BIJBLAD BIJ
DE INDUSTRIËLE UITGAVE
VAN
HET
BUREAU
VOOR
DE
EIGENDOM INDUSTRIËLE
EIGENDOM
REDACTIE:
MR
MEJ. MR S. BOEKMAN, MRJ. J. BRINKHOF, MR W. L HAARDT, IR L W. KOOY, PROF. MR E. A. VAN NIEUWENHOVEN HELBACH, MR W. M. J. C. PHAF f, R. PRINS, Mr P. J. M. STEINHAUSER, PROF. MR D. W. F. VERKADE EN MRJ. W. VAN DER ZANDEN
STE
53
Bijblad Industr. Eigendom
JAARGANG J 9 8 5
53ste Jaargang
Blz. 1-497
Rijswijk 1985
<
BIJBLAD BIJ DE INDUSTRIËLE EIGENDOM
>
443 R E G I S T E R S 1985 dex van registers Artikelen, mededelingen en noten Necrologieën Artikelen van Nederlanders in andere tijdschriften Officiële mededelingen Berichten Zakenregister Register van beslissingen van de rechter en van de Octrooiraad, gerangschikt naar het college Register van beslissingen van de rechter gerangschikt naar de partijen Register van beslissingen van de Octrooiraad en van de rechter, gerangschikt naar wetsartikel A. Beslissingen van de Octrooiraad I. Rijksoctrooiwet II. Octrooireglement III. Europees Octrooiverdrag van München IV. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien V. Verdrag van Straatsburg VI. Gemeenschapsoctrooiverdrag B. Beslissingen van de rechter I. Rijksoctrooiwet II. Benelux-Merkenwet III. Benelux Tekeningen- en Modellenwet
443 444 444 445 445 445 471 473 475 475 478 478 478 478 478 479 480
IV. V. VI. VII.
Handelsnaamwet Auteurswet 1912 Burgerlijk Wetboek Zaaizaad- en plantgoedwet en Internationaal Verdrag tot bescherming van Kweekprodukten VIII. E.E.G.-Verdrag IX. Unieverdrag van Parijs X. Grondwet XI. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering XII. Cosmeticabesluit (Warenwet) 1979 XIII. Omroepwet XIV. Wetboek van Strafrecht XV. Faillissementswet XVI. Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen XVII. Internationaal Privaatrecht XVIII. E.E.G.-Executieverdrag Wetgeving Boekbesprek ngen Boekaankondigingen Boekbesprekingen in andere Nederlandse tijdschriften Litteratuur
487 488 490 493 493 493 494 494 496 496 496 496 496 496 497 497 497 497 497 497
486
ARTIKELEN, MEDEDELINGEN EN NOTEN Mr J. A. van Arkel, Van Kolynos tot Sieverding en hoe het toen nog verder ging Mr S. Boekman, Als het dienstmerk komt, hoe zit het dan met de handelsnaam? - , AROB-beroep van "beslissingen" van de Reclameraad, noot onder Raad van State, Afdeling Rechtspraak, 4 maart 1985, nr 67 Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984 Mr Antoine Braun, Les depots confirmatifs Benelux effectués de mauvaise foi peuvent-ils encore être attaques depuis Ie Ier janvier 1977? Mr Th. R. Bremer, IPR komplikaties bij de uitvinding in dienstbetrekking Mr L. Van Bunnen, Licences d'exploitation, conventions de non opposition et licences d'utilisation accessoires Mr Ir L. B. Chavannes, Vergoeding voor het gemis aan octrooi Prof. Mr H. Cohen Jehoram, Knipselkrant en auteursrecht Mr R. A. A. Duk en Mr K. Limperg, Ongeoorloofde mededinging en Europees recht Mr S. Gerbrandy, Farmaceutische Industrie en Derdewereld " Mr F. W. Grosheide, De stijl van de meester en het auteursrecht Mr W. L. Haardt, Een Hof van Beroep voor Gemeenschapsoctrooien Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, Het wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen Mr R. Laret, Een geldige reden? Mr K. Limperg en Mr R. A. A. Duk, Ongeoorloofde mededinging en Europees recht
156/9 159-163
432 354/5
163/4 165/8 168-170 170/3 173/6 176-183 183/6 186-193 193/6 127-134 196-200 200/3 176-183
Mr W. C. van Manen, Grote merken vangen veel wind Mr A. G. Maris* Dwanglicenties in dwarsverband Mr S. K. Martens, Verwording van een merk tot soortnaam. Bellen blazen rond art. 5 onder 4° BMW Mr H. Molijn, Het gemeenschapsmerk Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach, Aanprijzende en vergelijkende reclame, noot onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39 -, Niet-nieuwheid van een merk als nietigheidsgrond, noot') onder Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41 - , Ouder merk versus jongere handelsnaam, noot 2 ) onder Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41 - , Gedeeltelijke openbaarmaking, noot onder Octrooiraad, Afdeling van beroep, 29 aug. 1984, nr 44 Mr C. J. J. C. van Nispen, Het effect van een latere uitspraak op een rechterlijk verbod of bevel Mr L. D. Pels Rijcken, Merkenrecht en geneesmiddelen Mr R. Prins, Merken-requestzaken Mr T. Schaper, Wordt de beoordelingsruimte bij inbreuk-vragen door het EEG-recht beperkt? . Ir R. Sieders, Limeriek van beschermingsomvang Prof. Mr W. J. Slagter, Merkenrecht en vergelijkende reclame Mr J. H. Spoor, Zijn de kalenders rechtmatig in het koninkrijk gewijzigd? - Uitputting van intellectuele eigendomsrechten Mr P. J. M. Steinhauser, Geen klakkeloos copiëren
203/7 207-213 213-222 222/5
316 340 340 348 225/8 228-231 231/2 232/6 236/7 237-242 242/7 247-251
444
Jhr Mr J. A. Stoop, Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach 155/6 -, Gebruik van merken 251/4 - , Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI 320-330 Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa? 50/6 Mr R. van der Veen, Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht 254/7 Prof. Mr D. W. F. Verkade, "Overdracht" van ongedeponeerde merken, in het bijzonder bij liquidatie van ondernemingen 258-263 - , Counterfeiting 330/4 - , Verbod om door derden "te doen openbaarmaken", noot *) onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37 295 - , Vorderingen van organisaties ex artikel 1416c BW, noot **) onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37 296 -, Misleiding of ernstige misleiding, noot*) onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38 306 - , Misleidende prijsvergelijking, noot**) onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38 306 - , Hoe duidelijk moet een modeldepot zijn? noot') onder Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49 370 - , Spoedeisend belang en talmen door rechtsvoor2 ganger, noot ) onder Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49 371 Mr B. Wachter, Beeld- en geluidsopnamen als middelen tot het vergaren van bewijs in civiele procedures 263/8 Mr E. van Weel, Taalkundige problemen van het nieuwe merkenstelsel van de landen van de Europese Economische Gemeenschap 268/9 Mr L. Wichers Hoeth, Het technisch effect van artikel 2 lid 1 Modellenwet 270/2 Mr J. W. van der Zanden, Het voortbrengsel dat rechtstreeks is verkregen door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze (art. 30 Rijksoctrooiwet) 273/5 - , Overzicht van het geding, noot') onder Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10 33 - , Aanduidingen van de waar dan wel van een hoedanigheid of een andere eigenschap van de waar, noot 2 ) onder Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10 33 Mr P. J. M. Steinhauser treedt toe tot de redactie 50 Mr J. J. Brinkhof treedt toe tot de redactie 126 NECROLOGIEËN Ir Th. Nordlohne, In Memoriam - , door Ir A. D. Douma en Drs Th. J. Uiterwaal Mr W. M. J. C. Phaf, In Memoriam - , door Mr J. B. van Benthem Mr Drs W. M. J. C. Phaf t door Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach
127 353 353/4
ARTIKELEN VAN NEDERLANDERS IN ANDERE TIJDSCHRIFTEN Benthem, Mr J. B. van, The European Patent System, Today and in the Future. CIPA nov. 1984, blz. 30/8. Bos, Mr Drs J. J., Les Pays-Bas et la Convention de Paris pour la protection de la propriété industrielle. La Propriété industrielle 1984, blz. 417-421. Bois, Mr R. L. du, Het Contractenrecht in het Europese Auteursrecht (2). A uteursrecht 1984, blz. 99-103.
410
318 47
Cohen Jehoram, Prof. Mr H., Vrijheid van expressie en informatie en mediabeleid. Auteursrecht 1984, blz. 84/9. Empel, Prof. Mr P. van, Octrooilicenties en art. 85 EEG: de vrijstellingsverordening. TVVS dec. 1984. Feenstra, Mr M., Het Europese recht en de verticale boekenprijzen. Ars Aequi 1984, blz. 700-705. Flik, Drs R. J., De Nederlandse ondernemer verhoudt zich tot octrooi als water tot vuur. Octrooikoudwatervrees verzwakt concurrentiepositie. PT/Aktueel 9 jan. 1985, blz. 6/7. Galama, Ir J. E. M., Software. Geestelijke eigendom en de bescherming daarvan. Informatie en Informatiebeleid 1984 (8). - , Software; Geestelijke eigendom, en de bescherming daarvan. Kwartaalreeks over Informatie en Informatiebeleid dec. 1984. Grafhorst, Drs A. van, Uitvinders let op Uw saeck! Octrooiaanvraag verzekert en versterkt concurrentiepositie. Management Team maart 1985, blz. 146/9. Groenendijk, Mr Drs M. S. M., Octrooibescherming op het terrein van de biotechnologie. Biotechnologie in Nederland (Den Haag) maart 1984, blz. 70/1. Hugenholtz, Mr P. B., Softwarebescherming, een tussenstand voor thuisblijvers. Auteursrecht 1984, blz. 90/1. - , De mediawet - Vier wetten voor de prijs van één. Auteursrecht 1985, blz. 26/7. - , Computerprogramma's: een nieuwe categorie werken? Auteursrecht 1985, blz. 32/3. Kabel, Mr J. J. C , Van dominees en dierenartsen : rechtsaspecten van het reclamerecht. Intellectuele eigendom & reclamerecht 1985, blz. 2-6. Kooy, Mr P. A. C. E. van der, Modellen tussen wal en schip? Artikel 2, lid 1 Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen. NJB 1985, blz. 14/8. -, Octrooirecht; kwekersrecht; industriële eigendom en artt. 30-36 EEG-Verdrag. Ars Aequi 1985, Katern nr 13, blz. 472/6. Kraayeveld, M., Nederland heeft veertien miljoen uitvinders. (Inzendingen aan het Nederlandse Uitvinderscentrum in Rotterdam bereiken recordhoogte.) Haagsche Courant 6 april 1985, blz. 5. Kuitenbrouwer, Mr F., Reclame en concurrentie: de geest is uit de fles. NRC Handelsblad 17 april 1985, Supplement Mens en Bedrijf, blz. 7. Lambregtse, H., Plagiaat: de fraude van de jaren tachtig. Merkenbescherming vraagt speciale deskundigheid. Haagsche Courant 6 april 1985, blz. 9 Leloux, F. J., Recent patent publications - An indispensable prerequisite for correct technical and commercial policy decisions World Patent Information 1984, blz. 130/8. Linssen, J., Naar een leenrecht voor auteurs en uitgevers. Ars Aequi 1984, blz. 715-723. Meininger, Mr H., Hoe zie je dat echt is? Namaak verkopen mag niet, maar als klant weet je soms van niets.
47 318 80
318 80
410
318
318 47 410 410
152
80 318
318
318
318
152 80
445 Haagsche Courant 16 maart 1985 (zaterdagbijlage). Molijn, Mr H., Trade Mark licensing and the EC Draft Trade Mark Law. BMM bulletin sept. 1984, blz. 26-33. Mulder, Mr S. J. A., Merkenrecht: tweede gedeelte. Ars Aequi 1985, Katern nr 13, blz. 470/2. Olivier, Mr B. K., Auteursrecht en kabeltelevisie. In: Stad en Recht, opstellen van medewerkers van de Faculteit der rechtsgeleerdheid ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van het Atheneum en de Universiteit van Amsterdam. Arnhem, 1985. Oven t, Prof. Mr A. van, Merkenrecht: eerste gedeelte; Beschermingsomvang van het merkenrecht. Ars Aequi 1985, Katern nr 13, blz. 467-470. Schuijt, Mr G. A. I., Mediarecht, proeve van een inleiding. Auteursrecht 1984, blz. 79-83. Simon Thomas, V. E., Gij zult niet bloem lezen, tenzij Ars Aequi 1984, blz. 695-700. Spoor, Mr J. H., Piraterij van computerprogramma's. Auteursrecht 1985, blz. 31/2. Steinhauser, Mr P. J. M., Distinctiveness requirements for trade-marks in the EEC-Countries: The Benelux. BMM bulletin sept. 1984, blz. 33. Verkade, Prof. Mr D. W. F., Literatuur en plagiaat. Ars Aequi (33) dec. 1984 (12) blz. 667-682. - , Software en chip bescherming. Bestaat ook naar Nederlands recht. NRC Handelsblad 19 oktober 1984, blz. 7. - , Moet Nederland een Chips wet maken? Micro Software Magazine 1985 (2) blz. 10/1. - , Letter from the Netherlands. Copyright 1985, blz. 165-175. Vries, Dr S. de, en E. R. J. F. de Bundel, The new, fourth edition of the IPC. World Patent Information 1984, blz. 58-62. Zanden, Mr J. W. van der, Het Staatswapen. Elseviers Magazine (41) 3 augustus 1985 (31) blz. 6. Een uitvinding en wat nu? De moeizame weg tot octrooibescherming. De Ingenieur febr. 1985, blz. 44-51. Wat «eikenhout» heet hoeft het nog niet te zijn. (Jurist vindt: "De klant moet er zelf goed naar vragen".) Haagsche Courant 17 april 1985, blz. 23. Werkgroep informaticarecht, Discussienota "Juridische bescherming van software". Tijdschrift voor informatica en recht 1984 (3).
318 47 318
318
318 47 80 410
47 80 80 152 442
48 410 318
318
80
OFFICIËLE MEDEDELINGEN Beschrijving van de kenmerkende eigenschappen van een model
Beneluxvereniging van Merken- en Modellengemachtigden, Bestuur van de 413/4 Bureau voor de Industriële Eigendom, sluiting van het 50, 82, 352 Centrale Afdeling van de Octrooiraad, Wijziging in de samenstelling van de 82 Chinese Volksrepubliek, Recht van voorrang in de2 - , Recht van voorrang voor merkendepots in 412 Europees Octrooi Bureau, Inlichtingen uit de gegevensbestanden van het 22/3 - , Het - examen 352/353 Koninklijke onderscheiding, De heer Ir F. J. Siegers, ondervoorzitter bij de Octrooiraad, is benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw 126 -, Aan de heer L. F. Botter, administratief medewerker bij de Octrooiraad, is toegekend de eremedaille, verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in goud 126 - , Aan de heer J. G. van Leeuwen, administratief medewerker bij de Octrooiraad, is toegekend de eremedaille, verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in zilver 126 - , Mevr. Drs R. E. W. Kropveld, octrooigemachtigde bij de octrooiafdeling van Shell Internationale Research Maatschappij B.V. te 's-Gravenhage, is benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau 126 Modelbescherming, Beschrijving van de kenmerkende eigenschappen van een model 280 Octrooigemachtigde, Nederlands examen voor2/3,126/7,413 - , Inschrijving en doorhaling in het register van - n 22, 82, 280, 320, 352, 388 Octrooiraad, benoeming en herbenoeming van leden, plaatsvervangende en buitengewone leden > 126,280,320,352 -, bevordering, overplaatsing tewerkstelling, benoeming, vaste aanstelling en ontslag van personeel 2, 22, 50, 82, 126, 154, 280, 320, 352, 388, 412 - , Wijziging in de samenstelling van de Centrale Afdeling van de 82 P.C.T., Nieuwe tarieven voor internationale octrooiaanvragen 412
280
BERICHTEN Advies van de Commissie Octrooiverleningssysteem .382/383 Industrial Property Organisation for English408 speaking Africa (ESARIPO) Industriële en andere intellectuele eigendom 380/382 en E.E.G.-Verdrag Jacques Lassier Prijs 441 Octrooipublikaties, in de bibliotheek van de Octrooiraad aanwezig op 31 december 1984 44/6 PAO cursussen 79,317 Prijsvraag Orde van Octrooigemachtigden 408 Seminar "Technische kennis te gelde maken" 44 Unie tot bescherming van de industriële eigendom, stand op 1 januari 1985 19-20
ZAKENREGISTER Aanduidingen van de waar dan wel van een hoedanigheid of een andere eigenschap van de waar, noot 2) van Mr J. W. van der Zanden onder Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30.
Aangrenzend recht (droits voisins), zie International Federation of Musicians, Administration of Performer's Rights: Final Report, Genève, 1982; Raad van Europa, Music Industries and Creativity. Papers presented to
the Symposium organised by the Councïl of Europe on: "Creative artistsand the industrialisation of culture: music", Strasbourg 26-27 Nov. 1982, Straatsburg, 1983; S. M. Stewart, International Copyright and Neighbouring Rights, Londen, 1983 [besproken door P. Goldstein in GRUR Int. 1984, blz. 740/4] en J. Straus, Der Schutz der ausübenden Künstler und das Rom-Abkommen von 1961 - Eine retrospektive Betrachtung, GRUR Int. 1985, blz. 19-29. Aanhaken, Hans Anders is niet gerechtigd reclame-uitingen van Foto-Quelle - nagenoeg - geheel in zijn eigen advertenties over te nemen; publikaties waarin Hans Anders, inhakende op publikaties van de Consumentenbond, benadrukt dat Foto-Quelle ten onrechte haar monturen aanprijst als kwaliteitsprodukten, zijn niet in strijd met art. 328 Sr. en in het licht van de omstandigheden, ook niet onrechtmatig; Pres. Rechtbank Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. - , Nu de dessins voor keukentextiel niet als model zijn gedeponeerd, is het gestelde nabootsen of aanhaken niet zonder meer onrechtmatig; bijzondere omstandigheden die onrechtmatigheid van handelen meebrengen zijn niet aanwezig; Pres. Rechtbank Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. - , zie S. Lane, Passing Off and the foreign plaintifF, European Intellectual Property Review 1984, blz. 279-282. Aanprijzende en vergelijkende reclame, noot van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307. Aanspraak op octrooi in het buitenland voor een werknemersuitvinding, Rechtbank en Gerechtshof: Toekenning door de Octrooiraad van de aanspraak op octrooi aan de werkgeefster van Goderbauer brengt niet mee dat Goderbauer geen recht heeft op met die aanvrage corresponderende octrooien en octrooiaanvragen; zie Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. - , Rb.: Aanspraak ex art. 10, lid 2 Row heeft mede betrekking op een door de werkgever in het buitenland daadwerkelijk verkregen octrooi; bij de bepaling van het bedrag ex art. 10, lid 2 moet worden uitgegaan van de waarde van het octrooi ten tijde van verlening ervan; Hof: terecht vraagt de Rechtbank een deskundigenbericht met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding met aanduiding van daarvoor relevante kwesties; Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. -, Aannemelijk is dat verzoekster van haar eventuele rechten op de aanvrage afstand heeft gedaan door ermee in te stemmen dat de aanvrage ten name van haar werknemer werd ingediend; niet aannemelijk is dat verzoekster heeft gedwaald t.a.v. de betekenis van de tenaamstelling; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. Advertenties, auteursrecht op - , zie Pres. Rechtbank Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148. Advies van de Commissie Octrooiverleningssysteem, mededeling, blz. 382/3. Adviesprijs, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (met noten D.W.F. V.). Afnemerslijst, Gevorderde bevelen tot terugneming en verschaffing van een lijst van afnemers toegewezen onder bepaling dat de lijst van afnemers enkel ter inzage zal zijn voor de raadsman van eiseres; ook bevel tot vernietiging van teruggenomen tegels toegewezen; Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Afrika, industriële eigendom, zie mededeling, blz. 408. Afstand van recht, Aannemelijk is dat verzoekster van haar eventuele rechten op de aanvrage afstand heeft gedaan door ermee in te stemmen dat de aanvrage ten name van haar werknemer werd ingediend; niet aannemelijk is dat verzoekster heeft gedwaald t.a.v. de betekenis van de tenaamstelling; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. Ahrens, H.-J., Wettbewerbsverfahrensrecht, Keulen, 1983,
besproken door Mr C. J. J. C. van Nispen, blz. 409-410. A.I.P.P.I., zie Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, blz. 320-330. Air Holland, zie Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. Als het dienstmerk komt, hoe zit het dan met de handelsnaam?, artikel van Mr S. Boekman, (het B/ijblad) blz. 159-163. Amer-drain/Mebra-drain, Tussen het merk Mebra-drain en het teken Amer-drain bestaat geen overeenstemming nu tussen de aanduidingen "Mebra" en "Amer" voldoende auditief en visueel verschil bestaat; Pres. Rechtbank Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. AROB-beroep van beslissingen van de Reclameraad, noot van Mr S. Boekman onder Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. Associatiegevaar, De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het KBS-vignet geen associaties oproept met het Kluwervignet; indien wordt aangenomen dat het Kluwervignet associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet aan te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Australië, intellectuele eigendom, zie S. Ricketson, The Law of Intellectual Property, Melbourne, 1984 [besproken door J. Kroher in GRUR Int. 1984, blz. 779-780]. -, merkenrecht, zie D. R. Shanahan, Australian Trade Mark Law and Practice, Sydney, 1982 [besproken door D. Llewelyn in IIC 1984, blz. 804/5]. Auteursrecht, zie het artikel van Prof. Mr H. Cohen Jehoram, Knipselkrant en - , (het B/ijblad) blz. 173/6. - , zie het artikel van Mr F. W. Grosheide, De stijl van de meester en het auteursrecht, (het B/ijblad) blz. 186-193. -, zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. - , zie het artikel van Mr J. H. Spoor, Zijn de kalenders rechtmatig in het koninkrijk gewijzigd? Uitputting van intellectuele eigendomsrechten, (het B/ijblad) blz. 242/7. -, zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. - , De Minimix heeft geen duidelijk kunstzinnig karakter en bovendien is voor schending van auteursrecht ontlening noodzakelijk, waarvan niet is gebleken; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. - , In casu geldt gedaagde (werkgever) als de maker van de met de uitvinding samenhangende geschriften en computerprogrammatuur; uit alle feiten en omstandigheden in onderling verband heeft de Rechtbank met juistheid afgeleid, dat eiser ermee instemde, dat gedaagde van zijn diensten gebruik maakte tot het vervaardigen van de betreffende werken; Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. - (op advertenties), zie Pres. Rechtbank Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148. -, zie Prof. Mr D. W. F. Verkade, m.m.v. Mr J. H. Spoor, Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer 1985, besproken door Dr Th. Limperg, blz. 383/6 [tevens besproken door J. Stuyk in Rechtskundig Weekblad 1984-1985, blz. 300/3]. - , zie Mr N. van Lingen, - in hoofdlijnen, Alphen a/d Rijn, 1984, [besproken door Mr Th. Limperg in Auteursrecht 1984, blz. 110/1; tevens besproken in B.I.E. 1984, blz. 306/8 door Prof. Mr D. W. F. Verkade]; A. Berenboom, Le droit d'auteur, Brussel, 1984; M. D. Goldberg (ed.), Software Protection and Marketing. Computer Programs and Data Bases; Video Games and Motion Pictures, New York, 1983; J. Lahore, G. Dworkin en Y. Smyth, Information Technology: the Challenge to Copyright, Londen, 1984 [besproken door J. Phillips in European Intellectual Property Review 1985, blz. 88]; S. M. Stewart, International Copyright and
447 Neighbouring Rights, Londen, 1983 [besproken door P. Goldstein in GRUR Int. 1984, blz. 740/4]; R. F. Whale en J. J. Phillips, Whale on Copyright, Oxford, 1983 [besproken door Th. G. Field Jr in IDEA 1984 (2) blz. 61/2]; Mr R. L. du Bois, Het Contractenrecht in het Europese Auteursrecht (2), Auteursrecht 1984, blz. 99-103; J. Linssen, Naar een leenrecht voor auteurs en uitgevers, Ars Aequi 1984, blz. 715-723; Mr B. K. Olivier, Auteursrecht en kabeltelevisie, in: Stad en Recht, opstellen van medewerkers van de Faculteit der rechtsgeleerdheid ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van het Atheneum en de Universiteit van Amsterdam, Arnhem, 1985; V. E. Simon Thomas, Gij zult niet bloem lezen, tenzij..., Ars Aequi 1984, blz. 695-700; Prof. Mr D. W. F. Verkade, Literatuur en plagiaat, Ars Aequi 1984, blz. 667-682; H. Beise, Copyright für Computerchips in den USA, Recht der internationalen Wirtschaft 1984, blz. 687; G. Davies, New Technology and Copyright Reform, European Intellectual Property Review 1984, blz. 335/9; G. Davies, The private copying royalty and the tape industry, European Intellectual Property Review 1984, blz. 243/5; G. F. Fuller Jr, New Legislation; Copyright Protection for Semiconductor Chip Masks, IDEA 1985, blz. 199-204; G. Herrmann, Grenzüberschreitende Fernsehund Hörfunksendungen im Gemeinsamen Markt, GRUR Int. 1984, blz. 578-592; P. Katzenberger, Copyright problems of reprography: Access to scientific literature for research purposes, IIC1984, blz. 691-701; D. M. Kloss, Copyright and the Conflict of Laws, European Intellectual Property Review 1985, blz. 15/8; H. Kronz, Urheberrechtsschutz und Innovation, Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1984, blz. 181/4; D. Ladd, Securing the future of copyright: A humanist endeavor, IIC 1985, blz. 76-83; D. Ladd, Die Sorge um die Zukunft des Urheberrechts als humanistischer Auftrag, GRUR Int. 1985, blz. 77-80; Rechtsfragen der elektronischen Textkommunikation (w.o. IV. Medienrechtlichter Landesbericht Niederlande, door Prof. Mr H. Cohen Jehoram), GRUR Int. 1984, blz. 754/8; G. Schricker en P. Katzenberger, Die urheberrechtliche Leerkassettenvergütung, GRUR 1985, blz. 87-111; M. D. Scott, Software Protection through Copyright, Software Protection 1984, blz. 1-11 en L. C. Ubertazzi, Copyright and the Free Movement of Goods,. IIC 1985, blz. 46-75. Auteursrechtbelangen, zie Stichting - , Jaarverslag 1984, Amstelveen, 1985. Auteursrechtconventie van Bern, zie Aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie, wetgeving, blz. 378-380. - , zie Wet van 30 mei 1985, houdende goedkeuring van een deel van de herziene Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en van de herziene Universele Auteursrechtconventie, met twee Protocollen; Parijs, 24 juli 1971, wetgeving, blz. 406. Auteursrechtlicenties, zie het artikel van Mr A. G. Mans, Dwanglicenties in dwarsverband, (het B/ijblad) blz. 207-213. Auteurswet 1912, zie Aanpassing van de - aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie, wetgeving, blz. 378-380. Autojalouzieën, De vorm van de - is zodanig bepaald door een aantal (nader omschreven) eisen, dat voor de maker te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven; de andersluidende verklaring van een deskundige is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet doorslaggevend zijn; Pres. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Beeldmerk, Van de Minimix is een - met vermelding van de kleuren en niet de driedimensionale vorm gedeponeerd; op het merk maakt de Quickmix geen inbreuk; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73.
- , Eiser kan zich niet uit hoofde van een woord/beeldmerk, waarvan de woorden Ultra-doux deel uitmaken verzetten tegen het gebruik van de aanduiding Ultra Mild; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Beeld- en geluidsopnamen als middelen tot het vergaren van bewijs in civiele procedures, artikel van Mr B. Wachter, (het B/ijblad) blz. 263/8. Behoorlijk bestuur, De Reclameraad is niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk is; de onderhavige besluiten van de Reclameraad zijn onvoldoende gemotiveerd en derhalve in strijd met het beginsel van - dat vereist dat een beschikking gedragen moet worden door een deugdelijke, daaraan ten grondslag gelegde, voor een betrokkene kenbare motivering; Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). Beier, F.-K., K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4.-6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. Belang bij een verbod, Van Niftrik heeft een ideëel én een financieel belang oni zich te verzetten tegen de openbaarmaking van haar foto op de omslag van het kookboek van Elsevier, die de onjuiste indruk geeft dat Van Niftrik aan de inhoud heeft meegewerkt, terwijl zij het op belangrijke onderdelen met de inhoud oneens is; spoedeisend belang aangenomen; Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. België, auteursrecht, zie A. Berenboom, Le droit d'auteur, Brussel, 1984. - , Octrooiwet, zie M. de Brabanter, La nouvelle loi Beige sur les brevets, Revue de droit intellectuel - L'IngénieurConseil 1985, blz. 2-6; B. Francq, Quelques traits de la nouvelle loi beige sur les brevets d'invention, Revue de droit intellectuel - L'Ingénieur-Conseil 1984, blz. 283-298 en Loi du 28 mars 1984 sur les brevets d'invention, Revue de droit intellectuel - L'Ingénieur-Conseil 1985, blz. 49-53. > Benelux-dienstmerk, zie het artikel van Mr S. Boekman, Als het dienstmerk komt, hoe zit het dan met de handelsnaam?, (het B/ijblad) blz. 159-163. Benelux-Gerechtshof, zie Cour de Justice - Benelux Gerechtshof, Jurisprudentie 1983 (deel 4), Antwerpen en Zwolle, 1984. Benelux-Merkenwet, zie het artikel van Mr A. Braun, Les dépöts confirmatifs Benelux effectués de mauvaise foi peuvent-ils encore être attaques depuis le Ier janvier 1977?, (het B/ijblad) blz. 163/4. - , zie Cour de Justice - Benelux Gerechtshof, Jurisprudentie 1983 (deel 4), Antwerpen en Zwolle, 1984 en Mr P. J. M. Steinhauser, Distinctiveness requirements for trademarks in the EEC-Countries: The Benelux, BMM bulletin 1984 (3) blz. 33. Benelux-Tekeningen en Modellenwet, zie Beschrijving van de kenmerkende eigenschappen van een model, officiële mededeling, blz. 280. - , zie het artikel van Mr P. J. M. Steinhauser, Geen klakkeloos copiëren, (het B/ijblad) blz. 247-251. - , zie het artikel van Mr L. Wichers Hoeth, Het technisch effect van artikel 2 lid 1 Modellenwet, (het B/ijblad) blz. 270/2. - , zie Prof. Mr D. W. F. Verkade m.m.v. Mr J. H. Spoor, Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer, 1985, besproken door Dr Th. Limperg, blz. 383/6 [tevens besproken door J. Stuyk in Rechtskundig Weekblad 1984-1985, blz. 3000/3]. -.jurisprudentie, zie Cour de Justice - Benelux Gerechtshof, Jurisprudentie 1983 (deel 4), Antwerpen en Zwolle, 1984. Beneluxvereniging van merken- en modellengemachtigden, officiële mededeling, blz. 413/4. Bergasol, De reclameboodschap, waarin - wordt vergeleken met "een ander bekend antizonnebrandmiddel" is niet onrechtmatig jegens eiseressen, nu haar artikelen niet
met name worden genoemd; Pres. Rechtbank Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. Bern, zie Auteursrechtconventie van - . Beschermingsomvang (auteursrecht), In kort geding valt niet uit te maken of de tabel met drinkadviezen een voldoende stempel van de maker draagt; voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de tabel valt in de categorie "andere geschriften" zonder persoonlijk karakter, waarvan de beschermingsomvang is beperkt tot ontlening die slechts te beschouwen is als eenvoudige herhaling; daarvan is i.c. geen sprake; Pres. Rechtbank Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. - (merk), Het uitgangspunt in het cassatiemiddel, dat het bij het bepalen van de - van een merk aan de hand van zijn onderscheidend vermogen, uitsluitend aankomt op de omvang van het in aanmerking komende publiek dat het desbetreffende woord als beschrijvend opvat, vindt, blijkens hetgeen het Benelux-Gerechtshof voor recht heeft verklaard, geen steun in het recht; het Amsterdamse Hof is terecht uitgegaan van de "huidige opvattingen van het huidige publiek"; ook de motiveringsklacht van het cassatiemiddel faalt; Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noten V.d.Z.). - (van een woordmerk via vertaling), zie Pres. Rechtbank 's-Grav«nhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. - (model), Bescherming wordt genoten voor een model zoals dit in het depot is afgebeeld met eventueel kleuraanduiding en beschrijving; inbreuk wordt gepleegd door een voortbrengsel met hetzelfde of een slechts ondergeschikte verschillen vertonend uiterlijk; van ondergeschikte verschillen is slechts sprake indien het publiek de voortbrengselen gemakkelijk met het gedeponeerde model zou kunnen verwarren; Hof 's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr48, blz. 366. - (model), De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot aan "een ieder" blijken; i.c. is bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie; Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D.W.F. V.). - (octrooi), Hof: Beoordeelt het wezen van de geoctrooieerde uitvinding niet slechts aan de hand van de conclusie van het octrooischrift en de beschrijving, doch mede aan de hand van de stellingen van aanvraagster, zoals die blijken uit het verleningsdossier; Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 334. - (octrooi), Rb.: Ook een variant van de in de conclusies omschreven werkwijze, die berust op de door het octrooi geopenbaarde uitvindingsgedachte, valt binnen de beschermingsomvang van het octrooi, ook al heeft de octrooihouder die variant ten tijde van de indiening van de aanvrage nog niet voorzien; Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. - (octrooi), Rb: Bewijslevering door gedaagde t.a.v. de herkomst van de door haar verhandelde diazepam-preparaten is voldoende over een periode tot en met de dag der dagvaarding, resp. die der repliek; Octrooiraad: hoewel de vraag of het wezen van de in het octrooischrift nr 145.545 beschreven uitvinding wordt toegepast bij de werkwijzen beschreven in het Dumex-octrooi resp. in de Richter-aanvrage bevestigend moet worden beantwoord, vallen laatstbedoelde werkwijzen, wanneer toegepast op de bereiding van diazepam, niet onder de beschermingsomvang van eerstgenoemd octrooi; Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - (octrooi), De rechter dient mede te rade te gaan bij de letterlijke tekst van het octrooischrift en behoeft daarbij niet uitsluitend te letten op hetgeen met zoveel woorden in de conclusie is uitgedrukt; zulks betekent dat ter vaststelling van het wezen der uitvinding modificaties daarvan mede ter toetsing staan; recht en rechtspraak sluiten niet uit dat toepassingen door anderen dan de octrooigerechtigde van constructiemethoden worden
geweerd als deze van de geoctrooieerde slechts verschillen in punten die niet wezenlijk zijn blijkens de uit de gegeven concrete omschrijving volgende kenmerken daarvan; Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Beschrijvend merk, Het uitgangspunt in het cassatiemiddel, dat het bij het bepalen van de beschermingsomvang van een merk aan de hand van zijn onderscheidend vermogen, uitsluitend aankomt op de omvang van het in aanmerking komende publiek dat het desbetreffende woord als beschrijvend opvat, vindt, blijkens hetgeen het Benelux-Gerechtshof voor recht heeft verklaard, geen steun in het recht; het Amsterdamse Hof is terecht uitgegaan van de "huidige opvattingen van het huidige publiek"; ook de motiveringsklacht van het cassatiemiddel faalt; Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noten V.d.Z.). - , De tekens Ultra-doux en Ultra Mild zijn voor kosmetische produkten in een bijzonder zachte samenstelling uitsluitend beschrijvend en voldoen derhalve niet aan het vereiste van voldoende onderscheidend vermogen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Betontegel met rubber dekplaat, zie Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Bevel, Het - tot doorhaling van het merk Toros heeft het karakter van een voorlopige voorziening bij voorraad en strekt niet tot nietigverklaring van de inschrijving; Pres. Rechtbank Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Bevestigingsdepot, zie het artikel van Mr A. Braun, Les depots confirmatifs Benelux effectués de mauvaise foi peuvent-ils encore être attaques depuis Ie Ier janvier 1977?, (het B/ijblad) blz. 163/4. Bevoegdheid, zie competentie. Bewijsrecht, zie het artikel van Mr B. Wachter, Beeld- en geluidsopname als middelen tot het vergaren van bewijs in civiele procedures, (het B/ijblad) blz. 263/8. Bibliografie van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach, (het B/ijblad) blz. 275/7. Bibliotheek van de Octrooiraad, zie Octrooipublikaties in de - aanwezig op 31 december 1984, mededeling, blz. 44/5. Biotechnologie, zie Mr Drs M. S. M. Groenendijk, Octrooibescherming op het terrein van de - , Biotechnologie in Nederland 1984, blz. 70/1 en N. J. Byrne, Plants, Animals and Industrial Patents, IIC1985, blz. 1-18. Bloemendozen, Bescherming wordt genoten voor een model zoals dit in het depot is afgebeeld met eventueel kleuraanduiding en beschrijving; inbreuk wordt gepleegd door een voortbrengsel met hetzelfde of een slechts ondergeschikte verschillen vertonend uiterlijk; van ondergeschikte verschillen is slechts sprake indien het publiek de voortbrengselen gemakkelijk met het gedeponeerde model zou kunnen verwarren; Hof 's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366. Bloemlezing, zie V. E. Simon Thomas, Gij zult niet bloemlezen, tenzij , Ars Aequi 1984, blz. 685-700. Boedapest, Verdrag van-, zie micro-organismen. Breiend Schaap, Het, De handelsnaam "Het Breiend Schaap" is door appellant het eerst gebruikt en verwarring is te duchten tussen de ondernemingen van appellant en geïntimeerden; appellant heeft het woord-beeldmerk "Het Breiend Schaap" als eerste gedeponeerd en kan zich daarom tegen het gebruik van dat merk door geïntimeerden verzetten; beroep op voorgebruik te goeder trouw gaat niet op; niet relevant is wie de naam en/of het merk heeft bedacht en wie aan de idee uiteindelijk vorm heeft gegeven; Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Canada, mededinging, zie Th. Pawlikowski, Intra-Group Arrangements under Articles 85 and 86 of the Treaty Establishing the European Economie Community. With a Comparative Survey of the Treatment of Intra-Group Arrangements under the American Antitrust Law and
449 the Competition Law of Canada, Frankfurt a/d Main, 1984. - , uitvindingshoogte, zie J. Bochnovic, The inventive step - lts evolution in Canada, the United Kingdom and the United States, Weinheim, 1982 [besproken door J. Kroher in IIC1985, blz. 272/3]. Carlsberg, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. Caterpillar, zie Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Chanel/Zumpolle, De tekens van Zumpolle (tassen) stemmen overeen met het merk van Chanel (zie afbeeldingen); Hof 's-Gravenhage, 23 maart 1983, nr 2, blz. 5. Chemie, zie M. Grayson, Information Retrieval in Chemistry and Chemical Patent Law, New York, 1983. China (Volksrep.), industriële eigendom, zie Wu Heng, La promotion, la récompense et la protection des inventions et des créations en Chine, La Propriété industrielle 1985, blz. 85/7. - , merkenrecht, zie Recht van voorrang voor merkendepots in -, officiële mededeling, blz. 412/3. - , octrooirecht, recht van voorrang, zie officiële mededeling, blz. 2. - , octrooirecht, zie S. Guo, Entstehung und Grundzüge des chinesischen Patentgesetzes, GRUR Int. 1985, blz. 1-6; Reu Jianxin, La Loi sur les brevets et les échanges économiques et techniques de la République populaire de Chine avec 1'étranger, La Propriété industrielle 1985, blz. 135-142; Huang Kunyi, The birth of the First Patent Law of the People's Republic of China, Industrial Property 1984, blz. 152/8 en Huang Kunyi, Le Reglement d'exécution de la Loi sur les brevets de la République populaire de Chine, La Propriété industrielle 1985, blz. 132/4. Chip-bescherming, zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. -, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. - , zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. -, zie Prof. Mr D. W. F. Verkade, Moet Nederland een Chipswet maken? Micro Software Magazine 1985 (2) blz. 10/1; Prof. Mr D. W. F. Verkade, Software en chipbescherming. Bestaat ook naar Nederlands recht, NRC Handelsblad 19 oktober 1984, blz. 7; I. Arckens en J. Keustermans, De Semiconductor chip protection Act of 1984 - een kritische blik, Rechtskundig Weekblad 9 febr. 1985; H. Beise, Copyright für Computerchips in den USA, Recht der internationalen Wirtschaft (Heidelberg) 1984, blz. 687; G. F. Fuller Jr, New Legislation; Copyright Protection for Semiconductor Chip Masks, IDEA 1985, blz. 199-204 en W. Hein, Der U.S. Semiconductorchip Protection Act von 1984, GRUR Int. 1985, blz. 81/2. Claerijn, zie het artikel van Mr R. Laret, Een geldige reden? (het Bfijblad), blz. 200/3. Classificatie van octrooien, zie Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale - . Codenummer op verpakking, De fabrikant van kosmetica die zijn produkten van een Codering voorziet, voldoet aan een wettelijke verplichting waarmee hij niet alleen het algemeen belang dient, maar ook zijn eigen belang om aan de hand van de codenummers een ondeugdelijke partij op te sporen; het schenden van deze belangen, door verwijdering van het codenummer of het verhandelen van produkten waarvan het codenummer is verwijderd, is onrechtmatig; tevens wordt door verwijdering van het codenummer afbreuk gedaan aan het cachet van de produkten hetgeen eveneens onrechtmatig is; niet aannemelijk is dat de codering er mede toe dient om het gesloten verkoopsysteem in stand te houden; Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 149.
Collisie, Omdat tussen twee aanvragen van gelijke rang, ingediend door dezelfde aanvrager, geen wezenlijk verschil bestaat, zal slechts op één van beide octrpoi kunnen worden verleend; dit brengt mee dat de aanvrager moet kiezen in welke aanvrage hij de verleningsprocedure wenst aan te spannen, waarna om redenen van rechtszekerheid niet nogmaals in de andere aanvrage een verleningsprocedure kan worden afgewikkeld; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 25 juni 1984, nr 17, blz. 42. -, De inhoud van een oudere, niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage wordt bij wege van fictie tot de stand der techniek gerekend i.c. op grond van het ingeroepen recht van voorrang; passages in deze oudere aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven stand van de techniek, mogen bij beoordeling van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage van de oudere aanvrage als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd; de vermelding in de oudere aanvrage van een verbinding die kennelijk foutief is aangeduid is niet nieuwheidsschadelijk nu uit de oudere aanvrage niet ondubbelzinnig valt af te leiden wat onder die verbinding moet worden verstaan; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 23 juli 1985, nr 70, blz. 437. Colportage, De vordering jegens Pammler van een verbod ' om misleidende mededelingen openbaar te maken of door middel van colporteurs te doen openbaar maken wordt toegewezen; de vorderingen van bevelen om aan de colporteurs een schriftelijke instructie van een bepaalde inhoud te verstrekken en de relatie met een colporteur te beëindigen als deze de instructie niet naleeft, zijn niet toewijsbaar; Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D.W.F. V.). Commissie Octrooiverleningssysteem, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. > Competentie (t.a.v. octrooigeschillen), Het begrip "geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien" als bedoeld in art. 16 sub 4 EEX, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast; onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hun resp. uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien; Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. -, De Rechtbank is bevoegd, in eerste instantie, nu de dading getroffen na ontslag betrekking heeft op de verhouding tussen appellant als directeur en Lips B.V.; Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. - , Niet valt in te zien dat de omstandigheid, dat in het vonnis niet overeenkomstig het bepaalde in art. 37 B.M.W. uitdrukkelijk de bevoegdheid van de President is vastgesteld, het ontberen van de rechtskracht van het vonnis zou meebrengen; Pres. Rechtbank Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. - , G. Cabanellas Jr, Jurisdiction Rules under International Transfer of Technology Regulations, IIC 1985, blz. 19-45. Computerprogramma, zie programmatuurbescherming. Consumentenrecht, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van'het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. COPAC, zie het artikel van Mr W. L. Haardt, Een Hof van Beroep voor Gemeenschapsoctrooien, - , (het B/ijblad) blz. 193/6. Counterfeiting, artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, blz. 330/4. Crossair, zie Rechtbank Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7.
Depots confirmatifs Benelux effectués de mauvaise foi peuvent-ils encore être attaques depuis Ie 1 er janvier 1977?, Les, artikel van Mr A. Braun, (het B/ijblad) blz. 163/4. Deskundige, De vorm van de auto-jalouzieën is zodanig bepaald door een aantal (nader omschreven) eisen, dat voor de maker te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven; de andersluidende verklaring van een - is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet doorslaggevend zijn; Pres. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Dessins voor keukentextiel, Nu de - niet als model zijn gedeponeerd, is het gestelde nabootsen of aanhaken niet zonder meer onrechtmatig; bijzondere omstandigheden die onrechtmatigheid van handelen meebrengen zijn niet aanwezig; Pres. Rechtbank Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Diazepam, Rb: Bewijslevering door gedaagde t.a.v. de herkomst van de door haar verhandelde diazepam-preparaten is voldoende over een periode tot en met de dag der dagvaarding, resp. die der repliek; Octrooiraad: hoewel de vraag of het wezen van de in het octrooischrift nr 145.545 beschreven uitvinding wordt toegepast bij de werkwijzen beschreven in het Dumex-octrooi resp. in de Richteraanvrage bevestigend moet worden beantwoord, vallen laatstbedoelde werkwijzen, wanneer toegepast op de bereiding van diazepam, niet onder de beschermingsomvang van eerstgenoemd octrooi; Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. Dienstmerk, zie het artikel van Mr S. Boekman, Als het - komt, hoe zit het dan met de handelsnaam?, (het B/ijblad) blz. 159-163. - , zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , zie O.M.P.I., Classification internationale des produits et des services. Aux fins de 1'enregistrement des marques, Genève, 1983. Dienstverband en uitvinding, zie werknemer-uitvinder. Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad Zaanstad/ Rijschool Zaanstad, Verwarringwekkende^ gelijkenis tussen de handelsnaam "Rijschool Zaanstad" en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad", nu de activiteiten van beide ondernemingen zijn gericht op het behalen van het rijbewijs in hetzelfde handelsgebied; Pres. Rechtbank Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Documentatie, zie octrooidocumentatie. Draaitafels voor grammofoonplaten, De draaitafel van gedaagde, die met het model van eiseres slechts ondergeschikte verschillen vertoont, maakt daarop geen inbreuk, omdat voorafgaande modellen slechts ondergeschikte verschillen vertonen met het model van eiseres; model van eiseres nietig verklaard; geen ongeoorloofde mededinging; Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Droits voisins, zie aangrenzend recht. DSD, zie het artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, "Overdracht" van ongedeponeerde merken, in het bijzonder bij liquidatie van ondernemingen, (het B/ijblad) blz. 258-262. - , De rechtspositie van Kasius als feitelijk gebruiker van het niet-gedeponeerde merk DSD was niet vatbaar voor overdracht; De Boon heeft het merk DSD eerder normaal gebruikt dan De Cocq en De Cocq wist daarvan: depot van het merk DSD door De Cocq is te kwader trouw verricht; daarvoor is niet vereist dat De Cocq wist dat De Boon het merk te goeder trouw gebruikte; Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 286. Dubbele octrooiering, Bedrijfsmatige toepassing van de inrichting waarvoor aan aanvraagster op een aanvrage van gelijke rang als de onderhavige uitsluitende rechten zijn verleend, betekent tevens toepassing van de onderhavige werkwijze; verlening van octrooi zou daarom resulteren in een ontoelaatbare dubbele bescherming; verlening is wel mogelijk indien in de conclusie het normale gebruik van de inrichting wordt
uitgesloten; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. - , Omdat tussen twee aanvragen van gelijke rang, ingediend door dezelfde aanvrager, geen wezenlijk verschil bestaat, zal slechts op één van beide octrooi kunnen worden verleend; dit brengt mee dat de aanvrager moet kiezen in welke aanvrage hij de verleningsprocedure wenst aan te spannen, waarna - om redenen van rechtszekerheid - niet nogmaals in de andere aanvrage een verleningsprocedure kan worden afgewikkeld; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 25 juni 1984, nr 17, blz. 42. Duitsland, Bondsrepubliek, auteursrecht, zie A. Dietz, Das primare Urhebervertragsrecht in der Bundesrepublik Deutschland und in den anderen Mitgliedstaaten der Europaischen Gemeinschaft, München, 1984. - , innovatie, zie D. Gaul, Rechtsprobleme der Innovation. Wirtschaftsrecht, Gesellschaftsrecht, Gewerblicher Rechtsschutz, Arbeitsrecht, München, 1984. - , kartelrecht, zie E. Niederleithinger, Praxis und Grenzen der Ausschliesslichkeitsvertrage nach deutschem und europaischem Kartellrecht, Keulen, 1984. - , know-how, zie H. Stumpf, The Know-How Contract in Germany, Japan and the U.S., Deventer 1984 [besproken door Prof D. Kokkini-Jatridou in NJB 1984, blz. 1232/3]. - , mededinging-procesrecht, zie H.-J. Ahrens, Wettbewerbsverfahrensrecht, Keulen, 1983, besproken door Mr C. J. J. C. van Nispen, blz. 409-410. - , merkenrecht, zie W. Althammer, Warenzeichengesetz, . (3e druk), Keulen, 1985; S. Jackermeier, Die Löschungsklage im Markenrecht, Untersuchung zum deutschen, französischen und englischen Recht, Keulen, 1983 [besproken door P. Ströbele in 11C, 1984, blz. 667/8] en Prof. H. Meffert en Dr M. Bruhn, Markenstrategien im Wettbewerb, Wiesbaden, 1984 [besproken in Markenartikel 1985, blz. 161]. - , octrooilicentie, zie M. Hauser, Der Patentlizenzvertrag im französischen Recht im Vergleich zum deutschen Recht, München, 1984. - , octrooirecht, zie F. Goebel, Das Patentgesetz 1981 in der Praxis des Deutschen Patentamts (DPA), Keulen, 1984. - , programmatuurbescherming, zie U. Sieber, Copyright protection of Computer Programs in Germany, European Intellectual Property Review 1984, blz. 214-226 en blz. 253-260. Dwanglicenties in dwarsverband, artikel van Mr A. G. Maris, (het B/ijblad) blz. 207-213. Dwanglicentie, zie ook licentie. E.E.G., zie Europese Economische Gemeenschap. E.E.G. - Executieverdrag, zie F.-K. Beier, K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4., 5. en 6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. E.E.G.-recht, zie het artikel van Mr T. Schaper, Wordt de beoordelingsruimte bij inbreukvragen door het - beperkt?, (het B/ijblad) blz. 232/5. E.E.G.-Verordening 2349/84, zie V. Korah, Group exemptions for exclusive distribution and purchasing in the EEC, Common Market Law Review 1984, blz. 53-80. E.E.G.-Verordening 67/67, zie V. Korah, Exclusive Dealing Agreements in the EEC: Regulation 67/67 replaced, Londen, 1984 [besproken door Chr. Harding in European Intellectual Property Review 1984, blz. 240]. Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen, zie Benelux Tekeningen en Modellenwet. Eenvormige Beneluxwet op de Warenmerken, zie Benelux-Merkenwet. Effect van een latere uitspraak op een rechterlijk verbod of bevel, Het artikel van Mr C. J. J. C. van Nispen, (het B/ijblad) blz. 255/8. Egypte, octrooirecht, zie D. Greaux el Sirgany, Les
451 Brevets d'Invention en Egypte, Kaïro, 1978. Elektrorama/Konsumenten Kontakt, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (met noten D. W. F. V.). Elias/Seahorse, Nu de dessins voor keukentextiel niet als model zijn gedeponeerd, is het gestelde nabootsen of aanhaken niet zonder meer onrechtmatig; bijzondere omstandigheden die onrechtmatigheid van handelen meebrengen zijn niet aanwezig; Pres. Rechtbank Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Elseviers Culinair Handboek, zie Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. Elvira, Oprooien van de oorspronkelijk geleverde gladiolenbollen "Elvira" en uitplanten van de aan die knollen ontstane nieuwe knollen in het nieuwe groeiseizoen, ten behoeve van de eigen professionele bloemproduktie, betreft het voortbrengen van teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf dat aan de voorafgaande toestemming van de houder van het kwekersrecht - op de oorspronkelijk geleverde bollen - is onderworpen; uitzondering op het z.g. "farmers privilege"; Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. Engeland, handelsnaamrecht, zie T. A. Blanco White, Kerly's Law of Trade Marks and Trade Names, Londen, 1983. - , merkenrecht, zie T. A. Blanco White, Kerly's Law of Trade Marks and Trade Names, Londen, 1983 en S. Jackermeier, Die Löschungsklage im Markenrecht. Untersuchung zum deutschen,.französischen und englischen Recht, Keulen, 1983 [besproken door R. Ströbele in IIC, 1984, blz. 667/8]. -, uitvindingshoogte, zie J. Bochnovic, The inventive step. lts evolution in Canada, the United Kingdom and the United States, Weinheim, 1982 [besproken door J. Kroher in IIC 1985, blz. 272/3]. Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht, artikel van Mr R. van der Veen, (het B/ijblad) blz. 254/7. ESARIPO, Industrial Property Organisation for Englishspeaking Africa -, mededeling, blz. 408. Europa, auteursrecht, zie Mr R. L. du Bois, Het Contractenrecht in het Europese Auteursrecht (2), Auteursrecht 1984, blz. 99-103. - , medische indikatie, Europa - Patent-fahigkeit der zweiten medizinischen indikation, GRUR Int. 1985, blz. 69. Europees merk, zie gemeenschapsmerk. Europees octrooi, De Nederlandse vertaling van een - is niet tijdig ingediend; art. 17A Row is van toepassing; herstel in de vorige toestand; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. - , zie F.-K. Beier, K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4., 5. en 6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. - , zie G. Gall, PCT Questions in the Euro-PCT Context, European Intellectual Property Review 1984, blz. 302-310. - , medische indikatie, zie Europa - Patentfahigkeit der zweiten medizinischen indikation, GRUR Int. 1985, blz. 69. - , verleningsprocedure, zie Etude comparative des pratiques suivies en matière xles brevets et des marques par 1'Office des brevets et des marques des Etats-Unies d'Amerique, rOffice europeen des brevets et l'Office japonais des brevets, La Propriété industrielle 1984, blz. 315-328. Europees Octrooi Bureau, zie Inlichtingen uit gegevensbestanden van het - , officiële mededeling, blz. 22. - , documentatie, zie J. Delorme, Organising the distribution of certain E.P.O. data bases, World Patent Information 1984, blz. 74/5. -, examen voor octrooigemachtigde, zie officiële mededeling, blz. 352. Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt, zie Gemeenschapsoctrooi.
Europees octrooigemachtigde, examen, zie officiële mededeling, blz. 352. Europees Octrooiverdrag van München, Het begrip "geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien" als bedoeld in art. 16 sub 4 EEX, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast; onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hun resp. uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien; deze uitleg van het Hof wordt bevestigd door o.m. het Verdrag van München en het Gemeenschapsoctrooiverdrag; Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15nov. 1983, nr 24, blz. 83. - , Werkwijzeconclusies, die kennelijk betrekking hebben op een geneeswijze, komen niet voor octrooiverlening in aanmerking, omdat de daarin vervatte materie niet behoort tot het gebied der nijverheid in de zin van art. 3, de wetswijziging van 1 jan. 1978 heeft daar geen verandering in gebracht; de wetgever heeft kennelijk beoogd de aanpassing van art. 3 aan het E.O.V. via te vormen jurisprudentie en aansluitend bij het verleden te laten verlopen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. - , zie Unie tot bescherming van de industriële eigendom, stand van bekrachtigingen en toetredingen op 1 jan. 1985, blz. 19-20. - , zie F.-K. Beier, K. Haertel en;G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4., 5. en 6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7 [zie tevens de bespreking door W. Ballhaus in GRUR Int. 1985. blz. 72/3 en door B. H. Geissler in IIC 1985, blz. 261-272]. - , zie Mr J. B. van Benthem, The European Patent System, Today and in the Future, CIPA nov. 1984, blz. 30/8; R. S. Crespi, The European Patent Convention and the second medicinal use, European Intellectual Property Review 1984, blz. 271/2 en G. Gall, Renewal Fees in Special Procedures underthe EPC: Divisional and International Applications, IIC 1985, blz. 165-177. Europees Octrooiverdrag voor de Gemeenschappelijke Markt, zie Gemeenschapsoctrooiverdrag. Europees recht, zie het artikel van Mr R. A. A. Duk en Mr K. Limperg, Ongeoorloofde mededinging en -, (het B/ijblad) blz. 176-183. Europese Economische Gemeenschap, zie P. Oliver, Free movement of Goods in the EEG, Supplement 1984, Londen, 1984, aangekondigd door Prof. Mr D. W. F. Verkade, blz. 18. - , zie Colloquium Europees Recht: EEG-Handelspolitiek, 's-Gravenhage; J. Pelkmans, Market Integration in the European Community, 's-Gravenhage, 1984 en L. C. Ubertazzi, Copyright and the Free Movement of Goods, IIC 1985, blz. 46-75. - , auteursrecht, zie A. Dietz, Das primare Urhebervertragsrecht in der Bundesrepublik Deutschland und in den anderen Mitgliedstaaten der Europaischen Gemeinschaft, München, 1984. - , geluidsdrager, zie G. Davies, La piraterie dans Ie secteur des phonogrammes, Brussel, 1980. -, geneesmiddelen, zie S. Gruber en J. Kroher, Patentability of Pharmaceutical Inventions - A comparison of the legal situations in Germany and Some Common Law countries, IIC, 1984, blz. 588-604 (Part one) en blz. 726-751 (Part two). - , innovatie, zie L. Coopers, Study of fiscal aspects of possible options of financial interventions in favour of innovative enterprises, Luxemburg, 1983; G. Merritt, Industrielle Innovation: Ein Führer über Aktionen, Dienstleistungen und Finanzierungsmassnahmen der Europaischen Gemeinschaft, Brussel, 1984 en P. Weckel, La fiscalité et la stimulation de Finnovation industrielle dans la Communauté, Luxemburg, 1983.
-, internationaal privaatrecht, zie I. F. Fletcher, Conflict of Laws and European Community Law, with special reference to the Community Conventions on private international Law, Amsterdam, 1982. -, kartelrecht, zie E. Niederleithinger, Praxis und Grenzen der Ausschliesslichkeitsvertrage nach deutschem und europaischem Kartellrecht, Keulen, 1984 en C. W. Neumann, Lizenzvertrage im EWG-Kartellrecht, Recht der Internationalen Wirtschaft, 1985, blz. 88-98. - , licentie, zie M. Burnside, New EEG licensing regulation, Les Nouvelles 1984, blz. 154/7 en J. Woltz, Die Behandlung von Lizenzvertragen nach EWG-Recht, Der Neuerer 1984, blz. 123/4. - , mededinging, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag (gedeelten uit het Veertiende Verslag over het mededingingsbeleid 1984), mededeling, blz. 380/3. - , mededinging, zie Drs C. W. Bentvelsen en Mr T. P. J. N. van Rijn, Europese mededingingsregels, Wetgeving en Jurisprudentie, Zwolle, 1985; J. Brandt, Der wettbewerbsbeschrankende Einsatz von Warenzeichen im zwischenstaatlichen Handel in der EWG, München, 1984; EG-Wettbewerbsvorschriften, Leitfaden für kleine und mittlere Unternehmen, Luxemburg, 1984; Europese Commissie, Thirteenth Report on Competition Policy, Published in conjunction with the Seventeenth General Report on the Activities of the European Communities 1983, Brussel, 1984; D. Hahn, L-arbitrage commercial international en Suisse face aux régies de concurrence de la CEE, Genève, 1983; V. Korah, Exclusive Dealing Agreements in the EEC: Regulation 67/67 replaced, Londen, 1984 [besproken door Chr. Harding in European Intellectual Property Review 1984, blz. 240]; J. Maitland-Walker, International Antitrust Law, Volume II. Recent Development in EEC and US Antitrust, Oxford, 1984; Mr M. Feenstra, Het Europese recht en de verticale boekenprijzen, Ars Aequi 1984, blz. 700-705; G. Albrechtskirchinger, Die Gruppenfreistellung Patentlizenzvertrage, GRUR Int. 1984, blz. 565-572; F.-K. Beier, The Law of unfair Competition in the European Community - lts Developmenrand Present Status, IIC1985, blz. 139-164 en V. Korah, Group exemptions for exclusive distribution and purchasing in the EEC, Common Market Law Review 1984, blz. 53-80. -, produktaansprakelijkheid, zie P. E. Herzog (ed.), Harmonization of Laws in the European Communities; Products Liability, Conflict of Laws, and Corporation Law (Fifth Sokol Colloquium), Charlottesville, 1983. - , satelliet en kabel-t.v., zie Auszug aus "Fernseh ohne Grenzen", Grünbuch über die Errichtung des Gemeinsamen Marktes für Rundfunk, insbesondere über Satellit und Kabel (Mitteilung der Kommission an den Rat) vom 14 Juni 1984, GRUR Int. 1984, blz. 612-625. -, Verdrag, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. -, zie N. M. Hunnings, Case Search, European Community Law 1953-1983, Londen, 1983 [besproken door J. Pagenberg in IIC 1984, blz. 805/6] en A. Oldenbourg, Die unmittelbare Wirkung von EG-Richtlinien im innerstaatlichen Bereich, München, 1984. -, artt. 30-36, zie P.A.O.-cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. - , artt. 30-36, zie L. W. Gormley, Prohibiting Restrictions on Trade within the EEC - The Theory and Application of Articles 30-36 of the EEC Treaty, Amsterdam, 1985 en Mr P. A. C. E. van der Kooy, Octrooirecht; kwekersrecht; industriële eigendom en artt. 30-36 EEG-Verdrag, Ars Aequi 1985, Katern, blz. 472/6. - , artt. 85 en 86, zie M. Hintermayer, Beitrag der deutschen Rechtsprechung zu Art. 85 und 86 EWG-Vertrag, München, 1984 en Th. Pawlikowski, Intra-Group Arrangements under Articles 85 and 86 of the Treaty Establishing the European Economie Community. With a Comparative Survey of the Treatment of Intra-Group Arrangements under the American Antitrust Law and
the Competition Law of Canada, Frankfurt a/d Main, 1984. - , art. 85, zie Prof. Mr P. van Empel, Octrooilicenties en art. 85 EEG: de vrijstellingsverordening, 7TKSdec. 1984 en D. Raybould, Patent licensing and EEC Treaty art. 85, The Company Lawyer (Londen) 1984, blz. 128/9. -, art. 85, lid 3, zie Verordnung (EWG) Nr 2349/84 der Kommission vom 23. Juli 1984 über die Anwendung von Art. 85 Abs. 3 des Vertrages auf Gruppen von Patentlizenzvereinbarungen, GRUR Int. 1984, blz. 606-611. Europese Hof van Justitie, zie K. P. E. Lasok, The European Court of Justice, Londen, 1984 [besproken door A. Durand in European Intellectual Property Review 1985, blz. 87/8]. Europese octrooiaanvragen, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , zie Advies van de Commissie Octrooiverleningssysteem, mededeling, blz. 382/3. - , verleningsprocedure, zie F.-K. Beier, K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4., 5. en 6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. Examen, zie Nederlands - voor octrooigemachtigde, officiële mededeling, blz. 2 en 126. - , zie Het Europees Octrooi Bureau - examen voor octrooigemachtigde, officiële mededeling, blz. 352/3. Exclusieve licentie, zie licentie. Executie, Het niet ingeschreven zijn van het vormmerk waarop Lever zich destijds in kort geding beriep, brengt niet mee dat het vonnis rechtskracht mist, doch kan hoogstens aanleiding geven tot de stelling dat het vonnis evident onjuist is en dat derhalve Lever onrechtmatig zou handelen jegens Remo in geval van - van het vonnis; deze stelling kan echter niet leiden tot toewijzing van de vordering omdat onvoldoende waarschijnlijk is dat zij in een bodemprocedure gegrond zou worden geoordeeld; Pres. Rechtbank Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Farmaceutische Industrie en Derde Wereld, artikel van Mr S. Gerbrandy, (het B/ijblad) blz. 183/6. Farmaceutische produkten, zie geneesmiddelen. Farmers privilege, Oprooien van de oorspronkelijk geleverde gladiolenbollen "Elvira" en uitplanten van de aan die knollen ontstane nieuwe knollen in het nieuwe groeiseizoen, ten behoeve van de eigen professionele bloemproduktie, betreft het voortbrengen van teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf dat aan de voorafgaande toestemming van de houder van het kwekersrecht - op de oorspronkelijk geleverde bollen - is onderworpen; uitzondering op het zg. " - " ; Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. Firmanaam, Nietigheid van een depot op grond van eerder gebruik van het merk als - of uithangbord kan alleen worden gevorderd door de betrokken firma's zelf; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noten v.N.H.). Fleurop/Fleurpost, Het teken Fleurpost stemt overeen met het merk Fleurop, ook voor zover dit laatste mede een Mercurius-figuur bevat; de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, is zonder betekenis; Pres. Rechtbank Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Fonogram, zie geluidsdrager. Fotocopie, zie reprorecht. Franchising, zie M. Baldrige, Franchising in the Economy - 1982-1984, Washington, 1984; M. Mendelsohn, International Franchising - An Overview. Papers presented to the International Franchising Committee at the SBL Conference, held in Toronto, October, 1983, Amsterdam, 1984; Ph. F. Zeidman, P. C. Ansbrook en H. Brett Lowell, Franchising: Regulation of buying and selling a Franchise (U.S.), Rockville, Maryland, 1983
453 [besproken in The Trademark Reporter 1984, blz. 283] en Ph. R. Evans en L. Streeter, The franchise agreement and covenants not to compete: antitrust implications, IDEA 1984, blz. 9-23. Frankrijk, industriële eigendom, zie A. Chavanne en J. Azéma, Propriétés incorperelles - propriété industrielle, Revue trimestrielle de droit commercial et de droit économique 1984, blz. 659-676 [samenvatting in Propriété Industrielle-Bulletin Documentaire 1985, blz. II-73/4]. - , merkenrecht, zie S. Jackermeier, Die Löschungsklage im Markenrecht. Untersuchung zum deutschen, französischen und englischen Recht, Keulen, 1983, [besproken door P. Ströbele in IIC, 1984, blz. 667/8]. -, octrooilicentie zie M. Hauser, Der Patentlizenzvertrag im französischen Recht im Vergleich zum deutschen Recht, München, 1984. - , octrooirecht, zie Y. Marcellin, La procédure francaise de délivrance des brevets d'invention, Rosny-sous-Bois, 1983 [besproken in Revue de droit intellectuelle - L'Ingénieur-Conseil 1985, blz. 128]. -, programmatuurbescherming, zie C. en G. Bertin en M. Pinson, Les conditions de protection du logiciel en France, Parijs, 1983. -, reprorecht, zie A. Francon, The legal situation concerning reprography internationally and in France, IIC 1984, blz. 679-685. Gebruik van merken, artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, (het B/ijblad) blz. 251/4. Gebruik van een merk, "Elk ander gebruik" ziet op het zich bedienen van een merk of teken "in het economisch verkeer" in de zin van art. 13A, lid 1 sub 2; een arts die in een recept ter aanduiding van het af te leveren geneesmiddel een merk van een pharmaceutische spécialité bezigt, maakt gebruik van het merk in het economisch verkeer in de zin van art. 13A, lid 1 sub 2 B.M.W.; de apotheker die daarop - met toestemming van de arts - niet het van de houder van het op het recept vermelde merk afkomstige geneesmiddel maar een vervangend geneesmiddel levert, zonder bij aflevering daarvan mededeling te doen, maakt gebruik in de zin van art. 13A, lid 1 sub 1 B.M.W.; BeneluxGerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. - , Aanbrengen van het merk als vignet op briefpapier, winkelraam of uithangbord, enz., is geen gebruik voor de waar in de zin van art. 13A, lid 1 sub 1 BMW; Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. -, De rechtspositie van Kasius als feitelijk gebruiker van het niet-gedeponeerde merk DSD was niet vatbaar voor overdracht; De Boon heeft het merk DSD eerder normaal gebruikt dan De Cocq en De Cocq wist daarvan: depot van het merk DSD door De Cocq is te kwader trouw verricht; daarvoor is niet vereist dat De Cocq wist dat De Boon het merk te goeder trouw gebruikte; Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 286. - , Gebruik van het merk Gist-Brocades naast een produktmerk is normaal gebruik; gebruik van het merk op Amoxyvetprodukten van gedaagde, waarin een van Gist-Brocades afkomstige grondstof is gebruikt, kan aan Gist-Brocades schade toebrengen; Pres. Rechtbank Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Gebruiksmodel, (bescherming voor chips), zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. - , zie het artikel van Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, Het wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen, (het B/ijblad) blz. 196-200. -, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. -, zie wetgeving, blz. 441. - , zie Chr. Fellner, The Future of Legal Protection for Industrial Design, Oxford, 1985 [besproken door W. R.
Cornish in European Intellectual Property Review 1985, blz. 210]. Gebruiksmodellenwet, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. Gedeeltelijke openbaarmaking van een octrooiaanvrage, Het gebruik van de wettelijke bevoegdheid tot gedeeltelijke openbaarmaking van een aanvrage is alleen dan wenselijk indien de desbetreffende Afdeling mag aannemen dat een aanvrager althans subsidiair met een gedeeltelijke openbaarmaking genoegen zal nemen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347 (met noot v.N.H). Geen klakkeloos copiëren, artikel van Mr P. J. M. Steinhauser, (het B/ijblad) blz. 247-251. Geïntegreerde schakelingen, zie chip-bescherming. Geldige reden?, Een, artikel van Mr R. Laret, (het B/ijblad) blz. 200/3. - , Verworpen worden de tegenover de merkhouder aangevoerde stellingen (1) dat deze door de handelwijze van de arts en de apotheker geen schade kan lijden in de zin van art. 13A, lid 1, aanhef en sub 2, en (2) dat laatstgenoemden voor hun handelwijze een "geldige reden" hadden in de zin van genoemd artikel; Hof 's-Gravenhage, 28 april 1982; zie Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. Gelijksoortigheid van waren, zie B. Richter, F. Brummert en A. Mosier, Warengleichartigkeit, (7e druk), Keulen [besproken door J. Pagenberg in IIC 1984, blz. 669]. Geluidsdrager, zie G. Davies, La piraterie dans Ie secteur des phonogrammes, Brussel, 1980 en G. Davies, The private copying royalty and the tape industry, European Intellectual Property Review 1984, blz. 243/5. Gemeenschappelijke Markt, zie Europese Economische Gemeenschap. Gemeenschapsmerk, Het, artikel van Mr H. Molijn, (het B/ijblad) blz. 222/5. - , zie het artikel van Jhr Mr. J. A. Stoop, Verslag van de vergadering Van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. -, zie het artikel van Mr E. van Weel, Taalkundige problemen van het nieuwe merkenstelsel van de landen van de Europese Economische Gemeenschap, (het B/ijblad) blz. 268/9. -, zie wetgeving, blz. 441. -, zie Mr H. Molijn, Trade Mark licensing and the EC Draft Trade Mark Law, BMM Bulletin 1984 (3) blz. 26-33; E. Armitage, The Community Trade Mark; Comments on the 1984 Draft of the Proposed EEC Regulation, European Intellectual Property Review 1985, blz. 11/4 en I. E. Schwartz, Community Trade Mark Legislation: Changes made in the proposed Community Trade Mark Regulation and the Directive on Approximation of National Trade Mark Laws, European Intellectual Property Review 1985, blz. 70/4. Gemeenschapsoctrooi, zie het artikel van Mr W. L. Haardt, Een Hof van Beroep voor Gemeenschapsoctrooien (Copac), (het B/ijblad) blz. 193/6. - , zie het artikel van Mr R. van der Veen, Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht, (het B/ijblad) blz. 254/7. Gemeenschapsoctrooiverdrag, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , Het begrip "geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien" als bedoeld in art. 16 sub 4 EEX, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast; onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hun resp. uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien; deze uitleg van het Hof wordt bevestigd door het Europees Octrooi Verdrag en het - ; Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83.
Geneeskundige werkwijze, Werkwijzeconclusies, die kennelijk betrekking hebben op een geneeswijze, komen niet voor octrooiverlening in aanmerking, omdat de daarin vervatte materie niet behoort tot het gebied der nijverheid in de zin van art. 3, de wetswijziging van 1 jan. 1978 heeft daar geen verandering in gebracht; de wetgever heeft kennelijk beoogd de aanpassing van art. 3 aan het E.O.V. via te vormen jurisprudentie en aansluitend bij het verleden te laten verlopen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. Geneesmiddelen, zie het artikel van Mr S. Gerbrandy, Farmaceutische Industrie en Derde Wereld, (het B/ijblad) blz. 183/6. - , zie het artikel van Mr L. D. Pels Rijcken, Merkenrecht en - , (het B/ijblad) blz. 228-231. - , zie S. Gruber en J. Kroher, Patentability of Pharmaceutical Inventions. A comparison of the legal situations in Germany and Some Common Law countries, IIC1984, blz. 588-604 (Part One) en blz. 726-751 (Part Two). - , zie ook medische indicatie. Genetische manipulatie, zie Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, Kwekersrecht en octrooirecht in relatie tot - bij planten, Studierapport 14d, 's-Gravenhage, 1984. Getuigenbewijs, Het ter zitting aangeboden - wordt gepasseerd, omdat verzoekster als meest gerede partij zelfs ter zitting nog in gebreke bleef gegevens te verschaffen omtrent de aard van de werkzaamheden van aanvrager; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 18 juli 1984, nr 28, blz. 120. Gist-Brocades, Gebruik van het merk - naast een produktmerk is normaal gebruik; niet aannemelijk is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een employé van - die toestemming tot gebruik van het merk zou hebben gegeven; gebruik van het merk op Amoxyvetprodukten van gedaagde, waarin een van - afkomstige grondstof is gebruikt, kan aan - schade toebrengen; ter bescherming tegen octrooiaanspraken van derden had gedaagde kunnen volstaan met vermelding van het octrooinummer, in plaats van het merk -<-Pres. Rechtbank Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Grammofoonplaten, zie geluidsdrager. Groepsvrijstelling, zie Prof. Mr P. yan Empel, Octrooilicenties en art. 85 EEG: de vrijstellingsverordening, TVVS dec. 1984. Groot-Brittannië, zie Engeland. Grote merken vangen veel wind, artikel van Mr W. C. van Manen, (het B/ijblad) blz. 203/7. Grundig-arresten, zie het artikel van Mr J. A. van Arkel, Van Kolynos tot Sieverding en hoe het toen nog verder ging, (het B/ijblad) blz. 156/9. Handelsgebied, De handelsnaam "Het Breiend Schaap" is door appellant het eerst gebruikt, verwarring is te duchten tussen de ondernemingen van appellant en geïntimeerden en het handelsgebied van appellant strekt zich uit tot dat van de zaken van geïntimeerden; Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. - , De oudste rechten op een handelsnaam, die aanspraak geven op bescherming, blijven beperkt tot het terrein (het handelsdebiet) waar die naam het eerst is gevoerd; het kernbegrip in de handelsnamen "Superstar" en "Stars" dat bij het relevante publiek blijft hangen, wordt gevormd door het Engelse woord "star"; nu beide winkels op vijf huizen van elkaar in dezelfde straat zijn gevestigd is verwarringsgevaar aannemelijk; Hof 's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 373. - , Verwarringwekkende gelijkenis tussen de handelsnaam "Rijschool Zaanstad", en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad", nu de activiteiten van beide ondernemingen zijn gericht op het behalen van het rijbewijs in hetzelfde - ; Pres. Rechtbank Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Handelsnaambescherming, zie het artikel van Mr S.
Boekman, Als het dienstmerk komt, hoe zit het dan met de - ? , (het B/ijblad) blz. 159-163. -, Beroep op - ook voor de naam waaronder een onderneming naar buiten treedt, terwijl zij nog slechts voorbereidingen treft voor regelmatige bedrijfsmatige activiteiten in het handelsverkeer; een verzoek o.g.v. art. 6 Hnw is slechts toewijsbaar indien de te wijzigen naam een handelsnaam is in de zin van de handelsnaam wet; Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. - , Art. 13 A, 1, sub 1 B.M.W. is van toepassing omdat "intermeubel" op onrechtmatige wijze wordt gebruikt als - ; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noten v. N.H.). - , kan eerst worden ingeroepen indien een ander een handelsnaam voert in het gebied van degeen die zich op de bescherming beroept; Grossair heeft niet onder die naam bekendheid bij het Nederlandse publiek gekregen, daaraan doet niet af dat de naam voorkomt op de romp van vliegtuigen van Crossair; Rechtbank Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7. - , zie P.A.O.-cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. Haproma metselprofiel, De gedeponeerde vormgeving is onmisbaar voor een beter technisch effect en ontbeert derhalve modelbescherming; verbod op merkinbreuk door gebruik van de merkaanduiding Haproma; het merkdepot is waarschijnlijk niet te kwader trouw verricht; gedaagde is geen derde gebruiker te goeder trouw van het merk gezien de contractuele verhouding tot eiser; Pres. Rechtbank Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Harmonisatie van wetgeving, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. Herstel in de vorige toestand, Het is mogelijk dat het voor octrooiaanvragen geschreven art. 17A Row. ook van toepassing kan worden geacht op door de octrooihouder in acht te nemen termijnen; termijnen voor betaling van jaartaksen zijn uitgesloten van de herstelmogelijkheden van art. 17A, een andere uitleg van art. 17A, lid 2 strookt niet met de duidelijke bedoeling van de wetgever; er is geen reden om voor de termijn voor betaling van de eerste jaartakse een afzonderlijk criterium aan te leggen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. - , (en P.C.T.-aanvrage), Op de internationale octrooiaanvrage, met dagtekening van internationaal depot, die de Octrooiraad tijdig heeft bereikt, is art. 17A Row. van toepassing; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. - , (van een Europees octrooi), zie Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. - , zie A. D. Lourie, Patent term restoration, Journal of the Patent Office Society 1984, blz. 526-550. Hij, Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken HIJ, JIJ en his resp. de handelsnamen "hij" en "jijr" enerzijds en het merk/handelsnaam "Youtiek" anderzijds in enigerlei verwarring geraken, of merk of handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander; Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Hoe duidelijk moet een modeldepot zijn? noot') van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Hof van Beroep voor Gemeenschapsoctrooien (Copac), Een artikel van Mr. W. L. Haardt, (het B/ijblad) blz. 193/6. IGR, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. Inbreuk, zie het artikel van Mr T. Schaper, Wordt de beoordelingsruimte bij inbreukvragen door het EEGrecht beperkt?, (het B/ijblad) blz. 232/5. Inbreuk op een merk, zie merkinbreuk. Inbreuk op een model, zie modelinbreuk.
455 Inbreuk op octrooi, zie octrooi-inbreuk. Industrial Property Organisation for English-speaking Africa (ESARIPO), mededeling, blz. 408. Industriële eigendom, zie het artikel van Mr R. A. A. Duk en Mr K. Limperg, Ongeoorloofde mededinging en Europees recht, (het B/ijblad) blz. 176-183. - , zie het artikel van Mr R. van der Veen, Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht, (het B/ijblad) blz. 254/7. -, zie wetgeving, blz. 441. - , zie ook intellectuele eigendom. Informatica, zie J. Lahore, G. Dworkin en Y. Smyth, Information Technology; the Challenge to Copyright, Londen, 1984 [besproken door J. Phillips in European Intellectual Property Review 1985, blz. 88] en Prof. Dr Mr Storme (Ed.), Inleiding tot het computergebruik en zijn toepassingsproblemen in het recht, Antwerpen, 1985. - , zie ook octrooidocumentatie. Innovatie, zie L. Coopers, Study of fiscal aspects of possible options of financial interventions in favour of innovative enterprises, Luxemburg, 1983; D. Gaul, Rechtsprobleme der Innovation. Wirtschaftsrecht, Gesellschaftsrecht, Gewerblicher Rechtsschutz, Arbeitsrecht, München, 1984; W. Kingston, The Political Economy of Innovation, 's-Gravenhage, 1984; J. Lowe en N. Crawford, Innovation and Technology Transfer for the Growing Firm. Text and Cases, Oxford, 1984; G. Merritt, Industrielle Innovation: Ein Führer über Aktionen, Dienstleistungen und Finanzierungsmassnahmen der Europaischen Gemeinschaft, Brussel, 1984; H. Kronz, Urheberrechtsschutz und Innovation, Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1984, blz. 181/4; H. Matter, Patent Information as a device in innovation counselling, Nachrichten fiir Dokumentation 1984, blz. 93/7 en J. Morehead, Advantages of new product search, Les Nouvelles 1984, blz. 100-102. Intellectuele eigendom, zie het artikel van Mr J. H. Spoor, Zijn de kalenders rechtmatig in het koninkrijk gewijzigd? Uitputting van intellectuele eigendomsrechten, (het B/ijblad) blz. 242/7. - , zie Industriële en andere - en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. - , zie J. E. M. Galama, Software; Geestelijke eigendom, en de bescherming daarvan, Kwartaalreeks over Informatie en Informatiebeleid dec. 1984; W. Kingston, Who should protect Intellectual Property? European Intellectual Property Review 1985, blz. 75/7 en H. Kronz, Urheberrechtsschutz und Innovation, Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1984, blz. 181/4. Intellectuele eigendom & Reclamerecht (nieuw tijdschrift) uitgever W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle, maart 1985. Intermeubel, Het woordmerk - bezit onderscheidend vermogen; nietigheid van een depot op grond van eerder gebruik van het merk als firmanaam of uithangbord kan alleen worden gevorderd door de betrokken firma's zelf; art. 13A, lid 1 sub 1 B.M.W. is van toepassing, omdat "intermeubel" op onrechtmatige wijze wordt gebruikt als handelsnaam om onder deze handelsnaam gelijksoortige waren op de markt te brengen in strijd met eerdere rechten van de merkhouder; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noten v. N.H.). Internationaal privaatrecht, zie het artikel van Mr Th. R. Bremer, IPR komplikaties bij de uitvinding in dienstbetrekking, (het B/ijblad) blz. 165/8. - , De vordering voor zover gericht tegen leverantie uit de Verenigde Staten naar Finland zal naar Fins recht beoordeeld moeten worden; hiertoe ontbreekt in dit kort geding de mogelijkheid; Pres. Rechtbank Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. - , Zie I. F. Fletcher, Conflict of Laws and European Community Law, with special reference to the Community Conventions on private international Law, Amsterdam, 1982.
Internationaal Verdrag tot bescherming van Kweekprodukten, zie Kwekersrecht. Internationale merkenregistratie, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. Inventiviteit, zie uitvindingshoogte. I.P.C., International Patent Classification, zie Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien. IPR komplikaties bij de uitvinding in dienstbetrekking, artikel van Mr Th. R. Bremer, (het B/ijblad) blz. 165/8. Italië, informatica, zie E. Giannantonio, Italian legal information retrieval, Milaan, 1984. Jaartaksen, Termijnen voor betaling van - zijn uitgesloten van de herstelmogelijkheid van art. 17A, een andere uitleg van art. 17A, lid 2 strookt niet met de duidelijke bedoeling van de wetgever; er is geen reden om voor de termijn voor betaling van de eerste jaartakse een afzonderlijk criterium aan te leggen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. Jaarverslag Octrooiraad, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. Jacques Lassier Prijs, mededeling, blz. 441. Japan, know-how, zie H. Stumpf, The Know-How Contract in Germany, Japan and the U.S., Deventer, 1984 [besproken door Prof. D. Kokkini-Jatridou in NJB 1984, blz. 1232/3]. - , octrooiverleningsprocedure, zie Etude comparative des pratiques suivies en matière de brevets et des marques par 1'Oflïce des brevets et des marques des Etats-Unies d'Amerique, 1'Office europeen des brevets et 1'Office japonais des brevets, La Propriété industrielle 1984, blz. 315-328. Jij, Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken HIJ, JIJ en his resp. de handelsnamen "hij" en "jij" enerzijds en het merk/handelsnaam "Yeutiek" anderzijds in enigerlei verwarring geraken, of merk of handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander; Hof's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Jobtork/Job, Het merk Job heeft gering onderscheidend vermogen, want associatie met de betekenis baan/werk ligt voor de hand; het merk Jobtork stemt dus niet overeen met het merk Job; er is ook geen gevaar voor verwarring; Pres. Rechtbank Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. Juicy/Juicy Fruit, zie Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noten V.d.Z.). Jullien/Verschuere, Mede gelet op de merkbekendheid van het merk van eiseres (shampoo in gele fles met babykopje) wordt, onder toepassing van de leer van - en Wrigley/Benzon, een flagrante overeenstemming aanwezig geoordeeld; Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Juridische bescherming van chips, artikel van Mr P. B. Hugenholtz, blz. 127-134. Kabeltelevisie, Zie Mr B. K. Olivier, Auteursrecht en - , in: Stad en Recht, opstellen van medewerkers van de Faculteit der rechtsgeleerdheid ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van het Atheneum en de Universiteit van Amsterdam, Arnhem, 1985 en Auszug aus "Fernseh ohne Grenzen", Grünbuch über die Errichtung des Gemeinsamen Marktes für Rundfunk, insbesondere über Satellit und Kabel (Mitteilüng der Kommission an den Rat) vom 14.Juni 1984, GRUR 1984, blz. 612-625. Kartelrecht, zie het artikel van Mr R. A. A. Duk en Mr K. Limperg, Ongeoorloofde mededinging en Europees recht, (het B/ijblad) blz. 176-183. -, zie G. Cabanellas Jr, Antitrust and Direct Regulation of International Transfer of Technology Transactions, Weinheim, 1984 [besproken door U. Dreiss in IIC1984, blz. 794/5]; M. Lutter, The law of groups of companies in Europe: A challenge for jurisprudence, Deventer,
1983; J. Maitland-Walker (ed.), International Antitrust Law, Vol. I: A Review of National Laws; Vol. II: Recent developments in EEC and US antitrust, Oxford, 1984; J. Marke en N. Samie, Antitrust and Restrictive Business Practices. International, Regional & National Regulation, Londen, 1983 en Th. Pawlikowski, IntraGroup Arrangements under Articles 85 and 86 of the Treaty Establishing the European Economie Community. With a Comparative Survey of the Treatment of Intra-Group Arrangements under the American Antitrust Law and the Competition Law of Canada, Frankfurt a/d Main, 1984. KBS-vignet, De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het - geen associaties zal oproepen met het Kluwervignet; indien wordt aangenomen dat het Kluwervignet associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet a a i te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Kenmerkende eigenschappen van een model, zie Hoe duidelijk moet een modeldepot zijn? Noot 1 ) van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Klein octrooi, zie gebruiksmodel. Kleurmerk, zie Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Klokkenhal C. Nolte, Er is verwarringsgevaar tussen de handelsnamen - en (Chris) Nolte gevoerd door twee juwelierszaken aan dezelfde laan; voor de eerder gevestigde onderneming worden oudere handelsnaamrechten aangenomen; verbod; Kantonrechter Rotterdam, 14 dec. 1983, nr 4, blz. 8. Kluwer-vignet, De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het KBS-vignet geen associaties zal oproepen met het - ; indien wordt aangenomen dat het - associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet aan te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Knipselkrant en auteursrecht, artikel van Prof. Mr H. Cohen Jehoram, (het B/ijblad) blz. 173/6. Know-how, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. -, zie P.A.O. cursus Octrooilicenties en - (EEG-verordening), mededeling, blz. 79. - , zie P.A.O. cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. - , zie H. Stumpf, The Know-How Contract in Germany, Japan and the U.S., Deventer, 1984 [besproken door Prof. D. Kokkini-Jatridou in NJB 1984, blz. 1232/3]. - , zie ook technologie-overdracht. Kolynos tot Sieverding en hoe het toen nog verder ging, Van, artikel van Mr J. A. van Arkel, (het B/ijblad) blz. 156/9. Konsumenten Kontakt/Elektrorama, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (met noten D.W.F. V.). -/Pammler, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D.W.F. V.). Korea, octrooirecht, zie Patent Practice in Korea, Seoul, 1984. Kort geding, zie het artikel van Mr C. J. J. C. van Nispen, Het effect van een latere uitspraak op een rechterlijk verbod of bevel, (het B/ijblad) blz. 225/8. - , In - valt niet uit te maken of de tabel met drinkadviezen een voldoende stempel van de maker draagt; voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de tabel valt in de categorie 'andere geschriften' zonder persoonlijk karakter, waarvan de beschermingsomvang is beperkt tot ontlening die slechts te beschouwen is als eenvoudige herhaling; daarvan is i.c. geen sprake; Pres. Rechtbank
Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. Kostenveroordeling, Verweer tegen de - verworpen; hoewel gedaagde, na het uitbrengen van de dagvaarding, te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, heeft eiseres voldoende belang bij handhaving van de vordering nu eerdere toezeggingen betreffende het gestaakt houden van verkoop van inbreukmakende t-shirts door gedaagde niet zijn nagekomen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403. Krokodil, Namaak van shirts met daarop aangebracht het woordmerk "Lacoste" en het beeldmerk van een gestileerde groene - ; bevel tot staking van de inbreuk en bekend maken van naam en adres van de toeleverancier, enz.; Pres. Rechtbank Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Kunstzinnig karakter, De Minimix heeft geen duidelijk kunstzinnig karakter en bovendien is voor schending van auteursrecht ontlening noodzakelijk, waarvan niet is gebleken; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. - , De rear-spoiler van Grant, voornamelijk dienend ter verfraaiing van personenauto's, is een nieuw en oorspronkelijk produkt, waarvan het doel duidt op een - ; er was voldoende speelruimte om van het ontwerp van Grant af te wijken; inbreuk aangenomen; Hof 's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. -, Het dessin "Zig Zag" heeft voldoende - en voldoende originaliteit om een oorspronkelijke schepping te zijn; Hof's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. - , De vorm van de autojalouzieën is zodanig bepaald door een aantal (nader omschreven) eisen, dat voor de maker te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven; de andersluidende verklaring van een deskundige is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet doorslaggevend zijn; Pres. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Kwade trouw, Het merkdepot is waarschijnlijk niet te kwader trouw verricht; gedaagde is geen derde gebruiker te goeder trouw van het merk, gezien de contractuele band met eiser; Pres. Rechtbank Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Kwekersrecht, zie het artikel van Mr A. G. Maris, Dwanglicenties in dwarsverband, (het B/ijblad) blz. 207-213. - , Oprooien van de oorspronkelijk geleverde gladiolenbollen "Elvira" en uitplanten van de aan die knollen ontstane nieuwe knollen in het nieuwe groeiseizoen, ten behoeve van de eigen professionele bloemproduktie, betreft het voortbrengen van teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf dat aan de voorafgaande toestemming van de houder van het - op de oorspronkelijk geleverde bollen is onderworpen; uitzondering op het zg. "farmer's privilege"; Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. - , zie Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, - en octrooirecht in relatie tot genetische manipulatie bij planten, Studierapport 14d, 's-Gravenhage, 1984; Collection of the Texts of the UPOV Convention and Other Important Documents Established by UPOV. Collection des textes de la convention de 1'UPOV et d'autres documents importants établis par 1'UPOV. Sammlung der Texte des UPOV-Übereinkommens und anderer wichtiger Dokumente der UPOV, Teil II, Test Guidelines/Principes directeurs d'examen/Prüfungsrichtlinien, Bd. 1 t / m 4, Genève, 1983; Mr P. A. C. E. van der Kooy, Octrooirecht; Kwekersrecht; industriële eigendom en artt. 30-36 EEG-Verdrag, Ars Aequi 1985, Katern, blz. 472/6; N. J. Byrne, Plants, Animals and Industrial Patents, IIC1985, blz. 1-18; F. W. B. Kittel, Protection for new varieties of plants, ClPA nov. 1984, blz. 39-41; P. Lange, Die Natur des Züchterrechts (Sortenschutzrecht) in Abgrenzung zur patentfahigen Erfindung, GRUR Int. 1985, blz. 88-94; M.-C. Piatti en M. Jouffray, Plant Variety names in national en international Law, European Intellectual Property Review 1984, blz. 283/7 en blz. 311/6 en J. Straus,
457 Patent protection for new varieties of plants produced by genetic engineering - Should "doublé protection" be prohibited?, IIC1984, blz. 426-442. Lacoste - gestileerde krokodil, Hoewel gedaagde, na het uitbrengen van de dagvaarding, te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, heeft eiseres voldoende belang bij handhaving van de vordering nu eerdere toezeggingen betreffende het gestaakt houden van verkoop van inbreukmakende t-shirts door gedaagde niet zijn nagekomen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403 (met afbeeldingen). - , Namaak van shirts met daarop aangebracht het woordmerk "Lacoste" en het beeldmerk van een gestileerde groene krokodil; bevel tot staking van de inbreuk en bekend maken van naam en adres van de toeleverancier, enz.; Pres. Rechtbank Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Leenrecht, zie J. Linssen, Naar een leenrecht voor auteurs en uitgevers, Ars Aequi 1984, blz. 715-723. Legalisatie (waarmerken), zie W. Repenn, Ueberbeglaubigung von deutschen öffentlichen Urkunden zur Vorlage bei auslandischen Patentamtern, Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1984, blz. 107-113. Licences d'exploitation, conventions de non opposition et licences d'utilisation accessoires, artikel van L. van Bunnen, (het B/ijblad) blz. 168-170. Licentie, zie het artikel van Mr A. G. Maris, Dwanglicenties in dwarsverband, (het B/ijblad) blz. 207-213. - , zie het artikel van Mr H. Molijn, Het gemeenschapsmerk, (het B/ijblad) blz. 222/5. - , zie het artikel van L. van Bunnen, Licences d'exploitation, conventions de non opposition et licences d'utilisation accessoires, (het B/ijblad) blz. 168-170. - , zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. - , zie P.A.O. cursus Octrooilicenties en know-how (EEG-verordening), mededeling, blz. 79. - , zie Arnold, White, Durkee, 1984 Licensing Law Handbook, New York, 1984; F.-K. Beier, Patente und Lizenzen als Instrumente des Wissenstransfers vom Forschungslabor in die industrielle Praxis, Mühlheim, 1983; V. Korah, Exclusive Dealing Agreements in the EEC: Regulation 67/67 replaced, Londen, 1984 [besproken door Chr. Harding in European Intellectual Property Review 1984, blz. 240]; M. M. Pedrazzini, Patent- und Lizenzvertragsrecht, Bern, 1983 [besproken door J. Pagenberg in IIC 1984, blz. 802/3]; H. Stumpf en H. Hesse, Der Lizenzvertrag, Heidelberg, 1984; Mr H. Molijn, Trade Mark licensing and the EC Draft Trade Mark Law, BMM bulletin 1984 (3) blz. 26-33; G. Albrechtskirchinger, Die Gruppenfreistellung Patentlizenzvertrage, GRUR Int. 1984, blz. 565-572; A. Casado Cervino, Les fonctions des marques concédées par license, La Propriété industrielle 1984, blz. 305-314; R. B. Coolley, Effective negotiation in licensing, LES Nouvelles 1984, blz. 90-96; H. Ch. Donkers, EC Policy - Where licensing stands, LES Nouvelles 1984, blz. 136-141; R. Goldscheider, The art of "licensing out", LES Nouvelles 1984 (2) blz. 5/6; H. Knott, Start Small, grow with licensing, LES Nouvelles 1984, blz. 120-123; V. Korah, Group exemptions for exclusive distribution and purchasing in the EEC, Common Market Law Review 1984, blz. 53-80; Drs P. Mars, Licensing, a marketing tooi, LES Nouvelles 1984, blz. 117/9; C. W. Neumann, Lizenzvertrage im EWG-Kartellrecht, Recht der Internationalen Wirtschaft 1985, blz. 88-98; D. Raybould, Patent licensing and EEC Treaty art. 85, The Company Lawyer (Londen) 1984, blz. 128/9; M. Reinelt, Lizenzinformation und Lizenzmarkt, GRUR 1985, blz. 173/9; J. N. Williams en D. L. Feigenbaum, Drafting computer software license, LES Nouvelles 1984, blz. 151/3 en J. Woltz, Die Behandlung von
Lizenzvertragen nach EWG-Recht, Der Neuerer 1984, blz. 123/4. Licentiehouder en merkinbreuk, Een licentiehouder kan een vordering op grond van inbreuk op merkrechten, samen met de merkhouder, eerst instellen vanaf de datum van inschrijving van de licentie; Hof Amsterdam, 14dec. 1984, nr 46, blz. 360. Limeriek van de beschermingsomvang, limericks van Ir R. Sieders, (het B/ijblad) blz. 236/7. Madrid, zie Schikking van - betreffende de internationale inschrijving van merken. Maker van een werk, Arcom is op de brochure II wel vermeld maar niet "als zoodanig" d.w.z. niet als maker; in kort geding kan niet zonder nader onderzoek worden uitgemaakt wie het auteursrecht op de brochure heeft; voor onderzoek in k.g. is de zaak onvoldoende spoedeisend; gebruik van brochure III door Arcom is niet onrechtmatig omdat daarmee de kans op verwarring niet wordt vergroot; Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. - , zie Hof 's-Hertpgenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Mededinging, zie het artikel van Mr W. C. van Manen, Grote merken vangen veel wind, (het B/ijblad) blz. 203/7. - , Hans Anders is niet gerechtigd reclame-uitingen van Foto-Quelle nagenoeg geheel in zijn eigen advertenties over te nemen; publikaties waarin Hans Anders, inhakende op publikaties van de Consumentenbond, benadrukt dat Foto-Quelle ten onrechte haar monturen aanprijst als kwaliteitsprodukten, zijn niet in strijd met art. 328 Sr. en, in het licht van de omstandigheden, ook niet onrechtmatig; Pres. Rechtbank Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. - , zie Drs C. W. Bentvelsen en Mr T. P. J. N. van Rijn, Europese mededingingsregels, Wetgeving en Jurisprudentie, Zwolle, 1985; Europese Commissie, Thirteenth Report on Competition Policy Published in conjunction with the Sevehteenth General Report on the Activities of the European Communities 1983, Brussel, 1984; H. J. Ahrens, Wettbewerbsverfahrensrecht. Zum vorbeugenden Rechtsschutz durch einstweiligen Rechtsschutz, Keulen, 1983 [besproken door A. Kur in GRUR Int. 1985, blz. 73/4]; V. Klippert, Die wettbewerbsrechtliche Beurteilung von Konzernen, Berlijn, 1984; Prof. H. Meffert en, Dr M. Bruhn, Markenstrategien im Wettbewerb, Wiesbaden, 1984 [besproken in Marken-artikel 1985, blz. 161]; K. H. Oppenlander, Patentwesen, technischer Fortschritt und Wettbewerb, Berlijn en München, 1984 [besproken door Mr J. B. van Benthem in GRUR Int. 1984, blz. 655/6]; mr F. Kuitenbrouwer, Reclame en concurrentie: de geest is uit de fles. NRC Handelsblad 17 april 1985, Supplement Mens en bedrijf, blz. 7; J. Turner, The need for an effective competition policy, European Intellectual Property Review 1984, blz. 331/4 en Verordnung (EWG) Nr 2349/84 der Kommission vom 23. Juli 1984 über die Anwendung von Art. 85 Abs. 3 des Vertrages auf Gruppen von Patentlizenzvereinbarungen, GRUR Int. 1984, blz. 606-611. Mediarecht, zie Prof. Mr H. Cohen Jehoram, Vrijheid van expressie en informatie en mediabeleid, Auteursrecht 1984, blz. 84/9; mr P. B. Hugenholtz, De mediawet - Vier wetten voor de prijs van één, Auteursrecht 1985, blz. 26/7 en Mr G. A. I. Schuijt, Proeve van een inleiding, Auteursrecht 1984, blz. 79-83. Medische indikatie, zie R. S. Crespi, The European Patent Convention and the second medicinal use, European Intellectual Property Review 1984, blz. 271/2; E. Dinné, Zum Schutzbereich der 2. Indikation, Mitteilungen der deutschen Patentanwalte 1984, blz. 105/6; EuropaPatentfahigkeit der zweiten medizinischen Indikation, GRUR Int. 1985, blz. 69 en A. White, Patenting the Second Medical Indication, European Intellectual Property Review 1985, blz. 62/9. Mercurius-figuur, Het teken Fleurpost stemt overeen met
-r^U
het merk Fleurop, ook voor zover dit laatste mede een - bevat; de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, is zonder betekenis; Pres. Rechtbank Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Merkbekendheid, Mede gelet op de - van het merk van eiseres (shampoo in gele fles met babykopje) wordt, onder toepassing van de leer van Jullien/Verschuere en Wrigley/Benzon, een flagrante overeenstemming aanwezig geoordeeld; Vz. Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Merkbescherming, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. - , zie het artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, Counterfeiting, blz. 330/4. Merkdepot te kwader trouw, Depot te kwader trouw van een merk dat verwarringwekkend overeenstemt met een handelsnaam; Hof Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. -, De rechtspositie van Kasius als feitelijk gebruiker van het niet-gedeponeerde merk DSD was niet vatbaar voor overdracht; De Boon heeft het merk DSD eerder normaal gebruikt dan De Cocq en De Cocq wist daarvan; depot van het merk DSD door De Cocq is te kwader trouw verricht; daarvoor is niet vereist dat De Cocq wist dat De Boon het merk te goeder trouw gebruikte; Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 286. - , Overdracht van ondermeer het niet-gedeponeerde, sedert jaren openlijk gebruikte, merk "Straalmeester" aan eiseres; de eis tot nietigverklaring van het door gedaagde verrichte depot voor het merk "Straalmeester" is daarom reeds gegrond; bovendien is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht; Rechtbank Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. Merkdepot (te goeder trouw, resp. te kwader trouw), Het depot van het merk Homa is door Vlieland te goeder trouw verricht; nietigverklaring van het depot op grond van kwade trouw als bedoeld in art. 4 sub 6 BMW kan slechts worden beoordeeld indien de houder van het eerdere depot (Vlieland) actief aan het geding deelneemt; overdracht van het merk door Vlieland aan Haan is - in merkenrechtelijke zin - niet te kwader trouw; Rechtbank Dordrecht, 4 april 1984, nr 14, blz. 58. Merkenrecht en geneesmiddelen, artikel van Mr L. D. Pels Rijcken, (het B/ijblad) blz. 228-231. Merkenrecht en vergelijkende reclame, artikel van Prof. Mr W. J. Slagter, (het B/ijblad) blz. 237-242. Merkenrecht, zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Gebruik van merken, (het B/ijblad) blz. 251/4. -, zie het artikel van Mr W. C. van Manen, Grote merken vangen veel wind, (het B/ijblad) blz. 203/7. - , zie het artikel van Mr E. van Weel, Taalkundige problemen van het nieuwe merkenstelsel van de landen van de Europese Economische Gemeenschap, (het B/ijblad) blz. 268/9. - , zie het artikel van Mr S. K. Martens, Verwording van een merk tot soortnaam. Bellen blazen rond art. 5 onder 4° BMW, (het B/ijblad) blz. 213-221. - , zie P.A.O.-cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. -, zie J. Brandt, Der wettbewerbsbeschrankende Einsatz von Warenzeichen im zwischenstaatlichen Handel in der EWG, München, 1984; Prof. H. Meffert en Dr M. Bruhn, Markenstrategien im Wettbewerb, Wiesbaden, 1984 [besproken in Markenartikel 1985, blz. 161]; H. Neubauer, Markenrechtliche Abgrenzungsvereinbarungen aus rechtsvergleichender Sicht, Keulen, 1983 [besproken door W. R. Schluep in GRUR Int. 1985, blz. 224/6]; O.M.P.I., Classification internationale des produits et des services aux fins de 1'enregistrement des marques, Genève, 1983; B. Richter, F. Brummert en A. Mosier, Warengleichartigkeit, (7e druk) Keulen [besproken door J. Pagenberg in IIC 1984, blz. 669]; K. Takamatsu, Parallel importation of Trademarked
goods: A comparative analysis, Washington Law Review 1982, blz. 433-459 [vgl. The Trademark Reporter 1984, blz. 279-280]; E. F. J. Wilms, Produkte- und Produzentenhaftung aus Marken oder ahnlichen Zeichen, Zürich, 1984; H. Lambregtse, Plagiaat: de fraude van de jaren tachtig. Merkenbescherming vraagt speciale deskundigheid, Haagsche Courant 6 april 1985, blz. 9; Mr H. Meininger, Hoe zie je dat het echt is? Namaak verkopen mag niet, maar als klant weet je soms van niets, Haagsche Courant 16 maart 1985 (zaterdagbijlage); Mr S. J. A. Mulder, merkenrecht: tweede gedeelte, Ars Aequi 1985, Katern, blz. 470/2; Prof. Mr A. van Ovent, merkenrecht: eerste gedeelte; Beschermingsomvang van het merkenrecht, Ars Aequi 1985, Katern, blz. 467-470; W. H. Ball, Attitudes of developing countries to trademarks, The Trademark Reporter 1984, blz. 160-174; B. Rieger, Zum Tode verurteilt von Geburt an: Marken ohne Persönlichkeit, Markenartikel 1985, blz. 56-60 en D. L. Skoler, Trademark Appeal, Opposition and Cancellation Procedure in Six Nations: A Comparative Examination, The Trademark Reporter 1984, blz. 367-395. -, Zie ook Benelux-Merkenwet. Merken-requestzaken, artikel van Mr R. Prins, (het B/ijblad) blz. 231/2. Merkenschikking van Madrid, zie Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken. Merkgebruik door derde-parallelhandelaar, Aan de vrijheid van gebruik van het merk bij het verder verhandelen van door de merkhouder in het verkeer gebrachte goederen door de derde-parallelhandelaar behoort in beginsel geen afbreuk te worden gedaan doordat een internationale dealerorganisatie van een merkhouder juist die merken gebruikt als handelsnaam, dienstmerk, enz.; Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Merkinbreuk, zie het artikel van Mr R. Laret, Een geldige reden?, (het B/ijblad) blz. 200/3. -, "Elk ander gebruik" ziet op het zich bedienen van een merk of teken "in het economisch verkeer" in de zin van art. 13A, lid 1 sub 2; een arts die in een recept ter aanduiding van het af te leveren geneesmiddel een merk van een pharmaceutische spécialité bezigt, maakt gebruik van het merk in het economisch verkeer in de zin van art. 13A, lid 1 sub 2 B.M.W.; de apotheker die daarop - met toestemming van de arts - niet het van de houder van het op het recept vermelde merk afkomstige geneesmiddel maar een vervangend geneesmiddel levert, zonder bij aflevering daarvan mededeling te doen, maakt gebruik in de zin van art. 13A, lid 1 sub 1 B.M.W.; Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. - , Van de Minimix is een beeldmerk met vermelding van de kleuren en niet de driedimensionale vorm gedeponeerd; op dat merk maakt de Quickmix geen inbreuk; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. -, Art. 13 A, lid 1 sub 1 B.M.W. is van toepassing omdat "intermeubel" op onrechtmatige wijze wordt gebruikt als handelsnaam; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, n r 4 1 , blz. 338 (met noten v. N.H.). Merklicentie, zie licentie. Merkoverdracht, zie het artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, "Overdracht" van ongedeponeerde merken, in het bijzonder bij liquidatie van ondernemingen, (het B/ijblad) blz. 258-262. - , De rechtspositie van Kasius als feitelijk gebruiker van het niet-gedeponeerde merk DSD was niet vatbaar voor overdracht; De Boon heeft het merk DSD eerder normaal gebruikt dan De Cocq en De Cocq wist daarvan; depot van het merk DSD door De Cocq is te kwader trouw verricht; daarvoor is niet vereist dat De Cocq wist dat De Boon het merk te goeder trouw gebruikte; Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 286. - , Overdracht van onder meer het niet-gedeponeerde,
459 sedert jaren openlijk gebruikte, merk "Straalmeester" aan eiseres; de eis tot nietigverklaring van het door gedaagde verrichte depot voor het merk "Straalmeester" is daarom reeds gegrond; bovendien is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht; Rechtbank Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. -, De overdracht van het merk is in merkenrechtelijke zin niet te kwader trouw, omdat Vlieland als rechtmatig houder tot overdracht bevoegd was; Rechtbank Dordrecht, 4 april 1984, nr 14, blz. 58. Micro-organismen, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. -, zie N. J. Byrne, Plants, Animals and Industrial Patents. IIC1985, blz. 1-18; F. Savignon, Die Natur des Schutzes der Erfindungspatente und seine Anwendung auf lebende Materie, GRUR Int. 1985, blz. 83/8 en D. M. Stotland, Patenting novel life-forms - The scope of the Abiti-Price decision, Canadian Intellectual Property Review 1984, blz. 250/9 [samenvatting in Propriété Industrielle-Bulletin Documentaire 1985, blz. II-75/6]. Minimix/Quickmix, zie Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Misleidende prijsvergelijking, noot van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296. Misleidende reclame, zie het artikel van Mr W. C. van Manen, Grote merken vangen veel wind, (het B/ijblad) blz. 203/7. - , zie het artikel van Prof. Mr W. J. Slagter, Merkenrecht en vergelijkende reclame, (het B/ijblad) blz. 237-242. - , De vordering jegens Pammler van een verbod om misleidende mededelingen openbaar te maken of door middel van colporteurs te doen openbaar maken toegewezen; de vorderingen van bevelen om aan de colporteurs een schriftelijke instructie van een bepaalde inhoud te verstrekken en de relatie met een colporteur te beëindigen als deze de instructie niet naleeft, zijn niet toewijsbaar; Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D.W.F. V.). - , De artt. 1416a e.v. B.W. beogen het publiek te beschermen tegen misleiding "zonder meer", en niet alleen tegen "ernstige misleiding"; in 's Hofs arrest ligt besloten dat er van enige misleiding wel sprake is; een verbod de eigen verkoopprijzen te vergelijken met "irreëel hoge adviesprijzen" kan niet als te vaag woren afgewezen; Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (met noten D.W.F. V.). - , zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (met noot v. N.H.). - , Rechtbank: Met name gelet op de afwijkende verpakkingen is er onvoldoende vrees voor misleiding van het publiek om een verbod ex art. 1401 B.W. te rechtvaardigen; zie Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. - , Het aanbrengen van de randschriften "Guaranteed Dutch Wax" en "Véritable Wax Hollandais" op textiel, die niet volgens het „wax-resist" procédé is bewerkt, maar daarvan een zo nauwkeurig mogelijke kopie vormt, is misleidend in de zin van art. 1416a BW en jegens Vlisco onrechtmatig nu vaststaat dat de aanduiding "wax print" of "real wax print" wordt gebezigd voor produkten als die van Vlisco en in de praktijk veelvuldig wordt afgekort tot "wax"; niet onrechtmatig en misleidend, en derhalve niet aan Dessina te verbieden, is het gebruik van het woord "wax" in de combinaties "Imitation Wax" en/óf "Imi Wax" nu dit gangbare aanduidingen zijn voor op zichzelf niet ongeoorloofde imitaties van "wax prints"; Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. - , zie Wat "eikenhout" heet hoeft het nog niet te zijn (Jurist vindt: "De klant moet er zelf goed naar vragen"), Haagsche Courant 17 april 1985, blz. 23. -, zie ook reclame. Misleiding of ernstige misleiding, noot van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296.
Modelbescherming, zie het artikel van Mr P. J. M. Steinhauser, Geen klakkeloos copiëren, (het B/ijblad) blz. 247-251. - , zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. - , zie het artikel van Mr L. Wichers Hoeth, Het technisch effect van artikel 2 lid 1 Modellenwet, (het B/ijblad) blz. 270/2. - , zie P. A. O.-cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. - , zie Prof. Mr D. W. F. Verkade, Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer, 1985, besproken door Dr Th. Limperg, blz. 383/6 [tevens besproken door J. Stuijk in Rechtskundig Weekblad 1984-1985, blz. 3000/3]. - , zie Chr. Fellner, The Future of Legal Protection for Industrial Design, Oxford, 1985 [besproken door W. R. Cornish in European Intellectual Property Review 1985, blz. 210]; W. Schickedanz, Nationale und internationale Geschmacksmusteranmeldung, Weinheim, 1985; Mr P. A. C. E. van der Kooij, Modellen tussen wal en schip? Artikel 2, lid 1 Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen, NJB 1985, blz. 14/8; M. Levin, Design Protection in the Nordic Countries, European Intellectual Property Review 1984, blz. 340/4 en K. van Lint, Le régime international des dessins et modèles industriels, Revue de droit intellectuel - L'Ingénieur-Conseil 1985, blz. 7-12. -, zie ook Benelux Tekeningen en Modellenwet. Modeldepot, zie Hoe duidelijk moet een - zijn? noot') van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Modelinbreuk, Vordering gebaseerd op BTMW kan niet slagen, nu geen inschrijving van het model bij het Benelux-Bureau is verkregen; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. - , De draaitafel van gedaagde, die met het model van eiseres slechts ondergeschikte verschillen vertoont, maakt daarop geen inbreuk, omdat voorafgaande modellen slechts ondergeschikte verschillen vertonen met het model van eiseres; model van eiseres nietig verklaard; geen ongeoorloofde mededinging; Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. - , De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot aan "een ieder" blijken; i.c. is bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie; Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D.W.F. V.). Motivering, Ook de motiveringsklacht faalt; Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noten V.d.Z.). - (Reclameraad beschikking), De Reclameraad is niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk is; de onderhavige besluiten van de Reclameraad zijn onvoldoende gemotiveerd en derhalve in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur dat vereist dat een beschikking gedragen moet worden door een deugdelijke, daaraan ten grondslag gelegde, voor een betrokkene kenbare motivering; Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). - (STER-beslissing), De gronden die door de STER zijn aangevoerd ter ondersteuning van haar weigering de reclamespot van De Volkskrant uit te zenden kunnen die beslissing niet dragen; het in art. 21 Auteurswet bedoelde redelijk belang kan niet gelegen zijn in het ontbreken van toestemming", nu dit artikel van het ontbreken daarvan uitgaat; bovendien komt aan STER geen beroep op dit artikel toe; Pres. Rechtbank Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (met noot S.B.). - (deskundige verklaring), De vorm van de auto-jalouzieën is zodanig bepaald door een aantal (nader omschreven) eisen, dat voor de maker te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven; de
460
andersluidende verklaring van een deskundige is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet doorslaggevend zijn; Pres. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982,nr7,blz. 15. München, Verdrag van - inzake verlening van Europese octrooien, zie Europees Octrooiverdrag van - . Nabootsing, zie het artikel van Mr P. J. M. Steinhauser, Geen klakkeloos copiëren, (het B/ijblad) blz. 247-25,1. -, zie het artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, Counterfeiting, blz. 330/4. -, Geen slaafse navolging van de Minimix nu de Minimix niet als model is ingeschreven; ontlening is overigens niet aannemelijk gemaakt; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. -, Nu de dessins voor keukentextiel niet als model zijn gedeponeerd, is het gestelde nabootsen of aanhaken niet zonder meer onrechtmatig; bijzondere omstandigheden die onrechtmatigheid van handelen meebrengen zijn niet aanwezig; Pres. Rechtbank Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. -, Voor zover de vordering is gebaseerd op slaafse - stuit zij af op art. 14, lid 5 B.T.M.W.; Pres. Rechtbank Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. Naburig recht, zie aangrenzend recht. Nice, Schikking van - betreffende de internationale classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zie Warenclassificatie-Overeenkomst van Nice. Nietigheid, zie het artikel van Mr R. van der Veen, Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht, (het B/ijblad) blz. 254/7. - (merk), In toepassing van art. 14A, la B.M.W. kan de nietigheid van een depot worden ingeroepen door iedere belanghebbende, wanneer het merk ieder onderscheidend vermogen mist omdat het op het ogenblik van depot onbeschikbaar was, daar het door een andere onderneming werd gebruikt als handelsnaam; Hof Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz.^81. - (merk), Nietigheid van een depot op grond van eerder gebruik van het merk als firmanaam of uithangbord kan alleen worden gevorderd door de betrokken firma's zelf; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noten v. N.H.). - (merk), Overdracht van onder meer het niet-gedeponeerde, sedert jaren openlijk gebruikte, merk "Straalmeester" aan eiseres; de eis tot nietigverklaring van het door gedaagde verrichte depot voor het merk "Straalmeester" is daarom reeds gegrond; bovendien is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht; Rechtbank Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. - (model), De draaitafel van gedaagde, die met het model van eiseres slechts ondergeschikte verschillen vertoont, maakt daarop geen inbreuk, omdat voorafgaande modellen slechts ondergeschikte verschillen vertonen met het model van eiseres; model van eiseres nietig verklaard; geen ongeoorloofde mededinging; Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Nietigverklaring van een merk, Het bevel tot doorhaling van het merk Toros heeft het karakter van een voorlopige voorziening bij voorraad en strekt niet tot nietigverklaring van de inschrijving; Pres. Rechtbank Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Niet-nieuwheid van een merk als nietigheidsgrond, noot') van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach, onder Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338. Niet-technische uitvindingen, zie het artikel van Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, Het wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen, (het B/ijblad) blz. 196-200. Nieuwenhoven Helbach, Prof. Mr E. A. van, 70 jaar, zie het B/ijblad, blz. 153-277. - , door Jhr Mr J. A. Stoop, (het B/ijblad) blz. 155/6. - , Bibliografie van - , (het B/ijblad) blz. 275/7.
- , Geschriften van Helbach (Bundel typerende geschriften van de hand van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach aangeboden ter gelegenheid van het beëindigen van zijn academische loopbaan aan de Universiteit te Utrecht), Arnhem, 1985. Nieuwheidsbezwaar (bij collisie), De inhoud van een oudere, niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage wordt bij wege van fictie tot de stand der techniek gerekend i.c. op grond van het ingeroepen recht van voorrang; passages in deze oudere aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven stand van de techniek, mogen bij beoordeling van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage van de oudere aanvrage als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd; de vermelding in de oudere aanvrage van een verbinding die kennelijk foutief is aangeduid is niet nieuwheidsschadelijk nu uit de oudere aanvrage niet ondubbelzinnig valt af te leiden wat onder die verbinding moet worden verstaan; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 23 juli 1985, nr 70, blz. 437. Nolte, Er is verwarringsgevaar tussen de handelsnamen Klokkenhal C. Nolte en (Chris) Nolte gevoerd door twee juwelierszaken aan dezelfde laan; voor de eerder gevestigde onderneming worden oudere handelsnaamrechten aangenomen; verbod; Kantonrechter Rotterdam, 14dec. 1983, nr 4, blz. 8. Normaal gebruik van een inrichting, Bedrijfsmatige toepassing van de inrichting waarvoor aan aanvraagster op een aanvrage van gelijke rang als de onderhavige uitsluitende rechten zijn verleend, betekent tevens toepassing van de onderhavige werkwijze; verlening van octrooi zou daarom resulteren in een ontoelaatbare dubbele bescherming; verlening is wel mogelijk indien in de conclusie het normale gebruik van de inrichting wordt uitgesloten; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. Nijverheid, zie het artikel van Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, Het wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen, (het B/ijblad) blz. 196-200. - , Werkwijzeconclusies die kennelijk betrekking hebben op een geneeswijze, komen niet voor octrooiverlening in aanmerking, omdat de daarin vervatte materie niet behoort tot het gebied der - in de zin van art. 3, de wetswijziging van 1 jan. 1978 heeft daar geen verandering in gebracht; de wetgever heeft kennelijk beoogd de aanpassing van art. 3 aan het E.O.V. via te vormen jurisprudentie en aansluitend bij het verleden te laten verlopen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. - , zie W. Gramm, Die gewerbliche Anwendbarkeit - Inhalt und Bedeutung für die Erteilungspraxis, GRUR 1984, blz.761/9. Octrooi, herstel in de vorige toestand, Het is mogelijk dat het voor octrooiaanvragen geschreven art. 17A Row. ook van toepassing kan worden geacht op door de octrooihouder in acht te nemen termijnen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. - , nr 0011969 (Europees); Octrooiraad, Bijz. Afd., 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. -, nr 96895, Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. - , nr 112.840, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983,nr 45, blz. 355. - , nr 112.841, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - , nr 112.842, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. -, nr 120.864, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. -, nr 132.606, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355.
461 - , nr 139.028, Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. - , nr 143.229, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - , nr 145.545, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - , nr 156.295, Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 335. - , nr 157.074, Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. -, nr 163.892, Octrooiraad, Afd. van Beroep, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. Octrooiaanspraken, Ter bescherming tegen octrooiaanspraken van derden, had gedaagde kunnen volstaan met vermelding van het octrooinummer, in plaats van het merk Gist-Brocades; Pres. Rechtbank Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Octrooiaanvrage, nr 6717589, Rechtbank 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - , nr 6907376 (octrooinr 161.894), Octrooiraad, Afd. van Beroep, 15 aug. 1984, nr 23, blz. 78. - , nr 7012325 (octrooinr 172.662), Octrooiraad, Afd. van Beroep, 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. - , nr 7202509, Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. -, nr 7405214 (openbaargemaakt onder nr 176.438), Octrooiraad, Afd. van Beroep, 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347. - , nr 7503503, Hof van Justitie te Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. - , nr 7612743, Octrooiraad, Afd. van Beroep, 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435. - , nr 7712694 (openbaargemaakt onder nr 178.482), Octrooiraad, Afd. van Beroep, 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. - , nr 8005692, Octrooiraad, Bijz. Afd., 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. - , nr 8005954, Octrooiraad, Bijz. Afd., 18 juli 1984, nr 28, blz. 120. - , nr 0000000, Octrooiraad, Afd. van Beroep, 25 juni 1984, nr 17, blz. 42. - , nr 0000000, Octrooiraad, Bijz. Afd., 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. Octrooibescherming voor chips, zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. Octrooibescherming voor kweekprodukten, zie J. Straus, Patent protection for new varieties of plants produced by genetic engineering - Should "doublé protection" be prohibited?, IIC1984, blz. 426-442. Octrooiclassificatie, zie Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien. Octrooidocumentatie, zie Inlichtingen uit gegevensbestanden van het Europees Octrooi Bureau, officiële mededeling, blz. 22. -, zie Octrooipublikaties in de bibliotheek van de Octrooiraad aanwezig op 31 december 1984, mededeling, blz. 44/5. -, zie M. Grayson, Information Retrieval in Chemistry and Chemical Patent Law, New York, 1983; V. I. Blinnikov en M. A. Makarov, Some problems in the use of the international Patent classification, World Patent Information 1984, blz. 63/8; J. Delorme, Organising the distribution of certain E. P, O. data bases, World Patent Information 1984, blz. 74/5; F. J. Leloux, Recent patent publications - An indispensable prerequisite for correct technical and commercial policy decisions, World Patent Information 1984, blz. 130/8; H. Matter, Patent Information as a device in innovation counselling. Nachrichten für Dokumentation 1984, blz. 93/7; J. C. A. Staehelin, Towards the task of information providing of patent offices, Nachrichten für Dokumentation 1984, blz. 87-92; Dr S. de Vries en E. R. J. F. de Bundel, The new, fourth edition of the IPC, World Patent Information 1984, blz. 58-62 en R. Walker, Patents as information - an unused resource. IFLA Journal (BRD) 1984, blz. 175-180.
Octrooigemachtigde, Nederlands examen voor -, zie officiële mededelingen, blz. 2 en 126. - , Europees - examen, zie officiële mededeling, blz. 352. - , zie Prijsvraag Orde van - , mededeling, blz. 408. Octrooigeschillen (competentie), Het begrip "geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien" als bedoeld in art. 16 sub 4 EEX, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast; onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hun resp. uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien; Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. Octrooiinbreuk, zie het artikel van Mr C. J. J. C. van Nispen, Het effect van een latere uitspraak op een rechterlijk verbod of bevel, (het B/ijblad) blz. 225/8. - , zie het artikel van Mr J. W. van der Zanden, Het voortbrengsel dat rechtstreeks is verkregen door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze (art. 30 Rijksoctrooiwet), (het B/ijblad) blz. 273/5. - , Inbreuk aangenomen: juist vanwege de vrijwel indentieke wijze van samenstelling en constructie wijken de beide tegels niet op wezenlijke punten van elkaar af; Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. - , zie M. V. Meller, International Patent Litigation, a country by country analysis, Washington, 1983. Octrooiinformatie, zie Octrooidocumentatie. Octrooilicentie, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. - , zie P.A.O. cursussen Intellectuele en Industriële eigendom, mededeling, blz. 317. - , zie Seminair "Technische kennis te gelde maken", mededeling, blz. 44. - , zie Prof. Mr P. van Empel, Octrooilicenties en art. 85 EEG: de vrijstellingsverordening, TVVSdec. 1984 en Verordnung (EWG) Nr 2349/84 der Kommission vom 23. Juli 1984 über die Anwendung von Art. 85 Abs. 3 des Vertrages auf Gruppen von Patentlizenzvereinbarungen, GRUR Int. 1984, blz. 606-611. - , zie ook licentie. Octrooipublikaties in de bibliotheek van de Octrooiraad aanwezig op 31 december 1984, mededeling, blz. 44/5. Octrooiraad in het jaar 1984, De, artikel van Mr Drs J. J. Bos, blz. 354/5. Octrooiraad, zie J. C. A. Staehelin, Towards the task of information providing of patent offices, Nachrichten für Dokumentation 1984, blz. 87-92. Octrooirecht, zie het artikel van Mr R. van der Veen, Enige consequenties van nietigverklaring met terugwerkende kracht in het industriële eigendomsrecht, (het Bfijblad) blz. 254/7. - , zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. - , zie Wetgeving, blz. 441. - , zie Advies van de Commissie Octrooiverleningssysteem, mededeling, blz. 382/3. - , zie Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, Kwekersrecht en - in relatie tot genetische manipulatie bij planten, Studierapport 14d, 's-Gravenhage, 1984; F.K. Beier, Patente und Lizenzen als Instrumente des Wissenstransfers vom Forschungslabor in die industrielle Praxis, Mühlheim, 1983; A. Dietz, Das Patentrecht der südeuropaischen Staaten, Weinheim, 1984 [besproken door Y. Plasserand in GRUR Int. 1984, blz. 780/1]; K. H. Oppenlander, Patentwesen, technischer Fortschritt und Wettbewerb, Berlijn, 1984 [besproken door Mr J. B. van Benthem in IIC 1985, blz. 123/6 en in GRUR Int. 1984, blz. 655/6]; M. M. Pedrazzini, Patent- und Lizenzvertragsrecht, Bern, 1983 [besproken door J. Pagenberg in IIC 1984, blz. 802/3]; Drs R. J. Flik, De Nederlandse ondernemer verhoudt zich tot octrooi als
water en vuur. Octrooikoudwatervrees verzwakt concurrentiepositie, PT/Aktueel 9 jan. 1985, blz. 6/7; Drs A. van Grafhorst, Uitvinders let op Uw saeck! Octrooiaanvraag verzekert en versterkt concurrentiepositie, Management Team 1985, blz. 146/9; Mr Drs M. S. M. Groenendijk, Octrooibescherming op het terrein van de biotechnologie, Biotechnologie in Nederland 1984, blz. 7 0 / 1 ; Mr P. A. C. E. van der Kooy, Octrooirecht; kwekersrecht; industriële eigendom en artt. 30-36 EEG-Verdrag, Ars Aequi 1985, Katern, blz. 472/6; Eén uitvinding en wat nu? De moeizame weg tot octrooibescherming, De Ingenieur 1985, blz. 44-51; F.- K. Beier, Patents and foreign tra'de, IIC 1984, blz. 569-587; A, H. Duncan, Le depot des demandes de brevet sous forme numérique: ses conséquences pour le praticien et ses répercusions sur le plan juridique, La Propriété industrielle 1984, blz. 456-462; M. Kalikow, Etude comparative des pratiques suivies en matière des brevets par 1'Office des brevets et des marques des Etats-Unies d'Amerique, rOfïice europeen des brevets et 1'Office japonais des brevets, La Propriété industrielle 1984, blz. 315-328; P. Lange, Die Natur des Züchterrechts (Sortenschutzrecht) in Abgrenzung zur patentfahigen Erfindung, GRUR Int. 1985, blz. 88-94; D. M. Mills, Les brevets et 1'exploitation des techniques transferées dans les pays en développement (d'Afrique, notamment), La Propriété industrielle 1985, blz. 143-150; F. Savignon, Die Natur des Schutzes der Erfindungspatente und seine Anwendung auf lebende Materie. GRUR Int. 1985, blz. 83/8; Prof. Mr D. W. F. Verkade, Letter from the Netherlands, Copyright 1985, blz. 165-175 en R. Wilder, Computer Software in Europe and the United States: Is it Patentable Subject matter? IDEA 1984, blz. 51-60. - , tweede medische indicatie, zie medische indicatie. Octrooisamenwerkingsverdrag, zie PCT, Patent Cooperation Treaty. O.E.C.D., zie F. Levcik en J. Skolka, East-West Technology Transfer Study of Czechoslovakia. The Place of Technology Transfer in the Economie Relations between Czechoslovakia and the OECD ^ountries, Parijs. Oliver, P., Free movement of Goods in the EEC, Supplement 1984, Londen, 1984, aangekondigd door Prof. Mr D. W. F. Verkade, blz. 18. O.M.P.I., Organisation Mondiale de la Propriété Intellectuelle, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. Onderscheidend vermogen, Hof: de schroefvorm van de Wokkelzoutjes kan dienen om deze te onderscheiden van zoutjes van andere ondernemingen; de wezenlijke waarde van een zoutje is gelegen in smaak en knapperigheid, welke eigenschappen niet afhankelijk zijn van de vorm; het uiterlijk van de Wokkels is dan ook niet een uitkomst op het gebied van de nijverheid, de vorm is niet onontbeerlijk; H. R.: de door een merk ten gevolge van de bekendheid van dat merk aan een produkt toegevoegde handelswaarde behoort niet tot de "wezenlijke waarde van de waar"; Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. - , Het uitgangspunt in het cassatiemiddel, dat het bij het bepalen van de beschermingsomvang van een merk aan de hand van zijn -, uitsluitend aankomt op de omvang van het in aanmerking komende publiek dat het desbetreffende woord als beschrijvend opvat, vindt, blijkens hetgeen het Benelux-Gerechtshof voor recht heeft verklaard, geen steun in het recht; het Amsterdamse Hof is terecht uitgegaan van de "huidige opvattingen van het huidige publiek"; ook de motiveringsklacht van het cassatiemiddel faalt; Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noten V. d. Z.). -, In toepassing van art. 14A, la B.M.W. kan de nietigheid van een depot worden ingeroepen door iedere belanghebbende, wanneer het merk ieder onderscheidend vermogen mist omdat het op het ogenblik van depot onbeschikbaar was, daar het door een andere onderne-
ming werd gebruikt als handelsnaam; Hof Antwerpen, 7sept. 1982, nr 34, blz. 281. -, Het woordmerk Intermeubel bezit - ; Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noten v. N. H.). -, Toebak is in algemeen gangbaar Nederlands een verouderde vorm voor tabak, maar dit neemt niet weg dat het met slechts een geringe klankwisseling in één lettergreep nog zo dicht staat bij tabak, dat het daarmee als soortnaam kan worden vereenzelvigd en dus onderscheidende kracht mist en ondeugdelijk is als merk; Hof 's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. - , De tekens Ultra-doux en Ultra Mild zijn voor kosmetische produkten in een bijzonder zachte samenstelling uitsluitend beschrijvend en voldoen derhalve niet aan het vereiste van voldoende-; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. -, Het merk Job heeft gering -, want associatie met de betekenis baan/werk ligt voor de hand; het merk Jobtork stemt dus niet overeen met het merk Job; er is ook geen gevaar voor verwarring; Pres. Rechtbank Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. - , Het teken Fleurop stemt overeen met het merk Fleurop, ook voor zover dit laatste mede een Mercurius-figuur bevat; de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen - heeft, is zonder betekenis; Pres. Rechtbank Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. - , zie Mr P. J. M. Steinhauser, Distinctiveness requirements for trademarks in the EEC-Countries: The Benelux, BMM bulletin 1984 (3) blz. 33. Oneerlijke mededinging, zie het artikel van Mr J. A. van Arkel, Van Kolynos tot Sieverding en hoe het toen nog verder ging, (het B/ijblad) blz. 156/9. - , De draaitafel van gedaagde, die met het model van eiseres slechts ondergeschikte verschillen vertoont, maakt daarop geen inbreuk, omdat voorafgaande modellen slechts ondergeschikte verschillen vertonen met het model van eiseres; model van eiseres nietig verklaard; geen ongeoorloofde mededinging; Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz 421. - , zie ook mededinging. Ongeoorloofde mededinging en Europees recht, artikel van Mr R. A. A. Duk en Mr K. Limperg (het B/ijblad) blz. 176-183. Ongeoorloofde nabootsing, zie het artikel van Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, Het wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen, (het B/ijblad) blz. 196-200. Onrechtmatige daad (bescherming voor chips), zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. Ontlening, Geen slaafse navolging van de Minimix nu de Minimix niet als model is ingeschreven; - is overigens niet aannemelijk gemaakt; de Minimix heeft géén duidelijk kunstzinnig karakter en bovendien is voor schending van auteursrecht - noodzakelijk, waarvan niet is gebleken; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. - , (auteursrecht), Het gebruik door I.C.E. in haar folder van materiaal ontleend aan de Mebra-folder maakt inbreuk op het auteursrecht van Geotechnics; Pres. Rechtbank Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. Ontvankelijkheid, Slechts de houder van het uitsluitend recht op het model kan in de onderhavige vorderingen worden ontvangen; Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D. W. F. V.). - (in opeisingsactie), Verzoekster is ontvankelijk in haar verzoek, omdat zij haar aanspraken op de aanvrage heeft gegrond op art. 10, lid 1 ROW; Octrooiraad, Bijz. Afdeling, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. - (in opeisingsactie) Aan de werkgever in uitsluitend juridische zin, de werknemer werkte feitelijk op uitleenbasis voor een andere B.V. in hetzelfde concern, komt een opeisingsactie op grond van art. 10 ROW toe; Octrooiraad, Bijz. Afdeling, 18 juli 1984, nr28, blz. 120.
463 Ontwikkelingslanden, zie het artikel van Mr S. Gerbrandy, Farmaceutische Industrie en Derde Wereld, (het B/ijblad) blz. 183/6. -, zie W. H. Ball, Attitudes of developing countries to trademarks, The Trademark Reporter 1984, blz. 160-174 en D. M. Mills, Les brevets et 1'exploitation des techniques transferées dans les pays en dévelopement (d'Afrique, notamment), La Propriété industrielle 1985, blz. 143-150. Oorspronkelijke schepping, De rear-spoiler van Grant - voornamelijk dienend ter verfraaiing van personenauto's - is een nieuw en oorspronkelijk produkt, waarvan het doel duidt op een kunstzinnig karakter; er was voldoende speelruimte om van het ontwerp van Grant af te wijken; inbreuk aangenomen; Hof 's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. - , In kort geding valt niet uit te maken of de tabel met drinkadviezen een voldoende stempel van de maker draagt; voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de tabel valt in de categorie "andere geschriften" zonder persoonlijk karakter, waarvan de beschermingsomvang is beperkt tot ontlening die slechts te beschouwen is als eenvoudige herhaling; daarvan is i.c. geen sprake; Pres. Rechtbank Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. - , De vorm van de auto-jalouzieën is zodanig bepaald door een aantal (nader omschreven) eisen, dat voor de maker te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven; de andersluidende verklaring van een deskundige is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet doorslaggevend zijn; Pres. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. -, Het dessin "Zig Zag" heeft voldoende kunstzinnig karakter en voldoende originaliteit om een - te zijn; Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Oostenrijk, industriële eigendom, zie G. Kucsko, Wettbewerb-, Marken-, Muster- und Patentrecht, Wenen, 1985. - , programmatuurbescherming, zie H. Hodik, Der Schutz von Software im österreichischen Recht. Ein Beitrag zum urheberrechtlichen Werksbegriff, Wenen, 1984. Opeisingsactie, Verzoekster is ontvankelijk in haar verzoek, omdat zij haar aanspraken op de aanvrage heeft gegrond op art. 10, lid 1 ROW; Octrooiraad, Bijz. Afdeling, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. - , Aan de werkgever in uitsluitend juridische zin - de werknemer werkte feitelijk op uitleenbasis voor een andere B.V. in hetzelfde concern - komt een opeisingsactie op grond van art. 10 ROW toe; Octrooiraad, Bijz. Afdeling, 18 juli 1984, nr 28, blz. 120. Openbaarmaking (foto), Van Niftrik heeft een ideëel én een financieel belang om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van haar foto op de omslag van het kookboek van Elsevier, die de onjuiste indruk geeft dat Van Niftrik aan de inhoud heeft meegewerkt, terwijl zij het op belangrijke onderdelen met de inhoud oneens is; spoedeisend belang aangenomen; Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. - (octrooiaanvrage), Het gebruik van de wettelijke bevoegdheid tot gedeeltelijke openbaarmaking van een aanvrage is alleen dan wenselijk indien de desbetreffende Afdeling mag aannemen dat een aanvrager althans subsidiair met een gedeeltelijke openbaarmaking genoegen zal nemen; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347 (met noot v. N. H.). Openbare bekendheid, zie A. Hüni, Bemerkungen zur Einführung einer internationalen Schonfrist, GR UR Int. 1985, blz. 167/8. Oppositie, S. Helfgott, The declining use of patent oppositions, IIQ 1985, blz. 178-184. Orde van Octrooigemachtigden, zie prijsvraag - , mededeling, blz. 408. Ouder merk versus jongere handelsnaam, noot 2) van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach onder Hof Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338.
"Overdracht" van ongedeponeerde merken, in het bijzonder bij liquidatie van ondernemingen, artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, (het B/ijblad) blz. 258-262. Overdracht van technische kennis, zie technologieoverdracht. Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien, zie Unie tot bescherming van de industriële eigendom, stand van bekrachtigingen en toetredingen op 1 jan. 1985, blz. 19-20. - , zie Dr S. de Vries en E. R. J. F. de Bundel, The new, fourth edition of the IPC, World Patent Information 1984, blz. 58-62 en V. I. Blinnikov en M. A. Makarov, Some problems in the use of the international Patent classification, World Patent Information 1984, blz. 63/8. Overeenstemming (auteursrecht), De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het KBS-vignet geen associaties zal oproepen met het Kluwervignet; indien wordt aangenomen dat het Kluwervignet associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet aan te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. - (merken), Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken HIJ, JIJ en his resp. de handelsnamen "hij" en "jij" enerzijds en het merk/handelsnaam "Youtiek" anderzijds in enigerlei verwarring geraken, of merk of handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander; Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. - (merken), Mede gelet op de merkbekendheid van het merk van eiseres - shampoo in gele fles met babykopje wordt, onder toepassing van de leer van Jullien/Verschuere en Wrigley/Benzon, een flagrante overeenstemming aanwezig geoordeeld; Vz. Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. - (merken), Ftet merk Job heeft gering onderscheidend vermogen, want associatie met de betekenis baan/werk ligt voor de hand; het merk Jobtork stemt dus niet overeen met het merk Job; er is ook geen gevaar voor verwarring; Pres. Rechtbank Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. - (merken), Het teken Fleurpost stemt overeen met het merk Fleurop, ook voor zover dit laatste mede een Mercuriusfiguur bevat; de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, is zonder betekenis; Pres. Rechtbank Rotterdam, 8 maart 1984, rui l , blz. 34. - (merken), Tussen het merk Mebra-drain en het teken Amer-drain bestaat geen overeenstemming nu tussen de aanduidingen "Mebra" en "Amer" voldoende auditief en visueel verschil bestaat; Pres. Rechtbank Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. - (model), Bescherming wordt genoten voor een model zoals dit in het depot is afgebeeld met eventueel kleuraanduiding en beschrijving; inbreuk wordt gepleegd door een voortbrengsel met hetzelfde of een slechts ondergeschikte verschillen vertonend uiterlijk; van ondergeschikte verschillen is slechts sprake indien het publiek de voortbrengselen gemakkelijk met het gedeponeerde model zou kunnen verwarren; Hof 's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366. - (model), De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot aan "een ieder" blijken; i.c. is bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie; Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D.W.F. V.). Overneming van advertenties, zie Pres. Rechtbank Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148. Pammler/Konsumenten Kontakt, zie Hoge Raad, 29
maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D.W.F. V.). Parallelimport, zie K. Takamatsu, Parallel importation of Trademarked goods: A comparative analysis, Washington Law Review 1982, blz. 433-459 [vgl. The Trademark Reporter 1984, blz. 279-280]. Paralleloctrooi, De E.E.G.-regels betreffende het vrije verkeer van goederen brengen mee dat de rechthebbende op een octrooi in een Lid-Staat zich niet kan verzetten tegen import van onder het octrooi vallende goederen uit een andere Lid-Staat, indien die goederen aldaar door of met toestemming van de rechthebbende in het verkeer zijn gebracht, ook al is het aanvankelijk in het land van uitvoer bestaande - inmiddels geëindigd; Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Parijse Conventie, zie Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom. "Passing off", zie S. Lane, - and the foreign plaintiff, European Intellectual Property Review 1984, blz. 279-282. P.C.T., Patent Cooperation Treaty, tarieven, zie Nieuwe tarieven voor internationale aanvragen, officiële mededeling, blz. 412. - , zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , aanvrage, Op de internationale octrooiaanvrage, met dagtekening van internationaal depot, die de Octrooiraad tijdig heeft bereikt, is art. 17A Row van toepassing; Octrooiraad, Bijz. Afdeling, 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. - , zie G. Gall, - Questions in the Euro-PCT Context, European Intellectual Property Review 1984, blz. 302-310 en W.I.P.O.-Report, A new era for the PCT-System, IIC 1984, blz. 636-641. Piraterij, zie Wetgeving, blz. 441. -, zie G. Davis, Private copying of sound and audio visual recordings, Oxford, 1984 [besproken door Th. G. Field Jr in IDEA 1985 blz. 4/5]. Plagiaat, zie H. Lambregtse, - : de fraude van de jaren tachtig. Merkenbescherming vraagt speciale deskundigheid, Haagsche Courant 6 april 1985, blz. 9L; Mr H. Meininger, Hoe zie je dat het echt is? Namaak verkopen mag niet, maar als klant weet je soms van niets, Haagsche Courant 16 maart 1985 (zaterdagbijlage) en Prof. Mr D. W. F. Verkade, Literatuur en - , Ars Aequi 1984, blz. 667-682. Plantenrassenbeschermingen, zie kwekersrecht. Pokon/Substral, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (met noot v. N.H.). Prioriteit, zie recht van voorrang. Produktaansprakelijkheid, zie E. F. J. Wilms, Produkteund Produzentenhaftung aus Marken oder ahnlichen Zeichen, Zürich, 1984. Produktvergelijking, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (met noot v. N.H.). Programmatuurbescherming, zie het artikel van Mr P. B. Hugenholtz, Juridische bescherming van chips, blz. 127-134. - , zie het artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, blz. 320-330. - , zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. - , In casu geldt gedaagde (werkgever) als de maker van de met de uitvinding samenhangende geschriften en computerprogrammatuur; uit alle feiten en omstandigheden in onderling verband heeft de Rechtbank met juistheid afgeleid dat eiser ermee instemde dat gedaagde van zijn diensten gebruik maakte tot het vervaardigen van de betreffende werken; Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. - , Een computer die zich slechts door informatie-inhoud van een andere computer onderscheidt, is een nieuw voortbrengsel indien het een computerinrichting betreft met een direct of adresseerbaar werkgeheugen waarin
een programma is opgeslagen dat nieuw is; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435. - , zie P.A.O. cursus Computer en recht, mededeling, blz. 79. - , zie G. Vandenberghe, Bescherming van computer-software; een vergelijkend onderzoek, Deventer, 1984 [besproken door Prof. Mr D. W. F. Verkade in NJB 1985, blz. 22/3 en in B.I.E. 1984, blz. 337/8, en door Mr P. B. Hugenholtz in Auteursrecht/AMR 1984, blz. 90]; C. en G. Bertin en M. Pinson, Les conditions de protection du logiciel en France, Parijs, 1983; L. N. Casaway en M. Murphy, Legal Protection for Computer Programs, Boulder, 1982; M. D. Goldberg (ed.), Software Protection and Marketing. Computer Programs and Data Bases; Video Games and Motion Pictures, New York, 1983; H. Hodik> Der Schutz von Software im österreichischen Recht. Ein Beitrag zum urheberrechtlichen Werksbegriff, Wenen, 1984; C. K. Lien, "Computer Hardware-Software Merger: A comparative Study on Evolving International Protection Schemes", Berkeley; Prof. Mr Dr Storme (ed.), Inleiding tot het computergebruik en zijn toepassingsproblemen in het recht, Antwerpen, 1985; Prof. Dr G. Vandenberghe, Partijenaansprakelijkheid bij software contracten (een rechtsvergelijkend onderzoek), Deurne, 1984 [besproken in Revue de droit intellectuellle-L'Ingenieur-Conseil 1985, blz. 130/1]; Ir J. E. M. Galama, Software; Geestelijke eigendom, en de bescherming daarvan, Kwartaalreeks over Informatie en Informatiebeleid dec. 1984(8); Mr P. B. Hugenholtz, Softwarebescherming, een tussenstand voor thuisblijvers, Auteursrecht/AMR 1984, blz. 9 0 / 1 ; Mr P. B. Hugenholtz, Computerprogramma's een nieuwe categorie werken? Auteursrecht/AMR 1985, blz. 32/3; Mr J. H. Spoor, Piraterij van computerprogramma's, Auteursrecht/AMR 1985, blz. 31/2; Prof. Mr D. W. F. Verkade, Moet Nederland een Chipswet maken? Micro Software Magazine 1985 (2) blz. 10/1; Prof. Mr D. W. F. Verkade, Software en chip bescherming. Bestaat ook naar Nederlands recht, NRC Handelsblad 19 okt. 1984, blz. 7; Werkgroep Informaticarecht, Discussienota "Juridische bescherming van software", Tijdschrift voor Informatica en recht 1984 (3); H. Beise, Copyright für Computèrchips in den USA, Recht der Internationalen Wirtschaft 1984, blz. 687; M. BrandiDohrn, Zur Reichweite und Durchsetzung des urheberrechtlichen Softwareschutzes, GRUR 1985, blz. 179-188; G. G. Davis, IMB PC Software and hardware Compatibility, European Intellectual Property Review 1984, blz. 273/8; Dr H. Meister, Zur Politik des Datenschutzes, Markenartikel 1985, blz. 171/3; M. D. Scott, Software Protection through Copyright, Software Protection 1984, blz. 1-11; U. Sieber, Copyright protection of Computer Programs in Germany, European Intellectual Property Review 1984, blz. 214-226 en blz. 253-260; R. Wilder, Computer Software in Europe and the United States: Is it Patentable Subject matter? IDEA 1984, blz. 51-60 en J. N. Williams en D. L. Feigenbaum, Drafting computer software license, LES Nouvelles 1984, blz. 151/3. Prijsvergelijking, zie noot**) van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296. Quickmix staafmixers, zie Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Rangorde van octrooiaanvragen, Omdat tussen twee aanvragen van gelijke rang, ingediend door dezelfde aanvrager, geen wezenlijk verschil bestaat, zal slechts op één van beide octrooi kunnen worden verleend; dit brengt mee dat de aanvrager moet kiezen in welke aanvrage hij de verleningsprocedure wenst aan te spannen, waarna - om redenen van rechtszekerheid niet nogmaals in de andere aanvrage een verleningsprocedure kan worden afgewikkeld; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 25 juni 1984, nr 17, blz. 42.
.465 Rear-spoiler, De - van Grant - voornamelijk dienend ter verfraaiing van personenauto's - is een nieuw en oorspronkelijk produkt, waarvan het doel duidt op een kunstzinnig karakter; er was voldoende speelruimte om van het ontwerp van Grant af te wijken; inbreuk aangenomen; Hof's-Gravenhage, 13 april 1983, n r 6 , blz. 13. Recht van voorrang, - in de Chinese Volksrepubliek, officiële mededeling, blz. 2. - , zie het artikel van Mr Th. R. Bremer, IPR komplikaties bij de uitvinding in dienstbetrekking, (het B/ijblad) blz. 165/8. - , De inhoud van een oudere, niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage wordt bij wege van fictie tot de stand der techniek gerekend i.c. op grond van het ingeroepen recht van voorrang; passages in deze oudere aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven stand van de techniek, mogen bij beoordeling van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage van de oudere aanvrage als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd; de vermelding in de oudere aanvrage van een verbinding die kennelijk foutief is aangeduid, is niet nieuwheidsschadelijk nu uit de oudere aanvrage niet ondubbelzinnig valt af te leiden wat onder die verbinding moet worden verstaan; Öctrooiraad, Afdeling van Beroep, 23 juli 1985, nr 70, blz. 437. \ Rechterlijk verbod, zie het artikel van Mr C. J. J. C. van Nispen, Het effect van een latere uitspraak op een rechterlijk verbod of bevel, (het B/ijblad) blz. 225/8. Rechtstreeks voortbrengsel, zie het artikel van Mr J. W. van der Zanden, Het voortbrengsel dat rechtstreeks is verkregen door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze (art. 30 Rijksoctrooiwet), (het B/ijblad) blz. 273/5. Reclame, zie het artikel van Mr W. C. van Manen, Grote merken vangen veel wind, (het B/ijblad) blz. 203/7. - , zie het artikel van Prof. Mr W. J. Slagter, Merkenrecht en vergelijkende reclame, (het B/ijblad), blz. 237-242. - , De - boodschap, waarin Bergasol wordt vergeleken met "een ander bekend antizonnebrandmiddel" is niet onrechtmatig jegens eiseressen, nu haar artikelen niet met name worden genoemd; Pres. Rechtbank Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. - , Hans Anders is niet gerechtigd reclame-uitingen van Foto-Quelle - nagenoeg - geheel in zijn eigen advertenties over te nemen; publikaties waarin Hans Anders, inhakende op publikaties van de Consumentenbond, benadrukt dat Foto-Quelle ten onrechte haar monturen aanprijst als kwaliteitsprodukten, zijn niet in strijd met art. 328 Sr. en, in het licht van de omstandigheden, ook niet onrechtmatig; Pres. Rechtbank Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. - , zie R. Sack, Vergleichende und bezugnehmende Werbung, Stuttgart, 1983; Intellectuele eigendom Reclamerecht (nieuw tijdschrift) uitgever W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle, maart 1985; Mr J. J. C. Kabel, Van dominees en dierenartsen: rechtsaspecten van het reclamerecht, Intellectuele eigendom & Reclamerecht 1985, blz. 2-6; Mr F. Kuitenbrouwer, Reclame en concurrentie: de geest is uit dé fles, NRC Handelsblad 17 april 1985, Supplement Mens en bedrijf, blz. 7 en R. Plaisant, La publicité mensongère, Revue de droit intellectuel - L'Ingénieur-Conseil 1984, blz. 373-389. - , zie ook misleidende - en vergelijkende - . Reclamecode Commissie, zie AROB-beroep van beslissingen van de Reclameraad, noot van Mr S. Boekman onder Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. - , zie Jaarverslag 1984 Stichting Reclame Code, Reclame code Commissie, College van Beroep, Amsterdam, 1985. Reclameraad, De - is niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk
is; de onderhavige besluiten van de - zijn onvoldoende gemotiveerd en derhalve in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur dat vereist dat een beschikking gedragen moet worden door een deugdelijke, daaraan ten grondslag gelegde, voor een betrokkene kenbare motivering; Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). Reprorecht, zie G. Davis, Private copying of sound and audio visual recordings, Oxford, 1984 [besproken door Th. G. Field Jr in IDEA 1985, blz. 4/5]; A. Francon, The legal situation concerning reprography internationally and in France, IIC1984, blz. 679-685; G. Karnell, The legal situation concerning reprography in the Nordic Countries, IIC 1984, blz. 685-691 en P. Katzenberger, Copyright problems of reprography: Access to scientific literature for research purposes, IIC 1984, blz. 691-701. Research, zie F.-K. Beier en J. Straus, Der Schutz wissenschaftlicher Forschungsergebnisse, Weinheim, 1984 [besproken door W. R. Cornish in IIC 1985, blz. 276/7]. Rolcontainers, zie Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D. W. F. V.). Rijksoctrooiwet, aanpassing aan het Europees Octrooi Verdrag, Werkwijzeconclusies die kennelijk betrekking hebben op een geneeswijze, komen niet voor octrooiverlening in aanmerking, omdat de daarin vervatte materie niet behoort tot het gebied der nijverheid in de zin van art. 3, de wetswijziging van 1 jan. 1978 heeft daar geen verandering in gebracht; de wetgever heeft kennelijk beoogd de aanpassing van art. 3 aan het E.O.V. via te vormen jurisprudentie en aansluitend bij het verleden te laten verlopen; Öctrooiraad, Afdeling van Beroep, 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. - , Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de - (I en II), wetgeving, blz. 407. Rijschool Zaanstad, Verwarringwekkende gelijkenis tussen de handelsnaam " - " , en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad", nu de activiteiten van beide ondernemingen zijn gericht op het behalen van het rijbewijs in hetzelfde handelsgebied; Pres. Rechtbank Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Satelliet-t.v., zie Auszug aus "Fernseh ohne Grenzen ", Grünbuch über die Errichtung des Gemeinsamen Marktes für Rundfunk, insbesondere über Satellit und Kabel (Mitteilung der Kommission an den Rat) vom 14. Juni 1984, GRUR Int. 1984, blz. 612-625. Scandinavië, reprorecht, zie G. Karnell, The legal situation concerning reprography in the Nordic Countries, IIC 1984, blz. 685-691. - , siermodellen, zie M. Levin, Design Protection in the Nordic Countries, European Intellectual Property Review 1984, blz. 340/4. Schade (door merkinbreuk), Verworpen worden de • tegenover de merkhouder aangevoerde stellingen (1) dat deze door de handelwijze van de arts en de apotheker geen schade kan lijden in de zin van art. 13A, lid 1, aanhef en sub 2, en (2) dat laatstgenoemden voor hun handelwijze een "geldige reden" hadden in de zin van genoemd artikel; Hof 's-Gravenhage, 28 april 1982; zie Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. - (door naleven verbod), De partij die haar wederpartij door dreiging met executie dwingt tot het naleven van een in kort geding gegeven verbod, is in beginsel aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt doordat zij zich naar dat verbod heeft gedragen, indien achteraf blijkt dat de rechter in het bodemgeschil anders oordeelt dan de rechter in kort geding; Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, zie Het gemeenschapsmerk, artikel van Mr H. Molijn, (het B/ijblad) blz. 222/5. - , zie Unie tot bescherming van de industriële eigendom, stand van bekrachtigingen en toetredingen op 1 jan. 1985, blz. 19-20.
Schikking van Nice betreffende de internationale classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zie Warenclassificatie-Overeenkomst van Nice. "Schonfrist", zie A. Hüni, Bemerkungen zur Einführung einer internationalen Schonfrist, GRUR Int. 1985, blz. 167/8. Seahorse/Elias, Nu de dessins voor keukentextiel niet als model zijn gedeponeerd, is het gestelde nabootsen of aanhaken niet zonder meer onrechtmatig; bijzondere omstandigheden die onrechtmatigheid van handelen meebrengen zijn niet aanwezig; Pres. Rechtbank Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Semiconductor Chip Protection Act, zie chip-bescherming. Shampoo in gele fles met babykopje, zie Vz. Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Siermodel, zie modelbescherming. Slaafse nabootsing, zie nabootsing. Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, blz. 50/6. Software, zie programmatuurbescherming. Soortnaam, zie het artikel van Mr S. K. Martens, Verwording van een merk tot - . Bellen blazen rond art. 5 onder 4° BMW, (het B/ijblad) blz. 213-221. * - , Voldoende is komen vast te staan dat in Zuidnederlandse streektalen toebak nog een gangbare aanduiding is voor tabak en derhalve een - ; soortnamen zijn niet deugdelijk als merk; los daarvan: toebak is in algemeen gangbaar Nederlands een verouderde vorm voor tabak, maar dit neemt niet weg dat het met slechts een geringe klankwisseling in één lettergreep nog zo dicht staat bij tabak, dat het daarmee als - kan worden vereenzelvigd en dus onderscheidende kracht mist en ondeugdelijk is als merk; Hof's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Spanje, octrooirecht, zie P. Dosterschill, Grundzüge und Reform des spanischen Patentrechts, Keulen, 1982 [besproken door A. Bercovitz Rodriquez-Cano in IIC 1984, blz. 662/6]. < - , oneerlijke mededinging, zie U.V. Krömer, Der unlautere Wettbewerb nach spanischem Recht - Eine Entwicklungsgeschichte und systematische Darstellung mit Hinweisen auf das deutsche Recht, Munster, 1984. Speurwerk, zie research. Spoedeisend belang en talmen door de rechtsvoorganger, noot2) van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Spoedeisend belang, Van Niftrik heeft een ideëel én een financieel belang om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van haar foto op de omslag van het kookboek van Elsevier, die de onjuiste indruk geeft dat Van Niftrik aan de inhoud heeft meegewerkt, terwijl zij het op belangrijke onderdelen met de inhoud oneens is; - aangenomen; Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. - , Arcom is op de brochure II wel vermeld maar niet "als zoodanig", d.w.z. niet als maker; in kort geding kan niet zonder nader onderzoek worden uitgemaakt wie het auteursrecht op de brochure heeft; voor onderzoek in k.g. is de zaak onvoldoende spoedeisend; gebruik van brochure III door Arcom is niet onrechtmatig omdat daarmee de kans op verwarring niet wordt vergroot; Hof 's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. - , Een eventueel lang stilzitten door de vroegere houder van het model versteekt degene die sinds kort de rechthebbende is niet van spoedeisend belang; Pres. Rechtbank Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noten D.W.F. V.). Staatswapen, ongeoorloofd gebruik, zie Mr J. W. van der Zanden, Het - , Elseviers Magazine 3 aug. 1985, blz. 6. Stand van de techniek, De inhoud van een oudere, niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage wordt bij wege van fictie tot de - gerekend i.c. op grond van het ingeroepen recht van voorrang; passages in deze oudere
aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven - , mogen bij beoordeling van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage van de oudere aanvrage als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd; de vermelding in de oudere aanvrage van een verbinding die kennelijk foutief is aangeduid is niet nieuwheidsschadelijk nu uit de oudere aanvrage niet ondubbelzinnig valt af te leiden wat onder die verbinding moet worden verstaan; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 23 juli 1985, nr 70, blz. 437. Stars/Superstar, zie Superstar. STER, zie AROB-beroep van beslissingen van de Reclameraad, noot van Mr S. Boekman onder Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. - , De gronden die door de - zijn aangevoerd ter ondersteuning van haar weigering de reclamespot van de Volkskrant uit te zenden kunnen die beslissing niet dragen; het in art. 21 Auteurswet bedoelde redelijk belang kan niet gelegen zijn in het ontbreken van toestemming, nu dit artikel van het ontbreken daarvan uitgaat; bovendien komt aan - geen beroep op dit artikel toe; Pres. Rechtbank Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (met noot S.B.). Stichting Reclame Code, zie Reclame Code Commissie. Straalmeester, zie het artikel van Prof. Mr D. W. F. Verkade, "Overdracht" van ongedeponeerde merken, in het bijzonder bij liquidatie van ondernemingen, (het B/ijblad) blz. 258-262. - , Overdracht van onder meer het niet-gedeponeerde, sedert jaren openlijk gebruikte, merk " - " aan eiseres; de eis tot nietigverklaring van het door gedaagde verrichte depot voor het merk " - " is daarom reeds gegrond; bovendien is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht; Rechtbank Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. Straatsburg, zie Verdrag van - betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht. Stijl van de meester en het auteursrecht, De, artikel van Mr F. W. Grosheide, (het B/ijblad) blz. 186-193. Substral/Pokon, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (met noot v. N.H.). Superstar/Stars, De oudste rechten op een handelsnaam, die aanspraak geven op bescherming, blijven beperkt tot het terrein (het handelsdebiet) waar die naam het eerst is gevoerd; het kernbegrip in de handelsnamen "Superstar" en "Stars" dat bij het relevante publiek blijft hangen, wordt gevormd door het Engelse woord "star"; nu beide winkels op vijf huizen van elkaar in dezelfde straat zijn gevestigd is verwarringsgevaar aannemelijk; Hof's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 373. Taalkundige problemen van het nieuwe merkenstelsel van de landen van de Europese Economische Gemeenschap, artikel van Mr E. van Weel, (het B/ijblad) blz. 268/9. Taiwan, merkenrecht, zie Th. Q. T. Tsai, Trademarks in Taiwan, R. O. C , Taipeh, 1983. -, octrooirecht, zie P. I. C. Yun, Patents in Taiwan, R. O. C , Taipeh, 1981. Tanderil, zie Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. Technisch effect van artikel 2 lid 1 Modellenwet, Het, artikel van Mr L. Wichers Hoeth, (het B/ijblad) blz. 270/2. Technisch effect van een model, De gedeponeerde vormgeving is onmisbaar voor een beter technisch effect en ontbeert derhalve modelbescherming; Pres. Rechtbank Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. - , zie Prof. Mr D. W. F. Verkade, Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer, 1985, besproken door Dr Th. Limperg, blz. 383/6. Technische ontwikkelingen, zie G. Davies, New Technology and Copyright Reform, European Intellectual Property Review 1984, blz. 335/9.
467 Technologie-overdracht, zie G. Cabanellas Jr, Antitrust and Direct Regulation of International Transfer of Technology Transactions, Weinheim, 1984 [besproken door U. Dreiss in IIC 1984, blz. 794/5]; F.LevSik en J. Skolka, East-West Technology Transfer Study of Czechoslovakia. The Place of Technology Transfer in the Economie Relations between Czechoslovakia and the OECD Countries, Parijs; J. Lowe en N. Crawford, Innovation and Technology Transfer for the Growing Firm. Text and Cases, Oxford, 1984; G. Cabanellas Jr, Jurisdiction Rules under International Transfer of Technology Regulations, IIC 1985, blz. 19-45; Reu Janxin, La Loi sur les brevets et les échanges économiques et techniques de la République populaire de Chine avec 1'étranger, La Propriété industrielle 1985, blz. 135-142; D. M. Mills, Les brevets et 1'exploitation des techniques transferées dans les pays en développement (d'Afrique, notamment), La Propriété industrielle 1985, blz. 143-150 en ,B. de Passemar, Transferts de techniques, grandeur et servitudes, La Propriété industrielle, 1984, blz. 369-379. Tekeningen en modellen, zie modelbescherming. Territoriale beperkingen, zie het artikel van Mr T. Schaper, Wordt de beoordelingsruimte bij inbreukvragen door het EEG-recht beperkt?, (het B/ijblad) blz. 232/5. - , De E.E.G.-regels betreffende het vrije verkeer van goederen brengen mee dat de rechthebbende op een octrooi in een Lid-Staat zich niet kan verzetten tegen import van onder het octrooi vallende goederen uit een andere Lid-Staat, indien die goederen aldaar door of met toestemming van de rechthebbende in het verkeer zijn gebracht, ook al is het aanvankelijk in het land van uitvoer bestaande paralleloctrooi inmiddels geëindigd; Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. - , zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. - , zie P. Oliver, Free movement of Goods in the EEC, Supplement 1984, Londen, 1984, aangekondigd door Prof. Mr D. W. F. Verkade, blz. 18. Toeback/Toebak Experto, Voldoende is komen vast te staan dat in Zuidnederlandse streektalen toebak nog een gangbare aanduiding is voor tabak en derhalve een soortnaam; soortnamen zijn niet deugdelijk als merk; los daarvan: toebak is in algemeen gangbaar Nederlands een verouderde vorm voor tabak, maar dit neemt niet weg dat het met slechts een geringe klankwisseling in één lettergreep nog zó dicht staat bij tabak, dat het daarmee als soortnaam kan worden vereenzelvigd en dus onderscheidende kracht mist en ondeugdelijk is als merk; Hof's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Toeleverancier, Namaak van shirts met daarop aangebracht het woordmerk 'Lacoste' en het beeldmerk van een gestileerde groene krokodil; bevel tot staking van de inbreuk en bekend maken van naam en adres van de -, enz.; Pres. Rechtbank Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Toestemming (tot gebruik van een merk), Niet aannemelijk is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een employé van Gist-Brocades die toestemming tot gebruik van het merk zou hebben gegeven; Pres. Rechtbank Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz.418. Tormos/Toros. Het merk Toros stemt overeen met het merk Tormos; Pres. Rechtbank Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Tsjechoslowakije, zie F. LevSik en J. Skolka, East-West Technology Transfer Study of Czechoslovakia. The Place of Technology Transfer in the Economie Relations between Czechoslovakia and the OECD Countries, Parijs. Tweede medische indicatie, zie medische indicatie. UARCO, zie Industriële en andere intellectuele eigendom en E.E.G.-Verdrag, mededeling, blz. 380/2. Uitputting, zie het artikel van Mr J. H. Spoor, Zijn de
kalenders rechtmatig in het koninkrijk gewijzigd? - van intellectuele eigendomsrechten, (het B/ijblad) blz. 242/7. Uitvinder, zie M. Kraayeveld, Nederland heeft veertien miljoen uitvinders. (Inzendingen aan het Nederlandse Uitvinderscentrum in Rotterdam bereiken recordhoogte), Haagsche Courant 6 april 1985, blz. 5. Uitvinder in dienstverband, zie werknemer-uitvinder. Uitvinding, Een gedeelte van een geoctrooieerde werkwijze dat beoogt een aan een bekende werkwijze verbonden bezwaar te ondervangen, kan tot het wezen van de uitvinding behoren, ook al is noch de oorzaak, noch de reden waarom de werkwijze dat bezwaar ondervangt, bekend; Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. Uitvindingsgedachte, Rb.: Ook een variant van de in de conclusies omschreven werkwijze, die berust op de door het octrooi geopenbaarde - , valt binnen de beschermingsomvang van het octrooi, ook al heeft de octrooihouder die variant ten tijde van de indiening van de aanvrage nog niet voorzien; Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. Uitvindingshoogte, De combinatie van twee, uit afzonderlijke publikaties bekende filmeenheden is inventief, nu noch de combinatie, noch de wens om deze te realiseren eerder is beschreven en het ten minste negen jaren heeft geduurd alvorens de combinatie tot stand is gekomen, terwijl het toch een intensief afgezocht gebied der techniek betreft; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 15 aug. 1984, nr 23, blz. 78. -, zie J. Bochnovic, The inventive step. lts evolution in Canada, the United Kingdom and the United States, Weinheim, 1982 [besproken door J. Kroher in IIC 1985, blz. 272/3]. Uitvoerbaarheid bij voorraad, zie Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D. W. F. V.). Ultra Mild/Ultra-doux, De tekens Ultra-doux en Ultra Mild zijn voor kosmetische produkten in een bijzonder zachte samenstelling uitsluitend beschrijvend en voldoen derhalve niet aan het vereiste van voldoende onderscheidend vermogen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Unieverdrag van Parijs, zie Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom. Universele Auteursrechtconventie van Bern, zie auteursrechtconventie van Bern. UPOV, zie kwekersrecht. V.B.O., zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , Omdat tussen twee aanvragen van gelijke rang, ingediend door dezelfde aanvrager, geen wezenlijk verschil bestaat, zal slechts op één van beide octrooi kunnen worden verleend; dit brengt mee dat de aanvrager moet kiezen in welke aanvrage hij de verleningsprocedure wenst aan te spannen, waarna - om redenen van rechtszekerheid - niet nogmaals in de andere aanvrage een verleningsprocedure kan worden afgewikkeld; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 25 juni 1984, nr 17, blz. 42. Verboden door derden 'te doen openbaarmaken', noot van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289. Verbod in kort geding, De partij die haar wederpartij door dreiging met executie dwingt tot het naleven van een in kort geding gegeven verbod, is in beginsel aansprakelijk voor de schade die de wederparty lijdt doordat zij zich naar dat verbod heeft gedragen, indien achteraf blijkt dat de rechter in het bodemgeschil anders oordeelt dan de rechter in kort geding; Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Verdrag inzake de internationale inschrijving van merken, zie Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken. Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom, zie Unie tot bescherming van de industriële eigendom,
-r\j\j
stand van bekrachtigingen en toetredingen op 1 jan. 1985, blz. 19-20. - , zie Wetgeving, blz. 441. - , zie Mr Drs J. J. Bos, Les Pays-Bas et la Convention de Paris pour ^protection de la propriété industrielle, La Propriété Industrielle 1984, blz. 417-421. Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, zie O. M. P. I. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, zie PCT, Patent Cooperation Treaty. Verdrag van Boedapest inzake de erkenning van het depot van micro-organismen, zie micro-organisme. Verdrag van Luxemburg betreffende het Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke markt, zie Gemeenschapsoctrooiverdrag. Verdrag van München inzake verlening van Europese octrooien, zie Europees Octrooiverdrag van München. Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, van producenten van programmen en van omroeporganisaties, 26 okt. 1961, zie aangrenzend recht. Verdrag van Straatsburg betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - , zie F.-K. Beier, K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner Gemeinschaftskommentar, 4., 5. en 6. Lieferung, Keulen, 1984, besproken door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. Verenigde Staten van Amerika, chip-bescherming, zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. -, chipbescherming, zie I. Arckens en J. Keustermans, De semiconductor chip protection Act of 1984 - een kritische blik, Rechtskundig Weekblad 9 febr. 1985 en W. Hein, Der U. S. Semiconductorchip Protection Act von 1984, GRUR Int. 1985, blz. 81/2. - , franchising, zie Ph. F. Zeidman, P. C. Ansbrook en H. Brett Lowell, Franchising: Regulation of buying and selling a Franchise (U. S.), Rockville, Maryland, 1983 [besproken in The Trademark Reporter 1984, blz. 283]. - , kartelrecht, zie J. Maitland-Walker, International Antitrust Law, Volume II. Recent Development in EEC and US Antitrust, Oxford, 1984 en Th. Pawlikowski, Intra-Group Arrangements under Articles 85 and 86 of the Treaty Establishing the European Economie Community. With a Comparative Survey of the Treatment of Intra-Group Arrangements under the American Antitrust Law and the Competition Law of Canada, Frankfurt a/d Main, 1984. -, know-how, zie H. Stumpf, The Know-How Contract in Germany, Japan and the U.S., Deventer, 1984 [besproken door Prof D. Kokkini-Jatridou in NJB 1984, blz. 1232/3]. - , licentie, zie Arnold, White, Durkee, 1984 Licensing Law Handbook, New York, 1984. - , mededinging, zie J. Th. McCarthy, Trademarks and Unfair Competition (2 Vol.), Rochester (N.Y.), 1984 [besproken in The Trademark Reporter juli-aug. 1984, blz. 36] en R. Pietzke, Patentschutz, Wettbewerbsbeschrankungen und Konzentration im Recht der Vereinigten Staaten von Amerika, Keulen, 1983 [besproken door D. Braun in IIC1984, blz. 797-800]. - , merkenrecht, zie J. Th. McCarthy, Trademarks and Unfair Competition (2 Vol.), Rochester (N.Y.), 1984 [besproken in The Trademark Reporter juli-aug. 1984, bE36L-~ -, octrooirecht, zie Etude comparative des pratiques suivies en matière de brevets par l'Office des brevets et des marques des Etats-Unis d'Amérique, POffice europeen des brevets etJ'Office japonais des brevets, La Propriété industrielle 1984, blz. 315-328 en A. D. Lourie, Patent term restoration, Journal of the Patent Office Society 1984, blz. 526-550.
- , persoonlijkheidsrecht, zie C. A. Boston en H. V. Barry, New York and California meet the first artists "moral rights" Laws in the United States, European Intellectual Property Review 1984, blz. 246/9. - , programmatuurbescherming, zie het artikel van Prof. Dr Guy P. V. Vandenberghe, Softwarebescherming in de U.S.A.: een voorbeeld voor Europa?, blz. 50/6. - , programmatuurbescherming, zie R. Wilder, Computer Software in Europe and the United States: Is it Patentable Subject matter? IDEA 1984, blz. 51-60. - , uitvindingshoogte, zie J. Bochnovic, The inventive step. lts evolution in Canada, the United Kingdom and the United States, Weinheim, 1982 [besproken door J. Kroher in IIC 1985, blz. 272/3]. Vergelijkende reclame, zie het artikel van Prof. Mr W. J. Slagter, Merkenrecht en - , (het B/ijblad) blz. 237-242. - , zie de noot van Prof. Mr E. A. van Nieuwenhoven Helbach onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307. -, De reclameboodschap, waarin Bergasol wordt vergeleken met "een ander bekend antizonnebrandmiddel" is niet onrechtmatig jegens eiseressen, nu haar artikelen niet met name worden genoemd; Pres. Rechtbank Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. - , zie R. Sack, Vergleichende und bezugnehmende Werbung, Stuttgart, 1983. - , zie ook reclame. Vergoeding voor het gemis aan octrooi, artikel van Mr Ir L. B. Chavannes, (het B/ijblad) blz. 170/3. Verkade, Prof. Mr D. W. F., Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer, 1985, besproken door Dr Th. Limperg, blz. 383/6. Verpakking, De fabrikant van kosmetica die zijn produkten van een codering voorziet, voldoet aan een wettelijke verplichting waarmee hij niet alleen het algemeen belang dient, maar ook zijn eigen belang om aan de hand van de codenummers een ondeugdelijke partij op te sporen; het schenden van deze belangen, door verwijdering van het codenummer of het verhandelen van produkten waarvan het codenummer is verwijderd, is onrechtmatig; tevens wordt door verwijdering van het codenummer afbreuk gedaan aan het cachet van de produkten hetgeen eveneens onrechtmatig is; niet aannemelijk is dat de codering er mede toe dient om het gesloten verkoopsysteem in stand te houden; Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 149. Verpakkingsconclusie is aanvaardbaar, zie Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347. Verslag van de vergadering van het Comité Exécutif van AIPPI, artikel van Jhr Mr J. A. Stoop, blz. 320-330. Vertaler resp. vertolker, zie aangrenzend recht. Vertaling, Beschermingsomvang van een woordmerk via - , zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Verwarring, De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het KBS-vignet geen associaties oproept met het Kluwervignet; indien wordt aangenomen dat het Kluwervignet associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet aan te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. -, De handelsnaam "Het Breiend Schaap" is door appellant het eerst gebruikt en - is te duchten tussen de ondernemingen van appellant en geïntimeerden; appellant heeft het woord-beeldmerk "Het Breiend Schaap" als eerste gedeponeerd en kan zich daarom tegen het gebruik van dat merk door geïntimeerden verzetten; beroep op voorgebruik te goeder trouw gaat niet op; niet relevant is wie de naam en/of het merk heeft bedacht en wie aan de idee uiteindelijk vorm heeft gegeven; Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. - , Depot te kwader trouw van een merk dat verwarring-
469 wekkend overeenstemt met een handelsnaam; Hof Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. - , Het kernbegrip in de handelsnamen "Superstar" en "Stars" dat bij het relevante publiek blijft hangen, wordt gevormd door het Engelse woord "star"; nu beide winkels op vijf huizen van elkaar in dezelfde straat zijn gevestigd is verwarringsgevaar aannemelijk; Hof 's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 373. - , Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken HIJ, JIJ en his resp. de handelsnamen "hij" en "jij" enerzijds en het merk/handelsnaam "Youtiek" anderzijds in enigerlei verwarring geraken, of merk of handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander; Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. - , Arcom is op de brochure II wel vermeld maar niet "als zoodanig", d.w.z. niet als maker; in kort geding kan niet zonder nader onderzoek worden uitgemaakt wie het auteursrecht op de brochure heeft; voor onderzoek in k.g. is de zaak onvoldoende spoedeisend; gebruik van brochure III door Arcom is niet onrechtmatig omdat daarmee de kans op verwarring niet wordt vergroot; Hof 's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. - , Bescherming wordt genoten voor een model zoals dit in het depot is afgebeeld met eventueel kleuraanduiding en beschrijving; inbreuk wordt gepleegd door een voortbrengsel met hetzelfde of een slechts ondergeschikte verschillen vertonend uiterlijk; van ondergeschikte verschillen is slechts sprake indien het publiek de voortbrengselen gemakkelijk met het gedeponeerde model zou kunnen verwarren; Hof's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366. -, Het merk Job heeft gering onderscheidend vermogen, want associatie met de betekenis baan/werk ligt voor de hand; het merk Jobtork stemt dus niet overeen met het merk Job; er is ook geen gevaar voor - ; Pres. Rechtbank Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. - , Verwarringwekkende gelijkenis tussen de handelsnaam "Rijschool Zaanstad" en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad", nu de activiteiten van beide ondernemingen zijn gericht op het behalen van het rijbewijs in hetzelfde handelsgebied; Pres. Rechtbank Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. - , Er is verwarringsgevaar tussen de handelsnamen Klokkenhal C. Nolte en (Chris) Nolte gevoerd door twee juwelierszaken aan dezelfde laan; voor de eerder gevestigde onderneming worden oudere handelsnaamrechten aangenomen; verbod; Kantonrechter Rotterdam, 14 dec. 1983, nr 4, blz. 8. Verwording van een merk tot soortnaam. Bellen blazen rond art. 5 onder 4° BMW, artikel van Mr S. K. Mariens, (het B/ijblad) blz. 213-221. Verzoek beslissing octrooiverlening, zie V.B.O. Verzoek vooronderzoek, zie V.V.O. Vignetten Kluwer en KBS, De vignetten in abstracto beschouwd verschillen zozeer dat het KBS-vignet geen associaties zal oproepen met het Kluwervignet; indien wordt aangenomen dat het Kluwervignet associaties oproept met een opengeslagen boek, zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, een betrekkelijk gering verschil met een ander datzelfde produkt aanduidend teken reeds voldoende zijn om overeenstemming niet aan te nemen; Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Voorgebruik (merk), Beroep op - te goeder trouw gaat niet op; Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Voorlopige voorziening, Het bevel tot doorhaling van het merk Toros heeft het karakter van een - bij voorraad en strekt niet tot nietigverklaring van de inschrijving; Pres. Rechtbank Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. - , zie H. J. Ahrens, Wettbewerbsverfahrensrecht. Zum vorbeugenden Rechtsschutz durch einstweiligen Rechtsschutz, Keulen, 1983 [besproken door A. Kur in GR UR IntA 985, blz. 73/4]. Voorrang, zie recht van - .
Voortbrengsel dat rechtstreeks is verkregen door toepassing van de geoctrooieerde werkwijze (art. 30 Rijksoctrooiwet), Het, artikel van Mr J. W. van der Zanden, (het Bijblad) blz. 273/5. - , Een computer, die zich slechts door informatie-inhoud van een andere computer onderscheidt is een nieuw voortbrengsel indien het een computer-inrichting betreft met een direct of adresseerbaar werkgeheugen waarin een programma is opgeslagen dat nieuw is; Octrooiraad, Afdeling van beroep, 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435. Vorderingen van organisaties ex artikel 1416c B.W., noot van Prof. Mr D. W. F. Verkade onder Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289. Vormmerk, Hof: de schroefvorm van de Wokkelzoutjes kan dienen om deze te onderscheiden van zoutjes van andere ondernemingen; de wezenlijke waarde van een zoutje is gelegen in smaak en knapperigheid, welke eigenschappen niet afhankelijk zijn van de vorm; het uiterlijk van de Wokkels is ook niet een uitkomst op het gebied van de nijverheid, de vorm is niet onontbeerlijk; H.R.: de door een merk ten gevolge van de bekendheid van dat merk aan een produkt toegevoegde handelswaarde behoort niet tot de "wezenlijke waarde van de waar"; Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. - , Van de Minimix is een beeldmerk met vermelding van de kleuren en niet de driedimensionale vorm gedeponeerd; op dat merk maakt de Quickmix geen inbreuk; Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. - , Het niet ingeschreven zijn van het - waarop Lever zich destijds in kort geding beriep, brengt niet mee dat het vonnis rechtskracht mist, doch kan hoogstens aanleiding geven tot de stelling dat het vonnis evident onjuist is en dat derhalve Lever onrechtmatig zou handelen jegens Remo in geval van executie van het vonnis; deze stelling kan echter niet leiden tot toewijzing van de vordering omdat onvoldoende waarschijnlijk is dat zij in een bodemprocedure gegrond zou worden geoordeeld; Pres. Rechtbank Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Vrij verkeer van goederen, De E.E.G.-regels betreffende het vrije verkeer van goederen brengen mee dat de rechthebbende op een octrooi in een Lid-Staat zich niet kan verzetten tegen import van onder het octrooi vallende goederen uit een andere Lid-Staat, indien die goederen aldaar door of met toestemming van de rechthebbende in het verkeer zijn gebracht, ook al is het aanvankelijk in het land van uitvoer bestaande paralleloctrooi inmiddels geëindigd; Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr30,blz. 134. V.V.O., zie het artikel van Mr Drs J. J. Bos, De Octrooiraad in het jaar 1984, blz. 354/5. - (derden), zie Advies van de Commissie Octrooiverleningssysteem, mededeling, blz. 382/3. Warenclassificatie-Overeenkomst van Nice, zie O.M.P.I., Classification internationale des produits et des services. Aux fins de 1'enregistrement des marques, Genève, 1983 en W.I.P.O., International Classification of Goods and Services for the Purposes of the Registration of Marks under the Nice Agreement of June 15, 1957, as revised at Stockholm on July 14, 1967 and at Geneva on May 13, 1977, Part I, Genève, 1983. Werkgeheugen van een computer, Een computer, die zich slechts door informatie-inhoud van een andere computer onderscheidt is een, nieuw voortbrengsel indien het een computerinrichting betreft met een direct of adresseerbaar werkgeheugen waarin een programma is opgeslagen dat nieuw is; Octrooiraad, Afdeling van Beroep, 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435. Werknemer-uitvinder, zie het artikel van Mr Th. R. Bremer, IPR komplikaties bij de uitvinding in dienstbetrekking (het B/ijblad) blz. 165/8. - , zie het artikel van Mr Ir L. B. Chavannes, Vergoeding voor het gemis aan octrooi (het B/ijblad) blz. 170/3. - , Het begrip 'geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien' als bedoeld in art. 16 sub 4
t/u
EEX, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende staten op uniforme wijze dient te worden toegepast; onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hitn resp. uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien; Rb. en Hof; toekenning door de Octrooiraad van de aanspraak op octrooi aan de werkgeefster van Goderbauer brengt niet mee dat Goderbauer geen recht heeft op met die aanvrage corresponderende octrooien en octrooiaanvragen; Europese Hof van Justitie Luxemburg, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. - , Rb.: Aanspraak ex art. 10, lid 2 Row. heeft mede betrekking op een door de werkgever in het buitenland daadwerkelijk verkregen octrooi; bij de bepaling van het bedrag ex art. 10, lid 2 moet worden uitgegaan van de waarde van het octrooi ten tijde van verlening ervan; Hof: terecht vraagt de Rechtbank een deskundigenbericht met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding met aanduiding van daarvoor relevante kwesties; Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. - , Niet gebleken is dat het doen van uitvindingen tot de bedongen arbeid behoorde, zodat de door de uitvinderwerknemer gevorderde vergoeding voor gemis van octrooi niet kan worden aangemerkt als loon in de zin van art. 40, lid 4 Fw.; deze vordering kan wel onder de werking van art. 24 Fw. worden aangemerkt als boedelschuld, mits de uitvinder-werknemer kan aantonen dat de boedel door de octrooiverlening is gebaat; Rechtbank Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. -, Aannemelijk is dat verzoekster van haar eventuele rechten op de aanvrage afstand heeft gedaan door ermee in te stemmen dat de aanvrage ten name van haar werknemer werd ingediend; niet aannemelijk is dat verzoekster heeft gedwaald t.a.v. de betekenis van de tenaamstelling; ten overvloede: aannemelijk is dat de uitvinding reeds was voltooid vóór de indiensttreding van aanvrager bij verzoekster, zodat ook uit dien hoofde verzoekster geen aanspraak kan maken op de aanvrage; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. - , Aan de werkgever in uitsluitend juridische zin, de werknemer werkte feitelijk op uitleenbasis voor een andere B.V. in hetzelfde concern, komt een opeisingsactie op grond van art. 10 Row. toe; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 18 juli 1984, nr 28, blz. 120. - , zie H. Buchner, Die Vergütung für Sonderleistungen des Arbeitnehmers - ein Problem der Aquivalenz der in Arbeitsverhaltnis zu erbringenden Leistungen, GR UR 1985, blz. 1-13. Wezen van een uitvinding , Hof beoordeelt het wezen van de geoctrooieerde uitvinding niet slechts aan de hand van de conclusie van het octrooischrift en de beschrijving, doch mede aan de hand van de stellingen van aanvraagster, zoals die blijken uit het verleningsdossier; Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 334. - , Een gedeelte van een geoctrooieerde werkwijze dat beoogt een aan een bekende werkwijze verbonden bezwaar te ondervangen kan tot het - behoren, ook al is noch de oorzaak, noch de reden waarom de werkwijze dat bezwaar ondervangt, bekend; Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. - , Rb. .-bewijslevering door gedaagde t.a.v. de herkomst van de door haar verhandelde diazepam-preparaten is voldoende over een periode tot en met de dag der dagvaarding, resp. die der repliek; Octrooiraad: hoewel de vraag of het wezen van de in het octrooischrift nr 145.545 beschreven uitvinding wordt toegepast bij de werkwijzen beschreven in het Dumex-octrooi resp. in de Richter-aanvrage bevestigend moet worden beantwoord, vallen laatstbedoelde werkwijzen, wanneer toegepast op de bereiding van diazepam, niet onder de beschermingsomvang van eerstgenoemd octrooi; Rechtbank 's-Gra-
venhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. - , De rechter dient mede te rade te gaan bij de letterlijke tekst van het octrooischrift en behoeft daarbij niet uitsluitend te letten op hetgeen met zoveel woorden in de conclusie is uitgedrukt; zulks betekent dat ter vaststelling van het wezen der uitvinding modificaties daarvan mede ter toetsing staan; recht en rechtspraak sluiten niet uit dat toepassingen door anderen dan de octrooigerechtigde van constructiemethoden worden geweerd als deze van de geoctrooieerde slechts verschillen in punten die niet wezenlijk zijn blijkens de uit de gegeven concrete omschrijving volgende kenmerken daarvan; Pres. Rechtbank Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Wezenlijke waarde van de waar, Hof: de schroefvorm van de Wokkelzoutjes kan dienen om deze te onderscheiden van zoutjes van andere ondernemingen; de wezenlijke waarde van een zoutje is gelegen in smaak en knapperigheid, welke eigenschappen niet afhankelijk zijn van de vorm; het uiterlijk van de Wokkels is ook niet een uitkomst op het gebied van de nijverheid, de vorm is niet onontbeerlijk; H. R.: de door een merk ten gevolge van de bekendheid van dat merk aan een produkt toegevoegde handelswaarde behoort niet tot de 'wezenlijke waarde van de waar'; Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Wiel wèl, en het bankbiljet niet - de niet-beschermde uitvindingen, Het, artikel van Jhr Mr J. L. R. A. Huydecoper, (het B/ijblad) blz. 196-200. Van Winsen/van Winsen, Oprooien van de oorspronkelijk geleverde gladiolenbollen 'Elvira' en uitplanten van de aan die knollen ontstane nieuwe knollen in het nieuwe groeiseizoen, ten behoeve van de eigen professionele bloemproduktie, betreft het voortbrengen van teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf dat aan de voorafgaande toestemming van de houder van het kwekersrecht - op de oorspronkelijk geleverde bollen - is onderworpen; uitzondering op het zg. 'farmer's privilege'; Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. W.I.P.O., World Intellectual Property Organization, zie O.M.P.I. Wokkels, Hof: de schroefvorm van de Wokkelzoutjes kan dienen om deze te onderscheiden van zoutjes van andere ondernemingen; de wezenlijke waarde van een zoutje is gelegen in smaak en knapperigheid, welke eigenschappen niet afhankelijk zijn van de vorm; het uiterlijk van de Wokkels is ook niet een uitkomst op het gebied van de nijverheid, de vorm is niet onontbeerlijk; H.R.: de door een merk ten gevolge van de bekendheid van dat merk aan een produkt toegevoegde handelswaarde behoort niet tot de "wezenlijke waarde van de waar"; Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Wordt de beoordelingsruimte bij inbreukvragen door het EEG-recht beperkt?, artikel van Mr T. Schaper (het B/ijblad) blz. 232/5. Wrigley/Benzon, Mede gelet op de merkbekendheid van het merk van eiseres (shampoo in gele fles met babykopje) wordt, onder toepassing van de leer van Jullien/Verschuere en - , een flagrante overeenstemming aanwezig geoordeeld; Vz. Rechtbank van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Wijnschuif, In kort geding valt niet uit te maken of de tabel met drinkadviezen een voldoende stempel van de maker draagt; voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de tabel valt in de categorie "andere geschriften" zonder persoonlijk karakter, waarvan de beschermingsomvang is beperkt tot ontlening die slechts te beschouwen is als eenvoudige herhaling; daarvan is i.c. geen sprake; Pres. Rechtbank Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. Youtiek, Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken HIJ, JIJ en his resp. de handelsnamen "hij" en "jij" enerzijds en het merk/handelsnaam "Youtiek" anderzijds in enigerlei verwarring
471 geraken, of merk of handelsnaam van de één associcëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander; Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Zaanstad, Verwarringwekkende gelijkenis tussen de handelsnaam "Rijschool Zaanstad" en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad", nu de activiteiten van beide ondernemingen zijn gericht op het behalen van het rijbewijs in hetzelfde handelsgebied; Pres. Rechtbank Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Zig Zag-dessin, Het dessin "Zig Zag" heeft voldoende kunstzinnig karakter en voldoende originaliteit om een oorspronkelijke schepping te zijn; Hof's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Zorgvuldigheid, Geen herstel in de vorige toestand nu klaarblijkelijk de medewerker van de gemachtigde onvoldoende is geïnstrueerd en niet is gecontroleerd; interpretatie van wetten en verdragen is een taak die bij de gemachtigde zelf behoort en die hij niet mag overlaten aan zijn medewerkers; Octrooiraad, Bijzondere Afdeling, 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. Zuid Europa, octrooirecht, zie A. Dietz, Das Patentrecht der südeuropaischen Staaten, Weinheim, 1984 [besproken door Y. Plasseraud in GRUR Int. 1984, blz. 780/1]. Zumpolle/Chanel, De tekens van Zumpolle (tassen) stemmen overeen met het merk van Chanel (zie afbeeldingen); Hof's-Gravenhage, 23 maart 1983, nr 2, blz. 5.
Zweden, intellectuele eigendom, zie U. Bernitz, Swedish Intellectual property and market legislation, Stockholm, 1985 [besproken door Th. G. Field Jr in IDEA 1985, blz. 4]. Zwitserland, intellectuele eigendom, zie A. Troller, Immaterialgüterrecht, Patentrecht, Markenrecht, Muster- und Modellrecht, Urheberrecht, Wettbewerbsrecht (Band I), Bazel/Frankfort, 1983 [besproken door W. Tilmann in GRUR 1985, blz. 85/6; ook besproken door Prof. Mr D. W. F. Verkade in B.I.E. 1984, blz. 304/5]. - , mededinging, zie L. David, Schweizerisches Wettbewerbsrecht, Bern, 1984; D. Hahn, L'arbitrage commercial international en Suisse face aux régies de concurrence de la CEE, Genève, 1983 en A. Troller, Gedanken zur Bedeutung des Leistungsschutzes im Entwurf für ein neues schweizerisches Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb, GRUR Int. 1985, blz. 94/9. -, merkenrecht, E. Marbach, Die eintragungsfahige Marke, Bern [besproken door P. Ströbele in GR UR Int. 1984, blz. 74/5]. - , octrooirecht, M. M. Pedrazzini, Patent- und Lizenzvertragsrecht, Bern, 1983 [besproken door J. Pagenberg in IIC1984, blz. 802/3]. Zijn de kalenders rechtmatig in het koninkrijk gewijzigd? Uitputting van intellectuele eigendomsrechten, artikel van Mr J. H. Spoor, (het B/ijblad) blz. 242/7.
REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE RECHTER EN DE OCTROOIRAAD, GERANGSCHIKT NAAR HET COLLEGE A. RECHTERLIJKE MACHT I. OCTROOIRECHT Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83 (Mr F. M. J. J. Duynstee, curator van Everts en Van der Weijden/L. Goderbauer) Hoge Raad 11 mei 1984, nr 40, blz. 335 (C. van der Lely/Frank Poot) 22 juni 1984, nr 27, blz. 113 (Mast Holding/Avabel Nederland) 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134 (Ciba Geigy/Chemische Fabriek Brabant J. W. Voorbraak) Hof 's-Hertogenbosch 4 juni 1980, nr 25, blz. 96 (L. A. van Gunsteren/Lips B.V.)
Hoge Raad 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23 (Bahlsens Keksfabrik/Smiths Food Group) (vorm 'Wokkels' als merk) 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (Wrigley/Benzon) (Juicy/Juicy fruit) y Hof Amsterdam 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360 (Interparts/Caterpillar e.a.) (Caterpillar) Hof Antwerpen 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281 (Brouwerij De Dijle/Bass-Brouwerij Lamot c.s.) 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (Topkring-Ceniko/Intermeubel) (Intermeubel)
Rechtbank Amsterdam 12 mei 1982, nr 26, blz. 111 (P. Verberne/Mr D. W. O. A. Grosheide e.a., curatoren van Koninklijke Scholten-Honig N.V.)
Hof 's-Gravenhage 23 maart 1983, nr 2, blz. 5 (Chanel/Zumpolle) 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365 (Hij Herenmode/Peek & Cloppenburg-Lampe) (Youtiek/HIJ, JIJ, his) 6 juni 1984, nr 36, blz. 287 (J. A. de Cocq h.o.d.n. Sea Horse IPC/Gebr. De Boon) (D.S.D.)
Rechtbank 's-Gravenhage 18 maart 1983, nr 45, blz. 355 (F. Hoffmann-La Roche & Co./Etablissementen R. Barberot) (diazepam)
Hof 's-Hertogenbosch 3 april 1985, nr 61, blz. 415 (A. van den Biggelaar & Co./Toeback-Noord) (Toebak Experto/Toeback)
Rechtbank 's-Hertogenbosch 29 juni 1984, nr 25, blz. 96, (L. A. van Gunsteren/Lips B.V.)
Rechtbank van Koophandel Dendermonde 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286 (Straaltechniek International/ Petromechanical Services) (Straalmeester)
President Rechtbank Roermond 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414 (Broos/Limburgse Betonwaren Industrie) (betontegel met rubber dekplaat)
Rechtbank Dordrecht 4 april 1984, nr 19, blz. 58 (Homa Nederland/M. T. Haan) (Homa) President Rechtbank Arnhem 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418 (Gist-Brocades/Eurovet) (Gist-Brocades)
II. MERKENRECHT Benelux-Gerechtshof 9 juli 1984, nr 20, blz. 59 (Drs A. C. Nijs e.a./Ciba-Geigy) (Tanderil)
Voorzitter Rechtbank van Koophandel Brussel 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57 (Kortmann Redipro/Aldi) (shampoo in gele fles met babykopje)
*t/z.
President Rechtbank Dordrecht 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388 (La Chemise Lacoste/P. Th. van den Hurk en Stabilitas B.V.) (Lacoste-gestileerde krokodil) President Rechtbank 's-Gravenhage 31 juli 1984, nr 31, blz. 146 (Laboratoire Garnier/Andrélon Cosmetics) (Ultra mild/Ultra-doux) President Rechtbank Groningen 17 juli 1984, nr 63, blz. 420 (Comp. Job/Mölnlycke) (Jobtork/Job) President Rechtbank Rotterdam 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3 (Tormos Frictiemateriaal/Stahlie Rotterdam Import) (Toros/Tormos) 8 maart 1984, nr 11, blz. 34 (Fleurop e.a./Fleurpost) (Fleurpost/Fleurop) III. MODELLENRECHT Hof Amsterdam 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73 (Nirvana c.s./Vroom en Dreesmann) (Quickmix staafmixers/Minimix) Hof Brussel 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421 (Staar Development/Marantz) (draaitafels voor grammofoonplaten) Hof 's-Hertogenbosch 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366 (Drukkerij Hoes/Acket Vouwdozen) (bloemendozen) President Rechtbank Assen 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (Bekaert e.a./Nautilus) (rolcontainers) President Rechtbank Zutphen 12 april 1985, nr 54, blz. 389 (Elias Beheer B.V. e.a./Seahorse Meijerink) (Elias/Seahorse) < President Rechtbank Zwolle 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340 (L. J. Martens/Hakron-Nunspeet) (Haproma-metselprofiel) IV. HANDELSNAAMRECHT Hoge Raad 19 april 1985, nr 44, blz. 342 (Consulair/Air Holland) (Air Holland)
V. PRIVAATRECHT Onrechtmatige daad Hoge Raad 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134 (Ciba Geigy/Chemische Fabriek Brabant J. W. Voorbraak) 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (Rudolf Pammler/Stichting Konsumenten Kontakt) 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (Stichting Konsumenten Kontakt/Elektrorama) 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (Bendien/Verwet) (Substral/ Pokon) Hof Amsterdam 24 febr. 1983, nr 33, blz. 149 (Nina Ricci c.s./Maxis) (Codenummer op verpakking) President Rechtbank Amsterdam 21 juli 1983, nr 14, blz. 38 (Bayer e.a./Kloostervrouw) (Bergasol) President Rechtbank Zwolle 6 juli 1983, nr 15, blz. 38 (Geotechnics/International Construction Équipment e.a.) (Amer-drain/Mebradrain) VI. AUTEURSRECHT Hof Amsterdam 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75 (P. van Niftrik/Elsevier) (Elseviers Culinair Handboek) 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425 (Kluwer/De Kring van Boekspecialisten) (Vignetten Kluwer en KBS) Hof 's-Gravenhage 13 april 1983, nr 6, blz. 13 (Rhiwa-Hartomex/Richard Grant) (Rear-spoiler) 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390 (I. G. Lintels/Arcom) Hof 's-Hertogenbosch 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10 (Curator van Dessina/Vlisco) (Zig Zag-dessin) President Rechtbank Amsterdam 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36 (R. Leenaers/M. Berman e.a.) (Wijnschuif) President Rechtbank 's-Hertogenbosch 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15 (Autoparts Deurne/Screenoprints) (Autojalouzieën)
Hof Amsterdam 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371 (Th. C. F. Jackel/A. Quaadvliet e.a.) (Het Breiend Schaap)
President Rechtbank Rotterdam 19 juli 1983, nr 12, blz. 35 (Foto-Quelle/Hans Prijsoptiek)
Hof 's-Gravenhage 16 nov. 1983, nr 51, blz. 373 (Boutique Superstar/Stars) (Superstars/Stars)
President Rechtbank Zutphen 19 juli 1984, nr 32, blz. 148 (Kluwer Technische tijdschriften/Uitgeverij C.P.S.) (overneming van advertenties)
Rechtbank Amsterdam 27 juni 1984, nr 3, blz. 7 (S. M. Andringa-Wink/Crossair) (Crossair) President Rechtbank Haarlem 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423 (Zaanstad/H. Brochard) (Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad/Rijschool Zaanstad) Kantonrechter Rotterdam 14 dec. 1983, nr 4, blz. 8 (C. Chr. W. Nolte/Chr. Nolte) (Chris Nolte/Klokkenhal C. Nolte)
VII. KWEKERSRECHT Hoge Raad 12 april 1985, nr 56, blz. 393 (M. G. van Winsen/V.o.f. J. van Winsen & Zonen) (Elvira) VIII. RECLAMERECHT Raad van State 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (Henkei en Procter en Gamble/Reclameraad) President Rechtbank Amsterdam 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (De Volkskrant/STER)
473 IX. RECHTSVORDERING President Rechtbank Amsterdam 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403 (Lacoste/Man's Corner) (Lacoste-gestileerde krokodil) President Rechtbank Maastricht 8 juli 1983, nr 16, blz. 41 (Remo Chemie/Lever Sunlight) B. OCTROOIRAAD AFDELING VAN BEROEP 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16
25 juni 1984, nr 17, blz. 42 15aug. 1984, nr 23, blz. 78 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375 23 juli 1985, nr 70, blz. 437 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435 BIJZONDERE AFDELING 30 mei 1984, nr 29, blz. 122 18 juli 1984, nr 28, blz. 120 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439
REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE RECHTER, GERANGSCHIKT NAAR DE PARTIJEN Acket Vouwdozen/Drukkerij Hoes, Hof 's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366. Air Holland/Consulair, Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. Aldi/Kortmann Redipro, Vz. Rb. van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Andrélon Cosmetics/Laboratoire Garnier, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Andringa-Wink, S. M./Crossair, Rb. Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7. Arcom/I. G. Lintels, Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. Autoparts Deurne/Screenoprints, Pres. Rb. 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Avabel Nederland/Mast Holding, Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. Bahlsens Keksfabrik/Smiths Food Group, Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Barberot, R., Etablissementen/F. Hoffmann-La Roche & Co., Rb. 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. Bass-Brouwerij Lamot c.s./Brouwerij De Dijle, Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. Bayer e.a./Kloostervrouw, Pres. Rb. Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. Bekaert e.a./Nautilus, Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Bendien/Verwet, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307. Benzon/Wrigley, Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30. Berman, M., e.a./R. Leenaers, Pres. Rb. Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz 36. Biggelaar & Co, A. van den/Toeback-Noord, Hof 's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Boon, Gebr. de/J. A. Cocq h.o.d.n. Sea Horse IPC, Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 287. Boutique Superstar/Stars, Hof's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 352. Brochard, H./Zaanstad, Pres. Rb. Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Broos/Limburgse Betonwaren Industrie, Pres. Rb. Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Caterpillar e.a./Interparts, Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Chanel/Zumpolle, Hof's-Gravenhage, 23 maart 1983, nr 2, blz. 5. Ciba Geigy/Chemische Fabriek Brabant J. W. Voorbraak, Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. - / D r s A. C. Nijs e.a., Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. Cocq, J. A. de, h.o.d.n. Sea Horse IPC/Gebr. de Boon, Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 287. Consulair/Air Holland, Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. C. P. S., Uitgeverij/Kluwer Technische Tijdschriften, Pres. Rb. Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148.
Crossair/S. M. Andringa-Wink, Rb. Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7. Dessina, Curator van/Vlisco, Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. De Dijle, Brouwerij/Bass-Brouwerij Lamot c.s., Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. Elektrorama/Stichting Konsumenten Kontakt, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296. Elias Beheer B.V. e.a./Seahorse Meijerink, Pres. Rb. Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Elsevier/P. van Niftrik, Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. Eurovet/Gist-Brocades, Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Everts en Van der Weijden/L. Goderbauer, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. Fleurop e.a./Fleurpost, Pres. Rb. Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Fleurpost/Fleurop e.a., Pres. Rb. Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Foto-Quelle/Hans Prijsoptiek, Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. Frank Poot/C. van der Lely, Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 335. Geotechnics/International Construction Equipment e.a., Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 39. Gist-Brocades/Eurovet, Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Goderbauer, L./Everts en Van der Weijden, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. Gunsteren, L. A. van/Lips B.V., Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980 en Rb. 's-Hertogenbosch, 29 juni 1984, nr 25, blz. 96. Haan, M. T./Homa Nederland, Rb. Dordrecht, 4 april 1984, nr 19, blz. 58. Hakron-Nunspeet/L. J. Mariens, Pres. Rb. Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Hans Prijsoptiek/Foto-Quelle, Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. Henkei en Procter en Gamble/Reclameraad, Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. Hoes, Drukkerij/Acket Vouwdozen, Hof 's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr 48, blz. 366. Hoffmann-La Roche & Co./Etablissementen R. Barberot, Rb. 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. Homa Nederland/M. T. Haan, Rb. Dordrecht, 4 april 1984, nr 19, blz. 58. Hurk, P. Th. van den, en Stabilitas B.V./La Chemise Lacoste, Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Hij Herenmode/Peek & Cloppenburg-Lampe, Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365.
Intermeubel/Topkring-Ceniko, Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338. International Construction Equipment e.a./Geotechnics, Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 39. Interparts/Caterpillar e.a., Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Jackel, Th. C. F./A. Quaadvliet e.a., Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Job, Comp./Mölnlycke, Pres. Rb. Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. Kloostervrouw/Bayer e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. Kluwer/De Kring van Boekspecialisten, Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Kluwer Technische Tijdschriften/Uitgeverij C.P.S., Pres. Rb. Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148. St. Konsumenten Kontakt/Elektrorama, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296. - , /Rudolf Pammler, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289. Kortmann Redipro/Aldi, Vz. Rb. van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. De Kring van Boekspecialisten/Kluwer, Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Laboratoïre Garnier/Andrélon Cosmetics, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Lacoste/P. Th. van den Hurk en Stabilitas B.V., Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. - / M a n ' s Corner, Pres. Rb. Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403. Leenaers, R./M. Berman e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. Lely, C. van der/Frank Poot, Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 335. Lever Sunlight/Remo Chemie, Pres. Rb. Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Limburgse Betonwaren Industrie/Broos, Pres. Rb. Roermond. 9 aug. 1984. nr 60. blz. 414. Lintels, I. G./Arcom, Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. <. Lips B.V./L.A. van Gunsteren, Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980 en Rb. 's-Hertogenbosch, 29 juni 1984, nr 25, blz. 96. Man's Comer/Lacoste, Pres. Rb. Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403. Marantz/Staar Development, Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Martens, L. J/Hakron-Nunspeet, Pres. Rb. Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Mast Holding/Avabel Nederland, Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. Maxis/Nina Ricci c.s., Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 126. Mölnlycke/Comp. Job, Pres. Rb. Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. Nautilus/Bekaert e.a., Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Niftrik, P. van/Elsevier, Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. Nina Ricci c.s./Maxis, Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 126. Nirvana c.s./Vroom en Dreesmann, Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Nolte, Chr./C. Chr. W. Nolte, Kantonrechter Rotterdam, 14 dec. 1983, nr 4, blz. 8. Nijs, Drs A. C , e.a./Ciba Geigy, Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59.
Peek & Cloppenburg-Lampe/Hij Herenmode, Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Petromechanical Services/Straaltechniek International, Rb. van Koophandel Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. Procter en Gamble en Henkei/Reclameraad, Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. Quaadvliet e.a./Th. C. F. Jackel, Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Reclameraad/Henkei en Procter en Gamble, Raad van State, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427. Remo Chemie/Lever Sunlight, Pres. Rb. Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Rhiwa-Hartomex/Richard Grant, Hof's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. Richard Grant/Rhiwa-Hartornex, Hof's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. Rudolf Pammler/Stichting Konsumenten Kontakt, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289. Scholten-Honig N.V./P. Verberne, Rb. Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. Screenoprints/Autoparts Deurne, Pres. Rb. 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Seahorse IPC/Gebr. de Boon, Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 287. Seahorse Meijerink/Elias Beheer B.V. e.a., Pres. Rb. Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Smiths Food Group/Bahlsens Keksfabrik, Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Staar Development/Marantz, Hof Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Stabilitas B.V. en P. Th. van den Hurk/La Chemise Lacoste, Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Stahlie Rotterdam Import/Tormos Frictiemateriaal, Pres. Rb. Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Stars/Boutique Superstar, Hof's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 352. STER/De Volkskrant, Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434. Straaltechniek International/Petromechanical Services, Rb. van Koophandel Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286. Toeback-Noord/A. van den Biggelaar & Co, Hof 's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Topkring-Ceniko/Intermeubel, Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338. Tormos Frictiemateriaal/Stahlie Rotterdam Import, Pres. Rb. Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Verberne, P./Koninklijke Scholten-Honig N.V., Rb. Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. Verwet/Bendien, Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, 307. Vlisco/Curator van Dessina, Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Volkskrant, De/STER, Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434. Voorbraak, Chemische Fabriek Brabant J. W./Ciba Geigy, Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Vroom en Dreesmann/Nirvana c.s., Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Winsen, M. G. van/V.o.f. J. van Winsen & Zonen, Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. Wrigley/Benzon, Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30. Zaanstad/H. Brochard, Pres. Rb. Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423. Zumpolle/Chanel, Hof 's-Gravenhage, 23 maart 1983, nr 2, blz. 5.
475 REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE OCTROOIRAAD EN VAN DE RECHTER, GERANGSCHIKT NAAR HET WETSARTIKEL A. BESLISSINGEN VAN DE OCTROOIRAAD (A.v.B. = Afdeling van Beroep; Bijz. Afd. = Bijzondere Afdeling) I. Rijksoctrooiwet. Art. IA. Tussen twee aanvragen, die door dezelfde aanvrager op dezelfde dag onder inroeping van een zelfde recht van voorrang zijn ingediend, bestaat geen wezenlijk verschil. In constante jurisprudentie van de Octrooiraad is beslist dat, indien een aanvrager voor één zelfde uitvinding meer dan één aanvrage heeft ingediend die dezelfde rang hebben, slechts op één van die aanvragen octrooi kan worden verleend. Deze jurisprudentie dient ook na de in 1977 en 1978 in de Rijksoctrooiwet aangebrachte wijzigingen gehandhaafd te blijven. In een geval als het onderhavige brengt dit mee dat aanvraagster zal moeten kiezen in welke aanvrage zij de octrooiverleningsprocedure wenst aan te spannen, waarna het niet meer mogelijk is, dat in de andere aanvrage nogmaals de verleningsprocedure wordt afgewikkeld. Afwijking van deze jurisprudentie voor het geval op de eerste aanvrage octrooi is geweigerd, zou leiden tot rechtsonzekerheid en is daarom onaanvaardbaar. Het indienen van een VBO in die andere aanvrage is daarom in strijd met de goede procesorde. A.V.B., 25 juni 1984, nr 17, blz. 42. Verpakkingsconclusie Een verpakkingsconclusie - gericht op een tot één geheel verenigde verpakking van twee afzonderlijke verpakkingen van op elkaar afgestemde hoeveelheden van de componenten in kwestie, zodat duidelijk tot uitdrukking komt dat het niet gaat om twee los van elkaar verkrijgbare verpakkingen - is aanvaardbaar, omdat deze een adequate belichaming vormt van de uitvinding en een goede afronding van de gevraagde uitsluitende rechten. Deze conclusie is niet triviaal, waaraan niet afdoet, dat de handeling van het gescheiden verpakken van twee componenten, die snel met elkaar reageren, op zichzelf niets bijzonders inhoudt. A.V.B., 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347. Het oordeel van de Afdeling van Beroep als vervat in de beschikking d.d. 16 december 1970 (B.I.E. 1971, nr 10, blz. 54), dat een computer die zich slechts door informatie-inhoud van een andere computer onderscheidt, niet als nieuw voortbrengsel is aan te merken, kan niet ongewijzigd worden gehandhaafd. Een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds computerprogramma's als zodanig, d.w.z. alleen vastgelegd op dragers en niet rechtstreeks adresseerbaar door een computer, en anderzijds programma's ingevoerd in het werkgeheugen van de computer en wel gekenmerkt door rechtstreekse adresseerbaarheid. Een computerinrichting met een direct adresseerbaar of werkgeheugen waarin een programma is opgeslagen, is als een nieuwe inrichting te beschouwen als het programma nieuw is. Zulks is in overeenstemming met de internationale tendens. Vergelijk de Richtlijnen van de Voorzitter van het Europese Octrooibureau van 6 maart 1985. A.V.B., 12 sept. 1985, nr 69, blz. 435. Art. IA i.v.m. art. 24, lid 1. Het gebruik van de wettelijke bevoegdheid tot gedeeltelijke openbaarmaking van een aanvrage is alleen dan wenselijk, indien de desbetreffende Afdeling van de Octrooiraad mag aannemen dat een aanvrager althans
subsidiair met een gedeeltelijke openbaarmaking genoegen zal nemen. I.c. had de Aanvraagafdeling voldoende reden om aan te nemen dat aanvraagster daarmee geen genoegen zou nemen en stond het haar derhalve vrij de aanvrage in haar geheel af te wijzen. A.V.B., 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347 (met noot v. N.H.). Art. IA i.v.m. art. 52 en met art. 80 Gemeenschapsoctrooiverdrag. Tussenbeschikking: Aan aanvraagster zijn op een aanvrage van gelijke rang als de onderhavige uitsluitende rechten verleend voor een inrichting. Bedrijfsmatig gebruik van de inrichting betekent tevens toepassing van de werkwijze waarvoor aanvraagster in de geldende conclusie van de onderhavige aanvrage uitsluitende rechten vraagt. Indien op de onderhavige aanvrage octrooi zou worden verleend, zou bij inbreuk op het reeds verleende octrooi, voor zover het vorenbedoeld gebruik van de inrichting betreft, een actie niet alleen gebaseerd kunnen worden op dat octrooi, doch ook op het octrooi verleend op de onderhavige aanvrage. Zulk een dubbele bescherming is ontoelaatbaar. Het is vaste jurisprudentie van de Octrooiraad, dat indien ten name van dezelfde uitvinder voor een uitvinding twee aanvragen met gelijke rang bestaan, slechts op één van beide aanvragen octrooi kan worden verleend. Deze jurisprudentie heeft extra gezag gekregen door vermelding in de Memorie van Antwoord II van de wijzigingswet 1977. Bovendien is dubbele bescherming sinds 1 januari 1978 met zoveel woorden ontoelaatbaar verklaard in art. 52 Row. en blijkt uit art. 80 Gemeenschapsoctrooiverdrag, dat dubbele bescherming ook internationaal onwenselijk wordt geacht. Verlening van octrooi op de onderhavige aanvrage is wel mogelijk indien in de conclusie het normale gebruik van de inrichting wordt uitgesloten van de te verlenen bescherming. Aldus wordt weliswaar tevens van bescherming uitgesloten het produkt verkregen volgens de werkwijze die uit het gebruik van de inrichting resulteert, doch dit is te wijten aan de omstandigheid dat aanvraagster heeft verkozen verschillende belichamingen van dezelfde uitvindingsgedachte over twee afzonderlijke aanvragen te verdelen. A.V.B, 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. Art. 2, lid 3. De vermelding in de oudere, niet-voorgepubliceerde aanvrage van een verbinding, die kennelijk foutief is aangeduid, is niet-nieuwheidsschadelijk nu uit de oudere aanvrage niet ondubbelzinnig valt af te leiden, wat onder die verbinding moet worden verstaan. A.v.B, 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. Art. 2, lid 3 i.v.m. art. 7, leden 1 en 5. In casu is sprake van een niet-vóórgepubliceerde octrooiaanvrage die op grond van het ingeroepen recht van voorrang geacht moet worden eerder te zijn ingediend dan de onderhavige aanvrage. Passages in deze oudere niet-voorgepubliceerde aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven stand van de techniek mogen bij de beoordeling van de nieuwheid van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen, voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage (van de niet-voorgepubliceerde aanvrage) als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd. In de oudere aanvrage wordt octrooi gevraagd voor het gebruik van een haarverfmiddel, bestaande uit thioureumdioxyde, een reductiemiddel, een organisch complexeringsmiddel en een oxydatiekleurstof welke een ontwikkelaar en een koppelaar bevat. Voor dit haarverfmiddel is in de
oudere voorrangsaanvrage ook reeds bescherming gevraagd. De oudere aanvrage vermeldt dat het bekend was als oxydatiekleurstoffen een aantal hiervoor bekende verbindingen, o.m. als ontwikkelaarcomponent te gebruiken. Deze informatie is niet nieuwheidsschadelijk, omdat daarvoor de voorrang niet kan worden erkend. De informatie wordt nl. in het oudere voorrangsbewijs niet gepresenteerd als deel uitmakend van de uitvinding, maar als reeds bekende stand van de techniek. A.v.B, 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. Art. 2, lid 3 i.v.m. artt. 4 en 6 Verdrag van Straatsburg over de eenmaking van bepaalde onderdelen van het materieel octrooirecht. De bepaling van art. 2, lid 3 Row. is geheel ontleend aan het Verdrag van Straatsburg, dat een speciale regeling biedt voor de behandeling van collisie-gevallen, waarbij de Verdragsluitende Staten kunnen kiezen uit twee mogelijkheden. In art. 2, lid 3 is gekozen voor het systeem, dat voor het beoordelen van de nieuwheid, de inhoud van oudere, niet-voorgepubliceerde aanvragen bij wege van fictie tot de stand der techniek wordt gerekend, welk systeem uitgaat van de gedachte dat alles wat in een oudere, niet-voorgepubliceerde aanvrage is vervat, d.w.z. alles wat die aanvrage leert en ongeacht of dat verband houdt met de in die aanvrage gepresenteerde uitvinding - dus met inbegrip van disclaimers, vergelijkingsvoorbeelden en als reeds bekend beschreven stand van de techniek -, niet meer door anderen kan worden gemonopoliseerd. A.V.B., 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. Art. 2A. De filmeenheid volgens de aanvrage is in wezen een combinatie van twee uit afzonderlijke publikaties bekende filmeenheden. Deze combinatie is echter nooit eerder beschreven, evenmin als de wens om een zodanige filmeenheid te realiseren. Bovendien heeft het tenminste negen jaren geduurd alvorens de combinatie van de ene bekende filmeenheid met de nog eens tien jaar eerder openbaargemaakte andere filmeenheid tot stand is gekomen, terwijl het hier toch een intensief afgezocht gebied der techniek betreft. De combinatie ligt daarom niet voor de hand en is het resultaat van inventieve werkzaamheid. A.V.B., 15 aug. 1984, nr 23, blz. 78. Art. 3. Werkwijzeconclusies die kennelijk betrekking hebben op een geneeswijze, komen niet voor octrooiverlening in aanmerking, omdat de daarin vervatte materie niet behoort tot het gebied der nijverheid in de zin van art. 3. Weliswaar is bij de wetswijziging van 1 jan. 1978 de bewoording van art. 3 gewijzigd en de strekking ervan verruimd, doch noch de nieuwe tekst van het artikel, noch de M.v.T. geven aanleiding om aan te nemen dat geneeswijzen thans niet meer van octrooiering zijn uitgesloten. Octrooi kan wel worden verleend op een conclusie, gericht op een inrichting bestemd voor het toepassen van de geneeswijze. A.V.B., 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. Art. 3 en art. 52, lid 4 Europees Octrooiverdrag van Mttnchen. Bij het aanpassen van de Rijksoctrooiwet aan het Europees Octrooiverdrag heeft de wetgever kennelijk beoogd zoveel mogelijk aan te sluiten bij het verleden en aldus niet de tekst van art. 52, lid 4 E.O.V. in de Row. opgenomen doch er de voorkeur aan gegeven de gewenste aanpassing via te vormen jurisprudentie te laten verlopen. A.V.B., 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. Art. 7, leden 1 en 5 i.v.m. art. 2, lid 3. In casu is sprake van een niet-vóórgepubliceerde octrooiaanvrage die op grond van het ingeroepen recht van voorrang geacht moet worden eerder te zijn ingediend
dan de onderhavige aanvrage. Passages in deze oudere niet-voorgepubliceerde aanvrage, waarin sprake is van als reeds bekend beschreven stand van de techniek mogen bij de beoordeling van de nieuwheid van de onderhavige aanvrage slechts in aanmerking worden genomen, voor zover daarin technische informatie wordt gegeven die in de voorrangsaanvrage (van de niet-voorgepubliceerde aanvrage) als deel uitmakend van de uitvinding waar het in die aanvrage om gaat, is gepresenteerd. In de oudere aanvrage wordt octrooi gevraagd voor het gebruik van een haarverfmiddel, bestaande uit thioureumdioxyde, een reductiemiddel, een organisch complexeringsmiddel en een oxydatiekleurstof welke een ontwikkelaar en een koppelaar bevat. Voor dit haarverfmiddel is in de oudere voorrangsaanvrage ook reeds bescherming gevraagd. De oudere aanvrage vermeldt dat het bekend was als oxydatiekleurstoffen een aantal hiervoor bekende verbindingen, o.m. als ontwikkelaarcomponent te gebruiken. Deze informatie is niet nieuwheidsschadelijk, omdat daarvoor de voorrang niet kan worden erkend. De informatie wordt nl. in het oudere voorrangsbewijs niet gepresenteerd als deel uitmakend van de uitvinding, maar als reeds bekende stand van de techniek. A.V.B., 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. Art. 10, lid 1. Aannemelijk is dat zo verzoekster al enig recht op de uitvinding kon doen gelden - uit contract, dan wel uit hoofde van art. 10, lid 1 - , zij afstand heeft gedaan van dit recht door er mee in te stemmen dat de octrooiaanvrage ten name van haar werknemer werd ingediend. Niet aannemelijk is dat verzoekster heeft gedwaald ten aanzien van de betekenis van de tenaamstelling nu de directeur van verzoekster geen onbekende is op het gebied van octrooiaanvragen, persoonlijk correspondentie betreffende de aanvrage heeft ontvangen waarop de naam van aanvrager stond vermeld, en bovendien de mogelijkheid van naamsvermelding van de uitvinder uitdrukkelijk in de overeenkomst met aanvrager was opgenomen. Verzoek afgewezen. Ten overvloede: aannemelijk is dat de uitvinding reeds was voltooid vóór de indiensttreding van aanvrager bij verzoekster, zodat ook uit dien hoofde verzoekster geen aanspraak kan maken op de aanvrage. Bijz. Afd., 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. Ontvankelijkheid. De Leeuw was in juridische zin werknemer van opeiser - Handep B.V. - , doch werkte feitelijk, op uitleenbasis, voor Custers B.V.; Handep en Custers maken deel uit van één concern. I.c. komt aan de (uitsluitend) juridische werkgever een opeisingsactie op grond van art. 10 Row. toe. Een minder ruime lezing van art. 10, lid 1 zou in de onderhavige situatie kunnen meebrengen dat noch aan de feitelijke, noch aan de juridische werkgever een opeisingsactie toekomt, hetgeen de Afdeling niet juist voorkomt. Aanspraak op octrooi. De vraag of de aard van de werkzaamheden van De Leeuw bij Handep het doen van uitvindingen als de onderhavige meebracht is, op grond van de uitvoerige verklaring van De Leeuw ter zitting - de ingediende stukken bevatten dienaangaande slechts summiere gegevens - ontkennend beantwoord (zie voor motivering de beschikking). Het door Handep dienaangaande ter zitting aangeboden bewijs door getuigen wordt gepasseerd, omdat Handep, als meest gerede partij, zelfs ter zitting nog in gebreke is gebleven feiten en omstandigheden omtrent de aard van de werkzaamheden van De Leeuw aan te voeren. Bijz. Afd., 18 juli 1984, nr 28, blz. 120. Art. 10, lid 1 i.v.m. art. 22G. Vaststaat dat art. 10, lid 1 van toepassing is op de
477 dienstbetrekking van aanvrager bij verzoekster. Nu verzoekster haar aanspraken onder meer heeft gegrond op de arbeidsverhouding als bedoeld in art. 10, lid 1, is zij in haar verzoek ontvankelijk en is de Octrooiraad gezien art. 22G bevoegd kennis te nemen van het verzoek. Bijz. Afd., 30 mei 1984, nr 29, blz. 122. Art. 17A. Het is niet uitgesloten dat er gevallen denkbaar zijn dat de regeling van het in beginsel voor octrooiaanvragen geschreven art. 17A ook van toepassing kan worden geacht op door de octrooihouder in acht te nemen termijnen. A.V.B., 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. Art. 17A i.v.m. art. 29J. De onderhavige internationale octrooiaanvrage, die een dagtekening van internationaal depot als bedoeld in art. 11 van het Samenwerkingsverdrag heeft verkregen en de Octrooiraad heeft bereikt binnen de termijn aangegeven in art. 22 van het Samenwerkingsverdrag, geldt overeenkomstig art. 29 J Row. als een bij de Octrooiraad ingediende aanvrage, waarop ook art. 17A Row. van toepassing is. Bijz. Afd., 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. Art. 17A i.v.m. art. 29P, lid 4 en art. 31C, lid 1 Octrooireglement. De Nederlandse vertaling van een Europees octrooi is niet binnen de wettelijke termijn ingediend. Indien de houder van een Europees octrooi ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid niet in staat is geweest de vorengenoemde termijn in acht te nemen, is art. 17A Row. van overeenkomstige toepassing. Bijz. Afd, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. Art. 17A, lid 1. In het onderhavige geval is er sprake van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden als gevolg van een menselijk falen. Niet gebleken is een zorgeloos handelen, waarbij in aanmerking is genomen dat zelfs bij nauwgezet werken door mensen fouten kunnen worden gemaakt die redelijkerwijze niet zijn te voorzien. Het verzoek tot herstel wordt ingewilligd onder voorwaarde dat de inmiddels vervallen jaarcijnzen voor de instandhouding van het Europees octrooi zijn betaald. Bijz. Afd, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. Art. 17A, lid 2 i.v.m. artt. 35 en 49. Termijnen gesteld voor betaling van de jaartaxen zijn uitgesloten van de herstelmogelijkheid van art. 17A. Een andere uitleg van art. 17A, lid 2, zoals door verzoekster verdedigd, strookt niet met de duidelijke bedoeling van de wetgever dienaangaande, als verwoord in de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van art. 17A, waar uitdrukkelijk wordt vermeld dat door de wettelijke verlenging van de betalingstermijn voldoende wordt tegemoet gekomen aan de behoefte vergissingen ter zake te herstellen. Er is ook geen reden om voor de termijn van betaling van de eerste jaartaxe van een verleend octrooi een afzonderlijk criterium aan te leggen. Ook een beroep op grote veranderingen in de maatschappelijke werkelijkheid die zich' hebben voorgedaan op het punt van herstel van rechten sinds de totstandkoming van art. 17A, kan verzoekster niet baten. A.V.B, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. Art. 22G i.v.m. art. 10, lid 1. Vaststaat dat art. 10, lid 1 van toepassing is op de dienstbetrekking van aanvrager bij verzoekster. Nu verzoekster haar aanspraken onder meer heeft gegrond op de arbeidsverhouding als bedoeld in art. 10, lid 1, is zij in haar verzoek ontvankelijk en is de Octrooiraad gezien art. 22G bevoegd kennis te nemen van het verzoek. Bijz. Afd, 30 mei 1984, nr 29, blz. 122.
Art. 24, lid 1 i.v.m. art. IA. Het gebruik van de wettelijke bevoegdheid tot gedeeltelijke openbaarmaking van een aanvrage is alleen dan wenselijk, indien de desbetreffende Afdeling van de Octrooiraad mag aannemen dat een aanvrager althans subsidiair met een gedeeltelijke openbaarmaking genoegen zal nemen. I.c. had de Aanvraagafdeling voldoende reden om aan te nemen dat aanvraagster daarmee geen genoegen zou nemen en stond het haar derhalve vrij de aanvrage in haar geheel af te wijzen. A.v.B, 29 aug. 1984, nr 44, blz. 347 (met noot v. N.H.). Art. 29J i.v.m. art. 17A. De onderhavige internationale octrooiaanvrage, die een dagtekening van internationaal depot als bedoeld in art. 11 van het Samenwerkingsverdrag heeft verkregen en de Octrooiraad heeft bereikt binnen de termijn aangegeven in art. 22 van het Samenwerkingsverdrag, geldt overeenkomstig art. 29 J Row. als een bij de Octrooiraad ingediende aanvrage, waarop ook art. 17A van toepassing is. Bijz. Afd, 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. Art. 29K, lid 3 i.v.m. artt. 22 en 39 Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Ten gevolge van verkeerde lezing van een "reminder" van W.I.P.O. door een personeelslid van de .... [buitenlandse] gemachtigde van aanvraagster, heeft deze een verkeerde termijn geboekt voor indiening van een Nederlandse vertaling van een internationale aanvrage bij en voor betaling van een indieningstaxe aan de Octrooiraad hetgeen tot verval van de internationale aanvrage leidde. De Bijz. Afd.: De door de gemachtigde van aanvraagster te betrachten zorgvuldigheid brengt mee dat de door hem aangestelde medewerkers ten volle voor hun taak zijn berekend, hetgeen onder meer betekent dat zij over hun taak duidelijk zijn geïnstrueerd. Klaarblijkelijk heeft de ... [buitenlandse] gemachtigde zijn medewerker over de onderhavige materie onvoldoende geïnstrueerd, terwijl van enige controle^op de werkzaamheden van die medewerker niet is gebleken. Overigens is, voor zover de foutieve handeling mede is veroorzaakt door verkeerde interpretatie van art. 22 j° art. 31 van het Samenwerkingsverdrag, de uitleg van wetten en verdragen een taak die bij de octrooigemachtigde zelf hoort; de gemachtigde had de interpretatie niet mogen overlaten aan zijn medewerkers. De buitenlandse gemachtigde van aanvraagster heeft in meerdere opzichten onzorgvuldig gehandeld. Het verzoek tot herstel wordt afgewezen. Bijz. Afd, 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. Art. 29P, lid 4 i.v.m. art. 17A en met art. 31C, lid 1 Octrooireglement. De Nederlandse vertaling van een Europees octrooi is niet binnen de wettelijke termijn ingediend. Indien de houder van een Europees octrooi ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid niet in staat is geweest de voren genoemde termijn in acht te nemen, is art. 17A Row. van overeenkomstige toepassing. Bijz. Afd, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. Artt. 35 en 49 i.v.m. art. 17A, lid 2. Termijnen gesteld voor betaling van de jaartaxen zijn uitgesloten van de herstelmogelijkheid van art. 17A. Een andere uitleg van art. 17A, lid 2, zoals door verzoekster verdedigd, strookt niet met de duidelijke bedoeling van de wetgever dienaangaande, als verwoord in de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van art. 17A, waar uitdrukkelijk wordt vermeld dat door de wettelijke verlenging van de betalingstermijn voldoende wordt tegemoet gekomen aan de behoefte vergissingen ter zake te herstellen. Er is ook geen reden om voor de termijn van betaling van de eerste jaartaxe van een verleend octrooi een afzonderlijk criterium aan te leggen. Ook een beroep op grote veranderingen in de maatschap-
pelijke werkelijkheid die zich hebben voorgedaan op het punt van herstel van rechten sinds de totstandkoming van art. 17A, kan verzoekster niet baten. A.v.B, 12 nov. 1984, nr 52, blz. 375. Art. 52 i.v.m. art. IA en art. 80 Gemeenschapsoctrooiverdrag. Tussenbeschikking: Aan aanvraagster zijn op een aanvrage van gelijke rang als de onderhavige uitsluitende rechten verleend voor een inrichting. Bedrijfsmatig gebruik van de inrichting betekent tevens toepassing van de werkwijze waarvoor aanvraagster in de geldende conclusie van de onderhavige aanvrage uitsluitende rechten vraagt. Indien op de onderhavige aanvrage octrooi zou worden verleend, zou bij inbreuk op het reeds verleende octrooi, voor zover het vorenbedoeld gebruik van de inrichting betreft, een actie niet alleen gebaseerd kunnen worden op dat octrooi, doch ook op het octrooi verleend op de onderhavige aanvrage. Zulk een dubbele bescherming is ontoelaatbaar. Het is vaste jurisprudentie van de Octrooiraad, dat indien ten name van dezelfde uitvinder vbor een uitvinding twee aanvragen met gelijke rang bestaan, slechts op één van beide aanvragen octrooi kan worden verleend. Deze jurisprudentie heeft extra gezag gekregen door vermelding in de Memorie van Antwoord II van de wijzigingswet 1977. Bovendien is dubbele bescherming sinds 1 januari 1978 met zoveel woorden ontoelaatbaar verklaard in art. 52 Row. en blijkt uit art. 80 Gemeenschapsoctrooiverdrag, dat dubbele bescherming ook internationaal onwenselijk wordt geacht. Verlening van octrooi op de onderhavige aanvrage is wel mogelijk indien in de conclusie het normale gebruik van de inrichting wordt uitgesloten van de te verlenen bescherming. Aldus wordt weliswaar tevens van bescherming uitgesloten het produkt verkregen volgens de werkwijze die uit het gebruik van de inrichting resulteert, doch dit is te wijten aan de omstandigheid dat aanvraagster heeft verkozen verschillende belichamingen van dezelfde uitvindingsgedachte over twee afzonderlijke aanvragen te verdelen. ^ A.V.B., 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. II. Octrooireglement. Art. 31C, lid 1 i.v.m. artt. 17A en 29P, lid 4 Rijksoctrooiwet. De Nederlandse vertaling van een Europees octrooi is niet binnen de wettelijke termijn ingediend. Indien de houder van een Europees octrooi ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid niet in staat is geweest de voren genoemde termijn in acht te nemen, is art. 17A Row. van overeenkomstige toepassing. Bijz. Afd, 17 jan. 1985, nr 71, blz. 439. III. Europees Octrooiverdrag van Mfinchen. Art. 52, lid 4 en art. 3 Rijksoctrooiwet. Bij het aanpassen van de Rijksoctrooiwet aan het Europees Octrooiverdrag heeft de wetgever kennelijk beoogd zoveel mogelijk aan te sluiten bij het verleden en aldus niet de tekst van art. 52, lid 4 E.O.V. in de Row. opgenomen doch er de voorkeur aan gegeven de gewenste aanpassing via te vormen jurisprudentie te laten verlopen. A.V.B., 15 aug. 1985, nr 58, blz. 403. IV. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Artt. 22 en 39 i.v.m. art. 29K, lid 3 Rijksoctrooiwet. Ten gevolge van verkeerde lezing van een "reminder" van W.I.P.O. door een personeelslid van de... [buitenlandse] gemachtigde van aanvraagster, heeft deze een verkeerde termijn geboekt voor indiening van een Nederlandse vertaling van een internationale aanvrage bij en voor betaling van een indieningstaxe aan de Octrooiraad hetgeen tot verval van de internationale aanvrage leidde.
De Bijz. Afd.: De door de gemachtigde van aanvraagster te betrachten zorgvuldigheid brengt mee dat de door hem aangestelde medewerkers ten volle voor hun taak zijn berekend, hetgeen onder meer betekent dat zij over hun taak duidelijk zijn geïnstrueerd. Klaarblijkelijk heeft de ... [buitenlandse] gemachtigde zijn medewerker over de onderhavige materie onvoldoende geïnstrueerd, terwijl van enige controle op de werkzaamheden van die medewerker niet is gebleken. Overigens is, voor zover de foutieve handeling mede is veroorzaakt door verkeerde interpretatie van art. 22 j° art. 31 van het Samenwerkingsverdrag, de uitleg van wetten en verdragen een taak die bij de octrooigemachtigde zelf hoort; de gemachtigde had de interpretatie niet mogen overlaten aan zijn medewerkers. De buitenlandse gemachtigde van aanvraagster heeft in meerdere opzichten onzorgvuldig gehandeld. Het verzoek tot herstel wordt afgewezen. Bijz. Afd., 23 aug. 1984, nr 59, blz. 405. V. Verdrag van Straatsburg over de eenmaking van bepaalde onderdelen van het materieel octrooirecht. Artt. 4 en 6 i.v.m. art. 2, lid 3 Rijksoctrooiwet. De bepaling van art. 2, lid 3 Row. is geheel ontleend aan het Verdrag van Straatsburg, dat een speciale regeling biedt voor de behandeling van collisie-gevallen, waarbij de Verdragsluitende Staten kunnen kiezen uit twee mogelijkheden. In art. 2, lid 3 is gekozen voor het systeem, dat (voor het beoordelen van de nieuwheid), de inhoud van oudere, niet-voorgepubliceerde aanvragen bij wege van fictie tot de stand der techniek wordt gerekend, welk systeem uitgaat van de gedachte dat alles wat in een oudere, niet-voorgepubliceerde aanvrage is vervat, d.w.z. alles wat die aanvrage leert en ongeacht of dat verband houdt met de in die aanvrage gepresenteerde uitvinding - dus met inbegrip van disclaimers, vergelijkingsvoorbeelden en als reeds bekend beschreven stand van de techniek -, niet meer door anderen kan worden gemonopoliseerd. A.v.B., 4 dec. 1985, nr 70, blz. 437. VI. Gemeenschapsoctrooiverdrag. Art. 80 en art. IA i.v.m. art. 52 Rijksoctrooiwet. Tussenbeschikking: Aan aanvraagster zijn op een aanvrage van gelijke rang als de onderhavige uitsluitende rechten verleend voor een inrichting. Bedrijfsmatig gebruik van de inrichting betekent tevens toepassing van de werkwijze waarvoor aanvraagster in de geldende conclusie van de onderhavige aanvrage uitsluitende rechten vraagt. Indien op de onderhavige aanvrage octrooi zou worden verleend, zou bij inbreuk op het reeds verleende octrooi, voor zover het vorenbedoeld gebruik van de inrichting betreft, een actie niet alleen gebaseerd kunnen worden op dat octrooi, doch ook op het octrooi verleend op de onderhavige aanvrage. Zulk een dubbele bescherming is ontoelaatbaar. Het is vaste jurisprudentie van de Octrooiraad, dat indien ten name van dezelfde uitvinder voor een uitvinding twee aanvragen met gelijke rang bestaan, slechts op één van beide aanvragen octrooi kan worden verleend. Deze jurisprudentie heeft extra gezag gekregen door vermelding in de Memorie van Antwoord II van de wijzigingswet 1977. Bovendien is dubbele bescherming sinds 1 januari 1978 met zoveel woorden ontoelaatbaar verklaard in art. 52 Row. en blijkt uit art. 80 Gemeenschapsoctrooiverdrag, dat dubbele bescherming ook internationaal onwenselijk wordt geacht. Verlening van octrooi op de onderhavige aanvrage is wel mogelijk indien in de conclusie het normale gebruik van de inrichting wordt uitgesloten van de te verlenen bescherming. Aldus wordt weliswaar tevens van bescherming uitgesloten het produkt verkregen volgens de werkwijze die uit het gebruik van de inrichting resulteert, doch dit is te wijten aan de omstandigheid dat aanvraagster heeft verkozen verschillende belichamingen van dezelfde
479 uitvindingsgedachte over twee afzonderlijke aanvragen te verdelen. A.v.B, 7 febr. 1983, nr 8, blz. 16. B. BESLISSINGEN VAN DE RECHTER I. Rijksoctrooiwet. Art. 10 en artt. 4 en 4bis Unieverdrag van Parijs. Rechtbank en Gerechtshof: De omstandigheid dat de Afdeling van Beroep van de Octrooiraad de aanspraak op octrooi heeft toegekend aan de (sindsdien faillietverklaarde) werkgeefster van Goderbauer, brengt niet mee dat Goderbauer in de Verdragslanden geen recht heeft op de met die aanvrage corresponderende octrooien en octrooiaanvragen, noch op de prioriteitsrechten als bedoeld in art. 4 Herzien Verdrag van Parijs. Het komt onaannemelijk voor dat langs de omweg van het internationaal privaatrecht het territorialiteitsstelsel, zoals dat is neergelegd in art. 4bis Herzien Verdrag van Parijs, zou kunnen worden doorbroken. Onjuist is de stelling van de curator dat art. 10 Row. deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst die tussen werkgeefster en Goderbauer gegolden heeft en die geen bijzondere octrooiclausule bevatte; het is er veeleer voor te houden dat genoemd artikel een octrooirechtelijke bepaling is welke slechts dan in de arbeidsverhouding tussen partijen ingrijpt indien zich het in art. 10 bedoeld geval voordoet. Krachtens Verdragsbepaling, waaraan Nederland is gebonden, is op buitenlandse aanvragen uitsluitend het recht van het land, waar de aanvrage geschiedt, van toepassing. Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. Art. 10, lid 2. Rb.: Art. 10, lid 2 Row. heeft mede betrekking op een door de werkgever in het buitenland verkregen (in casu Brits) octrooi. Deze opvatting vindt mede steun in de opvatting dat art. 10, lid 2 in de eerste plaats een regeling geeft van met de verkrijging van octrooien samenhangend arbeidsrecht. Zij vindt voorts steun in artikel 60 van het Europees Octrooiverdrag, alsmede in sections 39, 40 en 43 van de Britse Patents Act 1977. Een aanspraak ex art. 10, lid 2 bestaat slechts met betrekking tot door de werkgever daadwerkelijk verkregen octrooien, en niet met betrekking tot octrooien die door de werkgever verkregen hadden kunnen worden. Bij de bepaling van het bedrag ex art. 10, lid 2 moet worden uitgegaan van de waarde van het octrooi ten tijde van de verlening ervan. Hof: Terecht vraagt de Rechtbank een deskundigenbericht met betrekking tot de eventueel toe te kennen billijke vergoeding c.q. de hoogte daarvan, en evenzeer terecht brengt de Rechtbank daarbij de volgende potentieel relevante kwesties onder de aandacht der deskundigen: (a) de aard van de werkzaamheden van de werknemer, alsmede hetgeen daarvoor in salaris en anderszins ontvangen is; (b) in hoeverre andere werknemers bij de betrokken uitvinding een rol hebben gespeeld, en in hoeverre de werkgever faciliteiten en mogelijkheden tot research heeft verschaft; (c) in hoeverre de organisatie van de werkgever exploitatie van een uitvinding als de onderhavige mogelijk maakt; (d) hoe de uitvinding op zich moet worden gewaardeerd en in hoeverre bijkomende technische problemen overwonnen dienen te worden, indien zulks al mogelijk zou zijn; (e) dat de werknemer gebruik heeft gemaakt van een honoreringsregeling i.v.m. het schrijven van artikelen, faciliteiten van de werkgever heeft gekregen om aan de T.H. te promoveren, en dat de kosten van het proefschrift door de werkgever zijn betaald.
Rb.:kent een vergoeding van f77.900,- toe (plus, met instemming van gedaagde, overdracht om niet van het octrooi aan eiser), zulks conform het ampel gemotiveerde deskundigenbericht. Daaruit blijkt o.m. het oordeel dat in casu de zojuist vermelde factoren (a), (b), (c) en (e) niet in de weg staan aan eisers aanspraak op een billijke vergoeding, en dat dit met betrekking tot factor (d) slechts ten dele het geval zou kunnen zijn. Geen invloed wordt voorts toegekend aan de omstandigheid dat (volgens eiser) gedaagde lang niet uit de uitvinding/het octrooi gehaald zou hebben, wat er in zat, resp. (volgens gedaagde) dat de uitvinding niet (commercieel) realiseerbaar zou zijn gebleken en haar, gedaagde, alleen maar geld gekost heeft. Dit zijn risico's die een licentiegever, resp. -nemer altijd tot op zekere hoogte lopen; bepalend is hetgeen de uitvinder (als niet-werknemer) aan licentievoorwaarden ten tijde van de octrooiverlening redelijkerwijs had kunnen bedingen. De door de werkgever betaalde octrooieringskosten dienen op het aan de werknemer toe te kennen bedrag in mindering te worden gebracht. Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. Artt. 10, lid 2 en 56. Vordering van uitvinder-werknemer, stoelend op art. 10, lid 2, tegen werkgeefster van wie het faillissement is uitgesproken kort voor de verlening van de octrooien. Rb.: Weliswaar wordt op grond van het bepaalde in art. 56 de onderhavige betalingsvordering geacht te zijn een rechtsvordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, maar dat betekent nog niet dat de gevorderde vergoeding voor het gemis aan octrooi moet worden aangemerkt als loon, laat staan als loon in de zin van art. 40, lid 4 Fw.: daartoe zou vereist zijn dat de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd is terzake van de bedongen arbeid; niet is gebleken dat in casu het doen van uitvindingen daartoe behoorde. De vordering tot vergoeding wegens gemis aan octrooi, die eerst is ontstaan bij de verlening der octrooien, dus na de faillietverklaring, kan echter uit anderen hoofde als boedelschuld worden aangemerkt dan uit hoofde van art. 40, lid 4: onder de werking van art. 24 Fw. vallen niet alleen verbintenissen uit overeenkomst, maar ook die uit de wet, derhalve ook een verbintenis voortvloeiende uit de Rijksoctrooiwet. Derhalve bewijsopdracht aan de uitvinder-werknemer dat de boedel door de octrooiverleningen is gebaat. Rb. Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. Artt. 10, lid 2 en 56, lid 2 i.v.m. art. 241, Boek 2 Burgerlijk Wetboek (art. 47e (oud) Wetboek van Koophandel). Rb.: Niet van belang is dat eiser, oud-werknemer, laatstelijk directeur van gedaagde was; beslissend zijn de omstandigheden tijdens welke eiser als werknemer de uitvinding deed. Eiser was toen nog geen directeur. Derhalve is niet art. 47e (oud) WvK (art. 241, Boek 2 BW) van toepassing, doch de rechterlijke competentieregeling van art. 56, lid 2 jo art. 10, lid 2 Row., zodat niet de Rechtbank, doch de Kantonrechter in eerste aanleg bevoegd is. Hof: Nadat appellant (eiser) door geïntimeerde (gedaagde) als directeur ontslagen was, hebben partijen een dading getroffen. Die overeenkomst heeft betrekking op de verhouding tussen appellant als directeur, en geïntimeerde; bovendien blijkt uit die overeenkomst dat beide partijen de door appellant voorbehouden aanspraken Wegens gemis aan octrooi, beschouwd hebben als aanspraken betrekkelijk tot die dienstbetrekking. Geïntimeerde kan daarop nu niet meer eenzijdig terugkomen. Art. 241, Boek 2 BW is in casu toepasselijk en de Rechtbank is de in eerste instantie bevoegde rechter. Volgt terugwijzing. Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96.
Art. 30. Octrooiraad: Hoewel de vraag, of het wezen van de in het Ned. octrooischrift no 145.545 beschreven uitvinding wordt toegepast bij de werkwijzen beschreven in het Dumex-octrooi no 132.606, respectievelijk in de Richteraanvrage no 6717589, bevestigend moet worden beantwoord, vallen laatstbedoelde werkwijzen - door bewust door eiseres in haar uitsluitend recht aangebrachte beperkingen - wanneer toegepast op de bereiding van diazepam, niet onder de beschermingsomvang van eerstgenoemd octrooi. Rb. 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr 45, blz. 355. Art. 30, leden 1 en 2. H.R..'Terecht klaagt het middel erover dat 's Hofs uitspraak onvoldoende inzicht biedt in zijn gedachtengang met betrekking tot een, voor het door de octrooihouder in appel ingenomen standpunt essentiële stelling, die er op neer komt dat voor de te haren name geoctrooieerde werkwijze wezenlijk is dat het materiaal eerst - dat wil zeggen: vóór het wordt gesneden - wordt samengeperst en opgerold. Een gedeelte van een geoctrooieerde werkwijze dat beoogt een aan een bekende werkwijze verbonden bezwaar te ondervangen, kan tot het wezen van de uitvinding behoren ook al is noch de oorzaak, noch de reden waarom de geoctrooieerde werkwijze dat bezwaar ondervangt, bekend. Rb.: De invoeging in 1977 van het nieuwe tweede lid van art. 30 betekent geenszins dat een interpretatie van het octrooi buiten de (letterlijke) tekst van de conclusies ontoelaatbaar is geworden. Mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van de betrokken wijziging in de wet moet veeleer worden aangenomen, dat het bij de uitlegging van het octrooi nog steeds aankomt op datgene waarin naar het wezen der zaak de geoctrooieerde uitvinding bestaat. Hieruit volgt, dat met name ook een variant van de in de conclusie(s) omschreven werkwijze, die berust op de door het octrooi geopenbaarde uitvindingsgedachte, binnen de beschermingsomvang van het octrooi valt, ook al heeft de octrooihouder die variant ten tijde van de indiening van de octrooiaanvrage nog geenszins voorzien. Hoge Raad, 22 juni 1984, nr 27, blz. 113. Art. 30, lid 2. Het Hof beoordeelt het wezen van de geoctrooieerde uitvinding niet slechts aan de hand van de conclusie van het octrooischrift en de beschrijving, doch mede aan de hand van stellingen van aanvraagster, zoals die blijken uit het verleningsdossier. Hoge Raad, 11 mei 1984, nr 40, blz. 335. De rechter dient mede te rade te gaan bij de letterlijke tekst van het octrooischrift en behoeft daarbij niet uitsluitend te letten op hetgeen met zoveel woorden in de conclusie is uitgedrukt. Zulks betekent dat ter vaststelling van het wezen der uitvinding modificaties daarvan mede ter toetsing staan. Recht en rechtspraak sluiten niet uit dat toepassingen door anderen dan de octrooigerechtigde van constructiemethoden worden geweerd als deze van de geoctrooieerde slechts verschillen in punten die niet wezenlijk zijn blijkens de uit de gegeven concrete omschrijving volgende kenmerken daarvan. Inbreuk aangenomen op grond dat de beide tegels juist vanwege de vrijwel identieke wijze van samenstelling en constructie, waardoor bovendien een identiek effect wordt gerealiseerd, niet op wezenlijke punten van elkaar afwijken. Daaraan doet niet af dat bij de tegel van gedaagde de afdekplaat en de ankers van de geoctrooieerde tegel ontbreken, omdat die alleen een functie vervullen bij een andere wijze van vasthechting en irrelevant zijn voor het totale effect waarop het kenmerk van de geoctrooieerde uitvinding doelt. Pres. Rb. Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414.
Art. 43, lid 5. De vraag, over welke periode gedaagde de herkomst van de door haar verhandelde diazepam-preparaten moet aantonen, moet in deze zin beantwoord worden, dat bewijslevering voldoende is over een periode tot en met de dag van de dagvaarding, c.q. tot en met die der repliek, op welke dagen eiseres haar eisen heeft geformuleerd, c.q. vermeerderd. Inbreuken van latere datum kunnen nochtans van belang zijn in een later te voeren schadestaatprocedure. In verband met de gebleken feiten resteert alleen ten aanzien van het bij repliek door eiseres aangevoerde octrooi no 145.545 de vraag of er sprake is van inbreuk. Rb. 's-Gravenhage, 18 maart 1983, nr45, blz. 355. Artt. 56 en 10, lid 2. Vordering van uitvinder-werknemer, stoelend op art. 10, lid 2, tegen werkgeefster van wie het faillissement is uitgesproken kort voor de verlening van de octrooien. Rb.: Weliswaar wordt op grond van het bepaalde in art. 56 de onderhavige betalingsvordering geacht te zijn een rechtsvordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, maar dat betekent nog niet dat de gevorderde vergoeding voor het gemis aan octrooi moet worden aangemerkt als loon, laat staan als loon in de zin van art. 40, lid 4 Fw.: daartoe zou vereist zijn dat de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd is terzake van de bedongen arbeid; niet is gebleken dat in casu het doen van uitvindingen daartoe behoorde. De vordering tot vergoeding wegens gemis aan octrooi, die eerst is ontstaan bij de verlening der octrooien, dus na de faillietverklaring, kan echter uit anderen hoofde als boedelschuld worden aangemerkt dan uit hoofde van art. 40, lid 4: onder de werking van art. 24 Fw. vallen niet alleen verbintenissen uit overeenkomst, maar ook die uit de wet, derhalve ook een verbintenis voortvloeiende uit de Rijksoctrooiwet. Derhalve bewijsopdracht aan de uitvinder-werknemer, dat de boedel door de octrooiverleningen is gebaat. Rb. Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. Artt. 56, lid 2 en 10, lid 2 i.v.m. art. 241, Boek 2 Burgerlijk Wetboek (art. 47e (oud) Wetboek van Koophandel). Rb.: Niet van belang is dat eiser, oud-werknemer, laatstelijk directeur van gedaagde was; beslissend zijn de omstandigheden tijdens welke eiser als werknemer de uitvinding deed. Eiser was toen nog geen directeur. Derhalve is niet art. 47e (oud) WvK (art. 241, Boek 2 BW) van toepassing, doch de rechterlijke competentieregeling van art. 56, lid 2 jo art. 10, lid 2, zodat niet de Rechtbank, doch de Kantonrechter in eerste aanleg bevoegd is. Hof: Nadat appellant (eiser) door geïntimeerde (gedaagde) als directeur ontslagen was, hebben partijen een dading getroffen. Die overeenkomst heeft betrekking op de verhouding tussen appellant als directeur, en geïntimeerde; bovendien blijkt uit die overeenkomst dat beide partijen de door appellant voorbehouden aanspraken wegens gemis aan octrooi, beschouwd hebben als aanspraken betrekkelijk tot die dienstbetrekking. Geïntimeerde kan daarop nu niet meer eenzijdig terugkomen. Art. 241, Boek 2 BW is in casu toepasselijk en de Rechtbank is de in eerste instantie bevoegde rechter. Volgt terugwijzing. Hof's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. II. Benelux-Merkenwet. Artt. 1 en 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1. Eiseres is houdster van kleur-/beeldmerken voor shampoo, betrekking hebbende op de kleurtint geel, een afbeelding van een babykopje, en een combinatie waarin ook de kleuren rood, zwart en wit en het woord Zwitsal voorkomen. Gedaagde brengt in het verkeer Ombra-babyshampoo, in een iets donkerder gele verpakking met eveneens een
481 babykopje, alsmede bruin-zwarte en oranje-rode kleuren. Mede gelet op een in Nederland uitgevoerd onderzoek naar de merkbekendheid van het merk van eiseres wordt, onder de toepassing van de leer van de arresten Jullien/ Verschuere en Wrigley/Benzon van het Benelux-Gerechtshof, een "flagrante" overeenstemming aanwezig geoordeeld. Vz. Rb. van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Art. 1, lid 1. Pres.: De Woorden "Juicy Fruit" hadden ten tijde van de introductie - in Nederland in de jaren vijftig - onderscheidende kracht als merk voor de waar kauwgom. Het woord "juicy" vormt een normale mededeling omtrent een eigenschap van het produkt kauwgom. Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30. Het woordmerk Intermeubel is noch noodzakelijk, noch louter beschrijvend, noch gebruikelijk als teken voor meubelen en bezit onderscheidend vermogen. Wel bezit het woord "meubel" terzake geen onderscheidend vermogen, maar de samenstelling "Intermeubel" wel, omdat het de samenvoeging is van het voorzetsel "inter" met "meubel" die het merkteken onderscheidt van de soortnaam en behulpzaam kan zijn om het produkt een speciaal karakter te geven, dat het onderscheidt van dat van andere firma's. Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41 blz. 338. De tekens Ultra-doux en Ultra Mild zijn voor kosmetische produkten in een bijzonder zachte samenstelling uitsluitend beschrijvend en voldoen derhalve niet aan het vereiste van voldoende onderscheidend vermogen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Artt. 1, lid 1 en 13 en 16. De merken Fleurop en Fleurpost zijn overeenstemmende tekens, ook voor zover het eerstgenoemde merk mede een Mercurius-figuur bevat, omdat ook in die uitvoering het onderscheidend vermogen van dat merk in even wezenlijke mate door het woord Fleurop als door de Mercurius-figuur wordt bepaald en de woorden Fleurop en Fleurpost zowel auditief als visueel aanmerkelijke gelijkenis vertonen. Nu het gaat om die woorden is de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, zonder betekenis. Bij de beoordeling van de gelijkenis der merken wordt mede in aanmerking genomen de gelijke typografie van het door partijen gebezigde drukwerk en verpakkingsmateriaal en op de verwantschap in klantenkringen. Pres. Rb. Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Artt. 1, lid 1 en 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1. Hof: De schroef-vorm van de Wokkel-zoutjes kan genoegzaam dienen om deze zoutjes te onderscheiden van zoutjes, afkomstig uit andere ondernemingen. De enkele omstandigheid dat ook een andere concurrent zich van deze vorm bedient, betekent niet dat deze vorm onderscheidend vermogen mist. Dat de schroefvorm sinds jaar en dag wordt toegepast voor macaroni, betekent niet dat deze vorm voor zoutjes voldoende individualiteit ontbeert, nu macaroni en zoutjes niet tot dezelfde soort waren behoren, immers op verschillende wijzen plegen te worden aangewend en bij verschillende gelegenheden plegen te worden geconsumeerd. Hun classificatie in dezelfde warenklasse is niet beslissend. Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Art. 1, lid 1 i.v.m. art. 6 quinquies onder B, aanhef en sub 2° Unieverdrag van Parijs. Voldoende is komen vast te staan dat in Zuidnederlandse streektalen toebak nog een gangbare aanduiding is voor tabak en derhalve een soortnaam. Soortnamen zijn niet deugdelijk als merk. Los daarvan: toebak is in algemeen gangbaar Nederlands
een verouderde vorm voor tabak, maar dit neemt niet weg dat het met slechts een geringe klankwisseling in één lettergreep nog zo dicht staat bij tabak, dat het daarmee als soortnaam kan worden vereenzelvigd en dus onderscheidende kracht mist en ondeugdelijk is als merk. Hof's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Art. 1, lid 2. Rb.:Gezien het enorme aanbod van (nagenoeg) gelijk smakende borrelsnacks is zonder meer duidelijk dat het koop- en/of consumptiegedrag van het publiek in belangrijke mate wordt beïnvloed door de pakkende, aantrekkelijke vorm van het produkt. Aldus wordt de wezenlijke waarde van de waar door de (schroef-)vorm beïnvloed. Hof: De wezenlijke waarde van een zoutje is gelegen in de smaak en de knapperigheid. Hieraan doet het - volgens de rechtbank - enorme aanbod van (nagenoeg) gelijk smakende borrelsnacks niet af. Evenbedoelde eigenschappen zijn niet afhankelijk van de vorm. Het kopend publiek schaft zich zoutjes niet aan, omdat deze een aantrekkelijke vorm hebben, maar om deze te (doen) consumeren, waarbij de vorm noodzakelijkerwijs teloor gaat. Het uiterlijk van de Wokkels is ook niet een uitkomst op het gebied van de nijverheid. Het andere uiterlijk van tal van fabrieksmatig vervaardigde zoutjes wijst op het tegendeel. De vorm is niet onontbeerlijk. HR: De door een merk ten gevolge van de bekendheid van dat merk aan een produkt toegevoegde handelswaarde behoort niet tot de "wezenlijke waarde van de waar". Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Artt. 3 en 4, aanhef en onder 6 en 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1. Appellant heeft het woord-beeldmerk "Het Breiend Schaap" als eerste gedeponeerd en kan zich op die grond verzetten tegen het gebruik dat geïntimeerden van dat merk voor hun w,aren maken. Het Hof acht voldoende aannemelijk dat appellant als eerste gebruik heeft gemaakt van draagtassen waarop het later door hem gedeponeerde merk voorkwam en dat geïntimeerde sub 3 van dit eerdere gebruik op de hoogte was toen hij van draagtassen met hetzelfde merk gebruik ging maken. Het beroep op een te goeder trouw plaats gevonden voorgebruik, c.q. gelijktijdig gebruik, gaat dan ook niet op. Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Artt. 4 en 14. Hoewel Ter Veer, die op 13 april 1978 zijn bedrijf inbracht in Vlieland B.V., van welke B.V. hij te zamen met gedaagde Haan directeur werd, wellicht tevoren het merk Homa voor pompen heeft gebruikt, was de deponering van het merk Homa door Vlieland B.V. op 22 augustus 1978 (met instemming en medewerking van Ter Veer) een te goeder trouw verricht depot. De thans door Homa Nederland B.V., waarvan Ter Veer, na uittreding uit Vlieland B.V., mede-aandeelhouder en verkoop-directeur werd, tegen Haan aan wie Vlieland B.V. het merk heeft overgedragen, ingestelde vordering tot nietigverklaring van het depot op grond van kwade trouw als bedoeld in art. 4 sub 6 BMW, zou slechts kunnen worden beoordeeld in een geding waaraan, (afgezien van nog anderen) de houder van het eerdere depot, in casu Vlieland B.V., (actief) deelneemt. Ten overvloede: De overdracht van het merk door Vlieland aan Haan is in merkenrechtelijke zin niet te kwader trouw, omdat zij als rechtmatig houder van de inschrijving tot overdracht bevoegd was. Volgt niet-ontvankelijk verklaring. Rb. Dordrecht, 4 april 1984, nr 19, blz. 58. Art. 4, aanhef en onder 6. Er kan sprake zijn van een depot te kwader trouw, als een gedeponeerd merk zodanig overeenstemt met eens anders (oudere) handelsnaam, die de deposant kende of
moest kennen, dat verwarring te duchten is. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. De vordering tot verbod van inbreuk op het merkrecht van eiser door gebruik van de kenmerkende merkaanduiding "Haproma", is toewijsbaar; het is niet waarschijnlijk dat eisers depot zal worden aangemerkt als te kwader trouw verricht: gedaagde kan ten opzichte van eiser niet gelden als derde die een overeenstemmend merk voor . soortgelijke waren te goeder trouw en op normale wijze gebruikte, omdat eiser en gedaagde beiden in hun op contractuele basis samenhangende onderneming gebruik maakten van het merk; bovendien moet gedaagde geacht worden tot de inschrijving van het merk door eiser toestemming te hebben verleend. Pres. Rb. Zwclle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Art. 4, aanhef en onder 6 i.v.m. art. 14 onder B, aanhef en onder 2. De vraag of de vordering van de titularis van een "maatschappelijke benaming" of handelsnaam, tot nietigverklaring van een (later) merk, dat met zijn benaming of handelsnaam dusdanig overeenstemt dat verwarring te duchten is, al dan niet ontvankelijk is, zelfs wanneer er redelijkerwijze geen derde aan het geding zou kunnen deelnemen, zou aan het Benelux Gerechtshof moeten worden gesteld, als niet de vordering op andere grond werd toegewezen. Daarbij zou tevens de vraag moeten worden gesteld of de handelsnaam dan betrekking moet hebben op "soortgelijke waren" of dat loutere overeenstemming tussen handelsnaam en later merk volstaat. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281. Art. 4, aanhef en onder 6, aanhef en sub a i.v.m. art. 11. Beide partijen deponeren het woordmerk DSD voor "preparaten ter bestrijding van visziekten", De Cocq op 10 november 1982, De Boon op 16 november 1982. Voorheen werd het niet-gedeponeerde merk gebruikt door Kasius, die het gebruik heeft gestaakt. Pres.: De Boon heeft het merk eerder gebruikt dan De Cocq, en het gebruik van De Boon was te goeder trouw nu het geschiedde met toestemming van Kasius. Het depot van De Cocq is te kwader trouw verricht. Hof: De Boon kon geen rechten verwerven door rechtsverkrijging van Kasius. Diens rechtspositie als feitelijke gebruiker van het merk was niet vatbaar voor overdracht. Niettemin oordeelt ook het Hof het depot van De Cocq als te kwader trouw verricht. Ook het Hof acht eerder normaal gebruik door De Boon aanwezig, en De Cocq wist daarvan. Om een depot tot "te kwader trouw" te bestempelen, is niet vereist dat de deposant (i.c. De Cocq) ook wist dat de eerdere gebruiker (i.c. De Boon) zijnerzijds het merk te goeder trouw gebruikte. Voldoende is dat laatstbedoeld gebruik te goeder trouw plaats had, in de zin dat het moet worden aangemerkt als "niet onbehoorlijk jegens de deposant". Op basis van nadere feitelijke overwegingen oordeelt het Hof dat De Boon's gebruik aan dit criterium voldeed. Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 287 (met noot). De curator van de gefailleerde N.V. Van Kranenburg heeft aan N.V. Straaltechniek International, eiseres in deze procedure, op 15 maart 1982 overgedragen het "handelsfonds" van de gefailleerde N.V., waaronder begrepen "het cliënteel, de handelsmerken, benamingen en alle rechten in dit verband". De N.V. Van Kranenburg gebruikte sedert jaren openlijk het niet-gedeponeerde merk "Straalmeester", hetgeen gedaagde bekend was. Geen enkele andere firma heeft ooit het merk gebruikt. Rb.: Reeds op deze grond is de eis tot nietigverklaring van het op 8 juni 1982 door gedaagde verrichte depot voor
het merk Straalmeester gegrond (? Red.). Daarenboven is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht, nu gedaagde wist van het gebruik door Van Kranenburg, en geen toestemming van eiseres, koper van het handelsfonds, had verkregen. Rb. van Koophandel Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286 (met noot). Art. 4, aanhef en onder 6, aanhef en sub b. De nietigheid van een depot op de grond, dat het merk, waarop het betrekking heeft, niet nieuw is, immers reeds vroeger door een of meer derden is gebruikt als firmanaam of uithangbord, kan alleen door de betrokken firma's zelf worden gevorderd en dan nog binnen de termijnen door de wet bepaald. Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noot v. N.H.). Art. 5, aanhef en onder 3. Het gebruik van de woorden Gist-Brocades op de produkten van eiseres is als normaal gebruik van het merk Gist-Brocades te beschouwen, ook al voorziet eiseres die produkten tevens van een produktmerk en al vormen de woorden Gist-Brocades ook de handelsnaam van eiseres. Het is derhalve voorshands onwaarschijnlijk, dat het merk Gist-Brocades wegens niet-gebruik is vervallen. Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Art. 10. Voor zover een vordering stoelt op beweerde inbreuk op merkrechten kan de licentiehouder deze eerst samen met de merkhouder instellen vanaf de datum van inschrijving van de licentie. Schade welke dateert van voor de datum van inschrijving van de licentie kan door de licentiehouder niet worden gevorderd. Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Art. 11 i.v.m. art. 4, aanhef en onder 6, aanhef en sub a. Beide partijen deponeren het woordmerk DSD voor "preparaten ter bestrijding van visziekten", De Cocq op 10 november 1982, De Boon op 16 november 1982. Voorheen werd het niet-gedeponeerde merk gebruikt door Kasius, die het gebruik heeft gestaakt. Pres.: De Boon heeft het merk eerder gebruikt dan De Cocq, en het gebruik van De Boon was te goeder trouw nu het geschiedde met toestemming van Kasius. Het depot van De Cocq is te kwader trouw verricht. Hof: De Boon kon geen rechten verwerven door rechtsverkrijging van Kasius. Diens rechtspositie als feitelijke gebruiker van het merk was niet vatbaar voor overdracht. Niettemin oordeelt ook het Hof het depot van De Cocq als te kwader trouw verricht. Ook het Hof acht eerder normaal gebruik door De Boon aanwezig, en De Cocq wist daarvan. Om een depot tot "te kwader trouw" te bestempelen, is niet vereist dat de deposant (i.c. De Cocq) ook wist dat de eerdere gebruiker (i.c. De Boon) zijnerzijds het merk te goeder trouw gebruikte. Voldoende is dat laatstbedoeld gebruik te goeder trouw plaats had, in de zin dat het moet worden aangemerkt als "niet onbehoorlijk jegens de deposant". Op basis van nadere feitelijke overwegingen oordeelt het Hof dat De Boon's gebruik aan dit criterium voldeed. Hof 's-Gravenhage, 6 juni 1984, nr 36, blz. 287 (met noot). De curator van de gefailleerde N.V. Van Kranenburg heeft aan N.V. Straaltechniek International, eiseres in deze procedure, op 15 maart 1982 overgedragen het "handelsfonds" van de gefailleerde N.V., waaronder begrepen "het cliënteel, de handelsmerken, benamingen en alle rechten in dit verband". De N.V. Van Kranenburg gebruikte sedert jaren openlijk het niet-gedeponeerde merk "Straalmeester", hetgeen gedaagde bekend was. Geen enkele andere firma heeft ooit het merk gebruikt.
483
Rb.: Reeds op deze grond is de eis tot nietigverklaring van het op 8 juni 1982 door gedaagde verrichte depot voor het merk Straalmeester gegrond (? Red.). Daarenboven is het depot door gedaagde te kwader trouw verricht, nu gedaagde wist van het gebruik door Van Kranenburg, en geen toestemming van eiseres, koper van het handelsfonds, had verkregen. Rb. van Koophandel Dendermonde, 6 sept. 1983, nr 35, blz. 286 (met noot). Artt. 13, 16 en 1, lid 1. De merken Fleurop en Fleurpost zijn overeenstemmende tekens, ook voor zover het eerstgenoemde merk mede een Mercurius-figuur bevat, omdat ook in die uitvoering het onderscheidend vermogen van dat merk in even wezenlijke mate door het wbord Fleurop als door de Mercurius-iguur wordt bepaald en de woorden Fleurop en Fleurpost zowel auditief als visueel aanmerkelijke gelijkenis vertonen. Nu het gaat om die woorden is de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, zonder betekenis. Bij de beoordeling van de gelijkenis der merken wordt mede in aanmerking genomen de gelijke typografie van het door partijen gebezigde drukwerk en verpakkingsmateriaal en op de verwantschap in klantenkringen. Pres. Rb. Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Art. 13 onder A. Aan Toeback-Noord komt niet het uitsluitend recht op het woord "Toeback" toe. Hof 's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Ook al zou een employé van eiseres hebben gezegd, dat hij het gebruik van de woorden Gist-Brocades in etiketten en bijsluiters van gedaagde uitstekend vond, dit kan niet als toestemming van eiseres tot dit merkgebruik gelden, nu niet aannemelijk is, dat gedaagde redelijkerwijs mocht aannemen dat bedoelde employé bevoegd was eiseres in dezen te vertegenwoordigen. Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Art. 13 onder A, lid 1. Gedeponeerd door Nirvana blijkt te zijn een beeldmerk (een fotografische afbeelding) van de Minimix met bijzondere vermelding van de kleuren en niet de driedimensionale vorm van de Minimix. Als de vordering zo moet worden begrepen dat V & D, gelet op de vormgeving en de kleuren van de Quickmix, zou handelen in strijd met het ingeschreven merk van Nirvana, valt niet in te zien dat V & D door het in de handel brengen van de Quickmix inbreuk maakt op dat merk. Gesteld noch gebleken is dat V & D dat beeldmerk van Nirvana heeft gebruikt voor haar Quickmix. Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Garnier kan zich niet uit hoofde van een woord/beeldmerk, waarvan de woorden Ultra-doux deel uitmaken, verzetten tegen het gebruik door Andrélon van de aanduiding Ultra Mild. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Tussen het merk Mebra-drain van Geotechnics en het door I.C.E. gebruikte teken Amer-drain bestaat geen overeenstemming, nu tussen de aan het onderdeel "drain" voorafgaande aanduidingen "Mebra" en "Amer" een voldoende auditief en visueel verschil bestaat. Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. Art. 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1 en 2. De omschrijving door het Benelux-Gerechtshof gegeven in zijn arrest van 29 juni 1982 in de zaak A 81/5 (B.I.E. 1982, nr 74, blz. 227) van "gebruik van het merk of van een overeenstemmend teken" in de zin van art. 13A, lid 1, namelijk "het zich van dat merk of teken bedienen met betrekking tot en ter bevordering van de afzet van zijn eigen handelswaren of diensten, dan wel ter aanduiding
van de eigen onderneming" dient niet te worden opgevat als een uitputtende definitie van merkgebruik waartegen de merkhouder zich op grond van zijn uitsluitend recht kan verzetten. Die omschrijving moet aldus worden opgevat dat voor de toepassing van art. 13A, lid 1, sub 1 de woorden "gebruik voor de waren" zien op het zich van een merk of teken bedienen met betrekking tot de eigen waren, terwijl voor de toepassing van het in dit artikellid sub 2 bepaalde onder "elk ander gebruik" moet worden verstaan zich van een merk of teken bedienen "in het economisch verkeer" in de zin van deze bepaling. Daarvan is in beginsel sprake, indien zulks - anders dan met een uitsluitend wetenschappelijk doel - plaatsvindt in het kader van een bedrijf, van een beroep of van een andere - niet in de particuliere sfeer verrichte - activiteit waarmede economisch voordeel wordt beoogd. In verband met deze overwegingen worden de vragen als volgt beantwoord: 1. Indien een praktizerend arts - huisarts of specialist in een recept ter aanduiding van het aan zijn patiënt door de apotheker af te leveren geneesmiddel een merk van een pharmaceutische spécialité bezigt, maakt hij a) van dat merk niet gebruik in de zin van art. 13A, lid 1, aanhef en sub 1, maar b) wél gebruik in de zin van deze bepaling onder 2; c) dit gebruik vindt plaats in het economisch verkeer in de zin van laatstgenoemde bepaling (ten aanzien van dit laatste punt: anders de Conclusie van de A.-G. Mr Berger). 2. Indien een apotheker op een recept, waarin de aanwijzing nopens het af te leveren geneesmiddel bestaat uit het merk van een pharmaceutische spécialité in verbinding met termen of tekens waaruit blijkt dat de arts toestemt in aflevering van een vervangend geneesmiddel (loco), aan de patiënt een geneesmiddel aflevert dat niet afkomstig is van de houder van het op het recept vermelde merk, en, ofschoon hij rekening moet houden met de mogelijkheid dat de koper (de patiënt) ten gevolge van lezing van het do.or hem aan de apotheker aangeboden recept zal menen dat hem de van de merkhouder afkomstige pharmaceutische spécialité wordt verstrekt, nalaat bij aflevering mede te delen of anderszins duidelijk te maken dat hij het loco-geneesmiddel levert, maakt de apotheker gebruik van het merk in de zin van art. 13A, lid 1, aanhef en sub 1 (anders de Conclusie van de A.-G. Mr Berger). Hof en Rb.: Verworpen worden de tegenover de merkhouder aangevoerde stellingen (1) dat deze door de handelwijze van de arts en de apotheker geen schade kan lijden in de zin van art. 13A, lid 1, aanhef en sub 2, en (2) dat laatstgenoemden voor hun handelwijze een "geldige reden" hadden in de zin van genoemd artikel. Zie t.a.v. punt (1) de overwegingen 4 en 5, t.a.v. punt (2) de overwegingen 6, 7 en 8 van het Hof. Anderzijds ook verworpen het verweer van de merkhouder dat arts en apotheker onvoldoende belang hebben bij hun vorderingen (tot verklaring voor recht). Hof: Indien iemand het standpunt inneemt, gelijk de merkhouder doet, dat een ander jegens hem onrechtmatig handelt, heeft die ander als regel rechtens voldoende belang om op zijn vordering door de rechter te laten vaststellen of zijn handeling al of niet rechtmatig is. Benelux-Gerechtshof, 9 juli 1984, nr 20, blz. 59. Ten aanzien van het merk Job ligt de associatie met de betekenis werk/baan voor de hand, zodat moet worden aangenomen, dat tegenover het publiek het onderscheidend vermogen van het merk uiterst gering is. Daaraan doet niet af dat, naar eiseres stelt, het merk Job verwijst naar de achternaam van haar oprichter en niets te maken heeft met het Engelse woord job. Het merk Jobtork stemt dus niet overeen met het merk Job. Pres. Rb. Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. Het merk Toros van gedaagde voor remblokken is een met het merk Tormos van eiseres overeenstemmend teken.
Het verweer dat gedaagde aan eiseres geen schade berokkent omdat de consument bij aankoop van remblokken niet naar een bepaald merk zou vragen, kan gedaagde niet baten. Pres. Rb. Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3. Art. 13 onder A, lid 1 i.v.m. art. 14 onder B en met art. 5 Handelsnaamwet. Rb.: De merken HIJ, JIJ, en "his" enerzijds en het merk Youtiek anderzijds zijn geen overeenstemmende tekens. A fortiori is geen verwarring tussen de respectievelijke handelsnamen te duchten. Hof: Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken of handelsnamen in enigerlei verwarring geraken, of het merk of de handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander, ook niet indien men de wijze van reclame met zinsneden als "Youtiek is jouw boetiek" in aanmerking neemt. Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Art. 13 onder A, lid 1 en art. 1401 Burgerlijk Wetboek. Rb.:Geen wetsartikel staat eraan in de weg dat eiseres naast een beroep op merkenrechtelijke bescherming tevens een beroep op auteursrechtelijke bescherming doet. Er is onvoldoende gelijkenis om van merkinbreuk, auteursrechtinbreuk of een onrechtmatige daad te kunnen spreken, in aanmerking genomen onder meer dat het Kluwervignet geen associatie wekt met een (opengeslagen) boek, doch eerder met een ventilator of schoepenrad, terwijl het vignet van KBS de indruk wekt van een aantal met de achterzijden naar elkaar geplaatste boeken. Hof: bekrachtigt het vonnis, onder meer overwegend dat de vignetten in abstracto beschouwd zo zeer verschillen dat waarneming van het KBS-vignet geen associaties zal oproepen met het Kluwervignet. Dit wordt niet anders wanneer men het door de ontwerper van het Kluwervignet naar diens intentie weergegeven motief in de beschouwingen betrekt, en wél zou aannemen dat dit vignet associaties wekt met een opengeslagen boek. Alsdan zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, niet licht door een ander, datzelfde produkt aanduidend teken, een associatie met het Kluwervignet gewekt worden, en zal een betrekkelijk gering verschil reeds voldoende zijn om "overeenstemming" niet aan te nemen. In casu is er overigens een verregaand verschil. Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Art. 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1. Pres.: Het woord "juicy" maakt geen inbreuk op het merk "Juicy Fruit". Hof Amsterdam: Het woord "juicy" voor kauwgom stemt niet overeen met het zwakke merk "Juicy Fruit". Benelux-Gerechtshof: Verklaring voor recht onder 2 en 3: Bij het bepalen van de beschermingsomvang van een merk aan de hand van zijn onderscheidende vermogen komt het niet uitsluitend aan op de omvang van het gedeelte van het in aanmerking komende publiek dat het desbetreffende woord als beschrijvend opvat. Verklaring voor recht onder 5: Bij het bepalen van de beschermingsomvang van een merk aan de hand van zijn onderscheidende vermogen valt te letten op de opvattingen van het in aanmerking komende publiek, niet ten tijde van het ontstaan van het merkrecht, maar ten tijde van het als inbreukmakend aangevallen gebruik van het merk of van het overeenstemmende teken. H.R.: In zijn tussenarrest heeft de Hoge Raad reeds de onderdelen 1, 2d, 4 en 6 van-het cassatiemiddel onderzochl en, voor zover zij klachten bevatten, ongegrond bevonden. De onderdelen 2a, 2b en 2c van het cassatiemiddel gaan er alle vanuit, dat het bij het bepalen van de beschermingsomvang van een merk aan de hand van zijn onderscheidende vermogen uitsluitend aankomt op de omvang van het in aanmerking komende publiek dat het desbetreffende woord als beschrijvend opvat. Dit uitgangspunt vindt
blijkens hetgeen het Benelux-Gerechtshof onder 2 en 3 voor recht heeft verklaard, geen steun in het recht. Het onderdeel 2e van het cassatiemiddel bouwt geheel voort op en deelt dus het lot van de onderdelen 2a t/m 2d. Blijkens hetgeen het Benelux-Gerechtshof onder 5 voor recht heeft verklaard, is het Amsterdamse Hof terecht uitgegaan van de "huidige opvattingen van het huidige publiek", zodat ook onderdeel 3 van het cassatiemiddel vergeefs is voorgesteld. Ook de motiveringsklacht van onderdeel 5 van het cassatiemiddel faalt. Hoge Raad, 24 febr. 1984, nr 10, blz. 30 (met noot v.d.Z.). Schriftelijk gebruik van een merk zonder dat dit op de waar of de verpakking is aangebracht, kan als gebruik voor de waar in de zin van art. 13A lid 1 sub 1 worden aangemerkt mits het in zodanig nauw verband met bepaalde verhandelde of aangeboden waar wordt gebezigd, dat het merk voor die waar als onderscheidingsmiddel wordt gebruikt. Als zodanig valt te beschouwen het vermelden van het merk in facturen, advertenties, reclames enz. maar niet het aanbrengen als vignet op briefpapier, op een winkelraam of uithangbord, of op andere wijze op de gevel van een gebouw, op bedrijfsautomobielen en/of op andere niet van de merkhouder of zijn licentiehouder afkomstige waren als petjes, ballonnen e.d., wanneer duidelijk blijkt dat men hiermede van de merkhouder afkomstige waren wil aanduiden. Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Dit artikel is eveneens van toepassing om het gebruik als handelsnaam te verbieden wanneer de waren onder deze benaming toebehorende aan de rechthebbende verkocht worden. In het onderhavige geval wordt het merkteken "Intermeubel" op onrechtmatige wijze gebruikt als handelsnaam om onder deze handelsnaam gelijksoortige waren op de markt te brengen in strijd met de eerder verkregen rechten van de merkhouder. Hof van Beroep Antwerpen, 9 nov. 1983, nr 41, blz. 338 (met noot v.N.H.). De vermelding in casu van het merk Gist-Brocades geschiedt niet met betrekking tot de eigen waren, doch ter bevordering van de afzet van die waren. Dit gebruik valt niet onder deze bepaling. Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. De door eiseres gestelde namaak der ter terechtzitting getoonde shirts met het daarop aangebrachte woordmerk "Lacoste" en het daarop aangebrachte beeldmerk voorstellende een groene krokodil, is voldoende gebleken. Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Art. 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1 en art. 1. Eiseres is houdster van kleur-/beeldmerken voor shampoo, betrekking hebbende op de kleurtint geel, een afbeelding van een babykopje, en een combinatie waarin ook de kleuren rood, zwart en wit en het woord Zwitsal voorkomen. Gedaagde brengt in het verkeer Ombra-babyshampoo, in een iets donkerder gele verpakking met eveneens een babykopje, alsmede bruin-zwarte en oranje-rode kleuren. Mede gelet op een in Nederland uitgevoerd onderzoek naar de merkbekendheid van het merk van eiseres wordt, onder de toepassing van de leer van de arresten Jullien/ Verschuere en Wrigley/Benzon van het Benelux-Gerechtshof, een "flagrante" overeenstemming aanwezig geoordeeld. Vz. Rb. van Koophandel Brussel, 15 nov. 1983, nr 18, blz. 57. Art. 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 1 en art. 1, lid 1. Hof: De schroef-vorm van de Wokkel-zoutjes kan genoegzaam dienen om deze zoutjes te onderscheiden van
485 zoutjes, afkomstig uit andere ondernemingen. De enkele omstandigheid dat ook een andere concurrent zich van deze vorm bedient, betekent niet dat deze vorm onderscheidend vermogen mist. Dat de schroefvorm sinds jaar en dag wordt toegepast voor macaroni, betekent niet dat deze vorm voor zoutjes voldoende individualiteit ontbeert, nu macaroni en zoutjes niet tot dezelfde soort waren behoren, immers op verschil-' lende wijzen plegen te worden aangewend en bij verschillende gelegenheden plegen te worden geconsumeerd. Hun classificatie in dezelfde warenklasse is niet beslissend. Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Art. 13, onder A, lid 1, aanhef en sub 1 en artt. 3 en 4, aanhef en onder 6. Appellant heeft het woord-beeldmerk "Het Breiend Schaap" als eerste gedeponeerd en kan zich op die grond verzetten tegen het gebruik dat geïntimeerden van dat merk voor hun waren maken. Het Hof acht voldoende aannemelijk dat appellant als eerste gebruik heeft gemaakt van draagtassen waarop het later door hem gedeponeerde merk voorkwam en dat geïntimeerde sub 3 van dit eerdere gebruik op de hoogte was toen hij van draagtassen met hetzelfde merk gebruik ging maken. Het beroep op een te goeder trouw plaats gevonden voorgebruik, c.q. gelijktijdig gebruik, gaat dan ook niet op (anders President). Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Art. 13 onder A, lid 1, aanhef en sub 2. Pres.: De tekens, onder a. en b. genoemd, stemmen overeen met het merk Chanel. Dat onder c. niet. Hof: Ook het teken onder c. genoemd stemt met het merk Chanel overeen. Verbod en dwangsom. Hof 's-Gravenhage, 23 maart 1983, nr 2, blz. 5. Het gebruik van het merk Gist-Brocades op de Amoxyvet-produkten van gedaagde kan aan eiseres schade toebrengen doordat afnemers die produkten op enigerlei wijze met eiseres in verband zullen brengen. Hieraan doet niet af, dat gedaagde in haar produkten een van eiseres afkomstige grondstof gebruikt, nu eiseres geen enkele zeggenschap over de kwaliteit dier produkten heeft. Voorts kan de wens van gedaagde zich te beschermen tegen octrooiaanspraken van derden niet als geldige reden voor het gebruik van het merk Gist-Brocades dienen, nu dat gebruik gedaagde volstrekt niet tegen eventuele aanspraken uit octrooi vrijwaart en bovendien gedaagde had kunnen volstaan met de vermelding van het octrooinummer. Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. Art. 13 onder A, lid 3 i.v.m. artt. 30 en 36 EEG-Verdrag. Ervan uitgaande, gelijk door geïntimeerden betoogd, dat het niet in hun bedoeling ligt, dat het handhaven van hun internationale dealerorganisatie ertoe leidt, dat derden worden gehinderd in hun vrijheid om door de merkhouder of zijn licentiehouder elders binnen de EEG doch ook wel in Nederland in het verkeer gebrachte goederen verder te verhandelen, moet worden aangenomen dat zulk een derde-handelaar zomin bij het verhandelen van de waren, waarop dat merk is aangebracht als bij het op alle andere normale wijzen gebruik maken van dat merk voor die waren onnodige belemmeringen mag ondervinden. Aan deze vrijheid van gebruik voor de derde-parallelhandelaar behoort in beginsel geen afbreuk te worden gedaan doordat, op zich niet ongebruikelijk, een internationale dealerorganisatie van een merkhouder tegenover het publiek naar buiten treedt met gebruikmaking van juist die merken als handelsnaam, dienstmerk of om de "huisstijl" van die verkooporganisatie te belichamen, nu bij het bestaan van zulk een verkooporganisatie elke parallel verkoop met gebruikmaking van zulk een merk voor de waren op zichzelf reeds tot voor die merkhouder
en diens organisatie niet gewenste effecten, zoals verwarring leidt. Onjuist is derhalve de stelling van geïntimeerde dat het appellante niet vrij zou staan de waren onder het daarbij behorende beeldmerk aan te prijzen. Zulk een beperking berust niet op het merkenrecht. Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Art. 13 onder C. De in deze bepaling bedoelde bescherming dient beperkt geacht te worden tot hetgeen als vertaling gebruikelijk en voor de hand liggend is. Het lijkt te ver te gaan om via vertaling bescherming toe te kennen voor wellicht een groot aantal taalkundige equivalenten of synoniemen, hetgeen er gemakkelijk toe zou kunnen leiden, dat de merkgerechtigde in andere talen een aanzienlijk verdergaande bescherming voor zijn merk ontvangt dan hij in de oorspronkelijke taal heeft. Niet juist is echter, dat de bescherming van vertalingen beperkt zou moeten blijven tot slechts één "tekst". Waar in de context van kosmetische produkten de vertalingen "Ultra-zacht" en "Ultra-mild" voor Ultra-doux even voor de hand liggend en gebruikelijk zijn, moeten beide worden beschouwd als vertalingen, waarover de bedoelde bescherming zich uitstrekt. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 31 juli 1984, nr 31, blz. 146. Artt. 14 en 4. Hoewel Ter Veer, die op 13 april 1978 zijn bedrijf inbracht in Vlieland B.V., van welke B.V. hij te zamen met gedaagde Haan directeur werd, wellicht tevoren het merk Homa voor pompen heeft gebruikt, was de deponering van het merk Homa door Vlieland B.V. op 22 augustus 1978 (met instemming en medewerking van Ter Veer) een te goeder trouw verricht depot. De thans door Homa Nederland B.V., waarvan Ter Veer, na uittreding uit Vlieland B.V., mede-aandeelhouder en verkoop-direèteur werd, tegen Haan aan wie Vlieland B.V. het merk heeft overgedragen, ingestelde vordering tot nietigverklaring van het depot op grond van kwade trouw als bedoeld in art. 4 sub 6, zou slechts kunnen worden beoordeeld in een geding waaraan, (afgezien van nog anderen) de houder van het eerdere depot, in casu Vlieland B.V., (actief) deelneemt. Ten overvloede: De overdracht van het merk door Vlieland aan Haan is in merkenrechtelijke zin niet te kwader trouw, omdat zij als rechtmatig houder van de inschrijving tot overdracht bevoegd was. Volgt niet-ontvankelijk verklaring. Rb. Dordrecht, 4 april 1984, nr 19, blz. 58. Art. 14 onder A, lid 1, aanhef en sub la i.v.m. art. 6 quinquies onder B, aanhef en sub 2e Unieverdrag van. Parijs, en art. 14 onder D. In toepassing van art. 14 A la kan de nietigheid van een depot worden ingeroepen door iedere belanghebbende, wanneer het merk ieder onderscheidend vermogen mist omdat het op het ogenblik van het depot onbeschikbaar was, daar het door een andere onderneming werd gebruikt als handelsnaam of vennootschapsnaam. Verwarring tussen de naam van appellante en de merken van eerste geïntimeerde is mogelijk, zelfs onvermijdelijk. Het Hof spreekt de nietigverklaring uit van de depots, en beveelt ambtshalve de doorhaling. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281 (met noten). Art. 14 onder B i.v.m. art. 13 onder A, lid 1 en art. 5 Handelsnaamwet. Rb.: De merken HIJ, JIJ, en "his" enerzijds en het merk Youtiek anderzijds zijn geen overeenstemmende tekens. A fortiori is geen verwarring tussen de respectievelijke handelsnamen te duchten. Hof: Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken of handelsnamen in enigerlei
verwarring geraken, of het merk of de handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander, ook niet indien men de wijze van reclame met zinsneden als "Youtiek is jouw boetiek" in aanmerking neemt. Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Art. 14 onder B, aanhef en onder 2 i.v.m. art. 4, aanhef en onder 6. De vraag of de vordering van de titularis van een "maatschappelijke benaming" of handelsnaam, tot nietigverklaring van een flater) merk, dat met zijn benaming of handelsnaam dusdanig overeenstemt dat verwarring te duchten is, al dan niet ontvankelijk is, zelfs wanneer er redelijkerwijze geen derde aan het geding zou kunnen deelnemen, zou aan het Benelux Gerechtshof moeten worden gesteld, als niet de vordering op andere grond werd toegewezen. Daarbij zou tevens de vraag moeten worden gesteld of de handelsnaam dan betrekking moet hebben op "soortgelijke waren" of dat loutere overeenstemming tussen handelsnaam en later merk volstaat. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281 (met noten). Art. 14 onder D en onder A, lid 1, aanhef en sub la i.v.m. art. 6 quinquies onder B, aanhef en sub 2e Verdrag van Parijs. In toepassing van art. 14 A la kan de nietigheid van een depot worden ingeroepen door iedere belanghebbende, wanneer het merk ieder onderscheidend vermogen mist omdat het op het ogenblik van het depot onbeschikbaar was, daar het door een andere onderneming werd gebruikt als handelsnaam of vennootschapsnaam. Verwarring tussen de naam van appellante en de merken van eerste geïntimeerde is mogelijk, zelfs onvermijdelijk. Het Hof spreekt de nietigverklaring uit van de depots en beveelt ambtshalve de doorhaling. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281 (met noten). < Artt. 16, 1, lid 1 en 13. De merken Fleurop en Fleurpost zijn overeenstemmende tekens, ook voor zover het eerstgenoemde merk mede een Mercurius-figuur bevat, omdat ook in die uitvoering het onderscheidend vermogen van dat merk in even wezenlijke mate door het woord Fleurop als door de Mercurius-figuur wordt bepaald en de woorden Fleurop en Fleurpost zowel auditief als visueel aanmerkelijke gelijkenis vertonen. Nu het gaat om die woorden is de stelling dat de lettercombinatie Fleur geen onderscheidend vermogen heeft, zonder betekenis. Bij de beoordeling van de gelijkenis der merken wordt mede in aanmerking genomen de gelijke typografie van het door partijen gebezigde drukwerk en verpakkingsmateriaal en op de verwantschap in klantenkringen. Pres. Rb. Rotterdam, 8 maart 1984, nr 11, blz. 34. Art. 37. Voorts valt niet in te zien, dat de omstandigheid, dat in het vonnis niet overeenkomstig het bepaalde in art. 37 BMW uitdrukkelijk de bevoegdheid van de President is vastgesteld, het ontberen van rechtskracht van het vonnis zou meebrengen, zoals Remo ook nog heeft betoogd. Uit een en ander volgt dat Remo ook geen belang heeft bij de subsidiaire vordering onder b en de meer subsidiaire onder c. T.a.v. de vordering onder d verklaart de President zich onbevoegd op grond van bovenstaand artikel. Tussen deze vordering en die sub a, b en c bestaat (immers) geen juridisch verband. Pres. Rb. Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 42. III. Benelux Tekeningen- en Modellenwet. Art. 2. De nieuwe gedeponeerde vormgeving voor een metsel-
profiel is onmisbaar voor het verkrijgen van een beter technisch effect en ontbeert derhalve de bescherming uit hoofde van de BTMW. Pres. Rb. Zwolle, 31 okt. 1983, nr 42, blz. 340. Art. 2, lid 1 i.v.m. art. 4, aanhef en onder 3 i.v.m. art. 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot "blijken", en zulks niet alleen aan de vakman, doch aan "een ieder", ook de rechter. De onderhavige afbeeldingen geven slechts een zeer globaal beeld en overlappen elkaar deels; zij laten slechts zeer ten dele toe, de gestelde punten van overeenstemming tussen de produkten van partijen te vergelijken. Aldus is in kort geding bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie, terwijl artikel 2 BTMW van bescherming uitsluit hetgeen noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noot D.W.F. V.). Art. 3. Ten processe blijkt dat Nirvana slechts een inschrijving van een beeldmerk bij het Benelux Merkenbureau heeft verkregen, doch geen inschrijving van een model bij het Benelux Bureau voor Tekeningen en Modellen. Vorderingen voor zover gebaseerd op de BTMW kunnen dus niet slagen. Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Artt. 4, aanhef en onder 1 en 14, lid 1. Rb. en Hof van Beroep: De draaitafel voor grammofoonplaten van gedaagde zou inbreuk maken op het model van eiseres, waarmede zij slechts ondergeschikte verschillen vertoont, ware het niet dat gedaagde terecht wijst op daaraan voorafgaande modellen van anderen, van welke althans twee weer slechts ondergeschikte verschillen vertonen met dat van eiseres; op de reconventionele vordering van gedaagde wordt eiseresses model nietig verklaard. Hof van Beroep Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Art. 4, aanhef en onder 3 i.v.m. art. 2, lid 1 i.v.m. art. 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot "blijken", en zulks niet alleen aan de vakman, doch aan "een ieder"; ook de rechter. De onderhavige afbeeldingen geven slechts een zeer globaal beeld en overlappen elkaar deels; zij laten slechts zeer ten dele toe, de gestelde punten van overeenstemming tussen de produkten van partijen te vergelijken. Aldus is in kort geding bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie, terwijl artikel 2 BTMW van bescherming uitsluit hetgeen noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noot D.W.F. V.). Art. 13 i.v.m. art. 14, leden 1 en 5. Slechts de houder van het uitsluitend recht op het model kan in de onderhavige vorderingen worden ontvangen. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Art. 14. Bescherming wordt genoten van het uiterlijk van het voortbrengsel, zoals dit in het depot is afgebeeld met eventueel kleuraanduiding en beschrijving, en inbreuk op het desbetreffende recht wordt slechts gepleegd door het
487
in het verkeer brengen van een voortbrengsel met hetzelfde uiterlijk of met een uiterlijk, dat slechts ondergeschikte verschillen vertoont met de gedeponeerde afbeelding. Van ondergeschikte verschillen is slechts sprake, indien het conflicterende voortbrengsel een met de gedeponeerde afbeelding in hoofdzaak overeenstemmend uiterlijk vertoont, m.a.w. daarvan zo weinig verschilt, dat het publiek ze gemakkelijk met elkaar zou kunnen verwarren. Geen inbreuk. Hof's-Hertogenbosch, 1 febr. 1984, nr48, blz. 366. Artt. 14, lid 1 en 4, aanhef en onder 1. Rb. en Hof van Beroep: De draaitafel voor grammofoonplaten van gedaagde zou inbreuk maken op het model van eiseres, waarmede zij slechts ondergeschikte verschillen vertoont, ware het niet dat gedaagde terecht wijst op daaraan voorafgaande modellen van anderen, van welke althans twee weer slechts ondergeschikte verschillen vertonen met dat van eiseres; op de reconventionele vordering van gedaagde wordt eiseresses model nietig verklaard. Hof van Beroep Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Art. 14, leden 1 en 5 i.v.m. art. 13. Slechts de houder van het uitsluitend recht op het model kan in de onderhavige vorderingen worden ontvangen. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368. Art. 14, lid 5. Nirvana c.s. beroepen zich op de Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen (BTMW), de Auteurswet, de Benelux-Merkenwet en art. 1401 Burgerlijk Wetboek voor hun bestrijding van een door V & D na hun minimix-staafmixer in de handel gebrachte Quickmix staafmixer. Wat de gestelde slaafse navolging betreft: geen beroep kan worden gedaan op de BTMW voor feiten die slechts inbreukmakende handelingen in de zin van de BTMW vormen, nu de minimix niet als model is ingeschreven. Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. De vraag of aan eiseres nog een vordering wegens ongeoorloofde mededinging ten dienste staat, omdat gedaagde, voordat zij haar eigen draaitafel op de markt bracht, de beschikking over eiseresses model had gehad toen eiseres haar dat ter bekleding had aangeboden, Welk aanbod gedaagde echter afsloeg, wordt door Rechtbank en Hof ontkennend beantwoord. Hof van Beroep Brussel, 25 jan. 1984, nr 64, blz. 421. Art. 14, lid 5 en art. 1401 Burgerlijk Wetboek. Voor zover de vordering is gebaseerd op slaafse nabootsing stuit zij af op art. 14, lid 5 BTMW. Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. Nu de onderhavige dessins voor keukentextiel niet zijn gedeponeerd overeenkomstig de Eenvormige Benelux Modellenwet kan het gestelde nabootsen van of aanhaken bij de produkten van Elias door Seahorse zonder meer niet als onrechtmatig worden aangemerkt. President acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig c.q. aannemelijk gemaakt, die medebrengen dat Seahorse door met het litigieuze programma op de markt te komen onrechtmatig jegens Elias wordt geacht te handelen. Pres. Rb. Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. IV. Handelsnaamwet. Art. 1. De strekking van de Handelsnaamwet, die mede beoogt nabootsing van handelsnamen tegen te gaan, verzet er zich tegen de bescherming van die wet te onthouden aan de naam waaronder een onderneming naar buiten treedt in het stadium van haar bestaan, waarin zij nog slechts
doende is de voor regelmatige bedrijfsmatige activiteiten in het handelsverkeer noodzakelijke voorbereidingen te treffen en zich onder die naam aandient bij degenen, overheid, banken, leveranciers, met wie zij daartoe in contact moet treden. Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. Artt. 1 en 5. Van bescherming van de handelsnaam en toepassing van de in de Hnw. opgenomen verbodsbepalingen kan eerst sprake zijn indien het voeren van een handelsnaam plaatsvindt binnen de werkingssfeer van degene die zich op bescherming beroept doordat die naam in dat gebied ten nadele van laatstgenoemde bij het publiek bekend raakt of gemaakt wordt. Van zodanig voeren van een handelsnaam is geen sprake in dit geval. Crossair A. G. is in Zwitserland gevestigd, opereert vanuit Zwitserland, beschikt niet over een vestiging hier te lande noch over hier te lande onder haar naam optredende vertegenwoordigers, zij adverteert hier niet, zij staat niet vermeld in de telefoongids of de Gouden Gids en haar naam komt niet voor op de borden op Schiphol. Niet is komen vast te staan dat zij zich op zodanige wijze tot het Nederlandse publiek richt dat zij onder die naam bij dit publiek bekendheid heeft gekregen. De omstandigheid dat de naam Crossair voorkomt op de romp van de vliegtuigen van Croissair A.G. doet daaraan niet af, nu daaruit niet volgt dat er sprake zou zijn van het voeren van een (beschermde) handelsnaam. (Anders de Kantonrechter). Rb. Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7. Art. 5. Het Hof acht voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat appellant eerder dan geïntimeerden de handelsnaam "Het Breiend Schaap" gebruikte, dat bij het publiek verwarring tussen de verschillende ondernemingen (van appellant en geïntimeerden) te duchten is en dat het handelsgebied van appellant zich uitstrekt tot die van de zaken van geïntimeerden. Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. De oudste rechten op een handelsnaam die krachtens art. 5 Hnw. aanspraak geven op bescherming van die naam, blijven beperkt tot het terrein waar men die naam het eerst heeft gevoerd; dat zal in het algemeen samenvallen met het handelsdebiet van de onderneming. Het gaat te ver om aan te nemen dat het handelsdebiet van Superstar, met name van haar vestiging in Haarlem, zich over Leiden uitstrekte. De handelsnaam Stars is in Leiden het eerste rechtmatig gevoerd. Het te dezen relevante publiek wordt niet gevormd door het winkelend publiek dat zich in de Haarlemmerstraat pal voor beide winkels opstelt teneinde de presentatie van de beide handelsnamen te vergelijken maar veeleer uit oudere meisjes en jonge vrouwen die buiten de Haarlemmerstraat van de ene of de andere handelsnaam vernemen en daarop besluiten zich naar de Haarlemmerstraat te begeven teneinde in de winkel waarvan zij vernomen hebben te gaan winkelen. Het kernbegrip in beide handelsnamen wordt gevormd door het Engelse woord: star. Dit begrip is het dat bij het relevante publiek blijft hangen wanneer het de ene of de andere handelsnaam verneemt, om het even of dit publiek dit Engelse woord voor zich vertaalt in: ster, dan wel meer toegespitst in: filmster.,Nu beide winkels op vijf huizen van elkaar in dezelfde straat zijn gevestigd, is er dan ook alle aanleiding voorshands verwarringsgevaar aan te nemen. Hof 's-Gravenhage, 16 nov. 1983, nr 51, blz. 373. Verwarringwekkende gelijkenis tussen de handelsnamen van partijen - "Rijschool Zaanstad" en "Dienstverlenend Bemiddelingsbureau Zaanstad" - nu het kenmerkende deel in beide namen wbrdji gevormd door "Zaanstad", beide ondernemingen activiteiten verrichten die gericht
zijn op het behalen van het rijbewijs en de feitelijke omvang van het handelsgebied van beide ondernemingen zich uitstrekt tot het gebied dat door het CBR wordt aangeduid als district "kring 33" hetgeen neerkomt op de gemeente Zaanstad, Purmerend-Oost, de gemeente Oostzaan en de gemeente Jisp. Pres. Rb. Haarlem, 6 febr. 1984, nr 65, blz. 423.
materiaal in de folder van Amer-drain, voor zover die folder door I.C.E. bij haar verkoopactiviteiten vanuit Nederland gebezigd wordt, maakt inbreuk op het auteursrecht dat Geotechnics op vorenbedoeld materiaal kan doen gelden. Dit gebruik wordt verboden met dwangsom. Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38.
Verwarringsgevaar aanwezig tussen de handelsnamen Klokkenhal C. Nolte en (Chris) Nolte, gevoerd door twee vergelijkbare juwelierszaken aan de Beijerlandselaan nr 23, resp. 132 te Rotterdam. Geschil over de vraag welk van beide ondernemingen, resp. handelsnamen de oudste is in dier voege beslist, dat oudere handelsnaamrechten worden aangenomen voor de onderneming die het eerst aan de Beijerlandselaan was gevestigd. Verbod aan gerekwestreerde om, na een uitlooptermijn, een handelsnaam te voeren waarin "(Chris) Nolte" voorkomt, met dien verstande dat hij, een andere handelsnaam gebruikend, in een zeer kleine letter te kennen mag geven dat Chris Nolte eigenaar van de onderneming is. Kantonrechter Rotterdam, 14 dec. 1983, nr 4, blz. 8.
Artt. 1 en 10, lid 1, aanhef en onder 10°. Het dessin "Zig Zag" heeft voldoende kunstzinnig karakter en voldoende originaliteit om een oorspronkelijke schepping te zijn, mede in aanmerking genomen dat in dit dessin een artistiek verantwoord gebruik is gemaakt van de onvolkomenheden die inherent zijn aan het gebezigde drukprocédé en die hier het effect hebben een duidelijke verlevendiging te geven aan het patroon. Bovendien zijn ook bij een zo eenvoudig dessin de verhoudingen tussen grondpatroon en kleurbanden en tussen de kleurbanden onderling van belang. Hof's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10.
Artt. 5 en 1. Van bescherming van de handelsnaam en toepassing van de in de Hnw. opgenomen verbodsbepalingen kan eerst sprake zijn indien het voeren van een handelsnaam plaatsvindt binnen de werkingssfeer van degene die zich op bescherming beroept doordat die naam in dat gebied ten nadele van laatstgenoemde bij het publiek bekend raakt of gemaakt wordt. Van zodanig voeren van een handelsnaam is geen sprake in dit geval. Crossair A. G. is in Zwitserland gevestigd, opereert vanuit Zwitserland, beschikt niet over een vestiging hier te lande noch over hier te lande onder haar naam optredende vertegenwoordigers, zij adverteert hier niet, zij staat niet vermeld in de telefoongids of de Gouden Gids en haar naam komt niet voor op de borden op Schiphol. Niet is komen vast te staan dat zij zich op zodanige wijze tot het Tvfederlandse publiek richt dat zij onder die naam bij dit publiek bekendheid heeft gekregen. De omstandigheid dat de naam Crossair voorkomt op de romp van de vliegtuigen van Croissair A.G. doet daaraan niet af, nu daaruit niet volgt dat er sprake zou zijn van het voeren van een (beschermde) handelsnaam. (Anders Kantonrechter). Rb. Amsterdam, 27 juni 1984, nr 3, blz. 7. Art. 5 en art. 13 onder A, lid 1 i.v.m. 14 onder B BeneluxMerkenwet. Rb.: De merken HIJ, JIJ, en "his" enerzijds en het merk Youtiek anderzijds zijn geen overeenstemmende tekens. A fortiori is geen verwarring tussen de respectievelijke handelsnamen te duchten. Hof: Het in aanmerking komend publiek zal niet met betrekking tot de merken of handelsnamen in enigerlei verwarring geraken, of het merk of de handelsnaam van de één associëren met één of meer merken of handelsnamen van de ander, ook niet indien men de wijze van reclame met zinsneden als "Youtiek is jouw boetiek" in aanmerking neemt. Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1983, nr 47, blz. 365. Art. 6. Een verzoek op grond van art. 6 Hnw. is slechts toewijsbaar indien de naam waarvan wijziging wordt verzocht, een handelsnaam is in de zin van de Hnw.. Hoge Raad, 19 april 1985, nr 43, blz. 342. V. Auteurswet 1912. Artt. 1 en 10. Het gebruik door I.C.E. van het aan de Mebra-folder en het "bulletin" 81/1 (beide van Geotechnics) ontleende
Artt. 1 en 12. Niet relevant is wie de naam en/of het merk heeft bedacht en wie aan de idee uiteindelijk vorm heeft gegeven, reeds omdat een eerdere openbaarmaking niet aannemelijk is geworden. Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371.Artt. 1 en 13. Hans Anders is niet gerechtigd reclame-uitingen van Foto-Quelle geheel of nagenoeg geheel in haar eigen advertenties c.q. reclamefolders over te nemen. Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. Art. 4. Arcom wordt op de brochure wel vermeld, maar niet "als zoodanig", dat wil zeggen niet als maker. In kort geding valt niet zonder nader onderzoek uit te maken of Lintels auteursrecht heeft op brochure II, al zijn er belangrijke aanwijzingen dat Lintels als maker moet worden aangemerkt; de zaak is onvoldoende spoedeisend om dit nader onderzoek niet in een gewone procedure te verrichten. Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. Art. 4 en art. 1401 Burgerlijk Wetboek. Pres.: Het is aannemelijk dat Arcom maker is van brochure II omdat haar naam op de brochure staat vermeld, mitsdien is het door haar vervaardigen en openbaar maken van de daarop gebaseerde brochure III niet een inbreuk op het auteursrecht van Lintels, noch onrechtmatig jegens haar. Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. Art. 7. In casu geldt gedaagde (werkgever) als de maker van de met de uitvinding samenhangende geschriften en computerprogrammatuur. Uit alle feiten en omstandigheden in onderling verband heeft de Rechtbank met juistheid afgeleid dat eiser ermee instemde dat gedaagde van zijn diensten gebruik maakte tot het vervaardigen van de betreffende werken. Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. Art. 7 i.v.m. art. 25. Nu art. 7, onder de daar vermelde omstandigheden, ex lege en ab initio het makerschap toekent aan de werkgever - anders dan in een geval van overdracht van auteursrecht moet de werkgever evenzo geacht worden de maker als bedoeld in artikel 25 Auteurswet (titularis van de persoonlijkheidsrechten) te zijn. Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. Art. 8. Nu Dessina niet heeft betwist dat sinds vele jaren Vlisco
489 stoffen vervaardigt en in de handel brengt met de dessins waarop Vlisco auteursrecht pretendeert, wordt Vlisco krachtens art. 8 Aw. geacht de maker van die dessins te zijn en behoeft zij niet te bewijzen dat zij van die dessins de maker is, dit te minder nu Dessina niet heeft gesteld en nog veel minder te bewijzen heeft aangeboden, dat een ander als maker moet worden aangemerkt. Hof's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Art. 10. Door de rear-spoiler voornamelijk ter verfraaiing van personenauto's te ontwerpen - daarmede de illusie van grotere snelheid scheppend - heeft Grant een nieuw en oorspronkelijk, van de bij race-auto's in gebruik zijnde spoilers afwijkend, produkt ontworpen, terwijl het doel ervan - verfraaiing - duidt op het kunstzinnig streven van de maker. Hof 's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. De door eiseres gestelde namaak der tér terechtzitting getoonde shirts met het daarop aangebrachte woordmerk "Lacoste" en het daarop aangebrachte beeldmerk voorstellende een groene krokodil, is voldoende gebleken. Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Artt. 10 en 1. Het gebruik door I.C.E. van het aan de Mebra-folder en het "bulletin" 81/1 (beide van Geotechnics) ontleende materiaal in de folder van Amer-drain, voor zover die folder door I.C.E. bij haar verkoopactiviteiten vanuit Nederland gebezigd wordt, maakt inbreuk op het auteursrecht dat Geotechnics op vorenbedoeld materiaal kan doen gelden. Dit gebruik wordt verboden met dwangsom. Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38. Art. 10, lid 1. Pres.: Er bestaat geen aanleiding de regel van artikel 4 niet ook toe te passen op het auteursrecht op de brochure II, waarop gedaagde wordt vermeld als degene die de brochure heeft uitgegeven. Hof's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. Art. 10, lid 1, aanhef en onder 1° i.v.m. art. 13. Zonder deskundig advies, waarvoor dit kort geding geen plaats biedt, valt niet uit te maken of de onderhavige tabel met drinkadviezen een voldoende eigen stempel van de maker draagt. Voorshands moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een verzameling min of meer objectief vaststelbare en daarmee als gemeengoed te beschouwen gegevens van feitelijke aard, derhalve vallend in de categorie "andere geschriften" zonder persoonlijk karakter. De beschermingsomvang hiervan is beperkt tot ontlening aan zo'n geschrift die slechts te beschouwen is als een eenvoudige herhaling van de opschriftstelling van dat geschrift. Van een zodanige eenvoudige herhaling lijkt in casu geen sprake te zijn. Pres. Rb. Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. Art. 10, lid 1, aanhef en onder 10°. Een duidelijk kunstzinnig karakter van de Minimix is niet aannemelijk gemaakt; uit êen overgelegde afbeelding van de mixer blijkt dat niet. Inbreuk op auteursrecht veronderstelt ontlening en daarvan is i.c. niet gebleken. Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. De vorm van de onderhavige autojalouzieën wordt zodanig bepaald door het model en de hellingshoek van de achterruit van de auto waarop deze moeten worden gemonteerd, door de aan de uitzichtmogelijkheid van de bestuurder te stellen eisen, en door de vereiste stevigheid van de constructie, dat voor de maker ervan te weinig ruimte overblijft voor vrije vormgeving en een kunstzinnig streven. Zij komen niet of nauwelijks uit boven de eisen
van nut en bruikbaarheid en missen een persoonlijk stempel. Het idee om autojalouzieën voor diverse autotypen te ontwerpen, is niet voldoende om auteursrecht aan te nemen, nu daarnaast de vereisten van persoonlijk stempel van de maker en een uiting van vrije vormgeving van het werk zelf nog moeten zijn vervuld. Nu de andersluidende verklaring van een deskundige onvoldoende aangeeft op grond van welke criteria deze deskundige tot zijn oordeel is gekomen, kan daaraan geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Pres. Rb. 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Artt. 10 lid 1, aanhef en onder 10° en 1. Het dessin "Zig Zag" heeft voldoende kunstzinnig karakter en voldoende originaliteit om een oorspronkelijke schepping te zijn, mede in aanmerking genomen dat in dit dessin een artistiek verantwoord gebruik is gemaakt van de onvolkomenheden die inherent zijn aan het gebezigde drukprocédé en die hier het effect hebben een duidelijke verlevendiging te geven aan het patroon. Bovendien zijn ook bij een zo eenvoudig dessin de verhoudingen tussen grondpatroon en kleurbanden en tussen de kleurbanden onderling van belang. Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Artt. 12 en 1. Niet relevant is wie de naam en/of het merk heeft bedacht en wie aan de idee uiteindelijk vorm heeft gegeven, reeds omdat een eerdere openbaarmaking niet aannemelijk is geworden. Hof Amsterdam, 1 nov. 1984, nr 50, blz. 371. Art. 13. Rb.: Geen wetsartikel staat eraan in de weg dat eiseres naast een beroep op merkenrechtelijke bescherming tevens een beroep op auteursrechtelijke bescherming doet. Er is onvoldoende gelijkenis om van merkinbreuk, auteursrechtinbreuk of een onrechtmatige daad te kunnen spreken, in aanmerking genomen onder meer dat het Kluwervignet geen associatie wekt met een (opengeslagen) boek, doch eerder met een ventilator of schoepenrad, terwijl het vignet van KBS de indruk werkt van een aantal met de achterzijden naar elkaar geplaatste boeken. Hof: bekrachtigt het vonnis, onder meer overwegend dat de vignetten in abstracto beschouwd zo zeer verschillen dat waarneming van het KBS-vignet geen assiocaties zal oproepen met het Kluwervignet. Dit wordt niet anders wanneer men het door de ontwerper van het Kluwervignet naar diens intentie weergegeven motief in de beschouwingen betrekt, en wél zou aannemen dat dit vignet associaties wekt met een opengeslagen boek. Alsdan zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, niet licht door een ander, datzelfde produkt aanduidend teken, een associatie met het Kluwervignet gewekt worden, en zal een betrekkelijk gering verschil reeds voldoende zijn om "overeenstemming" niet aan te nemen. In casu is er overigens een verregaand verschil. Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Te meer nu de rear-spoiler geen wezenlijke functie heeft, althans de eisen van functionaliteit niet overheersen, maar grotendeels dient tot verfraaiing van de lijn van een personenauto, was voldoende speelruimte aanwezig om van de door Grant ontworpen vormgeving af te wijken. De in casu aanwezig geachte afwijkingen zijn zodanig ondergeschikt, dat van inbreuk op auteursrecht moet worden gesproken. Hof 's-Gravenhage, 13 april 1983, nr 6, blz. 13. Door in het door haar uitgegeven blad "Handel en Techniek" zonder toestemming van Kluwer advertenties te plaatsen die naar tekst en vormgeving geheel gelijk zijn aan door Kluwer in het door haar uitgegeven blad "Vraag en Aanbod" geplaatste advertenties, maakt CPS inbreuk
op het auteursrecht van Kluwer nu deze laatste advertenties door Kluwer na opgaven van de adverteerder worden gemaakt en vorm gegeven naar lay-out en lettertype, en Kluwer uit dien hoofde op die advertenties het auteursrecht bezit. Indien de uitgever bij de samenstelling van de advertentie een prestatie heeft verricht, dient de adverteerder voor verder gebruik van de advertentie de toestemming van de uitgever te vragen. Indien de uitgever van een blad, waarvan de inhoud voor het merendeel bestaat uit advertenties, er toe overgaat opdrachten te aanvaarden tot plaatsing van hem ter hand gestelde, reeds eerder geplaatste advertenties, kan en moet van hem worden gevergd de herkomst van deze advertenties na te gaan en te controleren of degene, die daarop auteursrecht kan doen gelden, tot de voorgenomen plaatsing zijn toestemming heeft gegeven. Eveneens auteursrechtschending aangenomen ten aanzien van een in een folder van Kluwer voorkomende kolom met een opgave van alle takken van handel en industrie die door de uitgave van haar blad "Vraag en Aanbod" worden bereikt, omdat deze vrijwel letterlijk gelijkluidend is overgenomen in een later verschenen folder van CPS voor haar blad "Handel en Industrie". Pres. Rb. Zutphen, 19 juli 1984, nr 32, blz. 148. Artt. 13 en 1. Hans Anders is niet gerechtigd reclame-uitingen van Foto-Quelle geheel of nagenoeg geheel in haar eigen advertenties c.q. reclamefolders over te nemen. Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. Art. 13 i.v.m. art. 10, lid 1, aanhef en onder 1°. Zonder deskundig advies, waarvoor dit kort geding geen plaats biedt, valt niet uit te maken of de onderhavige tabel met drinkadviezen een voldoende eigen stempel van de maker draagt. Voorshands moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een verzameling min of meer objectief vaststelbare en daarmee als gemeengoed te beschouwen gegevens van feitelijke aard, derhalve vallend in de categorie "andere geschriften" zonder persoonlijk karakter. De beschermingsomvang hiervan ts beperkt tot ontlening aan zo'n geschrift die slechts te beschouwen is als een eenvoudige herhaling van de opschriftstelling van dat geschrift. Van een zodanige eenvoudige herhaling lijkt in casu geen sprake te zijn. Pres. Rb. Amsterdam, 22 dec. 1983, nr 13, blz. 36. Art. 21. Van Niftrik, die een bedrijf heeft op het gebied van het verzorgen van diners en de exploitatie van een traiteurswinkel en daardoor en door een of meer publikaties, voorzien van haar foto, omtrent haar persoon en werk een zekere bekendheid op culinair gebied geniet, heeft een ideëel belang om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van haar foto op de omslag van het kookboek van Elsevier, zulks terwijl op die omslag niet de naam van een auteur wordt vermeld, zodat de onjuiste indruk ontstaat dat Van Niftrik aan de inhoud van dat boek heeft meegewerkt, terwijl Van Niftrik het op belangrijke onderdelen met de inhoud van het boek oneens is. Bovendien heeft Van Niftrik ook een financieel belang bij een verbod van de openbaarmaking van haar foto, omdat zij voor de publikatie van haar beeltenis een geldelijke vergoeding kan vragen en zij beperkt wordt in de mogelijkheden tot het gebruik van haar beeltenis op de omslag van het door haar uit te geven eigen kookboek. Op grond van dit alles een redelijk belang van Van Niftrik in de zin van art. 21 aannemelijk geacht. Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75. Het in dit artikel bedoelde redelijk belang kan niet gelegen zijn in het ontbreken van toestemming, nu dit artikel van het ontbreken daarvan uitgaat. Bovendien kent dit artikel slechts rechten toe aan de geportretteerde en diens nabestaanden, zodat de STER daarop in deze geen beroep toekomt.
Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434. Art. 25 i.v.m. art. 7. Nu art. 7, onder de daar vermelde omstandigheden, ex lege en ab initio het makerschap toekent aan de werkgever - anders dan in een geval van overdracht van auteursrecht moet de werkgever evenzo geacht worden de maker als bedoeld in artikel 25 Auteurswet (titularis van de persoonlijkheidsrechten) te zijn. Hof 's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. VI. Burgerlijk Wetboek. Art. 241, Boek 2 (art. 47e (oud) Wetboek van Koophandel) i.v.m. artt. 10, lid 2 en 56, lid 2 Rijksoctrooiwet. Rechtbank: Niet van belang is dat eiser, oud-werknemer, laatstelijk directeur van gedaagde was; beslissend zijn de omstandigheden tijdens welke eiser als werknemer de uitvinding deed. Eiser was toen nog geen directeur. Derhalve is niet art. 47e (oud) WvK (art. 241, Boek 2 BW) van toepassing, doch de rechterlijke competentieregeling van art. 56, lid 2 jo art. 10, lid 2 ROW, zodat niet de Rechtbank, doch de Kantonrechter in eerste aanleg bevoegd is. Hof: Nadat appellant (eiser) door geïntimeerde (gedaagde) als directeur ontslagen was, hebben partijen een dading getroffen. Die overeenkomst heeft betrekking op de verhouding tussen appellant als directeur, en geïntimeerde; bovendien blijkt uit die overeenkomst dat beide partijen de door appellant voorbehouden aanspraken wegens gemis aan octrooi, beschouwd hebben als aanspraken betrekkelijk tot die dienstbetrekking. Geïntimeerde kan daarop nu niet meer eenzijdig terugkomen. Art. 241, Boek 2 BW is in casu toepasselijk en de Rechtbank is de in eerste instantie bevoegde rechter. Volgt terugwijzing. Hof's-Hertogenbosch, 4 juni 1980, nr 25, blz. 96. Artt. 1303 en 1401 i.v.m. art. 49 Omroepwet. De STER dient terughoudendheid te betrachten zowel bij de subdelegatie als ook bij de invulling van de inhoud van het preventief toezicht op reclameboodschappen, dat haar bij art. 22 van de Voorschriften voor de Nederlandse etherreclame door de Reclameraad is gedelegeerd. Tegen deze achtergrond beoordeeld, kunnen de gronden die door de STER zijn aangevoerd ter ondersteuning van haar weigering om de reclamespot van de Volkskrant uit te zenden, de beslissing tot weigering niet dragen. Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (met noot S.B.). Art. 1401. Rechtbank: Met name gelet op de afwijkende verpakkingen is er onvoldoende vrees voor misleiding van het publiek om een verbod ex art. 1401 BW te rechtvaardigen. Hoge Raad, 11 nov. 1983, nr 9, blz. 23. Nirvana c.s. beroepen zich op de Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen (BTMW), de Auteurswet, de Benelux-Merkenwet en art. 1401 Burgerlijk Wetboek voor hun bestrijding van een door V & D na hun minimix-staafmixer in de handel gebrachte Quickmix staafmixer. Wat de gestelde slaafse navolging betreft: geen beroep kan worden gedaan op de BTMW voor feiten die slechts inbreukmakende handelingen in de zin van de BTMW vormen, nu de Minimix niet als model is ingeschreven. Dat de Quickmix aan de Minimix zou zijn ontleend is overigens niet aannemelijk gemaakt, zelfs niet dat Minimix eerder dan Quickmix in de handel is gebracht. Een beroep op art. 1401 BW faalt dus ook. De vordering is terecht door de President afgewezen. Hof Amsterdam, 8 sept. 1983, nr 21, blz. 73. Het anders dan door toelaatbaar gebruik van de merken
491 van een merkhouder doorkruisen van diens verkooporganisatie waardoor schade in de vorm van verwarring wordt veroorzaakt, is onrechtmatig niet alleen jegens de merkhouder maar ook jegens de andere in diens organisatie deelnemende ondernemingen. Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. Het gebruik van brochure III door Arcom is in het licht van de tussen partijen bestaan hebbende verhouding niet onrechtmatig, - vergroot immers niet de mogelijk reeds op grond van die vroegere verhouding eventueel bestaande verwarring omtrent de herkomst van het produkt. Hof 's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. De gewraakte reclameboodschap van gedaagde ("na drie dagen zon met Bergasol" en "na drie dagen zon met een ander bekend antizonnebrandmiddel") kan niet onrechtmatig jegens eiseressen worden geacht, nu haar artikelen niet met name worden genoemd en ook overigens niet in redelijkheid gesteld kan worden dat de consument door toedoen van de display een negatieve keuze voor de artikelen van eiseressen zal maken. In de nieuwe versie van gedaagde (waarin de tweede leuze luidt: "na drie dagen zonder Bergasol") is er zelfs geen sprake van vergelijkende reclame. Vordering afgewezen. Pres. Rb. Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. De door eiseres gestelde namaak der ter terechtzitting getoonde shirts met het daarop aangebrachte woordmerk "Lacoste" en het daarop aangebrachte beeldmerk voorstellende een groene krokodil, is voldoende gebleken. Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Er kan geen gevaar voor verwarring bij het publiek ontstaan, omdat het merk Jobtork in hoge mate afwijkt van de handelsnaam Job, nu het bestanddeel Job in Jobtork, een uiterst gering onderscheidend vermogen heeft in tegenstelling tot het bestanddeel Tork. Pres. Rb. Groningen, 17 juli 1984, nr 63, blz. 420. Verbod aan gedaagde (die een door de President opgeheven beslag ex art. 28 Auteurswet had gelegd) om enige uitlating jegens d.erden te doen, behelzende of suggererende de mededeling dat de verhandeling van de autojalouzieën van eiseres in Nederland onrechtmatig zou zijn. Pres. Rb. 's-Hertogenbosch, 12 aug. 1982, nr 7, blz. 15. Artt. 1401 en 1416a. Het aanbrengen van de randschriften "Guaranteed Dutch Wax" en "Véritable Wax Hollandais" op textiel, die niet volgens het "wax-resist" procédé is bewerkt, maar daarvan een zo nauwkeurig mogelijke kopie vormt, is misleidend in de zin van art. 1416a BW en jegens Vlisco onrechtmatig nu vaststaat dat de aanduiding "wax print" of "real wax print" wordt gebezigd voor produkten als die van Vlisco en in de praktijk veelvuldig wordt afgekort tot "wax". Niet onrechtmatig en misleidend, en derhalve niet aan Dessina te verbieden, is het gebruik van het woord "wax" in de combinaties "Imitation Wax" en/of "Imi Wax" nu dit gangbare aanduidingen zijn voor op zichzelf niet ongeoorloofde imitaties van "wax prints". Hof's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982* nr 5, blz. 10. Art. 1401 en art. 13 onder A, lid 1 Benelux-Merkenwet. i?è.:Geen wetsartikel staat eraan in de weg dat eiseres naast een beroep op merkenrechtelijke bescherming tevens een beroep op auteursrechtelijke bescherming doet. Er is onvoldoende gelijkenis om van merkinbreuk, auteursrechtinbreuk of een onrechtmatige daad te kunnen spreken, in aanmerking genomen onder meer dat het Kluwervignet geen associatie wekt met een (opengeslagen) boek, doch eerder met een ventilator of schoepenrad, terwijl het vignet van KBS de indruk wekt van een aantal
met de achterzijden naar elkaar geplaatste boeken. Hof: bekrachtigt het vonnis, onder meer overwegend dat de vignetten in abstracto beschouwd zo zeer verschillen dat waarneming van het KBS-vignet geen associaties zal oproepen met het Kluwervignet. Dit wordt niet anders wanneer men het door de ontwerper van het Kluwervignet naar diens intentie weergegeven motief in de beschouwingen betrekt, en wél zou aannemen dat dit vignet associaties wekt met een opengeslagen boek. Alsdan zal, als gevolg van het produktaanduidend karakter, niet licht door een ander, datzelfde produkt aanduidend teken een associatie met het Kluwervignet gewekt worden, en zal een betrekkelijk gering verschil reeds voldoende zijn om "overeenstemming" niet aan te nemen. In casu is er overigens een verregaand verschil. Hof Amsterdam, 15 dec. 1983, nr 66, blz. 425. Art. 1401 i.v.m. art. 14, lid 5 Benelux Tekeningen- en Modellenwet. Voor zover de vordering is gebaseerd op slaafse nabootsing stuit zij af op art. 14, lid 5 BTMW. Pres. Rb. Amsterdam, 21 juli 1983, nr 14, blz. 38. Nu de onderhavige dessins voor keukentextiel niet zijn gedeponeerd overeenkomstig de Eenvormige Benelux Modellenwet kan het gestelde nabootsen van of aanhaken bij de produkten van Elias door Seahorse zonder meer niet als onrechtmatig worden aangemerkt. President acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig c.q. aannemelijk gemaakt, die medebrengen dat Seahorse door met het litigieuze programma op de markt te komen onrechtmatig jegens Elias wordt geacht te handelen. Pres. Rb. Zutphen, 12 april 1985, nr 54, blz. 389. Art. 1401 en art. 4 Auteurswet 1912. Pres.: Het is aannemelijk dat Arcom maker is van brochure II omdat haar naam op de brochure staat vermeld, mitsdfen is het door haar vervaardigen en openbaar maken van de daarop gebaseerde brochure III niet een inbreuk op het auteursrecht van Lintels, noch onrechtmatig jegens haar. Hof 's-Gravenhage, 28 dec. 1983, nr 55, blz. 390. Art. 1401 i.v.m. art. 292 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De partij, die haar wederpartij door dreiging met executie dwingt tot het naleven van een in kort geding gegeven verbod, is in beginsel, dus behoudens bijzondere omstandigheden, aansprakelijk voor de schade, die de wederpartij lijdt doordat zij zich naar dat verbod heeft gedragen, indien achteraf blijkt dat de rechter in het bodemgeschil anders oordeelt dan de rechter in kort geding. Enerzijds dient de partij, die door de rechter in kort geding is veroordeeld, zich aan het verbod te houden zolang dat van kracht is, in dier voege dat het andersluidend oordeel in het bodemgeschil er niet aan in de weg staat dat eenmaal verbeurde dwangsommen verschuldigd blijven, maar anderzijds dient in beginsel te worden aangenomen, dat degene, die door dreiging met executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven verbod te gedragen, onrechtmatig heeft gehandeld, wanneer hij, naar achteraf blijkt uit de uitspraak in het bodemgeschil, niet het recht had van de wederpartij te vergen, dat deze zich van de betreffende handelingen onthield. Daarbij mag er, gegeven de aard van het kort geding vonnis, van worden uitgegaan, dat degene, die als voormeld met executie dreigde, wist, althans behoorde te weten, dat hij zijn handelen baseerde op een voorlopige maatregel, zodat de door zijn handelen veroorzaakte schade in beginsel als door zijn schuld veroorzaakt heeft te gelden. Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Art. 1401 i.v.m. art. 4 Cosmeticabesluit (Warenwet) 1979.
De verplichting om kosmetica te voorzien van een aanduiding, aangevende het codenummer, dat het mogelijk maakt de partij te identificeren, rust op de fabrikant en de importeur, die de waren in de handel brengt. Wanneer de fabrikant zijn produkten van de bedoelde codering voorziet, voldoet hij derhalve aan een wettelijke verplichting, waarmede hij niet alleen het algemeen belang dient, maar ook zijn eigen belang om aan de hand van de codenummers een ondeugdelijke partij op te sporen en uit de handel te nemen. Degene, die deze belangen schaadt door het codenummer te verwijderen of het produkt in een verpakking, waarvan het codenummer verwijderd is, te verhandelen, handelt onrechtmatig tegenover de fabrikant en de importeur van het betrokken produkt. Bovendien wordt bij luxe produkten, waarbij het uiterlijk van de verpakking van bijzonder belang is, door de beschadiging van de verpakking door de verwijdering van het codenummer afbreuk gedaan aan het cachet van de produkten, hetgeen eveneens onrechtmatig is, omdat daardoor de verkoop van de produkten kan worden geschaad. Niet aannemelijk is dat de codering er mede toe strekt het gesloten verkoopsysteem van appellanten in stand te houden (anders: President Rechtbank). Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 149. Artt. 1401 en 1303 i.v.m. art. 49 Omroepwet. De STER dient terughoudendheid te betrachten zowel bij de subdelegatie als ook bij de invulling van de inhoud van het preventief toezicht op reclameboodschappen, dat haar bij art. 22 van de Voorschriften voor de Nederlandse etherreclame door de Reclameraad is gedelegeerd. Tegen deze achtergrond beoordeeld, kunnen de gronden die door de STER zijn aangevoerd ter ondersteuning van haar weigering om de reclamespot van de Volkskrant uit te zenden, de beslissing tot weigering niet dragen. Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (met noot S.B.). \ Art. 1401 en art. 328bis Wetboek van Strafrecht. De publikaties van Hans Anders, waarin deze inhaakt op de publikaties van de Consumentenbond en er de nadruk op legt dat Foto-Quelle ten onrechte haar monturen aanprijst als kwaliteitsprodukten zijn niet in strijd met art. 328 bis Sr. en in het licht van de omstandigheden ook niet onrechtmatig jegens Foto-Quelle die de concurrentiestrijd zelf had geopend op een weinigfijnzinnigewijze. Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. Art. 1416a. Pammler verkoopt boeken en tijdschriften, waartoe zij zich onder meer bedient van colporteurs, die in dienst zijn van colportagebedrijven van derden, met wie Pammler overeenkomsten sluit. Bij Konsumenten Kontakt zijn klachten binnengekomen over misleidende mededelingen door de colporteurs. Konsumenten Kontakt vordert, kort samengevat, jegens Pammler: (1) een verbod om misleidende mededelingen (a) openbaar te maken of (b) door middel van colporteurs te doen openbaar maken; (2) een bevel om aan de colporteurs een schriftelijke instructie van een bepaalde inhoud te verstrekken; (3) een bevel om de relatie met een colporteur te beëindigen, als deze de instructie niet naleeft. Rechtbank: Vordering (1) is toewijsbaar; vorderingen (2) en (3) niet, nu deze niet steunen op enig wettelijk voorschrift. Hof: Vordering (1) is toewijsbaar; vorderingen (2) en (3) niet, nu Konsumenten Kontakt daarbij (thans) onvoldoende belang heeft, gelet op de toewijzing van vordering (1). ƒƒ./?.: Verwerpt Pammler's cassatiemiddelen. Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289 (met noten D. W. F. V.).
Hof (bekrachtigend vonnis Pres. Rb.): (1) De woorden "adviesprijs" en naar gangbare betekenis "catalogusprijs" houden op zich al in dat dit geen bindende prijzen zijn; wie zich dit niet mocht realiseren, moet toch op dat idee komen, doordat Elektrorama openlijk lagere prijzen vraagt. Bovendien mag als algemeen bekend worden verondersteld dat de apparatuur waarom het hier gaat, verkrijgbaar is tegen (aanmerkelijk) lagere prijzen dan "catalogus-" of "adviesprijzen". Konsumenten Kontakt (KK) kan niet eisen dat Elektrorama duidelijk(er) maakt dat het gaat om niet-bindende adviesprijzen. (2) Met betrekking tot het gebruik van de term" "stuntprijzen" en dergelijke termen, is misleiding voorshands niet aannemelijk geworden; voorshands kan hierin niet meer gezien worden dan een zekere overdrijving, welke aan reclame veelal eigen is, doch waarvan het publiek zich doorgaans wel bewust is. (3) Het Hof ziet evenmin aanleiding voor een verbod om te verwijzen naar irreëel hoge adviesprijzen (waaronder KK verstaat: hogere prijzen dan de inkoopprijzen plus een redelijke winstmarge), in aanmerking nemende: a) dat de adviesprijzen eenzijdig door de fabrikanten en importeurs worden vastgesteld; b) dat een dergelijk verbod te vaag is, omdat niet eenvoudig vast te stellen is wat in deze branche voor ieder artikel een redelijke winstmarge voor de detaillist is; c) terwijl anderzijds voorshands niet aannemelijk is dat het publiek hier ernstig door wordt misleid. Hoge Raad: {Ad 3): Nu aan de overige vereisten van artikel 1416a is voldaan, is beslissend of het publiek door vergelijking met een irreëel hoge adviesprijs wordt misleid. De artikelen 1416a e.v. beogen het publiek te beschermen tegen misleiding "zonder meer", en niet alleen tegen "ernstige misleiding". Dat het publiek (in het geheel) niet misleid wordt, stelt het Hof niet vast; in 's Hofs arrest ligt integendeel besloten, dat er van (enige) misleiding wél sprake is. Of een adviesprijs (eenzijdig) door fabrikanten en importeurs wordt vastgesteld, dan wel is verzonnen door de adverteerder, is rechtens irrelevant. Een verbod de eigen verkoopprijzen te vergelijken met "irreëel hoge adviesprijzen" kan niet als "te vaag" worden afgewezen, nu dit verstaan zal moeten worden als een verbod van vergelijking met adviesprijzen, waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij niet als werkelijke adviesprijzen kunnen worden beschouwd. Cassatieberoep voor het overige verworpen. Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 38, blz. 296 (met noten D. W. F. V.). Artt. 1416a en 1401. Het aanbrengen van de randschriften "Guaranteed Dutch Wax" en "Véritable Wax Hollandais" op textiel, die niet volgens het "wax-resist" procédé is bewerkt, maar daarvan een zo nauwkeurig mogelijke kopie vormt, is misleidend in de zin van art. 1416a BW en jegens Vlisco onrechtmatig nu vaststaat dat de aanduiding "wax print" of "real wax print" wordt gebezigd voor produkten als die van Vlisco en in de praktijk veelvuldig wordt afgekort tot "wax". Niet onrechtmatig en misleidend, en derhalve niet aan Dessina te verbieden, is het gebruik van het woord ' "wax" in de combinaties "Imitation Wax" en/of "Imi Wax" nu dit gangbare aanduidingen zijn voor op zichzelf niet ongeoorloofde imitaties van "wax prints". Hof 's-Hertogenbosch, 20 okt. 1982, nr 5, blz. 10. Artt. 1416a-c. Bij de beoordeling van in de concurrentiestrijd gedane mededelingen behoort in de eerste plaats te worden onderzocht of die mededelingen (mede) betrekking hebben op een bepaalde mededinger of diens produkt dan wel (enkel) op het eigen produkt, omdat in het eerste geval andere en strengere normen van toepassing zijn dan in het laatste.
493 Wanneer in reclame-uitingen het produkt wordt gesteld naast en reeds daardoor wordt vergeleken met een kennelijk soortgelijk doch "anoniem" produkt is voor de vraag of de in die reclame-uiting vervatte mededelingen mede betrekking hebben op het produkt van een bepaalde concurrent, niet beslissend of het publiek, dat van die mededelingen kennis neemt het "anonieme" produkt voor dat van die concurrent zal houden, maar of dat publiek, althans een niet te verwaarlozen gedeelte ervan i.v.m. de bijzonderheden van het geval, de reclameboodschap, voor zover zij betrekking heeft op het "anonieme" produkt, zal betrekken op het produkt van de concurrent. Wie omtrent de samenstelling van zijn eigen produkt onjuiste mededelingen doet - waarbij het doen van mededelingen het suggereren omvat - en dusdoende het publiek leidt tot de veronderstelling dat zijn produkt beter is dan soortgelijke produkten van zijn concurrenten, maakt zich in de zin van de artt. 1416a e.v. B.W. schuldig aan misleiding ook al is zijn produkt in feite niet minder goed dan concurrerende produkten. Dit geldt zelfs indien zijn produkt in feite beter is, omdat hij, door het publiek omtrent de samenstelling van zijn produkt onjuist voor te lichten, zich in de concurrentiestrijd een voorsprong poogt te verschaffen en de genoemde wetsbepalingen beogen de concurrenten - en de consumenten - nu juist daartegen te beschermen. Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 39, blz. 307 (met noot v. N.H.). Art. 1830. Ook al zou een employé van eiseres hebben gezegd, dat hij het gebruik van de woorden Gist-Brocades in etiketten en bijsluiters van gedaagde uitstekend vond, dit kan niet als toestemming van eiseres tot dit merkgebruik gelden, nu niet aannemelijk is, dat gedaagde redelijkerwijs mocht aannemen dat bedoelde employé bevoegd was eiseres in dezen te vertegenwoordigen. Pres. Rb. Arnhem, 4 jan. 1984, nr 62, blz. 418. VII. Zaaizaad- en Plantgoedwet en Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten. Art. 40, lid 1, tweede zin Zaaizaad- en Plantgoedwet; art. 5, lid 1, derde zin Internationaal Verdrag. H.R. en Hof: Ingevolge eerstgenoemde bepaling, waarmede beoogd is laatstgenoemde bepaling, de verdragsbepaling, te volgen, strekt het kwekersrecht van oorspronkelijk eiseresse zich uit tot het gebruik dat de oorspronkelijk gedaagde van de knollen heeft gemaakt, hierin bestaande, dat hij de hem oorspronkelijk geleverde partij bollen van het gladiolenras "ELVIRA" na het groeiseizoen heeft opgerooid, de aan de knollen ontstane nieuwe knollen of kralen heeft geconserveerd en ze vervolgens bij de aanvang van het nieuwe groeiseizoen opnieuw heeft uitgeplant ten behoeve van zijn eigen professionele bloemproduktie. (Anders: Pres.) Immers de verrichting die in deze bepaling aan de voorafgaande toestemming van de houder van het kwekersrecht wordt onderworpen, is: het gebruiken van sierplanten of delen daarvan als vermeerderingsmateriaal ("comme matériel de multiplication") voor de voortbrenging van sierplanten of snijbloemen voor de handel. Van zodanig gebruik is sprake als door middel van sierplanten of delen daarvan (nieuw) teeltmateriaal wordt verkregen voor de voortbrenging van sierplanten of snijbloemen voor de handel. Dat hier van een uitbreiding van het recht - "s'étend" wordt gesproken, moet aldus worden begrepen dat - in tegenstelling tot de hoofdregel (art. 5, lid 1, eerste zin) - in dit geval het voortbrengen van teeltmateriaal voor gebruik in eigen bedrijf aan de voorafgaande toestemming van de houder van het kwekersrecht is onderworpen. In zoverre vormt deze bepaling een uitzondering op het in de eerste zin vervatte zogenaamde "farmer's privilege". Voor de toepasselijkheid van de bepaling is irrelevant
de vaststelling dat de betreffende knollen "in de regel niet voor vermeerdering worden verhandeld". Hoge Raad, 12 april 1985, nr 56, blz. 393. VIII. EEG-Verdrag. Artt. 30 e.v. De in het E.E.G.-Verdrag opgenomen regels betreffende het vrije verkeer van goederen brengen mede, dat de rechthebbende op een octrooi in een Lid-Staat zich niet op grond van dat octrooi kan verzetten tegen de import van onder de beschermingsomvang van dat octrooi vallende goederen uit een andere Lid-Staat, indien die goederen in die andere Lid-Staat door of met toestemming van de rechthebbende op het octrooi in het verkeer zijn gebracht, ook al is in het land van uitvoer het aanvankelijk bestaande paralleloctrooi inmiddels geëindigd. Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Artt. 30 en 36 i.v.m. art. 13 onder A, lid 3 Benelux-Merkenwet. Ervan uitgaande, gelijk door geïntimeerden betoogd, dat het niet in hun bedoeling ligt, dat het handhaven van hun internationale dealerorganisatie ertoe leidt, dat derden worden gehinderd in hun vrijheid om door de merkhouder of zijn licentiehouder elders binnen de EEG doch ook wel in Nederland in het verkeer gebrachte goederen verder te verhandelen, moet worden aangenomen dat zulk een derde-handelaar zomin bij het verhandelen van de waren, waarop dat merk is aangebracht als bij het op alle andere normale wijzen gebruik maken van dat merk voor die waren onnodige belemmeringen mag ondervinden. Aan deze vrijheid van gebruik voor de derde-parallelhandelaar behoort in beginsel geen afbreuk te worden gedaan doordat, op zich niet ongebruikelijk, een internationale dealerorganisatie van een merkhouder tegenover het publiek naar buiten treedt met gebruikmaking van juist die merken als handelsnaam, dienstmerk of om de "huisstijl" van die verkooporganisatie te belichamen, nu bij het bestaan van zulk een verkooporganisatie elke parallel-verkoop met gebruikmaking van zulk een merk voor de waren op zichzelf reeds tot voor die merkhouder en diens organisatie niet gewenste effecten, zoals verwarring leidt. Onjuist is derhalve de stelling van geïntimeerde dat het appellante niet vrij zou staan de waren onder het daarbij behorende beeldmerk aan te prijzen. Zulk een beperking berust niet op het merkenrecht. Hof Amsterdam, 14 dec. 1984, nr 46, blz. 360. IX. Unieverdrag van Parijs. Artt. 4 en 4bis i.v.m. art. 10 Rijksoctrooiwet. Rb. en Gerechtshof'(kenbaar uit arrest Hoge Raad): De omstandigheid dat de Afdeling van Beroep van de Octrooiraad de aanspraak op octrooi heeft toegekend aan de (sindsdien faillietverklaarde) werkgeefster van Goderbauer, brengt niet mee dat Goderbauer in de Verdragslanden geen recht heeft op de met die aanvrage corresponderende octrooien en octrooiaanvragen, noch op de prioriteitsrechten als bedoeld in art. 4 Herzien Verdrag van Parijs. Het komt onaannemelijk voor dat langs de omweg van het internationaal privaatrecht het territorialiteitsstelsel, zoals dat is neergelegd in art. 4bis Herzien Verdrag van Parijs, zou kunnen worden doorbroken. Onjuist is de stelling van de curator dat art. 10 Row. deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst die tussen werkgeefster en Goderbauer gegolden heeft en die geen bijzondere octrooiclausule bevatte; het is er veeleer voor te houden dat genoemd artikel een octrooirechtelijke bepaling is welke slechts dan in de arbeidsverhouding tussen partijen ingrijpt indien zich het in art. 10 bedoeld geval voordoet. Krachtens Verdragsbepaling, waaraan Nederland is
gebonden, is op buitenlandse aanvragen uitsluitend het recht van het land waar de aanvrage geschiedt, van toepassing. Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15 nov. 1983, nr24,blz. 83. Art. óquinquies onder B, aanhef en sub 2 i.v.m. art. 1, lid 1 Benelux-Merkenwet. Voldoende is komen vast te staan dat in Zuidnederlandse streektalen toebak nog een gangbare aanduiding is voor tabak en derhalve een soortnaam. Soortnamen zijn niet deugdelijk als merk. Los daarvan: toebak is in algemeen gangbaar Nederlands een verouderde vorm voor tabak, maar dit neemt niet weg dat het met slechts een geringe klankwisseling in één lettergreep nog zo dicht staat bij tabak, dat het daarmee als soortnaam kan worden vereenzelvigd en dus onderscheidende kracht mist en ondeugdelijk is als merk. Hof 's-Hertogenbosch, 3 april 1985, nr 61, blz. 415. Art. óquinquies onder B, aanhef en sub 2 i.v.m. artt. 14 onder A, lid 1, aanhef en sub la en 14 onder D BeneluxMerkenwet. In toepassing van art. 14 A la B.M.W. kan de nietigheid van een'depot worden ingeroepen door iedere belanghebbende, wanneer het merk ieder onderscheidend vermogen mist omdat het op het ogenblik van het depot onbeschikbaar was, daar het door een andere onderneming werd gebruikt als handelsnaam of vennootschapsnaam. Verwarring tussen de naam van appellante en de merken van eerste geïntimeerde is mogelijk, zelfs onvermijdelijk. Het Hof spreekt de nietigverklaring uit van de depots en beveelt ambtshalve de doorhaling. Hof van Beroep Antwerpen, 7 sept. 1982, nr 34, blz. 281 (met noten).
Art. 141, lid 1. Hof: Nu de stellingen van de van inbreuk betichte partij met betrekking tot de import van de betrokken stoffen en het rechtmatig in de handel gebracht zijn van die stoffen, door onder meer het mededelen van haar leveranciers en van degene van wie deze weer afnamen als ernstig gemeend dienen te worden beschouwd, kan van de octrooihouder gevergd worden, dat deze niet slechts in algemene termen bij gebreke aan wetenschap of op grond van geruchten en/of mededelingen van een derde het door de van inbreuk betichte partij gestelde betwist en/of in twijfel trekt. Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Artt. 289 e.v. Ondanks het feit dat Van-Niftrik eerst 8 maanden na de introduktie van het door Elsevier uitgegeven kookboek van bezwaren heeft doen blijken, voorts ten tijde van het geding in eerste aanleg de oplage van het boek reeds grotendeels was gedistribueerd en Elsevier heeft toegezegd, dat voor een herdruk of nieuwe uitgave van het boek de bewuste foto niet meer zal worden gebruikt, een spoedeisend belang aangenomen, omdat Van Niftrik niet eerder had geconstateerd dat haar portret op de omslag van het boek was afgebeeld en vaststaat dat Elsevier 10.000 exemplaren van het boek in voorraad had en nog 10.000 exemplaren bij diverse boekhandels berustten. Gegeven het grote aantal exemplaren, dat nog niet onder het publiek was verspreid, overweegt Van Niftrik's belang bij toewijzing van de gevorderde voorziening het aan die toewijzing voor Elsevier verbonden nadeel. Ten aanzien van het laatste anders de Pres., die de gevorderde voorziening toewees onder bepaling, dat Van Niftrik daaraan geen aanspraak kon ontlenen indien Elsevier haar binnen dertig dagen een bedrag van f 1.000,- zou betalen. Hof Amsterdam, 25 aug. 1983, nr 22, blz. 75.
X. Grondwet. Art. 112 i.v.m. art. 1, lid 1 onder e Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen en art. 49 Omroepwet. Ingevolge art. 49 van de Omroepwet is aan de Reclameraad naast een regelgevende taak een toezichthoudende taak opgedragen. Het houden van toezicht is niet aan te merken als een geschillenbeslechting als bedoeld in art. 112, tweede lid van de Grondwet. De Reclameraad is derhalve niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk is. Raad van State, Afdeling Rechtspraak, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). XI. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artt. 52 e.v. Hof: De gevraagde uitvoerbaarverklaring bij voorraad m.b.t. de (toegewezen) vordering 1, vindt geen steun in de wet. Hoge Raad, 29 maart 1985, nr 37, blz. 289. Artt. 56, 289 en 611a e.v. Niet bestreden vorderingen, voor zover gehandhaafd, gegrond op schending van merkenrecht en onrechtmatige daad, toegewezen. Verweer tegen de gevorderde kostenveroordeling verworpen. Hoewel gedaagde na het uitbrengen der dagvaarding aan eiseres te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, heeft eiseres een voldoende belang bij handhaving van haar vordering nu gedaagde zich aan een eerder door haar gedane toezegging met betrekking tot het gestaakt houden van de verkoop van inbreukmakende t-shirts niet heeft gehouden. Gevorderde dwangsom van f500.000,- voor elke overtreding geheel toegewezen. Pres. Rb. Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403.
Een eventueel te lang stilzitten door de vroegere houder van het modelrecht versteekt degene die sinds kort de rechthebbende is niet van spoedeisend belang. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noot D. W. F. V.). Eiseres heeft belang bij de gevraagde voorzieningen, daar niet is gebleken dat gedaagden vrijwillig aan eiseres voldoende zekerheid wensen te geven dat inbreuken achterwege zullen blijven. Bevel aan gedaagden - behalve tot staking van de inbreuk - binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan eiseres bekend te maken de naam en het adres van de toeleverancier van de betrokken polo- althans tennisshirts, alsmede op te geven hoeveel van deze shirts zij van deze toeleverancier hebben betrokken en wanneer, alsmede bekend te maken aan wie gedaagden deze shirts hebben geleverd, in welke hoeveelheden en tegen welke prijzen. Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Gevorderde bevelen tot terugneming en verschaffing van een lijst van afnemers toegewezen onder bepaling dat de lijst van afnemers enkel ter inzage zal zijn voor de raadsman van eiseres. Ook bevel tot vernietiging van teruggenomen tegels toegewezen. Pres. Rb. Roermond, 9 aug. 1984, nr 60, blz. 414. Het door eiseres gevorderde bevel tot doorhaling van de merkinschrijving van gedaagde heeft wel degelijk het karakter van een voorlopige voorziening bij voorraad en deze vordering strekt niet tot nietigverklaring van inschrijving. Mede in verband met verkoop van de remblokken over de toonbank wordt een bevel tot overlegging van een lijst van afnemers geweigerd. Pres. Rb. Rotterdam, 2 febr. 1983, nr 1, blz. 3.
495 Artt. 289, 56 en 611a e.v. Niet bestreden vorderingen, voor zover gehandhaafd, gegrond op schending van merkenrecht en onrechtmatige daad, toegewezen. Verweer tegen de gevorderde kostenveroordeling verworpen. Hoewel gedaagde na het uitbrengen der dagvaarding aan eiseres te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, heeft eiseres een voldoende belang bij handhaving van haar vordering nu gedaagde zich aan een eerder door haar gedane toezegging met betrekking tot het gestaakt houden van de verkoop van inbreukmakende t-shirts niet heeft gehouden. Gevorderde dwangsom van f500.000,- voor elke overtreding geheel toegewezen. Pres. Rb. Amsterdam, 26 sept. 1984, nr 57, blz. 403. Artt. 289 e.v. en 438. Executiegeschil. De vorderingen onder a, b en c betreffen de executie van het door de President op vordering van Lever tegen Remo gewezen vonnis van 2 augustus 1979. Nu Lever verklaard heeft dit vonnis niet te zullen executeren voor wat betreft de inmiddels door Remo gelanceerde "Lanil"-fles, doch slechts voor wat betreft de in het dictum van dat vonnis bedoelde fles, heeft Remo geen belang, veel minder een spoedeisend belang, bij haar vordering onder a voor zover die verder strekt dan het verkrijgen van een verbod tot executie voor wat betreft de in het vonnis bedoelde fles. Wat betreft de vordering onder a voor het overige, ook al blijkt juist te zijn dat inschrijving van een vormmerk, waarop Lever zich destijds beriep, niet heeft plaats gehad, en Lever slechts bescherming heeft gevraagd voor een kleurencombinatie, dan leidt dit niet tot de conclusie dat het vonnis rechtskracht mist, doch zou dit ten hoogste aanleiding kunnen geven voor de stelling dat het vonnis evident onjuist is als berustend op een evident onjuiste grondslag, en dat derhalve Lever onrechtmatig jegens Remo zou handelen in geval van executie van het vonnis. Deze stelling kan echter niet tot toewijzing van de vordering onder a leiden, omdat onvoldoende waarschijnlijk is dat zij in een eventuele bodemprocedure gegrond zou worden geoordeeld, omdat voor het in het vonnis overwogene met betrekking tot de overeenstemming tussen de daarin bedoelde flessen ook plaats geweest zou zijn zonder dat daarbij acht geslagen was op het door Lever gedane beroep op haar vormmerk. Pres. Rb. Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Art. 289 i.v.m. artt. 4, aanhef en onder 3 en 2, lid 1 Benelux Model lenwet. De kenmerkende eigenschappen van het model moeten uit het depot "blijken", en zulks niet alleen aan de vakman, doch aan "een ieder"; ook de rechter. De onderhavige afbeeldingen geven slechts een zeer globaal beeld en overlappen elkaar deels; zij laten slechts zeer ten dele toe, de gestelde punten van overeenstemming tussen de produkten van partijen te vergelijken. Aldus is in kort geding bezwaarlijk vast te stellen of er sprake is van inbreuk op modelrechten, waarbij mede van belang is dat de vormgeving van produkten als de onderhavige hoofdzakelijk bepaald wordt door hun gebruiksfunctie, terwijl artikel 2 BTMW van bescherming uitsluit hetgeen noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Pres. Rb. Assen, 8 jan. 1985, nr 49, blz. 368 (met noot D.W.F. V.). Art. 292 i.v.m. art. 1401 Burgerlijk Wetboek. De partij, die haar wederpartij door dreiging met executie dwingt tot het naleven van een in kort geding gegeven verbod, is in beginsel, dus behoudens bijzondere omstandigheden, aansprakelijk voor de schade, die de wederpartij lijdt doordat zij zich naar dat verbod heeft gedragen, indien achteraf blijkt dat de rechter in het
bodemgeschil anders oordeelt dan de rechter in kort geding. Enerzijds dient de partij, die door de rechter in kort geding is veroordeeld, zich aan het verbod te houden zolang dat van kracht is, in dier voege dat het andersluidend oordeel in het bodemgeschil er niet aan in de weg staat dat eenmaal verbeurde dwangsommen verschuldigd blijven, maar anderzijds dient in beginsel te worden aangenomen, dat degene, die door dreiging met executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven verbod te gedragen, onrechtmatig heeft gehandeld, wanneer hij, naar achteraf blijkt uit de uitspraak in het bodemgeschil, niet het recht had van de wederpartij te vergen, dat deze zich van de betreffende handelingen onthield. Daarbij mag er, gegeven de aard van het kort geding vonnis, van worden uitgegaan, dat degene, die als voormeld met executie dreigde, wist, althans behoorde te weten, dat hij zijn handelen baseerde op een voorlopige maatregel, zodat de door zijn handelen veroorzaakte schade in beginsel als door zijn schuld veroorzaakt heeft te gelden. Hoge Raad, 16 nov. 1984, nr 30, blz. 134. Artt. 438 en 289 e.v. Executiegeschil. De vorderingen onder a, b en c betreffen de executie van het door de President op vordering van Lever tegen Remo gewezen vonnis van 2 augustus 1979. Nu Lever verklaard heeft dit vonnis niet te zullen executeren voor wat betreft de inmiddels door Remo gelanceerde "Lanil"-fles, doch slechts voor wat betreft de in het dictum van dat vonnis bedoelde fles, heeft Remo geen belang, veel minder een spoedeisend belang, bij haar vordering onder a voor zover die verder strekt dan het verkrijgen van een verbod tot executie voor wat betreft de in het vonnis bedoelde fles. Wat betreft de vordering onder a voor het overige, ook al blijkt juist te zjjn dat inschrijving van een vormmerk, waarop Lever zich destijds beriep, niet heeft plaats gehad, en Lever slechts bescherming heeft gevraagd voor een kleurcombinatie, dan leidt dit niet tot de conclusie dat het vonnis rechtskracht mist, doch zou dit ten hoogste aanleiding kunnen geven voor de stelling dat het vonnis evident onjuist is als berustend op een evident onjuiste grondslag, en dat derhalve Lever onrechtmatig jegens Remo zou handelen in geval van executie van het vonnis. Deze stelling kan echter niet tot toewijzing van de vordering onder a leiden, omdat onvoldoende waarschijnlijk is dat zij in een eventuele bodemprocedure gegrond zou worden geoordeeld, omdat voor het in het vonnis overwogene met betrekking tot de overeenstemming tussen de daarin bedoelde flessen ook plaats geweest zou zijn zonder dat daarbij acht geslagen was op het door Lever gedane beroep op haar vormmerk. Pres. Rb. Maastricht, 8 juli 1983, nr 16, blz. 41. Artt. 611a e.v. Dwangsom opgelegd van f500.000,- voor iedere overtreding. Pres. Rb. Dordrecht, 19 aug. 1983, nr 53, blz. 388. Artt. 611a e.v., 289 en 56. Niet bestreden vorderingen, voor zover gehandhaafd, gegrond op schending van merkenrecht en onrechtmatige daad, toegewezen. Verweer tegen de gevorderde kostenveroordeling verworpen. Hoewel gedaagde na het uitbrengen der dagvaarding aan eiseres te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, heeft eiseres een voldoende belang bij handhaving van haar vordering nu gedaagde zich aan een eerder door haar gedane toezegging met betrekking tot het gestaakt houden van de verkoop van inbreukmakende t-shirts niet heeft gehouden. Gevorderde dwangsom van f500.000,- voor elke overtreding geheel toegewezen. Pres. Rb. Amsterdam, 26 sept, 1984, nr 57, blz. 403.
496 XII. Cosmeticabesluit (Warenwet) 1979. Art. 4 i.v.m. art. 1401 Burgerlijk Wetboek. De verplichting om kosmetica te voorzien van een aanduiding, aangevende het codenummer, dat het mogelijk maakt de partij te identificeren, rust op de fabrikant en de importeur, die de waren in de handel brengt. Wanneer de fabrikant zijn produkten van de bedoelde codering voorziet, voldoet hij derhalve aan een wettelijke verplichting, waarmede hij niet alleen het algemeen belang dient, maar ook zijn eigen belang om aan de hand van de codenummers een ondeugdelijke partij op te sporen en uit de handel te nemen.'Degene, die deze belangen schaadt door het codenummer te verwijderen of het produkt in een verpakking, waarvan het codenummer verwijderd is, te verhandelen, handeft onrechtmatig tegenover de fabrikant en de importeur van het betrokken produkt. Bovendien wordt bij luxe produkten, waarbij het uiterlijk van de verpakking van bijzonder belang is, door de beschadiging van de verpakking door de verwijdering van het codenummer afbreuk gedaan aan het cachet van de produkten, hetgeen eveneens onrechtmatig is, omdat daardoor de verkoop van de produkten kan worden geschaad. Niet aannemelijk is dat de codering er mede toe strekt het gesloten verkoopsysteem van appellanten in stand te houden (anders: Pres. Rechtbank). Hof Amsterdam, 24 febr. 1983, nr 33, blz. 149. XIII. Omroepwet. Art. 49 i.v.m. art. 1303 of 1401 Burgerlijk Wetboek. De STER dient terughoudendheid te betrachten zowel bij de subdelegatie als ook bij de invulling van de inhoud van het preventief toezicht op reclameboodschappen, dat haar bij art. 22 van de Voorschriften voor de Nederlandse etherreclame door de Reclameraad is gedelegeerd. Tegen deze achtergrond beoordeeld, kunnen de gronden die door de STER zijn aangevoerd^ ter ondersteuning van haar weigering om de reclamespot van de Volkskrant uit te zenden, de beslissing tot weigering niet dragen. Pres. Rb. Amsterdam, 9 mei 1985, nr 68, blz. 434 (met noot S.B.). Art. 49 en art. 112 Grondwet i.v.m. art. 1, lid 1 onder e Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen. Ingevolge art. 49 van de Omroepwet is aan de Reclameraad naast een regelgevende taak een toezichthoudende taak opgedragen. Het houden van toezicht is niet aan te merken als een geschillenbeslechting als bedoeld in art. 112, tweede lid van de Grondwet. De Reclameraad is derhalve niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk is. Raad van State, Afdeling Rechtspraak, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). XIV. Wetboek van Strafrecht. Art. 328bis en art. 1401 Burgerlijk Wetboek. De publikaties van Hans Anders, waarin deze inhaakt op de publikaties van de Consumentenbond en er de nadruk op legt dat Foto-Quelle ten onrechte haar monturen aanprijst als kwaliteitsprodukten zijn niet in strijd met art. 328 bis Sr. en in het licht van de omstandigheden ook niet onrechtmatig jegens Foto-Quelle die de concurrentiestrijd zelf had geopend op een weinig fijnzinnige wijze. Pres. Rb. Rotterdam, 19 juli 1983, nr 12, blz. 35. XV. Faillissementswet. Artt. 24 en 40, lid 4. Vordering van uitvinder-werknemer, stoelend op art. 10, lid 2 Row., tegen werkgeefster van wie het faillissement is uitgesproken kort voor de verlening van de octrooien.
Rb.: Weliswaar wordt op grond van het bepaalde in art. 56 Row. de onderhavige betalingsvordering geacht te zijn een rechtsvordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, maar dat betekent nog niet dat de gevorderde vergoeding voor het gemis aan octrooi moet worden aangemerkt als loon, laat staan als loon in de zin van art. 40, lid 4 Fw.: daartoe zou vereist zijn dat de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd is terzake van de bedongen arbeid; niet is gebleken dat in casu het doen van uitvindingen daartoe behoorde. De vordering tot vergoeding wegens gemis aan octrooi, die eerst is ontstaan bij de verlening der octrooien, dus na de faillietverklaring (aldus ook de Kt.), kan echter uit anderen hoofde als boedelschuld worden aangemerkt dan uit hoofde van art. 40, lid 4:, onder de werking van art. 24 Fw. vallen niet alleen verbintenissen uit overeenkomst, maar ook die uit de wet, derhalve ook een verbintenis voortvloeiende uit de Rijksoctrooiwet. Derhalve bewijsopdracht aan de uitvinder-werknemer, dat de boedel door de octrooiverleningen is gebaat. Rb. Amsterdam, 12 mei 1982, nr 26, blz. 111. XVI. Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen. Art. 1, lid 1 onder e i.v.m. art. 112 Grondwet en art. 49 Omroepwet. Ingevolge art. 49 van de Omroepwet is aan de Reclameraad naast een regelgevende taak een toezichthoudende taak opgedragen. Het houden van toezicht is niet aan te merken als een geschillenbeslechting als bedoeld in art. 112, tweede lid van de Grondwet. De Reclameraad is derhalve niet aan te merken als een college met rechtspraak belast, zodat het beroep ontvankelijk is. Raad van State, Afdeling Rechtspraak, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). Art. 8, lid 1 onder d. De besluiten van de Reclameraad zijn onvoldoende gemotiveerd en derhalve in strijd met het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur, dat vereist dat een beschikking gedragen moet kunnen worden door een deugdelijke, daaraan ten grondslag gelegde, voor de betrokkene kenbare, motivering, doordat de Reclameraad: - onvoldoende heeft aangegeven op welke gronden hij komt tot zijn vaststelling van de pretentie van de onderhavige reclameboodschappen (met name na het verweer dienaangaande in de bezwaarschriften van appellanten); - verzuimd heeft om, zoals hij in het licht van de stellingen van appellanten had moeten doen, aan te geven: op welke gronden hij is gekomen tot zijn vergaande eisen betreffende de herkomst van het bewijsmateriaal; waarom niet met het door appellanten aangevoerde bewijsmateriaal genoegen kon worden genomen; en op welke wijze ander bewijsmateriaal door appellanten zou kunnen en moeten worden bijeengebracht te zijnen behoeve als toezichthoudende instantie; - in het geheel niet is ingegaan op de tegen de voorgenomen beslissingen van 15 augustus 1983 in de bezwaarschriften van appellanten aangevoerde nadere argumenten en gegevens. Raad van State, Afdeling Rechtspraak, 4 maart 1985, nr 67, blz. 427 (met noot S.B.). XVII. Internationaal Privaatrecht. De vordering voor zover gericht tegen leverantie uit de Verenigde Staten naar Finland zal naar Fins recht beoordeeld moeten worden. Hiertoe ontbreekt in dit kort geding de mogelijkheid. Pres. Rb. Zwolle, 6 juli 1983, nr 15, blz. 38.
497 XVIII. EEG Executieverdrag. Artt. 16, aanhef en sub 4 en 19. Het begrip "geschil ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien" als bedoeld in art. 16 sub 4, moet worden opgevat als een autonoom begrip dat in alle verdragsluitende Staten op uniforme wijze dient te worden toegepast. Onder dat begrip valt niet een geschil tussen een werkgever en zijn werknemer die een uitvinding heeft gedaan waarvoor octrooien zijn aangevraagd of verleend, betreffende hun respectieve uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien. Zowel het Europese Octrooiverdrag van München van 5 oktober 1973 als het nog niet in werking getreden Gemeenschapsoctrooiverdrag van Luxemburg van 15 december 1975 (PB 1976, L 17) onderscheiden zeer duidelijk tussen de bevoegdheid voor geschillen inzake het recht op octrooi, met name in gevallen waarin het octrooi betrekking heeft op de uitvinding van een werknemer, en de bevoegdheid voor geschillen ten aanzien van de registratie of de geldigheid van een octrooi. Ofschoon deze beide verdragen in casu niet van toepassing zijn, is het feit dat zij uitdrukkelijk een dergelijk onderscheid maken, een gegeven dat 's Hofs uitlegging van de soortgelijke bepalingen van het Executieverdrag bevestigt. Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15 nov. 1983, nr 24, blz. 83. WETGEVING Auteurswet 1912, Aanpassing van de - aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie 378-381 -, Besluit houdende vaststelling datum van inwerkingtreding van de wet tot aanpassing van de - aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie 381 Berner Conventie, Goedkeuring van een deel van de herziene - voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en van de herziene Universele Auteursrechtconventie 407 Industriële eigendom 441 Rijksoctrooiwet, Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de - I 407 - , Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de - II 407 Universele Auteursrechten Conventie, Goedkeuring van een deel van de herziene Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en van de herziene 407 BOEKBESPREKINGEN H.-J. Ahrens, Wettbewerbsverfahrensrecht. Keulen, 1983,
door Mr C. J. J. C. van Nispen, blz. 408/410. F.-K. Beier, K. Haertel en G. Schricker, Europaisches Patentübereinkommen - Münchner GemeinschaftskommentarA. Lieferung: Kommentierung des Europaischen Patentübereinkommens, art. 14; 5. Lieferung: idem, artt. 56 en 57; 6. Lieferung: idem, Anerkennungsprotokoll. Keulen, 1984 (bibliotheek Octrooiraad Nr EPA 1 AA 3534), door Mr W. L. Haardt, blz. 46/7. Prof. Mr D. W. F. Verkade, Bescherming van het uiterlijk van produkten (Commentaar op de Benelux-Modellenwet en andere relevante regelingen). Deventer, 1985 (bibliotheek Octrooiraad nr A 3559), door Dr Th. Limperg, blz. 383/6. BOEKAANKONDIGING Peter Oliver, Free movement ofgoods in the EEC; Supplement 1984. Londen, 1984, door Prof. Mr D. W. F. Verkade, blz. 18. BOEKBESPREKINGEN IN ANDERE NEDERLANDSE TIJDSCHRIFTEN Lingen, Mr N. van, Auteursrecht in hoofdlijnen (2e druk), Alphen a/d Rijn, 1984, besproken door Dr Th. Limperg in Auteursrecht 1984, blz. 110/1; tevens besproken in B.I.E. 1984, blz. 306/8 door Prof. Mr D. W. F. Verkade. Stumpf, H., The Know-How Contract in Germany, Japan and the U.S., Deventer, 1984, besproken door Prof. D. Kokkini-Jatridou, in NJB 1984, blz. 1232/3. Vandenberghe, G., Bescherming van computersoftware; een rechtsvergelijkend onderzoek. Reeks Informatica en Recht, deel 1. Antwerpen/Deventer, 1984, besproken door Prof. Mr D. W. F. Verkade in NJB 1985, blz. 22/3 en in B.I.E. 1984, blz. 337/8, en door Mr P. B. Hugenholtz in Auteursrecht/AMR 1984, blz. 90. Prof. Mr D. W. F. Verkade m.m.v. Mr J. H. Spoor, Bescherming van het uiterlijk van produkten, Deventer, 1985, besproken door J. Stuyk in Rechtskundig Weekblad 1984-1985, blz. 3000/3; tevens besproken door Dr Th. Limperg in B.I.E. 1985, blz. 383/6. LITTERATUUR Blz. 18, 47/8, 79/80, 124, 152, 317/318, 349/350, 410, 442.