EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden Kostprijscalculatie 9 november 2013
Beschikbare tijd 2 uur.
Op de netheid van het werk zal worden gelet.
Deze opgave is eigendom van de Examencommissie en dient, tezamen met de uitwerkingen te worden ingeleverd.
Opgave I Een machine met een aanschafprijs van € 360.000,- wordt afgeschreven op basis van de verwachte productiehoeveelheden van 500.000 stuks over de gehele gebruiksperiode. De restwaarde wordt geschat op € 60.000,-. Interestkosten 6%, te berekenen over het gemiddelde van de boekwaarde aan het begin en het eind van elk productiejaar. De verwachte productiehoeveelheden en complementaire kosten zijn: productie
compl. kosten
jaar 1:
120.000 stuks
€ 10.000,-
jaar 2:
110.000 stuks
€ 13.000,-
jaar 3:
100.000 stuks
€ 17.000,-
jaar 4:
90.000 stuks
€ 22.000,-
jaar 5:
80.000 stuks
€ 28.000,-
1.
Bereken de afschrijvingskosten per stuk.
2.
Bereken de afschrijving in jaar 1.
3.
Bereken de rentekosten in jaar 1.
4.
Bereken het totaalbedrag aan afschrijving, rentekosten en complementaire kosten in jaar 1.
5.
Wat verstaat u onder complementaire kosten?
6.
Geef in het kort weer hoe u met behulp van de aankoopprijs, restwaarde, afschrijving, rente en complementaire kosten de economische levensduur kunt bepalen.
Opgave II Voorland BV vervaardigt onder andere het massaproduct Kwit. Met betrekking tot dit product is voor het komende jaar het volgende gegeven: de verkoopprijs bedraagt € 80,- per stuk; het verwachte totale voordelige verkoopresultaat bedraagt € 4.465.000,-; het verwachte nadelige bezettingsresultaat bedraagt € 260.000,-; de verwachte productie en afzet zijn 190.000 producten, hetgeen 5% minder is dan de normale productie en afzet. 7.
Bereken het verwachte bedrijfsresultaat.
8.
Bereken de standaard constante kosten per eenheid.
9.
Bereken de standaard variabele kosten per eenheid.
10. Bereken de verwachte totale kosten.
Examen PDB, Kostprijscalculatie
1/3
Opgave III De industriële onderneming Furniture Eastwest vervaardigt houten meubelen in stukproductie. Een van de producten is de populaire kast Julius. Deze kast bevat onder andere de grondstoffen hout en glas. Voor de productie van een speciale order van 100 kasten Julius wordt voor de grondstoffen het volgende begroot: hout: 4.000 kg à € 20,- per kg; glas: 200 m2 à € 30,- per m2. Na afloop blijkt dat het werkelijke grondstoffenverbruik en de kosten zijn geweest: hout: 4.080 kg, waarvoor is betaald € 80.784,-; glas: 198 m2, waarvoor is betaald € 5.841,-. 11. Bereken het budgetresultaat. 12. Bereken het efficiencyresultaat op het houtverbruik en op het glasverbruik. 13. Bereken het prijsresultaat op de kosten van hout en van glas. 14. Wat verstaat u onder stukproductie?
Opgave IV Lindemans BV vervaardigt het product Yvoni. Hiervan is voor het komende jaar gegeven: constante kosten per product € 19,20; variabele kosten per product € 24,10; normale productie en afzet 60.000 stuks; verwachte productie en afzet 50.000 stuks; verkoopprijs per product € 58,–, exclusief btw. 15. Bereken het verwachte bedrijfsresultaat voor het komende jaar. 16. Bereken de procentuele bijdrage voor de kostendekking in twee decimalen nauwkeurig. 17. Bereken de break-evenafzet, afgerond op gehele stuks. 18. Bereken de break-evenomzet.
Examen PDB, Kostprijscalculatie
2/3
Opgave V Een onderneming heeft een duurzaam productiemiddel waarvan de volgende gegevens uit de administratie zijn achterhaald: aanschafwaarde € 246.000,-; restwaarde € 6.000,-; economische levensduur 6 jaar. Het duurzame productiemiddel wordt afgeschreven met een gelijkblijvend dalend bedrag van € 5.000,- per jaar. 19. Bereken per jaar afzonderlijk de afschrijvingsbedragen gedurende de economisch levensduur.
Opgave VI 20. Wat is het belangrijkste verschil tussen de primitieve en de verfijnde opslagmethode? 21. Wat verstaat u onder de zogenaamde 'veiligheidsvoorraad' en hoe berekent u deze? 22. Wat is het verschil tussen afval en uitval? 23. Wat houdt de methode van de voortschrijdende 4-kwartaalcijfers in?
EINDE EXAMEN
Examen PDB, Kostprijscalculatie
3/3
UITWERKINGEN tussen haakjes het aantal te behalen punten
Opgave I 1.
(2) (360.000 -/- 60.000) / 500.000 = € 0,60
2.
(1) 120.000 * € 0,60 = € 72.000
3.
(2) De boekwaarde aan het einde van jaar 1 is 360.000 -/- 72.000 = 288.000. De rentekosten in jaar 1 bedragen: (360.000 + 288.000) / 2 * 6% = 19.440
4.
(1) Afschrijvingskosten: Rentekosten: Complementaire kosten: Totaal:
5.
(1) Alle bijkomende kosten van een duurzaam productiemiddel, behalve de afschrijvingsen interestkosten.
6.
(2) Aan de hand van de aankoopprijs en de restwaarde kunnen de afschrijvings- en rentekosten per jaar worden berekend. Door aan deze kosten de complementaire (bijkomende) kosten toe te voegen, jaarlijks te cumuleren en deze te delen op de jaarlijks gecumuleerde productie worden de kosten per product berekend. De economische levensduur is de duur van het jaar waarin de berekende kostprijs het laagst is.
€ € € €
72.000 19.440 10.000 101.400
Opgave II 7.
(2) Bedrijfsresultaat
= Verkoopresultaat +/- Bezettingsresultaat = € 4.465.000 – 260.000 = € 4.205.000
8.
(2) Bezettingsresultaat = (W – N) * C/N Normale productie = 100/95 * 190.000 = 200.000 stuks dus (190.000 -/- 200.000) * C/N = - 260.000 C/N = 260.000 / 10.000 = € 26,-
9.
(2) Verkoopresultaat = Afzet * (VP -/- KP) 4.465.000 = 190.000 * (80 -/- ?) 23,50 = 80 -/- ? ? = KP = € 56,50, Constante kosten per eenheid bedroegen € 26,-, dus de variabele kosten per eenheid: € 30,50
10.
(2) Verwachte TK = Verwachte const. kst + Verwachte var. kst = 26 * 200.000 + 30,50 * 190.000 = 5.200.000+5.795000 = € 10.995.000
UITWERKINGEN Examen PDB, Kostprijscalculatie
Opgave III 11.
(2) Toegestaan:
Werkelijk:
4.000 kg * € 20,- = 200 m2 * € 30,- =
€ 80.000 6000 € 86.000
€ 80.784 5.841 € 86.625 € 625 (nadelig)
12.
(2) Hout: (4.080 – 4.000) * 20 = Glas: (198 – 200) * 30 = Totaal efficientieresultaat:
13.
(2) Hout:
4.080 * 20 =
Glas:
198 * 30 =
14.
€ 1.600 (nadelig) € 60 (voordelig) € 1.540
€ 81.600 80.784 816 (voordelig) € 5.940 € 5.841 99 (voordelig)
(1) In tegenstelling tot massaproductie wordt bij stukproductie wordt rekening gehouden met de individuele wensen van de klant. De kostprijscalculatie geschiedt veelal op kostprijskaarten d.m.v. een opslagmethodiek.
Opgave IV 15.
(2) Bedrijfsresultaat = Totale opbrengst -/- Totale kosten Totale opbrengst = Afzet * VP = 50.000 * € 58 = € 2.900.000 Totale kosten = VK + CK = (50.000 * € 24,10) + (60.000 * € 19,20) = € 2.357.000 Bedrijfsresultaat = € 2.900.000 - € 2.357.000 = € 543.000
16.
(2) Dekkingsbijdrage = VP – VK = 58 – 24,10 = € 33,90 33,90/58 * 100% = 58,45%
17.
(2) BEA = CK / (P – V) = € 1.152.000 / 33,90 = 33.983
18.
(2) BEO = BEA * VP = 33.983 * 58 = € 1.971.014
UITWERKINGEN Examen PDB, Kostprijscalculatie
Opgave IV 19.
(3) Jaar 1 2 3 4 5 6 Totaal
Afschrijvingkosten X X-5.000 X-10.000 X-15.000 X-20.000 X-25.000 6X – 75.000
6X – € 75.000 = € 246.000 - € 6.000 6X = 165.000 X = 27.500, hieruit volgt: Jaar 1 2 3 4 5 6 Totaal
Afschrijvingkosten 52.500 47.500 42.500 37.500 32.500 27.500 240.000
Opgave IV 20.
(1) Bij de primitieve opslagmethode wordt per order een opslagpercentage voor de indirecte kosten toegepast die berekend wordt door de totale indirecte in een percentage uit te drukken van de totale directe kosten. Bij de verfijnde methode wordt dit opslagpercentage gespitst in indirecte kosten verband houdend met het materiaal en indirecte kosten verband houden met het loon.
21.
(1) Voorraad die minimaal aanwezig moet zijn
22.
(1) Van afval is sprake als tijdens het productieproces grondstof verloren gaat. Van uitval is sprake als eindproducten niet aan de gestelde eisen voldoen. De eindproducten, die worden afgekeurd, noemen we uitval. Bij afval is uitsluitend verlies van grondstof, bij uitval is er ook verlies op bestede loonkosten en indirecte fabricagekosten.
23.
(1) Een optelsom van voortschrijdende kwartaalcijfers, zodat zonder fluctuatie van de kwartalen de (omzet)cijfers van een bepaald jaar kunnen worden vergeleken met de overeenkomstige periodecijfers van vorige jaren. EINDE UITWERKINGEN
UITWERKINGEN Examen PDB, Kostprijscalculatie