A VUmc-compas Toetsing
Toets
herCAT B3.2 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
Professionele ontwikkeling en wetenschap: Alg.meth.
collegejaar
2012-2013
Cursuscoördinator
dr. A.L.M. de Vries
Gelegenheid
2e
Toetsdatum
9 juli 2013
Tijd
08.45 – 10.45 uur (extra tijd half uur langer)
Plaats
MF: FG I en FG II
Aantal en type vragen
45 vierkeuzevragen
Aantal versies
1
Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
een rekenmachine ZONDER internettoegang en/of groot eigen geheugen en formuleblad (evt. voorzien van aantekeningen) met tabellen
Studentinstructie: MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft
Kleur de hokjes duidelijk in met uw potlood!! kras NIET op het geel antwoordformulier! Ook geen doorhalingen! Foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen! Geen studentnummer invullen betekent geen resultaat!
Succes!
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 1 van 20
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 2 van 20
1
Onder welke omstandigheden verdient een systematisch overzichtsartikel met een meta-analyse de voorkeur boven een traditioneel overzichtsartikel? a. Als de studies in zeer uiteenlopende tijdschriften gepubliceerd zijn b. Als alle studies ongeveer hetzelfde effect laten zien c. Als een nauwkeurige schatting van het effect gewenst is d. Als de beschikbare studies sterk verschillen in opzet
2
Waarin onderscheidt zich een cumulatieve meta-analyse van een gewone meta-analyse? a. De resultaten van de studies worden bij elkaar opgeteld. b. De resultaten van de studies worden in chronologische volgorde gepresenteerd. c. Per bijkomende studie wordt een samenvattende effectgrootte en betrouwbaarheidsinterval gerapporteerd. d. De meta-analyse wordt door verantwoordelijke auteurs up-to-date gehouden, zodra de resultaten van nieuwe studies beschikbaar komen.
3
Casus 1 In een cohort onderzoek onder 420 personen wordt de relatie onderzocht tussen alcoholconsumptie en roken (1 = ja; 0 = nee). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen niet drinkers, matige drinkers (maximaal 2 glazen per dag) en zware drinkers (meer dan 2 glazen per dag). De analyse levert de volgende resultaten:
Wat is de Odds Ratio op roken van zware drinkers ten opzichte van niet drinkers? a. 0.321 b. 1.243 c. 1.378 d. 3.465
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 3 van 20
4
Casus 1 (Vervolg 1) Stel de volgende dummy codering wordt gehanteerd:
Wat wordt dan de regressiecoëfficiënt van alcohol(2)? a. 1.879 b. 1.564 c. –0.922 d. –1.243 5
Casus 1 (Vervolg 2) De analyse met de veranderde dummy codering maakt een vergelijking tussen matige en zware drinkers mogelijk. Vermoed je op grond van de eerdere resultaten dat de Odds Ratio tussen matige en zware drinkers op roken statistisch significant zal zijn? a. Ja, want de nieuwe regressiecoëfficiënt ligt meer dan 2 x SE van 0 af. b. Ja, want de overall Wald toets is statistisch significant. c. Nee, want in de eerste analyse overlapt het 95% betrouwbaarheidsinterval van alcohol(2) met die van alcohol(1). d. Nee, want uit de constante valt op te maken dat er maar heel weinig rokers zijn. Einde casus 1
6
Casus 2 De National Longitudinal Mortality Study is een Amerikaans cohort onderzoek dat 1222344 personen omvat. Hiervan zijn inmiddels 2250 mensen op een gewelddadige wijze om het leven gekomen: door moord of suïcide. De gedachte is dat moorden meer in het weekend gepleegd worden en zelfmoord meer doordeweeks. De volgende tabel laat het verband zien tussen de oorzaak voor de gewelddadige dood en wel of geen weekend: weekend ja
nee
totaal
258
473
731
suïcide
427
1092
1519
totaal
685
1565
2250
gewelddadige dood moord
Wat is het relatief risico op moord ten opzichte van suïcide in het weekend? a. 1.21 b. 1.23 c. 1.26 d. 1.39
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 4 van 20
7
Casus 2 (Vervolg 1) Bereken (op hele waarden afgerond) de Chi kwadraat verdeelde toetsingsgrootheid van de vorige tabel. a. 10 b. 12 c. 14 d. 16
8
Casus 2 (Vervolg 2) Als de tabel van gewelddadige doodsoorzaak × weekend wordt opgesplitst naar geslacht ontstaat de volgende tabel. mannen weekend gewelddadige dood moord suïcide totaal
vrouwen sub-
ja
nee
totaal
199 332
311 869
510 1201
531
1180
1711
weekend ja
sub-
nee
totaal
59 95
162 223
221 318
154
385
539
Wat is de interpretatie van geslacht gezien de invloed ervan op de eerder berekende odds ratio van moord ten opzichte van suïcide in het weekend? a. Geslacht is geen verstorende variabele b. Geslacht is een confounder c. Geslacht is een effectmodificator d. Geslacht is zowel een confounder als effectmodificator 9
Casus 2 (Vervolg 3) Welke uitleg past het best bij het resultaat van de vorige vraag? Van de door een gewelddadige dood omgekomen mensen: a. worden mannen relatief meer in het weekend vermoord dan vrouwen b. worden mannen relatief even vaak in het weekend vermoord als vrouwen c. plegen mannen relatief meer in het weekend suïcide dan vrouwen d. plegen mannen relatief minder suïcide dan vrouwen Einde casus 2
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 5 van 20
10
Casus 3 In onderstaande figuur staat een grafiek met de overlevingscurves van blanke en zwarte Amerikanen die geboren zijn in New York of Louisiana.
Met welke toets kun je nagaan of er een statistisch significant verschil in overleving is tussen de groepen? a. Kaplan-Meier toets b. Kolmogorov-Smirnov toets c. logrank toets d. t-toets 11
Casus 3 (Vervolg 1) Hoeveel vrijheidsgraden heeft de in de vorige vraag bedoelde toets? a. 1 b. 2 c. 3 d. 4
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 6 van 20
12
Casus 3 (Vervolg 2) Er wordt een Cox regressie analyse uitgevoerd met alleen staat van geboorte als determinant (state: 0 = New York, 1 = Louisiana). Dit geeft het volgende resultaat.
De Hazard Ratio op overlijden met als geboortestaat Louisiana t.o.v. New York bedraagt a. 0.029 b. 0.127 c. 1.135 d. 19.206 13
Casus 3 (Vervolg 3) Er wordt onderzocht of afkomst (race: 0 = blank, 1 = zwart) een verstorende invloed heeft. Daartoe wordt race en daarna ook de interactieterm: race*state aan het Cox regressiemodel toegevoegd:
Hieruit kan geconcludeerd worden dat voor het effect van geboortestaat op overleving race: a. geen verstorende variabele is b. een confounder is c. een effectmodificator is d. zowel een confounder als effectmodificator is 14
Casus 3 (Vervolg 4) Hoe zie je de conclusie van de vorige vraag terug in de grafiek met de overlevingscurves (zie de eerste vraag van deze casus)? a. Per geboortestaat kruist de overlevingscurve van de blanke die van de zwarte b. Per afkomst loopt de overlevingscurve van de New York geborenen ongeveer parallel aan die van de Louisiana geborenen c. Van de New York geborenen leven de blanken langer, terwijl van de Louisiana geborenen de zwarten langer leven d. Van de blanken leven de New York geborenen langer, terwijl van de zwarten de Louisiana geborenen langer leven
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 7 van 20
15
Casus 3 (Vervolg 5) Kijk nogmaals naar de grafiek met overlevingscurves in de vraag, waarmee deze casus begon. Hoe ziet de frequentieverdeling eruit van de blanken die in New York geboren zijn? De verdeling is: a. normaal b. scheef naar links c. scheef naar rechts d. bimodaal (tweetoppig) Einde casus 3
16
Op veel ziekenhuisafdelingen is een tekort aan verplegend personeel. Men is benieuwd of dit van invloed is op de kwaliteit van zorg (gemeten op een continue schaal). In zes ziekenhuizen worden de afdelingen met verplegend personeelstekort vergeleken met de afdelingen zonder verplegend personeelstekort. De kwaliteit van zorg wordt bij de patiënten gemeten met een vragenlijst, die een score oplevert van 0 tot 100. In onderstaande tabel staat van elk ziekenhuis afzonderlijk de t-toets van het effect van het personeelstekort op de kwaliteit van zorg weergegeven.
In welke ziekenhuizen was het verschil statistisch significant bij een significantieniveau van 5% ( = 0.05)? a. 1, 3, 5 b. 1, 3, 6 c. 3, 4, 5 d. 3, 4, 6 17
Welk onderzoeksdesign dat wordt toegepast bij mensen valt per definitie onder de werking van de WMO? a. Experimenteel onderzoek b. Cohort onderzoek c. Patiënt controleonderzoek d. Dwarsdoorsnede onderzoek
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 8 van 20
18
Casus 4 Als een prognostische indicator voor Marfan patiënten (= bindweefselziekte) is een kronkeligheidsindex van de aorta bedacht. Een onderzoeker gaat na of deze kronkeligheidsindex samenhangt met het aorta volume en of geslacht deze samenhang vertekent. Hij voert daartoe een regressie analyse uit met het volgende resultaat:
Wat is de ongecorrigeerde correlatie tussen de kronkeligheidsindex en het aorta volume? a. –0.065 b. 0.150 c. 0.250 d. 0.521 19
Casus 4 (Vervolg 1) Vertekent de variabele geslacht de samenhang tussen de kronkeligheidsindex en het aorta volume? a. Nee, geslacht is geen verstorende variabele b. Ja, geslacht is een confounder c. Ja, geslacht is een effectmodificator d. Ja, geslacht is zowel een confounder als een effectmodificator Einde casus 4
20
De CCMO is het orgaan: a. dat alle lokale onderzoeksprotocollen die worden uitgevoerd in een ziekenhuis toetst b. dat toetsing van gentherapeutisch onderzoek naar de METc delegeert c. dat toezicht houdt op de werkzaamheden van de METc d. dat verantwoordelijk is voor handhaving van de wet op de geneesmiddelen
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 9 van 20
21
Onderstaande figuur laat een meta-analyse zien van studies naar het effect van intraveneus magnesium bij een myocard infarct.
Het gepoolde effect van intraveneus magnesium is bepaald volgens een fixed effect en een random effects model. Welk effect verdient de voorkeur en waarom? a. De fixed effect schatting, want dit effect heeft het kleinste betrouwbaarheidsinterval b. De fixed effect schatting, want er is sprake van publicatiebias c. De random effects schatting, want er is sprake van heterogeniteit d. De random effects schatting, want dit effect is statistisch significant 22
Casus 5 In een groot patiëntcontrole onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van het in het ouderlijk bed laten slapen van een baby op wiegendood. Het resultaat is als volgt: wiegendood ouderlijk bed
1 ja
0 nee
totaal
323
446
769
0 nee
1131
4192
5323
totaal
1454
4638
6092
1 ja
Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval van de Odds Ratio op wiegendood van wel versus niet in het ouderlijk bed slapen? a. 2.29-3.14 b. 2.21-3.27 c. 2.12-3.40 d. 2.04-3.53
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 10 van 20
23
Casus 5 (Vervolg 1) Er wordt een logistische regressie analyse uitgevoerd met de 0/1 codering zoals die in de tabel van de vorige vraag staat aangegeven. Wat wordt B0 van de logistische regressie vergelijking met wiegendood als afhankelijke variabele? a. 0.106 b. 0.270 c. 0.286 d. 0.724
24
Casus 5 (Vervolg 2) Als positie (rug-, zij-, buikligging), status moeder (getrouwd/samenwonend, alleenstaand) en gewicht baby (<2000g, 2000-2499g, 2500-3499g, ≥3500g) aan het logistische regressiemodel worden toegevoegd, levert dit de volgende OR’s: Variabele
Vergelijking
ouderlijk bed
ja vs. nee
2.7
positie
zij- vs. rugligging
1.5
buik- vs. rugligging
Gecorrigeerde OR
10.5
status moeder
getrouwd/samenwonend vs. alleenstaand
1.9
gewicht baby
2500-3499g vs. ≥3500g
1.7
2000-2499g vs. ≥3500g
4.2
<2000g vs. ≥3500g
9.6
Wat is de OR op wiegendood van een baby van 2250g dat bij een alleenstaande moeder in bed slaapt in rugligging versus een baby van 3750g dat door een alleenstaande moeder in een eigen afzonderlijke wieg in buikligging gelegd wordt? a. 0.08 b. 0.66 c. 1.08 d. 3.60 Einde casus 5
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 11 van 20
25
Casus 6 Er is een toets in zes verschillende zalen. Om na te gaan of variatie in de toetsomstandigheden tussen de zalen de prestaties op de toets hebben beïnvloed, wordt er een regressie analyse gedaan met vijf dummy variabelen: groep2vs1, groep3vs1, groep4vs1, groep5vs1, groep6vs1, zodanig dat groep 1 de referentiegroep is. Dit is het resultaat:
.134
ANOVA
.329
coefficients
Wat is de juiste statistische conclusie van de analyse? a. De toets is niet statistisch significant verschillend gemaakt in de diverse zalen. b. De toets is wel statistisch significant verschillend gemaakt in de diverse zalen. c. De toetsuitslag van groep 2 verschilt statistisch significant van groep 1. d. De toetsuitslag van groep 6 verschilt statistisch significant van groep 1.
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 12 van 20
26
Casus 6 (Vervolg 1) Het blijkt dat groep 6 bestaat uit 18 ‘extra tijd’ studenten. Dit zijn studenten met dyslexie die extra tijd krijgen om de toets te maken. Wat is de aanvullende methodologische conclusie die het best past bij het analyse resultaat van de vorige vraag? Er is sprake van: a. selectiebias b. informatiebias c. collineariteit d. confounding Einde casus 6
27
Onderzoekers willen een hypothese toetsen in een reeds verzamelde set van gegevens. Ze kiezen voor een significantieniveau gelijk aan 0.01 in plaats van 0.05. Deze aanpak leidt tot: a. een grotere kans op een type I fout b. een grotere kans op een type II fout c. een grotere power d. een smaller 95% betrouwbaarheidsinterval
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 13 van 20
28
Casus 7 Hieronder zie je een figuur die afkomstig is uit een meta-analyse:
Hoe wordt de figuur genoemd? a. Boxplot b. Forestplot c. Funnelplot d. Scatterplot 29
Casus 7 (Vervolg 1) Waar wordt de figuur van de vorige vraag voor gebruikt? a. Detectie van publicatiebias b. Detectie van heterogeniteit c. Detectie van schending van de proportionele hazards aanname d. Detectie van extreme waarden (‘outliers’) Einde Casus 7
30
Voor welke van de onderstaande zoekstrategieën is geen bibliografische database nodig? a. Building block method b. Pearl growing method c. Backward citation chaining d. Forward citation chaining
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 14 van 20
31
Casus 8 De volgende 2 × 2 tabel is het resultaat van een patiëntcontrole onderzoek naar de relatie tussen calciumsuppletie en osteoporose. osteoporose 1 ja
0 nee
totaal
calcium-
1 ja
50
20
70
suppletie
0 nee
50
80
130
totaal
100
100
200
Welke effectmaat verdient in dit geval de voorkeur? a. Attributief risico (absoluut risicoverschil) b. Number needed to treat c. Relatief risico d. Odds ratio 32
Casus 8 (Vervolg 1) Met welke toets is na te gaan of het effect van de vorige vraag statistisch significant is? a. F-toets b. t-toets c. Z-toets d. ²-toets
33
Casus 8 (Vervolg 1) Er wordt een logistische regressie analyse uitgevoerd met de 0/1 codering zoals die in de tabel van de vorige vraag staat aangegeven. Wat wordt de regressie vergelijking? a. ln[Odds(osteoporose = 1)] = –0.916 + 1.386 × calciumsuppletie b. ln[Odds(osteoporose = 1)] = –0.470 – 1.386 × calciumsuppletie c. ln[Odds(osteoporose = 1)] = 0.400 – 0.250 × calciumsuppletie d. ln[Odds(osteoporose = 1)] = 0.625 + 0.250 × calciumsuppletie Einde Casus 8
34
In een groot cohort onderzoek waren onderzoekers geïnteresseerd in de vraag of het wel of niet hebben van diabetes voorspeld kon worden door een aantal andere variabelen: lichaamsgewicht, lichamelijke activiteit, alcohol gebruik, rookgedrag en kwaliteit van de voeding. De analyse berust dan op een: a. Variantie analyse (ANOVA) b. Lineaire regressie analyse c. Logistische regressie analyse d. Cox regressie analyse
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 15 van 20
35
De voormalig zevenvoudig Tour de France winnaar Lance Armstrong werd van doping beschuldigd doordat hij op 31 mei 2009 een hematocriet had van 38.2% en op de eerstvolgende meting op 16 juni 2009 een hematocriet van 45.7%. Zijn hematocriet was 38 keer gemeten (van 16 oktober 2008 t/m 30 april 2012) en was normaal verdeeld met een gemiddelde van 42.0 en een standaard deviatie van 1.7. Vallen de twee genoemde waarden buiten het 95% betrouwbaarheidsinterval? Ja, want het 95% betrouwbaarheidsinterval voor Lance Armstrong’s hematocriet waarden is: a. 41.7 - 42.3 b. 41.5 - 42.5 c. 40.3 - 43.7 d. 38.7 - 45.3
36
Casus 9 In een groot cohort onderzoek worden de onderstaande variabelen met de aangegeven dummy codering gebruikt in een Cox regressie analyse naar overleving.
Waarom wordt op de dichotome variabele sex dummy codering toegepast? a. anders heeft geslacht geen interpreteerbare referentiecategorie b. anders kunnen de Cox regressie parameters niet berekend worden c. anders zijn de regressieparameters niet interpreteerbaar d. anders wordt de samenhang tussen geslacht en overleving verondersteld lineair te zijn
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 16 van 20
37
Casus 9 (Vervolg 1) Als eerste worden de variabelen sex en race in het Cox regressie model opgenomen. Dit is het resultaat:
Waarom wordt er geen constante gerapporteerd? a. De constante is niet interessant in het Cox regressie model b. Er bestaat geen constante in het Cox regressie model c. In het Cox regressie model van de vraag is de constante kennelijk gefixeerd op 0 d. In het Cox regressie model van de vraag is de constante kennelijk niet significant 38
Casus 9 (Vervolg 2) Welke geldige conclusie kan uit bovenstaande tabel getrokken worden? a. Gecorrigeerd voor geslacht, leeft de Asian/Pacific Islander langer dan de blanke b. Gecorrigeerd voor geslacht, leeft de Asian/Pacific Islander korter dan de blanke c. Gecorrigeerd voor geslacht, verschilt de overleving van de Asian/Pacific Islander niet statistisch significant van de blanke d. Gecorrigeerd voor geslacht, kan er geen uitspraak gedaan worden over de overleving van de Asian/Pacific Islander ten opzichte van de blanke
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 17 van 20
39
Casus 9 (Vervolg 3) Vervolgens worden de variabelen ms (= marital status), adjinc2 (= adjusted income) en educ2 (=education) aan het Cox regressie model toegevoegd:
Welke geldige conclusie kan getrokken worden ten aanzien van de relatie tussen adjusted income (adjinc2) en overleving (gecorrigeerd voor de andere variabelen in het model)? a. De relatie tussen adjusted income en overleving is lineair b. De relatie tussen adjusted income en overleving is kwadratisch c. De relatie tussen adjusted income en overleving is niet-lineair d. Over de relatie tussen adjusted income en overleving is geen geldige uitspraak te doen.
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 18 van 20
40
Casus 9 (Vervolg 4) Tenslotte wordt lichaamsgewicht in kg (wt) aan het Cox regressiemodel toegevoegd:
Welke geldige conclusie kan getrokken worden ten aanzien van de relatie tussen lichaamsgewicht in kg (wt) en overleving (gecorrigeerd voor de andere variabelen in het model)? a. Het effect van lichaamsgewicht op overleving is niet statistisch significant b. Het effect van lichaamsgewicht op overleving is wel statistisch significant, maar niet klinisch relevant c. Het effect van lichaamsgewicht op overleving is wel statistisch significant en ook klinisch relevant d. Het effect van lichaamsgewicht op overleving is wel statistisch significant, maar de klinische relevantie is niet na te gaan Einde Casus 9 41
Wat maakt een dubbelblind randomized placebo controlled trial met voor en nameting robuust tegen confounding? a. Aselecte toewijzing b. Blindering c. Vergelijking tussen voor en nameting d. Gebruik van placebo als controle behandeling
42
Welk onderzoek moet door de CCMO worden getoetst? a. Onderzoek in wilsonbekwame patiënten b. Niet-therapeutisch interventie onderzoek c. Onderzoek met menselijke embryo’s d. Onderzoek met geregistreerde geneesmiddelen
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 19 van 20
43
In 100 gezonde proefpersonen wordt het nuchtere bloedglucose gemeten. Het gemiddelde is 5 mmol/l met een SD van 0.5 mmol/l. Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde nuchtere bloedglucose? a. 4.9 tot 5.1 mmol/l b. 4.8 tot 5.2 mmol/l c. 4.5 tot 5.5 mmol/l d. 4.0 tot 6.0 mmol/l
44
In een groot cohort onderzoek worden de incidente hartziekten (angina pectoris, hartinfarct) geregistreerd. Een logistische regressie analyse van geslacht, BMI, roken en leeftijd bij baseline op het krijgen van een hartziekte levert het volgende resultaat:
Hoe groot is volgens dit onderzoek de kans op het krijgen van een hartziekte van een rokende vrouw van 60 jaar met een BMI van 25? a. 0.31 b. 0.34 c. 0.38 d. 0.45 45
Een psychiater heeft als vraagstelling: Wat is het effect van opname van patiënten met een score van 3 of groter op Beck’s Schaal voor Suïcidale Ideaties ten opzichte van ambulante behandeling? In deze vraagstelling ontbreekt: a. P b. I c. C d. O
vs A herCAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 9 juli 2013
Pagina 20 van 20