Diplomalijn
Juridisch
Examen
Vermogensrecht
Niveau
hbo
Versie
1.0
Geldig vanaf
01-01-2013
Vastgesteld op
28-08-2012
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Veronderstelde voorkennis
Wijzigingen ten opzichte van het oude examenprogramma: Volmacht: gewijzigd in vertegenwoordiging; omschrijving vertegenwoordiging en lastgeving Toegevoegd: kwalitatieve rechten en verplichtingen Soorten verbintenissen vervallen, omdat deze niet meer in de literatuur voorkomen.
Examenprogramma Vermogensrecht
1
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen 1
B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen
Vermogensrecht in het algemeen 1.1 De kandidaat kan omschrijven wat onder een vermogensrecht wordt verstaan. 1.2 De kandidaat kan de volgende onderscheidingen van zaken toelichten:
K
B
T
X X
• • • • •
1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
1.8 Rechtshandelingen 2.1 De kandidaat kan aangeven wanneer er sprake is van een rechtshandeling. 2.2 De kandidaat kan het onderscheid tussen eenzijdige en meerzijdige 2.3 2.4 2.5 2.6
3
rechtshandelingen toelichten. De kandidaat kan het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid van rechtshandelingen omschrijven. De kandidaat kan de verjaringstermijnen voor de vernietiging van rechtshandelingen aangeven. De kandidaat kan de vereisten voor een rechtsgeldige rechtshandeling toelichten. De kandidaat kan de volgende wilsgebreken verklaren: • bedreiging; • bedrog; • misbruik van omstandigheden; • dwaling.
Vertegenwoordiging 3.1 De kandidaat kan het onderscheid tussen middellijke en onmiddellijke 3.2 3.3
4
roerende en onroerende zaken; species- en genuszaken; deelbare en ondeelbare zaken; tegenwoordige en toekomstige zaken; zaken met en zonder publieke bestemming. De kandidaat kan aangeven wat als bestanddeel van een zaak wordt aangemerkt. De kandidaat kan een afhankelijk recht herkennen. De kandidaat kan de eigenschappen van zakelijke rechten verklaren. De kandidaat kan het recht van vruchtgebruik en het recht van gebruik en bewoning toelichten. De kandidaat kan de begrippen goede trouw, redelijkheid en billijkheid en misbruik van bevoegdheid toelichten. De kandidaat kan aangeven wat registergoederen zijn.
vertegenwoordiging verklaren. De kandidaat kan de vereisten voor vertegenwoordiging krachtens volmacht omschrijven. De kandidaat kan de gevolgen van het ontbreken van een toereikende volmacht aangeven. De kandidaat kan de lastgevingsovereenkomst nader toelichten.
3.4 Bezit en houderschap 4.1 De kandidaat kan de begrippen bezit en houderschap verklaren. 4.2 De kandidaat kan de rechtspositie van de houder en de bezitter omschrijven. 4.3 De kandidaat kan het verschil tussen bezit te goeder en niet te goeder trouw
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X
toelichten. 4.4
X
De kandidaat kan de wijzen van bezitsverkrijging verklaren:
• • •
4.5
opvolging onder algemene titel; inbezitneming; overdracht. De kandidaat kan de volgende wijzen van bezitsverschaffing toelichten: • feitelijke overgave;
Examenprogramma Vermogensrecht
X
2
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen • overeenkomst van bezitsoverdracht; • levering constitutum possessorium; • traditio brevi manu; • traditio longa manu. 4.6 De kandidaat kan aangeven in welke gevallen van bezitsverlies sprake is. 5
Goederenrecht 5.1 De kandidaat kan omschrijven wanneer sprake is van eigendom. 5.2 De kandidaat kan de beperkingen op het eigendomsrecht aangeven. 5.3 De kandidaat kan de kwalitatieve rechten en kwalitatieve verplichtingen
K
B
T
X X X X
toelichten. 5.4 5.5 5.6
5.7 5.8 5.9 5.10
5.11 5.12
6
bijzondere titel toelichten. De kandidaat kan de volgende wijzen van eigendomsverkrijging verklaren: onder algemene titel: • erfopvolging; • boedelmenging; • fusie van een rechtspersoon; • splitsing van een rechtspersoon. onder bijzondere titel: • overdracht; • verjaring; • onteigening; • toeëigening; • vinderschap; • schatvinding; • natrekking; • samensmelting; • vermenging; • zaaksvorming; • vruchttrekking; • aanwas; • zaaksvervanging. De kandidaat kan de regels van het burenrecht omschrijven De kandidaat kan aangeven wat onder mandeligheid wordt verstaan. De kandidaat kan de beperkte rechten en afhankelijke rechten omschrijven. De kandidaat kan de volgende zakelijke rechten verklaren: • recht van erfdienstbaarheid; • recht van erfpacht; • recht van opstal. De kandidaat kan de vereisten voor een rechtsgeldige eigendomsoverdracht aangeven. De kandidaat kan de leveringsformaliteiten voor roerende zaken, registergoederen en vorderingsrechten toelichten. De kandidaat kan derdenbescherming bij verkrijging van goederen aangeven.
5.13 Verjaring 6.1 De kandidaat kan de begrippen bevrijdende verjaring en verkrijgende verjaring 6.2 6.3
X X
De kandidaat kan de actie tot opvordering (revindicatie) verklaren. De kandidaat kan de begrippen verkrijging onder algemene titel en onder
X
X X X X
X X X X
toelichten. De kandidaat kan de algemene alsmede de bijzondere verjaringstermijnen aangeven. De kandidaat kan aangeven wat onder stuiting en verlenging van de verjaring wordt verstaan.
Examenprogramma Vermogensrecht
X X
3
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen 7
B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen
Zekerheidsrechten 7.1 De kandidaat kan de soorten pandrecht toelichten. 7.2 De kandidaat kan de kenmerken van het pandrecht aangeven. 7.3 De kandidaat kan de wijze waarop het pandrecht kan worden gevestigd,
K
B
T X
X X
toelichten. 7.4
X
De kandidaat kan de rechten en verplichtingen van de pandhouder
omschrijven. 7.5 7.6 7.7 7.8
De kandidaat kan aangeven wanneer het pandrecht tenietgaat. De kandidaat kan het recht van hypotheek omschrijven. De kandidaat kan de kenmerken van het hypotheekrecht aangeven. De kandidaat kan toelichten op welke wijze het hypotheekrecht wordt
X X X X
gevestigd.
8
7.9 De kandidaat kan aangeven wanneer het hypotheekrecht tenietgaat. 7.10 De kandidaat kan de hypotheekbedingen toelichten. 7.11 De kandidaat kan omschrijven wat onder royement wordt verstaan. Verhaalsrecht op goederen 8.1 De kandidaat kan de gronden voor voorrang bij verhaal aangeven. 8.2 De kandidaat kan de bevoorrechte vorderingen op bepaalde goederen
X X X X X
herkennen.
9
8.3 De kandidaat kan het recht van retentie toelichten. 8.4 De kandidaat kan de voorrechten op het hele vermogen omschrijven. 8.5 De kandidaat kan de rangorde bij verhaal toelichten. 8.6 De kandidaat kan de positie van preferente schuldeisers verklaren. 8.7 De kandidaat kan aangeven wat onder concurrente crediteuren wordt verstaan. Verbintenissenrecht in het algemeen 9.1 De kandidaat kan de kenmerken van de verbintenis omschrijven. 9.2 De kandidaat kan de vereisten voor een rechtsgeldige verbintenis aangeven. 9.3 De kandidaat kan de bronnen van verbintenissen herkennen. 9.4 De kandidaat kan de natuurlijke verbintenis toelichten. 9.5 De kandidaat kan de rechtsfiguren pluraliteit van schuldenaren en hoofdelijke
X X X X X X X X X X
verbondenheid toelichten. 10
9.6 De kandidaat kan de pluraliteit van schuldeisers verklaren. Overeenkomsten 10.1 De kandidaat kan de precontractuele verhoudingen toelichten. 10.2 De kandidaat kan aangeven wat onder een obligatoire overeenkomst wordt
X X X
verstaan. 10.3 10.4
10.5 10.6 10.7 10.8
X X
De kandidaat kan de beginselen van het overeenkomstenrecht verklaren. De kandidaat kan de onderscheiding van de volgende obligatoire
overeenkomsten toelichten: • onbenoemde, benoemde en gemengde overeenkomsten; • consensuele, reële en formele overeenkomsten; • wederkerige en eenzijdige overeenkomsten; • overeenkomsten om niet en onder bezwarende titel; • vergeldende en kansovereenkomsten; • voorbijgaande en voortdurende overeenkomsten; • principale en accessoire overeenkomsten. De kandidaat kan de totstandkoming van de overeenkomst aangeven. De kandidaat kan de algemene gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid van overeenkomsten toelichten. De kandidaat kan de ontvangsttheorie omschrijven. De kandidaat kan de wilsgebreken bij de totstandkoming van een overeenkomst aangeven.
Examenprogramma Vermogensrecht
X X X X
4
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen 10.9 De kandidaat kan de vereisten voor rechtsgeldige algemene voorwaarden toelichten. 10.10 De kandidaat kan de vernietigbaarheid van bedingen (grijze lijst en zwarte lijst) in algemene voorwaarden omschrijven. 10.11 De kandidaat kan de rechtsgevolgen van de overeenkomst omschrijven. 10.12 De kandidaat kan de volgende verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst toelichten: • zaakwaarneming; • onverschuldigde betaling; • ongerechtvaardigde verrijking. 11
K
B
T X X X X
Onrechtmatige daad 11.1 De kandidaat kan de voorwaarden voor een actie uit onrechtmatige daad
X
toelichten. 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8
12
X X
De kandidaat kan de rechtvaardigingsgronden verklaren. De kandidaat kan de rechtsvorderingen uit onrechtmatige daad aangeven. De kandidaat kan het verschil tussen risicoaansprakelijkheid en
schuldaansprakelijkheid aangeven. De kandidaat kan omschrijven wat onder kwalitatieve aansprakelijkheid wordt verstaan. De kandidaat kan de kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen en zaken toelichten. De kandidaat kan de regels met betrekking tot de productaansprakelijkheid omschrijven. De kandidaat kan de volgende bijzondere vormen van schade door onrechtmatige daad toelichten: • ideële schade; • letselschade; • overlijdensschade. De kandidaat kan de begrippen eigen schuld en medeschuld kunnen hanteren. De kandidaat kan de voordeelstoerekening verklaren. De kandidaat kan aangeven wanneer sprake is van misleidende reclame. De kandidaat kan de rechtsvorderingen uit misleidende reclame verklaren.
X X X X X
11.9 11.10 11.11 11.12 Niet-nakoming van de verbintenis 12.1 De kandidaat kan aangeven wanneer sprake is van toerekenbare niet12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7
nakoming (wanprestatie). De kandidaat kan de rechtsgevolgen van overmacht aangeven. De kandidaat kan toelichten wanneer een ingebrekestelling is vereist. De kandidaat kan de vereisten voor opschorting aangeven. De kandidaat kan de rechtsvorderingen bij toerekenbare niet-nakoming aangeven. De kandidaat kan de ongedaanmakingsverbintenissen na ontbinding omschrijven. De kandidaat kan de volgende wijzen van tenietgaan van verbintenissen verklaren: • betaling; • verrekening; • vermenging; • afstand; • tenietgaan van de verschuldigde prestatie; • bevrijdende of extinctieve verjaring; • in vervulling gaan van een ontbindende voorwaarde; • nietigheid of vernietiging.
Examenprogramma Vermogensrecht
X X X X X X X X X X X
5
Diplomalijn
Juridisch
Examen
Vermogensrecht
Versie
1.0
Geldig vanaf
01-01-2013
Vastgesteld op
28-08-2012
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Toetsvorm
Schriftelijke examen
Toetsduur
120 minuten
Toegestane hulpmiddelen
Niet-geannoteerde wetboeken: burgerlijk wetboek voor het onderdeel vermogensrecht en bijzondere overeenkomsten. Basiswoordenboek Nederlands zonder aantekeningen of markeringen Woordenboek Nederlands-vreemde taal/vreemde taal- Nederlands zonder aantekeningen of markeringen Rekenmachine
Toetsmatrijs K= Kennisvragen
B= Begripsvragen
Eind term Toetsterm
T= Toepassingsvragen
Puntenverdeling in %
Aantal vragen
min
max
min
max
Vraagsoort
K
B
T
%
%
%
X
X
X
X
X
1 t/m 3
1.1 t/m 1.8 2.1 t/m 2.6 3.1 t/m 3.4
0
10
0
3
Casuïstiek
4
4.1 t/m 4.6
8
20
2
5
Casuïstiek
5 t/m 6
5.1 t/m 5.13 6.1 t/m 6.3
8
40
2
10
Casuïstiek
X
X
X
7 t/m 8
7.1 t/m 7.11 8.1 t/m 8.7
8
20
2
5
Casuïstiek
X
X
X
9 t/m 10
9.1 t/m 9.6 10.1 t/m 10.12
20
60
5
15
Casuïstiek
X
X
X
11
11.1 t/m 11.12
8
20
2
5
Casuïstiek
X
X
X
12
12.1 t/m 12.7
8
20
2
5
Casuïstiek
X
X
X
10*
10*
80*
totaal
100
25
* Met een marge van plus of min 5%.
Examenprogramma Vermogensrecht
6