Examenprogramma Associatie Praktijkdiploma Vakopleiding Payroll Services (VPS)
Geldig m.i.v. 1 januari 2011
Minimaal vereiste voor deelname examen: PDL diploma of vrijstelling i.v.m. 35+ en aantoonbare werkervaring op het gebied van de loonheffingen en salarisadministratie.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
1
Module I: Sociale en Fiscale wetgeving en Arbeidsrecht I Deze module richt zich op alle facetten die te maken hebben met de indiensttreding tot en met de uitdiensttreding van de werknemer incl. de werkloosheidswet. Van de examenkandidaat wordt conform het examenreglement inzicht van zijn kennis gevraagd. Tevens dient de examenkandidaat de kennis toe te kunnen passen op de praktijkcasussen die tijdens het examen voorgelegd worden. Hierbij dient de examenkandidaat naar aanleiding van de praktijkcasussen de samenhang tussen de 3 verschillende invalshoeken, arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en fiscaalrecht, geïntegreerd te benaderen en weten op te lossen. Indien de casus vraagt naar wetteksten, dan dient de examenkandidaat zijn antwoord met wetteksten te kunnen onderbouwen. Er zal tijdens het examen alleen gevraagd worden naar wetteksten die opgenomen zijn in de voorgeschreven wettenpocket. De hoofddoelstelling met betrekking tot de geïntegreerde benadering van arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en fiscaalrecht kan als volgt worden omschreven: De kandidaat is in staat om: - de arbeidsverhoudingen met de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden te vertalen naar de fiscale-, sociale- en arbeidsrechtelijke regelgeving; - handmatig loonberekeningen te maken; - de salarisadministratie te controleren en aan te passen bij gewijzigde gegevens; - op duidelijke wijze loonstroken uit te leggen aan collega’s; - zelfstandig de loonadministratie te voeren; - de aangifte loonheffingen opstellen; - correctieberichten op te maken; - initiatieven te nemen naar aanleiding van ontwikkelingen op het vakgebied (pro-actieve houding aannemen). Dit mondt uit in de volgende opstelling van exameneisen uitgesplitst in: - kennis; opfrissing op niveau PDL; - de kennis van de PDL-materie wordt aanwezig geacht. Een vraagstelling op PDL-niveau, mits passend binnen de exameneisen VPS, wordt niet uitgesloten; - verdieping en verbreding van kennis, met inbegrip van de geldende beleidsbesluiten op het gebied van de loonheffingen; - toepassing en inzicht; het kunnen toepassen van de opgedane kennis en in gegeven situaties beoordelen en interpreteren van verstrekte gegevens uit de dagelijkse praktijk, toegespitst op de loonadministratie; - initiatieven kunnen nemen. De kandidaat moet in staat zijn om de inhoud van de fiscale- (met name de Wet op de loonbelasting 1964 met het daarbij behorende uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling), socialeen arbeidsrechtelijke wetgeving te vertalen naar de loonadministratie. Op onderdelen van deze wetgeving dient diepgaande kennis aanwezig te zijn. De kandidaat is op de hoogte van de wetgeving die in de module wordt genoemd en kan aangeven op basis van welke wettelijke bepaling(en) beslissingen zijn genomen en kan dit ook in praktijk brengen. Daarbij wordt uitgegaan van de wetteksten zoals vermeld in de voorgeschreven wettenpocket.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
2
Loonbelasting Algemeen kennis - Kennis van het werkgebied van de Belastingdienst: o organisatiestructuur Belastingdienst; o sociaalfiscaalnummer / het burgerservicenummer (BSN) - Kennis van de opbouw van de wet naar wetsartikelen, uitvoeringsbesluiten, uitvoeringsbeschikkingen en uitvoeringsregelingen van: AWB; AWR ; Wet op de loonbelasting 1964; o jurisprudentie; o internationale verdragen en richtlijnen; - Kennis van typeringen en heffingssystemen: o directe en indirecte belastingen; o persoonlijke en zakelijke belastingen; o voldoenings- en afdrachtbelasting; o aanslag en aangifte belasting; o navordering en naheffing; o belastingobject en belastingsubject. Verdieping - AWR: o competente inspecteur; o aangifte; o betalen, tijdig-niet tijdig; o onjuiste aangifte/betaling; o verrekening negatieve aangifte omzetbelasting; o Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998); o bezwaar en beroep; o formele voorschriften; o termijnen; o werking systeem heffingsrente en revisierente; o werking systeem verzuim- en vergrijpboeten; - AWB bezwaar en beroep: o formele voorschriften; o termijnen. - Algemene termijnenwet. Toepassing - Bezwaar en beroep: o het kunnen benoemen van de noodzakelijke elementen met betrekking tot bezwaar- en beroepschriften met de daaraan verbonden formele vereisten; o het maken van controleberekening heffingsrente; - Invordering: o betaling naheffingsaanslag; o invorderingsmogelijkheden Belastingdienst bij niet betaling; o toerekening van de betalingen; o invorderingsrente en berekeningswijze; o aansprakelijkheid in het algemeen en aansprakelijkheid van de werkgever in het bijzonder: WKA; WBA; WBF; G-rekening/depotstelsel; Vrijwaring.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
3
Wet op de loonbelasting 1964 Kennis - Belastingsubject: o begripsbepaling; o tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking (uitkeringen); o heffing/eindheffing; o samenloop met premieheffing volksverzekeringen en werknemersverzekeringen; o binnenlandse, buitenlandse werknemer; o (fictieve) dienstbetrekking; o inhoudingsplichtige. - Tarief: o tarieftabel en tabel bijzondere beloningen; o heffingskortingen; o tijdvakprincipe; o herleidingsregels. - Wijze van heffing: o één heffingspercentage voor LB en premieheffing volksverzekeringen; o verhaalsrecht inhoudingsplichtige; o afdracht op aangifte; o verplichtingen werkgever en werknemer; o burgerservicenummer(BSN)- en sociaalfiscaal nummer; o identificatieplicht. - Eindheffing: o eindheffing; o eindheffingsbestanddelen; o tabeltarief en enkelvoudig tarief; o wijze van heffing; o uitvoeringsregeling werknemersspaarregeling. - Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering. - Aanvullende regelingen: o delegatie voor bijzondere groepen van werknemers; o regels ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting. - Belastingheffing van artiesten en beroepssporters: o gage; o kostenvergoedingsbeschikking; o heffingspercentage; o binnenlandse/buitenlandse artiest/beroepssporter; o verplichtingen. - Belastingheffing buitenlandse gezelschappen: o gage; o heffingspercentage; o verplichtingen. - Overgangs- en slotbepalingen. Verdieping - Werknemersbegrippen en werkgeversbegrippen: o schematische indeling en van toepassing zijnde wetsartikelen; o dienstbetrekking; o fictieve dienstbetrekking; o inhoudingplicht; vaste inrichting; verdragsituaties.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
4
-
-
-
Tarief: º eindheffing en de daarbij behorende tarieven; o schijventarief en progressie; o belastingtabellen en de toepassing hiervan; o diepgaande kennis van het systeem van heffingskortingen; o bijzondere beloningen; o anonieme werknemers. Heffing: o diepgaande kennis van de administratieve verplichtingen voor de werknemer en de inhoudingsplichtige; o inrichtingsvoorschriften loonadministratie; o opgaaf gegevens voor de loonheffingen en identificatieplicht. Bijzondere regelingen: o diepgaande kennis van afdrachtverminderingen: de afdrachtvermindering onderwijs; de afdrachtvermindering zeevaart; de S&O-afdrachtvermindering.
Toepassing - Tarief en heffing: o voor vakantiebonnen; o studenten- en scholierenregeling; o voor artiesten en beroepssporters; o begrippen kunnen definiëren: bruto loon; loon voor de werknemersverzekeringen; loon voor de Zvw tabelloon en loon voor loonheffing onderdelen uitsluitend voor de loonheffing en/of Zorgverzekeringswet; o afdrachtverminderingen kunnen berekenen; o invloed van de afdrachtverminderingen op de aangifte loonheffingen. - Loonadministratie: o inrichting van een loonadministratie: aangiftebrief verzamelloonstaat; jaaropgaven; bewaarplicht; loonstrook verstrekken; o dossiervorming werknemergegevens: arbeidsvoorwaarden; identificatiebewijs; opgaaf gegevens voor de loonheffingen. - Wet inkomstenbelasting. Kennis - Zekerheid omtrent de aard van de voordelen uit een arbeidsrelatie: o verklaring arbeidsrelatie; o beschikking; - Wijze van heffing: o aanslag; o voorheffingen. - Belastbaar loon. Verdieping Niet van toepassing. Toepassing Niet van toepassing.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
5
Sociale zekerheid Algemeen - Verzekeringen en voorzieningen: o kennis van het verschil tussen particuliere verzekeringen en sociale verzekeringen; o kennis van het verschil tussen sociale verzekeringen en sociale voorzieningen; o kennis van particuliere verzekeringen tegen “gaten” in de sociale zekerheid. - Sociale kaart: o inzicht in regelingen in de sociale zekerheid, de uitvoerders en toezichthouders; o inzicht in de financiering van de sociale zekerheid. - Werkgever: o inzicht in wie werkgever is. - Uitvoering: o inzicht in uitvoering door UWV Werkbedrijf; o inzicht in mogelijkheden eigen risico dragen. - Financiering: o inzicht in premie WAO/WIA; o inzicht in gedifferentieerde premie; o inzicht in sectorpremie; o inzicht in mogelijkheden van premiekorting; o dagloonbegrip. Wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) In het kader van de werknemersverzekeringen het loonbegrip omschrijven, vaststellen en berekenen. Omschrijven welke wettelijke regelingen van toepassing zijn bij de premieafdracht voor de Werknemersverzekeringen. Hierbij komen onder andere aan de orde: o premieverschuldigdheid werkgever en werknemer; o werkgeversdeel en werknemersdeel van de premie; o verbod tot verhaal op de werknemer; o loontijdvakkensystematiek voor de premieberekening en –afdracht; o premie ingevolge de Werkloosheidswet; o premie, bijdrage en aanspraken ingevolge de Zvw; o premie en gedifferentieerde premie ingevolge de WAO / WIA; o eigen risico dragen; o maximum premieloon; o franchise; o anoniementarief; o overheidswerkgevers en overheidswerknemers; o 65-plussers; o premievrijstelling; o sectorindeling; o premiekorting; o voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR); o correctieberichten. Berekenen: het bedrag van het premieloon werknemersverzekeringen en het uitkeringsloon werknemersverzekeringen.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
6
Werkloosheidswet -
-
Werknemer: o kennis van en inzicht in bestaan van echte, fictieve of oneigenlijke dienstbetrekking; o kennis van uitzonderingen. Werkgever: o inzicht in wie werkgever is. Uitkering: o kennis van voorwaarden voor recht op uitkering en verlengde uitkering; o kennis van uitsluitingsgronden; o kennis van verplichtingen werkloze werknemer; o kennis van maatregelen; o kennis van bepalingen einde uitkeringsrecht; o kennis van de uitbetaling van de uitkering; o kennis van vakantiebijslag; o kennis van aftrek van inkomsten; o kennis van de hoogte en duur van de uitkering; o kennis van uitkering bij betalingsonmacht van werkgever; o inzicht in uitvoering door Uwv; Financiering: o inzicht in premie; o inzicht in de verdeling van de premie naar het sectorfonds en het werkloosheidsfonds.
Ziektewet - Werkgever: o inzicht in wie werkgever is; o loondoorbetalingsverplichting werkgever (eveneens geregeld in BW). - Uitvoering; - Inzicht in uitvoering door Uwv. Zorgverzekeringswet - Verzekerden: o kennis van “verzekeringsplicht”. - Financiering: o inzicht in nominale premie en inkomensafhankelijke bijdrage. o Kennis van het Zorgverzekeringsfonds. o Inzicht in en kennis van de grondslag van de inkomensafhankelijke bijdrage. Berekenen: de inkomensafhankelijke bijdrage Toeslagenwet - Uitkering: o kennis van voorwaarden voor recht op toeslag; o kennis van de hoogte van de toeslag; o kennis van de maatregelen; o kennis van vakantie-uitkering; - Uitvoering: o inzicht in uitvoering door Uwv; - Financiering: o inzicht in financiering.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
7
Arbeidsrecht Burgerlijk wetboek (arbeidsovereenkomsten) - Arbeidsovereenkomst: o kennis van en inzicht in arbeidsovereenkomst in relatie tot andere arbeidsverhoudingen; o kennis van en inzicht in rechtsvermoedens; o kennis van arbeidsovereenkomst met minderjarige. - Gelijke behandeling: o inzicht in gelijke behandeling mannen en vrouwen; o inzicht in gelijke behandeling bij verschil arbeidsduur. - Bijzondere bedingen: o kennis van boetebeding; o kennis van concurrentiebeding. - Verplichtingen van werkgever en werknemer: o kennis van gegevens schriftelijke opgave; o kennis van getuigschrift; o kennis van verplichting tot bescherming tegen gevaar; o kennis van aansprakelijkheid werknemer ten aanzien van werkgever. - Einde arbeidsovereenkomst:kennis van en inzicht in de verschillende wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst; o kennis van en inzicht in de opzegverboden; o kennis van en inzicht in einde door dood werknemer en/of werkgever; o kennis van en inzicht in beëindiging tijdens proeftijd. o kennis van en inzicht in opzegging: dringende redenen; kennelijk onredelijke opzegging werkgever/werknemer; schadeloosstelling; o kennis van en inzicht in ontslag op staande voet; o kennis van en inzicht in ontbinding door kantonrechter. - Uitzendovereenkomst: o kennis van en inzicht in de uitzendovereenkomst. Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag - Algemeen: o kennis van werknemerbegrip; o kennis van loonbegrip. - Minimumloon: o kennis van en inzicht in de bepalingen omtrent de hoogte van het minimumloon; o kennis van mogelijkheid tot dispensatie. - Minimumvakantiebijslag: o kennis van en inzicht in de bepalingen omtrent de hoogte van de minimumvakantiebijslag; o kennis van uitzonderingen op minimumvakantiebijslag. Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen - Gelijke behandeling: o kennis van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid; o kennis van gelijke beloning voor arbeid van gelijke waarde.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
8
Algemene wet gelijke behandeling - Gelijke behandeling: o kennis van gelijke behandeling van personen; o kennis van verboden onderscheid; o kennis van de commissie gelijke behandeling. Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst - Collectieve arbeidsovereenkomst: o kennis van het begrip Collectieve Arbeidsovereenkomst; o inzicht in partijen bij een CAO; o inzicht in aanvang en einde CAO. - Werking CAO: o kennis van en inzicht in de werking van een CAO. Wet algemeen verbindend verklaren van bepalingen van CAO’s - Algemeen verbindend verklaring: o inzicht in de algemeen verbindend verklaring van bepalingen; o inzicht in de geldigheidsperiode van de algemeen verbindend verklaring. Wet op de ondernemingsraden - Medezeggenschap: o kennis van de medezeggenschap in ondernemingen met 10-50 werknemers; o kennis van de verplichting tot instelling van een ondernemingsraad; o kennis van de taak en samenstelling van de ondernemingsraad; o kennis van de rechten en bevoegdheden van de ondernemingsraad. Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen Werkingssfeer: -Einde arbeidsverhouding: o kennis van en inzicht in het verbod de arbeidsverhouding te eindigen zonder vergunning; o kennis van en inzicht in het afspiegelingsbeginsel. Wet melding collectief ontslag - Melding collectief ontslag: o kennis van de verplichting tot melding.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
9
Module II: Sociale en Fiscale wetgeving en Arbeidsrecht II Deze module verdieping richt zich op alle facetten die te maken hebben met verdieping van de rechten en plichten c.q. arbeidsvoorwaarden van indiensttreding tot en met uitdiensttreding. Van de examenkandidaat wordt conform het examenreglement inzicht van zijn kennis gevraagd. Tevens dient de examenkandidaat de kennis toe te kunnen passen op de praktijkcasussen die tijdens het examen voorgelegd worden. Hierbij dient de examenkandidaat naar aanleiding van de praktijkcasussen de samenhang tussen de 3 verschillende invalshoeken, arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en fiscaalrecht, geïntegreerd te benaderen. Indien de casus vraagt naar wetteksten, dan dient de examenkandidaat zijn antwoord met wetteksten te kunnen onderbouwen en weten op te lossen. Er zal tijdens het examen alleen gevraagd worden naar wetteksten die opgenomen zijn in de voorgeschreven wettenpocket. De hoofddoelstelling met betrekking tot de geïntegreerde benadering van arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en fiscaalrecht kan als volgt worden omschreven: De kandidaat is in staat om: - de arbeidsvoorwaarden te vertalen naar de fiscale-, sociale- en arbeidsrechtelijke regelgeving; - handmatig loonberekeningen te maken; - de salarisadministratie te controleren en aan te passen bij gewijzigde gegevens; - de loonjournaalpost vanuit de loonadministratie te maken en te verwerken in de financiële administratie; - aansluitberekeningen te maken; - de verschillen tussen boekhouding en loonadministratie te analyseren en maatregelen te treffen; - op duidelijke wijze loonstroken uit te leggen aan collega’s; - zelfstandig de loonadministratie te voeren en correctieberichten op te maken; - kennis en toepassing van VCR; - initiatieven te nemen naar aanleiding van ontwikkelingen op het vakgebied (pro-actieve houding aannemen). Dit mondt uit in de volgende opstelling van exameneisen uitgesplitst in: - basiskennis; opfrissing op niveau PDL; - de kennis van de PDL-materie wordt latent aanwezig geacht. Een vraagstelling op PDL-niveau, mits passend binnen de exameneisen VPS, wordt niet uitgesloten; - verdieping en verbreding van kennis, met inbegrip van de geldende beleidsbesluiten op het gebied van loonheffingen; - toepassing en inzicht; het kunnen toepassen van de opgedane kennis en in gegeven situaties beoordelen en interpreteren van verstrekte gegevens uit de dagelijkse praktijk, toegespitst op de loonadministratie; - initiatieven kunnen nemen. De kandidaat moet in staat zijn om de inhoud van de fiscale- (met name de Wet op de loonbelasting 1964), sociale- en arbeidsrechtelijke wetgeving te vertalen naar de loonadministratie. Op onderdelen van deze wetgeving dient diepgaande kennis aanwezig te zijn.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
10
Loonbelasting Algemeen Wet op de loonbelasting 1964 Basiskennis - Loonbegrip: o belastingobject; o belastbaar loon; o brutoloon- en nettoloonafspraken; o loon in geld en loon in natura; o aanspraken; o vrijgesteld loon; o uitgesloten loon; o negatief loon; o fictief loon aanmerkelijk belangaandeelhouder; o fooien en dergelijke; o genietingsmoment. - Vrije vergoedingen en verstrekkingen: o vrije vergoedingen/verstrekkingen; o uitgesloten vrije vergoedingen/verstrekkingen; o maatschappelijke opvattingen; o redelijkheidsbeginsel; o bijzondere onderdelen; o uitzonderingen; o vaste vergoedingen/verstrekkingen; o reiskosten; o extraterritoriale werknemers (30% regeling). - Pensioenregelingen: o ouderdomspensioen; o nabestaanden en wezenpensioen; o overbruggingsregelingen; o pensioenverzekeraar; o eindloonstelsel; o middelloonstelsel; o beschikbarepremiestelsel; o levensloopregeling. Verdieping - Loonbegrip: o loonbegrip; o aandelenoptierecht; o vrijgesteld loon, diepgaande kennis van art. 11 Wet Loonbelasting; o aanspraken, hoofdregel en omkeerregel; o fooien en fooienbesluit; o aanmerkelijkbelang aandeelhouder(AB-houder), diepgaande kennis van art. 12a Wet LB en begrip AB-houder in combinatie met de relevantie artikelen uit de Wet Inkomstenbelasting voor de definitie van AB-houder; o loon in natura en de waarderingsregels; o vergoeding Zvw toeslag. - Vrije vergoedingen en verstrekkingen: o diepgaande kennis van de begrippen vrije vergoedingen en verstrekkingen in samenhang met loon in natura; o woon-werkverkeer; o begrip extraterritoriale kosten en voorwaarden vrije vergoeding voor extra kosten; o 30%-regeling.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
11
-
-
Bijzondere regelingen: o diepgaande kennis van de werknemersspaarregelingen; • spaarloon; • voorwaarden, voorschriften; • deblokkering; • bij einde dienstverband en overlijden; • levensloopregeling. De geldende beleidsbesluiten op het gebied van de loonheffingen;
Toepassing - Loonbegrip, vrije vergoedingen en verstrekkingen en tarief: o het maken van een handmatige loonberekening; o behandeling eenmalige uitkering; o loon in geld en loon in natura, aanspraken; o toepassing vrijgestelde loonbestanddelen; o toepassing artikel 12a Wet LB; o toepassing vrije vergoedingen en verstrekkingen; o toepassing van de tijdvaktabellen en de tabel voor bijzondere beloning. Cafetariasysteem De kandidaat weet: – dat binnen een cafetariaregeling een beloningsbestanddeel, zoals bijvoorbeeld brutoloon, vakantiedagen, vakantiebijslag, een tantième of een eindejaarsuitkering kan worden ‘geruild’ tegen een fiscaal vriendelijke beloning, zoals een fiets, een auto, een pensioenregeling, etc.; – dat de vakantiebijslag en vakantiedagen, voor zover dit het wettelijk minimum bedraagt niet ‘in te zetten’ is; – dat er een aantal voorwaarden aan de cafetariaregeling zijn verbonden, die de werkgever in acht moet nemen. De basis daarvan vormt mede een al wat ouder besluit van het ministerie van Financiën van december 2005. In elk geval dient aan de onderstaande voorwaarden te worden voldaan: o de cafetariaregeling moet schriftelijk zijn vastgelegd, in bijvoorbeeld de (aanvullende) arbeidsovereenkomst; o er moet uitdrukkelijk sprake zijn van een uitruil van loonbestanddelen en niet van een betalingsregeling; o de uitruil moet betrekking hebben op toekomstige loonbestanddelen; o een uitruil van loonbestanddelen moet realiteitswaarde hebben, waarvan sprake is als werknemers een ‘structurele’ keuzemogelijkheid hebben. Sociale zekerheid Algemene ouderdomswet - Verzekerden: o kennis van begrippen zoals echtgenoot, huwelijk, gezamenlijke huishouding; o kennis van het begrip verzekerden; o inzicht in uitbreidingen en beperkingen van de verzekeringsplicht; - Uitkering: o kennis van het recht op ouderdomspensioen; o kennis van het recht op toeslag; o inzicht in bedrag van ouderdomspensioen; o inzicht in bedrag van toeslag; o inzicht in korting van inkomsten; o inzicht in korting wegens niet verzekerde jaren; o kennis van toekenner; o kennis van de ingangsdatum pensioen; o inzicht intrekking of herziening; o kennis van uitbetaling bij overlijden; o kennis van vakantie-uitkering.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
12
Algemene nabestaandenwet - Verzekerden: o kennis van begrippen zoals nabestaande, kind, wees, halfwees, echtgenoot, huwelijk, gezamenlijke huishouding; o kennis van het begrip arbeidsongeschiktheid; o kennis van de kring van verzekerden. - Uitkering: o kennis van het recht op nabestaandenuitkering; o kennis van het recht op halfwezenuitkering; o kennis van het recht op wezenuitkering; o inzicht in de hoogte van de uitkeringen; o inzicht in korting van inkomsten; o kennis van uitbetaling bij overlijden; o kennis van vakantie-uitkering; o beëindiging van de uitkeringen. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering - Verzekerden: o kennis van de kring van verzekerden; o kennis van de nawerking uit de verzekering. - Uitkering: o inzicht in de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid; o kennis van de hoogte van de uitkering; o kennis van de duur van de loondervingsuitkering; o kennis van de hoogte en duur van de vervolguitkering; o kennis van maatregelen; o inzicht in de toekenning van de uitkering; o inzicht in de herziening of intrekking van de uitkering; o inzicht in de gevolgen van het genieten van inkomsten naast de uitkering; o kennis van einde uitkering bij 65 jaar; o kennis van de overlijdensuitkering; o kennis van de vakantie-uitkering. De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen - Verzekerden: o kennis van de kring van verzekerden; o kennis van de nawerking uit de verzekering. - Uitkering: o aanvraag WIA en eigen risico; o doel van de WIA (rechten, hoogte, duur en soorten WIA-uitkeringen o WIA- uitkeringen en uitkeringsrechten; o inkomsten uit arbeid; o aanvulling op de WIA-uitkering; o vakantiebijslag; o einde recht op uitkering; o nawerking van de verzekering; o vrijwillige verzekering; o verplichtingen; o overlijdensuitkering. Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten - Verzekerden: o kennis van de kring van verzekerden.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
13
-
Uitkering: o aanvraag Wajong; o doel van de Wajong; o wajong-uitkeringen en uitkeringsrechten; o inkomsten uit arbeid; o einde recht op uitkering; o overlijdensuitkering. - Arbeidsondersteuning. Ziektewet - Werknemer: o kennis van en inzicht in bestaan van echte, fictieve of oneigenlijke dienstbetrekking; o kennis van uitzonderingen. - Loon: o inzicht in bepaling van het dagloon. - Uitkering: o kennis van het recht op uitkering en nawerking; o kennis van loondoorbetalingsverplichting van de werkgever; o kennis van uitzondering van het recht op uitkering; o kennis van hoogte en duur van de uitkering; o kennis van maatregelen; o kennis van bepalingen einde uitkeringsrecht; o kennis van de uitbetaling van de uitkering; o kennis van vakantie-uitkering; o kennis van aftrek van inkomsten en samenloop van uitkeringen; o inzicht in controle en verzuimbegeleiding; o inzicht in de samenhang met de Wet arbeid en zorg. Zorgverzekeringswet - Verzekerden: o kennis van “verzekeringsplicht”; - Uitvoering: o inzicht in uitvoering door Zorgverzekeraars. Re-integratievoorzieningen - Re-integratie-instrumenten werkgever: o kennis van mogelijkheden van subsidies voor voorzieningen. - Overige voorzieningen: o kennis van (overige) voorzieningen; o kennis van re-integratie-uitkeringen; o kennis van starterskrediet; o kennis van loonsuppletie; o kennis van persoonsgebonden re-integratiebudget. Wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) In het kader van de werknemersverzekeringen het loonbegrip vaststellen en berekenen. Omschrijven, toepassen en berekenen welke wettelijke regelingen van toepassing zijn bij de premieafdracht voor de werknemersverzekeringen.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
14
Hierbij komen onder andere aan de orde: o premieverschuldigdheid werkgever en werknemer; o werkgeversdeel en werknemersdeel van de premie; o verbod tot verhaal op de werknemer; o loontijdvakkensystematiek voor de premieberekening en –afdracht; o premie ingevolge de Werkloosheidswet; o premie, bijdrage en aanspraken ingevolge de Zvw; o basispremie en gedifferentieerde premie ingevolge de WAO / WIA; o eigen risico dragen; o maximum premieloon; o franchise; o anoniementarief; o overheidswerkgevers en overheidswerknemers; o 65-plussers; o Premievrijstelling; o Premiekorting; o voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR); o sectorindeling bedrijfsleven. Berekenen: het bedrag van het premieloon werknemersverzekeringen (VCR) en het uitkeringsloon werknemersverzekeringen. Arbeidsrecht Burgerlijk wetboek (arbeidsovereenkomsten) - Loon: o kennis van en inzicht in het betalen van loon; o kennis van loondoorbetaling zonder arbeid; o kennis van verbod op gedwongen loonbesteding. - Vakantie en verlof: o kennis van en inzicht in opbouw van vakantie; o kennis van opnemen van vakantie en verlof; o kennis van en inzicht in minimum vakantie en bovenwettelijke vakantie; o kennis van en inzicht in ouderschapsverlof; o kennis van en inzicht in zorgverlof. - Overgang onderneming: o kennis van gevolgen werknemer bij overgang onderneming; o kennis van uitzonderingen hierop. Arbeidstijdenwet - Arbeidstijden: o kennis van het toepassingsgebied en de uitzonderingen; o kennis van het verbod op kinderarbeid; o kennis van arbeid voor jeugdigen en vrouwen; o kennis van zondagsarbeid; o kennis van arbeids- en rusttijden; o kennis van nachtarbeid; o kennis van het toezicht. Arbeidsomstandighedenwet - Arbeidsomstandigheden: o kennis van de werkingssfeer van de arbeidsomstandighedenwet; o kennis van de bepalingen omtrent samenwerking en overleg; o kennis van de verplichtingen van de werkgever; o kennis van de verplichtingen van de werknemer; o kennis van de deskundige diensten; o kennis van het geneeskundig onderzoek; o kennis van bedrijfshulpverlening; o kennis van certificering; o kennis van het toezicht en de sancties. ta-pvd-10.065 augustus 2010
15
Wet arbeid en zorg - Kennis van de werkingssfeer: o begrippen werkgever en werknemer; o kennis van het recht op: • zwangerschaps- en bevallingsverlof; • adoptieverlof; • pleegzorg; • calamiteiten- en ander kort verzuimverlof; • kortdurend zorgverlof; • langdurend zorgverlof; • ouderschapsverlof; • levensloopregeling; o kennis inzake financiering van de verschillende verlofvormen. Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst - Collectieve arbeidsovereenkomst: o kennis van het begrip Collectieve Arbeidsovereenkomst; o inzicht in partijen bij een CAO; o inzicht in aanvang en einde CAO. - Werking CAO: o kennis van en inzicht in de werking en doorwerking van een CAO in de arbeidsvoorwaarden. Wet algemeen verbindend verklaren van bepalingen van CAO’s - Algemeen verbindend verklaring: o inzicht in de algemeen verbindend verklaring van bepalingen; o inzicht in de geldigheidsperiode van de algemeen verbindend verklaring. Pensioenen Algemeen De kandidaat kent de inhoud van de fiscale pensioendefinitie (artikel 18 Wet LB) en de limitatieve opsomming van de pensioenvormen: - een levenslang ouderdomspensioen voor (gewezen) werknemers; - een nabestaandenpensioen voor (gewezen) echtgenoten, geregistreerde partners danwel anderszins samenwonenden met wie geen bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat; - een wezenpensioen voor eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die de leeftijd van 30- jaar nog niet hebben bereikt; - een arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf het moment dat de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan een jaar; - een tijdelijk overbruggingspensioen ter zake van het gemis van AOW_uitkeringen voor de pensioengerechtigde leeftijd en een compensatie voor het verschil aan premieheffing volksverzekeringen over het ouderdomspensioen inclusief de compensatie voor en na de AOW pensioengerechtigde leeftijd; - een tijdelijk nabestaandenoverbruggingspensioen voor het mogelijkerwijs ontbreken van een Anwuitkering en de premiecompensatie (geen opbouw, kan uitsluitend via een risicoverzekering plaatsvinden). De kandidaat weet de volgende drie typen pensioenregelingen te onderscheiden, waarbij met name de vormgeving van de opbouwsystematiek en de definiëring van de pensioenrechten tot uiting komen (benefit-defined of cost-defined)¹. Tevens kan worden aangegeven bij welke instantie de volgende pensioenrechten kunnen worden ondergebracht: - eindloonregeling; - middelloonregeling; - beschikbare premieregeling; - verzekeraars van pensioenen. De kandidaat kent de Nieuwe Pensioenwet op hoofdlijnen en de Levensloopregeling in detail. ta-pvd-10.065 augustus 2010
16
De kandidaat is op de hoogte van de volgende elementen die met een pensioenregeling verband houden: - pensioengrondslag – pensioengevend loon²; - loonbestanddelen in een eindloonregeling; - loonbestanddelen in een middelloon- beschikbare premieregeling; - waardering loon in natura; - diensttijd / dienstjaren / pensioenjaren; - AOW-inbouw; - inkoop van onvoldoende verzekerde dienstjaren c.q. pensioenjaren; - uitruil; - loonstijgingen kort voor pensioeningangsdatum; - inhaal van pensioenpremie; - overdracht pensioenaanspraken bij verandering werkgever; - 100%-grens; - slapersrechten; - deeltijdpensioen; - indexatie; - variabilisering (100:75); - knip³; - verplichtingen van de inhoudingsplichtige en de pensioenuitvoerder, waaronder de pensioenbrief. 1. Benefit-defined=het beoogde pensioenresultaat is het uitgangspunt. Cost defined=premie is het uitgangspunt. 2. Besluit van 8 september 2008, nr. CPP2008/1727M,, Stcr nr. 184 3. Besluit van 26 juni 2003, nr. CPP2003/1406M Financiële administratie Loonadministratie De kandidaat kan: – de verhouding tussen de personeelsafdeling en de loonadministratie aangeven; – aangeven welke informatie nodig is voor de berekening van de loonkosten; – loonkosten berekenen; – in het kader van de loonadministratie aangeven voor welke werkzaamheden de loonadministrateur verantwoordelijk is; – de belangrijkste elementen opnoemen van een loonadministratie; – aangeven waarom de loonjournaalpost gemaakt moet worden; – de verschillende elementen van de loonjournaalpost benoemen; – de loonjournaalpost ten behoeve van de financiële administratie opstellen; – met betrekking tot de loonadministratie de volgende begrippen toepassen in concrete situaties: aanwezigheidscontrole, loonberekening, personeelsadministratie, privacybescherming, standenregister, tijdsregistratie. Budgettering De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven en in een concrete situatie toepassen: - directe en indirecte loonkosten; - kostenverdeelstaat; - budget, vast budget, variabel budget, gemengd budget; - budgettarief en calculatietarief. • De kandidaat kan aangeven op welke wijze de loonkosten worden toegerekend naar de verslagperiode. • De kandidaat kan aangeven wat het matchingprincipe en het voorzichtigheidsprincipe inhouden. • De kandidaat kan aan de hand van de gegevens van de loonadministratie uitrekenen hoeveel kosten worden toegerekend aan de verschillende afdelingen. De kandidaat is m.b.v. de personeels- en salarisadministratie in staat de personeelskosten voor een toekomstige periode te begroten. •
ta-pvd-10.065 augustus 2010
17
MODULE III: Verbredingsvakken 1. Human Resource Management Leerdoelen De kandidaat kan de hoofdtaken van Human Resource Management aangeven. De deelnemer kan de huidige daadwerkelijke HRM-taken van een organisatie in kaart brengen. De doelstellingen zijn uitgesplitst in: • Management en personeelsmanagement • Personeelsplanning 1.1. Management en personeelsmanagement • De kandidaat kan de plaats, het belang en recente ontwikkelingen van het personeelsmanagement aangeven als integraal onderdeel van het organisatiebeleid. • De kandidaat kan de omgeving van de organisatie typeren en hierbij de loon- of salarisafdeling plaatsen. • De kandidaat kan de kenmerken van het personeelsmanagement beschrijven op de verschillende beleidsniveaus (strategisch, tactisch, operationeel). • De kandidaat kan het verband aangeven tussen de strategie van een organisatie, de in het kader van de strategie gewenste structuur en de organisatiecultuur. • De kandidaat kan de theorie van Mintzberg in hoofdlijnen beschrijven en toepassen op het HRMbeleid. • De kandidaat kan aan de hand van gegeven strategische doelstellingen voor het personeelsbeleid tactische doelstellingen en operationele doelstellingen aangeven. • De deelnemer kan aangeven welke HR-taken bij de lijn liggen en welke taken bij de HRM-staf liggen, inclusief de rollen en verantwoordelijkheden. • De deelnemer kan de verschillen tussen de positie van de lijnfunctionaris en die van de HRM functionaris in een organisatie aangeven in termen van verantwoordelijkheden, rollen en taakverdeling. • De kandidaat kan functieomschrijvingen opstellen en evalueren op basis van gegeven kerntaken. • De kandidaat kan de huidige trends in het personeelsmanagement aangeven (bijvoorbeeld: competentiemanagement, human resource accounting). 1.2. Personeelsplanning, beloning, motivatie en beoordeling • De kandidaat kan het nut van personeelsplanning in het kader van het organisatiebeleid aangeven. • De kandidaat kan het geheel van werkzaamheden in een organisatie systematisch rangschikken tot taken en functies. • De kandidaat kan aangeven wat het belang is van taak- en functie-analyse bij het vertalen in functieprofielen en competentieprofielen. • De kandidaat kan het verband aangeven tussen competentiemanagement en persoonlijke ontwikkelingsplannen. • De kandidaat kan aangeven waarvoor functieprofielen en competentieprofielen worden gebruikt. • De kandidaat kan, op basis van functieprofielen en functieomschrijvingen, aangeven op welke wijze de beloning van medewerkers plaatsvindt. • De kandidaat kan een relatie leggen tussen functieclassificatie van de organisatie en het stelsel van belonen. • De kandidaat kan de onderlinge samenhang tussen motivatietheorie en de wijze van belonen verklaren. • De kandidaat kan het verband leggen tussen gehanteerde leiderschaps- en managementstijlen in de organisatie en de motivatie hiervan. • De kandidaat kan de gangbare beloningsystemen noemen, uitwerken en toepassen in een concrete situatie. • De kandidaat kan de beloningssystemen relateren aan de organisatie- en sociale doelstellingen van een organisatie. • De kandidaat kan het belang van scholing en opleiding aangeven als middel tot het bereiken van organisatiedoelstellingen. • De kandidaat kan de elementen noemen die van belang zijn bij het beoordelen van medewerkers. ta-pvd-10.065 augustus 2010
18
•
De kandidaat kan het verschil aangeven tussen een beoordelingsgesprek en een functioneringsgesprek.
2. Administratieve organisatie en automatisering Leerdoelen De leerdoelen met betrekking tot financiële administratie, administratieve organisatie en automatisering zijn uitgesplitst in: • Basiskennis • Administratieve processen • Informatievoorzieningenproces • Missie, visie en doelstellingen van de organisatie • Personeels- en salarissystemen Bij de genoemde onderwerpen wordt uitgegaan van het feit, dat de kandidaat bekend is met de invloed van informatietechnologie evenals internettechnologie op de bedrijfsvoering. 2.1. Basiskennis • De kandidaat kan de administratie typeren als product en als proces. • De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de taken van de financiële administratie en de boekhouding (bedrijfsadministratie) • De kandidaat kan de functies van de (financiële) administratie aangeven. • De kandidaat kan aangeven welke administratieve processen in een organisatie onderscheiden kunnen worden. 2.2. Administratieve processen • De kandidaat kan de geld- en goederenbeweging in hoofdlijnen aangeven. • De kandidaat kan een beschrijving geven van de waardenkringloop en de verschillende elementen van de waardenkringloop benoemen. • De kandidaat kan de typologie van ondernemingen in een concrete situatie toepassen (handelsonderneming, dienstverlenende onderneming, ambachtelijke onderneming, productieonderneming met stukproductie, productieonderneming met massaproductie). • De kandidaat kan aangeven welke vormen van controle worden onderscheiden. • De kandidaat kan het belang van interne controle aangeven. • De kandidaat kan de begrippen functiescheiding en tegengesteld belang omschrijven, herkennen en toepassen in een concrete situatie. • De kandidaat kan de volgende begrippen omschrijven en van ieder begrip een of meer voorbeelden geven: - controle-technische functiescheiding; - verbandcontroles; - aanwezigheidscontroles; - totaalcontrole; - bevoegdheidscontroles; - voortgangscontrole; - cijferbeoordeling. • De kandidaat kan het belang van voorraadopnames en tellingen aangeven in het kader van de interne controle. • De kandidaat kan de verschillende functies in het kader van een goede administratieve organisatie aangeven (beherend, beschikkend, bewarend) 2.3. Informatievoorzieningenproces • De kandidaat kan de doelstelling van een organisatie beschrijven. Hij kan aangeven wat strategische doelen, tactische doelen en operationele doelen zijn. Tevens kan de kandidaat in concrete situaties de verschillende doelstellingen naar niveau onderscheiden. • De kandidaat kan aangeven wat informatie is en in een concrete situatie onderkennen. Tevens kan de kandidaat het verschil aangeven tussen informatie en gegevens. • De kandidaat kan de informatiebehoefte aangeven op strategisch, tactisch en operationeel niveau. • De kandidaat kan aangeven aan welke eisen informatie moet voldoen (tijdigheid, juistheid, volledigheid, betrouwbaarheid). ta-pvd-10.065 augustus 2010
19
2.4 Missie, visie en doelstellingen van de organisatie • De kandidaat kan het verband aangeven tussen de missie van een organisatie, de strategische doelen van een organisatie en de begroting. • De kandidaat kan de planning- en controlecyclus van een organisatie beschrijven. • De kandidaat kan aangeven waarom een Balance Score Card wordt gebruikt bij de uitwerking van de strategie van een organisatie. • De kandidaat kan de elementen van een Balance Score Card aangeven. Hij kan ook aangeven op welke wijze een organisatie nagaat of de geformuleerde doelstellingen zijn behaald. • De kandidaat kan aangeven wat kritische succesfactoren zijn. Hij kan aan de hand van een concrete situatie de kritische succesfactoren formuleren met gebruikmaking van het SMARTprincipe. 2.5 Personeels- en salarissystemen • De kandidaat kan aangeven welke functies HRM-systemen hebben. • De kandidaat kan aangeven wat het voordeel is van een functioneel geïntegreerd systeem waarvan onder meer HRM-modulen deel uit maken. • De kandidaat kan de modulen van een HRM-systeem benoemen. • De kandidaat kan aangeven op welke wijze controles plaatsvinden in een HRM-systeem. • De kandidaat kan aangeven op welke wijze beveiliging van data in HRM-systemen plaatsvindt. (invoer data, beveiliging data, toegang tot data, organisatorische en fysieke beveiliging). • De kandidaat kan aangeven hoe aansluiting tussen het personeels- en salarissysteem plaatsvindt. 3. Wet inkomstenbelasting De examenkandidaat moet de kennis van de onderstaande onderwerpen kunnen toepassen op de praktijkcasussen die tijdens het examen voorgelegd worden. Kennis - Belastingsubject en belastingobject : o binnenlandse en buitenlandse belastingplicht; o partnerbegrip; o woonplaatsfictie; o lijfrentebegrip; o boxensysteem: • belastbaar inkomen uit werk en woning; • belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; • belastbaar inkomen uit sparen en beleggen; o verzamelinkomen: • het inkomen uit werk en woning; • het inkomen uit aanmerkelijk belang; • het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen; - Winst uit onderneming: o winstbegrip; o scholingsaftrek en –bijtelling ; - Belastbaar loon: o loonbegrip; o werknemersaftrek: • de reisaftrek; • de zeedagenaftrek; - Resultaat uit overige werkzaamheden: o begripsbepaling en indeling; - Verklaring Arbeidsrelatie (VAR)
ta-pvd-10.065 augustus 2010
20
-
-
-
-
-
Belaste inkomsten uit eigen woning: : o begripsbepaling; o forfaitaire huurwaarde; o kamerverhuur; o toedeling; o kapitaalverzekering eigen woning; o aftrekbare kosten; Uitgaven voor inkomensvoorzieningen: : o Lijfrentevoorzieningen: • basisruimte; • jaarruimte en; • reserveringsruimte; Uitgaven voor kinderopvang : o begrip; o kwalificatie; o begrenzing; Voorlopige teruggaaf: Met name voor de toepassing van: o de reisaftrek; o de negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning; o de uitgaven voor inkomensvoorzieningen; o de uitgaven voor kinderopvang; o berekening van de voorlopige teruggaaf; Systeem van heffingskortingen : o kennis van de verschillende heffingskortingen genoemd in de IB en LB
ta-pvd-10.065 augustus 2010
21
Module III: Communicatieve vaardigheden (via de opleider) Goed kunnen communiceren is een noodzakelijke voorwaarde voor optimaal functioneren binnen een organisatie. Voor de medewerker Payroll Services is het hebben van kennis van en het beschikken over de vaardigheden van communicatie en communicatieprocessen binnen de organisatie onontbeerlijk. In het deel communicatie worden de verschillende vormen van communicatie en communicatieprocessen (met het accent op de mondelinge taalvaardigheid) getoetst. Bij de communicatie staan de aspecten van de functie van de medewerker Payroll Services centraal. In de eindtermen liggen de accenten op presentatietechniek en gesprekstechnieken voor het voeren van tweegesprekken met aandacht voor basisvaardigheden, interviewtechniek, gespreksplanning en gespreksanalyse. A. ALGEMENE LEERDOELEN - De kandidaat heeft inzicht en vaardigheid in de verschillende manieren van communicatie. - De kandidaat kan verschillende gespreksvormen hanteren in het kader van zijn functie. - De kandidaat kan in een concrete situatie de juiste communicatievorm kiezen. - De kandidaat kan in conflictsituaties de oorzaken van de conflicten herkennen en een juiste strategie kiezen voor oplossing van het conflict. B. EXAMENPROGRAMMA 1. Communicatie - Het kunnen formuleren van het doel van communicatie. - Het onderkennen van het verschil tussen informatie en gegeven. - Het herkennen van persoonlijke communicatiestijlen. - Het onderscheid kunnen maken in de verschillende bestanddelen van een communicatieproces. 2. Luistervaardigheden - Het actief en passief kunnen luisteren. - Het geven van aandacht. - Het tonen van inlevingsvermogen. 3. Effectief communiceren - Het kunnen hanteren van de basisvaardigheden in communicatie. - Het onderkennen van ruis en filters in de communicatie. - Het effectief overbrengen en ontvangen van een boodschap. - Het helder formuleren tijdens communicatie. - Het herkennen van non-verbale communicatie en het onderkennen van het belang van non verbale communicatie. 4. Gespreksvoering - Het onderkennen van de verschillende fasen in een gesprek. - Het vaststellen van een gesprekslijn. - Het kunnen hanteren van verschillende vraagtechnieken (open- gesloten-, suggestieve-). - Het kunnen samenvatten van het besprokene. 5. Gespreksvormen - Het kunnen hanteren van basisvaardigheden onderhandelen. - Het kunnen adviseren over een werkoverleg. - Het kunnen adviseren over een functioneringsgesprek. - Het kunnen adviseren over een beoordelingsgesprek. - Het kunnen houden van een slecht nieuwsgesprek. - Het kunnen houden van een exit-interview. 6. Feedback - Het geven en ontvangen van feedback. - Het hanteren van spelregels bij feedback. - Het op een juiste manier behandelen van klachten. ta-pvd-10.065 augustus 2010
22
C. TOETSING De opleider toetst tijdens de werkbijeenkomsten de kennis en vaardigheden vastgelegd in het examenprogramma. In het cursusprogramma is vastgelegd welke opdrachten door de kandidaten worden uitgevoerd. De kandidaat ontvangt een verklaring van de opleider wanneer hij heeft voldaan aan de gestelde eisen van het examenprogramma en tevens heeft voldaan aan de volgende voorwaarden: a. 100% deelname aan de bijeenkomsten dan wel het gelijkwaardige equivalent hiervan; b. een voldoende beoordeling voor ten minste drie opdrachten. De opleider legt vast op welke wijze de kandidaat heeft voldaan aan de gestelde eisen. Een kandidaat die heeft voldaan aan de gestelde eisen ontvangt op de cijferlijst het cijfer zeven. D. CONTROLE ASSOCIATIE VOOR PRAKTIJKEXAMENS De opleider legt een maand voorafgaande aan het studiejaar het cursusprogramma, waaronder begrepen de opdrachten, ter goedkeuring aan de examencommissie VPS van de Associatie voor. Binnen een maand ontvangt de opleider van de Associatie voor Praktijkexamens bericht of het cursusprogramma overeenkomt met de eisen gesteld in het examenprogramma. De opleider geeft met het cursusprogramma een rooster met data waarop de trainingen communicatie volgens het cursusprogramma worden gegeven. Namens de Associatie voor Praktijkexamens hebben leden van de examencommissie VPS het recht een of meer bijeenkomsten van de trainingen te bezoeken.
ta-pvd-10.065 augustus 2010
23