Examenlijn
Financieel-Administratief
Diploma
Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)
Module
Bedrijfseconomie (BE)
Niveau
MBO 4
Positionering Versie
1.2
Geldig
vanaf 01-01-2013
Vastgesteld op
13 juli 2011
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Veronderstelde voorkennis
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen 6.1 De kandidaat kan berekeningen maken ten behoeve van de periodeafsluiting. 6.1.1 6.1.2
6.1.3 6.1.4 6.1.5 6.1.6
6.1.7
6.1.8 6.2
B
T
x
x x x x
x
x x
De kandidaat kan kengetallen berekenen. 6.2.1
6.2.2
6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7
6.2.8
6.2.9 6.2.10
6.2.11
6.2.12 6.2.13 6.3
De kandidaat kent de belangrijkste boekhoudkundige overzichten. *) De kandidaat kent de verschillen tussen de boekhoudkundige overzichten en kan deze gebruiken voor berekeningen van indexcijfers, interestberekeningen, berekeningen met aandelen en obligaties en berekening van kengetallen. *) De kandidaat kan berekeningen maken in verband met inkoop, verkoop en resultaten ten behoeve van de periodeafsluiting. *) De kandidaat kan indexcijfers berekenen. *) De kandidaat kan interestberekeningen maken op basis van enkelvoudige interest en op basis van samengestelde interest. *) De kandidaat kent de definitie van een aandeel, een (gewone) obligatie, een converteerbare obligatie, agio op aandelen, agio op obligaties en disagio op obligaties. De kandidaat kent de overeenkomsten en verschillen tussen aandelen, (gewone) obligaties en converteerbare obligaties en kan in voorkomende situaties herkennen of er sprake is van agio of disagio. *) De kandidaat kan berekeningen maken in verband met aandelen en obligaties. *)
K
De kandidaat kent de definitie van liquiditeit, liquiditeitsbegroting, cashflow, resultatenbegroting (exploitatiebegroting), liquiditeitskengetal, current ratio, quick ratio en netto werkkapitaal. De kandidaat kent de verschillen tussen current ratio en quick ratio en tussen liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting (exploitatiebegroting) en kan de liquiditeit beoordelen op basis van liquiditeitskengetallen en liquiditeitsbegroting. De kandidaat kan liquiditeitskengetallen berekenen en begrotingen opstellen. *) De kandidaat kent de definitie van solvabiliteit, solvabiliteitskengetal en debt ratio. De kandidaat kan de solvabiliteit beoordelen op basis van solvabiliteitskengetallen. De kandidaat kan solvabiliteitskengetallen berekenen. *) De kandidaat kent de definitie van rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV), interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en hefboomwerking in de financiering. De kandidaat kent de verschillen tussen de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV) en interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en kan op basis hiervan de rentabiliteit beoordelen en een oordeel geven over de hefboomwerking. De kandidaat kan rentabiliteitskengetallen berekenen. *) De kandidaat kent de definitie van activiteitskengetal, krediettermijn van debiteuren, krediettermijn van crediteuren, omzetsnelheid (omloopsnelheid) van de voorraad, opslagduur van de voorraad en arbeidsproductiviteit. De kandidaat kan op basis van berekende activiteitskengetallen een oordeel geven over de krediettermijn van debiteuren, de krediettermijn van crediteuren, de omzetsnelheid (omloopsnelheid) van de voorraad, de opslagduur van de voorraad en de arbeidsproductiviteit. De kandidaat kan activiteitskengetallen berekenen. *) De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm. *)
x
x x x x x
x
x x
x
x x x
De kandidaat kan een toelichting geven op bedrijfseconomische overzichten die zijn gepresenteerd in de vorm van een tabel of grafiek. 6.3.1 6.3.2 6.3.3
De kandidaat kent de begrippen tabel, lijndiagram, (samengesteld) staafdiagram, kolommendiagram, cirkeldiagram en Z-grafiek. De kandidaat kan een toelichting geven op een gepresenteerd overzicht in de vorm van een tabel of grafiek. De kandidaat kan een tabel samenstellen van gegevens van kengetallen en resultaten.
x x x
2
Toelichting op eindtermen en toetstermen 6.1.1 t/m 6.1.2
De belangrijkste boekhoudkundige overzichten zijn: balans, winst-en-verliesrekening, proefbalans, saldibalans en grootboekrekening.
6.1.3
6.1.4
6.1.5
6.1.8
6.2.3
6.2.6
6.2.9
Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. Oplossen van een vergelijking met één onbekende. Berekeningen met verhoudingen. Berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop. Berekenen van de verkoopprijs, de consumentenprijs, de brutowinst, de nettowinst, het verkoopresultaat (transactieresultaat), het bedrijfsresultaat en het resultaat vóór en na belasting. Berekeningen met omzetbelasting. Berekenen van de winst door vermogensvergelijking voor een eenmanszaak. Berekenen van enkelvoudige indexcijfers met betrekking tot prijs, hoeveelheid en waarde en vanuit gegeven indexcijfers de oorspronkelijke getallen berekenen. Berekenen van ongewogen en gewogen samengestelde indexcijfers met betrekking tot prijs, hoeveelheid en waarde. Berekenen van gewogen samengestelde indexcijfers volgens de directe methode en volgens de indirecte methode, uitsluitend volgens de methode Laspeyres. Berekenen op basis van enkelvoudige interest het interestbedrag, het kapitaal en de looptijd. Berekenen van de kosten van leverancierskrediet. Berekenen op basis van samengestelde interest de eindwaarde en de contante waarde van één bedrag. Berekenen op basis van samengestelde interest en met behulp van een gegeven formule de contante waarde van een postnumerando rente en de eindwaarde van een prenumerando rente. Samenstellen van een aflossingsplan van een annuïteitenlening op basis van een gegeven annuïteit. Berekenen van het aflossingsbestanddeel en het interestbestanddeel van een gegeven annuïteit. Berekenen op basis van samengestelde interest met behulp van een gegeven formule de contante waarde van nog komende annuïteiten. Berekenen van het aantal uitgegeven aandelen, het bedrag van de emissie, het eventuele agio en de emissiekoers per aandeel, Berekenen van het aantal uitgegeven gewone of converteerbare obligaties, het bedrag van de emissie, het eventuele agio of disagio en de emissiekoers per obligatie. Berekenen van de conversiekoers van converteerbare obligaties. Berekenen van de intrinsieke waarde van een onderneming en per aandeel. Berekenen van de rentabiliteitswaarde van een onderneming en per aandeel (contante waarde van een eindige reeks toekomstige winstbedragen). Berekenen van de current ratio, de quick ratio en het netto werkkapitaal en vanuit gegeven liquiditeitskengetallen de waarde van de vlottende activa, de waarde van de voorraden en de waarde van de korte schulden. Opstellen van een eenvoudige liquiditeitsbegroting en een eenvoudige resultatenbegroting (exploitatiebegroting). Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen en begrotingen. Berekenen van de solvabiliteit: verhouding eigen vermogen/totaal vermogen en verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen (debt ratio). Berekenen van het eigen vermogen, het vreemd vermogen en het totaal vermogen vanuit gegeven solvabiliteitskengetallen. Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen. Berekenen van de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), de rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV) en de interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en vanuit gegeven rentabiliteitskengetallen de waarde van het eigen vermogen, het vreemd vermogen en het totaal vermogen en het resultaat vóór en na belasting en de betaalde interest. Berekenen van de hefboomwerking in de financiering. Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn
3
Toelichting op eindtermen en toetstermen gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen. 6.2.12
6.2.13
Berekenen van de krediettermijn van debiteuren en vanuit een gegeven krediettermijn het debiteurensaldo en de omzet berekenen. Berekenen van de krediettermijn van crediteuren en vanuit een gegeven krediettermijn het crediteurensaldo en de inkopen berekenen. Berekenen van de omzetsnelheid (omloopsnelheid) en de opslagduur van de voorraad en vanuit gegeven kengetallen de waarde van de omzet en van de voorraad berekenen. Berekenen van de arbeidsproductiviteit uitgedrukt in omzet en vanuit een gegeven arbeidsproductiviteit het aantal werknemers en de waarde van de omzet berekenen. Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen. De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): o financial statements/annual accounts (jaarrekening); o balance sheet (balans); o income statement (winst-en-verliesrekening); o assets (activa); o non-current assets (vaste activa); o goodwill (goodwill); o current assets (vlottende activa); o long-lived assets/tangible fixed assets (materiële vaste activa); o intangible fixed assets (immateriële vaste activa); o long term liabilities/non-current liabilities (schulden op lange termijn); o current liabilities (schulden op korte termijn); o debts (schulden); o net sales (netto omzet); o operating income (bedrijfsresultaat); o profit before taxes/result before profit tax (resultaat vóór belasting); o net result (nettoresultaat); o depreciation (afschrijving); o ordinary shares (gewone aandelen); o preference shares (preferente aandelen); o loans (leningen); o bonds (obligaties); o inventories (voorraden); o accounts receivable (debiteuren); o trade receivables (handelsvorderingen); o cash (liquide middelen); o shareholders equity (eigen vermogen); o capital stock/share capital/equity capital (aandelenkapitaal); o paid-in capital (gestort aandelenkapitaal); o additional paid-in capital (agioreserve); o retained earnings (winstreserve); o par value/face value (nominale waarde); o provision (voorziening); o accounts payable (crediteuren); o trade payables (handelsschulden); o capital employed (geïnvesteerd vermogen); o liquidity (liquiditeit); o current ratio (liquiditeit, inclusief de voorraden); o quick ratio (liquiditeit, exclusief de voorraden); o solvency (solvabiliteit); o return on investment (rentabiliteit van het geïnvesteerde vermogen); o EBIT = earnings before interest and taxes (inkomen voor interest en belasting = bedrijfsresultaat)
4
Examenlijn
Financieel-Administratief
Diploma
Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)
Module
Bedrijfseconomie (BE)
Versie
1.2
Geldig
vanaf 01-01-2013
Vastgesteld op
13 juli 2011
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Toetsvorm
Schriftelijk examen met open vragen en incidenteel één of enkele gesloten vragen
Toetsduur
2 uur (120 minuten)
Toegestane hulpmiddelen Toetsmatrijs K= Kennisvragen
B= Begripsvragen
Eindterm Toetsterm
6.1
6.2
6.3
Totaal
T= Toepassingsvragen
Puntenverdeling in %
Aantal vragen
min
min
max
Vraagsoort
max
K
B
T
%
%
%
30%
60%
5
6.1.1 en 6.1.2
0%
10%
0
2 Open vragen
6.1.3
0%
15%
0
3 Open vragen
x
6.1.4
0%
20%
0
4 Open vragen
x
6.1.5
0%
20%
0
4 Open vragen
x
6.1.6 t/m 6.1.8
15%
40%
4
8 Open vragen
Totaal
40%
60%
10
6.2.1 t/m 6.2.3
5%
20%
2
6.2.4 t/m 6.2.6
5%
20%
6.2.7 t/m 6.2.9
5%
6.2.10 t/m 6.2.12
Totaal
15 x
x
x
x
x
4 Open vragen
x
x
x
2
4 Open vragen
x
x
x
20%
2
4 Open vragen
x
x
x
5%
20%
2
4 Open vragen
x
x
x
6.2.13
0%
10%
0
2 Open vragen
x
Totaal
5%
15%
2
3
6.3.1 en 6.3.2
0%
15%
0
3 Open vragen
6.3.3
0%
10%
0
2 Open vragen
100%
15
25
x
x x
minimaal
0%
0%
60%
maximaal
20%
30%
80%
5
6