Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie nummer 3, 1 september-2009
Inhoud Berlijn, the day after, voorwoord.............................................................................................................. 2 Ontwikkelingen opleidingen Atletiekunie ................................................................................................ 3 Nieuws ..................................................................................................................................................... 4 Boeken..................................................................................................................................................... 9 Elly, column ........................................................................................................................................... 11 Behandeling moet pijn doen, medisch................................................................................................... 12 AV’34 profileert zich met schoolatletiek, aan het woord........................................................................ 15 Op een dag… begin je een eigen loopbedrijf!, arbozaken .................................................................... 19 Meerjaren Opleidingsplan Horden, de aanpak...................................................................................... 22 Wel of niet de maximale hartslag vaststellen, de kwestie ..................................................................... 24 Van de weg naar de baan, voor u gelezen en beoordeeld.................................................................... 26 Gek van een sport, oefenstof ................................................................................................................ 28
Colofon Het ‘Digitaal magazine voor Licentiehouders’ wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainersrelevante zaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', met kort nieuws dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 4/2009 verschijnt 1 december. Redactie: De eindredactie van dit magazine is in handen van Clemens Vollebergh, Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601. De redactie is samengesteld uit de volgende vaste medewerkers: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Clemens Vollebergh. Aan de inhoud van dit magazine werkten ook mee: Michiel van Dijk, Marita van Zwol, Leo Neuteboom Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters. Voor opmerkingen over de inhoud van dit magazine, bijdragen en suggesties voor ‘De Kwestie’ mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan:
[email protected].
1
VOORWOORD
Berlijn, the day after ‘Maanden van voorbereiding op weg naar het WK in Berlijn en dan begint zo’n toernooi pas echt’. Ook voor bondscoach horden Marita van Zwol die zaterdag 15 augustus afreisde naar Berlijn met de groep in het oranje. ‘Dan komt ook het gevoel dat het toernooi echt gaat beginnen. De dagen na aankomst samen met Gregory het warming up veld verkennen, waar is de callroom, hoe lang doen de bussen erover etc. De eerste training is dan nog wat loslopen en kort sprintwerk op het warming up veld. De training daarna is een wedstrijdspecifieke training en dan is het een dag rust voordat de eerste ronde van de 110m horden begint. Vanaf de aankomst tot op het moment dat de series beginnen werken Gregory en ik veelal 1 op 1. Vooral op dag zelf en de dag daarvoor plannen we, wanneer we samen eten, even een kopje thee drinken etc. We weten precies wat we aan elkaar hebben en wat voor rituelen belangrijk zijn. Wanneer we naar het stadion gaan zijn we nog steeds relaxed, er zijn dan nog niet veel spanningen te voelen bij ons beiden. De warming up is meestal niet heel lang en eindigt met een sprint voluit. Dit geeft Gregory het gevoel dat hij controle heeft over snelheid. De series, dit is gewoon een kwestie van doorkomen en geen fouten maken. De spanning komt pas echt wanneer de halve finale voor de deur staat. Ook dan werken we 1 op 1, vanaf het ontbijt tot vertrek met de bus naar het warming-up veld. Ook nu is zijn warming up niet veel anders dan in de series, de sprintjes aan het eind zien er wel scherper uit en de focus is heel hoog net zoals in Turijn. Dit geeft mij als coach het vertrouwen dat het wel goed zit en ben ik eigenlijk dan nog vrij relaxed. Spannend wordt het voor mij pas wanneer Gregory in het blok zit. Aanvoelen wat Gregory nodig heeft op een toernooi en daarop inspelen is heel belangrijk voor zijn voorbereiding. Na de halve finale is er een ontlading bij Gregory. Heel begrijpelijk, want je hebt hiervoor het hele jaar gewerkt. Toch moet ik als coach direct de focus weer terugbrengen, want de estafette rekent op Gregory. Niet alle coaches zijn het met me eens om een hordenloper ook in te zetten voor de estafette, maar zelf ben ik van mening dat juist het opnieuw de focus terug brengen naar een volgend onderdeel en hard te lopen je als atleet sterker maakt. Voor mij als coach zit de taak er dan op en ben je achter je laptop al weer bezig met het volgende seizoen. Wat worden de speerpunten, waar moet het trainingsplan bijgesteld worden, wat worden de techniek aandachtspunten etc. En na de estafette volgt overleg met Gregory en Ulli Knapp over komend jaar. Terug gekomen in Nederland is alles ineens voorbij. Althans dat is het gevoel bij de eerste dag na aankomst. Waar je het hele jaar hard voor gewerkt hebt met Gregory met als doel top 10 WK Berlijn is nu dan afgelopen. Geëindigd als 12e, geen slecht eindresultaat, maar wel een dubbel gevoel wetende dat de finale met 2/100ste dichtbij was. Toch moeten we weer verder, coach en atleet moeten weer aan de slag, want de maand september heeft nog een aantal wedstrijden in petto. Het opnieuw opladen en zorgen dat atleet gefocust blijft in de trainingen tot de laatste wedstrijd van 25 september in Daegu, Korea. En dan met vakantie.’
Marita van Zwol Bondscoach Horden
2
ONTWIKKELINGEN ATLETIEKUNIE
Cursussen De vakantie periode is voorbij. Mensen zijn weer aan het werk en het nieuw cursus seizoen van de Atletiekunie staat voor de deur. Dit houdt concreet in dat de onderstaande cursussen dit najaar starten (in onderstaand overzicht zijn de Looptrainer 3 cursussen niet opgenomen). Op basis van het huidige aantal aanmeldingen moeten er op verschillende plaatsen nog flink wat cursisten bijkomen om de cursus door te laten gaan (het minimum per niveau 3 cursus is 12 deelnemers). Ik doe daarom een dringend beroep op trainers en trainerscoördinatoren geïnteresseerden binnen de vereniging te wijzen op deze interessante cursussen. Alvast mijn dank daarvoor.
Mobiliseer cursisten, zodat cursussen niet geannuleerd hoeven te worden! Planning Atletiektrainer 3 Plaats: Oosterhout
Startdatum: 10 oktober 2009 Vereniging: Scorpio
Atletiektrainer 3 Plaats: Deventer
Startdatum: 17 oktober 2009 Vereniging: AV Daventria
Atletiektrainer 3 Plaats: Uithoorn
Startdatum: 17 oktober 2009 Vereniging: AKU
Juniorenatletiektrainer 3 / Pupillenatletiektrainer 3 Plaats: Deurne
Startdatum: 10 oktober 2009 Vereniging: AV Lopersgroep Deurne
Juniorenatletiektrainer 3 / Pupillenatletiektrainer 3 Plaats: Roosendaal
Startdatum: 10 oktober 2009 Vereniging: Thor
Juniorenatletiektrainer 3 / Pupillenatletiektrainer 3 Plaats: Amstelveen
Startdatum: 31 oktober 2009 Vereniging: AV Startbaan
Juniorenatletiektrainer 3 / Pupillenatletiektrainer 3 Plaats: Zwolle
Startdatum: 31 oktober 2009 Vereniging: AV PEC 1910
Voor meer informatie over de opleidingen kijkt u op: Atletiektrainer 3: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=125 Juniorenatletiektrainer 3: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=126 Pupillenatletiektrainer 3: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=130 Looptrainer 3: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=131 Paul Peters, manager kaderontwikkeling Atletiekunie
3
NIEUWS Verenigingsmonitor 2008: Proactieve houding sportbestuurder gevraagd Om de sportverenigingen vitaal te houden moet de verenigingsbestuurder zich proactief opstellen, moeten er beleidsplannen ontworpen worden, een strategie opgesteld om leden te werven en te behouden en moet samenwerking worden gezocht met anderen. De verenigingsmonitor 2008 die in juni 2009 verscheen geeft veel informatie over de stand van zaken in de sportvereniging en wijst op ontwikkelingen waar sportverenigingen op in kunnen spelen. Een kleine selectie uit de conclusies bij de verschillende onderwerpen. Let op: dit onderzoek betreft alle sportverenigingen dus niet uitsluitend atletiekverenigingen: Beleid en strategie • Iets meer dan de helft (51%) van de clubs heeft haar beleid op papier gezet en drie vijfde beschikt over een duidelijke missie en visie voor de langere termijn. • Ledenbehoud was in 2008 het belangrijkste beleidsmatige speerpunt, gevolgd door ledenwerving. • Van de clubs kent 13 procent geen knelpunten. Van alle verenigingen die knelpunten ervaren, heeft 69 procent zorgen met betrekking tot het ledenbestand (geringe aanwas daling), op de voet gevolgd door kaderproblematiek (63%: het vinden van geschikte vrijwilligers en vrijwilligers voor specifieke taken). • Twee vijfde van de verenigingen betwijfelt of ze met (het aantal beschikbare uren in) de huidige accommodatie op de huidige locatie nog jaren vooruit kan. • Het overgrote deel van de sportverenigingen (91%) maakt voor advies en ondersteuning gebruik van de dienstverlening van andere organisaties en/of instanties. De verenigingen doen hierbij vooral een beroep op de gemeenten en de eigen sportbonden. • In de nabije toekomst wil bijna twee derde van de clubs gebruik maken van professionele hulp. De hulpbehoefte ligt vooral op het vlak van werving van sponsors/adverteerders, gevolgd door ledenwerving en het opstellen van beleidsplannen. • Ruim driekwart van de verenigingen (79%) heeft in het afgelopen jaar samengewerkt met andere instanties: met andere sportverenigingen, gemeenten en sportbonden. Samenwerking met andere sportverenigingen kenmerkt zich voornamelijk door overleg en uitwisseling van ervaringen. Een derde van de samenwerkende verenigingen werkt samen met scholen. Dit betreft voor het overgrote deel samenwerking met basisscholen (81%). Daarbij gaat het voornamelijk om het gezamenlijk organiseren van kennismakingscursussen en sportdagen/toernooien en accommodatiegebruik. • De meeste verenigingsbestuurders vinden dat hun vereniging een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft (78%) en dat sportiviteit en respect expliciete aandacht moeten krijgen binnen de vereniging (85%). De verenigingen (61%) zien voor zichzelf het meest een rol weggelegd bij het maatschappelijke thema ‘Sportwaarden’ met daarin aandacht voor de individuele waarden van de leden: zelfvertrouwen, sociaal gedrag, prestatievermogen en welbevinden. • Iets meer dan een kwart van alle clubs (27%) was dit jaar betrokken bij lokale sportstimuleringsprojecten. • De verenigingen zijn overwegend positief gestemd over de toekomst van de club. • Iets meer dan de helft van de clubs (55%) heeft voor de periode tot 2013 een groeiambitie. De verenigingen verwachten de meeste groei bij de jeugd (12-17 jaar). • De helft van de verenigingen zet zich actief in voor de introductie van nieuwe sport- en spelactiviteiten en/of het flexibiliseren van lidmaatschapsvormen. Aanbod • Het activiteitenaanbod omvat bij 70 procent van de verenigingen de gebruikelijke trainingen, competities, toernooien en wedstrijden. Clinics en cursussen worden door 30 tot 40 procent van de verenigingen georganiseerd. • De meeste verenigingen verzorgen sportaanbod voor recreatiesporters, volwassenen van 18 tot en met 64 jaar en wedstrijdsporters. Twee derde van de verenigingen heeft sportaanbod voor jongeren tot en met 17 jaar en ongeveer 15 procent van de verenigingen heeft sportaanbod voor bedrijven en mensen met een beperking.
4
• • •
Vier vijfde van de verenigingen organiseert naast het reguliere sportaanbod ook nevenactiviteiten voor de leden. Van de clubs organiseert 72 procent ook activiteiten voor niet-leden. Twee vijfde van de verenigingen biedt ook andere faciliteiten naast de sportfaciliteiten zoals huiswerk-/vergaderruimtes, kinderopvang en sportverzorging. Van deze faciliteiten wordt fysiotherapie/sportverzorging het meest aangeboden. Grote verenigingen hebben doorgaans een ruimer activiteitenaanbod en meer faciliteiten dan kleine verenigingen. De betrokkenheid van de leden is er echter iets geringer dan bij kleine clubs.
Doelgroepen • Bij 52 procent van de clubs zijn ook allochtonen lid. Deze verenigingen tellen gemiddeld 16 allochtone leden. Bijna de helft (47%) van de clubs kent enkele leden met een beperking of chronische ziekte. • Bij de meerderheid van de clubs (57%) is het ledenaantal in het afgelopen jaar (licht) gegroeid, bij 29 procent juist afgenomen. In 2009 verwacht een kwart van de clubs te groeien in ledental. • Van de verenigingen gaat twee vijfde systematisch na wat de belangrijkste redenen van aanen/of afmelding zijn. De twee belangrijkste redenen voor aanmelding bij een sportvereniging zijn: gezelligheid/sociale contacten en prestatie/competitie. De belangrijkste redenen voor afmelding zijn: tijdgebrek en gezondheidsklachten. • Minder dan de helft (47%) van de sportende leden neemt deel aan de officiële competities. Van de leden kan 22 procent worden beschouwd als prestatiesporter en 58 procent als gezelligheidssporter. Kader • Gemiddeld beschikken verenigingen over 40 vrijwilligers. Van iedere 5 leden is er gemiddeld 1 actief als vrijwilliger. Bij kleine verenigingen is dit percentage hoger dan bij de grote verenigingen. Bijna een vijfde (17%) van de verenigingen kampt met een vrijwilligerstekort. Een derde beschikt niet over voldoende trainers. • Bijna de helft van de verenigingen (46%) komt kaderleden op een of andere wijze financieel (belastingvrije vrijwilligersvergoeding, salaris of onkostenvergoeding) tegemoet. Onder de grote verenigingen is dat 72 procent. De verenigingen in het panel hebben gemiddeld 1,6 betaalde medewerkers. • Het gemiddelde verenigingsbestuur telt 4 of 5 mannen en 1 of 2 vrouwen. De gemiddelde leeftijd onder sportbestuurders is 49 jaar. Ruim twee derde van de verenigingen (69%) heeft een bestuur dat uitsluitend uit leden van middelbare leeftijd bestaat (36 t/m 55 jaar). • De helft van de verenigingen is enigszins (31%) of voldoende (20%) op de hoogte van de mogelijkheden voor combinatiefuncties voor sport en onderwijs. De ervaringen van de 31 verenigingsbestuurders die werken met een combinatiefunctionaris zijn neutraal tot positief. Financiën • Twee derde van de verenigingsbestuurders beschouwt de eigen vereniging als financieel (zeer) gezond, 31 procent van de verenigingen sloot 2007 af met een (beperkt) negatief saldo. • De gemiddelde inkomsten van de verenigingen bedragen ruim 59.000 euro (kleine verenigingen ruim € 6.300; grote verenigingen bijna € 167.000). • Leden en donateurs blijven voor verenigingen de belangrijkste bron van inkomsten(58%). De belangrijkste uitgaven zijn de accommodatiekosten (36%). Bron: Verenigingsmonitor 2008, De stand van zaken bij sportverenigingen, W.J.H. Mulier Instituut, juni 2009, Janine van Kalmthout, Marcia de Jonge, Jo Lucassen. In opdracht van NOC*NSF en met steun van het ministerie van VWS. Uitgeverij Arko Sports Media.
Topsporters ‘vergeten’ soms hun blessures als ze moeten presteren Alhoewel topprestaties slechts geleverd kunnen worden met een lichaam in topconditie nemen topsporters hun fysieke gesteldheid niet altijd even serieus. Bekend voorbeeld is natuurlijk de Chinese volksheld Xiang Liu die onder het oog van de camera’s en miljoenen landgenoten op de tribune al voor de eerste horde in de series de baan afstrompelt. Jenneke Bogerd, Fleur van Haasteren en Ian Mostert onderzochten de spanning tussen het streven naar succes en de aandacht voor de gezondheid. In welke mate houdt een topsporter rekening met zijn lichamelijk welzijn om zijn droom te bereiken en wie oefenen hier invloed op uit?
5
De belangrijkste aanbevelingen uit hun onderzoek zijn: 1. In beleidsplannen moet meer aandacht geschonken worden aan het lichamelijk welzijn bij topsporters. Geblesseerde topsporters zouden als aparte groep kunnen worden onderscheiden, waarbij bijvoorbeeld aandacht uitgaat naar financiële ondersteuning en advies over een maatschappelijke carrière. Daarnaast is het van belang om actoren in de sport bewust te maken van de waarde van een topsporter (ook als hij of zij tijdelijk niet kan spelen). 2. Topsporters moeten inzicht geven in het netwerk waarin zij verkeren. Op deze manier worden de sporters zich meer bewust van de invloed die betrokkenen op hen uitoefenen vanuit hun eigen belang. In het beperkte kwalitatief onderzoek van Bogerd, Van Haasteren en Mostert is nagegaan welke betekenis vier topsporters – twee mannen en twee vrouwen die allen op het hoogste (inter)nationale niveau acteren in verschillende sporten - geven aan hun lichamelijk welzijn in een prestatieve topsportomgeving. De betekenis van de onderzoeksresultaten is door de onderzoekspopulatie weliswaar beperkt, maar de uitkomsten bieden wel degelijk nuttige inzichten in een tot op heden nog tamelijk onontgonnen onderzoeksonderwerp in Nederland en kunnen daarmee verder wetenschappelijk onderzoek stimuleren. De conclusie luidt dat de betekenis die de topsporter geeft aan fysieke gezondheid, afhangt van de individuele topsporter en de context waarin hij of zij sport beoefent waarbij de tijdsdimensie, de soort sport en betrokkenen belangrijke factoren zijn. De vier topsporters gaven allemaal aan goed voor hun lichaam te zorgen en ernaar te luisteren. Aan de andere kant is er juist het pushen van het lichaam om tot goede prestaties te komen. De één sport met een gebroken neus, de ander met een achillespeesblessure en pijnstillers. Elke respondent is van mening dat (te) veel van het lichaam wordt gevraagd, wat ongezond is. De eerste associatie die de topsporters hebben met lichamelijk welzijn is de bewuste manier waarop zij omgaan met hun lichaam. Het wordt gezien als de motor voor het leveren van prestaties en om deze motor goed te onderhouden en haperingen te voorkomen, wordt gezond gegeten, voldoende rust genomen en hard getraind. Eén respondent vergaart ook zelf medische kennis en kan hierdoor aangeven bij een arts dat hij last heeft van ‘wervel C3’. Jenneke Bogerd, Fleur van Haasteren en Ian Mostert zijn studenten van de masteropleiding sportbeleid en sportmanagement aan de Universiteit Utrecht. Het onderzoek is verricht onder begeleiding van prof. dr. Maarten van Bottenburg (Bron: www.sportknowhowxl.nl, nieuwsbrief 16 juni 2009)
Trainersbestand van verenigingen De Atletiekunie heeft in het voorjaar van 2009 een enquête gehouden onder de aangesloten verenigingen, ‘betreffende het trainersbestand van verenigingen’. 206 verenigingen (76%) van de 271 verenigingen vulden de enquête in. Het ligt in de bedoeling in de toekomst vaker een enquête met dit onderwerp te houden. De belangrijkste uitkomsten zijn: • Een trainer geeft gemiddeld 7,1 jaar training binnen een vereniging. Looptrainers geven over het algemeen langer training dan trainers voor de baanatletiek (punt van nader onderzoek). • Dit gemiddelde van 7,1 jaar zorgt ervoor dat er jaarlijks 110 trainers wegvallen. Naast het opleiden van trainers kan er dus winst worden geboekt door het behoud van trainers; • De belangrijkste redenen om te stoppen als trainer zijn werk/studie (40%), verhuizing (22 %), gezinssituatie (17%) en de beperkte vergoeding (5%); • Het merendeel van de verenigingen (68%) geeft aan de kosten voor de opleiding van de trainers (deels) voor haar rekening te nemen; • Gemiddeld aantal actieve trainers per vereniging bedraagt 19. Het gemiddelde tekort bedraagt 3,5 trainers per vereniging; • In totaal 18 verenigingen hebben een ledenstop als gevolg van het tekort aan trainers (9%), bij vier verenigingen (2%) betreft dit een ledenstop bij loopsport, bij 14 verenigingen (7%) betreft dit een ledenstop bij de jeugd; • Van de actieve trainers binnen de vereniging is 34,5% ongediplomeerd, inclusief de JAL en AT trainers die niet alle vier de modules hebben afgerond. Hiervan staat bijna de helft zelfstandig voor een groep; • Bij de enquête hebben 52 verenigingen (25%) aangegeven over een (visie op) opleidingsplan te beschikken. Bij navraag zijn vijf opleidingsplannen ontvangen waarvan er drie als praktijkvoorbeeld met toestemming van de betreffende vereniging op de website van de Atletiekunie zijn geplaatst. • Daarnaast is slechts een klein gedeelte van de verenigingen structureel bezig met een trainersbeleid. Bron: brief van Rien van Haperen, directeur Koninklijke Nederlandse Atletiekunie, d.d. 21 juli 2009
6
Wat een kampioen onderscheidt van een amateur Het verschil tussen ‘gewone’ sporters en kampioenen zit hem niet alleen in de spieren, en zelfs niet alleen in de hersengebieden die onze bewegingen aansturen. Topsporters zijn beter in het nemen van beslissingen. Dat constateren de hersenwetenschappers Kielan Yarrow, Peter Brown en John Krakauer. In Nature Reviews Neuroscience geven ze een overzicht van de verschillen tussen het brein van een topatleet en een beginner of amateur. Het eerste verschil ligt een beetje voor de hand. In elk brein is het de motorcortex die onze spieren en daarmee onze bewegingen aanstuurt. De rechtermotorcortex regelt de linkerkant van het lichaam, terwijl de rechterkant van ons lijf door de motorcortex links wordt bestuurd. Beide kanten zijn ongeveer even groot. Behalve bij topsporters. Wetenschappers ontdekten dat bij toptennissers de kant die hun speelhand aanstuurt groter en beter ontwikkeld is. Zo heeft hun brein dus meer controle over de spieren in die hand en arm. Maar er zijn meer verschillen, en die hebben minder met spieren te maken en meer met slim spelen. Zo kunnen sporters beter voorspellen waar, in het voorbeeld van de tennissers, een bal die op hen af suist terecht gaat komen. En ze maken die voorspelling bovendien eerder, zodat ze meer tijd hebben om zich voor te bereiden. Een voorbeeld. Een amateur die een potje tennis speelt, kijkt naar de baan van een bal van de tegenstander en bedenkt dan wat hij moet doen. Een topspeler doet dat anders. Hij voorspelt waar de bal gaat landen uit de armbewegingen van zijn tegenstander. Daarmee wint hij kostbare milliseconden, omdat hij daardoor ook eerder in beweging kan komen en dus meer tijd maakt om te reageren. Om dit te kunnen, gebruikt het topsportersbrein hele gewone hersengebieden en cellen op een efficiëntere manier. Wetenschappers denken bijvoorbeeld dat kampioenen hun spiegelneuronen optimaal gebruiken om de koers van de bal af te leiden uit de bewegingen van hun opponent. Die spiegelneuronen stellen je in staat om je heel letterlijk even in iemand anders schoenen te verplaatsen: ze lezen een beweging en spiegelen vervolgens letterlijk de hersenactiviteit die de ander moet voelen om die beweging te kunnen maken. En om razendsnel de goede beslissing te nemen, communiceren de hersengebiedjes die we gebruiken voor zicht en aandacht (achter in je brein) planning (de prefrontale cortex, achter je voorhoofd) en voor het voorbereiden en uitvoeren van bewegingen (de premotor- en de motorcortex) voortdurend heel gefocust met elkaar, in een soort continue feedbacklus. Daardoor kan een topsporter zijn eigen bewegingen voortdurend bijsturen en dus veel beter reageren op wat er gebeurt op het veld. (bron: www.kennislink.nl, Asha ten Broeke, 1 juli 2009). De grote vraag die overblijft is natuurlijk: kan dit sporters ook helpen beter te presteren? Yarrow, Brown en Krakauer denken van wel. Betere kennis van hoe het brein van een topsporter werkt, kan een goede basis zijn voor het verfijnen van trainingsprogramma’s, zeggen ze. En ze gaan nog een stapje verder. In de toekomst denken ze dat het mogelijk wordt om aan het begin van een carrière al te voorspellen wat de kansen op succes op het hoogste niveau zijn. Hoe dat dan zou moeten, laten de hersenwetenschappers in het midden. De tijd zal het leren. Yarrow, Brown en Krakauer publiceerden hun conclusies in het vakblad Nature Neuroscience Review onder de titel ‘Inside the brain of an elite athlete: the neural processes that support high achievement in sports’
Professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland De Nederlandse topsport is vooral gericht op talentontwikkeling en (internationale) topprestaties. Dat is logisch: in de topsport draait het immers om winnen en sporters willen op topniveau presteren. De laatste tijd groeit echter het besef dat een sporter de (wereld)top niet of nauwelijks meer op eigen kracht kan bereiken. De condities en randvoorwaarden waaronder de topsport wordt beoefend, zijn steeds meer bepalend voor de kans op succes. Niet alleen de sporttechnische aspecten maar ook de arbeidsverhoudingen van sporters zijn van belang. Heldere en evenwichtige arbeidsverhoudingen behoren tot het professionele topsportklimaat waar Nederland naar streeft. Hoeveel sporters zijn er in Nederland voor wie de sportbeoefening een geheel of gedeeltelijk middel van bestaan is? Hoe zijn de contractuele afspraken en arbeidsverhoudingen van beroepssporters momenteel geregeld? Wat ontbreekt er nog aan? In Een wereld te winnen, professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, beantwoordt de Werkgeversorganisatie in de Sport (WOS) deze vragen. Het rapport geeft een visie en aanbevelingen die kunnen leiden tot een structurele verbetering van de arbeidsverhoudingen en de rechtspositie van beroepssporters. De ervaringen in aanverwante sectoren en in andere landen hebben daarbij als perspectief en voeding gediend.
7
Onderzoek uitgevoerd door de WOS, Werkgeversorganisatie in de Sport, met medewerking van Pieter Verhoogt (Sport2B), Maarten van Bottenburg (Universiteit Utrecht), W.J.H. Mulier Instituut en Henk Strating (HSArbeidsvoorwaarden BV). Een wereld te winnen. Professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland, Erik Lankers (WOS), Arko Sports Media, 978-90-5472-103-1.
Congres Sport, Wetenschap en Technologie ’09 Op dinsdag 13 oktober 2009 organiseert de Stichting Sports and Technology voor de zesde maal het congres om sport, bedrijfsleven, wetenschap en technologie bij elkaar te brengen. Voor het eerst gebeurt dit in samenwerking met InnoSportNL, en wel onder de noemer: Sport, Wetenschap en Technologie ’09. Het congres beslaat een breed middag- en avondprogramma met een compacte informatiemarkt, en aantal aantrekkelijke plenaire lezingen en zes themagerichte workshops. De lezingen worden onder meer verzorgd door sportwetenschapper Hanno van der Loo en ‘innovator’ Frans Nauta. Meer informatie op: www.sportwetenschapentechnolgie.nl.
Fanatieke ouders maken blessures erger Ook al heeft men (in België) vooral gekeken naar voetbal, onderstaande boodschap is wellicht herkenbaar voor atletiektrainers. Sportarts Luc van den Bossche merkt op dat voetballetsel bij kinderen vaak slecht behandeld wordt. Stoer zijn en de pijn verbijten. Met dat advies sturen fanatiek supporterende ouders hun kind maar al te vaak het voetbalveld op. 'Er zijn natuurlijk ouders die verstandig omspringen met hun voetballende kinderen maar ik word ook geconfronteerd met ouders die het helemaal verkeerd aanpakken. Je hebt vaders die vanuit frustratie om een eigen niet-bereikte voetbalideaal hun zoon pushen tot iets waarvoor dat kind ongeschikt is. En alles wat dat doel in de weg staat moet dan wijken. Als je soms zou horen wat ouders hun kinderen toeschreeuwen langs de zijlijn, dat zijn gemene oproepen tot pure agressie. Zo zijn al veel carrières van talentvolle jonge spelers in de kiem gesmoord. (…) Het begint al bij de keuze voor het voetbal. Sommige kinderen hebben nu eenmaal niet de lichaamsbouw of het talent om te voetballen. Dan moet je durven zeggen dat er nog andere sporten zijn waarvoor je kind misschien geschikter is. (…) Helemaal ergerlijk is het onvermogen van sommige ouders met blessures om te gaan. Hun kind moet stoer zijn en bij pijn moet je doorbijten. Niks ervan, zeker bij kinderen is pijn een signaal dat niet in de wind mag worden geslagen. De pijn bij kinderen wordt al van in de wieg niet begrepen. Iedere keer dat een baby huilt, zal het wel tandjes krijgen, zegt de volksmond. Mocht dat inderdaad zo zijn, dan had ieder kind het gebit van een krokodil!' Van den Bossche merkt op: 'Het is zo belangrijk dat de speler na de genezing van een blessure de kans krijgt om te revalideren. Dat betekent dat hij langzaam opnieuw bouwt aan zijn conditie tot hij opnieuw het niveau heeft bereikt van de groep. In een grote club als AA Gent gebeurt dat ook met speciale trainingen maar bij kleinere clubs wordt dat vaak overgeslagen. Ik ben ervan overtuigd dat er op die manier al veel carrières van talentvolle jonge spelers in de kiem gesmoord zijn.' Luc Vanden Bossche waarschuwt ook voor verkeerd pillengebruik bij voetbalblessures. 'Te vaak wordt bij pijn naar ontstekingsremmers gegrepen als Brufen, Nurofen en Voltaren. Maar in het geval van kniepijn gaat het vaak om microbreukjes van het bot en ontstekingsremmers blokkeren dan precies het herstel.' De sportarts erkent ook dat er tegenwoordig beenhard wordt gebikkeld op de grasmat. 'Voetbal is een contactsport waar blessures legio zijn. Daarom is het zo belangrijk dat trainers op een weloverwogen manier omgaan met jeugdige spelers omdat zij extra gevoelig zijn voor kwetsuren. Maar het zijn altijd beginnende trainers die na hun opleiding worden ingeschakeld bij de miniemen of de preminiemen. Eigenlijk zouden die leeftijdsgroepen getraind moeten worden door de trainers met de meeste ervaring.' (vet, CV) Bron: Het Nieuwsblad, 6 augustus 2009
8
BOEKEN
De publicaties in deze rubriek zijn geen aanbevolen literatuur door de Atletiekunie of de magazineredactie. Het zijn recent verschenen werken op het interessegebied van atletiektrainers.
Doeltreffend Trainen Aan het einde van de jaren tachtig schreef Peter Janssen zijn bestseller ‘Training, Melkzuur, Hartfrequentie’. De trainingsprincipes, die daarin beschreven werden, waren gebaseerd op zijn jarenlange ervaring en eigen onderzoek in zijn sportmedische praktijk in het Brabantse Deurne. Enkele jaren daarna begon de samenwerking met Hans Strijbosch, die het boek vertaalde in het Engels. ‘Training, Lactate, Pulserate’ vond snel zijn weg over de wereld en werd in vele talen vertaald. Duizenden enthousiaste duursporters over de hele wereld moeten geprofiteerd hebben van de duidelijke en heldere trainingsadviezen uit dit boek. Ook de gelijktijdige opkomst van de hartslagmeters, onder andere van Polar, heeft er voor gezorgd dat er in Amerika, Rusland en Duitsland nog steeds een aangepaste versie van dit boek op de markt is. De winst van ‘Doeltreffend Trainen’ zit hem in de vereenvoudiging en de toegankelijkheid van trainen met een hartslagmeter. Elke sporter kan, zonder ingewikkelde laboratoriumtesten met lactaatmetingen, zelf zijn omslagpunt en trainingsintensiteiten vaststellen. Het bevat naast de meer algemene trainingsinzichten speciale hoofdstukken die dieper ingaan op het hart, de voeding en overtraining. Reactie redactie: Jammer dat ‘Doeltreffend trainen’ geen Index heeft en literatuuropgave mist. Ook is er geen bronvermelding van de afbeeldingen. Dat maakt het interessante en informatieve boek minder toegankelijk en gaat ten koste van de verifieerbaarheid van de inhoud en daarmee het toetsen van de actualiteit en relevantie.
Doeltreffend trainen, 271 pagina’s Auteurs: Peter Janssen en Hans Strijbosch ISBN: 978-94-6008-010-4 Prijs: €19,00 Uitgave: Nieuwstaat: Kirjaboek
Coachen. Vinden, binden, scoren Coachen is een combinatie van ambitie, overtuiging, samenwerking en commitment. Je moet zorgen dat je mensen vindt die zich willen inzetten om samen met jou een doel te realiseren. Vanuit een heldere visie, waarmee je verbindingen legt en energie genereert, bind je mensen aan het doel. Gezamenlijk trek je op om uiteindelijk te scoren. Hierbij gaat het niet alleen om het resultaat, maar ook om het proces ernaartoe. Met heldere praktijkvoorbeelden illustreren de schrijvers hoe de moderne coach, de eco-coach tot het gewenste resultaat komt. Het boek is bruikbaar voor iedereen die in de sport (of het bedrijfsleven) werkzaam is, ongeacht het niveau. Reactie redactie: slordig is dat de auteurs Hans van Cuyk (sic, men bedoelt Has van Cuijk) noemen als voormalig trainer van Ellen van Langen. Meer informatie op www.ecocoach.nl
Coachen: vinden, binden, scoren, 204 pagina’s Auteurs: Ruben Bakema en Tjalling van den Berg Uitgever: Tirion Uitgevers ISBN: 978 90 439 1263 1 Prijs: € 19.95
9
Hardlopen voor vrouwen Er is al veel geschreven over hardlopen, maar vrijwel altijd in algemene zin of toegesneden op de mannelijke loper. Voor vrouwen is hardlopen echter in allerlei opzichten iets anders dan voor mannen. Een vrouw heeft een andere hormoonhuishouding, heeft borsten en kan kinderen krijgen. En dat alles maakt dat vrouwen deels ook anders denken en lopen. In Hardlopen voor vrouwen geeft Barbara Kerkhof behalve uitleg over techniek en training ook talloze tips en aanwijzingen om het hardlopen zo plezierig en gezond mogelijk te maken. Hoe kun je het hardlopen (met behulp van schema's of door aansluiting in een loopgroep) verantwoord opbouwen? Hoe zit het met voeding en wedstrijdvoorbereiding? Wat te doen tijdens een zwangerschap en hoe het lopen weer op te pakken na een bevalling? Hoe combineer je het lopen met werk en gezin? Welke sportbeha past je het beste? Dat zijn enkele van de vele vragen waarop dit boek antwoord geeft. In Hardlopen voor vrouwen worden daarnaast de ervaringen geciteerd van diverse vrouwen van verschillende leeftijd, achtergrond en prestatieniveau. Ook zijn in het boek interviews opgenomen met bekende hardlopende vrouwen als Ida van Belle, Suzanne Bosman, Jessica Durlacher, Adrienne Herzog, Marike Jager, Merel de Knegt, Leontien van Moorsel, Simone Theelen en Gerda Verburg. Hardlopen voor vrouwe, 176 pagina’s Auteur: Barbara Kerkhof Uitgeverij: Arbeiderspers ISBN: 978 90 295 6759 6 Prijs: € 19.95
10
COLUMN
Elly Ik zit in Portugal, aan de Algarve. In een dorpje dat Cabanas heet, om precies te zijn. En dat is een inspirerende omgeving, zowel om te schrijven als om te lopen. Ik voel me dan ook een soort mix van Heleen van Royen en Elly van Hulst. Niet geheel toevallig twee dames die veelvuldig in dit fraaie land vertoeven. Had die Van Royen trouwens óók geen journalistieke Ton, die voor SBS vrolijk de nudistencamping op- en de parenclub in ging? Zie ik mezelf nog niet doen. Maar we dwalen af. Kunnen we het beter over Elly van Hulst gaan hebben. Vandaag is immers de eerste dag van de WK atletiek in het vanaf hier verre Berlijn. En daar hebben ‘we’ niet één maar twee loopsters op de 1500 meter aan de start. Twee! Dat is ongekende luxe, zeker in een ploeg die nogal wat kopstukken mist en die bovendien niet al teveel vrouwen herbergt. Dat hebben Susan Kuijken en Adrienne Herzog dus – elk via hun geheel eigen weg – goed gedaan. Maar toch bekruipt me, zo op de vroege Portugese zaterdagochtend, een gevoel van heimwee naar Elly van Hulst. En dat, terwijl zij haar grootste successen niet eens op de 1500 meter maar op de 3000 meter boekte. Zoals ik ook de dames Kuijken en Herzog overigens beter op langere afstanden vind passen, maar dat weten zij zelf ook. Elly dus. Als ik mijn ogen dicht doe – en dat is in de ontluikende zon hier geen slecht idee – zie ik haar weer naar die magistrale 8.33 snellen. En met die lange, kordate pas die kleine Afrikaanse atletes bij vlagen tot wanhoop drijft. Ik raak er zowaar geïnspireerd van en zie mezelf hier al over het strand draven, de bewonderende blikken van al die Engelse toeristen en vakantie vierende Portugezen in mijn rug. Is het de zon? Is het de port van gisteravond? Ik, die ooit op een 1500 meter ben gedubbeld en die nooit sneller dan 5.16 ben geweest. Ik denk eraan tijdens mijn vakantie te gaan hardlopen. En dat allemaal door de gedachte aan Elly van Hulst. Dat gelooft niemand. Had ik tòch mijn loopschoenen in mijn koffer moeten stoppen …
Ton de Kort, voormalig baanatleet en jeugdtrainer, is journalist en nationaal microfonist
11
MEDISCH Nieuwe behandelmethode voor peesblessures
Behandeling moet pijn doen! Jan Heusinkveld Ontstekingsremmers en rust hielpen niet. De hormooninjectie van de orthopedisch chirurg hielp niet. Absolute rust door middel van zes weken gips hielp niet. Bleef over een operatie om ontstoken materiaal te verwijderen. Echter: de wachtlijst daarvoor was een jaar. Ten einde raad ‘nam ik een rigoureus besluit: ik ga naar het bos en loop mijn achillespees helemaal kapot’. Maar dat gebeurde niet: ‘het lopen ging best goed, er ging niets kapot. Nadien heb ik drie marathons gelopen’. Zo ontstond ook de nieuwe behandelmethode Bovenstaand verhaal is uit het onder 14 genoemde artikel. Het betrof een ingezonden brief van een hardloper die teneinde raad was. Zoiets, althans zo gaat het verhaal, speelde zich zo’n 10 jaar geleden ook af met een hardlopende Scandinavische hoogleraar. Ook die had last van een chronische achillespeesblessure en zo’n beetje alle mogelijke behandelmethoden geprobeerd. Ten einde raad ging hij maar hardlopen met als motto: we zien wel hoe het gaat. En ook bij hem ging het eigenlijk alleen maar beter. Maar hij ging verder: hij ontwikkelde een behandelmethode, publiceerde er over en zocht naar wetenschappelijke verklaringen en achtergronden. Zo ging het balletje rollen. Wat is die behandelmethode Stel, dat iemand last heeft van de achillespees van het linkerbeen. Wat je dan moet doen is het volgende. Je gaat op een traptrede staan met beide handen aan de leuning, als het kan links én rechts. Die handen gebruik je alleen maar voor het bewaren van het evenwicht, niet om de oefening te ondersteunen. Je gaat op beide benen met je enkels gestrekt zo hoog mogelijk staan. Vervolgens zak je op je linkerbeen vanuit die hoge stand langzaam door je enkel tot je zo ver mogelijk door je enkel gezakt bent. Dat noemt men een excentrische belasting: je belast een spier wel, maar hij verkort daarbij niet, neen: hij wordt langer. Vanaf dat laagste punt ga je weer met beide benen omhoog, en vervolgens weer op hetzelfde linkerbeen langzaam naar beneden. Dat doe je twee keer per dag, 12 weken lang, elke keer drie series van 15. En dan ook nog: je doet drie series van 15 keer met gestrekte knie en drie series van 15 keer met gebogen knie. De reden daarachter is, dat de achillespees aan het boveneinde aan twee kuitspieren vastzit: de gastrocnemius en de soleus. En omdat laatstgenoemde spier vlak onder de knie aan het onderbeen vastzit, en je het aan de soleus vastzittende gedeelte van de pees ook wilt behandelen, moet je dat met gebogen knie doen: de gastrocnemius wordt dan min of meer uitgeschakeld. Het is een soms pijnlijke en in elk geval eentonige behandelwijze, waar veel zelfdiscipline voor nodig is. Maar de resultaten zijn verrassend goed. Vrijwel iedereen die deze behandeling onderging, kwam weer aan het lopen. Alleen het onder 5 genoemde verslag is een dissonant maar de daarin verkondigde afwijkende mening wordt niet onderbouwd. Eigenlijk was er al eerder een aanzet. In 1986 werd er al geëxperimenteerd met excentrische belasting, maar toen moesten de oefeningen met hoge snelheid en mocht de behandeling geen pijn doen. Zoals gezegd, zo’n 10 jaar geleden werd die draad weer opgepakt, met als toevoeging: je moet het langzaam doen, en het mag, neen: moet, pijn doen. Van tendinitis naar tendinosis en naar tendinopathie Eerst even uit het woordenboek: tendon is pees, itis is ontsteking, beide woorden samen vormen het woord ‘tendinitis’ en dat betekent dus peesontsteking. Tendinosis betekent alleen maar: betrekking hebbend op de pees. Pathie betekent ‘kwaal’ of ‘aandoening’. Tendinopathie is dan ‘peesaandoening’ of ‘peeskwaal’. Vroeger meende men dat (achilles)peesproblemen ontstekingen waren. Daar is men inmiddels op terug gekomen. Alleen het onder 11 genoemde onderzoek heeft het weliswaar niet over
12
tendinitis, maar tendinosis, maar spreekt wel consequent van ontsteking. En ook hier loopt de theorie achter de praktijk aan. Pas toen een heel afwijkende, bij ontsteking zeer onlogische behandeling hielp, werd onderzocht hoe dat kon. En men ontdekte toen dat er geen sprake is van een ontsteking maar een soort degeneratie: de vezels liggen niet mooi in lijn, maar ‘ongeorganiseerd’ en discontinue. En als de pees dikker is zie je ook dat er nieuwe bloedvaten inclusief zenuwen gevormd zijn. Dus is het niet langer tendinitis, maar tendinosis of tendinopathie. En dus zijn ontstekingsremmers niet langer de oplossing. Waarom helpt deze behandeling De geleerden zijn het er nog niet over eens, waarom deze methode helpt. Het meest voor de hand liggend is, dat door de langzame excentrische belasting de nieuwe bloedvaten worden dichtgeknepen en ze daardoor uiteindelijk afsterven. Daardoor verdwijnt de pijn en krijgt de pees weer zijn normale dikte. Dit verklaart ook, dat de behandeling wél pijn mag/moet doen. Het is zelfs mogelijk, dat de pijn in het begin nog toeneemt. Verder zou deze ‘mechanische peesbelasting’ de collageenproductie (een stof die samen met andere stoffen de peesstructuur vormt) stimuleren, en dus het herstel bevorderen. Ook voor andere pezen In de vorige paragrafen ging het over de achillespees. Maar ook voor de kniepees (de pees beneden de knieschijf), voor de elleboogpees en voor de pezen van de schouderspieren is deze behandelwijze mogelijk. Bij de behandeling van de kniepees wordt dikwijls een therapie toegepast waarbij de patiënt op een plankje gaat staan dat 15-25° voorover gekanteld is. En, eigen ervaring: als je dat plankje andersom zet, en het dus als het waren achterovergekanteld is, kun je hem ook gebruiken voor de achillespeesbehandeling. De behandeling van deze pees is dan nog effectiever. En je belast je voorvoet minder. Voor zowel de achillespees alsook de kniepees geldt dat het naar beneden door de enkel en knie zakken zo’n 5-8 seconden moet duren. De beweging is dus echt heel langzaam, heel geleidelijk. De gebruikte bronnen geven geen details over hoe je het moet aanpakken bij elleboog- en schouderpees problemen. Maar niet voor alle kwalen Problemen met genoemde pezen kunnen ook een oorzaak hebben waarbij die excentrische behandeling niet helpt, of het alleen maar erger maakt. Soms is er wél sprake van een ontsteking, maar dan van het weefsel rondom de achillespees. Soms ook zit er een botuitsteeksel aan het hielbot waar de achillespees bij iedere landing en afzet tegen aan komt. De oplossing is dan niet excentrisch behandelen maar operatief weghalen/afschrapen van dat uitsteeksel. En bij de kniepees ligt de oorzaak soms niet in de kniepees zelf, maar in het feit dat de knieschijf niet goed door de ‘groeve’ glijdt. En dat komt meestal omdat de vastus medialis, dat is de spier aan de binnenzijde van het bovenbeen, te zwak is. En voor beide geldt dat er ook ontstoken slijmbeurzen kunnen zijn. Ook kan het bekken, de heup, de knie of de voet een standafwijking hebben. Dit betekent dat te allen tijde eerst medische hulp gezocht moet worden om andere oorzaken uit te sluiten. Overigens ontstaan peesblessures niet alleen door sportbeoefening. Ook in het normale dagelijkse leven kan het optreden, zeker als er eenzijdige belastingen zijn. Wel mag je concluderen dat sportbeoefening bestaande problemen kan verergeren. Hoe en wanneer pak je de training weer op De geraadpleegde bronnen geven weinig informatie over het ‘wanneer en hoe’ oppakken van de training. Alleen het onder 10 genoemde artikel geeft inzicht in hoe het in een praktijkgeval ging. Het artikel zelf geeft geen naam van de persoon waar het over gaat, maar uit de wel gegeven informatie kun je afleiden dat het moet gaan om Kim Gevaert, de Belgische ex-sprintster. Zij had last van beide achillespezen. De behandeling werd een meerjarenproject. Het duurde een vol jaar voor er een structurele verbetering in de pees optrad: in de eerste maanden werden de pezen zelfs nog dikker. Pas na één jaar trad er verbetering op. MAAR, en daar gaat het in deze paragraaf om: de ‘normale’ training ging gewoon door, nam zelfs nog toe. De excentrische peestraining werd om de normale training heen gebouwd. Een andere bron(7) zegt over het oppakken van de normale training: ‘hardlopen/wandelen is toegestaan, mits uit te voeren met
13
milde gevoeligheid en geen pijn’. Daar worden nog de volgende aanbevelingen aan toegevoerd: loop met lage snelheid, op vlakke ondergrond, en korte afstanden. De ‘oude’ therapie, toegespitst op de achillespees Het onder 13 genoemde artikel is een goede weergave van hoe er vroeger tegen aan werd gekeken. Maar het is méér dan dat: er staat een groot aantal ‘hints’ in, waar elke atleet ook vandaag nog zijn voordeel mee kan doen. Het gaat dan niet zozeer om het verhelpen van zo’n peesblessure, maar om het voorkómen ervan of om verergeren tegen te gaan. Samengevat: 1/ zorg altijd voor een goede warming-up, 2/ zorg voor een goede, geleidelijke, trainingsopbouw, 3/ doe aan spierversterkende oefeningen, 4/ loop op zachte, maar wel effen ondergrond, 5/ zorg voor schoenen met een goed dempende zool, 6/ doe een goede cooling-down. En bij toch optredende problemen: 7/ pas de training aan, 8/ zorg voor regelmatig koelen, 9/ ga naar een sportmedisch adviesbureau (SMA). Geraadpleegde bronnen, op volgorde van publicatiedatum: 1. Peers, Chronische tendinopathie: van tendinitis tot tendinose en tendinopathie, Geneeskunde & Sport, 2005;38(5):149-153. 2. Van Linschoten, reactie op het onder 1/ genoemde artikel, Geneeskunde & Sport, 2005;38(6):186. 3. Van Linschoten, Middelkoop, Boerma-Zeinstra: Exercise therapy for patellofemoral pain syndrome, verslag jubileumcongres VSG 40jaar 1965-2005, december 2005, 28-29. 4. Zwerver: excentrisch trainen bij chronische tendinopathieën, verslag jubileumcongres VSG 40jaar 1965-2005, december 2005, 33. 5. Pluim: 2e post Olympische congres sporttraumatologie: wintersport en winterspelen, Geneeskunde en Sport, 2006,39(2):78-79. 6. De Vos, Weir, Tol: recente ontwikkelingen in de behandeling van chronische tendinopathieën, Geneeskunde en Sport, 2006,39(2):97-105. 7. Kingma, de Knikker, Wittink, Takken: excentrische oefentherapie bij patiënten met een chronische achillestendinopathie: een systematisch literatuuroverzicht, Geneeskunde en Sport, 2006,39(3):89-95 8. Twee korte verslagen van een VSG congres uit nov/dec 2006, verslag 1: De Mos, Van El, De Groot, Van Schie, Van Arkel, Tol, Heijboer, Van Osch, Verhaar: biochemische samenstelling en ombouwsnelheid van collageen in achillespeestendinose, Geneeskunde en Sport, 2006,39(6):252, verslag 2: Hindriks, Stapper, Van Haeff, Backs: achillotendinopathie, aanpak bij niet-effectieve excentrische training, Geneeskunde en Sport, 2006,39(6):253. 9. Diercks: verslag 5e Groninger sportsymposium 26 januari 2007 UMC Groningen, Sport en Geneeskunde, 2007,40(1),46-47. 10. Geens, Brys, Piers: Reversibiliteit van achillespeestendinose als gevolg van excentrische peestraining, Sport en Geneeskunde, 2007,40(4):6-9. 11. Van der Lecq: Excentrische training bij chronische ontsteking van de achillespees, Sportgericht, 2007, 61, (4-5): 6-8. 12. Bos: van excentrische naar sportspecifieke training bij een voetballer met patella tendinopathie, Sportgericht, 2008,62,(5): 40-44. 13. Stolk: achillespeesklachten, In: digitaal magazine voor licentiehouders van de atletiekunie, no 4, december 2008. 14. Koning: de kwetsbare pees van achilles, Runner’s World, april 2009, 58-63. NB het blad Geneeskunde en Sport is in 2007 via een fusie opgegaan in Sport en Geneeskunde Jan Heusinkveld (1938), loopverslaafd na het zien van de eerste ‘sub-4 minute-mile’ op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan is bijna vanaf de aftrap betrokken geweest bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
14
AAN HET WOORD Voorzitter a.i. Pierre van Rijn: ‘We zijn een club in ontwikkeling’
AV’34 profileert zich met schoolatletiek Clemens Vollebergh De scholierencross en schoolatletiekdagen in Apeldoorn zijn al meer dan twintig jaar een succes. Samen met ACCRES afdeling sportstimulering & bewegingsonderwijs, organiseert atletiekvereniging AV’34 deze evenementen, waar duizenden scholieren uit Apeldoorn op af komen. Voor AV ’34 een prima gelegenheid leden te werven en het netwerk te vergroten, vindt ook ad interim voorzitter Pierre van Rijn. ‘Aan de Scholierencross doen jaarlijks zo’n 2100 kinderen mee en op de schoolatletiekdagen ontvangen we elk jaar tegen de 2500 deelnemers. ACCRES Apeldoorn BV slaagt mede hierdoor in haar doelstelling sport te stimuleren onder kinderen en wij promoten de atletiek. Daarnaast organiseert de afdeling nog twaalf andere takken van sport in competitie verband zoals handbal, korfbal, slagbal, voetbal en tafeltennis. De schoolatletiekdagen in mei of juni duren een week. Elk dagdeel komen er dan 300 leerlingen uit groep 7 en 8 van de basisscholen op onze atletiekbaan. Zij meten zich op vijf onderdelen: 60 meter, 600 meter, hoogspringen, verspringen en kogelstoten. Eventueel een 5e onderdeel (estafette) op vrijwillige basis. Dagelijks hebben we zo’n 18 medewerkers nodig: vrijwilligers van de club, medewerkers van ACRESS en vakdocenten uit het basis- en speciaal basisonderwijs. Het lukt niet alle trainers hierbij te betrekken, omdat die dikwijls overdag moeten werken. Ook voor de scholierencross moeten we een beroep doen op vrijwilligers van de club. Dat heeft nog steeds geen problemen opgeleverd maar het begint wel te kraken; gelukkig zijn er nog mensen die er voor vrijnemen.’
15
Voor welke uitdagingen ziet AV ’34 zich gesteld? ‘Op dit moment leggen we de laatste hand aan een meerjarenbeleidsplan. Met de nadruk breedtesport en willen we groeien naar topsport. Details kan ik nog niet geven omdat het plan eerst als concept in de Algemene Ledenvergadering aan de orde moet komen. Bij breedtesport moet je denken aan een aanbod van laagdrempelige beweegvormen als Sportief wandelen en Nordic Walking. Daarmee willen we nieuwe leden bereiken en, net als met de scholierenatletiek, aansluiten bij de behoeften van de samenleving. Een andere uitdaging is de accommodatie op wedstrijdniveau brengen en houden, anders komen we niet meer in aanmerking voor competitiewedstrijden of NK’s. Op onze accommodatie zijn meerdere gebruikers actief. Het onderhoud is niet onze verantwoordelijkheid maar hebben wij wel de meeste last van: een oneffenheid in het oppervlak van de baan, kapot hekwerk of de veiligheid van de discuskooi. Een uitdaging die er sinds afgelopen jaar bij is gekomen, vormen de vele NK’s in de prachtige indooraccommodatie Omnisport. Deze vragen veel extra inzet van onze vereniging en vrijwilligers.’
Tijd voor professionalisering? ‘We vinden nu nog steeds mensen binnen onze vereniging bereid de handen uit de mouwen te steken als wij een beroep op ze doen. Ook is er aandacht voor het niveau van de trainers. We zijn begonnen trainers in opleiding te brengen. Daarnaast is er begeleiding van jonge trainers in de vereniging waarbij we ondersteuning krijgen van Bart Bennema. Ik ben op de hoogte van de combinatiefuncties, waarbij zowel vakleerkrachten uit het basisonderwijs als trainers van (atletiek)verenigingen kunnen worden ingezet voor sportonderwijs na school. Maar ik ben daar wat terughoudend in, want als je er aan begint is er geen weg terug. Er is nu nog bekostiging vanuit het rijk, maar straks moeten de gemeenten dat overnemen. Ik vrees dat we dan als vereniging ook moeten bijspringen.’ En de topsport? ‘Het is zeer lastig om te benoemen dat je eerst breedtesport moet hebben om topsport te ontwikkelen, of juist andersom. Wat ik wel kan zeggen is dat topsport geld kost, dus als je bij topsport begint dan moet je
16
daar de financiële middelen voor hebben. Andersom, als je voldoende leden hebt, heb je wat meer financieel draagvlak. In principe hebben we afgesproken dat de financiële middelen voor topsport van buiten moeten komen. Dus van sponsors. Het ‘normale niveau’, voor zowel baanatletiek, wegatletiek en Nordic Walking etc. moet uit de contributie komen. Er moet een balans zijn: mensen voor de breedtesport moeten niet het gevoel hebben dat ze welkom zijn als lid om ervoor te zorgen dat anderen topsport kunnen bedrijven. We willen juist dat ze er ook van meegenieten: de breedtesport moet van het bestuur evenredig aandacht krijgen, zowel sportief als facilitair. Het zou mooi zou het zijn als we met zijn allen trots zijn op het eerste seniorencompetitieteam. Maar daarnaast vinden we het ook prachtig dat er evenementen zijn waarbij onze recreatieve leden hun sport kunnen uitoefenen en wanneer bijvoorbeeld de nordiccers het bos in gaat voor een prachtige wandeling in de natuur. Ook zijn we trots op onze lang afstandlopers die wedstrijden lopen in de omgeving of in het buitenland.’ Atletiekvereniging AV’34 Apeldoorn De Apeldoornse Atletiekvereniging AV ’34 vier dit jaar haar 75-jarig bestaan. De club telt 800 leden en 75 trainers. De trainers ontvangen een vergoeding op vrijwilligersbijdrage, er zijn ook recreanttrainers die geen vergoeding wensen. De hoogte van de trainersvergoedingen bij AV’34 staan volgens de interim voorzitter wel eens ter discussie, ‘de gehanteerde systematiek niet’. In het meerjarenbeleidsplan krijgt de trainersvergoeding overigens wel aandacht ook in bij het realiseren van topsportfaciliteiten. ‘gekoppeld echter aan onze financiële mogelijkheden’, tempert Van Rijn een te groot enthousiasme. ACCRES afdeling sportstimulering & bewegingsonderwijs ACCRES Apeldoorn B.V., een onderneming in de Veluwse vrijetijdssector, beheert en exploiteert meer dan 80 voorzieningen in Apeldoorn op het gebied van sport, educatie, ontspanning en recreatie. Consulent bewegingsonderwijs Frank Hofland: ‘Een belangrijke taak daarnaast is sportstimulering. Dat doen we door de organisatie van 14 schoolsporttoernooien waar 10.000 van de in het totaal 12.000 basisschoolleerlingen aan meedoen (er zijn natuurlijk kinderen die aan meerdere toernooien meedoen). Van de 64 Apeldoornse basisscholen doen de scholen gemiddeld aan zes tot zeven toernooien mee. Het sportieve imago speelt daarbij zeker mee en de leerlingen nemen het in speciale schoolsporttenues tegen elkaar op. Bij de schoolatletiekdagen springen we met een aantal mensen van ACCRES bij, om de vrijwilligers van AV’34 te ondersteunen. Ze kunnen ook leerlingen van het ROC bij het toernooi laten stagelopen. ACCRES is ook kartrekker waar het gaat om combinatiefuncties1. Hierbij krijgen leerlingen tijdens de gymles en in de naschoolse opvang, bijvoorbeeld hoogspringen onder leiding van een gediplomeerd atletiektrainer. Dat biedt mogelijkheden voor trainers en voor het bewegingsonderwijs. Hofland: ‘Een probleem is nog de financiering. In het eerste jaar wordt de combinatiefunctionaris geheel betaald door het rijk, daarna is er sprake van cofinanciering, waarbij het rijk nog voor 40% bijdraagt en de gemeente voor de overige 60% moet opdraaien. In een tijd waarbij gemeenten keuzes moeten maken, niet vanzelfsprekend. We gaan er vanuit dat het structurele karakter van de combinatiefuncties tenminste tien tot vijftien jaar betreft.’
1
Dit betreft de Impuls Brede Scholen Sport en Cultuur, die in de periode tot 2012 minimaal 2.500 fte aan Combinatiefuncties te realiseren. Hierbij gaat het om nieuwe en structurele arbeidsplaatsen waarbij een medewerker in dienst is bij één werkgever, maar werkzaam is bij minimaal twee organisaties in de sectoren onderwijs, sport en/of cultuur.
17
Club in ontwikkeling Van Rijn ziet zich nog wel een jaar in de functie van interim voorzitter: ‘Er moeten eerst nog wat zaken worden afgehandeld voordat een nieuwe voorzitter hier aan de slag kan. Die moet je niet opzadelen met allerlei werk dat niet af is. Ik zie ons vooral als een club in ontwikkeling’, sluit Van Rijn af. Meer informatie: www.av34.nl, www.schoolatletiedagen.nl, www.scholierencross.nl
Oproep! Zijn er lezers van dit digitaal magazine met suggesties voor de rubriek Aan het woord? Geef deze dan door aan de redactie:
[email protected]. Clemens Vollebergh is eindredacteur van dit Magazine en leidt een redactie- en adviesbureau voor sportbeleid, gezondheidsvoorlichting en leefstijlmanagement.
18
ARBOZAKEN
De juridische facetten
Op een dag… begin je een eigen Loopbedrijf! Michiel van Dijk ‘Als trainer een eigen loopbedrijf beginnen? Uitdagend, interessant, een nieuwe ‘vrije’ manier van werken, maar ook een stap die goede voorbereiding vraagt, onder meer op juridisch vlak’, betoogt jurist Michiel van Dijk. In dit artikel wordt stilgestaan bij diverse juridische kwesties die het starten van een eigen bedrijf met zich brengt. De verschillende rechtsvormen van en arbeidsverhoudingen binnen een onderneming worden besproken. Het spreekt voor zich dat deze bijdrage zich niet leent voor een extensieve uitwerking van alle do’s and don’t’s, Neem voor aanvullende informatie of advisering vrijblijvend contact op met ondergetekende. Rechtsvormen Een startende ondernemer moet een keuze maken uit de verschillende rechtsvormen. Het kiezen van een rechtsvorm heeft gevolgen voor de aansprakelijkheid bij schulden van de onderneming alsmede fiscale consequenties. De laatsten zullen in dit artikel buiten beschouwing worden gelaten. De eenmanszaak Voor het oprichten van een eenmanszaak is het enige vereiste dat de eenmanszaak wordt ingeschreven in het handelsregister. Na oprichting van de eenmanszaak is de eigenaar/oprichter geheel zelfstandig. Naar eigen inzicht kunnen beslissingen worden genomen en kan er worden gehandeld, hetgeen natuurlijk veel voordelen biedt. Overigens is mede afhankelijk van de soort ‘business’ een (fiscaal) BTW-nummer vereist. Het ondernemersrisico is echter ook geheel voor de eigenaar. Deze krijgt de gehele winst, maar in geval van verlies moet hij dit ook alleen dragen. Bijstorting van middelen uit het privévermogen kan dan wel eens noodzakelijk zijn. Gaat de zaak failliet, dan zal de eigenaar ook in privé failliet gaan. Is de ondernemer in gemeenschap van goederen getrouwd, dan vallen ook de bezittingen van de echtgenoot onder de aansprakelijkheid. Kortom, voorzichtigheid is geboden.
Is de ondernemer in gemeenschap van goederen getrouwd, dan vallen ook de bezittingen van de echtgenoot onder de aansprakelijkheid. De vennootschap onder firma (V.O.F) De vennootschap onder firma is een samenwerkingsvorm waarbij twee of meer natuurlijke- en/of rechtspersonen samen een bedrijf voeren. Kenmerkend voor deze ondernemingsvorm is dat iedere vennoot ‘iets’ inbrengt in het bedrijf: geld, goederen, arbeidskracht en/of goodwill. De oprichting van een V.O.F is in feite vormvrij. Het is echter wel aan te raden om de afspraken tussen de vennoten schriftelijk vast te leggen bij een advocaat of notaris. De vennoten zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F. Dat wil zeggen dat de schuldeisers de vennoten ieder voor het geheel der schulden kunnen aanspreken. Iedere vennoot is met zijn
19
privé-vermogen voor 100% aansprakelijk als de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt, ook als deze door een andere (bevoegde) vennoot zijn aangegaan. Dit betekent dat als de V.O.F. failliet gaat, de vennoten ook failliet gaan. De V.O.F. heeft een zogenaamd afgescheiden vermogen; het door de vennoten ingebrachte zakelijk vermogen is afgescheiden van het privévermogen en mag uitsluitend worden gebruikt voor de uitoefening van de onderneming. Als dit afgescheiden vermogen niet genoeg is om de schulden van de V.O.F. te voldoen, dan kunnen de zaakschuldeisers voor de gehele schuld bij het privévermogen van elk van de vennoten terecht. Verhaal (verrekening) tussen de vennoten onderling is daarna vanzelfsprekend mogelijk. Privéschuldeisers kunnen privéschulden niet op het zakelijk vermogen van de V.O.F. of op het privévermogen van de andere vennoten verhalen. De Besloten of Naamloze Vennootschap De B.V. en de N.V. zijn vennootschappen waarin het kapitaal in aandelen is verdeeld. Deze zijn in handen van één of meer aandeelhouders. Het oprichten van een B.V. of N.V. kan alleen bij notariële akte. In deze akte worden de statuten van de vennootschap vastgelegd. Ook moet de BV ingeschreven worden in het handelsregister. Een belangrijke eis is dat er bij de oprichting van een B.V. een minimumkapitaal van € 18.000,- in de vennootschap moet worden gestort en wordt aangewend voor de vennootschap. De aansprakelijkheid van de aandeelhouders is beperkt tot het bedrag waarmee zij in de vennootschap deelnemen. De B.V. en N.V. zijn als rechtspersoon zelfstandig drager van rechten en plichten. Dit betekent dat alle betrokken personen, zoals de directeur(en) en commissarissen, niet met hun privévermogen aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Een belangrijk verschil tussen de B.V. en de N.V. is dat de aandelen van de N.V. vrij overdraagbaar zijn. Het minimumkapitaal van de N.V. ligt bovendien hoger dan dat van de B.V., namelijk op € 45.000. Arbeidsverhoudingen Als de hardloopondernemer besluit personeel aan te nemen, dan kan dit op verschillende manieren. Er zijn verschillende contractsvormen mogelijk bij een bepaalde functie en situatie. Een werkgever kan met flexibele arbeid werken of een werknemer in vaste dienst nemen. Elk van deze mogelijkheden heeft wel een aantal juridische haken en ogen. Wees daarom zorgvuldig bij het opstellen van de overeenkomst en laat u tijdig en goed adviseren! De dienstbetrekking Een werknemer treedt doorgaans in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde. Is het nog niet zeker dat een werknemer voor lange tijd nodig is, of is de functie door tijdelijke drukte nodig, sluit dan een contract voor bepaalde tijd, een contract voor onbepaalde tijd laat zich namelijk niet eenvoudig beëindigen. Zorg er ook altijd voor dat in de overeenkomst een tussentijds opzegbeding wordt opgenomen, dit voorkomt veel onnodige inspanningen en kosten indien u tussentijds van een werknemer ‘af wilt’. Let op: voor een arbeidsovereenkomst is het niet vereist dat er ook een contract is getekend. Indien er tussen u en een iemand die voor uw onderneming werkt op enige wijze een gezagsrelatie bestaat, er een vergoeding wordt betaald en er persoonlijke arbeid wordt verricht, dan is er als snel sprake van een arbeidsovereenkomst. Dit werkt twee kanten op: enerzijds kan op basis van deze fictie snel aangenomen dat u als looptrainer wordt geconfronteerd met een werknemer, anderzijds kan het dat op basis van deze fictie u een arbeidsovereenkomst heeft met de atletiekvereniging die u inschakelt om looptrainingen te geven. Is er sprake van een arbeidsovereenkomst brengt dit veel verplichtingen voor de werkgever met zich mee. Zo dient een werkgever te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en verzekeringen, sociale lasten en belasting te betalen alsook het loon, zelfs als de werknemer ziek is. Verder dient een werkgever rekening te houden met zaken als het minimumloon, vakantiegeld, opbouw van vakantiedagen en de ontslagbescherming die een werknemer geniet. Bovendien heeft een werknemer ontslagbescherming en zal een ontslagvergoeding verschuldigd zijn bij een gedwongen ontslag. Deze vergoeding wordt berekend volgens de zogeheten Kantonrechtersformule (ga ik hier niet op in). Het kan daarom praktisch zijn op een andere wijze derden bij uw onderneming te betrekken. Zo kunt u gebruik maken van zogenoemde freelancers, ook wel zzp’er (zelfstandige zonder personeel) genoemd.
20
Zelfstandige arbeid Freelancers bieden diensten aan en werken zelfstandig voor verschillende opdrachtgevers. Door gebruik te maken van freelancers kan een ondernemer snel en goedkoop inspringen op veranderde omstandigheden in en buiten de onderneming. Er bestaat geen gezagsverhouding tussen de ondernemer en een freelancer; er is feitelijk volledige vrijheid voor beide partijen om al dan niet samen te werken (binnen de grenzen die worden overeengekomen). Van belang is wel dat de ondernemer zich er van verzekerd dat er echt sprake is van een freelance overeenkomst, en niet in feite van een arbeidsovereenkomst. Anders kan de ondernemer worden geconfronteerd met de dwingendrechtelijke bepalingen van het arbeidsovereenkomstenrecht en bijvoorbeeld verplicht worden om, alsnog, sociale lasten en belasting te voldoen. Aansprakelijk Als werkgever wordt snel aansprakelijkheid aangenomen als een ondergeschikte (lees: werknemer) binnen de arbeidsrelatie schade oploopt of veroorzaakt. Daarna kan de looptrainer ook aansprakelijk zijn indien onder zijn supervisie een ongeval gebeurt. Te denken valt aan een sport- en spelsituatie waar een atleet zich blesseert door bijvoorbeeld onoplettendheid, ongeschiktheid en/of ongediplomeerdheid van de trainer. Dit betekent dat van de looptrainer ook in dit verband grote oplettendheid moet worden verwacht en bijvoorbeeld contractuele beperking van aansprakelijkheid kan worden overeengekomen. Er is overigens op dit specifieke punt weinig rechtspraak en dat komt mede omdat het professionele looptrainersvak nog in de kinderschoenen staat. Conclusie Aan de juridische aspecten van het looptrainerschap zitten veel haken en ogen. Met betrekking tot de te kiezen rechtsvorm, de arbeidsverhoudingen en aansprakelijkheid is een goede inschatting van de juridische situatie van belang. Net als de voorbereiding op bijvoorbeeld een marathon, brengt de oprichting van een onderneming de nodige zorgvuldigheid mee. Als u hierover meer informatie wenst, kunt u daartoe contact met ondergetekende opnemen. mr. M.I. van Dijk en mr. H.W.P. van den Hout, CMS Derks Star Busmann, postbus 85250, 3508 AG Utrecht, t: 030-2121320, m. 06-21284805, e.
[email protected]
21
DE AANPAK De weg naar succes
Meerjaren Opleidingsplan Horden Betty Hofmeijer In het vorige digitale magazine besteedde ik aandacht aan het beleidsplan talentherkenning en talentontwikkeling 2009-2012 van de Atletiek Unie. Een plan dat aansluiting heeft met dat wat het NOC*NSF initieert op het terrein van talentherkenning en -ontwikkeling. Met de uitgangspunten centraal wonen, leren en trainen dat een programma verondersteld waarmee de in- en uitstroom van toptalenten op een gestructureerde en optimale wijze geregisseerd kan worden. In het verlengde van het beleidsplan talentherkenning en talentontwikkeling liggen de meerjaren opleidingsplannen van de diverse vakgroepen, te weten midden- en lange afstand, springen, werpen, sprint en horden lopen en meerkamp. In deze plannen worden onder andere inhoudelijke richtlijnen gegeven voor de trainingsinhoud en opbouw van jonge junioren tot senioren van topniveau. Alle meerjaren opleidingsplannen zijn terug te vinden op de website van de Atletiek Unie www.atletiekunie.nl onder topatletiek en vervolgens via de desbetreffende vakgroep. In de komende edities van het digitale magazine staat telkens het meerjaren opleidingsplan van een vakgroep centraal. In deze editie is dat het horden lopen. Een discipline die sinds 1 januari 2009 in de persoon van Marita van Zwol een fulltime coach kent. In dit verband spreek ik met Marita over het hordenplan. Speciale aandacht voor een aantal onderwerpen met de bedoeling de visie van de bondscoach te vernemen of te verduidelijken. Sport en maatschappij In het gesprek gaat het in eerste instantie over de positie van sport in de maatschappij. In de subkop op pagina 3 valt hierover te lezen dat vooral topsport de laatste jaren meer aanzien heeft gekregen maar tegelijkertijd wordt vervolgens ook geconstateerd dat binnen sport en bewegen er welhaast twee tegenstrijdige eigenaardigheden zichtbaar zijn geworden. Namelijk aan de ene kant de toename van de bewegingsarmoede binnen de maatschappij en aan de andere kant het gegeven dat de eisen die topsport aan de sporter stelt nog steeds hoger worden. In dit verband wordt in het meerjarenplan gesteld dat de fase van ‘leren trainen’ (in de leeftijdsfase van 10 tot en met 13 jaar) belangrijker is geworden en dat het om die reden meer van belang is om binnen de opleiding van een atleet breder te trainen en meer te werken aan een goed fundament voor de uitbouw van de sportcarrière later. Dat klinkt logisch maar hoe denkt de bondscoach hieraan in de praktijk handen en voeten aan te geven en wat ziet zij hierin als meest cruciaal? Oefenstof Marita vertelt dat zij de nieuwe manier van opleiden voor de horden hierin een belangrijke rol toedicht. ‘De nieuwe horden opleiding zal vanaf 2011 operationeel zijn. Het plan hiervoor is tevens onderdeel van het onderhavige meerjaren opleidingsplan. Als bondscoach is de aansturing ervan daarom ook in handen van Marita. Voor de leeftijdscategorie 10 tot en met 13 jarigen staan de diverse motorische basiseigenschappen als bijvoorbeeld snelheid, uithoudingsvermogen en lenigheid centraal. Ook de motorische basiseigenschap kracht krijgt nadrukkelijk accent. Uiteraard moet daarbij niet direct gedacht worden aan kracht in de vorm van haltertraining, maar vooral in de vorm van spierversterkende oefeningen met het eigen lichaamsgewicht. Het bewegingsapparaat sterk en stabiel maken is essentieel voor de belastbaarheid later en de D-junioren leeftijd is een prima leeftijd om hiermee op een gestructureerde manier te starten. Na deze meer algemene vraag is de oefenstof voor de diverse leeftijdsfasen op pagina 4 tot en met 8 aanleiding voor verduidelijking van een technisch aandachtspunt. Op pagina 5 namelijk wordt bij het ‘leren trainen’ van D-junioren gesproken over het horizontale probleem. Wat houdt dat precies in en wat is het belangrijkste in de trainingsaanpak om dit probleem te slechten. Daarnaast, bestaat er ook een verticaal probleem, wat moet men zich daarbij voorstellen en hoe kan dit probleem getackeld worden. ‘Marita legt uit dat het bij het horizontale probleem gaat om de overbrugging van de afstand tussen de horden; de tussenafstand derhalve. Ze voegt eraan toe dat het bij hordetrainingen essentieel is slechts zelden op de daadwerkelijke wedstrijd tussenafstand te oefenen. Het accent van het gros van de
22
trainingen zal juist moeten liggen op veel oefenopdrachten met korte(re) tussenafstand(en). Hiermee wordt hordelopen met een hoge frequentie centraal gesteld, horden kunnen lopen met een hoge frequentie is namelijk uiteindelijk één van de belangrijkste peilers voor een goede wedstrijdprestatie. ‘Het verticale probleem’, zo gaat Marita vervolgens verder, ‘spitst zich toe op de passagetechniek van de horde(n); vanaf het moment van de afzet voor de horde tot en met de landing van het eerste, opzwaaibeen, direct na de horde dus. Voor een goede passagetechniek zijn veel oefeningen beschikbaar die in trainingen goed aangeleerd moeten worden en vervolgens in trainingssituaties heel veel herhaling moeten krijgen.’ De opmerkzame lezer van het meerjaren opleidingsplan voor de horden constateert dat er in het hoofdstuk met de oefenstof (pagina 4 tot en met 8), maar ook in het plan in z’n geheel slechts eenmaal expliciet gesproken wordt over 400m horden. Hoe moet dat uitgelegd worden? Is onderscheid maken in de aandacht en aanpak voor de korte- en lange horden discipline niet op z’n plaats. En is er überhaupt wel voldoende aandacht voor het lange horden lopen in vooral de jonge leeftijdscategorieën. Eerst vanaf de C-junioren maakt de 300m horden sporadisch deel uit van het wedstrijdprogramma, maar bijvoorbeeld is het evenals bij de A- en B-junioren geen competitie onderdeel. Hiermee geconfronteerd reageert de bondscoach. ‘Het is inderdaad zo dat het bij de aandacht voor de lange horden zo ongeveer wel ophield bij het oefenen van de techniek van de horde passage met zowel het linker- als rechterbeen. Het is wat mij betreft dan ook zeker de bedoeling de lange horden in de toekomst meer te willen bieden, onder meer via het meerjaren opleidingsplan, maar ook in het nieuwe opleiden vanaf 2011. De lange horden moet een meer eigen gezicht krijgen en zal als discipline ook daadwerkelijk als een op zich zelf staande discipline benaderd moeten worden in plaats van meer als in het verlengde van de korte horden liggend. Dat betekent onder andere dat A- B-junioren ook geleerd moet worden horden op 400 meter snelheid en ritme te nemen èn onderscheid te gaan maken in de training van mannen/jongens en vrouwen/meisjes voor het onderdeel. Verder geeft Marita aan ook wat te willen gaan doen aan het (geringe) wedstrijdaanbod voor de 300m horden, het ontbreken van de lange horden in competitieverband bij de junioren en de (minimale) aandacht er voor bij de clubs’. Met de constatering dat de nieuwe bondscoach er alles aan gelegen is om de beide horde- disciplines een stevige impuls te geven besluit ik het prettige gesprek met de bondscoach horden Marita van Zwol. Betty Hofmeijer, Horden kort en lang trainer voor de Atletiekschool Aventus en TTC Hortas Apeldoorn Regiotrainer horden kort en lang voor de Atletiek Unie
23
DE KWESTIE
Met ingang van dit magazine heeft de redactie de rubriek De Trainer werpt op en De stelling samengevoegd tot één interactieve rubriek De Kwestie. Op deze manier kunnen beurtelings bondstrainers en clubtrainers hun mening of visie geven over een trainingstechnisch of trainingsorganisatorisch onderwerp.
Wel of niet de maximale hartslag vaststellen? Hallo trainers in den lande, Ik ben hardlooptrainer bij Trim Slim in Almere en train wekelijks lopers waarvan een aantal regelmatig meedoet aan wegwedstrijden. Anderen houden het liever bij alleen hardlopen voor gezondheid en plezier. Van diverse lopers met wedstrijdambitie krijg ik regelmatig het verzoek de max. hartslag een keer in de training vast te stellen. Tot nu toe hield ik deze boot af maar wil daar toch graag andere trainers over horen. a) is het überhaubt mogelijk de max. hartslag vast te stellen voor recreatief ingestelde lopers? b) moet ik deze lopers verwijzen naar een sportmedisch centrum oid? Graag jullie commentaar en eventueel advies. Sportgroet, Ben Stuivenberg (69) Looptrainer Pieter Kemper reageert op deze vragen als volgt: Het is zeker zinvol ook bij recreatieve lopers de maximale hartfrequentie (MHF) vast te stellen. Daar zijn diverse redenen voor aan te wijzen; 1. Veel lopers lopen tegenwoordig met een hartslagmeter maar weten niet goed in welke zones zij moeten trainen. In de regel gebruikt men de vuistregel 200 – je leeftijd ( man) en voor vrouwen 230- je leeftijd. Nu weet ik inmiddels uit de praktijk dat deze vuistregel ook echt een vuistregel is omdat er nogal wat afwijkingen mogelijk zijn: Sommige lopers van 50 halen nog net 160 hartslagen per minuut bij een maximale inspanning en andere lopers van die leeftijd halen zelfs 188 slagen! Meten=weten luidt daarom mijn stelling en ga het dus maar meten 2. Veel lopers vinden het vaststellen van de MHF ook ‘spannend’. Dat wil zeggen: het kan onderdeel zijn van de training maar wel met een speciaal doel en zij die zich aanmelden voelen bij mij in de groep in de regel ‘wedstrijdspanning’. Zij vinden het leuk en uitdagend en voor mij is dat ook van toegevoegde waarde. 3. Ik organiseer 2-3 keer per jaar een MHF test om te voorkomen dat één onbetrouwbare meting een foutief beeld geeft. 4. Meerdere keren meten verhoogt de betrouwbaarheid. 5. Voor en na zo’n test kun je ook wat theorie kwijt. Er zijn lopers die denken dat trainen de MHF verhoogt. Lariekoek natuurlijk! Tevens maak ik dan van de mogelijkheid gebruik om het verschil tussen omslagpunt ( wel trainbaar) en MHF uit te leggen. Want daar is onder lopers erg veel misverstand over. 6. Eenmaal de MHF vastgesteld met een geldigheid van circa 2 jaar is dit uitstekend bruikbaar om per loper een veel gerichter trainingsschema vast te stellen en heeft de loper het gevoel dat er
24
7.
maatwerk voor hem gemaakt is. En feitelijk is dat zo. Het voorkomt trainingen waarbij er veel te hard wordt gelopen. Vaak wordt er onbewust te hard gelopen: gevolg uitputting in plaats van de gewenste uithouding. Het gaat ten slotte om verhogen van het uithoudingsvermogen en niet van het uitputtingsvermogen! Naar een sportmedisch advies centrum verwijzen kan maar je kunt dit ook zelf organiseren. SMA’s kosten nogal wat geld. Hoe? 1. Lange Warming up waarbij hartslag een aantal keer al flink wordt opgevoerd. Bijvoorbeeld een aantal Steigerungen op flinke snelheid (submaximaal) 2. 800 – 1000 meter lopen waarbij begin heel rustig wordt gelopen en steeds iedere 100 meter licht versneld wordt. Tot de laatste 250 meter: dan vol gas de laatste 200- 250 meter en direct meten: binnen 10 seconden na aankomst omdat na 10 seconden de hartslag al weer begint te dalen. Pieter Kemper, hardlooptrainer bij O.S.S.-VOLO, Den Bosch
Stelling voor digitaal magazine nummer 4/2009
Trouw aan je groep of een trainerscarrousel? Bij de vereniging waar ik trainer ben, wisselen de trainers per training van groep (3 niveaus beginners, recreanten en prestatielopers). Dit zorgt bij de lopers vast en zeker voor afwisseling. Zelf vond ik het ook een goede manier om de vereniging (en het niveau van de lopers) te leren kennen. Langzamerhand worstel ik steeds meer met de vraag of het toch niet beter is om een vaste groep te trainen zodat je een betere interactie krijgt met de groep en bepaalde leerdoelen makkelijker weet te bereiken. Ik hoor graag verschillende invalshoeken DE LOPER Henk Bruggeman Onze vraag: Wat zou u doen? Mail uw antwoord (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 15 november 2009. Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten. Heeft u een dilemma in uw trainingsgroep (dat kan gaan over elke atletiekdiscipline) en wilt u trainingstechnische, organisatorische of communicatieve adviezen? Mail dan uw probleem (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] onder vermelding van naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats.
25
VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD
Niet voor iedereen even gemakkelijk!
Van de weg naar de baan Jan Heusinkveld Tot begin 70-er jaren van de vorige eeuw was de atletiek in ons land een kleine tak van sport, met een eigen subcultuur. Sindsdien is dat beeld grondig veranderd. Van www.atletiekunie.nl: ‘De loopsport is de snelst groeiende tak van atletiek in Nederland. Maar liefst vier miljoen Nederlanders lopen hard. Zij hebben de grote voordelen van het hardlopen ontdekt: je conditie verbetert, je weerstand neemt toe, je valt er van af en je humeur verbetert.’ Op die site wordt veel info geboden op diverse gebieden: een overzicht van verenigingen en mogelijke trainingspartners, looproutes, loopclinics, trimloopkalender en trainersopleidingen. In dit artikel over ‘loopgroepen’ worden de leden van deze groepen met de naam ‘trimmers’ aangeduid. Het zijn mensen die meestal niet echt trainen (zich voorbereiden op een wedstrijd), maar die ‘alleen maar’ willen lopen. Een tijdje geleden verzuchtte een oud-atleet in een interview in een regionale krant, dat Gerard Nijboer (bondscoach wegatletiek) de mila-baan(1) atletiek om zeep had geholpen. In de titel werd zelfs het woord ‘moord’ gebruikt. Verder lezend blijkt het met de moordzuchtige neigingen van Gerard nog wel mee te vallen. Door zijn prestaties op de marathon ging heel Nederland ineens wegwedstrijden lopen, waardoor de baan (nog) meer in de versukkeling raakte. Dat was zo’n beetje de boodschap. En door de geldbedragen gemoeid waren met wegwedstrijden, werd het alleen nog maar erger. Dit artikel gaat over een andere kant van de medaille. In hoeverre slagen trimmers er in om op baanwedstrijden prestaties neer te zetten die van hetzelfde niveau zijn als ze op de weg leveren? Onderverdeling in drieën Kijkend naar de mensen die deel uitmaken van een loopgroep kun je grofweg een verdeling in drieën maken. Allereerst is er de groep die vanuit het deelnemen aan trimlopen de weg naar de regionale, nationale of internationale top gevonden heeft. Het gaat om lopers die ‘de weg’ als hoofddoel blijven houden, maar ook om lopers die naar de baanatletiek overstappen. In beide gevallen zijn er veel lopers met naam en toenaam bekend. Zelfs Bram Som vertelde in een interview in Studio Sport van 9 augustus 2009, dat ook hij aan dergelijke wedstrijden heeft deelgenomen. Aan de andere kant is er een veel grotere groep waarbij dat niet het geval is, maar die er ook geen enkele animo voor heeft. Deze groep lopers voelt zich niet aangetrokken tot de baanatletiek. En ‘atleet’ voelen ze zich al helemaal niet. Wat ze doen mag je geen ‘trainen’ noemen (vinden ze ook zelf), want trainen is jezelf voorbereiden op een wedstrijd. Soms doen ze wel iets wat op trainen lijkt, maar dan nog is het eigenlijk ondergeschikt. Want het gaat om het lopen op zich. En daarbij is het samen toewerken naar een wedstrijddoel fijn, omdat het de discipline vergroot. Maar daar blijft het bij. Wat zij doen is ‘gewoon lekker lopen’. En dan is er ook nog een derde groep. Qua omvang waarschijnlijk de kleinste van de drie. Het gaat om trimmers die wel de stap naar de mila-baan willen maken, maar die geen prestaties leveren, die vergelijkbaar zijn met wat ze op de weg kunnen. Waarom lukt dat niet en wat kun je er aan doen? Op die vragen wordt hieronder een antwoord gegeven. Mila-baan is ‘different cook’! Met een voorbeeld is het beste duidelijk te maken hoe je daar tegenaan moet kijken. En wat je er aan kunt doen. Stel, het gaat om een trimmer die 10km op de weg in 36 min loopt. Best wel een aardige prestatie, toch! En de hoogste tijd om hem eens op de baan te laten lopen. Je haalt hem over om op de
26
baan aan een 3 of 5km wedstrijd deel te nemen. Die 5 zou dan toch wel laag ín of net ónder de 17 minuten moeten kunnen. Niet dus! Terwijl hij dat ook looptechnisch toch gemakkelijk aankan. Dat komt omdat hij in de comfortzone van die 10km van 36 minuten blijft lopen. Tien kilometer is een flink eind en daar begin je dus behoudend aan. Je loopt in een soort comfortzone: je moet je wel inspannen, maar echt pijn lijden, echt afzien, echt door de misère heen bijten, dat is er niet bij. Je raakt niet echt buiten adem, misschien alleen tijdens de eindsprint. Het blijft aldus aardig comfortabel. Maar: loop je een kortere afstand, dan moet je al vanaf het begin een hoger tempo lopen. En daar voel je je niet zo erg prettig bij. Er ontstaat een zuurstofschuld, je gaat hijgen, je raakt buiten adem, je lichaam protesteert. Het is niet zo lang, zo’n baan 3 of 5 km, maar het is vele malen onprettiger. En dat is een nieuwe ervaring. Mila-baan lopen is dan ook niet alleen een gevecht met je concurrenten, het is minstens evenzeer een gevecht met jezelf. Je loopt tegen een andere, nieuwe, en dus onbekende ‘zelfkastijdingsmuur’ aan. En de trimmers, waar deze paragraaf op doelt, kunnen daar niet goed mee omgaan. Daarom lopen ze de kortere baanafstanden nauwelijks sneller dan die 10km op de weg. Wat doe je er aan? Op 3 oktober 2008 was er in Soesterberg een congres naar aanleiding van de promotie van Floor Hettinga op het proefschrift ‘Optimal pacing strategy in competitive athletic performance’ (als boek verkrijgbaar onder ISBN 978 90 8659 245 6). Zij onderzocht schaats- en fietsprestaties van kortere duur, zo’n 2-10 minuten, en kwam tot de conclusie, dat een relatief snelle start tot het beste eindresultaat leidde. Tijdens dat congres waren er ook lezingen van Prof dr Carl Foster, over RPE (rate of perceived exertion) en prof. dr. Alan St Clair Gibson over ‘the role of the brain in pacing strategies’. In het bijzonder eerstgenoemde wees er op, dat je snel starten kunt leren(2). De boodschap was dat sporters leren door te ervaren: ‘they did not die from the last trial’: je probeert sneller te starten en ervaart dan dat je er niet dood aan gaat. Van die uitspraak kun je gebruik maken om van onze 36min-man een goede mila-loper te maken. Maak met hem een afspraak om elke week op de baan een tijdloop te houden, eentje waarbij je jezelf leegloopt. Begin met een tijdloop over 1500m met tempobegeleiding(3), rondjes 72 seconden, zodat er 4½ min uit komt. En als dát kan, dan naar de 3000m in 9 minuten. Zoiets! Uiteraard moet ‘onze loper’ er helemaal achter staan. Hij moet er niet tegen op zien, maar het als een uitdaging/leerproces beschouwen. En misschien moet je sommige overige trainingen extra licht gaan maken! Maar dat mág, als je wekelijks een zware inspanning moet leveren. En als het niet lukt (Ook) uit eigen ervaring als trainer weet ik dat het niet iedereen lukt, om die stap te maken. Dat kan zorgen voor een mentale dreun. Daarom nog een aantal woorden over deze kant van de medaille. Is het nodig om te slagen als mila-baanatleet? Nou, nee! Word je daar een beter mens van? Nou, nee! Functioneer je daardoor minder in het leven van elke dag? Ook niet. Met andere woorden: er is geen enkele noodzaak om te moeten slagen. Je kunt het wel een nederlaag voor jezelf vinden en er daarom toch iets aan willen doen. Maar dat is het dan ook. Verder is het volstrekt irrelevant! Het hoeft/moet/mag je leven niet op zijn kop zetten. (1) Hier gebruikt als afkorting voor midden- en lange afstand baanatletiek. (2) Jammer genoeg zijn de lezingen niet in druk of digitaal verkrijgbaar gesteld. Wel is er in Sportgericht (no 6 / 200, 27-30) een verslag van gepubliceerd. (3) De methode zal sommige lezers bekend voorkomen omdat ik daar al eens eerder iets over gepubliceerd heb (Zie Atletiekwereld 2 maart 1996: ‘fluitend naar een goede tijd’). Verdeel de 400m baan in stukken van 50meter (is op kunststof niet zo moeilijk), reken uit wat de loper over elke 50meter moet lopen en fluit dan telkens. Als voorbeeld die 4½ minuut over 1500m. Dat is 72 seconden per ronde, oftewel 9 seconden per 50m. Je fluit dan na 9, 18, 27 enz seconden. En op de finish na de eerste (¾) ronde begin je weer op 0. Kort cv Jan Heusinkveld zie artikel elders in dit magazine
27
OEFENSTOF
Nordic Walking
Gek van een sport Leo Neuteboom ‘Ik zou zo graag met een soort van Nordic Walking promoteam alle verenigingen langs. Laten zien en voelen wat de mogelijkheden zijn. Laten merken wat een kick het geeft als je écht nordict.’ Aan het woord is Leo Neuteboom, Nordic Walking docent in hart en nieren met een missie. Jarenlang maakte ik de bijna onmogelijke combinatie van atletiek en voetbal. Lang ging dit goed, tot dat ene duel in vijandelijk doelgebied. We liepen samen op, de verdediger en ik. Ik speelde de bal voor ons uit. We raakten elkaar. Het klonk alsof er een tak knapte. Stekende pijn in mijn linkerknie. Voor mijn gevoel stond mijn bovenbeen naast mijn onderbeen. Einde kruisband. Operatie en revalidatie. Voorzichtig trainen en langzamerhand weer op de baan en in het veld. Wellicht te vroeg terug en te terughoudend in een duel was ik weer de pineut, andere knie. Behandelend orthopeed dr. Van der Wolk vertelde mij zonder omwegen tijdens mijn laatste controlebezoek dat het over was met mijn actieve sportcarrière en dat ik me maar vooral moest gaan richten op mijn werk, lesgeven. Ik ga hier niet vermelden wat ik toen dacht. Het heeft me enige tijd gekost om het te realiseren. Mijn grote geluk was dat ik als instructeur in een goed uitgeruste sportschool lesgaf. Alle apparaten tot mijn beschikking. En de medici in mijn vriendenkring stonden mij ook bij. Omdat ik wat minder actief was kreeg ik meer tijd voor andere zaken. Ik ben geen boekenwurm maar vakliteratuur daar kan ik van smullen. Dat ene artikel van een orthopeed uit Duitsland intrigeerde mij. Niet binnen revalideren maar buiten. Lopen met stokken en alle voordelen wat dat met zich mee nam. Keurig somde de man de eigenschappen van deze sport op. Sportdocent Op de sportschool in mijn woonplaats gaf ik gelukkig alweer volop les. Ik had mijn bovenbenen goed getraind dus die namen de functie van de banden een beetje over. Eén van de dames uit een aerobicklas kwam na de les naar me toe. ‘Mijn man wil eens met je praten, ik heb hem verteld over jou’. Ik heb toch niets verkeerds gedaan dacht ik nog. ‘Hij zoekt een enthousiaste sportdocent’. En zo kwam ik aan tafel bij de directeur van Swix. Swix is een Noors bedrijf wat ondermeer Nordic Walkingstokken maakt. ‘Wil jij eens samen met één van mijn mensen in Duitsland gaan kijken. We onderzoeken de markt aangaande deze stokken en in Duitsland lijkt het een sport te worden. En een eventuele opleiding tot instructeur lijkt je dat wat?’ Ik was direct enthousiast. Samen met Michel, die de contacten had gelegd, vertrok ik naar Duitsland. NW-virus De docent stelde zich voor en begon te vertellen. De klas bestond uit ongeveer 15 mensen. Ik was de enige met een sportopleiding. De overige kwamen uit de farmaceutische industrie of waren fysiotherapeut. De Duitse Krankenkasse had besloten dat Nordic Walking zo goed was voor de mens dat aanschaf van materiaal en de begeleiding ( gedeeltelijk ) vergoed werden. Na de eerste lesdag was ik nog niet moe. Ons hotel lag aan een meer. Even een lekker stukje hardlopen. De docent, Harold Fichtner, dacht er ook zo over. We liepen samen op. Deze figuur bleek mijn evenknie. Compleet sportverdwaasd. Had alles al gedaan tot de meest extreme sporten. Hij had een enorme drive. Hij infecteerde me met het NW-virus. Vanaf dat moment ben ik bijna dagelijks met Nordic Walking bezig. Eerst als opleider bij de VDNOWAS en nu bij de Atletiekunie. Daarnaast geef ik dagelijks NW-trainingen bij mijn werkgever, voor mijn eigen loopschool of voor andere bedrijven. Met de overstap naar de Atletiekunie ben ik nog altijd zeer gelukkig. Vanaf dag één heb ik mogen samenwerken met zeer deskundige en enthousiaste mensen. Onze gezamenlijke kennis en vaardigheden hebben het Nordiccen in Nederland absoluut op een hoger niveau gebracht. De ondersteuning van de collega’s op het Bondbureau is zo vanzelfsprekend geworden dat ik dit bijna vergeten was te vermelden. Hoogtepunt van deze samenwerking is voor mij de jaarlijkse looptrainersdag in Nijmegen (dit jaar op 14 november, CV). Op deze dag worden 1000 looptrainers weer opgefrist.
28
‘Onze gezamenlijke kennis en vaardigheden hebben het Nordiccen in Nederland absoluut op een hoger niveau gebracht.’ Genieten Ik begon dit stukje tijdens mijn wintersportvakantie in Oberstdorf, Zuid-Duitsland. Vandaag niet skiën maar Nordiccen. Bij de VVV de folder opgehaald Nordic Walking in&um Oberstdorf. Daarin 12 gedetailleerde routes zelfs de WM ( weltmeister-walk ). Wow, wat leeft het hier. Ik ga uiteraard voor deze WM-walk, 13,3 km, schwierig! Helaas was deze niet te doen. De tocht bleek niet te prepareren vanwege de grote hoogteverschillen en de grote hoeveelheid sneeuw die gevallen was. De anderen waren wel perfect. Ik heb genoten van de sport en de omgeving. Deze combinatie maakt het zo geweldig. Onbeperkt genieten en een lichaam in constante verantwoorde beweging.
‘Laten merken wat een kick het geeft als je écht nordict.’ Ik vertelde over de drive van Fichtner. Ik heb ook zo’n drive’. Mijn hele leven al voor sport en nu in het bijzonder voor Nordic Walking. Ik wil zo graag het nordiccen uit het ‘geitenwollensokkenhoekje’ halen. Met mijn groepen ben ik per training ongeveer twee uur heerlijk aan het sporten. We trainen het hele jaar door. Overdag en s’ avonds. Lichthesjes zorgen ervoor dat we goed zichtbaar zijn. In deze trainingen komen alle facetten van het nordiccen aan bod. Tempoversnellingen, duurloopjes. We doen oefeningen met of zonder tubes met of zonder partner. Buik, borst, billen, armen, rug alles komt aan bod. Kracht, lenigheid, evenwicht. Na de cooling-down koffie, thee en lekkers. Even bijpraten en dan naar huis. Promoteam Ik zou zo graag met een soort van Nordic Walking promoteam alle verenigingen langs. Mijn collega trainers bezoeken. Laten zien en voelen wat de mogelijkheden zijn. Laten merken wat een kick het geeft als je écht nordict. Hierbij wil ik niemand tekort doen want het feit dat men naar buiten gaat en beweegt vind ik al tof. Maar…écht nordiccen met een goede techniek geeft zo’n enorm lekker sportgevoel. Door het bos, langs de vloedlijn, over een heuvel of een duin! Ruim 5 jaar ben ik bijna dagelijks aan het nordiccen en zonder blessures. Dit is wel eens anders geweest.
29
Fun Tijdens een bijscholing of les probeer ik niet alleen de lesstof maar ook enthousiasme over te brengen. Ik vind het na al die jaren nog even geweldig om mensen vanaf de basis naar de ultieme sportbeleving te krijgen. Echter plezier moet voorop staan, zonder fun lukt het niet. Ik hoor weleens, ‘zoals jij het doet het lijkt zo makkelijk, grapje hier, opmerking daar, maar dat kan ik niet!’ Daar heeft men gelijk in. De één heeft dat meer in zich dan de ander. Bedenk echter dat als jij je lesstof als een robot overbrengt, hoe goed dan ook, je krijgt de groep niet mee. Toen ik mijn eigen loopschool begon dacht ik dat er een groot verloop zou zijn. Je leert de mensen de basis en daarna scheiden de wegen. Echter door eerlijke interesse, humor, gezelligheid en vakmanschap kun je ook je groep behouden. Ik weet zeker dat jullie weten waar ik op doel. En nu ik dit woord ook gebruik, stel jezelf iedere keer een doel. Wat wil ik vandaag met deze groep bereiken. Hierbij heb ik veel geleerd van collega’s die werken met ( manisch- ) depressieve mensen. Geen lange termijndoelen. Nee, kort en helder. Kunnen we toewerken naar iets. Aanpak We hebben inmiddels heel veel gevarieerde, leuke en uiteraard goede oefeningen ontwikkeld. Stel, je hebt je groep 1 ½ uur. Lekker even loslopen, bijpraten enz.. Dan je doel van die dag. Uitleg aan de groep en uitvoering. Daarna een paar oefenvormen. Breng hier altijd minimaal één oefening in waarbij men met een partner iets moet doen of waarbij je evenwicht of lenigheid moet betrachten. Reden: het wordt nog gezelliger. De één kraakt, de ander steunt, je weet wel wat ik bedoel. Op het moment dat men op één been moet oefenen begint de pret. Of een krachtoefening met tweetallen. En zet dan die hele gezellige eens tegenover die hele serieuze! Laat een dame eens met een heer en niet met haar vriendin. Laat je groep rouleren en zorg ervoor dat jij met iedereen in je groep die les in contact bent geweest. Jij bent de toegevoegde waarde waar men op hoopt en ook verwacht. Maar pak ook je rust. Periodisering, prachtige uitdrukking maar absoluut waar. Gooi de zaak eens een paar weken op slot. Ben jij weer fris en je groep ook. Genoeg van dit alles. Wil je deze ervaringen delen, je kennis verbreden. Heeft je vereniging nog geen Nordic Walkingtak? Laat me jou of je vereniging enthousiast maken? Leo Neuteboom is ruim 30 jaar als sportdocent/opleider werkzaam bij de Belastingdienst/Douane. Als freelancer onder meer voor de Atletiekunie, Aqua Leisure College, Asics, Center Parcs en andere recreatiecentra, Gemeenten, Stichtingen enz. Vanaf 1995 test en begeleidt hij werknemers bij preventief gezondheidsbeleid, werkt daarnaast met revalidanten en overigen. Denk hierbij aan ouderen, maar ook aan mensen met overgewicht of psychische problemen. In 2001 maakte Neuteboom kennis met Nordic Walking. Hij volgde opleiding in Noorwegen en Duitsland. Neuteboom leidde ongeveer 500 collega Nordic Walking instructeurs op. Neuteboom heeft met een collega een `eigen` loopschool.
30