in orde te maken, zodat men het terrein niet op kan. Dat is gebeurd, en het is in de afgelopen tijd regelmatig door Stadstoezicht gecontroleerd. In die zin was de afscheiding in orde. In uw vragen klinkt enigszins door dat het gebouw er wel lang in die toestand heeft gestaan en dat ben ik wel met u eens. Wat aanzicht betreft verdiende het zeker niet de schoonheidsprijs. Kan de gemeente voorwaarden stellen? Ja, dat kan, en wel naar aanleiding van de bouwverordening. Je probeert dat natuurlijk altijd eerst in goed overleg te doen. We gaan niet meteen met juristen en brieven in de weer; we gaan eerst in overleg met de eigenaar; dat is hier ook gebeurd. Kan er vervolgens aangeschreven worden? Ja, dat kan, op basis van Art. 4.9 van de bouwverordening. Over andere panden kan ik uit mijn hoofd wel iets zeggen: ik weet dat dit op andere plekken ook speelt. Daar gaat het feitelijk om hetzelfde: controleren zodra er signalen van onveiligheid worden opgevangen, al dan niet ontruimen en afhankelijk daarvan de eigenaar manen ervoor te zorgen dat het pand niet meer toegankelijk is. Soms kan het met een hek en soms moet zo’n pand dan dichtgespijkerd worden. Ik weet dat
18
A
Verslagnummer 19
het op een paar andere plekken speelt, maar daarvan heb ik geen lijstje bij de hand. Ik kan u er buiten de vergadering over berichten, als u dat wilt.
De heer Van den Nieuwenhuijzen: Dat zou ik dan graag nog van u horen. Uw antwoord roept bij mij het volgende op: al die tijd dat er gecontroleerd is, ook op de afscheiding, is het wél voor spelende kinderen toegankelijk geweest. Hoe is daarmee omgegaan? Chris de Zeeuw heeft er recent nog interviews met kinderen gehouden. Zij gaven aan dat zij daar regelmatig speelden, ook kort geleden nog, omdat ze er zo gemakkelijk binnen konden. Dat vind ik een heel schrikbarende situatie. Mevrouw Fiers: Ik ken dat filmpje niet en de datum ook niet. Ik weet dat er is ontruimd toen er onveiligheid werd geconstateerd. Het hek is toen sluitend gemaakt. We zouden de gegevens even op elkaar moeten leggen, want ik ben het met u eens dat het absoluut onwenselijk is dat daar zomaar kinderen naar binnen kunnen om te spelen. Voorzitter: U ging voor uw beurt, want eerst waren de andere leden nog aan de beurt. Wil een van de andere leden reageren? Niemand? Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen, dan hebt u uw antwoord gehad. Dat was het. We gaan nu naar de tweede vraag. Die is van de Partij van de Arbeid en gaat over fout geparkeerde fietsen op het 18 septemberplein. Mijnheer Depla. De heer F. Depla: Dank u wel, voorzitter. De actualiteit van deze vraag werd ingegeven door het memo dat wij anderhalve week geleden kregen. Daarin werd aangekondigd dat u gaat handhaven op het 18 septemberplein, vanaf begin december a.s. Naar ons idee is dat niet afgesproken. We hadden afgesproken dat er eerst een plan van aanpak zou komen, een integraal handhavingsplan, en dat hebben we nog niet. We hebben wél iets over een fietsdepot en een documentje over een gebied waar gehandhaafd wordt, we hebben een document over parkeeronderzoek, capaciteitsonderzoek, maar hier hebben wij niet om gevraagd. Wat ons betreft kan er nog niet gehandhaafd worden. Ik denk dat er sprake is van een misverstand; ik hoop dat u dat snel uit de wereld helpt en dat u ons kunt toezeggen dat u niet gaat handhaven op het 18 septemberplein, c.q. in deze stad, totdat ons een deugdelijk handhavingsplan wordt voorgelegd wat wij kunnen beoordelen. Dat is de vraag. Ik heb ook nog een vrij uitgebreid beschreven derde vraag. Die mag u wel meenemen in de uitwerking van uw handhavingsplan. Het gaat over de capaciteit. Voorzitter: Mijnheer Helms. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Ik was enigszins verbaasd over uw vraag omdat we het hierover vorige week nog samen hebben gehad, mijnheer Depla. Ik heb u toen toegezegd dat u van mij de informatie op een rijtje krijgt. Inderdaad, we
19
A
Verslagnummer 19
hebben afgesproken dat er een integraal verhaal komt waarin het totaal aan maatregelen, de samenhang en de status, wordt besproken alvorens we effectief gaan handhaven. Daarbij teken ik aan dat wij handhaven zien als bekeuren en het verplaatsen van fietsen naar een andere locatie, waar mensen hun fiets tegen betaling kunnen afhalen. Het komt eraan; we zijn nu druk bezig met het beheer- en handhavingsplan. We verwachten dat dit in januari 2011 gereed is. Wellicht dat u voor die tijd al een memo van mij krijgt waarin de stand van zaken op een rijtje wordt gezet, zodat u de samenhang tussen de verschillende besluiten en documenten kunt zien. Uw opmerking met betrekking tot het memo over handhaven op het 18 septemberplein betreft dus niet het strafrechtelijk handhaven zoals bekeuren, maar dat betreft het feit dat we de fietsen in de kelder plaatsen om het plein toegankelijk te houden. Daar zit dus geen boete aan vast of een sanctie. Het is eerder dienstverlening dan handhaving. U wordt dus op uw wenken bediend. Voorzitter: U zei dat de raad in december a.s. wellicht een memo tegemoet kan zien. Kunnen wij het tegemoet zien of is het wellicht?
De heer Helms: Ik heb de opdracht gegeven om de zaken op een rijtje te zetten. Omdat u het beheer- en handhavingsplan in januari verwacht, ben ik aan het kijken of het zin heeft om daarvóór nog een tussenstand te geven of dat wij het in één keer doen. In elk geval: voor u het heeft, wordt er niet gehandhaafd. Voorzitter: Alleen dienst verleend. De heer F. Depla: Ik ben blij dat hetgeen vorige week schriftelijk is gecommuniceerd niet juist blijkt te zijn en dat u gaat dienst verlenen in plaats van handhaven. Ik hoor u heel duidelijk zeggen dat de raad het handhavingsplan krijgt. Wordt dat een raadsvoorstel of een raadsinformatiebrief? Dat is mijn laatste vraag. Voorzitter: Hebben de andere leden vragen? Mevrouw Wagt. Mevrouw Wagt: Ik heb een aanvullende vraag. Die heb ik ook in de laatste commissieronde, twee weken geleden, gesteld. Er ligt al een amendement van het CDA uit 2008. Het is aangenomen door de gehele gemeenteraad, en er staat nadrukkelijk in dat er gehandhaafd zal worden zodra er voldoende capaciteit op het plein is. Die capaciteit is er. Het amendement is heel duidelijk. Er staat niets in over een fietsbeheer- en handhavingsplan. Dat wordt niet genoemd. Dat amendement is in 2008 aangenomen, dus ik vraag mij echt af waarom die vragen nu weer komen. Volgens mij is het duidelijk dat er gehandhaafd moet gaan worden. Voorzitter: Dank u. Zijn er nog meer vragen? Dat is niet het geval. De wethouder.
20
A
Verslagnummer 19
De heer Helms: Ik ken het amendement wel, mevrouw Wagt, wat u bedoelt. Er is meerdere keren discussie over geweest. De stallingscapaciteit moest voldoende zijn vóór er gehandhaafd kon worden, werd er gezegd, maar om te kunnen handhaven moet ook de werkwijze fietsdepot klaar zijn. Dat zit allemaal in dat totale beheerplan, wat we op orde moeten hebben om te kunnen handhaven op de strafrechtelijke manier. Dat komt zodra het beheersplan er is. Ik zal voor mijnheer Depla opzoeken of daarvoor een raadsvoorstel is toegezegd of een raadsinformatiebrief, want dat scheelt iets in de proceduretijd. We werken nu met de tussenvariant, mevrouw Wagt, we kunnen niet strafrechtelijk handhaven maar de fietsen worden van het plein gehaald en in de kelder gezet. Volgens mij handelen wij dan naar beide toezeggingen correct. Mevrouw Wagt: Ik heb daar nog een aanvulling op, mag dat? Voorzitter: Nee, we doen één ronde. Mijnheer Depla, wilt u dit onderwerp naar de commissie laten verwijzen of is dit voldoende? De heer F. Depla: Het is voldoende. Ik wilde alleen nog een afsluitende opmerking maken. Voorzitter: Nee, dat doen we ook niet.
De heer F. Depla: Ik heb er alle vertrouwen in dat deze wethouder als eerste wethouder in Eindhoven... Voorzitter: Nee, nee! U spreekt zélf regels af! Daar moet u zich dan aan houden, dus gewoon twee termijnen en dan is het klaar. We gaan nu naar de onderwerpen waarover weinig discussie te verwachten is. V
Onderwerpen waarover geen of nauwelijks discussie wordt verwacht om tot besluitvorming te komen
V.1
Voorstel rekenkamerrapport “Grip op het apparaat” (voorstel 10.R3992.001)
Voorzitter: Er is een amendement van GroenLinks. Ik wil die fractie als eerste de gelegenheid geven om dat nader toe te lichten en andere elementen in te brengen. Er zijn woordmeldingen binnengekomen van het CDA en ‘leefbaar eindhoven.’ De heer Van den Nieuwenhuijzen: Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat ik heel kort kan zijn. Dit is een redelijk technisch amendement. Wij stellen voor om het rekenkamervoorstel in zijn geheel over te nemen, dus inclusief de opmerking op pagina 11. En niet, zoals u voorstelt, om het voorstel over te nemen exclusief de
21
A
Verslagnummer 19
opmerking op pagina 11. Het is dus een behoorlijk technisch verhaal. Voor de duidelijkheid hebben wij pagina 11 helemaal uitgeschreven in het amendement, zodat u ziet wat voor een nuancering en verduidelijking het is ten opzichte van pagina 4. Voorzitter: De fractie van het CDA.
De heer Weijs: Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag aan de fractie van GroenLinks. Is dit nu een besluit? Uiteindelijk wordt het zo geformuleerd: “wij besluiten.....” maar is dit nu een besluit, qua formulering, qua beknoptheid, toepasbaarheid, controleerbaarheid, waarop we zitten te wachten? Of kun je beter zeggen: we willen bladzijde 11 én bladzijde 4. Dan had je het in principe gecombineerd. Nu zet je een lap tekst neer die wat mij betreft geen raadsbesluit is. Voorzitter: Dank u wel. Willen anderen reageren? Nee. Dan is nu het woord aan de CDA-fractie, voor hun eigen inbreng. Mijnheer Weijs. De heer Weijs: Wat ons betreft kwam het rekenkameronderzoek te vroeg. We hebben net een grote reorganisatie achter de rug; nu zit je te snel alweer op het apparaat om te kijken wat er fout gaat en hoe dat dan gecorrigeerd moet worden. Er zijn heel veel behartigenswaardige dingen gezegd in het rapport, waar wij op zich best mee kunnen leven. Wij hebben aarzeling over het instrument van het beleid, de nota, maar goed, daarover heeft de wethouder uitvoerig met ons van gedachten over gewisseld. Daar komen we naar mijn mening niet geheel bij elkaar. Wij hebben ingebracht dat wij vinden dat er ook een andere kant van de medaille is die te maken heeft met leiderschap en met cultuur van de organisatie. De wethouder heeft daar positief op gereageerd, desondanks viel de nadere toelichting erg tegen. Eén zinnetje, wat wij wel erg gemakkelijk vonden om je rekenschap te geven van het feit dat het ook wel belangrijk is. Wij willen de wethouder vragen of hij ons de toezegging kan geven dat we midden volgend jaar nog eens uitvoerig met elkaar van gedachten wisselen over hoe u naast de implementatie van dit rekenkamerrapport bezig wilt gaan met leiderschap en cultuur. Voorzitter: Wellicht ten overvloede, maar het is de bedoeling dat sprekers achter het spreekgestoelte plaatsnemen. Voor de kijkers thuis is dat duidelijker. Mijnheer Rijnders. De heer Rijnders: Dank u, voorzitter. Al vele malen hebben wij als raad te maken gehad met rapporten en onderzoeken. Telkens weer waren er lessons to learn. Conclusies en aanbevelingen zijn steeds weer overgenomen. Af en toe kun je je echter afvragen wat dit ons heeft gebracht. Zo heb ik laatst een e-mail binnengekregen over de inrichting van het TD-gebouw. We praten hier toch over grip op het apparaat? Wij hebben het voorstel voor het TD-gebouw eventjes
22
A
Verslagnummer 19
geparkeerd. De dag erna kreeg ik een e-mail waarin werd gesteld: je hebt het ongetwijfeld al gehoord, eind 2014 is het TD-gebouw onze nieuwe hoofdlocatie. Voorzitter, als ik dit soort dingen zie – en dan kijk ik ook naar het NRE-rapport en nu naar het rapport “Grip op het apparaat” – dan worden wij telkens weer geconfronteerd met de conclusies en de aanbevelingen. Bij ernstiger zaken worden er externen ingezet, met dezelfde resultaten: conclusies en aanbevelingen. Wij van ‘leefbaar eindhoven’ vinden dat dit een merkwaardig geheel aan het worden is. Immers, de aanbevelingen worden stelselmatig steeds overgenomen. Je kunt je afvragen wat ermee gebeurt. Met dit rapport in handen, waarin expliciet wordt gemeld dat er daadwerkelijk grip op het apparaat nodig is door bepaalde maatregelen toe te passen, vinden wij dan ook dat het college hier kordaat aan moet werken en dat er desnoods op een later tijdstip andere verantwoordelijkheden aan verbonden moeten worden. Ik dank u. Voorzitter: Dank u wel. Er zijn verder geen woordmeldingen meer. De wethouder.
De heer S. Depla: Dank u wel, voorzitter. Volgens mij concluderen wij allemaal dat dit een heel goed rapport is, wat niet als een donderslag bij heldere hemel is gekomen. Wij hebben immers ook het rekenkamerrapport “Sturen op de achterbank” al gehad, en hoofdstuk 2 van het coalitieakkoord heet “Financiën, helder en op orde.” Dat schrijf je niet op als je vindt dat het allemaal prima in orde is. Dit maakt het rapport niet minder ernstig; dat is dan ook de reden dat wij in de commissievergadering hebben afgesproken dat we niet alleen de aanbevelingen overnemen, maar dat wij ook hebben aangegeven op welke punten wij al actie hebben ondernomen en verbeteringen hebben doorgevoerd. Een stuk heeft u daarvan al gezien bij de begroting. U gaat het ook zien in december a.s., waarin we in tegenstelling tot andere jaren al een raming gaan geven van wat we uit de reserves gaan halen. We gaan u dat dus niet meer per voorstel sturen, maar geven in december in één keer al aan wat we volgend jaar uit de reserves gaan halen en welke activiteit we daarvoor gaan ontplooien. Hetzelfde geldt voor inhuur derden. In december a.s. krijgt u ook te horen voor welke projecten we gaan investeren en waar we verplichtingen voor willen aangaan. Kortom, allemaal stapjes. Ik geef toe dat we nog niet in het eindstadium zijn, maar we zijn wél bezig met implementeren van de aanbevelingen uit het rapport “Grip op het apparaat.” Dat is één. Het tweede dat we in de commissievergadering met elkaar hebben besproken is dat wij niet alleen aanbevelingen gaan overnemen, maar dat u vóór het einde van het jaar ook een draaiboek van mij krijgt waarin we precies, stap voor stap gaan aangeven wat we de komende tijd gaan ondernemen om ervoor te zorgen dat we over een tijdje alleen nog maar over de inhoud praten. Wat willen we voor de stad en voor de mensen in de stad? Hoe doen wij dat met ons geld en hoe zetten wij onze ambtenaren daarvoor in? In plaats van dat wij het alleen maar hebben over het proces. Zoals gezegd krijgt u dat voor het einde van het jaar. We gaan er in januari
23
A
Verslagnummer 19
2011 met elkaar over spreken. We gaan dan met elkaar bekijken of u het voldoende vindt, of dat u vindt dat er nog meer moet gebeuren. Het is dus niet precies zoals mijnheer Rijnders zegt: we schrijven een rapport, we doen een plas en laten alles zoals het was. Nee, we gaan actie ondernemen.
Op de vraag van mijnheer Weijs van het CDA kan ik volmondig ja antwoorden, want het gaat niet alleen over de spelregels. Dat zie je ook bij het project Inhuur derden dat we aan het draaien zijn. We hebben het daarin niet alleen over de regeltjes en alles maar onder controle brengen. We zijn ook onderzoek aan het doen naar de cultuur in de organisatie, en hoe het komt dat we elke keer weer moeten inhuren. Wat zit daarachter? Dat soort dingen moet je leren begrijpen om ze niet alleen met regels maar ook met gedragsverandering in de gewenste richting te kunnen krijgen. Dus op de ene vraag zeg ik: we laten het niet bij intenties, maar we maken er werk van. We komen ook met een actieplan. Op de tweede vraag antwoord ik volmondig ja. Voorzitter: Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval. We gaan over tot de stemming. Voor u ligt het voorstel, en voor we daarover gaan stemmen komt eerst het amendement van de fractie van GroenLinks in stemming. De heer Weijs: Voorzitter, ik zou de wethouder graag nog even over dat amendement willen horen. Voorzitter: De wethouder. De heer S. Depla: Volgens mij hebben we in de commissievergadering besproken dat er een gat zat tussen de aanbevelingen uit het rapport en de inhoud van het raadsbesluit. Het amendement zet volgens mij de complete aanbeveling in het raadsbesluit. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Ik kan er vrede mee hebben, want ik heb de conclusies en aanbevelingen van het rapport immers onderschreven. Voorzitter: Nu weet u wat de wethouder ervan vindt en dan gaan we nu over tot de stemming. Eerst het amendement. Wil er iemand een stemverklaring afleggen? Dat is niet het geval. Wie is vóór het amendement? [Stemmen bij handopsteken]. Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken]. Dan is het amendement met algemene stemmen aangenomen. Wie is voor het gewijzigde voorstel? Ik bedoel het voorstel met inachtneming van het amendement. Wie van u is voor? [Stemmen bij handopsteken]. Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken]. Ook het gewijzigde voorstel is met algemene stemmen aangenomen. We komen bij het volgende agendapunt.
24
A V.2
Verslagnummer 19
Voorstel tot het vaststellen van de Citymarketingstrategie (voorstel 10.R3997.001)
Voorzitter: Er zijn twee stukken rondgedeeld, één amendement en één motie. Die zijn nog niet ingediend. U vindt ze onder de nieuwe nummering M.2 en A.4. Ze zijn aangehouden uit een andere vergadering, waarin ze ook niet werden ingediend. Er werd toen gezegd dat ze misschien op een later moment nog zouden worden overwogen. Woordmeldingen zijn er van de Partij van de Arbeid en van de VVDfractie. En van het CDA… wat zegt u? Moet u er nog afspraken over maken? De heer Houben: Nee, dat niet, we zijn er al maanden mee bezig. Nee, ik was eventjes met mijnheer Van den Nieuwenhuijzen aan het seinen, of hij iets over zijn amendement vertelt. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Ja, ik wilde mijn amendement aankondigen, maar een woordmelding lijkt mij niet nodig. Voorzitter: Goed, er is een amendement van GroenLinks en een motie van het CDA, althans, als eerste ondertekenaar. U kunt nu eerst het woord voeren, en daarna mijnheer Van den Nieuwenhuijzen. De heer Houben: Voorzitter, hierover hoeft niet veel meer te worden gesproken, want als er één onderwerp heel belangrijk is voor de stad Eindhoven, maar ook al heel lang en heel intensief besproken is, dan is het wel het onderwerp citymarketing. In elk geval het CDA, maar ook veel andere mensen, zijn na de uitvoerige discussies buitengewoon tevreden dat er nu een concreet voorstel is – één van de punten uit het coalitieakkoord dat gewoon uitgevoerd wordt. Het zal u niet verbazen dat wij gaan instemmen met het voorstel voor de citymarketingstrategie, maar met enkele collega’s hebben wij enige details in een motie vervat om ervoor te zorgen dat de kwartiermaker die eerdaags begint, nog duidelijker weet waaraan hij of zij gaat beginnen. Ik zal de vier punten noemen, dien vervolgens de motie in en ga weer terug naar mijn plaats. Het eerste punt gaat over het verscherpen van de propositie. Er staat nu nog een redelijk brede zin over een creatieve innovatieregio met merkwaarden, technologie, kennis en design; de deskundigen onder ons weten min of meer wel wat dat inhoudt, maar dat mag wat ons betreft verscherpt worden. Het tweede punt gaat over de ambitie die in het rapport staat. Er staat nu wereldwijde ambitie, en wij vragen de kwartiermaker er goed over na te denken of dat nu wel de ambitie is die we moeten nastreven.
25
A
Verslagnummer 19
Het derde is dat wij – samen met de mede-indieners VVD, D66 en GroenLinks – heel graag willen dat onze eigen mensen van Economische zaken en Communicatie nadrukkelijk als eersten betrokken worden bij het organiseren en tenslotte de vierde, en daarmee wel een van de belangrijkste punten: wij vragen om met name de Eindhovense inwoners te betrekken en het belang van hun inzet te onderkennen. Mede namens de zojuist genoemde partijen dien ik de motie in. Wacht! Dat mag ik nog niet hè? Sorry dat ik u zo….. of dat u mij….. maar ik….. ik mag de motie nog niet indienen; ik kondig hem aan. Mijn excuses. Voorzitter: Ja. Ik kijk naar de fractie van GroenLinks voor het amendement.
De heer Van den Nieuwenhuijzen: Dank u wel, voorzitter. Ja, ook wij onderkennen dat wij al heel erg lang hebben gepraat over citymarketing. We zijn blij dat we er nu een punt achter gaan zetten met elkaar. Wel vonden wij dat wij nog een amendement moesten indienen om het voorstel wat netter te maken. De Koninklijke weg, zoals we dat met elkaar noemen. Het amendement heeft als doel dat we de begrotingsregels – zoals we die met elkaar hebben afgesproken – volgen, ook bij dit besluit, en dat we afrekenen met de potjescultuur. Het amendement stelt voor om de saldireserve specifiek van Park Hilaria, waarover het voorstel spreekt, ter grootte van € 225.000, geheel over te hevelen naar de algemene reserve en het eenmalig benodigde bedrag van € 150.000, wat de wethouder vraagt, beschikbaar te stellen voor de citymarketingstrategie. De Koninklijke weg…… en daarbij wilde ik het laten. Voorzitter: Dan is nu het woord aan de fractie van de Partij van de Arbeid. De heer Torunoglu: Voorzitter, volgens mij zijn wij een van de partijen die ervoor hebben gezorgd dat we hierover heel lang hebben gediscussieerd. Dat heeft onze partij wel goed gedaan. We hadden nog wat vragen die naar tevredenheid zijn beantwoord in de commissievergadering. Wij zullen instemmen met voorliggend plan, maar wel met de volgende kanttekening: het is wat ons betreft een voorlopig go; wij hebben het antwoord van de wethouder in de commissievergadering zo geïnterpreteerd dat er nog een go / no go moment komt als de kwartiermaker klaar is met het uitwerken van de plannen. Wij zullen een en ander dan nogmaals beoordelen op drie punten: een gedegen plan dat zich bekommert om de inwoners, inzichtelijke financiën en de financiële voordelen voor de gemeente worden expliciet vermeld en dan als derde de bijdrage van het bedrijfsleven: wij hebben in de commissievergadering een verdeling van 70/30 genoemd. Daar willen wij niet aan vasthouden, maar het is wel de denkrichting die we de wethouder willen meegeven. Wat betreft de motie en het amendement: wij zullen beiden steunen en als er vooraf over was gecommuniceerd hadden wij ze wellicht nog mede ingediend ook. Dank u wel.
26
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Dan is nu het woord aan de fractie van de VVD. Ik weet niet wie het woord zal voeren….. mevrouw List. Mevrouw List: Heel kort, voorzitter, wij gaan uiteraard instemmen met het voorstel; dat hebben we in de commissie al gezegd. De discussie heeft lang geduurd, maar is gedegen geweest. Daar zijn wij erg blij mee, wij zijn blij dat er nu een strategie ligt; de laatste jaren hebben wij als fractie regelmatig benadrukt dat wij dat belangrijk vinden. Ik heb er weinig aan toe te voegen. Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen heeft de reden van het amendement aangegeven. Ten aanzien van de motie voor de kwartiermaker wil ik nog eens benadrukken dat wij het juist als raad belangrijk vonden om deze kwartiermaker enkele zaken mee te geven, en juist ook dat wij als raad het belang van de inwoners als een van de doelgroepen van de strategie hierin zien. Dank u wel.
Voorzitter: Oké, dank u wel. Er zijn verder geen woordmeldingen binnengekomen en ik neem dan ook aan dat niemand het woord meer wil voeren. Het woord is nu aan de wethouder. De heer Helms: Dank u wel, voorzitter. Hoewel het niet gebruikelijk is om hier te gaan staan bij niet-discussieonderwerpen, lijkt mij dat nu wel degelijk zinvol, gezien het belang van het onderwerp. Er zijn een paar opmerkingen gemaakt en we hebben het hierover ook in de commissievergadering uitvoerig gehad, mijnheer Houben refereerde daar al aan. Ik denk dat dit heel goed is geweest, om ervoor te zorgen dat we met zijn allen echt achter het voorstel staan. Dat is ook de essentie geweest van het voorafgaande onderzoek: om onder de stakeholders in de stad, maar ook onder de inwoners van de stad te toetsen of dit een strategie is waarin zij zich kunnen vinden. Dat neemt niet weg, zoals mijnheer Torunoglu in de commissievergadering en ook zojuist terecht heeft opgemerkt, dat het van wezenlijk belang is dat de inwoners van de stad zich erin herkennen en betrokken worden bij de uitwerking en de boodschap communiceren wat Eindhoven is. Zij zijn immers de ambassadeurs die we nodig hebben om ons verhaal als stad te vertellen. Daarvoor zal nadrukkelijk aandacht zijn in de uitvoering van de strategie. De andere opmerking van mijnheer Torunoglu ging over de bijdrage van het bedrijfsleven. Ook dat is voor ons essentieel om dit te doen slagen, aangezien er recentelijk ook weer in de media is gesteld dat het heel mooi is om als gemeente in het begin nauw betrokken te zijn bij de citymarketingstrategie, maar dat dit uiteindelijk gedragen moet worden door de partners in de stad. Dat is de bewuste keuze die we maken om de PPS, de publiekprivate samenwerkingconstructie, op te tuigen waarbij wij als overheid samenwerken met de partners, om het tot een succes te maken. Ten aanzien van de opmerking van mijnheer Torunoglu over het go / no go moment nadat de kwartiermaker zijn of haar werk heeft gedaan, verwijs ik toch even naar de commissievergadering, waarin ik nadrukkelijk heb aangegeven dat het voorstel
27
A
Verslagnummer 19
vermeldt dat de raad ermee instemt en de kwartiermaker opdracht geeft om tot het gewenste publiek-private citymarketingorganisatiemodel te komen. Daaronder verstaan we dat hij of zij aan de slag gaat met de verschillende partijen, en dat hij of zij gaat ondernemen wat nodig is om goed van start te gaan en dit te verwezenlijken, ook met het oog op de diverse lopende contracten. Hij of zij gaat beginnen het vorm te geven en daarvan houd ik u op de hoogte, dat heb ik u toegezegd. Zodra iets niet gaat zoals we bedoeld hebben, kom ik direct bij u terug om u te vragen wat we moeten doen. Als we het model op de juiste manier vormgeven, zoals hier neergelegd, kom ik wel bij u om verslag te doen van hetgeen de kwartiermaker heeft gedaan en om aan te geven wat de vervolgstap is in de uitwerking van de citymarketingstrategie, maar het is niet zo dat de kwartiermaker nu aan het werk gaat en dat wij vervolgens een paar maanden gaan zitten wachten, niets doen, en weer bij u terugkomen voor we verder gaan. Het is een gelijktijdig proces. In de commissievergadering heb ik mijn complimenten voor het amendement van GroenLinks al geuit. De Koninklijke weg, zoals Jan-Carel Schut dit altijd noemde. Hoe kan ik daar nu tegen zijn? Ik heb er geen enkel probleem mee. In de commissievergadering heb ik ook mijn steun al betuigd aan de motie, maar ik wil een kleine opmerking maken bij het tweede punt, de haalbaarheid van de ambitie. Het voorstel geeft aan dat we met de citymarketingstrategie een bijdrage leveren aan die ambitie – het is niet de ambitie van citymarketing. Het is de ambitie van Brainport 2020, waar de commissie Zuidam mee bezig is. De ambitie is door het bureau Ronald Barker getoetst en haalbaar bevonden. Zodra u die informatie heeft, zult u zien dat toetsing niet meer nodig is. Wij zullen de punten echter nadrukkelijk meegeven aan de kwartiermaker, zodat hij of zij er rekening mee kan houden bij de opdracht. Voorzitter: Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval. Jawel, toch, mijnheer Houben. De heer Houben: Ik heb een puur technisch puntje; ik wil de motie nu werkelijk indienen, mede namens de andere drie fracties. Voorzitter: In orde. Dat geldt, zo neem ik aan, ook voor het amendement? Ja, oké. Dan zijn er naast het voorstel dus een amendement en een motie aan de orde. Eerst het amendement. Is er iemand die daarover een stemverklaring wil afleggen? Dat is niet het geval. Wie is vóór amendement op stuknummer A.4? [Stemmen bij handopsteken]. Wie is tegen? [Stemmen bij handopsteken]. Het amendement is met algemene stemmen aangenomen.
Dan komen we bij het nader gewijzigde voorstel, dus het voorstel zoals het voorligt inclusief het zojuist aangenomen amendement. Wie is vóór dat voorstel? [Stemmen bij handopsteken]. Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken]. Het voorstel is met algemene stemmen aangenomen.
28
A
Verslagnummer 19
Nu de motie. Wil iemand hierover een stemverklaring afleggen? Dat is niet het geval, dan gaan we stemmen over de motie. Wie is vóór de motie? [Stemmen bij handopsteken]. Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken]. Ook de motie is met algemene stemmen aangenomen. We gaan naar het volgende agendapunt, de onderwerpen waarover discussie wordt verwacht, voor zover u dat nog niet doorhad, gelet op de voorgaande twee punten. De heer Aarts: Voorzitter, volgens mij slaat u een punt over, agendapunt V.3, over de Beatrixkade. Voorzitter: Oh ja! Heel goed van u, dank u wel! Ik moet dan even een ander stuk erbij pakken. We komen bij agendapunt V.3. V.3
Voorstel tot het onttrekken aan de openbaarheid van een gedeelte van de Beatrixkade (voorstel 10.R4030.001)
Voorzitter: Er is geen woordmelding. Is dat correct? Is er iemand die hier stemming over wenst? Dat is niet het geval. Daarmee is het voorstel aangenomen. We komen nu wél bij agendapunt VI. VI
Onderwerpen waarover discussie wordt verwacht alvorens tot besluitvorming te komen
VI.1
Voorstel met tweede nadere toelichting Renovatiekrediet voor de verbouwing van de Ventoseflat (voorstel 10.R3995.001)
Voorzitter: Hierover zijn wat voorstellen ingediend en er zijn ook enkele sprekers. Omdat het een discussieonderwerp is, was woordmelding vooraf niet vereist. Gezien de ingediende amendementen zou ik het woord eerst willen geven aan de fractie van de VVD. Of eerst de commissievoorzitter? De heer Rozendaal: Komt eerst de commissievoorzitter? Voorzitter: Nee, die is er niet. De heer Rozendaal: Dat klopt, die is er niet, want dat is mijnheer Oosterveer. Ik voer het woord namens mijn fractie, dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de wethouder dat zij met dit voorstel is gekomen. De Ventoseflat was al een tijdje aan wat opknapwerk toe. We dachten er iemand voor te hebben gevonden, maar die
29
A
Verslagnummer 19
haakte op het laatste moment af. Op zich is het te waarderen dat de wethouder haar verantwoordelijkheid wil nemen. Wij hadden bij haar voorstel echter wat vragen, en daarvan zijn er een paar beantwoord, althans, in redelijke mate beantwoord. De belangrijkste vraag was: is dit niet veel te duur? De wethouder heeft ons wat cijfers overlegd waaruit je zou kunnen opmaken dat het wel aan de dure kant is, maar niet zoals wij aanvankelijk dachten wel tweemaal zo duur als nodig was. Het blijft nog steeds duur en dat is jammer, maar we moeten op korte termijn iets doen en dan kan ik dat argument van de wethouder wel enigszins plaatsen. Wij hadden nog een paar vragen gesteld, en die heeft de wethouder in haar nadere toelichting niet expliciet beantwoord. Die vragen ziet u bij de opmerkingen over de commissiestandpuntbepaling; daar staat dat wij als partij nadrukkelijk aan de wethouder hebben gevraagd om te zeggen dat alle vrijkomende ruimte op commerciële basis zal worden verhuurd of vervreemd, afgezien van de mensen die terugkeren en waarvoor een speciale regeling is getroffen, en ook nadat teruggekeerde mensen zijn vertrokken. Die expliciete toezegging willen wij graag van de wethouder hebben.
Als tweede punt hadden wij aangegeven dat wij er moeite mee hebben als de wethouder ons hele potje voor het monumentenfonds meerjarig vastlegt voor één object. Wij hebben er begrip voor dat de wethouder niet op korte termijn andere dekking kan vinden, maar wij vinden dat zij wél op wat langere termijn een andere dekking moet vinden. Wij hebben het idee om de wethouder toe te staan om één jaar het hele bedrag uit het potje te halen en volgend jaar € 100.000. De rest moet zij dan toch echt ergens anders vandaan halen, want dat geld is voor monumenten en dus niet voor één monument. Niet dat dit geen monument is, maar er zijn meer monumenten. Dan verwijs ik even naar het verhaal van mijnheer Van den Nieuwenhuijzen over afgebrande monumenten, en ook naar het krantenartikel waarin de Van Abbestichting erop heeft gewezen dat er nog wel tientallen monumenten zijn waaraan we geld kunnen uitgeven omdat er iets aan moet gebeuren. Kortom, het is actueel dat het geld misschien ook nog wel voor andere dingen nodig is. Wij willen van de wethouder de toezegging dat na één jaar geld putten uit het potje voor het monumentenfonds, het grootste deel van de benodigde middelen daarna ergens anders vandaan zal komen. Wij vragen dit aan de wethouder en wij willen haar antwoorden afwachten. Mochten die ons niet geruststellen, hebben wij een paar amendementen achter de hand die wij zullen indienen als wij de antwoorden van de wethouder onvoldoende vinden. Dank u vriendelijk. Voorzitter: Dank u wel. Dan is nu het woord aan de CDA-fractie. De heer Aarts: Voorzitter, mogen we nog vragen stellen over de amendementen? Voorzitter: Ja, dat mag.
30
A
Verslagnummer 19
De heer Rozendaal: Nee, u kunt geen toelichtende vraag stellen over een amendement dat niet is ingediend. Voorzitter: Nee, niet over het amendement, maar mijnheer Aarts mag u wel een vraag stellen. De heer Rozendaal: Ja, dát natuurlijk wel. De heer Aarts: Ja, dat bedoelde ik eigenlijk. In het amendement zegt u dat u € 100.000 uit het monumentenpotje wilt halen. Waarop baseert u dat bedrag? Is dat een willekeurig bedrag? Waarom € 100.000 wel, en de rest ergens anders vandaan? De heer Rozendaal: Het is niet helemaal willekeurig. Ik heb u zojuist verteld dat wij vinden dat het totale bedrag niet moet opgaan aan één monument. Dat dit wel een paar jaar een grote bijdrage van de gemeente zal vragen, is duidelijk, en dat een deel uit de monumentenpot mag komen is ook duidelijk. Ja, ergens moet je een streep trekken. Wij vonden: niet de monumentenpot voor de helft leegmaken. De bovengrens moet echt bij € 100.000 liggen. Het mag van ons wel minder zijn. Voorzitter: Oké. Dan is nu wel het woord aan de CDA-fractie. Mijnheer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Wie commercieel naar dit voorstel kijkt, zou het nooit aannemen. De boekwaarde is nul komma nul en de geschatte WOZ-waarde is € 5,5 miljoen. Daar zouden we dan € 12,2 miljoen, of een bedrag in die orde van grootte, aan uitgeven. Eigenlijk kan dat helemaal niet – economisch gezien is dat helemaal fout. Echter, we moeten ook erkennen dat het een monument is. Dat zal voor de eigenaar wat meer kosten dan normaal. Er zijn in de loop van de tijd nogal wat toezeggingen aan de bewoners gedaan om deze flat te gaan renoveren. Het heeft heel erg lang geduurd en dat is ook wel begrijpelijk, want niemand wil graag zoveel geld in een behoorlijke bouwval gaan steken. Enfin, er wonen mensen in en de veiligheid is zo langzamerhand wat in het geding. Je zult als eigenaar – dat zijn wij – iets met dat gebouw moeten gaan doen. Het onderwerp is twee keer behandeld in de commissievergadering en we hebben twee keer een nadere toelichting gekregen. Je kunt wel nagaan dat het aldoor een onduidelijk verhaal is geweest. Inmiddels is wél duidelijk geworden dat er iets moet gebeuren en wij denken dat we daar niet aan ontkomen. Wat dat betreft zijn wij het wel met de wethouder eens. Wat de kosten betreft: wij gaan heel erg hangen tegen de kosten die er jaarlijks bij komen. € 210.000 per jaar uit het monumentenfonds – dat is voor ons nét een brug te ver, die heel duidelijke uitspraak doen wij hier. Samen met de VVD dienen wij een amendement in om dat te veranderen. Het eerste jaar mag die € 210.000 wel uit het monumentenfonds komen, want dan heeft de wethouder wat tijd om te beginnen, maar daarna willen wij terug naar € 100.000. Voor ons is dat cruciaal in de discussie.
31
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Mijnheer Aarts wil u een vraag stellen. De heer Aarts: Ja, ik heb een vraag. U dient bij voorbaat dat amendement al in? Los van het antwoord van de wethouder? Voorzitter: Nee, dat doen we niet zo. Wij hebben met elkaar afgesproken dat amendementen pas ná de beantwoording van het college worden ingediend. De heer Stoevelaar: Mijn verhaal is wel duidelijk, denk ik. Het is wel duidelijk waar wij staan. Voorzitter: Ja, oké. Dan komen we nu bij – even kijken – de fractie van ‘leefbaar eindhoven.’ De heer Rijnders: Voorzitter, dank u. Al eerder heb ik gezegd dat dit dossier ons veel kopzorgen heeft opgeleverd. Niet om het feit dat het niet doorzichtig genoeg is, maar meer omdat rationeel en emotioneel door elkaar heen lopen. Rationeel, omdat er echt iets moet gebeuren – dit in het kader van de positie van de gemeente Eindhoven, en daarnaast de ontwikkeling van het betreffende gebied. En emotioneel met het oog op de belangen van de huidige bewoners. Die gaan ons zeer aan het hart. Het maatschappelijk kapitaal dat volgens het voorstel moet worden ingezet, is dermate hoog – ons inziens onverantwoordelijk hoog – dat hier de ratio het wint van de emotie. Met dit voorstel lossen we in wezen niets op, in ieder geval niet zódanig dat wij het boek kunnen sluiten na realisatie en nadat we dit besluit hebben uitgevoerd conform het raadsvoorstel. Waarom kunnen wij het boek niet sluiten? Gelet op het voorstel is dit een buitengewoon hoge investering. De financiële kant is slecht onderbouwd – nog niet eens zozeer de realisatie van het pand, maar meer de inkomstenkant. Vanaf dag één zal het een zwaar verliesgevend project zijn. Er zullen constante financiële bijdragen van de gemeente Eindhoven nodig zijn. De financiering vanuit het monumentenfonds, zoals het in het voorstel staat, is onwenselijk. Eindhoven in totaliteit overziend, constateren wij dat hier sprake is van bevoordeling van een bepaalde groep. In de commissievergadering hebben wij gezegd dat we zouden gaan kijken naar een schaduwbegroting. Inmiddels heb ik die gekregen en die heb ik naast de eveneens ontvangen nadere informatie van de wethouder gelegd. Ja, dan kom je toch wel op enkele opmerkelijke, veelal technische zaken. Een wil ik er noemen: de aansluitkosten gas, water en licht. Die zijn begroot tegen nieuwbouwprijs, maar wij praten hier over een renovatie, want nieuwbouw kon niet. Ook over de grondprijs wil ik een opmerking maken. Volgens voorliggend voorstel komt de grondprijs op € 94,83. Kunnen we ervan uitgaan dat de grond straks aan corporaties en mogelijk ook aan particulieren voor diezelfde prijs geleverd gaat worden? Ik mag hopen van niet, want dan hebben wij nog een andere discussie te voeren. Kortom, wij zijn geen voorstander van dit voorstel. Wij vinden het
32
A
Verslagnummer 19
maatschappelijk niet verantwoord om voor een bepaalde doelgroep, omwille van het feit dat het een monumentaal pand is, hiermee akkoord te gaan. Ik denk dat we hier zeker op een andere manier iets mee moeten.
Voorzitter: Dank u. Mijnheer Mulder. Een stemverklaring? Dat doen we alleen als er afwijkende standpunten zijn. Ik kijk nog even rond. De Partij van de Arbeid. De heer Meulensteen: Ik heb een vraag. Vindt u het geen voorbeeld van onbehoorlijk bestuur als u het sociaal plan zó insteekt dat mensen maar ergens in de stad gehuisvest moeten worden? De heer Rijnders: Nee, het enige goede aan dit voorstel is het bijbehorende sociaal plan. Dat is het enige. De rest nog niet. Voorzitter: Willen er meer mensen het woord voeren? Dat is niet het geval. Dan is het woord aan wethouder Schreurs. Mevrouw Schreurs: Dames en heren, wij zijn voornemens een pand op te knappen. Wij zijn dat onder de omstandigheden verplicht. Het is wel terecht dat de VVD zo heeft aangedrongen op een toelichting waaruit de vierkantemeterprijs was opgebouwd. Dat antwoord hebben we gegeven; het valt binnen de marges die je voor renovatie kunt hanteren, inclusief de meerkosten die te maken hebben met de monumentale status van het pand. Ook is het terecht dat er werd gevraagd naar hoe je dit financieel weg moet zetten. Ja, u kunt zich de moeite van het amendement besparen, want het is de bedoeling dat alle vrijkomende ruimtes gewoon voor de kostprijs verhuurd worden. Daarmee zijn het nog steeds aantrekkelijke ruimtes, en zoals al eerder in een toelichting was vermeld zijn het geen ruimtes die onder sociale verhuur vallen. De heer Rijnders: Voorzitter, ik wil de wethouder iets vragen. Heeft de wethouder enig idee wat de marktconforme huurprijs per verhuurbaar vloeroppervlak dan moet gaan worden? Mevrouw Schreurs: Ja, en u ook, want dit stond vermeld in een eerdere toelichting. € 1.000. De heer Rijnders: Wij komen in onze berekeningen uit op € 2.500. Mevrouw Schreurs: Ik zou zeggen: verkocht! De heer Rijnders: Ik mag hopen dat het lukt! Maar dan praten we over verhuur, hoor.
33
A
Verslagnummer 19
Mevrouw Schreurs: Maakt niet uit. Als het een langjarig contract is, hebben wij daarmee ons tekort gedekt. Er is dus sprake van een verplichting en mijnheer Rijnders gaf het al aan: je moet netjes met mensen omgaan, vandaar dat sociaal plan. Wij gaan niet mee met uw motie, want dat betekent dat het pand niet zal worden opgeknapt, wat niet goed is, en dat een al zeer lang lopend traject op een erg onnette manier wordt afgekapt. Dat wil een gemeente niet, die gewend is om haar verplichtingen na te komen.
De heer Rijnders: Voorzitter, die motie heb ik achter de hand gehouden en niet ingediend. Voorzitter: Zo hebben wij dat ook met elkaar afgesproken, dus de raad houdt zich daar keurig aan. Mevrouw Schreurs: Oké, maar u suggereerde dat u het ene stuk eruit haalde in uw discussie met de Partij van de Arbeid. Het voorstel is om allebei te doen. In het bedrag dat voor het sociaal plan is gevoteerd, zit ook een stukje uitkoop van de commerciële ruimtes. Het kan heel goed zijn dat dit minder geld gaat kosten, want het is gemaximaliseerd binnen het bedrag. Dan het tweede belangrijke punt: het geeft inderdaad een probleem bij onze reserve voor monumenten, maar het probleem zit feitelijk in die reserve. Want stel dat je drie panden hebt die elk € 100.000 kosten, dan is het ook op. Onze voorzieningen voor monumenten zijn absoluut niet op niveau. De vraag is of je dat nu gemakkelijk geregeld krijgt. Met de vastgoedclub gaan we in december op bezoek in Den Bosch, waar ze een aparte organisatie hebben gevormd om ervoor te zorgen dat veel plekken in de stad heel voortvarend en heel snel kunnen worden opgeknapt, en dan kunnen worden verkocht óf kunnen worden weggezet voor gebruik door de stad. Feitelijk is dat ook de opdracht die dit college van u heeft gekregen. Daarmee hopen wij er vooral voor te zorgen dat er niet wéér een apart potje gevuld moet worden; ik hoor de wethouder van financiën al brommen dat wij voor dat soort wensen nu even geen ruimte hebben. We zullen het dus anders moeten oplossen. De VVD vraagt mij met steun van het CDA of het minder kan worden. Ik lees hier vooral dat u vraagt of we ervoor kunnen zorgen dat er meer gedaan kan worden in Eindhoven. Als het minder kan worden, is dat een preferent scenario van dit college. U vraagt mij de harde toezegging te doen dat het minder wordt in de sequentie die u hebt aangegeven, dus een ton minder na een jaar en dan zoveel minder als mogelijk is. Ik kan dat niet hard toezeggen. Ik zou het best willen, maar die toezegging krijg ik niet langs mijn collega, want dat geeft een acuut gat in onze begroting. Het liefst zou ik de afspraak met u maken dat ik over een half jaar, dus in het lopende jaar, bij u terugkom om u inzicht te verschaffen in de manier waarop wij met de monumentenproblematiek wensen om te gaan, en ook hoe we onder de gegeven
34
A
Verslagnummer 19
omstandigheden met dat potje kunnen omgaan, waarbij ik wél in mijn oren knoop wat u daar feitelijk mee wenst te doen. Voorzitter: Ik dank u wel. Ik kijk even rond… de VVD-fractie.
De heer Rozendaal: Wij willen zodirect nog een tweede termijn hebben, maar ik wil de wethouder ook nog een vraag stellen. Voorzitter: Dit is de tweede termijn. De heer Rozendaal: Ik wil graag tien minuten schorsen. Voorzitter: Dat is een ordevoorstel. Kunt u daar allen mee instemmen? Dan wordt de vergadering geschorst tot 21.50. [Schorsing van de vergadering] Voorzitter: Ik verzoek de leden om hun plaatsen in te nemen. Als eerste wil ik de VVD het woord geven, maar dat is een beetje ingewikkeld want ik zie geen van de leden van de fractie in de zaal. Mijnheer Houben kunt u het niet een keer doen? U bent dat gewend. Wil iemand even kijken of de VVD-fractie zover is? Mijnheer Rozendaal. De heer Rozendaal: Dank u wel, voorzitter. Ja, met van die grote fracties moet je lang discussiëren. Dit duurde iets langer dan de bedoeling was. Voorzitter: Dit lokt uit tot allerlei gedachten, maar dat doen we maar niet! Gaat u rustig uw gang. De heer Rozendaal: U wilt toch graag dat de raad onderling met elkaar discussieert? Daarom lok ik af en toe gewoon iets uit. Dat mag wel, hè? We hebben hier heel lang over gepraat want we vonden het heel erg moeilijk. We hebben zaken tegen elkaar moeten afwegen. Mijn fractie heeft er grote voorkeur voor om een keiharde, principiële uitspraak te doen en die in een amendement te zetten. Echter, wij hebben ook te maken met pragmatisme. Het eerste is dat de wethouder een heel belangrijke toezegging deed die in de afweging moet worden meegenomen. De wethouder heeft gezegd: wij gaan met een heel verhaal komen over hoe wij met onze monumenten omgaan, en binnen enkele maanden leg ik dat bij u op tafel. Het enige dat wij ons dan nog afvragen is waarvan je dat dan gaat betalen, want als die € 100.000 uit het monumentenpotje er niet meer is, moet de wethouder toch bij haar collega van financiën langs om daar geld te regelen. U bent daar aan de andere kant wel heel erg enthousiast over, en wij vinden ook wel dat het
35
A
Verslagnummer 19
tijd wordt dat er structureel eens iets met monumenten gebeurt. Dus die toezegging is heel belangrijk voor ons. Wij hebben dan ook besloten om ons amendement om te bouwen tot een motie en door de discussie hebben wij niet voldoende tijd gehad om dat netjes op papier te zetten. De strekking is dat wij het college verzoeken om er na eenmalige onttrekking van die € 210.000 naar te streven, de jaarlijkse onttrekking aan de voorziening voor monumenten onder € 100.000 te krijgen en voor de rest andere dekking te zoeken. Zo moet u de motie lezen. Kunt u daarmee leven, mijnheer de voorzitter?
Voorzitter: Nee, dit gaat niet goed. Ik stel voor dat u aan het einde van deze termijn de exacte tekst van uw motie voorleest. De heer Rozendaal: Ik had hem nog niet exact, dus dat was wat lastig voorlezen, maar u bent zó snel en slim dat ik dacht… Voorzitter: Ja, maar ik weet toch ook niet wat u dan wél wilt laten staan. De heer Rozendaal: Oké, ik zal het zodadelijk voor u op papier zetten. Het amendement wordt dus een motie. Waar wij aanvankelijk iets aan het besluit wilden toevoegen, verzoeken wij het college nu om dit op korte termijn te regelen. Met als overweging de toezegging van de wethouder dat er binnen een half jaar een nieuwe versie van het monumentenbeleid komt. Ik kan erbij zeggen dat onze vrienden van het CDA, die het amendement mede hadden ondertekend, een iets andere uitleg geven aan hetgeen wij nu hebben gedaan. Voorzitter: Ik snap dit ook niet, maar misschien is het maar beter om eerst het CDA aan het woord te laten, dan gaan we straks wel even bij elkaar rapen wat dat betekent. De CDA-fractie. De heer Stoevelaar: Voorzitter, de Ventoseflat is een monument, dat heeft iedereen uitgesproken en dat spreken wij ook uit. Jammer genoeg, of misschien juist maar goed, is het niet het enige monument dat wij in Eindhoven hebben. Wij hebben er nog veel meer, en er zijn er ook veel meer die een financiële impuls nodig hebben voor een goede onderhoudsbeurt. Wij zitten met de afweging of je het geld dat je nu in het fonds hebt zitten, structureel aan één monument moet geven of zeg je: nee, dat doen we niet, we gaan er meerdere monumenten mee aanpakken. De wethouder zegt wel dat zij in het voorjaar met een overzicht komt, of zoiets dergelijks, maar gezien de naderende bezuinigingen heb ik er geen enkel vertrouwen in dat er ook maar één cent extra naar het monumentenfonds gaat. Je kunt dus stellen dat al het geld dat nu is gereserveerd voor het monumentenfonds eventueel naar de Ventoseflat zou gaan. Dat vinden wij niet acceptabel. Wij zullen de motie van de VVD op dat punt niet steunen, en jammer genoeg moeten wij dan ook tegen het raadsvoorstel stemmen.
36
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Dan is nu het woord aan ‘leefbaar eindhoven.’ De heer Rijnders: Dank u, voorzitter. Ja, zoals al gezegd: de toelichting van de wethouder stemt ons niet gelukkig en geeft ons nog geen ander inzicht ten behoeve van ons besluit. Waarom niet? Wij vinden dat het maatschappelijk niet verantwoord is om, als je moet gaan renoveren, met ingang van dag één een verliespost te gaan noteren van € 5,5 miljoen, en dat voor slechts een bepaalde groep mensen. Ik denk dat je daarmee geen recht doet aan de rest van de bevolking van Eindhoven. Desalniettemin zijn wij wel ongerust over de situatie van de bewoners. Om die toch een beetje tegemoet te komen… nee, tegemoet te komen, niet een beetje, hebben wij als vangnet een motie klaarliggen. Die motie behelst niets anders dan het sociaal plan te plaatsen in een nieuw raadsvoorstel en dat zo snel mogelijk ten uitvoer te brengen, zodat die belangen voor die bewoners wel geborgd zijn, buiten het besluit om de Ventoseflat te renoveren, dan wel er iets anders mee te doen. Met betrekking tot de vraag of de Ventoseflat echt wel een monument is, wil ik refereren aan een eerdere uitspraak van onze burgemeester; ik ga dan even terug, het was bij de presentatie van de Stadsvisie. Daar werd gezegd: “een icoon is een icoon zolang je het als een icoon in stand houdt. Je moet ook wel eens een keer durven te wijzigen.” Het ging met name over bepaalde gebieden in Eindhoven en over monumenten die op zeker moment hun tijd voorbij zijn. Op mijn vraag naar de monumentale status van een pand, bijvoorbeeld de Ventoseflat, krijg ik een tweeledige uitleg. De ene zegt: het is ’t eerste fabrieksgebouw dat tot woongelegenheid is omgebouwd, en de tweede zegt: nee, dat is niet waar, het is de eerste flat die van een centrale verwarming is voorzien. Nou, dat is de betekenis van een monumentaal pand in Eindhoven. Ik heb er geen compleet antwoord op gekregen. Ik weet wel dat ik onze motie in stemming breng als het voorstel het niet haalt, om er toch voor te zorgen dat de bewoners middels een sociaal plan een goed onderkomen krijgen. Dank u. Voorzitter: Mijnheer Rozendaal. U hebt het, naar ik aanneem, over het amendement op stuk nummer A.1. Ja. De heer Rozendaal: Ik heb geprobeerd om het allemaal snel op te schrijven. Eerst komt de inleiding, met “de ondergetekende,” enzovoorts. Ik noem nu alleen de overwegingen, het “van mening zijnde” en het dictum. Die inleidende zinnen zijn standaard, die kent u wel. Die hoef ik niet voor te lezen, hè? Overwegende dat de wethouder op korte termijn (zes maanden) met structureel monumentenbeleid zal komen, van mening zijnde dat er voldoende middelen voor monumentenbeleid moeten worden vrijgemaakt en dat er goed beleid moet zijn op monumentengebied, stelt de raad voor het college te verzoeken ervoor te zorgen dat de bijdrage uit de voorziening monumenten ad. € 210.000 eenmalig is en ervoor te zorgen dat in de volgende jaren niet meer dan € 100.000 uit dit fonds wordt gebruikt; de overige middelen te dekken uit andere posten op de begroting. En ervoor te
37
A
Verslagnummer 19
zorgen dat er voor het nieuwe monumentenbeleid voldoende middelen aanwezig zullen zijn. Voorzitter: Mag ik dat laatste nog een keer?
De heer Rozendaal: En ervoor te zorgen dat er voor het nieuwe monumentenbeleid voldoende middelen aanwezig zullen zijn. Voorzitter: Ja. De heer Van Zijl: Voorzitter, mag ik mijnheer Rozendaal een vraag stellen over die laatste zin? Voorzitter: Ja mijnheer Van Zijl. De heer Van Zijl: U voegt nu iets toe aan een motie, waarbij u een voorschot neemt op een afweging die we in het najaar, en misschien bij de behandeling van de Kadernota, nog zouden moeten maken, óf wij wel meer geld willen steken in het monumentenfonds. Loopt u dan niet op de troepen vooruit? De heer Rozendaal: Nee, ik denk dat u dat verkeerd interpreteert. Kijk, de wethouder komt met een voorstel voor nieuw beleid. Dan moeten wij dat goedkeuren. Wij keuren het alleen maar goed als de wethouder ook aangeeft waarvan zij dat wil gaan betalen. Mijn oproep aan het college is: komt u niet alleen met een voorstel voor nieuw beleid, maar levert u daarbij direct een goed verhaal wat daarvan kan en op welke termijn, want dan hebben wij iets om goed te keuren. Wij hebben niets aan een verhaal over hoe wij graag willen omgaan met ons monumentenbestand in de komende vijftien jaar als er niet bij wordt verteld waaruit dat gedekt wordt. In die zin zou je kunnen zeggen dat het een overbodige vraag is, maar omdat wij nu nadrukkelijk praten over middelen, hebben wij gemeend dat die hier ook uitdrukkelijk moeten worden bijgevoegd, zodat wij allemaal weten dat het niet vergeten wordt. De heer Van Zijl: Mag ik daarop reageren? Voorzitter: Ja, dat mag. De heer Van Zijl: Volgens mij hebben wij een wethouder die zojuist bij de begrotingsbehandeling nog heeft gezegd: geen nieuw beleid zonder structurele dekking.
38
A
Verslagnummer 19
De heer Rozendaal: Reden te meer om te vragen om structurele dekking, want als er nieuw beleid komt, moet daar structurele dekking voor zijn ja. Daar hebt u helemaal gelijk in. Voorzitter: Mijnheer Stoevelaar.
De heer Stoevelaar: Voorzitter, de oude motie is nogal inhoudelijk aangepast. Ik wilde de tekst wel eerst schriftelijk voor mij zien voor ik erop reageer. Voorzitter: Zijn er nog anderen die iets willen zeggen? Mevrouw Verhees: Ik heb een informatieve vraag. Mijnheer Rozendaal, bij de aankondiging dacht ik dat u voorstelde dat wij de wethouder gaan vragen ernaar te streven; begrijp ik goed dat u nu zegt dat de wethouder ervoor moet zorgen? De heer Rozendaal: Wij doen een verzoek aan het college. Het verzoek aan het college is om ervoor te zorgen dát. Dat is nu het voordeel van een motie boven een amendement. Als wij een amendement aannemen, moet de wethouder iets. Als zij in de loop van het jaar zegt: ja, sorry, wij hebben ons best gedaan maar we zijn niet verder gezakt dan € 125.000 en daarover kan ik u een heel goed verhaal vertellen, dan kunnen wij eventueel nog zeggen: goh, wij vinden dat voor dit moment voldoende. Bij een amendement kan dat niet. Wij proefden als bezwaar van de wethouder dat het exact op die grens vast zou liggen en dat zij er bij wijze van spreken niet eens onder zou mogen gaan zitten. Nu zijn er wat meer mogelijkheden. Natuurlijk moet er een goed verhaal bij komen, dat is logisch, maar er zijn mogelijkheden om ervan af te wijken, terwijl je in elk geval wél duidelijk hebt wat je wilt. Wij willen graag dat niet al het monumentengeld naar één monument gaat. Nou, de wethouder voelt daar misschien wel voor; zij heeft immers aangegeven dat zij ook voor andere monumenten wil zorgen. Dat is ons verzoek dus. Ik vind het niet zo’n raar verzoek. Voorzitter: Ik heb een voorstel, want anders krijgen we geen ordentelijke afhandeling. Op zichzelf zou de wethouder nu nog mogen reageren, maar mijnheer Stoevelaar heeft gezegd dat hij graag de uitgeschreven tekst voor zich wil zien om tot een oordeel te kunnen komen, hetgeen betekent dat hij dat ook moet kunnen betrekken bij het antwoord dat de wethouder gaat geven. Ik stel voor om de beraadslaging over dit agendapunt nu te stoppen en de VVD-fractie te verzoeken om het amendement uit te typen en te bevorderen dat het rondgedeeld wordt. Eerst later in de vergadering kunnen we dan de beraadslagingen hierover hervatten. Akkoord? Dan gaan we nu naar de actuele moties. VII
Actuele moties
39
A VII.1
Verslagnummer 19
AcM1 – Wilde dieren in het circus
Voorzitter: De actuele motie is van het OuderenAppèl. Mijnheer Mulder. De heer Mulder: Dank u wel, voorzitter. De ondergetekenden hebben de eer de volgende motie aan te bieden: De ondergetekenden, leden van de raad van de gemeente Eindhoven, gehoord de terzake gevoerde discussie in de raadsvergadering van 16 november 2010, motie “Wilde dieren,” constaterende dat de actuele motie “Wilde dieren in het circus” door de indieners is ingetrokken, dat door het intrekken van de actuele motie het door de raad gewenste inhoudelijke debat in de commissievergadering is getorpedeerd, dat er in de samenleving grote verschillen in de opvatting bestaan over de wilde dieren in het circus, dat de directeur van het Parktheater kennelijk in samenspraak met leden van een linkse kerk zijn programmering heeft aangepast. Overwegende dat de schijn van ingrijpen van politici in de programmering van het Parktheater is gewekt, dat het Kerstcircus met wilde dieren een traditie is in Eindhoven, dat het gebruik van gemeentelijke gebouwen en het aanwenden van gemeentelijke subsidies voor circusoptredens met wilde dieren een zaak is van eigenstandige programmering door de directie van de verbonden partij, stelt de raad voor te besluiten: te benadrukken dat programmering van een circus met wilde dieren in Eindhoven geen bevoegdheid is van de Eindhovense raad. Voorzitter: Zijn er anderen die hierover het woord wensen te voeren? De heer Van Liempd: Ja, mag ik eerst mijnheer Mulder nog een vraag stellen? Voorzitter: U mag een vraag stellen. De heer Van Liempd: Heeft u naar aanleiding van uw ongerustheid over de kennelijke samenspraak en het ingrijpen een gesprek gehad met de heer Pastoor van het Parktheater? De heer Mulder: Of ik daar een gesprek mee heb gehad? De heer Van Liempd: Ja. De heer Mulder: Neen. De heer Van Liempd: Oh, dank u wel. Voorzitter: Zijn er anderen die hierover het woord willen voeren? Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen.
40
A
Verslagnummer 19
De heer Van Liempd: Ik heb ook nog een betoog. Voorzitter: Oh, ja, nou ja, komt u dan naar voren. Dan gaat mijnheer Mulder zitten.
De heer Van Liempd: Voorzitter, mijn fractie vindt dit op zijn zachtst gezegd een vreemde motie. Het dictum stelt vrij vertaald dat wij niet over inhoudelijke programmering van instellingen gaan, en dat klopt. Dat is bestaand beleid waar ook de Partij van de Arbeid achter staat. Volgens mij kan het u er dan ook niet om gaan, mijnheer Mulder, om staand beleid per motie te bevestigen. In uw constateringen en overwegingen wekt u onterecht de suggestie dat er in dit geval wél sprake is geweest van inmenging, en als u de moeite had genomen om de heer Pastoor te bellen, had u dat ook geweten. U verwijt deze broeder van een linkse kerk deze inmenging. Dat is je reinste kolder en ik snap uw motivatie niet om dit beeld te willen versterken. Er is geen samenspraak geweest, maar een gesprek waarin het Parktheater ingevolge zijn eigen beleid zonder druk heeft aangegeven met ingang van 2012 geen wilde dieren meer te programmeren, en dat vindt deze linkse lummel een heel strak plan. De strekking van uw eigen dictum is dat wij ons daarmee niet gaan bemoeien, en dat vinden wij prima, maar daarvoor hebben wij deze actuele motie niet nodig, vooral niet omdat u als begeleidende tekst suggesties doet die bezijden de waarheid zijn. Voorzitter: Mijnheer Houben. De heer Houben: Voorzitter, ik heb twee vragen aan mijnheer Van Liempd. Eerste vraag: is mijnheer Van Liempd het met ons eens dat in een eigen persbericht, dat hij samen met de heer Pastoor de wereld heeft ingestuurd, letterlijk staat dat het Parktheater na overleg met de indieners van de motie heeft besloten de wilde dieren te schrappen? Vraag twee: mijnheer Van Liempd vraagt het OuderenAppèl waarom zij actuele moties indienen die bestaand beleid bekrachtigen; u vindt dat onzin. Bent u het dan met mij eens dat het ook onzin is om initiatiefvoorstellen in te dienen die het coalitieakkoord bekrachtigen? De heer Van Liempd: Eens even kijken. Ik heb de letterlijke tekst van het persbericht echt niet meer in mijn hoofd zitten. En ik weet niet precies wat u bedoelt met uw tweede vraag. De heer Houben: Het is een heel simpele vraag. U neemt het deze motie kwalijk dat hij bestaand beleid benadrukt; dan vraag ik aan u of u het met ons eens bent dat initiatiefvoorstellen die het coalitieakkoord bekrachtigen net zo onzinnig zijn. De heer Van Liempd: Als zij niets anders doen dan precies weergeven wat er in het coalitieakkoord staat, zijn ze overbodig, ja. De heer Houben: Daar komen wij zodadelijk nog wel even op terug.
41
A
Verslagnummer 19
De heer Van Liempd: Prima. [Het betreffende persbericht wordt de heer Van Liempd aangereikt]. Er staat dat wij een gesprek gehad hebben. Ja. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Misschien mag ik u dan even helpen. Er staat letterlijk dat de directie naar aanleiding van het gesprek heeft besloten om versneld te stoppen met het programmeren van wilde dieren. Versneld stoppen. Zij hebben de motie aangegrepen om dit de wereld in te brengen en ze hadden de beslissing al zelfstandig genomen. Zo staat het letterlijk in het bericht. De heer Houben: Ik vind dat we het hier niet te lang over moeten hebben; het gaat niet over de letter van het persbericht. Het gaat over de indruk, en daarom had ik mijn vraag aan mijnheer Van Liempd zo gesteld. De indruk die het eigen bericht van de Partij van de Arbeid, GroenLinks en het Parktheater gezamenlijk zou kunnen hebben gewekt, waardoor het OuderenAppèl met zijn motie kwam. De heer Van Liempd: Ja, maar ik heb in uw geval ook gemerkt dat het persbericht die indruk heeft gewekt. Dat hebben wij gewoon in onderling overleg verduidelijkt. Dat had in dit geval volgens mij ook wel gekund en dan was de actuele motie niet nodig geweest. Voorzitter: Willen anderen hier nog iets over zeggen? Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen. De heer Mulder: Voorzitter? Voorzitter: Ja? Hebt u een vraag? De heer Mulder: Ik heb nog even een opmerking. Voorzitter: We zijn nu met de volgende termijn bezig. Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Voorzitter, het torpederen van het debat over het circus met wilde dieren en het ingrijpen van de linkse kerk in het Parktheater. U constateert nogal wat! En ik deel uw constatering niet. U stelt voor om de raad te laten benadrukken dat programmering van een circus met wilde dieren geen bevoegdheid is van de Eindhovense raad. Gelukkig maar – als raad moeten wij geen circussen willen programmeren. Dat kunnen andere partijen beter dan wij. In de ogen van GroenLinks is deze motie dan ook compleet overbodig. Dank u wel. Voorzitter: Mijnheer Maas.
42
A
Verslagnummer 19
De heer Maas: Dank u wel, voorzitter. Ik ben ook een broeder van de linkse kerk en daardoor voel ik mij ook wel een beetje aangesproken door deze motie. Ik kan de Partij van de Arbeid alleen maar nazeggen dat wij deze motie toch wat onzinnig vinden, ook door de mooie woorden van mijnheer Houben blijf ik bij het standpunt dat de actuele motie eigenlijk niet ingediend had hoeven te worden en dat we er door onderling overleg wel uit hadden kunnen komen. En ja, het is een overbodige motie omdat de heer Pastoor van het Parktheater zelf al had aangegeven geen wilde dieren meer in zijn Parktheater toe te laten. Zoals het er staat hebben wij daar verder geen bevoegdheid meer. De heer Houben: Voorzitter, misschien ter afronding van dit verhaal. Wij hebben in de commissievergadering en in de raad al een paar keer afgesproken dat er dierenbeleid komt en dat wij het daarover dán inhoudelijk kunnen hebben. Misschien is het verstandig om te onderkennen dat er wat verwarring is geweest met een persbericht en dat het OuderenAppèl probeerde om dat te repareren. Onze stemverklaring is dat wij voor zullen stemmen als de actuele motie in stemming komt. Dan kunnen we het afwerken en kunnen we verder met andere dingen. Mevrouw Scholten: Mag ik hierover iets zeggen? Ik kan het heel kort houden. De raad gaat in geen geval over de programmering van een circus. Als de gemeenteraad iets met dit onderwerp zou willen, zou dat via de Algemene Plaatselijke Verordening of via de vergunningverlening geregeld moeten worden. De wijze waarop de actuele motie is geformuleerd lijkt mij inderdaad overbodig. U gaat er niet over. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van mijnheer Houben; het moment voor deze actuele motie is een beetje onhandig want over vier weken praten we uitgebreid over dierenwelzijnsbeleid. Daar is dit een onderdeel van; daar komt het punt in terug. We hebben in de commissie dan uitgebreid de tijd om er met elkaar inhoudelijk en op basis van inhoudelijke argumenten over te debatteren. Voorzitter: Even een moment voor u verder gaat, want ik heb nu wel enige problemen. De raad heeft hierover tot nu toe geen uitspraak gedaan. Dat is één. Er hebben zich raadsleden over uitgesproken, maar er is niet gesproken over de programmering. Ik worstel er erg mee en ik probeer erover na te denken of u als raadslid de mogelijkheid hebt om de raad bevoegdheden te ontzeggen. De wethouder wijst hier terecht op: stel dat u het via de APV of via een vergunning zou willen regelen, en je stelt daarin dat er in Eindhoven geen wilde dieren mogen optreden in circussen. Dan is dat een bevoegdheid van de raad en een afzonderlijk raadslid kan de raad die bevoegdheid niet per motie ontzeggen – en dat is wél wat u hier doet. Ik kan mij erin vinden als u zou zeggen: “spreekt uit dat het niet wenselijk is dat de raad hierover nu een uitspraak doet,” of iets dergelijks. Het knelpunt is het gebruik van het woord bevoegdheid. Als puntje bij paaltje komt, is de Eindhovense raad wat dat betreft wel degelijk bevoegd.
43
A
Verslagnummer 19
De heer Van Liempd: Maar voorzitter, we gaan toch geen motie indienen om te besluiten dat we ergens niets over vinden?
Voorzitter: Nee, maar dat mag. Iemand mag een motie indienen met als strekking dat je ergens geen uitspraak over wenst te doen. Dat kan, ja hoor. Je kunt zeggen: Als Eindhovense gemeenteraad wil ik mij daar op dit moment niet mee bemoeien. Dat kan. Echter, deze actuele motie benadrukt het zó alsof u nooit de bevoegdheid heeft om daarover een uitspraak te doen. En dat kan níét. De wethouder wijst er terecht op dat je de APV kunt aanpassen of de vergunningsvoorwaarden voor een circus. In de vergunningsvoorwaarden kun je stellen dat wilde dieren niet zijn toegestaan. Als u daartoe komt, bij meerderheid, kan het niet overruled worden door een motie die stelt dat daarvoor geen bevoegdheden bestaan, want die zijn nu juist bij wet vastgelegd. Ik heb hier dus erge problemen mee. Ik zou u in overweging willen geven om er nog even over na te denken voor u hem in stemming brengt, omdat het nu wel erg ingewikkeld wordt. Ook deze motie schort ik op. Ik kom zodirect tot de stemming over dit onderwerp. We gaan door met de actuele motie over de raadsenquête, ingediend door de fractie van het OuderenAppèl. VII.2
AcM2 – Raadsenquête inhuur derden
De heer Van den Berg: Dank u wel, voorzitter. U hebt de actuele motie allen voor u liggen en u hebt hem waarschijnlijk al gelezen. Ik zal hem niet voorlezen, maar ik zal een paar punten eruit benadrukken. In de eerste plaats: ik heb moeite met het feit om te verzoeken om het instellen van een raadsenquête. Het is altijd een moeilijke stap als je reikt naar dat zware middel. Het instellen van een raadsenquête is het zwaarste middel dat de raad heeft om een onderzoek in te stellen. Waarom in dit geval? Als raad hebben wij eerder deze avond al vastgesteld dat we gaan verbeteren. Er komen verbeterpunten ten aanzien van de inhuur van derden: uitstekend! Ik denk dat het college wat dat betreft op de goede weg is, en dat hebben wij ook in onze motie staan. Op de goede weg zijn en goede voornemens alleen lossen echter niet voldoende op. Er is meer aan de hand; er is de afgelopen jaren erg veel gebeurd. Wat er allemaal is gebeurd – de aard, de omvang, de feiten – hebben wij nog niet precies in beeld. Wij willen graag meer weten, meer vernemen over hoe de inhuur van derden heeft plaatsgevonden, hoe de bevoegdheden precies zijn geweest. Dan doemt de vraag op, een zeer prangende vraag: hebben de mensen die bevoegd waren tot de inhuur van derden zich in alle zaken gehouden aan de geldende procedurele regels? Zijn er geen mandaten overschreden? En het college, hebben de mensen die moesten sturen en besturen er wel voldoende naar gekeken of stonden zij erbij en keken zij ernaar, maar zagen zij het eigenlijk niet? De conclusies uit het rapport “Grip op het apparaat” waren wat dat betreft erg sterk. Een zwaar middel dus,
44
A
Verslagnummer 19
maar waarheidsvinding is nodig. Daar draait het om bij het instellen van een enquête. Misschien mag ik het hierbij laten. Voorzitter: Ja. Ik kijk of er andere leden zijn die hierover het woord willen voeren. Mijnheer Van Zijl.
De heer Van Zijl: Voorzitter, hoewel ik het wel zou willen, kun je, als een fractie uit de raad het zwaarste middel wil inzetten, de raadsenquête, niet maar je mond houden. Laat ik beginnen met te zeggen dat GroenLinks geen reden ziet om een raadsenquête in te stellen; misschien wel om dezelfde argumenten die mijnheer Van den Berg aankaartte. We hebben het rapport “Grip op het apparaat.” Daarin wordt geconstateerd dat er discrepantie is tussen begroting en realisatie van inhuur derden. Er staat ook in dat je moet kijken wat je aan dienstverlening hebt besteed én teruggekregen, en er staat ook in dat je moet kijken of die inzet misschien wel meer heeft opgeleverd dan gekost. Ten aanzien van de rechtmatigheid, waarop mijnheer Van den Berg doelt: volgens mij stellen wij hier steeds een jaarrekening vast, vergezeld van een accountantscontrole waarbij juist die rechtmatigheid wordt getoetst. Het college heeft het probleem erkend en heeft “Grip op het apparaat” omhelsd, zelfs méér dan omhelsd, want zij hebben al maatregelen getroffen. Zelfs GroenLinks moet daarbij soms de opmerking maken “gaat u nu niet iets te rigide aan de gang? Gooit u het kind niet met het badwater weg?” Wij zien om die redenen geen onderliggende argumentatie om de raadsenquête in te zetten. Er is erkend dat er een probleem is en er zijn maatregelen getroffen om tot oplossing te komen. Dank u wel. Voorzitter: Zijn er anderen die hierover het woord wensen te voeren? Mevrouw Heesterbeek. Mevrouw Heesterbeek: Voorzitter, het onderwerp boeit ons allen zeer, dat is de laatste weken en maanden wel duidelijk geworden. Mijn fractie stelt een enquête op dit moment niet op prijs. Wij denken dat een enquête een bijzonder zwaar middel is – mijnheer Van den Berg gaf dat zelf ook al aan. Er zijn momenten waarop je zo’n zwaar middel zeker moet inzetten, bijvoorbeeld als je iets boven water wilt krijgen waarover absolute onduidelijkheid speelt. Die urgentie in deze vorm, zeg ik er duidelijk bij, ziet mijn fractie niet. Wij denken meer dat de aanbevelingen uitgevoerd moeten worden uit het rekenkamerrapport “Grip op het apparaat.” Daar moeten wij dringend mee aan de slag. Daarnaast denkt mijn fractie – en dat halen wij voor een deel ook uit genoemd rapport – dat het een kwestie is van een cultuur in dit huis, waarmee wij wellicht aan de slag moeten. Wat het dan ook mag zijn: wij zien geen reden om een enquête te starten om de onderste steen boven te krijgen. Wij kunnen ons er in die vorm niets bij voorstellen. Wij denken dat het veel beter is om met de verbetervoorstellen aan de slag te gaan en om die te gaan uitvoeren. Wij denken dat wij in de nabije toekomst met elkaar in gesprek zullen gaan over hoe wij ons personeelsbeleid in dit huis organiseren en in hoeverre wij daarbij inhuur van derden
45
A
Verslagnummer 19
nodig hebben; dat is vooruitkijken en dat willen wij graag. De raad wil en zal op de hoogte gehouden worden, dat is voor ons heel belangrijk. Wij horen van mijnheer Van den Berg geen argumenten die concreet genoeg zijn, waarom wij dit zouden moeten willen en daarom zijn wij tegen het plan. Voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Raaijmakers.
De heer Raaijmakers: Dank u wel, voorzitter. Het lijkt erop of het een herhaling van zetten gaat worden, maar de overwegingen die in de actuele motie staan, zijn bekend. Ze worden vaak naar voren gebracht en ook het rapport “Grip op het apparaat” wordt aangehaald. Wij hebben de aanbevelingen daaruit integraal overgenomen. Het college heeft de afgelopen maanden – sinds mei jl. – aangegeven dat zij het onderwerp zeer, maar dan ook zeer serieus neemt. Er zijn inmiddels diverse maatregelen en richtlijnen in werking gesteld; het OuderenAppèl erkent dat zelf door te stellen dat het college op de goede weg is. Daarbij komt dat er ook een commissie Begrotingsrichtlijnen is ingesteld, die ook weer aanbevelingen gaat doen. Gezien alle maatregelen die al zijn genomen, is mijn vraag aan het OuderenAppèl waarom zij hun actuele motie nu indienen, terwijl zij zelf onderkennen dat het college op de goede weg is. Geef hen de kans, en zet niet dit zware middel in! De Partij van de Arbeid zal de actuele motie niet steunen. Voorzitter: De heer Rijnders. De heer Rijnders: Voorzitter, dank u. De actuele motie inzake de raadsenquête inhuur derden doet mij denken aan een paar jaar geleden. Toen hebben wij ons samen met het OuderenAppèl sterk gemaakt voor het fenomeen van inhuur derden. In de tussentijd is er veel gebeurd. Nu kun je kijken naar hoe het huidige college is omgegaan met de inhuur van derden; de antwoorden zijn mij enigszins duidelijk. Kijkend naar deze actuele motie bekruipt mij echter toch het gevoel dat enkele vragen niet beantwoord zijn; dat staat hier ook. Dat is oud zeer dat wij nog hebben. Het gaat niet zozeer om de helderheid over inhuur derden, want wij begrijpen donders goed dat je derden nodig hebt, op projectbasis. Dat is blijvend, je kunt niet zonder de expertise van buitenaf. Dat is echter niet het issue. Ik lees de actuele motie zo: ambtenaren die destijds in dienst zijn geweest, de dienst verlieten en de volgende dag met hetzelfde telefoonnummer en hetzelfde e-mailadres, maar met een veel hoger salaris als zzp’er op dezelfde stoel zaten. Dat is de kern van deze actuele motie en die zou ik na drie, of inmiddels al vier jaar boven tafel willen hebben. Dat daar een raadsenquête voor moet komen, is hoog gegrepen. De wethouder moet ons toezeggen dat het oud zeer dat, naar ik heb begrepen nog enkele mensen betreft, helder naar voren komt en dat de vragen die het OuderenAppèl en ‘leefbaar eindhoven’ indertijd hebben gesteld beantwoord worden. Het ging om vragen als: hoe gaan we ermee om, en wat is de inhoud? Daar is nooit antwoord op gekomen.
46
A
Verslagnummer 19
Die vragen moeten worden beantwoord, en dan zou je kunnen zeggen dat deze raadsenquête niet nodig is. Voorzitter: Mevrouw List.
Mevrouw List: Voorzitter, de VVD-fractie maakt zich grote zorgen over het verloop en de stijging van de kosten voor externe inhuur; dat hebben wij verscheidene malen gezegd. We hebben ook bij de laatste begrotingsbehandeling nog expliciet gevraagd of we verrassingen konden verwachten bij de tussenrapportage, die de dag ná de begrotingsbehandeling pas zou uitkomen. Dat zou niet zo zijn, maar dat blijkt nu toch wél het geval te zijn. Wat betreft de raadsenquête. Wij zijn van mening – dat is al eerder gezegd – dat dit een te zwaar middel is om de externe inhuur te onderzoeken. Dat betekent niet dat wij het onderwerp niet belangrijk vinden, maar het instrument is ons inziens te zwaar, zeker op dit moment. Daarbij hebben wij twijfels of we zelfs met een raadsenquête de juiste informatie boven tafel krijgen. We hebben de wethouder daarstraks horen zeggen dat het bij de behandeling van het rekenkamerrapport over spelregels gaat, ik heb dat even genoteerd. Het gaat ook over cultuur. Dus niet alleen intenties, maar ook acties. Juist de toezegging van deze acties, maar ook het feit dat de wethouder heeft toegezegd dat we binnenkort in de raad over het personeelsbeleid praten én het feit dat we een raadswerkgroep hebben én aan de gang gaan met de aanbevelingen van het rekenkamerrapport geeft voor ons opnieuw aan dat wij het instrument raadsenquête te zwaar vinden en niet met de motie zullen meegaan. Dat was het, dank u wel. Voorzitter: Willen anderen het woord nog voeren? Mijnheer Van Dorst. De heer Van Dorst: Dank u wel, voorzitter. Ik zal maar meteen duidelijk zeggen dat ook D66 niet zal instemmen met een raadsenquête ten behoeve van onderzoek naar het onderwerp inhuur derden. Het is ’t moment er niet voor en het is te zwaar. Het is nu een te zwaar middel. Als raad hebben wij het rapport “Grip op het apparaat” breed aangenomen. De wethouder heeft niet alleen vandaag, maar ook in vorige commissievergaderingen aangegeven dat hij allerlei zaken al aan het implementeren is, dat zien wij duidelijk. D66 vraagt, deze wethouder en dit college het vertrouwen te geven om de lijn uit “Grip op het apparaat” verder te implementeren. Dan is een raadsenquête nu niet nodig. Het vraagt veel tijd en geld om historie te bevestigen; te bevestigen wat we zojuist in het onderzoek “Grip op het apparaat” duidelijk hebben gekregen. Daarnaast heeft inhuur derden voor ons te maken met wat voor organisatie je wilt zijn, dat heeft de wethouder ook gezegd. Wil je een kleine, constante kern met daar omheen een grote schil, of andersom? Voordat die uitspraak er is, kun je geen uitspraken over de toekomst van inhuur derden doen. Ten slotte wil ik afronden met de constatering dat het wel heel erg cynisch zou zijn dat bij een
47
A
Verslagnummer 19
raadsenquête – wat we niet elke dag doen – de expertise zal moeten worden ingehuurd. Voorzitter: Mijnheer Weijs.
De heer Weijs: Dank u wel, voorzitter. We hebben bij de begrotingsbehandelingen een nadrukkelijk appèl op de wethouder gedaan om ons vertrouwen te winnen; dat willen wij niet direct onderuit schoffelen door de bijl maar vast klaar te leggen. Wij vinden dat de actuele motie te vroeg komt. We kunnen ons voorstellen dat we er wél een keer toe komen, maar dan moeten wij ons realiseren, ook in het licht van ons rekenkamerrapport “Sturen op de achterbank” dat een deel van het probleem hier in ons eigen midden ligt, namelijk door de manier waarop wij besluiten nemen en die concreet maken. Ik denk dus dat we niet te lichtvaardig moeten zijn met een instrument als de raadsenquête, want het zou wel eens als een boemerang bij ons kunnen terugkomen. Het is dus te vroeg, wat ons betreft. Verder sluiten wij ons aan bij de opmerkingen die de Socialistische Partij, GroenLinks en de VVD hebben gemaakt. Dank u wel. Voorzitter: Ik kijk wie er nog meer het woord wil voeren. Niemand? Dan de wethouder. De heer S. Depla: Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik een misverstand wegnemen. De VVD zei dat ik gezegd had dat er geen verrassingen zouden komen en dat er bij de tweede tussenrapportage tóch een verrassing was, namelijk dat we in 2010 meer geld dan begroot hadden uitgegeven aan inhuur derden. Volgens mij heb ik iets anders gezegd; we hadden het over de begroting van 2011, en of er in de tussenrapportage nog nieuwe verrassingen zouden staan die gevolgen zouden hebben voor de begroting van 2011. Dan gaat het over niet-incidentele overschrijdingen die niet kunnen worden bijgestuurd, maar structureel van aard zijn. Ik heb gezegd dat wij het meeste in de begroting hadden opgevangen, bijvoorbeeld Wmo, armoede en de huisvestingskosten en nog wat andere kosten. We hadden er nog twee hangen, namelijk de leges, wat voor een groot deel met conjunctuur te maken heeft, en de parkeerinkomsten. Op die laatste twee komen wij in december aanstaande terug met definitieve begrotingsvoorstellen voor 2011. Dat verraste u wel, maar het had niets te maken met de begroting. De overschrijding op inhuur derden had te maken met 2010. U kunt daar wel om lachen, maar we hadden het écht over de begroting 2011 en ik kan u garanderen dat die tegenvaller niets te maken zal hebben, sterker nog, dat we al allerlei acties aan het ondernemen zijn om het bedrag dat voor inhuur derden volgend jaar fors terug te dringen, en dat ik dat dus niet zag als een nieuwe tegenvaller die consequenties had voor de begroting. Dit om het misverstand weg te werken.
48
A
Verslagnummer 19
Dan de raadsenquête zelf. Een deel van de raad zegt daaraan nu geen behoefte te hebben. Deels zie ik dat als een ondersteuning, maar ook als een duidelijke opdracht om volgend jaar verbeteringen te hebben doorgevoerd op hetgeen we al in gang hebben gezet. Als we hier volgend jaar om deze tijd weer staan, bij het verschijnen van de tweede tussenrapportage, zou het fenomeen inhuur derden geen issue meer moeten zijn. We zouden de stap moeten kunnen gaan zetten conform het amendement dat vandaag bij het rekenkamerrapport “Grip op het apparaat” is aangenomen en waarin staat dat het gaat om personeelskosten en niet meer om de verschillende factoren apart. Ik vind het terecht dat we er nu wél apart naar kijken omdat er allerlei problemen mee waren. Ik hoop echter dat het issue binnen een paar jaar niet meer aan de orde is. Wat gaan we doen? We hebben toegezegd dat we inzicht gaan verschaffen in de vaste kern en de flexibele schil. Er komt een fundamentele discussie over wat wij de gewenste verhouding vinden. De raming voor volgend jaar komt in december aanstaande naar de raad. We hebben dan dus de serieuze raming te pakken; dat deden we anders nooit. Als we in de loop van het jaar nog voorstellen doen, bijvoorbeeld nieuwe projecten starten waarvoor mensen moeten worden ingehuurd, dan wordt dat er in het raadsvoorstel expliciet bij gezet. U wordt dan niet meer verrast, maar neemt dan gewoon zelf de beslissing. Dat deed u tot nu toe ook wel, het werd er alleen niet bij verteld. Het is zaak dat wij bij projecten waaraan we bezig zijn de culturele kant te zoeken, maar ook om de interne procedures aan te scherpen. Ik kan u beloven dat van heel wat mensen het tijdelijke inhuurcontract in de komende maanden niet zal worden verlengd. Dit heeft te maken met kleiner wordende portefeuilles, maar ook dat we veel scherper gaan kijken naar wat we zelf kunnen en waarvoor we expertise gaan inhuren. Het is heel vervelend voor de mensen die hier nu met ziel en zaligheid aan het werk zijn, maar het is uiteindelijk noodzakelijk. Tegen die achtergrond heb ik nu geen behoefte aan een raadsenquête, maar dat is aan u. Ik kan wel zeggen dat ik er geen behoefte aan heb, maar als u dingen wilt weten is dat uw zaak. Bovendien denk ik dat ik de vraag die ‘leefbaar eindhoven’ stelde, ‘hoe zit het met de draaideur met betrekking tot inhuur derden?’ een keer heb beantwoord in de raadsvragen. Ik heb toen aangegeven welke mensen het nog betrof, en dat we dat nu niet meer deden. Dat is dus een zaak uit het verleden. We zijn open geweest over welke mensen het betrof. Ik wil u de antwoorden best nog een keer toesturen en ik zou daar niet het enquêtewapen op loslaten. Wat dan overblijft is dat mij niet helemaal duidelijk is wat het OuderenAppèl precies wil weten, behalve dat het fijn is om te weten. Ik denk dat het voor de mensen in de stad belangrijker is dat wij onze ambtelijke energie niet steken in terugkijken, maar dat we met volle kracht vooruit gaan. Als u over een jaar ziet dat ‘die wethouder mooi heeft staan praten over met volle kracht vooruit, maar het is nu nog niet goed,’ dan is het misschien tijd om het alsnog te doen. Wat mij betreft is het nu nog niet nodig.
49
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Oké, ik bedank de wethouder. Mijnheer Van den Berg, als laatste. De heer Van den Berg: Voorzitter, mijnheer Rijnders sloeg de spijker op de kop. Hij had de motie heel duidelijk gelezen en haalde de essentie er ook uit. Zie bij de overwegingen: “... dat er zich vragen voordoen of er door het ambtelijk apparaat op een competente, rechtmatige manier gehandeld is bij de inhuur van derden. Verder lijkt het erop of er een systeem van aanbesteding van inhuur van derden bestaat dat zichzelf in stand houdt en waarbij sommige bedrijven bevoordeeld worden.” Dat is de essentie, ook van de enquête: wat is er mis gegaan? Wie is verantwoordelijk? Zijn alle procedurele regels wel in acht genomen? Dat is de kern. Daar wil ik het volgende aan toevoegen: wat de toekomst betreft hebben wij vertrouwen in de marsroute die is uitgezet, maar je kunt de toekomst alleen maar ingaan als je van het verleden wilt leren. Als de raadsenquête niet doorgaat, zou ik u allen aanraden om Machiavelli er nog eens op na te slaan – het hoofdstuk over huurlingen. U leert dan misschien hoe u met externen moet omgaan.
U had mij ook kunnen vragen: wat ga je doen, nu je de neuzen geteld hebt? Dat wil ik u gaan vertellen. Wat zou ik kunnen doen? Ik zou kunnen doorgaan met prikken op dit punt. Ik zou kunnen stoppen. Ik zou kunnen wachten, zoals CDA en D66 suggereerden. Over anderhalf jaar gaan andere partijen misschien wel vragen om de raadsenquête. Ik zou ook naar de ambtenaar voor integriteit kunnen stappen. Ik wil besluiten met een geanonimiseerd bericht. Ik heb heel veel berichten gekregen; één daarvan was heel duidelijk en daarin werd gesteld: “Eef, waar begin je aan? Je raakt aan belangen”. Een ander bericht luidde: “Mijn beste, ik reageer via jou op het bericht dat het OuderenAppèl een onderzoek eist naar de externen. Ondanks de kritiek heeft het college van burgemeester & wethouders (lees: wethouder X), mijnheer Y toch weer voor veel geld ingehuurd. Omdat hij nu is ondergebracht bij project Z blijft dat uit het zicht van de raad”. En tot slot: “Sein Eef van den Berg maar in, en let verder op project A, project B en project C; onzichtbaar voor de raad en dus is een onderzoek prima”. Ik heb veel van die reacties gehad. Voorzitter: Oké. Ik dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van de beraadslagingen gekomen. We gaan over tot de stemming over de actuele motie. De actuele motie is ingediend. Hij wordt formeel ondertekend. Wie is vóór deze motie? [Stemmen bij handopsteken]. De leden van het OuderenAppèl en ‘leefbaar eindhoven’ hebben voor de motie gestemd, die daarmee is verworpen. Ik ga nu in omgekeerde volgorde terug naar de andere actuele motie. VII.1
AcM1a – Wilde dieren in het circus (hervatting behandeling)
50
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Ik heb begrepen dat u een nieuw dictum hebt geconcipieerd. Kunt u ons dat meedelen? De heer Mulder: Dank u wel, voorzitter. Gelet op de opmerking die de voorzitter van de raad maakte, komen wij nu tot een andere formulering. Ik zal “constaterende dat” en “overwegende dat” achterwege laten. Het wordt: “... stelt de raad voor, zich uit te spreken dat er een nadere discussie dient plaats te vinden over de toelaatbaarheid van wilde dieren in Eindhovense circussen, met de hele raad.” Deze gewijzigde actuele motie, AcM1a, wil ik u hierbij aanbieden. Voorzitter: Dank u wel. Hebt u het uitgeschreven? Dan ga ik het nog één keer herhalen. Is er overigens behoefte aan nadere beraadslaging over deze tekst? De heer Van Liempd: Nee, dat niet, maar ik merk op dat dit precies is wat de wethouder zojuist heeft toegezegd. Ook deze versie is overbodig. Voorzitter: Oké. Is er geen behoefte aan nadere beraadslagingen? Dan lees ik de tekst nog een keer voor. De constateringen en overwegingen blijven gewoon van kracht. “... stelt de raad voor, zich uit te spreken dat er een nadere discussie dient plaats te vinden over de toelaatbaarheid van wilde dieren in Eindhovense circussen, met de hele raad.” Wie is vóór deze actuele motie? [Stemmen bij handopsteken]. De leden van de Lijst Pim Fortuyn, Trots op Nederland, CDA, ‘leefbaar eindhoven’ en het OuderenAppèl hebben voor gestemd. Daarmee is de motie verworpen. We gaan nu terug naar het stuk van mijnheer Rozendaal; het amendement dat een motie is geworden. VI.1
Voorstel met tweede nadere toelichting Renovatiekrediet voor de verbouwing van de Ventoseflat (voorstel 10.R3995.001) (hervatting behandeling)
Voorzitter: U hebt allen de nieuwe tekst ontvangen, want die is zojuist uitgedeeld. Ik kijk eerst naar mijnheer Stoevelaar, die aangaf dat hij eerst de tekst wilde zien alvorens te reageren. Mijnheer Stoevelaar, hebt u behoefte om een reactie te geven? De heer Stoevelaar: Ja, voorzitter. Dat zal misschien wat zaken verduidelijken. Deze motie is in de basis natuurlijk gelijk aan het amendement dat in eerste instantie werd ingediend. Het roept nog steeds op tot andere financiering, zoals wij ook al hadden gezegd. Daarnaast is er iets nieuws bij gekomen, namelijk de opdracht om te zorgen voor structureel monumentenbeleid waarvoor voldoende middelen beschikbaar zouden moeten zijn. Dat is een oproep aan het college. Deze toevoeging is voor ons
51
A
Verslagnummer 19
een heel belangrijke. Wij hebben erover gesproken en hebben besloten dat wij de motie nu wel zullen steunen. Het voorstel steunen wij echter nog steeds niet.
Voorzitter: Nu overdenk ik wat dit betekent, maar daar komen we straks dan wel op. De wethouder. Mevrouw Schreurs: Wat het betekent, voorzitter, is dat je geld aan het vrijmaken bent dat niet ingezet hoeft te worden, want je steunt het voorstel niet. Voorzitter: Maar we weten niet wat de uitspraak van de raad wordt. Stel dat het voorstel wordt verworpen en de motie aangenomen. Dan is het een lege motie geworden. Mevrouw Schreurs: Nee, er wordt een lege motie voorgesteld... maar goed, daar gaat het niet om. Het gaat mij alleen om de motie. Volgens mij is volstrekt helder wat de VVD wenst. Dat is namelijk dat er een goed monumentenbeleid komt voor zoveel mogelijk monumenten. Dat is de intentie die uit deze motie spreekt. Wij hebben onderwijl te maken met een krappe begroting, dus de manier waarop ik het met alle inzet zal proberen te regelen, is binnen het domein zelf. Eén van de meest voor de hand liggende routes is de vervreemding van het pand onder allerlei prachtige voorwaarden, want wij zijn feitelijk geen verhuurder. Dat is in alle opzichten de beste oplossing. De andere mogelijkheid is dat het binnen het grotere geheel van het monumentenbeleid geregeld wordt, dat u nog wordt toegestuurd. Dit om te zorgen dat de rest van uw collega’s niet tegen het plafond vliegt omdat er feitelijk al een greep wordt gedaan in middelen die zij in hun afwegingen willen betrekken. Het moet dus binnen het monumentendomein zelf opgelost worden. Voorzitter: Dat is de uitleg die de wethouder aan deze motie geeft. Dan ga ik nu met u ophalen wat er ligt. Er is een voorstel. Er zijn twee moties. De ene motie is van ‘leefbaar eindhoven,’ die alleen maar ingediend gaat worden als het voorstel wordt verworpen. Die motie moet namelijk dienen als achtervang voor de sociale aspecten. De VVD hád een amendement ingediend, maar heeft daar een motie van gemaakt. We gaan zodadelijk eerst over het voorstel stemmen. Daarna stemmen we over de motie van mijnheer Rozendaal. Vervolgens stemt u al dan niet over de motie van mijnheer Rijnders. Ja? Eerst het voorstel. Wie is voor het voorstel? [Stemmen bij handopsteken]. De fracties van de Socialistische Partij, GroenLinks, Partij van de Arbeid, OuderenAppèl, D66 en VVD stemden voor het voorstel, dat daarmee is aangenomen. We komen bij de motie van mijnheer Rozendaal. Wie is voor die motie? [Stemmen bij handopsteken]. Voor de motie hebben gestemd de fracties van D66, VVD,
52
A
Verslagnummer 19
OuderenAppèl, CDA, Trots op Nederland, ‘leefbaar eindhoven’ en Lijst Pim Fortuyn. Daarmee is de motie aangenomen. De motie van mijnheer Rijnders is overbodig geworden en die gaat nu dus uit de stemming. Nu hebben we dit deel van de agenda afgehandeld. Wij komen nu bij het initiatiefvoorstel. VIIB
Initiatiefvoorstellen
VIIB.1
Initiatiefvoorstel Duurzaam Eindhoven (voorstel 10R4068)
Voorzitter: Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Dank u wel, voorzitter. Ik wil u graag een initiatiefvoorstel aanbieden, “Duurzaam Eindhoven.” Eindhoven heeft ambitieuze doelstellingen: in 2035 energieneutraal, exclusief mobiliteit, en in 2045 energieneutraal in de gehele stad. In het coalitieakkoord “Werken aan morgen” wordt nadrukkelijk gesproken over duurzaamheidsbeleid, maar zeker ook over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de stad, wat door deze coalitie vanzelfsprekend gevonden wordt. Duurzaamheid laat zich terugvinden op bijna alle gebieden van de gemeentelijke organisatie en maakt zelf integraal onderdeel uit van maatschappelijk verantwoord ondernemen, of, in het geval van de gemeente, maatschappelijk verantwoord besturen. MVO-beleid en daarmee duurzaamheid is een paraplu waaronder heel veel hangt. Alleen wanneer deze grote samenhang wordt gezien en daarop het beleid wordt afgestemd zijn de ambitieuze doelstellingen van Eindhoven in 25 en 35 jaar te realiseren. Wat is nu de definitie van de raad voor duurzaamheid en MVO? Dat hebben we niet gezegd in het coalitieakkoord. ISO 26000 is een internationale richtlijn voor MVO, een hulpmiddel voor bedrijven en organisaties bij de implementatie. ISO 26000 is geen norm voor managementsystemen, maar geeft adviezen hoe organisaties MVOaspecten kunnen koppelen aan reeds bestaande systemen in de organisatie. Op basis van deze ISO-norm kunnen alle onderwerpen aan bod komen waarmee de gemeentelijke organisatie te maken krijgt op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De gemeente kan gestructureerd en daadkrachtig stappen nemen. Door het duidelijk verwoorden van MVO-kaders kan de gemeentelijke organisatie sectoroverstijgend aan de slag met verduurzaming van de organisatie. De onderwerpen daarvoor staan in het voorstel. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt de overkoepelende manier van werken voor de gemeente Eindhoven, waarin alle zeven kerntaken te allen tijde gewogen kunnen worden bij besluitvorming en uitvoering van beleid. Duurzaamheid is hiermee een integraal onderdeel en daarmee geen apart staand onderdeel meer. Het is onderdeel
53
A
Verslagnummer 19
geworden van het DNA van het gemeentelijk bedrijf. Ik wil u voorstellen om het initiatiefvoorstel, genaamd “Duurzaam Eindhoven,” verder met elkaar door te spreken in commissieverband en daarna terug te laten komen in de raad. Dank u wel. Voorzitter: We moeten met elkaar bespreken of u met dat voorstel kunt instemmen, of het behandeling krijgt in de commissie. Mijnheer Houben. De heer Houben: Voorzitter, dank u wel. Mag het vanaf mijn plaats? Allereerst een compliment aan GroenLinks voor het ontwerp raadsbesluit, want hoe je er ook over denkt, er blijkt in elk geval uit dat er bij GroenLinks iemand ongelooflijk veel verstand van dit onderwerp heeft. Aan de andere kant wil het CDA verzoeken om dit onderwerp niet nu in de commissie te bespreken, en wel om de volgende reden: we hebben in het coalitieakkoord “Werken aan morgen” de paragraaf 3.1 over duurzame economie. Paragraaf 4.7 gaat over duurzaamheid en milieu. Waarom moet er dan van een afzonderlijke fractie een initiatiefontwerpraadsbesluit komen om het coalitieakkoord uit te voeren? Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen gaf het net al aan; GroenLinks heeft een voorstel gemaakt dat nog wat uitgebreider is, maar ik mag toch aannemen dat een coalitie die zo stevig is als deze, ook nog eigen deskundigen heeft (behalve in de GroenLinks fractie) die zo’n voorstel kunnen maken. Wij maken ons hier grote zorgen over. In de begrotingsbehandeling van vorige week bijvoorbeeld, kwam D66 met een actuele motie om de eigen wethouder op te roepen om in de begroting structureel geld vrij te maken voor design, terwijl dat óók in het coalitieakkoord staat. Vraag één is: vertrouwen jullie wel in je eigen coalitie? Vertrouwen jullie het college niet? En als laatste vraag: gaan jullie dan op ieder punt uit het coalitieakkoord steeds afzonderlijk per fractie met een initiatiefvoorstel komen? Dat lijkt mij niet nodig. Het CDA wil graag dat deze coalitie, de wethouders zelf, met voorstellen komen als die klaar zijn. Die voorstellen willen wij dan graag in de commissie bespreken. Dank u wel. Voorzitter: Even voor de procedure. Het is het onvervreemdbaar recht van een raadslid om een initiatiefvoorstel te doen. U kunt zeggen dat u er geen behoefte aan heeft, maar het blijft het onvervreemdbaar recht van een raadslid. Het is vervolgens aan ons om er de procedure bij te zoeken. De gangbare procedure is de commissie, maar het kan ook direct naar de raad. De indiener van het initiatiefvoorstel verdedigt het voorstel, als ware hij of zij wethouder. Er komt een advies van het college op, zo is de procedure. We zullen die procedure nog eens uitschrijven omdat we hier nog niet zo aan gewend zijn. Mijnheer Houben? De heer Houben: Voorzitter, u mag best de procedure voor ons uitschrijven, maar die kennen we. Het gaat er meer om dat wij – het CDA – ernstige zorgen hebben over of de coalitiepartijen uit de raad wel het vertrouwen hebben dat deze coalitie zelf met voorstellen kan komen.
54
A
Verslagnummer 19
Voorzitter: Dat snap ik. Dat is het probleem ook niet. U kunt een oordeel hebben over het nut en de betekenis van een initiatiefvoorstel. U hebt dat net geuit en u hebt dat in een bepaalde context geplaatst. Ik wil slechts markeren dat wij niet kunnen beslissen dat een raadslid iets niet mag indienen als initiatiefvoorstel. De heer Houben: Als ik die indruk heb gewekt, dan wil ik dat acuut wegnemen. Wij willen zo lief zijn als wij worden geacht te zijn. Voorzitter: Oh, kunt u dat nog een keer zeggen? Het woord is aan mijnheer Van den Berg. De heer Van den Berg: Dank u wel, voorzitter. Inhoudelijk deel ik wel de kanttekeningen van mijnheer Houben, maar het is natuurlijk ontzettend goed als er een initiatiefvoorstel uit de raad komt, waarover ook gedebatteerd kan worden. Ik wil dit graag behandelen in de commissie en ik wil op een paar punten graag de degens kruisen met mijnheer Van den Nieuwenhuijzen. Voorzitter: Zijn er nog andere reacties? Nee? De wethouder misschien? De heer Helms: Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb kennis kunnen nemen van het initiatief raadsvoorstel en ik moet zeggen dat daar een paar specifieke dingen in staan, maar ook een paar goede aanknopingspunten. Zoals eerder toegezegd, komt het college zelf met een vernieuwende aanpak op het gebied van duurzaamheid. Dat zouden we nog dit jaar doen. Aan de commissienotitie wordt gewerkt; die komt op de agenda van de commissievergadering van december a.s. Als we op dezelfde commissie aansturen, lijkt het me mooi om deze twee zaken gezamenlijk te behandelen, daar een commissiediscussie over te voeren en te kijken op welke punten we de twee wellicht in elkaar kunnen schuiven om zo tot een breed gedragen voorstel te komen. Overigens constateer ik ook dat de indiener een aanmerkelijke hoeveelheid specifieke kennis bezit. Ik ben er hartstikke blij mee dat hij die met ons wil delen want dan hoeven wij die niet in te huren. Ik zie de discussie in de commissie graag tegemoet. Het is aan de indiener om te kijken wanneer we dit het beste in de commissie kunnen agenderen. We kunnen dit ook als een commissienotitie beschouwen, zodat we beide zaken gezamenlijk kunnen bespreken. Op basis daarvan kunnen we dan komen tot een volledig voorstel met betrekking tot de aanpak van duurzaamheid. Voorzitter: Gehoord de wethouder geef ik u in overweging om het volgende te doen. De wethouder doet een afhandelingsvoorstel. Het initiatiefvoorstel wordt gewoon in behandeling genomen, dat is één. Het tweede is: op welke wijze dat precies gaat plaatsvinden (langs de commissie, in samenhang met de notitie van het college) zou ik u willen voorstellen om dat over te laten aan het presidium, en hen te vragen hier
55
A
Verslagnummer 19
nader naar te kijken en aanwijzingen te geven voor de afhandelingsprocedure, in samenhang of separaat, en de raad daarover nader te informeren. Is dat akkoord? Dan gaan we dat zo doen. Mijnheer Van den Nieuwenhuijzen, dan wil ik u feliciteren met het indienen van uw initiatiefvoorstel, hoewel dat een beetje prematuur is, want zoiets doe je eigenlijk pas als het de eindstreep heeft gehaald. We gaan naar agendapunt VIII. VIII
Raadsinformatiebrieven ter kennisname
Voorzitter: Er wordt voorgesteld om de raadsinformatiebrieven die u hebt ontvangen, voor kennisgeving aan te nemen. Is dat akkoord? Dat is het geval. IX
Ingekomen stukken
Voorzitter: Mevrouw List. Mevrouw List: Ik heb één opmerking over de ingekomen stukken, voorzitter. Ik wilde vragen of er een kopie van brief B1, die u zelf als college afdoet, over de fietsenproblematiek 18 septemberplein, naar de raad kan komen. Voorzitter: Dat kunt u zodirect voorstellen. We gaan eerst naar de ingekomen stukken onder A. Voorgesteld wordt om die stukken voor kennisgeving aan te nemen. Kunt u daarmee instemmen? Akkoord. Dan komen we bij de ingekomen stukken onder B. Voorgesteld wordt om die stukken ter afdoening in handen van het college van burgemeester & wethouders te stellen. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval. Vervolgens besluiten wij om van de brief onder B1. een afschrift te sturen naar de raad. Is dat ook akkoord? Goed. Dat hebben wij dan afgesproken. Nu rest ons slechts het laatste agendapunt. X
Sluiting
Voorzitter: Onder dankzegging voor uw aanwezigheid en inbreng sluit ik de vergadering. Ik wens u nog een prettige avond en straks een goede reis naar huis. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 februari 2011. R. van Gijzel, voorzitter
J. Verheugt, griffier
gwo/HA11001099
56