Methode Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden van Brinkman Uitgeverij Aansluiting op de eindtermen Administratie en Periodeafsluiting van de Associatie en de geschatte onderwijstijd en studietijd. NB: Verondersteld wordt dat studenten aan het begin van de opleiding boekhoudkundige kennis hebben op het niveau van Basiskennis Boekhouden (BKB). Eindtermen en toetstermen Financiële Administratie 3.1 De kandidaat kan boekingen verrichten ten behoeve van de financiële administratie. 3.1.1 3.1.2 3.1.3
3.1.4
De kandidaat kent de definitie van dagboek, subgrootboek, bijboek, grootboek(rekening) en journaal. De kandidaat kent de betekenis van dagboeken, subgrootboeken, bijboeken en grootboek(rekeningen) en journaal in het boekhoudsysteem, kan hiervan voorbeelden noemen en kent de verschillen ertussen. De kandidaat kan dagboeken, subgrootboeken, bijboeken en grootboekrekeningen samenstellen.
Hoofdstuk
Paragraaf
1
1.1
1
1.1
1, 4 en 5
1.1, 4.3 en 5.2
6
6.2 en 6.3
6
6.2 en 6.3
6 en 9
6.2, 9.2 en 9.3
9 6 6 5 9 7 Hele boek
9.2 en 9.3 6.2 6.5 5.2 9.2 t/m 9.4 7.7
Toelichting: Samenstellen grootboekrekening: openen, bijwerken, afsluiten en heropenen. De kandidaat kan mutaties journaliseren in verband met inkoop, verkoop en productie. Toelichting: Journaliseren van de volgende soorten mutaties, zowel volgens de enkelvoudige methode als volgens de collectieve methode: • (retour)inkopen, zowel bij gelijktijdige ontvangst van factuur en goederen als bij ontvangst van factuur en goederen op verschillende tijdstippen; mogelijke tussenrekeningen zijn in het laatste geval: Inkopen, Te ontvangen facturen, Te ontvangen creditnota’s, Te ontvangen goederen, Te retourneren goederen; • (retour)verkopen, zowel bij gelijktijdige verzending van factuur en goederen als bij verzending van factuur en goederen op verschillende tijdstippen; mogelijke tussenrekeningen zijn in het laatste geval: Af te leveren goederen, Te verzenden facturen, Terug te ontvangen goederen, Te verzenden creditnota’s; • inkoop en productie van voorraden, waarbij de goederen zijn gewaardeerd tegen historische inkoopprijs (geen fifo en lifo) of tegen (standaard)kostprijs of zijn geregistreerd tegen vaste verrekenprijs (eventueel inclusief directe en indirecte inkoopkosten) of tegen verkoopprijs; een eventueel prijsverschil boeken bij ontvangst van de factuur of bij ontvangst van de goederen; • verbruik van grond- en hulpstoffen voor de productie; • kortingen en rabatten (op inkopen en verkopen); • inkoopcontracten en verkoopcontracten; • aankopen, verkopen, inruilen en buiten gebruik stellen van duurzame activa; • productie (onderhanden werk en gereedkomen van producten); • correcties met betrekking tot de hiervoor genoemde mutaties; • alle hiervoor genoemde mutaties met en zonder omzetbelasting en bij toepassing van een decimaal rekeningstelsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de kandidaat de betekenis van gangbare rubrieken kent; in het examen komen voor: rubrieken 0, 1, 2 (rubriek 2: alleen tussenrekeningen), 3, 4, 5 (rubriek 5: alleen rekeningen van werkelijke indirecte kosten en doorbelaste indirecte kosten), 6 (rubriek 6: alleen rekeningen van directe fabricagekosten en toeslag indirecte fabricagekosten en doorberekende fabricagekosten), 7, 8 en 9 (geen overboekingsrekeningen rubriek 4, 5, 6, 8 en 9).
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
1
Eindtermen en toetstermen Financiële Administratie 3.1.5
3.1.6
3.1.7
3.1.8
Hoofdstuk
Paragraaf
5 8
5.2 8.2
8
8.2
7
7.4
4
4.3
7 5 en 6
7.3 5.2 en 6.4
7
7.2
4 7 Hele boek
4.3 7.7
1
1.3
1
1.3
1
1.3
De kandidaat kan mutaties journaliseren in verband met kosten, opbrengsten, geld onderweg en privé. Toelichting: Journaliseren van de volgende soorten mutaties, zowel volgens de enkelvoudige methode als volgens de collectieve methode: • afschrijving op duurzame activa; • ontstaan en betaling van kosten, met toepassing van de permanence de l’inventaire et des profits et des pertes; • ontstaan en ontvangst van opbrengsten, met toepassing van de permanence de l’inventaire et des profits et des pertes; • mutaties van geld onderweg waarbij gebruik wordt gemaakt van een controlerende tussenrekening; • privéstortingen en privéopnamen en privégebruik/verbruik van goederen/diensten; • afboeken van oninbare vorderingen; • incidentele baten en lasten: kasverschil, voorraadverschil, boekresultaat afgestoten en buiten gebruik gestelde vaste activa; • loonkosten, inclusief werkgeversaandeel sociale lasten en pensioenpremies en de inhoudingen op het loon, de afdracht aan de Belastingdienst en aan andere instanties; • gewaardeerd loon bij een eenmanszaak en een vof; • correcties met betrekking tot de hiervoor genoemde mutaties; • alle hiervoor genoemde mutaties met en zonder omzetbelasting en bij toepassing van een decimaal rekeningstelsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de kandidaat de betekenis van gangbare rubrieken kent; in het examen komen voor: rubrieken 0, 1, 2 (rubriek 2: alleen tussenrekeningen), 3, 4, 5 (rubriek 5: alleen rekeningen van werkelijke indirecte kosten en doorbelaste indirecte kosten), 6 (rubriek 6: alleen rekeningen van directe fabricagekosten en toeslag indirecte fabricagekosten en doorberekende fabricagekosten), 7, 8 en 9 (geen overboekingsrekeningen rubriek 4, 5, 6, 8 en 9). De kandidaat kent de overzichten uit een computerboekhoudprogramma. Toelichting: De overzichten uit een computerboekhoudprogramma zijn: Invoerverslag, Rekeningschema, Proef- en saldibalans, Kolommenbalans, Balans, Winst-en-verliesrekening, Grootboekkaart, BTW-aangifte, Saldilijst debiteuren, Openstaande posten debiteuren, Ouderdomsanalyse debiteuren, Saldilijst crediteuren, Openstaande posten crediteuren en Ouderdomsanalyse crediteuren. De kandidaat kent de betekenis van overzichten uit een computerboekhoudprogramma en kan deze beoordelen. Zie toelichting bij 3.1.6. De kandidaat kan de output vanuit een computerboekhoudprogramma beoordelen en fouten opsporen en herstellen. Zie toelichting bij 3.1.6.
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
2
Eindtermen en toetstermen Financiële Administratie 3.2 De kandidaat kan berekeningen maken ten behoeve van de boekhouding van de financiële administratie. 3.2.1
3.2.2 3.2.3
3.3
De kandidaat kan berekeningen maken in verband met inkoop, verkoop, kosten en opbrengsten. • Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. • Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. • Berekeningen met verhoudingen. • Oplossen van een vergelijking met één onbekende. • Berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop en een factuur samenstellen. • Berekeningen met omzetbelasting. De kandidaat kent de definitie van technische levensduur (gebruiksduur) en economische levensduur (gebruiksduur). De kandidaat kan de afschrijvingskosten en interestkosten berekenen van duurzame productiemiddelen. • Berekenen van de afschrijving van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de volgende afschrijvingsmethoden: o afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs; o afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde; o afschrijven met een variabel bedrag per periode, bijvoorbeeld afhankelijk van het gebruik van het duurzame productiemiddel. • Berekenen van de interestkosten van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de hiervoor genoemde afschrijvingsmethoden.
Hoofdstuk
Paragraaf
2
2.1
2 2 2 2
2.1 2.1 2.1 2.2
2 2
2.1 2.3
2
2.3
2
2.3
12
12.5
12
12.5
12
12.5
12
12.1 t/m 12.4
12 12 12 12 12 12 12 12 12 6 12
12.3 12.3 12.3 12.3 12.3 12.4 12.4 12.4 12.4 6.5 12.2 t/m 12.4
12
12.6
12
12.6
De kandidaat heeft kennis van de belangrijkste theorie met betrekking tot de financiële administratie. 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4
3.3.5
3.3.6 3.3.7
De kandidaat kent de definitie van kredietlimiet, kredietruimte en kredietbeperking en kan instellingen noemen ter toetsing van kredietwaardigheid van (potentiële) klanten. De kandidaat kent de definitie van factoring en kan aangeven op welke manieren dit wordt toegepast. De kandidaat kent de voor- en nadelen van factoring voor de onderneming die vorderingen overdraagt. De kandidaat kent de definitie van: • administratieve organisatie, interne controle, functies, functiescheiding en functievermenging; • afloopcontrole, ontstaanscontrole en controle via de saldobiljettenmethode; • cijferbeoordeling en verbandscontrole; • inventarisatie; • bevoegdheidscontrole, normcontrole en voortgangscontrole; • formele controle en materiële controle; • kassiersfunctie; • giraal geldverkeer; • telebankieren; • slepen van kasgeld; • backorder. De kandidaat kan voorbeelden en toepassingen geven van de bij toetsterm 3.3.4 genoemde begrippen, kan ze in concrete situaties herkennen, kan maatregelen noemen om slepen met kasgeld te voorkomen en maatregelen die genomen kunnen worden als een debiteur in gebreke blijft te betalen. De kandidaat kan in hoofdlijnen de werking van een ERP-systeem (Enterprise Resource Planning) in organisaties beschrijven. De kandidaat kent de voor- en nadelen van een ERP-systeem ten opzichte van het werken met traditionele computerprogramma’s.
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
3
Eindtermen en toetstermen Periodeafsluiting 5.1 De kandidaat kan boekingen verrichten ten behoeve van de periodeafsluiting. 5.1.1 5.1.2 5.1.3
5.1.4
De kandidaat kent de definitie van dagboek, subgrootboek, bijboek, grootboek(rekening) en journaal. De kandidaat kent de betekenis van dagboeken, subgrootboeken, bijboeken en grootboek(rekeningen) en journaal in het boekhoudsysteem, kan hiervan voorbeelden noemen en kent de verschillen ertussen. De kandidaat kan dagboeken, subgrootboeken, bijboeken en grootboekrekeningen samenstellen.
Hoofdstuk
Paragraaf
1
1.1
1
1.1
1, 4 en 5
1.1, 4.3 en 5.2
6
6.2 en 6.3
6
6.2 en 6.3
6 en 9
6.2, 9.2 en 9.3
9 6 6 5 9 In opgaven
9.2 en 9.3 6.3 6.2 5.2 9.2 t/m 9.4
7 Hele boek
7.7
Toelichting: • Samenstellen dagboek, subgrootboek en bijboek. • Samenstellen grootboekrekening: openen, bijwerken, afsluiten en heropenen. De kandidaat kan mutaties journaliseren in verband met inkoop, verkoop en productie. Toelichting: Journaliseren van de volgende soorten mutaties, zowel volgens de enkelvoudige methode als volgens de collectieve methode: • (retour)inkopen, zowel bij gelijktijdige ontvangst van factuur en goederen als bij ontvangst van factuur en goederen op verschillende tijdstippen; mogelijke tussenrekeningen zijn in het laatste geval: Inkopen, Te ontvangen facturen, Te ontvangen creditnota’s, Te ontvangen goederen, Te retourneren goederen; • (retour)verkopen, zowel bij gelijktijdige verzending van factuur en goederen als bij verzending van factuur en goederen op verschillende tijdstippen; mogelijke tussenrekeningen zijn in het laatste geval: Af te leveren goederen, Te verzenden facturen, Terug te ontvangen goederen, Te verzenden creditnota’s; • inkoop en productie van voorraden, waarbij de goederen zijn gewaardeerd tegen historische inkoopprijs (geen fifo en lifo) of tegen (standaard)kostprijs of zijn geregistreerd tegen vaste verrekenprijs (eventueel inclusief directe en indirecte inkoopkosten) of tegen verkoopprijs; een eventueel prijsverschil boeken bij ontvangst van de factuur of bij ontvangst van de goederen; • verbruik van grond- en hulpstoffen voor de productie; • boeken van het prijsverschil op inkopen vanuit het afstemregister; • kortingen en rabatten (op inkopen en verkopen); • aankopen, verkopen, inruilen en buiten gebruik stellen van duurzame activa; • productie (onderhanden werk en gereedgekomen producten); • overboeken van de saldi van de rekeningen van de omzetbelasting ten behoeve van de aangifte; • correcties met betrekking tot de hiervoor genoemde mutaties • alle hiervoor genoemde mutaties met en zonder omzetbelasting en bij toepassing van een decimaal rekeningstelsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de kandidaat de betekenis van gangbare rubrieken kent; in het examen komen voor: rubrieken 0, 1, 2 (rubriek 2: alleen tussenrekeningen), 3, 4, 5 (rubriek 5: alleen rekeningen van werkelijke indirecte kosten en doorbelaste indirecte kosten), 6 (rubriek 6: alleen rekeningen van directe fabricagekosten en toeslag indirecte fabricagekosten en doorberekende fabricagekosten), 7, 8 en 9 (geen overboekingsrekeningen rubriek 4, 5, 6, 8 en 9).
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
4
Eindtermen en toetstermen Periodeafsluiting 5.1.5
5.1.6 5.1.7 5.1.8
Hoofdstuk
Paragraaf
5 8
5.2 8.2
8
8.2
7 7
7.5 7.4
4
4.3
7 4
7.3 4.4
4
4.2 t/m 4.4
4
4.5
7
7.3
5 en 6
5.2 en 6.4
5 7
5.3 7.5
7
7.6
7
7.2
4 7 Hele boek
4.3 7.7
1
1.2
1
1.2
1
1.2
De kandidaat kan mutaties journaliseren in verband met kosten, opbrengsten, geld onderweg, privé, leasing, eigen vermogen, vreemd vermogen, voorzieningen, winstverdeling en een onderneming met filialen. Toelichting: Journaliseren van de volgende soorten mutaties, zowel volgens de enkelvoudige methode als volgens de collectieve methode: • afschrijving op duurzame activa; • ontstaan en betaling van kosten, met toepassing van de permanence de l’inventaire et des profits et des pertes; • ontstaan en ontvangst van opbrengsten, met toepassing van de permanence de l’inventaire et des profits et des pertes; • toename en afname van goodwill; • mutaties van geld onderweg waarbij gebruik wordt gemaakt van een controlerende tussenrekening; • privéstortingen en privéopnamen en privégebruik/verbruik van goederen/diensten; • afboeken van oninbare vorderingen; • de winstverdeling en winstuitkering: reservering, interim-dividend, cashdividend, stockdividend, tantième; • de toe- en afname van eigen vermogen in een eenmanszaak, vof, cv, bv en nv; • het aantrekken en aflossen van vreemd vermogen: rekening-courantkrediet, hypothecaire lening, onderhandse lening, gewone obligatielening; • het ontstaan, toenemen en afnemen van voorzieningen: voorzieningen voor garantieverplichtingen, onderhoud, milieumaatregelen, debiteuren; • incidentele baten en lasten: kasverschil, voorraadverschil, boekresultaat afgestoten en buiten gebruik gestelde vaste activa; • leasing (uitsluitend voor de lessee); • boekingen met betrekking tot de omzetting van een eenmanszaak of een vennootschap onder firma in een besloten vennootschap; • boekingen voor een detailhandelsonderneming met filialen, zowel voor een onderneming met filialen die geen zelfstandige boekhouding voert als voor een onderneming met filialen die wel een zelfstandige boekhouding voert; • loonkosten inclusief werkgeversaandeel sociale lasten en pensioenpremies en de inhoudingen op het loon, de afdracht aan de Belastingdienst en aan andere instanties; • gewaardeerd loon bij een eenmanszaak en een vof; • correcties met betrekking tot de hiervoor genoemde mutaties; • alle hiervoor genoemde mutaties met en zonder omzetbelasting en bij toepassing van een decimaal rekeningstelsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de kandidaat de betekenis van gangbare rubrieken kent; in het examen komen voor: rubrieken 0, 1, 2 (rubriek 2: alleen tussenrekeningen), 3, 4, 5 (rubriek 5: alleen rekeningen van werkelijke indirecte kosten en doorbelaste indirecte kosten), 6 (rubriek 6: alleen rekeningen van directe fabricagekosten en toeslag indirecte fabricagekosten en doorberekende fabricagekosten), 7, 8 en 9 (geen overboekingsrekeningen rubriek 4, 5, 6, 8 en 9). De kandidaat kent de definitie van een kolommenbalans, een voorafgaande journaalpost, een balans en een winst-en-verliesrekening. De kandidaat kent de onderdelen van een kolommenbalans en het doel van het samenstellen ervan. De kandidaat kan een kolommenbalans, een balans en een winst-enverliesrekening samenstellen. Toelichting: Samenstellen van een balans en een winst-en-verliesrekening in scontrovorm en in staffelvorm.
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
5
Eindtermen en toetstermen Periodeafsluiting 5.1.9
5.1.10
5.1.11
De kandidaat kent de overzichten uit een computerboekhoudprogramma. Toelichting: De overzichten uit een computerboekhoudprogramma zijn: Invoerverslag, Rekeningschema, Proef- en saldibalans, Kolommenbalans, Balans, Winst-en-verliesrekening, Grootboekkaart, BTW-aangifte, Saldilijst debiteuren, Openstaande posten debiteuren, Ouderdomsanalyse debiteuren, Saldilijst crediteuren, Openstaande posten crediteuren en Ouderdomsanalyse crediteuren. De kandidaat kent de betekenis van overzichten uit een computerboekhoudprogramma en kan deze beoordelen. Zie de toelichting bij 5.1.9. De kandidaat kan de output vanuit een computerboekhoudprogramma beoordelen en fouten opsporen en herstellen.
Hoofdstuk
Paragraaf
1
1.3
1
1.3
1
1.3
2
2.1
2 2 2 2 2
2.1 2.1 2.1 2.1 2.3
2
2.3
2
2.3
3
3.3
3 3 en 4
3.3 3.3 en 4.5
Zie de toelichting bij 5.1.9. 5.2
De kandidaat kan berekeningen maken ten behoeve van de boekhouding van de periodeafsluiting. 5.2.1
5.2.2 5.2.3
De kandidaat kan berekeningen maken in verband met inkoop, verkoop, kosten en opbrengsten. Toelichting: • Elementaire berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, procenten en promillen. • Berekeningen boven en onder het honderd en boven en onder het duizend. • Berekeningen met verhoudingen. • Oplossen van een vergelijking met één onbekende. • Berekeningen met omzetbelasting. De kandidaat kent de definitie van technische levensduur (gebruiksduur) en economische levensduur (gebruiksduur). De kandidaat kan de afschrijvingskosten en interestkosten berekenen van duurzame productiemiddelen. Toelichting: • Berekenen van de afschrijving van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de volgende afschrijvingsmethoden: o afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs; o afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde; o afschrijven met een variabel bedrag per periode, bijvoorbeeld afhankelijk van het gebruik van het duurzame productiemiddel. • Bereken van de interestkosten van een duurzaam productiemiddel bij toepassing van de hiervoor genoemde afschrijvingsmethoden.
5.3
De kandidaat heeft kennis van de belangrijkste theorie met betrekking tot de periodeafsluiting. 5.3.1
5.3.2 5.3.3
De kandidaat kent de definitie van de volgende begrippen: • (gewoon) aandeel en preferent aandeel; • (gewone) obligatie, achtergestelde obligatie en converteerbare obligatie, • agio op aandelen (agioreserve); • agio op obligaties en disagio op obligaties; • aandeel aan toonder en aandeel op naam; • nominale waarde en beurswaarde; • cashdividend, stockdividend en keuzedividend; • interest obligatie; • openbare emissie en onderhandse emissie; • à pari, boven pari en onder pari; • claim en optie (alleen als managersbeloning). De kandidaat kent de preferenties op preferente aandelen. De kandidaat kent de factoren die van invloed zijn op de beurskoers van aandelen en obligaties: winstontwikkeling, renteontwikkeling, politieke factoren, economische factoren.
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
6
Eindtermen en toetstermen Periodeafsluiting 5.3.4 5.3.5
5.3.6
5.3.7
5.3.8
5.3.9 5.3.10
5.3.11 5.3.12 5.3.13 5.3.14 5.3.15
De kandidaat kent de overeenkomsten en verschillen tussen aandelen en (gewone) obligaties. De kandidaat kan berekeningen maken in verband met aandelen en obligaties. Toelichting: • Berekenen van het aantal uitgegeven aandelen, het bedrag van de emissie en het eventuele agio. • Berekenen van het aantal uitgegeven obligaties, het bedrag van de emissie en het eventuele agio of disagio. De kandidaat kent de definitie van: • natuurlijk persoon (ondernemingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid) en rechtspersoon (ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid); • eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma (vof) en commanditaire vennootschap (cv); • aansprakelijkheid bij eenmanszaak, een besloten vennootschap (bv), een naamloze vennootschap (nv); • hoofdelijke aansprakelijkheid bij een vof en bij een cv; • naamloze vennootschap (nv) en besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv); • maatschappelijk aandelenkapitaal, geplaatst aandelenkapitaal en aandelen in portefeuille; • Directie, Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering van Aandeelhouders in een nv en in een bv; • Ondernemingsraad. De kandidaat kent de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende ondernemingsvormen, kan de bevoegdheden noemen van een directie, Raad van Commissarissen en Algemene Vergadering van Aandeelhouders in een nv en een bv en kan de bevoegdheden noemen van een Ondernemingsraad (adviesrecht, recht op informatie, initiatiefrecht, instemmingsrecht) en daarvan voorbeelden geven. De kandidaat kent de definitie van faillissement, surseance van betaling, curator en bewindvoerder, kan aangeven wanneer faillissement en surseance van betaling ontstaan en eindigen en kan de taken noemen en omschrijven van een curator bij faillissement en een bewindvoerder bij surseance van betaling. De kandidaat kan de volgende vormen van aansprakelijkheid beschrijven: aansprakelijkheid voor werknemers, aansprakelijkheid voor zaken en productaansprakelijkheid. De kandidaat kent de definitie van: • administratieve organisatie, interne controle, functies, functiescheiding en functievermenging; • afloopcontrole, ontstaanscontrole en controle via de saldobiljettenmethode; • cijferbeoordeling en verbandscontrole; • inventarisatie; • bevoegdheidscontrole, normcontrole en voortgangscontrole; • formele controle en materiële controle. De kandidaat kan voorbeelden en toepassingen geven van de bij toetsterm 5.3.10 genoemde begrippen, kan ze in concrete situaties herkennen en kan een oordeel geven over de totale opzet van het stelsel van interne controle. De kandidaat kan de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wvft) beschrijven. De kandidaat kent in hoofdlijnen de wet- en regelgeving voor de externe verslaggeving: jaarrekening, balans, winst-en-verliesrekening, publicatie, controle, modellen van balans en winst-en-verliesrekening, regelgevende organen en IFRS. De kandidaat kent de definitie van interne jaarrekening, gepubliceerde jaarrekening, bedrijfseconomische jaarrekening, fiscale jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening, minderheidsbelang en meerderheidsbelang. De kandidaat kan de verschillen aangeven tussen de bij toetsterm 5.3.14 genoemde jaarrekeningen.
Hoofdstuk
Paragraaf
4
4.5
4
4.4
4
4.5
3
3.1
3
3.2
3
3.2 en 3.3
3 3
3.2 3.3
3
3.3
3
3.3
3 3
3.4 3.2 t/m 3.4
3
3.6
3
3.5
12
12.1 t/m 12.4
12 12 12 12 12 12
12.3 12.3 12.4 12.3 12.3 12.2 t/m 12.4
12
12.7
11
11.2 t/m 11.6
10
10.1 t/m 10.5
10
10.1 t/m 10.5
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
7
Eindtermen en toetstermen Periodeafsluiting 5.3.16
De kandidaat kent de betekenis van een aantal Engelse benamingen binnen deze eindterm.
Hoofdstuk
Paragraaf
Bijlage Engelse vaktermen
Toelichting: De volgende Engelstalige vaktermen (Nederlandse vertaling staat tussen haakjes): o financial accounting (externe verslaggeving); o management accounting (interne verslaggeving); o annual report (jaarverslag); o financial statements/annual accounts (jaarrekening); o balance sheet (balans); o income statement (winst-en-verliesrekening); o assets (activa); o non-current assets (vaste activa); o goodwill (goodwill); o current assets (vlottende activa); o long-lived assets/tangible fixed assets (materiële vaste activa); o intangible fixed assets (immateriële vaste activa); o long term liabilities/non-current liabilities (schulden op lange termijn); o current liabilities (schulden op korte termijn); o debts (schulden); o net sales (netto omzet); o gross contribution (brutobijdrage); o operating result (bedrijfsresultaat); o profit before taxes/result before profit tax (resultaat vóór belasting); o net result (nettoresultaat); o net financing costs (saldo financieringskosten); o depreciation (afschrijving); o ordinary shares (gewone aandelen); o preference shares (preferente aandelen); o loans (leningen), bonds (obligaties); o inventories (voorraden); o accounts receivable (debiteuren); o trade receivables (handelsvorderingen); o cash (liquide middelen); o shareholders equity (eigen vermogen); o capital stock/share capital/equity capital (aandelenkapitaal); o paid-in capital (gestort aandelenkapitaal); o additional paid-in capital (agioreserve); o retained earnings (winstreserve); o par value/face value (nominale waarde); o provision (voorziening); o accounts payable (crediteuren); o trade payables (handelsschulden).
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
8
Geschatte (minimale) onderwijstijd en studietijd voor de examens Financiële Administratie en Periodeafsluiting Hoofdstuk 1 2 3 4
Naam
De boekhoudcyclus en overzichten Diverse berekeningen Ondernemingsvormen Boekingen met betrekking tot het vermogen in een onderneming 5 Verwerken van financiële mutaties met betrekking tot duurzame productiemiddelen en leasing 6 Verwerken van financiële mutaties met betrekking tot voorraden, inkopen en verkopen 7 Verwerken van diverse overige mutaties 8 Transitorische posten en voorafgaande journaalposten 9 Boekhouding van de industriële onderneming 10 De verschillende vormen van de jaarrekening 11 Belangrijke aspecten met betrekking tot de jaarverslaggeving 12 Administratieve organisatie en interne controle Examenopgaven Financiële Administratie Examenopgaven Periodeafsluiting Totaal aantal uren
Instructietijd in uren
Extra studietijd in uren Tekstboek Werkboek
1 1 1 3
1 1 1 3
½ 1 1 3½
2
2
3
4
4
5
3 1
3 1
3½ 3
4 1 1
4 1 1
4½ 1 1
1
1
23
23
1 12 13 53
NB: De studietijd is sterk afhankelijk van onder andere aanleg, inzet, interesse, vooropleiding en werkervaring.
Financiële Administratie en Periodeafsluiting voor het Praktijkdiploma Boekhouden – Ad Bakker – Brinkman Uitgeverij
9