Diplomalijn
Juridisch
Examen
Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
Niveau
mbo 4
Versie
1.0
Geldig vanaf
01-01-2013
Vastgesteld op
28-08-2012
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Veronderstelde voorkennis
Aanpassingen ten opzichte van vorig examenprogramma: Sociale zekerheid vervalt gedeeltelijk: Het onderdeel Arbeidsrecht en sociale zekerheid omvat het arbeidsrecht alsmede sociale wetgeving verband houdende met de arbeid. Derhalve zijn de volksverzekeringen vervallen. In de praktijk is dat al enige tijd het geval.
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
1
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen 1
K
B
Individuele Arbeidsovereenkomst en verplichtingen werkgever en werknemer Individuele arbeidsovereenkomst. 1.1 De kandidaat kan de vereisten met betrekking tot de arbeidsovereenkomst
1.2
1.3 1.4
1.5 1.6 1.7
1.8
2
B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen
toelichten: • arbeid: persoonlijk verrichten van arbeid; • loon: tegen een overeengekomen beloning; • gezagsverhouding: in dienst van de werkgever; • zekere tijd: gedurende een bepaalde tijd. De kandidaat kan bijzondere arbeidsverhoudingen herkennen: • minderjarigen; • buitenlandse werknemers. De kandidaat kan aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van arbeidsvoorwaarden. De kandidaat kan de volgende kenmerken van de proeftijd toelichten: • vereisten; • tijdsduur; • ijzeren proeftijd. De kandidaat kan aangeven en toelichten wat een concurrentiebeding is en aan welke vereisten een dergelijk beding moet voldoen. De kandidaat kan aangeven wat wordt verstaan onder een geheimhoudingsbeding en een nevenwerkzaamhedenbeding. De kandidaat kan de kenmerken aangeven van: • aanneming van werk; • overeenkomst van opdracht. De kandidaat kan de overeenkomsten en verschillen aangeven en toelichten van de: • arbeidsovereenkomst; • overeenkomst tot aanneming van werk; • overeenkomst van opdracht.
X
X
X X
X X X
X
Verplichtingen van werkgever en werknemer bij een individuele arbeidsovereenkomst. 2.1 De kandidaat kan de volgende verplichtingen van de werkgever omschrijven en
2.2
2.3
X
toelichten: • tijdige loonbetaling; • gelijke behandeling mannen en vrouwen; • verlenen van vakantie; • verlenen van verlof; • bescherming tegen gevaar; • uitreiken van getuigschrift; • goed werkgeverschap. De kandidaat kan de volgende verlofvormen herkennen: • langdurend zorgverlof; • kortdurend zorgverlof; • calamiteitenverlof; • kort verzuimverlof; • kraamverlof; • ouderschapsverlof; • adoptieverlof; • pleegzorgverlof; • zwangerschapsverlof; • bevallingsverlof. De kandidaat kan de volgende verplichtingen van de werknemer omschrijven en toelichten:
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
T
X
X
2
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen • goed werknemerschap; • meewerken aan re-integratie; • persoonlijk arbeid verrichten; • opvolgen van voorschriften werkgever; • aansprakelijk werknemer voor schade. 3
Collectieve Arbeidsovereenkomst en Ondernemingsraad Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO). 3.1 De kandidaat kan aangeven wat onder een CAO wordt verstaan. 3.2 De kandidaat kan omschrijven wat wordt verstaan onder een ondernemings3.3
3.4
3.5 4
4.5 4.6
worden ingesteld. De kandidaat kan de samenstelling van de ondernemingsraad omschrijven. De kandidaat kan de werkwijze van de ondernemingsraad aangeven. De kandidaat kan de bevoegdheden van de ondernemingsraad toelichten alsmede het beroepsrecht . De kandidaat kan omschrijven welke rechtsbescherming leden van de ondernemingsraad hebben. De kandidaat kan omschrijven wat onder een groepsondernemingsraad en een centrale ondernemingsraad wordt verstaan. De kandidaat kan aangeven wat een ondernemingsovereenkomst inhoudt.
4.7 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en flexibele arbeidsrelaties Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
5.2
5.3
B
X X
X
X
X X X X X X X
X
De kandidaat kan het onderscheid toelichten tussen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd. De kandidaat kan de consequenties van dit onderscheid aangeven ten aanzien van: • proeftijd; • opzegging; • beëindiging; • opeenvolgende arbeidsovereenkomsten; • tussentijdse opzegging ; • opzegtermijn; • arbeidsongeschiktheid. De kandidaat kan verklaren wanneer sprake is van uitdrukkelijke en stilzwijgende verlenging.
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
T
X
Ondernemingsraad 4.1 De kandidaat kan aangeven wanneer een ondernemingsraad kan/moet 4.2 4.3 4.4
5
CAO en een bedrijfstak-CAO. De kandidaat kan vaststellen of er in bepaalde gevallen gebondenheid bestaat aan een CAO, daarbij lettend op: • de arbeidsovereenkomst; • ondernemings-CAO; • bedrijfstak-CAO; • algemeen verbindend verklaarde CAO. De kandidaat kan aangeven wat wordt verstaan onder de volgende bepalingen in een CAO: • standaardregeling; • minimumregeling; • normatieve bepalingen; • obligatoire bepalingen; • diagonale bepalingen. De kandidaat kan aangeven wat onder algemeen verbindendverklaring van een CAO wordt verstaan.
K
X
X
3
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen 5.4 De kandidaat kan aangeven wanneer een ontslagvergunning moet worden aangevraagd. 6
6.3 6.4
6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
6.10 6.11 6.12
in de arbeidsrelatie. De kandidaat kan omschrijven wanneer sprake is van een deeltijdovereenkomst en op welke wijze de arbeidsvoorwaarden op deze arbeidsovereenkomst van toepassing zijn. De kandidaat kan aangeven wanneer sprake is van een freelanceovereenkomst. De kandidaat kan aangeven wat het verschil is tussen een resultaatsverplichting en een inspanningsverplichting in het kader van de freelance-overeenkomst. De kandidaat kan omschrijven welke verplichtingen de opdrachtgever ten opzichte van de freelancer heeft. De kandidaat kan omschrijven op welke wijzen een freelance-overeenkomst kan eindigen. De kandidaat kan de kenmerken van de oproepovereenkomst herkennen. De kandidaat kan omschrijven wat onder een slapend dienstverband wordt verstaan. De kandidaat kan de kenmerken van verschillende vormen van een oproepovereenkomst aangeven: • nulurenovereenkomst; • mup-overeenkomst met een maximumclausule; • min/max-overeenkomst; • mup-overeenkomst met een minimumclausule. De kandidaat kan de kenmerken van de thuiswerkovereenkomst omschrijven en de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden aangeven. De kandidaat kan de uitzendovereenkomst toelichten. De kandidaat kan de verhouding tussen inlener, uitlener en uitzendkracht in een uitzendovereenkomst toelichten.
B
X X
X X
X X X X X
X X X
Einde arbeidsovereenkomst en opzegverboden Beëindiging van de arbeidsovereenkomst. 7.1 De kandidaat kan aangeven wanneer de arbeidsovereenkomst kan worden
7.2
7.3
X
beëindigd of eindigen: • door een van de partijen; • door beide partijen; • door de rechter; • van rechtswege. De kandidaat kan kenmerken van de begrippen omschrijven en de begrippen toelichten: • wederzijds goedvinden; • van rechtswege; • ontslag op staande voet; • ontbinding door de kantonrechter; • ontbinding wegens wanprestatie. De kandidaat kan de volgende begrippen toelichten. • dringende reden; • wettelijke opzegtermijn; • onregelmatig ontslag; • kennelijk onredelijk ontslag; • nietig ontslag;
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
T X
Flexibele Arbeidsrelaties 6.1 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder flexibiliteit 6.2
7
K
X
X
4
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen • gewichtige reden; • herstel dienstverband. 7.4 De kandidaat kan aangeven in welke situaties een afvloeiingsregeling kan worden aangeboden en met welke factoren, voor het bepalen van de hoogte van het bedrag, rekening kan worden gehouden. 7.5 De kandidaat kan omschrijven wat de kantonrechtersformule inhoudt en welke factoren hierbij een rol spelen voor de hoogte van de schadevergoeding. 7.6 De kandidaat kan het verschil toelichten tussen de procedures gevoerd voor de kantonrechter en bij het UWV WERKbedrijf. 7.7 De kandidaat kan aangeven in welke gevallen een ontslagvergunning bij het UWV WERKbedrijf moet worden aangevraagd. 7.8 De kandidaat kan omschrijven wat een ontslagvergunning voorzover vereist is. 7.9 De kandidaat kan toelichten op welke wijze een ontslagvergunningsprocedure verloopt. 8
K
B
T
X
X X X X X
Opzegverboden 8.1 De kandidaat kan de opzegverboden verklaren:
X
• • • • •
8.2 9
X
Andere vormen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst 9.1 De kandidaat kan aangeven dat de arbeidsovereenkomst bij bedrijfsovername 9.2 9.3 9.4 9.5
9.6
10
wegens discriminatie; gedurende de vervulling van de buitenlandse dienstplicht; gedurende zwangerschap en wegens bevalling; tijdens arbeidsongeschiktheid; gedurende lidmaatschap van de ondernemingsraad en haar commissies; • wegens opname van ouderschapsverlof. De kandidaat kan de bevoegdheid van de kantonrechter bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte aangeven.
in stand blijft. De kandidaat kan omschrijven wanneer werktijdverkorting kan worden toegekend De kandidaat kan aangeven wanneer sprake is van collectief ontslag en de bijbehorende procedure omschrijven. De kandidaat kan de rol van het UWV WERKbedrijf bij collectief ontslag toelichten De kandidaat kan aangeven wat het gevolg is voor het bestaan van de arbeidsovereenkomst in geval van overlijden van de werkgever of de werknemer. De kandidaat kan omschrijven op welke wijze de arbeidsovereenkomst dient te worden afgewikkeld bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Arbeidsongeschiktheid door ziekte en werkloosheid Arbeidsongeschiktheid door ziekte 10.1 De kandidaat kan aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft in geval
10.2 10.3 10.4
van ziekte van een werknemer: • loondoorbetaling; • ziek- en hersteldmelding; • Arbodienst; • re-integratieverplichtingen; • aanbieden van passende arbeid. De kandidaat kan aangeven in welke situaties recht bestaat op een uitkering ingevolge de ZW en gedurende welke periode dat recht bestaat. De kandidaat kan omschrijven wat onder de nawerking van de ZW wordt verstaan. De kandidaat kan aangeven op welke wijze vakantierechten tijdens ziekte
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
X X X X X
X
X
X X X
5
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen doorlopen. 10.5 De kandidaat kan aangeven in welke situaties recht bestaat op een uitkering ingevolge WIA. 10.6 De kandidaat kan aangeven welke regelingen gelden ten aanzien van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. 11
K
B
X X
Werkeloosheid 11.1 De kandidaat kan met betrekking tot de Werkloosheidswet de volgende
x
begrippen herkennen en toelichten: • arbeidsurenverlies; • referte-eis; • uitsluitingsgrond; • loongerelateerde uitkering; • arbeidsverleden.
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
T
6
Diplomalijn
Juridisch
Examen
Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
Versie
1.0
Geldig vanaf
01-01-2013
Vastgesteld op
28-08-2013
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens
Toetsvorm
Schriftelijk examen
Toetsduur
90 minuten
Toegestane hulpmiddelen
Niet-geannoteerde wettenbundel en de Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid voor het onderdeel Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid. Basiswoordenboek Nederlands zonder aantekeningen of markeringen Woordenboek Nederlands-vreemde taal/vreemde taal- Nederlands zonder aantekeningen of markeringen Rekenmachine
Toetsmatrijs K= Kennisvragen Eind term Toetsterm
B= Begripsvragen
T= Toepassingsvragen
Puntenverdeling in %
Aantal vragen
min
max
min
max
Vraagsoort
K
B
T
%
%
%
1 en 2
1.1 t/m 1.8 2.1 t/m 2.3
10
20
5
10
Open vragen
X
X
X
3 en 4
3.1 t/m 3.5 4.1 t/m 4.7
0
10
0
5
Open vragen
X
X
X
5 en 6
5.1 t/m 5.4 6.1 t/m 6.12
10
20
5
10
Open vragen
X
X
X
7, 8 en 9
7.1 t/m 7.9 8.1 t/m 8.2 9.1 t/m 9.6
40
60
10
20
Open vragen
X
X
X
10 en 11
10.1 t/m 10.6 11.1
10
20
5
10
Open vragen
X
X
X
18
23
5*
10*
85*
totaal
100
* Met een marge van plus of min 5%.
Examenprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid
7