A
VUmc-compas Toetsing
Toets
CAT B3.2 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
Professionele ontwikkeling en wetenschap: Alg.meth.
collegejaar
2012-2013
Cursuscoördinator
dr. A.L.M. de Vries
Gelegenheid
1e
Toetsdatum
31 mei 2013
Tijd
12.00 – 14.00 uur (extra tijd half uur langer)
Plaats
WN 6e etage
Aantal en type vragen
51 meerkeuze vragen: 48 vierkeuze en 1 driekeuze en 2 tweekeuze
Aantal versies
2
Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen een rekenmachine ZONDER internettoegang en/of groot eigen geheugen. Elke schriftelijke bron die de student zich maar kan wensen (boeken, collegemateriaal (sheets), eigen aantekeningen / samenvattingen).
Studentinstructie: MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft
Kleur de hokjes duidelijk in met uw potlood!! kras NIET op het geel antwoordformulier! Ook geen doorhalingen! Foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen! Geen studentnummer invullen betekent geen resultaat!
Succes!
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 1 van 22
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 2 van 22
1
Wat is de beperking van een systematisch overzichtsartikel met een meta-analyse ten opzichte van een traditioneel overzichtsartikel? a. er is een minder nauw omschreven vraagstelling mogelijk b. er wordt een minder scherp onderscheid gemaakt tussen de empirisch verkregen resultaten en de overtuiging van de auteur(s) c. er is meer kans op bias in de geïncludeerde studies d. er is meer kans op een vals beeld van nauwkeurigheid als de geïncludeerde studies sterk verschillen in opzet
2
In tegenstelling tot een meta-analyse volgens het fixed-effect model berust een meta-analyse volgens het random-effects model op de aanname dat: a. de vraagstellingen van de samengenomen studies een aselecte steekproef zijn van een familie van gerelateerde vraagstellingen b. de uitkomstmaten van de samengenomen studies een aselecte steekproef zijn van een familie van gerelateerde uitkomstmaten c. de patiëntengroepen van de samengenomen studies een aselecte steekproef zijn van een familie van gerelateerde patiëntengroepen d. de interventies van de samengenomen studies een aselecte steekproef zijn van een familie van gerelateerde interventies
3
Casus 1 In een grootschalig cohort onderzoek van 8000 personen van 65 jaar en ouder wordt de relatie tussen therapietrouw in het gebruik van aspirine en het optreden van een CVA (1 = ja; 0 = nee) onderzocht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die nooit, ontrouw, of trouw aspirine gebruiken. De analyse levert de volgende resultaten:
Wat is de Odds Ratio op een CVA van trouwe aspirine gebruikers ten opzicht van de nooit aspirine gebruikers? a. –4.595 b. –1.417 c. 0.242 d. 0.284
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 3 van 22
4
Casus 1 (vervolg 1) Kan op grond van deze resultaten geconcludeerd worden dat de effectiviteit van aspirine bij trouwe gebruikers verschilt van ontrouwe gebruikers? a. ja, want de overall Wald toets is statistisch significant b. ja, want de regressiecoëfficiënt van aspirine(1) verschilt van aspirine(2) c. nee, want het 95% betrouwbaarheidsinterval van aspirine(1) overlapt met het 95% betrouwbaarheidsinterval van aspirine(2) d. nee, deze conclusie vereist een nieuwe analyse na hercodering van de dummy variabelen
5
Casus 1 (vervolg 2) Stel de volgende dummy codering wordt gehanteerd:
Wat wordt dan de regressiecoëfficiënt van aspirine(2)? a. –2.308 b. 0.526 c. 0.891 d. 1.417 Einde casus 1
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 4 van 22
6
Casus 2 Er wordt onderzocht of er een relatie bestaat tussen oxidatieve stress in hersencellen en cognitieve achteruitgang. Bij patiënten met geheugenproblemen wordt oxidatieve stress gemeten aan de hand van de F2-isoprostanenspiegel in de hersenvloeistof. De cognitieve achteruitgang wordt gemeten met de Mini-Mental State Examination (MMSE). Er wordt met een tussentijd van 1 jaar twee keer een lumbaalpunctie verricht. Op beide momenten wordt ook de MMSE afgenomen. In onderstaande grafiek staan de verschilscores tussen de baseline en follow-up meting van zowel de F2-isoprostanenspiegel (in pg/ml) als de MMSE score afgebeeld.
Het is bekend dat mensen met het apolipoproteïne E (APOE) type 4 een verhoogd risico hebben op dementie. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen patiënten met het APOE 4 type (rondjes en doorgetrokken lijn) en patiënten met een ander APOE type: 2 of 3 (driehoekjes en gestippelde lijn). Wat voor analyse vergt dit onderzoek? a. t-toets b. lineaire regressie c. logistische regressie d. Cox regressie 7
Casus 2 (vervolg 1) Welke invloed heeft het APOE type op de relatie tussen de jaarlijkse verandering in F2isoprostanenspiegel en jaarlijkse verandering in MMSE score? Het APOE type a. heeft geen invloed b. is een confounder c. is een effectmodificator d. is een confounder en effectmodificator
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 5 van 22
8
Casus 2 (vervolg 2) Er is in beide groepen één patiënt met een jaarlijkse verandering in F2-isoprostanenspiegel van ongeveer 30 pg/ml. Herhaalde chemische analyse van spijt liquor verkregen uit dezelfde lumbaalpuncties bij deze patiënten levert bij beiden dezelfde waarde van ongeveer 30 pg/ml. Is het voor een juiste interpretatie nodig om de twee patiënten met een F2-isoprostanenspiegel van ongeveer 30 pg/ml van de analyse uit te sluiten? a. Nee, want de metingen berusten niet op meetfouten. b. Nee, want de effectschatting is al conservatief (zonder deze patiënten zal het verschil tussen de APOE typen alleen maar toenemen). c. Ja, want dan is de effectschatting meer conservatief (zonder deze patiënten zal het verschil tussen de APOE typen alleen maar afnemen). d. Ja, want extreme waarden moeten altijd van verdere analyse uitgesloten worden. Einde casus 2
9
Een manier om de zoekstrategie voor een systematische review te verbeteren is om de gebruikte zoektermen van reeds gevonden artikelen in de zoekstrategie op te nemen. Hoe wordt deze aanpak genoemd? a. building block method b. pearl growing method c. backward citation chaining d. forward citation chaining
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 6 van 22
10
Men vraagt zich af of een nieuw systeem van dienstroosters de vermoeidheid bij ziekenhuispersoneel vermindert. In zes ziekenhuizen wordt willekeurig over afdelingen wel of niet een nieuw systeem voor het dienstenrooster ingevoerd. Vermoeidheid wordt met een vragenlijst gemeten op een score die loopt van 0 tot 100. In onderstaande tabel staat van elk ziekenhuis afzonderlijk de t-toets van het effect van het type dienstrooster op de vermoeidheid weergegeven.
In welke ziekenhuizen was het verschil statistisch significant bij een significantieniveau van 5% ( = 0.05)? a. 1, 3, 4 b. 2, 3, 4 c. 1, 3, 6 d. 2, 3, 6
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 7 van 22
11
Casus 3 De bloeddrukverlagende werking van drie medicijnen (Hydrochlorothiazide, Candesartan en Lisinopril) wordt onderzocht bij 90 patiënten met hoge bloeddruk. Uitkomstmaat is het verschil in systolische bloeddruk (DELSYS = voormeting – nameting in mmHg) met daartussen 8 weken lang medicatie. Voor de drie groepen medicijnen wordt de volgende dummy codering gebruikt: INTDUM1
INTDUM2
Hydrochlorotiazide
0
0
Candesartan
1
0
Lisinopril
0
1
Het resultaat van de lineaire regressie analyse is als volgt:
a.
Dependent Variable: DELSYS
Wat is het gemiddelde verschil in systolische bloeddruk in de Hydrochlorotiazide groep? a. -19.958 mmHg b. -17.958 mmHg c. -16.818 mmHg d. -14.818 mmHg
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 8 van 22
12
Vervolg Casus 3 De onderzoekers dachten dat leeftijd (AGE) een storende variabele zou kunnen zijn. In aanvulling op de analyse bij vraag 11 worden twee aanvullende analyses gedaan.
In combinatie met de vorige resultaten laten deze resultaten zien dat AGE a. geen verstorende variabele is b. een confounder is c. een effectmodificator is d. zowel een confounder als effectmodificator is Einde Casus 3 13
Casus 4 Onderzoek naar de bijwerking misselijkheid van een medicijn levert het volgende resultaat: bijwerking behandeling
1 misselijk
0 niet misselijk
totaal
1 medicijn
15
35
50
0 placebo
5
45
50
totaal
20
80
100
Wat is het relatieve risico op misselijkheid in de medicijn groep ten opzichte van de placebo groep? a. 2 b. 3 c. 4 d. 5
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 9 van 22
14
Casus 4 Vervolg I Er wordt een logistische regressie analyse uitgevoerd met de 0/1 codering zoals die in de tabel van de vorige vraag staat aangegeven. Wat wordt de regressie vergelijking? a. ln[Odds(bijwerking=1)] = –0.847 – 1.350 × behandeling b. ln[Odds(bijwerking=1)] = 0.800 – 3.857 × behandeling c. ln[Odds(bijwerking=1)] = 0.111 + 3.857 × behandeling d. ln[Odds(bijwerking=1)] = –2.197 + 1.350 × behandeling
15
Casus 4 Vervolg II Stel de bijwerking misselijkheid is anamnestisch vastgesteld door de arts onderzoeker die van elke patiënt weet of hij/zij het medicijn krijgt of placebo. Voor welke bias is dit onderzoek gevoelig? a. selectie bias b. informatie bias c. regressie naar het gemiddelde d. sampling bias Einde Casus 4
16
Een obstetricus doet onderzoek naar het effect van zwangerschapsduur op perinatale sterfte en neemt in de analyse de variabelen geslacht en geboortegewicht mee. De analyse van deze gegevens vergt een: a. t-toets b. lineaire regressie c. logistische regressie d. Cox regressie
17
Casus 5 Een arts onderzoekt het effect van een lawaaiige werkomgeving op het gehoor van werknemers. Hij selecteert 200 werknemers in een lawaaiige werkomgeving (lawaai ≥ 85 dB) en 200 werknemers in een stillere werkomgeving (lawaai < 85 dB). Geen van de geselecteerde werknemers gebruikte een gehoorapparaat. De onderzoeker vindt het volgende resultaat: Gehoorverlies Werkomgeving
Wel gehoorverlies
Geen gehoorverlies
Totaal
Lawaai ≥ 85 dB
60
140
200
Lawaai < 85 dB
20
180
200
Totaal
80
320
400
Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval van de Odds Ratio van het effect van werkomgeving op het gehoorverlies? a. [2.11; 7.05] b. [2.22; 6.70] c. [2.25; 5.08] d. [2.26; 5.07]
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 10 van 22
18
Casus 5 Vervolg I Wat is een geldige conclusie die past bij het resultaat van het onderzoek? a. Een lawaaiige werkomgeving veroorzaakt een statistisch significant gehoorverlies. b. Een lawaaiige werkomgeving is statistisch significant geassocieerd met gehoorverlies. c. Een lawaaiige werkomgeving is niet statistisch significant geassocieerd met gehoorverlies. d. Een lawaaiige werkomgeving veroorzaakt geen klinisch relevant gehoorverlies. Einde Casus 5
19
Casus 6 Er wordt een lineaire regressie analyse uitgevoerd met geslacht (0: vrouw; 1: man) als determinant voor het HDL Cholesterol (mg/dl). Het blijkt dat het HDL scheef naar rechts verdeeld is. Daarom wordt een log-transformatie op het HDL toegepast.
Wat is het effect dat wordt gerapporteerd? a. –0.324 b. –0.208 c. 0.812 d. 3.940 20
Casus 6 Vervolg I Wat is de interpretatie van de in de vorige vraag gerapporteerde effectmaat? a. Gemiddelde HDL van de vrouwen min het gemiddelde HDL van de mannen b. Gemiddelde HDL van de vrouwen gedeeld door het gemiddelde HDL van de mannen c. Gemiddelde HDL van de mannen min het gemiddelde HDL van de vrouwen d. Gemiddelde HDL van de mannen gedeeld door het gemiddelde HDL van de vrouwen Einde casus
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 11 van 22
21
Casus 7 In onderstaande figuur staan de resultaten van een systematic review naar het effect van intraveneuze natrium bicarbonaat infusie in de preventie van het ontstaan van nierfalen als reactie op de toediening van een contrastvloeistof in het kader van radiodiagnostiek.
Hoe wordt deze figuur genoemd? a. Boxplot b. Forestplot c. Funnelplot d. Scatterplot 22
Casus 7 Vervolg I Welke studie uit de bovenste serie draagt het meest bij aan het overall effect? a. Recio-Mayoral et al, 2007 b. Adolph et al, 2008 c. Brar et al, 2008 d. Pakfetrat et al, 2009
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 12 van 22
23
Casus 7 Vervolg II Van welke statistische analyse techniek heeft elke afzonderlijke studie gebruik gemaakt? a. T-toets b. Lineaire regressie analyse c. Logistische regressie analyse d. Cox regressie analyse
24
Casus 7 Vervolg III Welke vorm van bias is uit de figuur af te leiden? a. Selectie bias b. Informatie bias c. Regressie naar het gemiddelde d. Publicatie bias Einde Casus
25
Welk onderzoek mag niet door een METc worden getoetst? a. Onderzoek in gehandicapte kinderen b. Gentherapeutisch onderzoek c. Onderzoek met geregistreerde geneesmiddelen d. Onderzoek in wilsonbekwame patiënten
26
U vraagt een patiënt om informed consent voor het meedoen aan onderzoek. Wanneer voldoet deze informed consent procedure niet aan de vereisten? a. Wanneer de patiënt gebrekkig Nederlands spreekt. b. Wanneer de patiënt mondeling en schriftelijk is geïnformeerd. c. Wanneer de patiënt minder dan 48 uur van te voren is geïnformeerd. d. Wanneer een wettelijke vertegenwoordiger toestemming verleent in het geval van wilsonbekwaamheid.
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 13 van 22
27
Casus 8 In een onderzoek onder 4434 mensen naar de invloed van diabetes mellitus (DM) op de levensverwachting wordt het volgende resultaat gevonden. Hierin geeft de vetgedrukte lijn de mensen met DM en de dunne lijn de mensen zonder DM weer.
Wat is de mediane overleving van mensen met DM? a. 65 jaar b. 70 jaar c. 76 jaar d. 81 jaar 28
Casus 8 Vervolg I Met welke toets kan worden nagegaan of er een statistisch significant verschil in overleving is? a. T-toets b. F-toets c. Logrank toets d. Levene toets
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 14 van 22
29
Casus 8 Vervolg II Wat is het aantal vrijheidsgraden dat hoort bij de in de vorige vraag (zie Casus 8 Vervolg I) bedoelde toets? a. 1 b. 2 c. 4432 d. 4433 Einde Casus 8
30
Een onderzoeker heeft als vraagstelling: Wat is het effect van dagelijks aspirinegebruik op de incidentie van het herseninfarct bij mensen van 65 jaar en ouder? In deze vraagstelling ontbreekt: a. P b. I c. C d. O
31
Casus 9 Er wordt een Cox regressie analyse uitgevoerd om het effect van diabetes (diabtot) op overlevingsduur te bepalen. Dit levert de volgende tabel op:
Wat is de Hazard Ratio? a. 0.512 b. 0.076 c. 45.893 d. 1.668
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 15 van 22
32
Casus 9 Vervolg I Het zou kunnen dat de Body Mass Index (BMI) de associatie verstoort. Daarom is BMI ook als determinant aan de volgende twee Cox regressie analyses toegevoegd.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat voor de relatie tussen diabetes en sterfte BMI: a. geen verstorende variabele is b. een confounder is c. een effect modificator is d. zowel een confounder als effect modificator is Einde Casus 9
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 16 van 22
33
Casus 10 In een groot cohort onderzoek worden de incidente hartziekten (angina pectoris, hartinfarct) geregistreerd. Een logistische regressie analyse van geslacht, BMI, roken en leeftijd bij baseline op het krijgen van een hartziekte levert het volgende resultaat:
Wie van de onderstaande personen heeft volgens dit onderzoek de minste kans op het krijgen van een hartziekte? a. rokende 40 jarige man met een BMI van 25 b. niet rokende 50 jarige man met een BMI van 20 c. rokende 50 jarige vrouw met een BMI van 30 d. niet rokende 60 jarige vrouw met een BMI van 20 34
Casus 10 Vervolg I Hoe groot is volgens dit onderzoek de kans op het krijgen van een hartziekte van een rokende man van 50 jaar met een BMI van 30? a. 0.31 b. 0.35 c. 0.39 d. 0.44 Einde Casus 10
35
Casus 11 Bij 36 vrouwen wordt de lichaamslengte gemeten. Het gemiddelde is 172 cm en de standaarddeviatie (SD) is 12 cm. Wat is het 95% betrouwbaarheidsinterval van het gemiddelde? a. 170 – 174 cm b. 169 – 175 cm c. 168 – 176 cm d. 167 – 177 cm
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 17 van 22
36
Casus 11 Vervolg I Waardoor is het mogelijk dit betrouwbaarheidsinterval van het gemiddelde te berekenen? a. Omdat lichaamslengte normaal verdeeld is in de populatie vrouwen b. Omdat de centrale limietstelling geldt c. Omdat lichaamslengte een continue variabele is d. Omdat de kleinste kwadraten methode kan worden toegepast Einde Casus 11
37
Casus 12 Met een ANOVA wordt onderzocht of de Body Mass Index (BMI) van mensen samenhangt met het opleidingsniveau. Hieronder staat het resultaat van de analyse weergegeven:
Wat is de juiste conclusie van deze analyse? a. Er is geen statistisch significant verband tussen BMI en opleidingsniveau. b. Er is wel een statistisch significant verband tussen BMI en opleidingsniveau. c. Het BMI van de mensen met het laagste opleidingsniveau is statistisch significant verhoogd. d. Het BMI van de mensen met het opleidingsniveau ‘Some College, Vocational School’ is statistisch significant verlaagd. 38
Casus 12 Vervolg I Als in plaats van een ANOVA een lineaire regressie uitgevoerd wordt met de volgende dummy codering: DUM1 DUM2 DUM3 1 0-11 years 0 0 0 2 High School Diploma, GED 1 0 0 3 Some College, Vocational School 0 1 0 4 College (BS, BA) degree or more 0 0 1 Wat wordt dan de regressiecoëfficiënt van DUM3? a. -1.612 b. -1.329 c. 25.007 d. 25.290 Einde Casus 12
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 18 van 22
39
Medisch-wetenschappelijk onderzoek in kinderen mag niet plaatsvinden in het geval van a. therapeutisch onderzoek b. verzet van de proefpersoon c. groepsgebonden niet-therapeutisch onderzoek met verwaarloosbaar risico d. observationeel onderzoek
40
De term ‘statistische power’ verwijst naar de kans om met het onderzoek: a. de nulhypothese ten onrechte te verwerpen b. de nulhypothese terecht te accepteren c. de alternatieve hypothese ten onrechte te verwerpen d. de alternatieve hypothese terecht te accepteren
41
Als binnen een Cox-regressie analyse twee Kaplan-Meier curves kruisen, dan betekent dit schending van: a. de aanname dat de uitval (censoring) niet selectief is b. de aanname dat de groepen onafhankelijk zijn c. de aanname dat het verband lineair is d. de proportionele hazards aanname
42
Bij lineaire regressie met één determinant is de gemiddelde afstand van de afzonderlijke datapunten tot de regressielijn af te zien aan: a. de ruwe regressiecoëfficiënt B0 b. de ruwe regressiecoëfficiënt B1 c. de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt Beta d. de hoogte van de waarde van de t-toets van de regressiecoëfficiënt
43
Welke vorm van bias wordt met een intention-to-treat analyse tegengegaan? a. Selectiebias b. Informatiebias c. Sampling bias d. Confounding
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 19 van 22
44
Zowel het HDL als LDL cholesterol zijn scheef verdeeld. Er wordt daarom een logtransformatie toegepast. De correlatie tussen beide metingen bedraagt –0.134. Om die correlatie tussen het HDL en LDL te corrigeren voor eventuele geslachtsverschillen wordt een lineaire regressie analyse uitgevoerd op ln(HDL) met zowel ln(LDL) als geslacht als determinant. Het resultaat van die analyse staat in de volgende twee tabellen:
Wat is de voor geslacht gecorrigeerde correlatie tussen ln(HDL) en ln(LDL)? a. –0.195 b. –0.169 c. 0.136 d. 0.369 45
Casus 13 Een psychiater onderzoekt suïcidale gedachtes bij psychiatrisch patiënten die in twee klassen worden onderverdeeld: psychotici en neurotici. Hij vindt het volgende resultaat: Suïcidale gedachtes type patiënt
ja
nee
totaal
psychotisch
2
18
20
neurotisch
4
16
20
totaal
6
34
40
Wat is het attributieve risico (ofwel het absolute risico verschil) tussen psychotici en neurotici op suïcidale gedachtes? a. 0.1 b. 0.2 c. 1.0 d. 2.0
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 20 van 22
46
Casus 13 Vervolg I Met welke toets is na te gaan of het effect van de vorige vraag (zie Casus 13) statistisch significant is? a. F-toets b. t-toets c. Z-toets d. ²-toets Einde Casus 13
47
Wie bepaalt of een onderzoek WMO plichtig is? a. de CCMO b. de DEC c. de METC d. de onderzoeker(s) zelf
48
Casus 14 Om te evalueren in hoeverre Body Mass Index (BMI) een risicofactor is voor hypertensie wordt eerst een logistische regressie uitgevoerd met alleen demografische risicofactoren: geslacht, leeftijd (in jaren) en opleiding. Dit model ziet er als volgt uit:
Welke demografische risicofactor heeft in dit regressiemodel de sterkste invloed? a. Geslacht b. Leeftijd c. Opleiding
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 21 van 22
49
Casus 14 Vervolg I Als BMI als risicofactor aan het regressiemodel wordt toegevoegd, is het resultaat als volgt:
BMI is een risicofactor voor hypertensie. Het beschermend effect van geslacht is nu sterker. Dit betekent dat: a. de gemiddelde BMI van de vrouwen hoger is dan van de mannen b. de gemiddelde BMI van de mannen hoger is dan van de vrouwen 50
Casus 14 Vervolg II De p-waarde van BMI is uit de tabel weggelaten. Leidt toevoeging van BMI aan het regressiemodel volgens de likelihood-ratio toets of Wald toets ook tot een statistisch significante verbetering van het model? a. Ja b. Nee
51
Een onderzoeker wil een trial opzetten naar de effectiviteit van een nieuwe gedragstraining als interventie programma bij de reclassering ten opzichte van de reguliere begeleiding. Het programma is vooral bedoeld om de reïntegratie van jeugdige delinquenten te bespoedigen. Aan de reïntegratie is voldaan als de persoon een vaste voltijdse betrekking heeft. Welke statistische analyse techniek sluit aan op dit onderzoeksplan? a. T-toets b. Lineaire regressie c. Logistische regressie d. Cox regressie
vs A CAT 3.2 Professionele ontwikkeling en wetenschap (Alg.meth.) / afn. 31 mei 2013
Pagina 22 van 22