Examenlijn
Financieel – Administratief
Diploma
Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)
Module
Kostprijscalculatie (KP)
Niveau
MBO 4
Positionering Versie
1.2
Geldig
vanaf 01-01-2013
Vastgesteld op
13 juli 2011
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Veronderstelde voorkennis
Eindtermen en toetstermen *) betekent: zie toelichting 4.1 De kandidaat kan kostprijs- en verkoopprijsberekeningen maken. 4.1.1 4.1.2
4.1.3 4.1.4 4.1.5
4.1.6
4.1.7 4.1.8
4.1.9
4.1.10
4.1.11 4.1.12 4.1.13 4.1.14
4.2
B
T
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x x x
De kandidaat kan resultaten van productie en verkoop berekenen. 4.2.1
4.2.2
4.2.3 4.2.4 4.2.5
4.2.6 4.2.7
4.3
De kandidaat kent de belangrijkste boekhoudkundige overzichten. *) De kandidaat kent de verschillen tussen de boekhoudkundige overzichten en kan deze gebruiken voor kostprijsberekeningen, verkoopprijsberekeningen en berekeningen van resultaten. *) De kandidaat kent de functies van de kostprijsberekening. De kandidaat kent de notatie van vreemde valuta. *) De kandidaat kent de definitie van directe kosten, indirecte kosten, (proportioneel, progressief en degressief) variabele kosten, afval en uitval, constante (vaste) kosten, werkelijke bezetting, normale bezetting, primitieve opslagmethode, verfijnde opslagmethode, brutowinstopslagmethode , nettowinstopslagmethode, (integrale) fabricagekostprijs en (integrale) commerciële kostprijs De kandidaat kan voorbeelden geven van en kent de verschillen tussen: • directe kosten en indirecte kosten; • variabele kosten en constante (vaste) kosten; • proportioneel, progressief en degressief variabele kosten; • afval en uitval • werkelijke bezetting en normale bezetting; • primitieve opslagmethode en verfijnde opslagmethode; • brutowinstopslagmethode en nettowinstopslagmethode. • (Integrale) fabricagekostprijs en (integrale) commerciële kostprijs De kandidaat kan berekeningen maken met betrekking tot kosten, kostprijzen en verkoopprijzen. *) De kandidaat kent de definitie van aanschafprijs van een duurzaam productiemiddel, afschrijving, restwaarde, boekwaarde, interest gemiddelde boekwaarde, complementaire kosten, technische gebruiksduur (levensduur) en economische gebruiksduur (levensduur). De kandidaat kan voorbeelden geven van complementaire kosten en kent het verschil tussen technische gebruiksduur (levensduur) en economische gebruiksduur (levensduur) van een duurzaam productiemiddel. De kandidaat kan de afschrijvings- en interestkosten van een duurzaam productiemiddel berekenen, evenals de economische gebruiksduur van een duurzaam productiemiddel. *) De kandidaat kent de definitie van dekkingsbijdrage, break-evenafzet en breakevenomzet De kandidaat kan een break-evengrafiek interpreteren. *) De kandidaat kan de break-evenafzet en break-evenomzet berekenen. *) De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm. *)
K
De kandidaat kent de definitie van verkoopresultaat (transactieresultaat), bedrijfsresultaat, resultaat vóór belasting, resultaat na belasting, integrale kostencalculatie (absorption costing) en variabele kostencalculatie (direct costing). De kandidaat kent de verschillen tussen: • verkoopresultaat (transactieresultaat) en bedrijfsresultaat; • resultaat vóór belasting en resultaat na belasting; • integrale kostencalculatie (absorption costing) en variabele kostencalculatie (direct costing). De kandidaat kan het verkoopresultaat en het (bedrijfs)resultaat berekenen. *) De kandidaat kent de definitie van bezettingsresultaat, prijsresultaat en efficiencyresultaat. De kandidaat kent de verschillen tussen bezettingsresultaat, prijsresultaat en efficiencyresultaat, kan voorbeelden geven van deze resultaten en kan ze in voorkomende situaties herkennen. De kandidaat kan bezettings-, prijs- en efficiencyresultaten berekenen. *) De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm. *)
x
x x x
x x x
De kandidaat kan een toelichting geven op gegevens van kostprijzen, verkoopprijzen en resultaten, die zijn gepresenteerd in de vorm van een tabel of grafiek. 4.3.1
De kandidaat kent de begrippen tabel, lijndiagram, (samengesteld) staafdiagram, kolommendiagram, cirkeldiagram, Z-grafiek.
x
2
Eindtermen en toetstermen *) betekent: zie toelichting 4.3.2 4.3.3
De kandidaat kan een toelichting geven op een gepresenteerd overzicht in de vorm van een tabel of grafiek. De kandidaat kan een tabel samenstellen van gegevens van kostprijzen, verkoopprijzen en resultaten.
K
B
T
x x
3
Toelichting op eindtermen en toetstermen 4.1.1 t/m 4.1.2
De belangrijkste boekhoudkundige overzichten zijn: balans, winst-en-verliesrekening, proefbalans, saldibalans en grootboekrekening.
4.1.4
Uitsluitend in de notering van euro’s uitgedrukt in vreemde valuta, bijvoorbeeld € 1,- = aankoop $ 1,2237 en verkoop $ 1,3947
4.1.7
4.1.10
Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. Een vergelijking met één onbekende oplossen. Berekeningen met verhoudingen. Berekeningen met vreemde valuta (uitsluitend in de notering van euro’s uitgedrukt in vreemde valuta, bijvoorbeeld € 1,- = aankoop $ 1,2237 en verkoop $ 1,3947). Berekeningen met omzetbelasting. Berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop en de factuur samenstellen. Berekeningen met tarra, rabat, korting voor contant en kredietbeperkingstoeslag. Berekenen van de inkoopprijs, de kostprijs, de verkoopprijs, de consumentenprijs, de brutowinst en de nettowinst. Berekeningen met directe en indirecte kosten. Berekeningen met de primitieve en verfijnde opslagmethode. Berekeningen met de brutowinstopslagmethode en de nettowinstopslagmethode in een handelsonderneming. Berekeningen met variabele kosten en constante (vaste) kosten en met werkelijke bezetting en normale bezetting. Berekeningen met proportioneel variabele kosten, progressief variabele kosten en degressief variabele kosten. Berekenen van tarieven voor de berekening van de kostprijs, zoals het machineuurtarief en het manuurtarief. Berekeningen met afval en uitval. Berekenen van de integrale fabricagekostprijs, de integrale commerciële kostprijs en de verkoopprijs in een industriële onderneming in geval van stukproductie en (serie)massaproductie en zowel bij toepassing van de delingscalculatie als de opslagmethoden. Berekenen van de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs op basis van variabele kosten (direct costing). Berekenen van de afschrijving van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de volgende afschrijvingsmethoden: o afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs; o afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde; o afschrijven met een variabel bedrag per periode, bijvoorbeeld afhankelijk van het gebruik van het duurzame productiemiddel. Berekenen van de interestkosten van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de hiervoor genoemde afschrijvingsmethoden. Berekeningen met complementaire kosten. Berekenen van de economische gebruiksduur van een duurzaam productiemiddel en de afschrijvingsbedragen per periode, op basis van een gegeven aanschafprijs, een restwaarde van nihil en de berekening van de interest over de gemiddelde boekwaarde gedurende de gebruiksduur.
4.1.12 In een gegeven break-evengrafiek (met lijnen van Totale kosten en Totale opbrengst of Dekkingsbijdrage en Constante kosten) aangeven waar de break-evenafzet en break-evenomzet liggen en vanuit de grafiek bepalen hoeveel de break-evenafzet is en hoeveel de break-evenomzet bedraagt en hoeveel het resultaat bedraagt bij een bepaalde afzet. 4.1.13
Berekenen van de dekkingsbijdrage in een bedrag per product of in een percentage van de verkoopprijs en hiermee de break-evenafzet en break-evenomzet berekenen. Berekenen van de gewenste afzet/omzet op basis van de gegeven verkoopprijs of omzet, de variabele kosten per product en in totaal en de constante kosten per product en in totaal.
4
Toelichting op eindtermen en toetstermen 4.1.14
4.2.3
4.2.6
4.2.7
De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): o absorption costing (integrale kostprijsberekening); o costs (kosten); o standard costs (standaardkosten); o fixed costs (constante kosten); o variable costs (variabele kosten); o overhead (indirecte kosten); o product costing (kostprijsberekening van producten); o inventory costs (voorraadkosten); o depreciation (afschrijving); o breakeven analysis (breakeven-analyse); o revenues (opbrengsten); o contribution margin (dekkingsbijdrage); o gross margin (brutomarge). Berekenen van het verkoopresultaat (of transactieresultaat) en vanuit een gegeven verkoopresultaat de afzet, de inkoopprijs of de verkoopprijs. Berekeningen op basis van de integrale kostencalculatie (absorption costing) en de variabele kostencalculatie (direct costing). Berekenen van het bedrijfsresultaat. Berekenen van het resultaat vóór en na belasting. Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt om de hiervoor genoemde resultaten te berekenen. Berekenen van het bezettingsresultaat en vanuit een gegeven bezettingsresultaat de werkelijke bezetting, de normale bezetting of de constante kosten per eenheid product of per periode berekenen. Berekenen van het prijs- en efficiencyresultaat en vanuit een gegeven resultaat de standaardhoeveelheid, de werkelijke hoeveelheid, de standaardprijs per eenheid of de werkelijke prijs per eenheid. Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde resultaten. De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): o variance analysis (verschillenanalyse); o efficiency variance (efficiencyverschil); o price variance (prijsverschil); o volume variance (bezettingsverschil).
5
Examenlijn
Financieel – Administratief
Diploma
Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)
Module
Kostprijscalculatie (KP)
Versie
1.2
Geldig
vanaf 01-01-2013
Vastgesteld op
13 juli 2011
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Toetsvorm
Schriftelijk examen met open vragen en incidenteel één of enkele gesloten vragen
Toetsduur
2 uur (120 minuten)
Toegestane hulpmiddelen
Toetsmatrijs Eindterm Toetsterm
4.1
4.2
4.3
Totaal
Puntenverdeling in %
Aantal vragen
min
min
max
Vraagsoort
max
K
B
T
%
%
%
50%
70%
12
4.1.1 en 4.1.2
0%
10%
0
2 Open vragen
x
x
4.1.3 t/m 4.1.7
10%
50%
4
12 Open vragen
x
x
x
4.1.8 t/m 4.1.10
5%
20%
2
4 Open vragen
x
x
x
4.1.11 t/m 4.1.13
0%
20%
0
4 Open vragen
x
x
x
4.1.14
0%
10%
0
2 Open vragen
x
Totaal
15%
45%
4
4.2.1 t/m 4.2.3
5%
20%
2
4 Open vragen
x
x
x
4.2.4 t/m 4.2.6
10%
30%
3
6 Open vragen
x
x
x
4.2.7
0%
10%
0
2 Open vragen
x
Totaal
5%
10%
1
3
4.3.1 en 4.3.2
0%
10%
0
2 Open vragen
4.3.3
0%
10%
0
2 Open vragen
Totaal
100%
17
10
x
x x
25 minimaal
0%
0%
60%
maximaal
20%
30%
80%
6