Methode Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden van Brinkman Uitgeverij Aansluiting op de eindtermen Kostprijscalculatie en bedrijfseconomie van de Associatie en de geschatte onderwijstijd en studietijd. NB: Verondersteld wordt dat studenten aan het begin van de opleiding rekenkennis hebben op het niveau van Basiskennis Calculatie (BKC). Eindtermen en toetstermen Kostprijscalculatie 4.1 De kandidaat kan kostprijs- en verkoopprijsberekeningen maken. 4.1.1
4.1.2
4.1.3 4.1.4
4.1.5
4.1.6
De kandidaat kent de belangrijkste boekhoudkundige overzichten. Toelichting: De belangrijkste boekhoudkundige overzichten zijn: balans, winst-en-verliesrekening, proefbalans, saldibalans en grootboekrekening. De kandidaat kent de verschillen tussen de boekhoudkundige overzichten en kan deze gebruiken voor kostprijsberekeningen, verkoopprijsberekeningen en berekeningen van resultaten. Zie toelichting bij 4.1.2. De kandidaat kent de functies van de kostprijsberekening. De kandidaat kent de notatie van vreemde valuta. Toelichting: Uitsluitend in de notering van euro’s uitgedrukt in vreemde valuta, bijvoorbeeld € 1,- = aankoop $ 1,2237 en verkoop $ 1,3947. De kandidaat kent de definitie van directe kosten, indirecte kosten, (proportioneel, progressief en degressief) variabele kosten, constante (vaste) kosten, afval, uitval, werkelijke bezetting, normale bezetting, primitieve opslagmethode, verfijnde opslagmethode, brutowinstopslagmethode, nettowinstopslagmethode, (integrale) fabricagekostprijs en (integrale) commerciële kostprijs. De kandidaat kan voorbeelden geven van en kent de verschillen tussen: • directe kosten en indirecte kosten; • variabele kosten en constante (vaste) kosten; • proportioneel, progressief en degressief variabele kosten; • afval en uitval • werkelijke bezetting en normale bezetting; • primitieve opslagmethode en verfijnde opslagmethode; • brutowinstopslagmethode en nettowinstopslagmethode; • (Integrale) fabricagekostprijs en (integrale) commerciële kostprijs.
Hoofdstuk
Paragraaf
1
1.2
1
1.2
7 2
7.2 2.2
7
7.3 t/m 7.8
7 7 7 7 7 7 7 7
7.3 7.5 7.5 7.8 7.5 7.3 7.4 7.6
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
1
Eindtermen en toetstermen Kostprijscalculatie 4.1.7
4.1.8
4.1.9 4.1.10
Hoofdstuk
Paragraaf
2
2.1
2 2 2 2
2.1 2.1 2.1 2.2
2 2
2.1 2.2
2
2.2
2
2.2
7 7 7
7.3 7.3 7.4
7
7.5
7
7.5
7
7.5 t/m 7.7
7 7
7.8 7.3 t/m 7.7
7
7.9
6
6.1 t/m 6.4
6
6.2 en 6.4
6
6.2
6
6.3
6 6
6.4 6.4
De kandidaat kan berekeningen maken met betrekking tot kosten, kostprijzen en verkoopprijzen. Toelichting: • Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. • Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. • Een vergelijking met één onbekende oplossen. • Berekeningen met verhoudingen. • Berekeningen met vreemde valuta (uitsluitend in de notering van euro’s uitgedrukt in vreemde valuta, bijvoorbeeld € 1,- = aankoop $ 1,2237 en verkoop $ 1,3947). • Berekeningen met omzetbelasting. • Berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop en de factuur samenstellen. • Berekeningen met tarra, rabat, korting voor contant en kredietbeperkingstoeslag. • Berekenen van de inkoopprijs, de kostprijs, de verkoopprijs, de consumentenprijs, de brutowinst en de nettowinst. • Berekeningen met directe en indirecte kosten. • Berekeningen met de primitieve en verfijnde opslagmethode. • Berekeningen met de brutowinstopslagmethode en de nettowinstopslagmethode in een handelsonderneming. • Berekeningen met variabele kosten en constante (vaste) kosten en met werkelijke bezetting en normale bezetting. • Berekeningen met proportioneel variabele kosten, progressief variabele kosten en degressief variabele kosten. • Berekenen van tarieven voor de berekening van de kostprijs, zoals het machineuurtarief en het manuurtarief. • Berekeningen met afval en uitval. • Berekenen van de integrale fabricagekostprijs, de integrale commerciële kostprijs en de verkoopprijs in een industriële onderneming in geval van stukproductie en (serie)massaproductie en zowel bij toepassing van de delingscalculatie als de opslagmethoden. • Berekenen van de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs op basis van variabele kosten (direct costing). De kandidaat kent de definitie van aanschafprijs van een duurzaam productiemiddel, afschrijving, restwaarde, boekwaarde, interest gemiddelde boekwaarde, complementaire kosten, technische gebruiksduur (levensduur) en economische gebruiksduur (levensduur). De kandidaat kan voorbeelden geven van complementaire kosten en kent het verschil tussen technische gebruiksduur (levensduur) en economische gebruiksduur (levensduur) van een duurzaam productiemiddel. De kandidaat kan de afschrijvings- en interestkosten van een duurzaam productiemiddel berekenen, evenals de economische gebruiksduur van een duurzaam productiemiddel. Toelichting: • Berekenen van de afschrijving van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de volgende afschrijvingsmethoden: o afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs; o afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde; o afschrijven met een variabel bedrag per periode, bijvoorbeeld afhankelijk van het gebruik van het duurzame productiemiddel. • Berekenen van de interestkosten van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de hiervoor genoemde afschrijvingsmethoden. • Berekeningen met complementaire kosten. • Berekenen van de economische gebruiksduur van een duurzaam productiemiddel en de afschrijvingsbedragen per periode, op basis van een gegeven aanschafprijs, een restwaarde van nihil en de berekening van de interest over de gemiddelde boekwaarde gedurende de gebruiksduur.
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
2
Eindtermen en toetstermen Kostprijscalculatie 4.1.11 4.1.12
De kandidaat kent de definitie van dekkingsbijdrage, break-evenafzet en breakevenomzet De kandidaat kan een break-evengrafiek interpreteren.
4.1.13
Toelichting: In een gegeven break-evengrafiek (met lijnen van Totale kosten en Totale opbrengst of Dekkingsbijdrage en Constante kosten) aangeven waar de breakevenafzet en break-evenomzet liggen en vanuit de grafiek bepalen hoeveel de break-evenafzet is en hoeveel de break-evenomzet bedraagt en hoeveel het resultaat bedraagt bij een bepaalde afzet. De kandidaat kan de break-evenafzet en break-evenomzet berekenen.
4.1.14
Toelichting: • Berekenen van de dekkingsbijdrage in een bedrag per product of in een percentage van de verkoopprijs en hiermee de break-evenafzet en breakevenomzet berekenen. • Berekenen van de gewenste afzet/omzet op basis van de gegeven verkoopprijs of omzet, de variabele kosten per product en in totaal en de constante kosten per product en in totaal. De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm.
Hoofdstuk
Paragraaf
8
8.2
8
8.2
8
8.2
8
8.2
Bijlage Engelse vaktermen
Toelichting: De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): • absorption costing (integrale kostprijsberekening); • costs (kosten); • standard costs (standaardkosten); • fixed costs (constante kosten); • variable costs (variabele kosten); • overhead (indirecte kosten); • product costing (kostprijsberekening van producten); • inventory costs (voorraadkosten); • depreciation (afschrijving); • breakeven analysis (breakeven-analyse); • revenues (opbrengsten); • contribution margin (dekkingsbijdrage); • gross margin (brutomarge).
4.2
De kandidaat kan resultaten van productie en verkoop berekenen. 4.2.1
4.2.2
4.2.3
De kandidaat kent de definitie van verkoopresultaat (transactieresultaat), bedrijfsresultaat, resultaat vóór belasting, resultaat na belasting, integrale kostencalculatie (absorption costing) en variabele kostencalculatie (direct costing). De kandidaat kent de verschillen tussen: • verkoopresultaat (transactieresultaat) en bedrijfsresultaat; • resultaat vóór belasting en resultaat na belasting; • integrale kostencalculatie (absorption costing) en variabele kostencalculatie (direct costing). De kandidaat kan het verkoopresultaat en het (bedrijfs)resultaat berekenen. Toelichting: • Berekenen van het verkoopresultaat (of transactieresultaat) en vanuit een gegeven verkoopresultaat de afzet, de inkoopprijs of de verkoopprijs. • Berekeningen op basis van de integrale kostencalculatie (absorption costing) en de variabele kostencalculatie (direct costing). • Berekenen van het bedrijfsresultaat. • Berekenen van het resultaat vóór en na belasting. • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt om de hiervoor genoemde resultaten te berekenen.
7 en 8
7.9 en 8.3 7.9
8 8 7
8.3 8.3 7.9
8
8.3
7
7.3 t/m 7.7 en 7.9 8.3 8.3 2.2
8 8 2
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
3
Eindtermen en toetstermen Kostprijscalculatie 4.2.4 4.2.5 4.2.6
4.2.7
De kandidaat kent de definitie van bezettingsresultaat, prijsresultaat en efficiencyresultaat. De kandidaat kent de verschillen tussen bezettingsresultaat, prijsresultaat en efficiencyresultaat, kan voorbeelden geven van deze resultaten en kan ze in voorkomende situaties herkennen. De kandidaat kan bezettings-, prijs- en efficiencyresultaten berekenen. Toelichting: • Berekenen van het bezettingsresultaat en vanuit een gegeven bezettingsresultaat de werkelijke bezetting, de normale bezetting of de constante kosten per eenheid product of per periode berekenen. • Berekenen van het prijs- en efficiencyresultaat en vanuit een gegeven resultaat de standaardhoeveelheid, de werkelijke hoeveelheid, de standaardprijs per eenheid of de werkelijke prijs per eenheid. • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde resultaten. De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm.
Hoofdstuk
Paragraaf
8
8.4 en 8.5
8
8.4 en 8.5
8
8.5
8
8.4
2
2.2
Bijlage Engelse vaktermen
Toelichting: De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): • variance analysis (verschillenanalyse); • efficiency variance (efficiencyverschil); • price variance (prijsverschil); • volume variance (bezettingsverschil).
4.3
De kandidaat kan een toelichting geven op gegevens van kostprijzen, verkoopprijzen en resultaten, die zijn gepresenteerd in de vorm van een tabel of grafiek. 4.3.1 4.3.2 4.3.3
De kandidaat kent de begrippen tabel, lijndiagram, (samengesteld) staafdiagram, kolommendiagram, cirkeldiagram, Z-grafiek. De kandidaat kan een toelichting geven op een gepresenteerd overzicht in de vorm van een tabel of grafiek. De kandidaat kan een tabel samenstellen van gegevens van kostprijzen, verkoopprijzen en resultaten.
5
5.2 en 5.3
5
5.2 t/m 5.4
5
5.4
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
4
Eindtermen en toetstermen Bedrijfseconomie 6.1 De kandidaat kan berekeningen maken ten behoeve van de periodeafsluiting. 6.1.1
6.1.2
6.1.3
6.1.4
6.1.5
6.1.6 6.1.7
De kandidaat kent de belangrijkste boekhoudkundige overzichten. Toelichting: De belangrijkste boekhoudkundige overzichten zijn: balans, winst-en-verliesrekening, proefbalans, saldibalans en grootboekrekening. De kandidaat kent de verschillen tussen de boekhoudkundige overzichten en kan deze gebruiken voor berekeningen van indexcijfers, interestberekeningen, berekeningen met aandelen en obligaties en berekening van kengetallen.
Hoofdstuk
Paragraaf
1
1.2
1
1.2
2
2.1
2 2 2 2 2
2.1 2.2 2.2 2.2 2.2
2 8
2.1 8.3
3
3.2
3
3.3
3
3.3
4
4.2
10 4
10.3 4.3
4
4.4 en 4.5
4
4.6
4
4.6
4
4.6
9 en 10
9.4 en 10.2
9 en 10
9.4 en 10.2
Zie toelichting bij 6.1.1. De kandidaat kan berekeningen maken in verband met inkoop, verkoop en resultaten ten behoeve van de periodeafsluiting. Toelichting: • Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. • Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. • Oplossen van een vergelijking met één onbekende. • Berekeningen met verhoudingen. • Berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop. • Berekenen van de verkoopprijs, de consumentenprijs, de brutowinst, de nettowinst, het verkoopresultaat (transactieresultaat), het bedrijfsresultaat en het resultaat vóór en na belasting. • Berekeningen met omzetbelasting. • Berekenen van de winst door vermogensvergelijking voor een eenmanszaak. De kandidaat kan indexcijfers berekenen. Toelichting: • Berekenen van enkelvoudige indexcijfers met betrekking tot prijs, hoeveelheid en waarde en vanuit gegeven indexcijfers de oorspronkelijke getallen berekenen. • Berekenen van ongewogen en gewogen samengestelde indexcijfers met betrekking tot prijs, hoeveelheid en waarde. • Berekenen van gewogen samengestelde indexcijfers volgens de directe methode en volgens de indirecte methode, uitsluitend volgens de methode Laspeyres. De kandidaat kan interestberekeningen maken op basis van enkelvoudige interest en op basis van samengestelde interest. Toelichting: • Berekenen op basis van enkelvoudige interest het interestbedrag, het kapitaal en de looptijd. • Berekenen van de kosten van leverancierskrediet. • Berekenen op basis van samengestelde interest de eindwaarde en de contante waarde van één bedrag. • Berekenen op basis van samengestelde interest en met behulp van een gegeven formule de contante waarde van een postnumerando rente en de eindwaarde van een prenumerando rente. • Samenstellen van een aflossingsplan van een annuïteitenlening op basis van een gegeven annuïteit. • Berekenen van het aflossingsbestanddeel en het interestbestanddeel van een gegeven annuïteit. • Berekenen op basis van samengestelde interest met behulp van een gegeven formule de contante waarde van nog komende annuïteiten. De kandidaat kent de definitie van een aandeel, een (gewone) obligatie, een converteerbare obligatie, agio op aandelen, agio op obligaties en disagio op obligaties. De kandidaat kent de overeenkomsten en verschillen tussen aandelen, (gewone) obligaties en converteerbare obligaties en kan in voorkomende situaties herkennen of er sprake is van agio of disagio.
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
5
Eindtermen en toetstermen Bedrijfseconomie 6.1.8
Toelichting: • Berekenen van het aantal uitgegeven aandelen, het bedrag van de emissie, het eventuele agio en de emissiekoers per aandeel, • Berekenen van het aantal uitgegeven gewone of converteerbare obligaties, het bedrag van de emissie, het eventuele agio of disagio en de emissiekoers per obligatie. • Berekenen van de conversiekoers van converteerbare obligaties. • Berekenen van de intrinsieke waarde van een onderneming en per aandeel. • Berekenen van de rentabiliteitswaarde van een onderneming en per aandeel (contante waarde van een eindige reeks toekomstige winstbedragen). 6.2
Hoofdstuk
Paragraaf
9
9.4
10
10.2
10 9 4
10.2 9.4 4.5
10 en 12
10.3 en 12.2 t/m 12.4 12.2 en 12.3
De kandidaat kan berekeningen maken in verband met aandelen en obligaties.
De kandidaat kan kengetallen berekenen. 6.2.1 6.2.2 6.2.3
6.2.4 6.2.5 6.2.6
6.2.7 6.2.8
6.2.9
De kandidaat kent de definitie van liquiditeit, liquiditeitsbegroting, cashflow, resultatenbegroting (exploitatiebegroting), liquiditeitskengetal, current ratio, quick ratio en netto werkkapitaal. De kandidaat kent de verschillen tussen current ratio en quick ratio en tussen liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting (exploitatiebegroting) en kan de liquiditeit beoordelen op basis van liquiditeitskengetallen en liquiditeitsbegroting. De kandidaat kan liquiditeitskengetallen berekenen en begrotingen opstellen. Toelichting: • Berekenen van de current ratio, de quick ratio en het netto werkkapitaal en vanuit gegeven liquiditeitskengetallen de waarde van de vlottende activa, de waarde van de voorraden en de waarde van de korte schulden. • Opstellen van een eenvoudige liquiditeitsbegroting en een eenvoudige resultatenbegroting (exploitatiebegroting). • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen en begrotingen. De kandidaat kent de definitie van solvabiliteit, solvabiliteitskengetal en debt ratio. De kandidaat kan de solvabiliteit beoordelen op basis van solvabiliteitskengetallen. De kandidaat kan solvabiliteitskengetallen berekenen. Toelichting: • Berekenen van de solvabiliteit: verhouding eigen vermogen/totaal vermogen en verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen (debt ratio). • Berekenen van het eigen vermogen, het vreemd vermogen en het totaal vermogen vanuit gegeven solvabiliteitskengetallen. • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen. De kandidaat kent de definitie van rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV), interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en hefboomwerking in de financiering. De kandidaat kent de verschillen tussen de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV) en interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en kan op basis hiervan de rentabiliteit beoordelen en een oordeel geven over de hefboomwerking. De kandidaat kan rentabiliteitskengetallen berekenen. Toelichting: • Berekenen van de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV), de rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV) en de interestvoet van het vreemd vermogen (IVV) en vanuit gegeven rentabiliteitskengetallen de waarde van het eigen vermogen, het vreemd vermogen en het totaal vermogen en het resultaat vóór en na belasting en de betaalde interest. • Berekenen van de hefboomwerking in de financiering. • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen.
12
12
12.3 en 12.4
12 12.2 2 2.2 13
13.2
13
13.2
13
13.2
13
13.2
2
2.2
14
14.2 en 14.3
14
14.2 en 14.3
14
14.2
14 2
14.3 2.2
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
6
Eindtermen en toetstermen Bedrijfseconomie 6.2.10 6.2.11
6.2.12
De kandidaat kent de definitie van activiteitskengetal, krediettermijn van debiteuren, krediettermijn van crediteuren, omzetsnelheid (omloopsnelheid) van de voorraad, opslagduur van de voorraad en arbeidsproductiviteit. De kandidaat kan op basis van berekende activiteitskengetallen een oordeel geven over de krediettermijn van debiteuren, de krediettermijn van crediteuren, de omzetsnelheid (omloopsnelheid) van de voorraad, de opslagduur van de voorraad en de arbeidsproductiviteit. De kandidaat kan activiteitskengetallen berekenen. Toelichting: • Berekenen van de krediettermijn van debiteuren en vanuit een gegeven krediettermijn het debiteurensaldo en de omzet berekenen. • Berekenen van de krediettermijn van crediteuren en vanuit een gegeven krediettermijn het crediteurensaldo en de inkopen berekenen. • Berekenen van de omzetsnelheid (omloopsnelheid) en de opslagduur van de voorraad en vanuit gegeven kengetallen de waarde van de omzet en van de voorraad berekenen. • Berekenen van de arbeidsproductiviteit uitgedrukt in omzet en vanuit een gegeven arbeidsproductiviteit het aantal werknemers en de waarde van de omzet berekenen. • Aan de hand van een op papier gegeven spreadsheetwerkblad aangeven welke berekeningen zijn gemaakt of moeten worden gemaakt voor de hiervoor genoemde kengetallen.
Hoofdstuk
Paragraaf
11
11.1 t/m 11.5 en 11.7 11.1 t/m 11.5 en 11.7
11
11
11.4
11
11.5
11
11.2
11
11.7
2
2.2
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
7
Eindtermen en toetstermen Bedrijfseconomie 6.2.13
De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm.
Hoofdstuk
Paragraaf
Bijlage Engelse vaktermen
Toelichting: De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): • financial statements/annual accounts (jaarrekening); • balance sheet (balans); • income statement (winst-en-verliesrekening); • assets (activa); • non-current assets (vaste activa); • goodwill (goodwill); • current assets (vlottende activa); • long-lived assets/tangible fixed assets (materiële vaste activa); • intangible fixed assets (immateriële vaste activa); • long term liabilities/non-current liabilities (schulden op lange termijn); • current liabilities (schulden op korte termijn); • debts (schulden); • net sales (netto omzet); • operating income (bedrijfsresultaat); • profit before taxes/result before profit tax (resultaat vóór belasting); • net result (nettoresultaat); • depreciation (afschrijving); • ordinary shares (gewone aandelen); • preference shares (preferente aandelen); • loans (leningen); • bonds (obligaties); • inventories (voorraden); • accounts receivable (debiteuren); • trade receivables (handelsvorderingen); • cash (liquide middelen); • shareholders equity (eigen vermogen); • capital stock/share capital/equity capital (aandelenkapitaal); • paid-in capital (gestort aandelenkapitaal); • additional paid-in capital (agioreserve); • retained earnings (winstreserve); • par value/face value (nominale waarde); • provision (voorziening); • accounts payable (crediteuren); • trade payables (handelsschulden); • capital employed (geïnvesteerd vermogen); • liquidity (liquiditeit); • current ratio (liquiditeit, inclusief de voorraden); • quick ratio (liquiditeit, exclusief de voorraden); • solvency (solvabiliteit); • return on investment (rentabiliteit van het geïnvesteerde vermogen); • EBIT = earnings before interest and taxes (inkomen voor interest en belasting = bedrijfsresultaat). 6.3
De kandidaat kan een toelichting geven op bedrijfseconomische overzichten die zijn gepresenteerd in de vorm van een tabel of grafiek. 6.3.1 6.3.2 6.3.3
De kandidaat kent de begrippen tabel, lijndiagram, (samengesteld) staafdiagram, kolommendiagram, cirkeldiagram en Z-grafiek. De kandidaat kan een toelichting geven op een gepresenteerd overzicht in de vorm van een tabel of grafiek. De kandidaat kan een tabel samenstellen van gegevens van kengetallen en resultaten.
5
5.2 en 5.3
5
5.2 t/m 5.4
5
5.4
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
8
Geschatte (minimale) onderwijstijd en studietijd voor de examens Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie Hoofdstuk 1 2
Naam
Boekhoudkundige overzichten Berekeningen met betrekking tot de goederenhandel 3 Indexcijfers 4 Interestberekeningen 5 Grafieken en tabellen 6 Afschrijving en interest van duurzame productiemiddelen 7 Kostprijs- en verkoopprijsberekeningen 8 Break-evenberekeningen, resultaten en verschillenanalyse 9 Vermogensbehoefte, financiering en eigen vermogen 10 Vreemd vermogen 11 Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte 12 Beoordeling van de liquiditeit 13 Beoordeling van de solvabiliteit 14 Beoordeling van de rentabiliteit Examenopgaven Kostprijscalculatie Examenopgaven Bedrijfseconomie Totaal aantal uren
Instructietijd in uren
Extra studietijd in uren Tekstboek Werkboek
1 1
1 1
½ ½
2 3 1 2
2 3 1 2
1 3 1 1½
4 3
4 3
4 4½
2
2
1
2 2
2 2
1½ 4
2 1 1
2 1 1
27
27
5 ½ 3 12 13 56
NB: De studietijd is sterk afhankelijk van onder andere aanleg, inzet, interesse, vooropleiding en werkervaring.
Kostprijscalculatie en Bedrijfseconomie voor het Praktijkdiploma Boekhouden -‐ Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
9