EXAMENPROGRAMMA PRAKTIJKDIPLOMA LOONADMINISTRATIE
Geldig vanaf het examen januari 2010.
INHOUDSOPGAVE
NIVEAU VAN TOETSING ..................................................................................................................................3 RANDSTOF ........................................................................................................................................................... 3 KENNIS ................................................................................................................................................................ 3 TOEPASSING..........................................................................................................................................................3 INZICHT ............................................................................................................................................................... 3 LOONHEFFINGEN DEEL I................................................................................................................................4 ALGEMEEN ...........................................................................................................................................................4 1. BELASTINGDIENST .......................................................................................................................................... 4 2. ORGANISATIES BETROKKEN BIJ DE SOCIALE VERZEKERINGEN..........................................................................4 3. BEGRIPPENKADER ........................................................................................................................................... 4 4. BELASTINGPLICHT EN INHOUDINGSPLICHT .......................................................................................................5 5. VERZEKERINGSPLICHT .....................................................................................................................................5 6. DE LOONBEGRIPPEN ........................................................................................................................................ 6 7. VRIJE VERGOEDINGEN EN VERSTREKKINGEN ...................................................................................................7 8. PENSIOENAANSPRAKEN, LEVENSLOOPREGELING EN SPAARREGELINGEN ........................................................ 7 9. INTERNATIONALE ARBEIDSVERHOUDINGEN ..................................................................................................... 7 10. ® OVERIGE REGELINGEN ............................................................................................................................... 8 LOONHEFFINGEN DEEL II ..............................................................................................................................9 ALGEMEEN .......................................................................................................................................................... 9 1. BEGRIPPENKADER ............................................................................................................................................9 2. HEFFING, AFDRACHT EN VERPLICHTINGEN .......................................................................................................9 3. BEREKENING VAN DE LOONHEFFINGEN ......................................................................................................... 10 4. HEFFINGSKORTINGEN .................................................................................................................................... 11 5. TABELLEN ..................................................................................................................................................... 11 6. ® AFDRACHTVERMINDERINGEN .................................................................................................................... 11 7. NAHEFFING, BOETESTELSEL EN BRUTEREN ................................................................................................... 12 8. INVORDERING EN AANSPRAKELIJKHEID ......................................................................................................... 12 9. UITKERINGEN, LOONKOSTENSUBSIDIES EN TOESLAGEN ................................................................................. 13 10. ARBEIDSONGESCHIKTHEID ........................................................................................................................... 13 11. BEZWAAR EN BEROEP .................................................................................................................................. 14 12. ® OVERIGE REGELINGEN ............................................................................................................................. 14 ARBEIDSRECHT............................................................................................................................................... 15 1. ARBEIDSOVEREENKOMST/AANNEMING VAN WERK/OVEREENKOMST VAN OPDRACHT ................................... 15 2. ARBEIDSOVEREENKOMST .............................................................................................................................. 15 3. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST ....................................................................................................... 16 4. LOON EN VAKANTIE ...................................................................................................................................... 16 5. ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE TIJD/ONBEPAALDE TIJD .............................................................. 16 6. PROEFTIJD ..................................................................................................................................................... 17 7. EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST ....................................................................................................... 17 8. ONTSLAGVERBODEN ..................................................................................................................................... 17 9. WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG ................................................................................... 18 10. DIVERSE BEPALINGEN .................................................................................................................................. 18 11. ARBEIDSPROCESRECHT .................................................................................................................................18
2
Niveau van toetsing Het niveau waarop de kandidaat de in dit examenprogramma genoemde materie dient te beheersen, is aangegeven met vet gedrukte woorden in de tekst. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. Deze niveaus zijn herkenbaar aan de in de tekst gebruikte werkwoordsvormen. Bij het aangeven van een hoger niveau worden de lagere niveaus als aanwezig verondersteld. Randstof Randstof dus niet als kernstof beschouwde elementen worden met het teken “®” aangegeven. Randstof wordt beperkt in de examens getoetst. Kennis De kandidaat kan definities en kenmerken van deze begrippen verwoorden en herkennen. In de tekst zijn de woorden aangeven, herkennen en omschrijven gebruikt. Toepassing De kandidaat kan: - begrippen in een bepaalde context plaatsen; - regels en begrippen opzoeken; - een omschrijving geven van begrippen binnen een gegeven context; - begrippen en regels in een concreet geval toepassen; - aan de hand van verstrekte gegevens een cijfermatige berekening uitvoeren. In de tekst zijn de woorden aangeven, berekenen, invullen, opstellen, opzoeken, toelichten en verwerken gebruikt. Indien tijdens een examen gevraagd wordt een begrip of regel op te zoeken, dan worden de benodigde teksten verstrekt in de examenopgaven (ofwel kan gebruik worden gemaakt van het Handboek loonheffingen). Inzicht De kandidaat kan: - een gegeven situatie beoordelen en interpreteren; - verstrekte gegevens combineren met kennis. In de tekst zijn de woorden toetsen, vaststellen en verklaren gebruikt.
3
Loonheffingen deel I Algemeen De kandidaat dient met de opbouw en de inhoud van het Handboek Loonheffingen zodanig vertrouwd te zijn dat de examenopgaven zo nodig aan de hand van dat handboek kunnen worden opgelost.
1. Belastingdienst De kandidaat kan: de kerntaken van de Belastingdienst omschrijven. De kandidaat kan aangeven: wat wordt verstaan onder belastingregio, inspecteur en ontvanger
2. Organisaties betrokken bij de sociale verzekeringen De kandidaat kan aangeven welke taken worden uitgevoerd door: -
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Zorgverzekeraar Inspectie Werk en Inkomen Sociale Verzekeringsbank Centra voor Werk en Inkomen Raad van Werk en Inkomen College voor Zorgverzekeringen Nederlandse Zorgautoriteit
3. Begrippenkader De kandidaat kan aangeven wat onder de volgende begrippen wordt verstaan: -
subject loonheffing object loonheffing dienstbetrekking gezagsverhouding werknemer fictieve dienstbetrekking vroegere dienstbetrekking inhoudingsplichtige loonbelasting volksverzekeringen loonheffing werknemersverzekeringen inkomensafhankelijke bijdrage Zvw loonheffingen subject werknemersverzekeringen object werknemersverzekeringen genietingsmoment loon in geld vrije vergoedingen loon in natura vrije verstrekkingen spaarregelingen levensloopregeling verklaring pensioenregeling verklaring arbeidsrelatie (VAR) uniform loonbegrip en de uitzonderingen burgerservicenummer (BSN).
4
4. Belastingplicht en inhoudingsplicht De kandidaat kan de volgende bepalingen zonder problemen in het Handboek Loonheffingen opzoeken: - persoon van de belastingplichtige (werknemer) - de criteria die gelden voor bijzondere arbeidsverhoudingen - persoon van de belastingplichtige (werknemer) met betrekking tot internationale situaties - persoon van de inhoudingsplichtige (werkgever) in binnenlandse verhoudingen vaststellen of een persoon onderworpen is aan de loonheffingen en of er loonheffingen moet worden ingehouden; de kenmerken van arbeidsverhoudingen omschrijven en vanuit casusposities vaststellen of sprake is van: - echte dienstbetrekkingen - fictieve dienstbetrekkingen in het algemeen - oneigenlijke loonbelasting respectievelijk oneigenlijke werknemer - opting-in regeling - de hiërarchie tussen bovenstaande begrippen aangeven. aangeven waar de werknemer/werkgever moet zijn voor de verklaring arbeidsrelatie (VAR): het belang van de diverse verklaringen arbeidsrelatie (VAR) in het kader van de loonheffingen omschrijven. de volgende arbeidsverhoudingen herkennen en de belangrijkste (wettelijke) kenmerken ervan omschrijven, de speciale regels hiervoor in het Handboek Loonheffingen opzoeken, zodat hij aan de hand daarvan kan toetsen of een bepaalde arbeidsverhouding tot belastingplicht leidt bij: -
aanneming van werk thuiswerkers topsporters (A-topsporters) artiesten en beroepssporters uitzendkrachten tussenpersonen stagiaires commissarissen werkende aanmerkelijk belanghouders meewerkende kinderen bestuurders van coöperaties met werknemerszelfbestuur gelijkgestelden huishoudelijke hulp (dienstverleners aan huis) pseudo (opting-in) werknemers
vaststellen of er sprake is van een inhoudingsplichtige; aangeven wie inhoudingsplichtige is; ® aangeven in welke gevallen de minister een inhoudingsplichtige kan aanwijzen; aangeven wat onder de regeling voor artiesten en beroepssporters wordt verstaan.
5. Verzekeringsplicht De kandidaat kan: de kring van verzekerden in het kader van de volksverzekeringen waaronder in dit kader mede begrepen de verzekering op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) omschrijven en de uitbreidingen en beperkingen hierop aangeven; de begrippen "verzekerde" en "premieplichtige" in het kader van de werknemersverzekeringen omschrijven; de hoofdregel (kring der verzekerden in het kader van de werknemersverzekeringen en Zvw) toelichten;
5
de uitbreidingen en beperkingen op deze hoofdregel herkennen en vaststellen, dit ter bepaling of voor de desbetreffende personen de verzekeringsplicht geldt en voor de werkgever de premieplicht bij in het bijzonder: -
aanneming van werk thuiswerkers artiesten leerlingen directeuren ab houders vertegenwoordigers/agenten personen in het bezit van een verklaring arbeidsrelatie (VAR) huispersoneel – dienstverleners aan huis overigen;
omschrijven wat wordt verstaan onder de regeling voor gemoedsbezwaren en op welke wijze die wordt toegepast;
6. De loonbegrippen De kandidaat kan: omschrijven wat wordt verstaan onder de diverse loonbegrippen die een rol spelen bij de loonheffingen, zoals: -
loon belastbaar loon loon voor de loonheffing loon voor de werknemersverzekeringen loon voor de Zorgverzekeringswet fictief loon afstaan van loon negatief loon loon in natura fooien aanspraken pensioenpremies premies voor de werknemersverzekeringen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) vergoeding van inkomensafhankelijke bijdrage Zvw bijdragen en inhoudingen in het kader van een levensloopregeling inhoudingen in het kader van een spaarloonregeling (vrije) vergoedingen en verstrekkingen bijtelling wegens een auto van de zaak verklaring ‘geen privé-gebruik auto’ vakantiebonnen kostenvergoedingen eindheffingsbestanddelen aanvulling op uitkeringen pensioenuitkeringen uitkeringen aan ex-werknemers loon uit vroegere dienstbetrekking
vaststellen welke loonbestanddelen behoren tot -
het loon voor de loonheffing het loon voor de heffing van de werknemersverzekeringen het loon voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw
aangeven welke de verschillen zijn tussen de drie hierboven genoemde loonbegrippen; (Toelichting: Vereist is kennis van de drie bovenstaande loonbegrippen. In examenonderdeel “Loonheffingen deel 1” wordt niet gevraagd naar de berekening van de loonbelasting, premies en bijdrage.Zie hiervoor examenonderdeel “Loonheffingen deel 2, punt 3”).
6
omschrijven uit welke looncomponenten het loon is opgebouwd; de fiscale verwerking en waardering van de looncomponenten aangeven en berekenen; de regeling privé-gebruik auto toepassen (inclusief verklaring “geen privé-gebruik”); aangeven of aanspraken al dan niet tot het loon behoren en eventuele forfaitaire waarden opzoeken; het verschil tussen niet tot het loon behorende bestanddelen en vrije vergoedingen en verstrekkingen verklaren.
7. Vrije vergoedingen en verstrekkingen De kandidaat kan: omschrijven wat wordt verstaan onder vrije vergoedingen en verstrekkingen; omschrijven en toelichten wanneer vergoedingen en verstrekkingen vrijgesteld zijn; een acceptabele kostenvergoeding opstellen en toetsen. Hierbij komen onder andere aan de orde: - definitie en criteria van vrije vergoedingen - definitie en criteria van vrije verstrekkingen - toepassing redelijkheidstoets - vaste kostenvergoeding - onderbouwing vaste en variabele kostenvergoeding - normeringen, beperkingen en eigen bijdrage bij vergoedingen en verstrekkingen.
8. Pensioenaanspraken, levensloopregeling en spaarregelingen De kandidaat kan: gegeven het pensioenreglement, de pensioenpremie berekenen; de begrippen eindloonstelsel, middelloonstelsel en beschikbare premiestelsel omschrijven met de daarbij behorende maxima in de jaarlijkse pensioenopbouw en globaal de maxima ten aanzien van de pensioenopbouw over de gehele diensttijd; criteria aangeven die de wet stelt aan een pensioenregeling; de inhoud van de startbrief omschrijven; omschrijven wat met de levensloopregeling wordt bedoeld; aangeven welke vormen van verlof de levensloopregeling kent; aangeven welke spaarregelingen in de Wet op de loonbelasting zijn opgenomen; aangeven en berekenen wat de invloed is van pensioenen, levensloopregeling en spaarregelingen op het loon voor de loonheffing, voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, voor de werknemersverzekeringen en op het nettoloon (zowel bij inhouding, afdracht en storting van premies als bij opname en uitbetaling van tegoeden).
9. Internationale arbeidsverhoudingen De kandidaat kan: het bestaan van belastingverdragen en de strekking daarvan aangeven voor zover het gaat om de arbeidsinkomsten en de methode van vrijstelling; aangeven en herkennen in welke situaties van grensoverschrijdende arbeid er sprake is van verzekerings- en premieplicht in Nederland;
® de volgende begrippen/regelingen omschrijven: -
woonplaats en vestigingsplaats werkland uitzending/detachering grensarbeider
7
-
verdrag eenzijdige regeling vrijstellingsmethode toewijzingsregel arbeidsinkomsten (hoofdregel) toewijzingsregel arbeidsinkomsten bij detachering (uitzonderingsregel)
® herkennen wanneer de volgende regelingen van toepassing zijn en enkele kenmerken er van aangeven: extraterritoriale werknemers (30% -regeling) belastingheffing van buitenlandse gezelschappen. 10. ® Overige regelingen De kandidaat kan: de diverse verzoeken om voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen invullen en de gevolgen voor de werknemer verklaren. Hierbij behoren onder andere de volgende begrippen: Inkomen uit werk en woning: - fooien - negatieve inkomensbestanddelen - reisaftrek. Negatieve belastbare inkomsten: - uit eigen woning - uitgaven voor inkomensvoorzieningen - persoonsgebonden aftrekken - verliezen uit werk en woning uit voorafgaande kalenderjaren
8
Loonheffingen Deel II Algemeen De kandidaat dient met de opbouw en de inhoud van het Handboek Loonheffingen zodanig vertrouwd te zijn dat de examenopgaven zo nodig aan de hand van dit handboek kunnen worden opgelost.
1. Begrippenkader De kandidaat kan: aangeven wat onder de volgende begrippen wordt verstaan: -
loonheffingennummer samenhangende groep inhoudingsplichtigen tarieven loonheffingen heffingskortingen eindheffingen voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. aangifte loonheffingen inhouding afdrachtverminderingen afdracht naheffing boete bruteren dwangbevel beslaglegging
2. Heffing, afdracht en verplichtingen De kandidaat kan: aangeven welke administratieve verplichtingen de werkgever jegens de Belastingdienst heeft; aangeven waar de werkgever/werknemer moet zijn voor: eerstedagsmelding (EDM) afdracht van de loonheffingen bezwaar tegen de inhoudingen aanvraag voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangifte inkomstenbelasting kwijtschelding melding van betalingsonmacht. - aanvraag of beëindiging Eigenrisicodragerschap voor de WGA - aanvraag of beëindiging Eigenrisicodragerschap voor de ZW aangeven welke informatieverplichting de werkgever jegens de Belastingdienst heeft betreffende de loonheffingen van hemzelf en die van de werknemer; aangeven in welke wet de financiering van de werknemersverzekeringen en van de volksverzekeringen is geregeld; omschrijven welke wettelijke regelingen van toepassing zijn bij de premieafdracht voor de werknemersverzekeringen; aangeven aan welke voorwaarden de loonadministratie moet voldoen; aangeven wat onder ‘aangiftebrief loonheffingen’ wordt verstaan; aangeven wat onder het collectief deel en het werknemersdeel van de aangifte loonheffingen wordt verstaan; omschrijven en vaststellen op welke wijze de loonheffingen worden geheven;
9
omschrijven op welke manieren de aangifte loonheffingen en de afdracht kunnen geschieden; aangeven waaruit het berichtenverkeer tussen Belastingdienst en UWV bestaat. Hierbij behoren met name de volgende begrippen: -
administratieve verplichtingen loonheffingennummer eerstedagsmelding (EDM) identificatieplicht informatieverplichtingen termijnen formaliteiten in te houden loonheffingen eindheffingen afdrachtverminderingen aangifte loonheffingen aangiftetijdvakken aangiftetermijn onjuiste aangifte correctiebericht werknemer samenloop van lonen en uitkeringen en lonen in samenvallende tijdvakken premieverschuldigdheid werkgever en werknemer werkgeversdeel en werknemersdeel van de premie; verbod tot verhaal op de werknemer.
3. Berekening van de loonheffingen De kandidaat kan: de diverse tabellen voor de berekening van de verschuldigde loonheffing toepassen berekenen welk bedrag aan loonheffingen over een bepaalde periode ingehouden en afgedragen moet worden; de loonheffingen berekenen in de volgende arbeidsverhoudingen: -
aanneming van werk thuiswerkers artiesten en beroepssporters meewerkende kinderen gelijkgestelden
de VCR- methode voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw toepassen; Hierbij komen onder andere aan de orde: -
-
loontijdvakkensystematiek voor de premieberekening en –afdracht premie ingevolge de Werkloosheidswet: a. sectorindeling b. wachtgeldfonds premie, bijdrage en aanspraken ingevolge de Zvw basispremie en gedifferentieerde premie ingevolge de WAO / WIA eigenrisicodrager premieloon maximum premieloon franchise anoniementarief overheidswerkgevers en overheidswerknemers 65-plussers premievrijstelling premiekorting
10
-
de diverse tabellen de heffingskortingen de VCR-methode.
afwijkingen bij de Zorgverzekeringswet (Zvw) ten opzichte van de overige verzekeringen herkennen en vaststellen: -
de basispremie de inkomensafhankelijke bijdrage de no-claimkorting het eigen risico de kring van verzekerden premievervangende bijdrage;
aan de hand van verstrekte gegevens de grondslag voor de loonheffingen berekenen en aangeven op welke wijze het nettoloon is samengesteld (Toelichting: Vereist is kennis en vaardigheid met betrekking tot de berekening van loonbelasting, premies en bijdrage Zvw. In “Loonheffingen deel 2” wordt de kennis van het loonbegrip voor de loonheffingen aanwezig geacht. Zie hiervoor examenonderdeel “Loonheffingen deel 1, punt 6”).
4. Heffingskortingen De kandidaat kan: herkennen en vaststellen welke heffingskortingen van toepassing zijn; herkennen en vaststellen in welke gevallen een opgaaf gegevens voor de loonheffingen (voorheen loonbelastingverklaring) dient te worden ingevuld; aangeven welke gegevens deze opgaaf moet bevatten en gedurende welke termijn deze bij de loonadministratie moet worden bewaard. Hierbij komen onder meer aan de orde: -
voorwaarden heffingskortingen heffingskortingen in de loonbelasting heffingskortingen in de inkomstenbelasting inhoud van de opgaaf.
5. Tabellen De kandidaat kan: de wijze van heffing volgens de methode van inhouding op het loon en de methode van eindheffing omschrijven; vaststellen in welke gevallen een van deze methoden verplicht is, dan wel in welke gevallen de werkgever of de inspecteur de keuze hebben; van alle tabellen de inhoud omschrijven; vaststellen wanneer welke tabel van toepassing is in concrete situaties. Hierbij komen aan de orde: − overzicht tabellen − loontijdvak - heffingskortingen − herleidingsregels − eindheffing enkelvoudig tarief − eindheffing tabel (gebruteerd) tarief.
6. ® Afdrachtverminderingen De kandidaat kan:
11
aangeven dat de afdrachtverminderingen worden geregeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) aangeven welke afdrachtverminderingen op de loonheffing in mindering gebracht kunnen worden; aangeven aan welke voorwaarden voldaan moet zijn wil de inhoudingsplichtige recht hebben op een afdrachtvermindering; in een gegeven casus de in mindering te brengen bedragen berekenen.
7. Naheffing, boetestelsel en bruteren De kandidaat kan: vaststellen onder welke voorwaarden een naheffingsaanslag kan worden opgelegd; opzoeken of de boete tot op het juiste bedrag is opgelegd; berekenen hoe hoog de aanslag wordt, ingeval de aanslag niet verhaald wordt op de werknemer (bruteren) en aangeven wat er in dat geval gebeurt met de boete; aangeven wanneer en over welke periode heffingsrente verschuldigd is;
® aangeven wanneer strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Hierbij komen onder andere aan de orde: -
voorwaarden naheffingsaanslag narekenen naheffingsaanslag bezwaar tegen naheffingsaanslag invordering en naheffingsaanslag verschuldigdheid heffingsrente boete met en zonder verhaal op basis van wettekst (verzuimen, hoogte boete, kwalificatie opzet/schuld, etc.) berekening naheffing in geval van eindheffing en brutering kwijtschelding boete strafrechtelijke vervolging.
8. Invordering en aansprakelijkheid De kandidaat kan: aangeven wie de loonheffingen invordert, op welke wijze dat gebeurt en binnen welke termijn, voorzover het gaat om "normale" gevallen; in bijzondere situaties omschrijven hoe de belangrijkste regels luiden. Dat geldt ook indien de werkgever c.q. de werknemer aansprakelijk wordt gesteld voor eigen of andermans belasting- en premieschuld; vaststellen in welke gevallen er sprake is van ketenaansprakelijkheid, bestuurdersaansprakelijkheid dan wel inlenersaansprakelijkheid;
® aangeven wanneer en over welke periode invorderingsrente verschuldigd is. De globale regels daarvan moet de kandidaat kunnen opzoeken. Hierbij behoren onder andere de volgende begrippen: -
invorderingsinstantie invorderingsmaatregelen invorderingstermijnen invorderingsrente verjaring aansprakelijkheid werknemer aansprakelijkheid werkgever ketenaansprakelijkheid bestuurdersaansprakelijkheid inlenersaansprakelijkheid G-rekening.
12
9. Uitkeringen, loonkostensubsidies en toeslagen De kandidaat kan: ® aangeven wat de kenmerkende verschillen zijn tussen: -
uitkeringen volksverzekeringen uitkeringen werknemersverzekeringen sociale voorzieningen;
in hoofdlijnen aangeven wat de navolgende uitkeringen / verstrekkingen inhouden en onder welke voorwaarden deze worden toegekend: -
uitkering ZW, WW, WAO, WIA (IVA en WGA), Wazo, WAJONG, TW uitkering AOW, ANW, AKW verstrekkingen AWBZ / Zvw;
gegeven het premieloon werknemersverzekeringen, het uitkeringsloon werknemersverzekeringen berekenen; aangeven waar de volgende uitkeringen moeten worden aangevraagd: -
ZW-uitkering WW-uitkering WAO- / WIA- / Wazo- / WAJONG-uitkering AOW- / ANW-uitkering AKW-uitkering Zvw- / AWBZ-verstrekking TW-uitkering;
aangeven welke rechten en plichten bestaan met betrekking tot de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden en werknemers; aangeven welke (loonkosten)subsidies er zijn en wat de belangrijkste kenmerken daarvan zijn (rechten, voorwaarden, aanvraagprocedure). ® vaststellen of er recht bestaat op: − de zorgtoeslag − de huurtoeslag − de kinderopvangtoeslag.
10. Arbeidsongeschiktheid De kandidaat kan: ® aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft in geval van ziekte van een werknemer: -
loondoorbetaling ziek- en hersteldmelding inschakeling Arbo-dienst / bedrijfsarts reïntegratieverplichtingen aanbieden van passende arbeid aan de werknemer;
aangeven in welke situatie recht bestaat op een uitkering ingevolge de ZW en gedurende welke periode dat recht bestaat; aangeven in welke situatie recht bestaat op een uitkering ingevolge de WAO en WIA; herkennen, omschrijven en toepassen van de volgende begrippen: -
structureel functionele beperkingen premievrijstelling premiekorting premiekwijtschelding premiedifferentiatie verlenging van de wachttijd WAO / WIA eigen risicodragerschap ZW / WAO / WIA
13
-
belanghebbende bij ZW -, WAO-, WIA-, en Wazo-beslissing door UWV vangnetgevallen sanctie (boete) bij niet voldoen aan verplichtingen deskundigenoordeel van UWV m.b.t. geschiktheid tot werken, passende arbeid of reïntegratieinspanningen referte-eis arbeidsverleden-eis uitsluitingsgronden samenloop van uitkering met inkomsten uit arbeid taakverdeling tussen UWV en eigenrisicodrager bij uitkeringsverzorging bezwaar en beroep bij uitkeringsbeslissingen van UWV en eigenrisicodrager.
11. Bezwaar en beroep De kandidaat kan: aangeven in welke gevallen, door wie, binnen welke termijn en bij welke instantie bezwaar kan worden gemaakt tegen de inhouding, afdracht van loonheffingen, naheffingsaanslagen, orde- en vergrijpboeten alsmede aansprakelijkstellingen; aangeven wanneer beroep bij de rechter kan worden ingesteld, onder welke voorwaarden, binnen welke termijn en bij welke rechter; de gevolgen aangeven voor de invordering, indien bezwaar of beroep wordt aangetekend; aangeven in welke gevallen, door wie, binnen welke termijn en bij welke instantie bezwaar kan worden gemaakt tegen een beschikking van UWV; aangeven wat onder beroep in cassatie wordt verstaan; aangeven wanneer beroep, hoger beroep en cassatie bij de rechter kan worden ingesteld, onder welke voorwaarden, binnen welke termijn en bij welke rechter.
12. ® Overige regelingen De kandidaat kan: berekenen of het zinvol is een verzoek om voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in te vullen en de gevolgen voor de werknemer verklaren in verband met de toepassing van de heffingskortingen.
14
Arbeidsrecht 1. Arbeidsovereenkomst/aanneming van werk/overeenkomst van opdracht De kandidaat kan: ® aangeven en toelichten de regels in de sollicitatiefase: -
klachtenbehandeling gelijke behandeling medische keuring identificatieplicht;
de vereisten met betrekking tot de arbeidsovereenkomst toelichten: -
persoonlijk verrichten van arbeid; betaling van loon; gezagsverhouding; verrichten van arbeid gedurende zekere tijd;
de overeenkomsten en verschillen aangeven en toelichten van de: -
arbeidsovereenkomst overeenkomst tot aanneming van werk overeenkomst van opdracht;
aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder de flexibiliteit in de arbeidsrelatie; ® de kenmerken aangeven van de: -
freelance-overeenkomst deeltijdovereenkomst oproepovereenkomst thuiswerkovereenkomst detacheringsovereenkomst uitzendovereenkomst stage-overeenkomst;
aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst; aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang.
2. Arbeidsovereenkomst De kandidaat kan: bijzondere arbeidsverhoudingen herkennen ten aanzien van: -
minderjarigen niet-Nederlanders directeuren/grootaandeelhouders;
aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van arbeidsvoorwaarden; ® aangeven en toelichten wat een boetebeding is; aangeven en toelichten wat een concurrentiebeding is en aan welke vereisten een dergelijk beding moet voldoen; ® aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een non-concurrentiebeding (relatiebeding); ® aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een geheimhoudingsbeding; aangeven en toelichten wat een getuigschrift is; aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever en de werknemer zijn; aangeven wanneer het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 van toepassing is.
15
3. Collectieve Arbeidsovereenkomst De kandidaat kan: aangeven wat onder een CAO wordt verstaan; vaststellen of er in bepaalde gevallen gebondenheid bestaat aan een CAO, daarbij lettend op: -
de arbeidsovereenkomst het arbeidsreglement de ondernemings-CAO de bedrijfstak-CAO de algemeen verbindend verklaarde CAO;
aangeven in welke gevallen van het bepaalde in een CAO kan worden afgeweken; ® omschrijven wat wordt verstaan onder: -
normatieve bepalingen diagonale bepalingen obligatoire bepalingen;
aangeven wat onder de algemeen verbindendverklaring van een CAO wordt verstaan.
4. Loon en vakantie De kandidaat kan: aangeven welke bestanddelen tot het loon behoort; ® herkennen in welke gevallen er sprake is van ongeoorloofde loonvormen; omschrijven wanneer loonvorderingen ontstaan en op welke wijze een vordering kan plaatsvinden; in hoofdlijnen aangeven wat de volgende verlofregelingen inhouden ingevolge de Wet Arbeid en Zorg: -
zwangerschaps- en bevallingsverlof adoptieverlof pleegouderverlof calamiteiten- en ander kort verzuimverlof kraamverlof kortdurend zorgverlof langdurend zorgverlof ouderschapsverlof;
toelichten wat onder de levensloopregeling wordt verstaan; aangeven en toelichten wanneer wel en wanneer niet een aanspraak bestaat op loon en op vakantie; omschrijven welke rechten een werknemer heeft ten aanzien van het aantal vakantiedagen; ® aangeven en toelichten wanneer vakantiedagen kunnen worden uitbetaald; toelichten wat onder loonbeslag wordt verstaan; ® aangeven welke vorderingen van de werkgever met het loon verrekend kunnen worden.
5. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd/onbepaalde tijd De kandidaat kan: het onderscheid toelichten tussen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd; de consequenties van dit onderscheid aangeven ten aanzien van: -
opzegging opzegtermijn beëindiging arbeidsongeschiktheid relatie met CAO
16
-
tussentijds opzeggen opeenvolgende arbeidsovereenkomsten.
6. Proeftijd De kandidaat kan: de vereisten, tijdsduur en beëindiging van de proeftijd toelichten; aangeven wat onder een ijzeren proeftijd wordt verstaan.
7. Einde van de arbeidsovereenkomst De kandidaat kan: kenmerken omschrijven en toelichten van: -
beëindiging van rechtswege beëindiging in de proeftijd ontslag op staande voet wederzijds goedvinden ontbinding door de kantonrechter ontbinding wegens wanprestatie overlijden van de werkgever overlijden van de werknemer pensionering;
de volgende begrippen toelichten: -
dringende reden gewichtige reden wettelijke opzegtermijn onregelmatig ontslag schadeplichtig ontslag kennelijk onredelijk ontslag vernietigbaar ontslag herstel dienstbetrekking afvloeiingsregeling afkoopsom disciplinaire maatregelen;
aangeven dat de arbeidsovereenkomst bij overgang van ondernemingen in stand blijft; de wijze van betrokkenheid van het CWI bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangeven.
8. Ontslagverboden De kandidaat kan: aangeven wanneer opzegging vernietigbaar is, namelijk: -
tijdens ziekte bij zwangerschap en wegens bevalling tijdens militaire dienst voor werknemersvertegenwoordigers wegens vakbondslidmaatschap/vakbondsactiviteiten wegens politiek verlof wegens ouderschapsverlof wegens overgang van onderneming; wegens strijdigheid met gelijke behandelingswetgeving
aangeven binnen welke termijn een beroep op nietigheid moet worden gedaan; de bevoegdheid van de kantonrechter bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte aangeven; aangeven welke mogelijkheden bestaan bij opzegging van een voortgezet dienstverband.
17
9. Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag De kandidaat kan: aangeven wanneer het minimumloon van toepassing is; aangeven wanneer de minimumvakantiebijslag moet worden uitbetaald.
10. Diverse bepalingen De kandidaat kan; aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever zijn ten aanzien van: -
arbeidsduur en arbeidstijden recht op aanpassing van de arbeidsduur bedrijfsongevallen beroepsziekten;
® aangeven wat de aansprakelijkheid van de werkgever inhoudt; de essentiële elementen in een pensioenregeling herkennen; aangeven wat er bij het einde van het dienstverband met opgebouwde pensioenrechten moet gebeuren; ® aangeven wanneer in een onderneming een ondernemingsraad moet worden ingesteld.
11. Arbeidsprocesrecht De kandidaat kan: de procedures bij de rechter omschrijven; aangeven wanneer een CWI-procedure moet worden gevolgd; aangeven wanneer sprake kan zijn van een verkorte CWI-procedure; aangeven en toelichten wanneer een ontslagvergunning is vereist; ® omschrijven wat onder een collectief ontslag wordt verstaan; ® aangeven wanneer een procedure voor de Commissie gelijke behandeling kan worden gevolgd; omschrijven welke termijnen gelden met betrekking tot een vordering tegen de werkgever.
18