Oefentoets
CAT B2.1.3 0809 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
Van baby tot jong volwassene
Cursuscoördinator
Dr. F.J.M. van Leerdam / prof.dr. C.D. Dijkstra
Oefen toets CAT B213 0809: 50 vragen MET antwoorden 1
De volgende bewering is waar voor zowel bacteriën als virussen: a. beiden hebben een celwand opgebouwd uit peptidoglycaan b. beiden worden omringd door een eiwitmantel c. beiden gebruiken een nucleïnezuur molecuul om erfelijkheid te determineren d. beiden kunnen zich onafhankelijk voortplanten.
c
2
Welke uitspraak over plasmiden is FOUT? Plasmiden a. zijn zelfstandig replicerende DNA eenheden b. zijn bacteriële virussen c. zijn extrachromosomale elementen d. bevatten vaak resistentiegenen.
b
3
Op uw spreekuur ziet u een 2 maanden oud meisje dat volgens moeder veel spuugt. Het volgende anamnestisch gegeven helpt u verder: a. het aantal huiluren per dag b. sociaal economische situatie van ouders c. de slaaphouding d. aanwezigheid van "tabaksdraadjes" in het braaksel.
d
4
De toeschietreflex bij borstvoeding wordt hormonaal gereguleerd door a. prolactine b. oxytocine c. prolactine en oxytocine d. prolactine, oxytocine en vasopressine.
c
5
Een rijpe naïeve B lymfocyt brengt op het celoppervlak tot expressie: a. IgM b. IgD c. IgM en IgD d. IgM en IgG.
c
6
De selectie van thymocyten met een Αβ T-cel receptor in de thymus is a. positief als reactie met eigen MHC mogelijk is, negatief als deze te sterk is b. negatief als reactie met eigen MHC mogelijk is, positief als deze te sterk is c. negatief als reactie met eigen MHC mogelijk is, en ook negatief als deze te sterk is d. positief als reactie met eigen MHC mogelijk is, en ook positief als deze te sterk is.
a
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 1 van 8
7
Het inventariseren van de beschikbare evidence based gegevens en op grond daarvan c adviseren over eventuele veranderingen in het Rijks Vaccinatie Programma is een taak van a. het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding b. het Nederlands Vaccin Instituut c. de Gezondheidsraad d. het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
8
Gevreesde complicaties van poliomyelitis zijn a. hersenvliesontsteking en onvruchtbaarheid b. longontsteking en hersenontsteking c. kaakklem en zuurstofgebrek d. ernstige verlammingsverschijnselen.
d
9
Onderstaande bewering is juist met betrekking tot handenwassen: a. ná het gebruik van handschoenen hoeven de handen niet gewassen te worden b. de transiënte flora kun je van de huid wassen maar de residente flora niet c. in alle gevallen waarin je zou moeten handenwassen kun je ook handenalcohol gebruiken d. vóór het gebruik van handschoenen hoeven de handen niet gewassen te worden.
b
10
Welke factor in relatie tot wiegendood is tussen 1987 en 2005 toegenomen? a. roken door de moeder b. secundaire buikligging c. licht geboortegewicht d. primaire buikligging.
b
11
De folliculaire dendritische cel a. is afkomstig van een monocyt b. presenteert antigeen aan T-lymfocyten c. presenteert immuun complexen aan B-lymfocyten d. komt vooral in T-cel gebieden voor.
c
12
De affiniteitsmaturatie en isotype switching van B-lymfocyten a. is afhankelijk van antigeen b. is onafhankelijk van T-lymfocyten c. vindt onder andere plaats in de paracortex van de lymfeklier d. vindt uitsluitend plaats in het beenmerg.
a
13
Het spel van een zich normaal ontwikkelende kleuter van 4 jaar oud heeft de volgende kenmerken, BEHALVE: a. worden gekenmerkt door plezier in motorische vaardigheden b. gaan gepaard met symbolisch denken c. gaan uit van egocentrisme d. worden gekenmerkt door abstract denken.
d
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 2 van 8
14
Kleuterangsten worden gekenmerkt door a. magisch denken b. angst voor andere gezinsleden c. rituele handelingen d. verbetering door het voorlezen van sprookjes.
b
15
De pathogenese van rotavirus infectie is vrij ingewikkeld. Het volgende is bekend over rotavirus diarree a. de wielvormige rotaviruspartikels dringen de villi van de dunne darm binnen, produceren een enterotoxine en veroorzaken atrofie, waardoor diarree ontstaat b. het rotavirus heeft een envelop en 10 segmenten, die bijdragen aan de virulentie c. omdat het rotavirus zowel de dunne als de dikke darmcellen infecteert, zijn er alleen nog maar onrijpe cellen en ontstaan er malabsorptie en diarree d. omdat rotavirus partikels alleen de cellen in de diepe crypten van de darm infecteren, zijn veel partikels nodig om geïnfecteerd te raken.
a
16
Het nucleocapside van een virus a. is synoniem voor virusdeeltje b. kan binnen één virussoort verschillende vormen aannemen c. kan bij bepaalde virussoorten het gehele virus opmaken d. is opgebouwd uit DNA en RNA met daaromheen een eiwitmantel.
c
17
De volgende combinaties zijn kenmerkend voor autistiform gedrag op de leeftijd van 12 maanden, BEHALVE a. ontbrekend oogcontact, beperkte aandacht voor sociale prikkels, lijkt doof te zijn b. zit in eigen wereldje, lijkt doof te zijn, afwezige reactie op kietelen c. heftige reactie op kietelen, ontbreken sociale glimlach, zit in eigen wereldje d. heftige reactie op kietelen, zit in eigen wereldje, spraak-taal-ontwikkeling beperkt tot monotoon brabbelen.
d
18
Bij kinderen van 5-19 jaar worden de meeste dodelijke slachtoffers veroorzaakt door a. Diabetes mellitus b. verkeersongevallen c. suïcide d. astma.
b
19
Een alarmsymptoom voor afwijkende motorische ontwikkeling bij een peuter: a. billenschuiven b. nog niet zonder steun kunnen lopen op 15 maanden c. nog niet bovenhands kunnen gooien op de leeftijd van 2 jaar d. langzaam openen en sluiten van handen.
d
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 3 van 8
20
Wat zijn de subitems van het domein bewegingsvaardigheden van het kinderRAP? a. houding handhaven, van houding veranderen, speelse bewegingsvormen, sport b. houding veranderen, zich verplaatsen, armen en handen gebruiken, sport c. houding handhaven, houding veranderen, zich verplaatsen, speelse bewegingsvormen, gebruik van armen en handen d. houding handhaven, houding veranderen, zich verplaatsen, sport, armen en handen gebruiken.
21
De effector functie van IgE wordt sterk bepaald door a. uitscheiding in monomere of in dimere vorm b. de binding aan de Fcε receptoren op mestcellen c. het vormen van immuuncomplexen d. het bevorderen van de fagocytose door macrofagen.
b
22
CD4 positieve T-lymfocyten a. herkennen antigenen in de context van MHC klasse I en zijn cytotoxisch b. bevorderen ontsteking door productie van IL4 en IL5 (Th2 cellen) c. bevorderen de humorale immuunrespons door de productie van IFNγ en IL2 (Th1 cellen) d. bevorderen de humorale immuunrespons door productie van IL4 en IL5 (Th2 cellen).
d
23
Het van Wiechenschema is een a. screening b. risicosignalering c. volgmethode d. diagnostisch instrument.
c
24
het verschil tussen determinanten van gezondheid van kinderen en van volwassenen: d a. bij kinderen is leefstijl belangrijker dan endogene factoren b. bij kinderen zijn endogene factoren belangrijker dan leefstijl c. bij kinderen zijn de determinanten makkelijker door de kinderen zelf te beïnvloeden dan bij volwassenen d. kinderen hebben nauwelijks invloed op hun determinanten maar zijn afhankelijk van hun ouders/verzorgers
25
Het volgende sluit aan bij het overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht BEHALVE: a a. minder tussendoortjes eten b. TV- kijken beperken c. buitenspelen bevorderen d. borstvoeding stimuleren.
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 4 van 8
26
Hoelang mag een kind van 6 jaar of ouder volgens het overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht maximaal naar TV kijken per dag? a. 1 uur b. een half uur c. 2 uur d. 4 uur.
27
Wat behoort u te doen indien u een infectieziekte vermoedt uit categorie B van de wet op de c infectieziekten? a. u zet laboratoriumonderzoek in, begint met breed behandelen en na uitslag van het onderzoek gaat u gericht behandelen b. u gaat eerst de diagnose bevestigen door laboratoriumonderzoek en gaat vervolgens gericht behandelen c. u doet eerst b en meldt vervolgens bij de GGD d. u meldt bij de GGD en doet vervolgens a.
28
De volgende activiteiten behoren tot het Basistakenpakket van de Jeugdgezondheidszorg BEHALVE: a. ondersteuning van het zorgsysteem b. behandeling c. voorlichting, advies, instructie en begeleiding d. screening en vaccinaties.
29
De sensitiviteit voor een mammacarcinoom bij palpatie van de mammae bedraagt ongeveer b a. 40% b. 50% c. 60% d. 70%.
30
In de gespreksvoering met kinderen is het belangrijk dat je rekening houdt met hun ontwikkelingsniveau, bv. hun cognitieve en taalontwikkeling en aandachtsspanne. Vanaf welke leeftijd kan de arts zowel concrete als abstracte woorden gebruiken? a. 6-8 jaar b. 8-10 jaar c. 10-12 jaar d. 12 jaar.
c
31
Nachtelijke fecesincontinentie is met name geassocieerd met a. fecaloom b. sexueel misbruik c. verkorte darmpassagetijd d. fissuren rond de anus.
a
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
c
b
Pagina 5 van 8
32
De eerste stap in het begeleidingsschema volgens de richtlijn fecale incontinentie: a. laxantia voorschrijven b. anamneselijsten doornemen c. toilettraining d. advies over eetgedrag.
b
33
In het conventionele stadium van de gewetensontwikkeling is het kernbegrip a. straf b. identiteit c. internalisatie d. volwassenheid.
c
34
De volgende cognitieve capaciteit heeft een kind op 10-jarige leeftijd, maar daarvoor nog NIET: a. logisch denken b. object-permanentie c. symbolisch denken d. abstract denken
a
35
Een neutrofiel granulocyt is tot onderstaande "activiteiten" in staat BEHALVE: a. diapedese b. killing c. opsonisatie d. IgG productie.
d
36
Tot de aangeboren of "niet specifieke afweer" behoren de volgende componenten: a. slijmvliezen, fagocyten, NK-cellen b. T-cellen, complement, granulocyten c. B-cellen, T-cellen, IgG d. complement, B-cellen, NK-cellen.
a
37
Het terugvalpercentage bij de behandeling van bedplassen is a. bij de plaswekker laag, bij desmopressine hoog b. bij desmopressine laag, bij de plaswekker hoog c. bij zowel de plaswekker als bij desmopressine laag d. bij zowel de plaswekker als bij desmopressine hoog.
a
38
Plaswekkertherapie bij kinderen met enuresis nocturna en psychische problemen leidt tot a. symptoominstitutie b. afname van de enuresis en de psychische problemen c. afname van de enuresis en toename van de psychische problemen d. afname van de psychische problemen en toename van de enuresis.
b
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 6 van 8
39
Hoogendotheliaal venulen in lymfeklieren a. bevinden zich in de follikels b. zijn belangrijk voor het binnenkomen van lymfocyten uit de bloedbaan c. zijn belangrijk voor het vertrek van lymfocyten naar de bloedbaan d. staan in verbinding met de efferente lymfevaten.
b
40
Een biografische anamnese van ouders a. is hetzelfde als een ontwikkelingsanamnese b. bevat ook informatie over de grootouders van het kind c. moet bij elke klacht afgenomen worden d. is vooral van belang bij externaliserende stoornissen.
b
41
De centrale puberteit bij een meisje is op gang als a. schaambeharing is opgetreden b. de lengtegroei versnelt c. de hormonen LH, FSH en oestradiol aanwezig zijn d. acne in het gelaat aanwezig is.
c
42
Men spreekt bij een jongen van een centrale pubertas precox wanneer a. de botleeftijd voorloopt op de kalenderleeftijd b. de stem laag wordt voor de leeftijd van 9 jaar c. de testes een volume van 5 ml hebben voor de leeftijd van 9 jaar d. een groeiversnelling voor de leeftijd van 9 jaar optreedt.
c
43
Een late puberteit bij meisjes wordt gekenmerkt door a. een afname van de groeisnelheid voorafgaand aan mammaontwikkeling b. afwezige schaambeharing c. een voorlopende botleeftijd d. een menarche voor de leeftijd van 12 jaar.
a
44
Een late puberteit bij jongens wordt gekenmerkt door a. afwezige schaambeharing b. een afbuiging van de groeicurve c. een voorlopende botleeftijd d. een vroege groeiversnelling.
b
45
Welke van de volgende uitspraken is juist? Tijdens de puberteit a. externaliseren meisjes hun problemen meer dan jongens b. internaliseren meisjes hun problemen meer dan jongens c. externaliseren zowel jongens als meisjes hun problemen evenveel d. internaliseren zowel jongens als meisjes hun problemen evenveel.
b
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 7 van 8
46
"Enveloppement" betekent: a. inbedding in de groep en in de cultuur b. rekening houden met de context c. scheuring met de cultuur en verwarring d. de relatie met familieleden afbreken.
a
47
De volgende opmerkingen passen bij de principes van het Ottawa Charter for Health Promotion behalve a. gezondheidsbevordering moet mensen in staat stellen tot meer controle over hun persoonlijke, sociaal-economische en omgevingsfactoren b. gezondheidsbevordering omvat beleidsontwikkeling, verandering van organisaties en wetgeving c. voorlichting is de voornaamste strategie voor gezondheidsbevordering d. gezondheidsbevordering richt zich op lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden.
c
48
In een campagne rond "Veilig vrijen" worden aan jongeren die een festival bezoeken een informatiefolder en een gratis condoom uitgereikt. Het volgende aspect van het referentiekader gezondheidsbevordering ontbreekt in bovenstaande: a. organiseren b. interventies c. interventieuitkomsten d. maatschappelijke context.
c
49
Voor een hulpverlener is het belangrijk te realiseren dat voor jongeren uit “wij-systemen” de volgende elementen een belangrijke rol spelen: a. ontwikkelen en verwerven van individuele autonomie b. autoriteit c. onderlinge afhankelijkheid d. saamhorigheid en familiecontinuïteit.
a
50
De alternerende afdektest wordt gebruikt om het volgende aan te tonen: a. eenzijdig scheelzien b. latent strabismus c. manifest strabismus divergens d. manifest strabismus convergens.
b
oefenCAT B213 0708 Van baby tot jong volwassene/MET antw. 17-11-08
Pagina 8 van 8