Digitaal Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie nummer 3, 1 september 2008 Inhoud Bewegen doet leven, voorwoord ..............................................................................................................2 De nieuwe opleidingsstructuur, de stand van zaken…………… …… …………………………………….3 Nieuws ......................................................................................................................................................4 Boeken, met prijsvraag!............................................................................................................................8 Regiotraining Gooi en Eemland, aan het woord.................................................................................... 11 Hardlopen bij behandeling van geestelijke klachten? De aanpak......................................................... 13 Lekkâh spullutjuh, column ..................................................................................................................... 16 Oriënteren voor Dummies, atletiekoefenstof ......................................................................................... 17 Hoe zet je een wedstrijdgroep op waar zowel (d)/c/b/a-junioren inzitten?, de trainer werpt op............ 21 ‘De kennis en kunde van de atletiektrainer zijn, samen met zijn/haar drive en continuïteit doorslaggevend voor de kwaliteit van de atletiekvereniging’, de stelling.............................................. 23 De afstemming van een trainer op de trainersgroep, mental coaching…………………………………. 24 Periodiseren en cyclisch organiseren van de training, voor u gelezen en beoordeeld ......................... 27 In zes stappen op weg naar het aanstellen van een combinatiefunctionaris, arbo-zaken.................... 31
Colofon Het Digitaal magazine voor Licentiehouders (de nieuwe naam voor de digitale nieuwsbrief) wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainersrelevante zaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een zogenaamde digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 4/2008 verschijnt op 1 december.
Redactie: Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601 Redactiemedewerkers: Dé Hogeweg, Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Clemens Vollebergh (eindredacteur) Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Erik Lankers (WOS), Toon Damen, Kees Heemskerk. Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en suggesties voor ‘De Stelling’ en ‘De trainer werpt op’ mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan de ledenadministratie:
[email protected].
1
Voorwoord Bewegen doet leven Sterke oneliners tellen weinig woorden: Bewegen doet leven. In feite zijn wij, trainers in de atletiek, hier allemaal van overtuigd. Want strikt genomen hoeft sporten niet en sommige mensen vinden georganiseerd bewegen zelfs een rare uitvinding. Het aardige van atletiek is dat je het op allerlei niveaus kunt doen: van laag tot hoog, intensief en minder intensief. En op allerlei manier: springen, lopen, werpen, draaien. Ondanks dat het lichaam soms protesteert voelen sporters zich dikwijls beter als ze gesport hebben. ‘Als ik na het sporten gedoucht heb, kan ik de hele wereld weer aan’, vertrouwde een hardloopster me ooit toe. Anders wordt het als we hardlopen inzetten als behandelmethode bij mensen met psychische klachten. Want helen die mensen ook door hardlopen of is ‘runningtherapie’ meer een onderdeel van de gehele behandeling? Op televisie zag ik een tijd terug een reportage over traumaverwerking bij kinderen. Een meisje dat haar zusje onder een vrachtauto had zien komen kende sindsdien angsten, durfde niet alleen te gaan slapen en plaste weer in bed. Ze raakte niet verlost van het beeld van haar beknelde zusje. De therapeute liet haar niet alleen tekenen en vertellen wat ze had gezien, ze onderbrak het verhaal van het meisje ook een aantal keer. Vervolgens vroeg ze het meisje met haar ogen de vingers te volgen die de therapeute van links naar rechts bewoog. En zie, na slechts een paar sessies was het meisje minder angstig, durfde zonder een van haar ouders weer naar bed te gaan en werd er ‘s ochtends droog in wakker. Zelfs het bewegen van de ogen doet leven. De meeste artikelen in dit magazine1 gaan over runningtherapie. In bredere zin over het nut van bewegen. Want in feite zijn wij, inclusief onze atleten, voortdurend in therapie. De hardlooptrainer begrijpt niet wat er nu zo leuk is aan speerwerpen en de polshoogtrainer snapt die hardlopers niet. Alleen respecteren we elkaar allemaal in het lichtafwijkende gedrag omdat we weten dat lichaamsbeweging de geest verplaatst: wie beweegt staat nooit stil!
Clemens Vollebergh Eindredacteur
1
Met ingang van dit nummer is ‘de digitale nieuwsbrief voor licentiehouders’ omgedoopt tot ‘digitaal magazine voor licentiehouders’. Dit omdat de omvang de gemiddelde nieuwsbrief te boven gaat en de behandeling van de onderwerpen dikwijls dieper gaat dan nieuwsbriefitems.
2
Stand van zaken invoering nieuwe opleidingsstructuur In november 2007 zijn diverse pilot opleidingen van start gegaan. Hoe is het gegaan met de cursisten in de nieuwe opleidingen? Een korte terugblik. Voortgang cursisten In alle 3 de cursisten groepen zijn er cursisten die het leertraject aan het afsluiten zijn (afleggen van Proeven van Bekwaamheid (PvB)), zijn er cursisten die nog volop bezig zijn en cursisten die meer tijd nodig hebben. Ondertussen zijn de eerste cursisten geslaagd en hebben zij het felbegeerde diploma (in concreto: Milatrainer 4 en Looptrainer 3) ontvangen. Reacties van cursisten De reacties op het “nieuwe leren” zijn, ondanks scepsis van cursisten aan het begin van de opleiding, zeer positief te noemen. Cursisten: “je leert er ontzettend veel van. Door het doen van opdrachten moet je zelf dingen gaan uitzoeken. Als je dat gedaan hebt, vergeet je het nooit meer. Je begrijpt ook beter waarom bepaalde zaken zo aangepakt worden (trainingsopzet, bepaalde oefening inzetten e.d.)”. Een cursist was met name ook positief verrast door het feit dat hij zijn trainingen (die hij toch al gaf) kon “gebruiken” in het nieuwe leertraject. Hij moest wel een Jaarplan opstellen waarin de trainingen een plek kregen maar vervolgens kon hij de uitgewerkte trainingen van dat jaarplan gewoon geven aan zijn eigen atleten. “Ik moest wel de trainingsvoorbereidingen als bewijslast verzamelen om straks aan te kunnen tonen dat ik goed training kan geven, dat komt er bij”. En daar gaat het natuurlijk om in de nieuwe opzet: mensen door het doen van opdrachten te laten leren in de praktijk. Een trainer hoort op het veld / baan te staan. Ook een trainer in opleiding. De nieuwe opzet voorziet daarin. Er vindt individuele begeleiding plaats door de leercoach (bewaakt het proces) en de praktijkbegeleider (tijdens de trainingen). Workshops De workshops zijn goed bezocht (niet verplicht). Ook hiervan hebben de cursisten aangegeven dat zij daar ontzettend veel opgestoken hebben. Met name de cursisten die al met opdrachten bezig waren konden, door het stellen van praktische vragen, verder op weg geholpen worden. Alleen maar positief? Natuurlijk niet: wat met name als negatief is beoordeeld is de Elektronische Leeromgeving (ELO) die als te traag en te complex wordt ervaren door cursisten en begeleiders. De Atletiekunie heeft dit onderkend en zal bij de start van de nieuwe opleidingen een alternatief systeem inzetten. Een uitgebreid interview onder cursisten zal verschijnen in het oktobernummer van St>rt. Het nieuwe cursus seizoen staat voor de deur. In oktober zullen 8 cursussen Looptrainer 3 starten, verspreid over het land. Er zijn ook Juniorenatletiektrainer 3 / Pupillenatletiektrainer 3 cursussen gepland. Daarnaast zal de pilot Werptrainer 4 van start gaan, als ook de pilot Atletiektrainer 3. Daarnaast worden er cursussen oude stijl aangeboden en is ook het aanbod van bijscholingen voor komend najaar bijna geheel op de site geplaatst. Overigens is de site vernieuwd en is ten aanzien van het gedeelte van opleidingen gekozen voor een overzichtelijke site waar alle informatie snel te vinden is. Praktijkbegeleiding Om praktijkbegeleider goed voorbereid aan de slag te alten gaan worden er ook dit najaar weer scholingsdagen aangeboden. Meer informatie via de link: Het is essentieel dat de huidige ervaren trainers zich als praktijkbegeleider gaan inzetten om de nieuwe opleidingsopzet een kans van slagen te geven. Het systeem van leren in de praktijk, zoals hierboven ook aangehaald, staat of valt met goede praktijkbegeleiders. De Atletiekunie hoopt dan ook van harte dat ook dat trainers actief worden als praktijkbegeleider. Meer info: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=121
3
Nieuws Angst en depressie niet minder door sport in vrije tijd Sporten lijkt angstige en depressieve klachten niet te verminderen. Een derde, onderliggende factor, beïnvloedt zowel het sportgedrag in de vrije tijd als de angstige en depressieve klachten. Dit rapporteert promovendus Marleen de Moor in het augustusnummer van het toonaangevende internationaal wetenschappelijk tijdschrift Archives of General Psychiatry. Marleen de Moor, als aio verbonden aan de afdeling Biologische Psychologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam, bestudeerde samen met haar collega’s gegevens van 5.952 tweelingen, 1.357 broers en zussen en 1.249 ouders van tweelingen. De deelnemers, allen tussen de 18 en 50 jaar oud, staan ingeschreven bij het Nederlands Tweelingen Register en ontvangen sinds 1991 iedere twee jaar een vragenlijst. Zij beantwoordden vragen over hun sportgedrag en ook over eventuele angstige en depressieve klachten. Regelmatige sporters bleken gemiddeld minder angstig en depressief dan nietsporters. Dit verband kon echter vooral worden verklaard door erfelijke factoren die een tegenovergesteld effect hadden op sportgedrag en symptomen van angst en depressie. Geen oorzakelijk effect Als toelichting vermelden de auteurs dat ‘Binnen genetisch identieke tweelingparen degene die meer aan sport doet niet minder angstige en depressieve symptomen heeft dan de tweeling broer of zus’. Met andere woorden, zelfs als één van de twee veel aan sport doet en de ander weinig, verschillen ze toch niet wat betreft angstige en depressieve symptomen. Dit was echter niet het geval bij nietidentieke (twee-eiige) tweelingen of andere broers en zussen, die slechts een deel van hun erfelijk materiaal delen. Verder bleek dat de personen die met de jaren meer aan sport gingen doen niet minder angstig en depressief werden. Al deze bevindingen vallen niet te rijmen met een oorzakelijk effect van sportgedrag op angstige en depressieve symptomen. Genen Het is onbekend welke genen een rol spelen bij zowel sportgedrag als het risico op angst en depressie, maar genen die betrokken zijn bij hersenenprocessen die dopamine, norepinefrine, opioïden of serotonine gebruiken zijn voor de hand liggende kandidaten. Antidepressieve effecten De resultaten betekenen niet dat personen met angst of een depressie geen baat kunnen hebben bij sporten. De antidepressieve effecten van sporten treden mogelijk alleen op bij begeleid sporten en als onderdeel van een therapeutisch programma. Vervolgonderzoek is dus nodig om meer inzicht te krijgen in wanneer en voor welke mensen sporten helpt om angstige en depressieve klachten te verminderen. Bron: www.sportzorg.nl, aldaar, Artsennet, 12 augustus 2008 Coaches hebben veel invloed op leefstijl Trainers en coaches hebben grote invloed op de leefstijl van jongeren. Vaak meer dan docenten. Dat is één van de in het oog springende conclusies van dr. Kirsten Verkooijen van de leerstoelgroep Sociologie van consumenten en huishoudens van Wageningen Universiteit. Jongeren die veel aan sport doen roken vaak niet. Dat heeft weinig met het sporten zelf te maken. Jonge sporters laten de sigaretten alleen staan als ze zichzelf ook als sporters zien. Uit eerder onderzoek aan de universiteit van Zuid-Denemarken, bleek dat vooral de techno’s en hippies vaker blowden en rookten dan andere jongeren. Jongeren die veel aan sport deden, de sporties, rookten juist minder vaak – wat al bekend was. Maar waarom sportbeoefening nou precies aanzet tot gezond gedrag was nog onduidelijk. Waarom roken sporters minder? Met die vraag ging Verkooijen aan de slag in een postdocproject, waarover ze onlangs een artikel publiceerde in de International Journal of Behavioral Medicine. In het stuk analyseert Verkooijen vierduizend vragenlijsten ingevuld door jongeren tussen de zestien en twintig jaar. Zo kon de sociaalpsycholoog een aantal theorieën ontkrachten over het verband tussen sport en gezond gedrag. ‘Rokers zijn als groep somberder dan niet-rokers’, zegt Verkooijen. ‘Ze zijn minder blij met zichzelf en
4
de wereld. Hun sense of coherence is lager, zeggen psychologen dan. Andersom is de sense of coherence van sporters juist hoger dan normaal. Maar daar konden we niet mee verklaren waarom sporters minder vaak roken.’ Trainers Het aantal uren dat sporters lichamelijk actief zijn is evenmin een factor, ontdekte Verkooijen. ‘Wat wel uitmaakte was het zelfbeeld van de sporters’, zegt de psycholoog. ‘Als de jongeren zichzelf als een sporter zagen, dan rookten ze minder vaak.’ Die ontdekking is interessant voor instanties die via sport jongeren tot gezond gedrag willen brengen, zegt Verkooijen. ‘Het is niet genoeg om jongeren alleen meer te laten sporten. Trainers en coaches zouden ook moeten bijdragen aan het ontstaan van een sportieve identiteit bij jongeren. Hoe ze dat precies zouden moeten doen weet ik niet, maar uit eerder onderzoek weten we wel dat trainers en coaches veel invloed hebben op de leefstijl van jongeren. Vaak meer dan docenten. Bron: www.gezonderworden.nl, 10 juli 2008, aldaar Wageningen Universiteit Urine-incontinentie door sport Sport draagt bij tot een goede gezondheid, zoveel is zeker. Maar sport kan ook de bron zijn van licht urineverlies. De oorzaak daarvan ligt in het perineum. Vrouwen die sporten moeten over de nodige informatie beschikken om dit fenomeen onder controle te kunnen houden en om het risico te vermijden dat ze om die reden stoppen met sporten. Onaangename verrassing Tijdens het sporten hebben sommige vrouwen last van urineverlies (39% van alle vrouwen die aan sport doen hebben minstens een keer last gehad van verlies. Bij vrouwen die intensief sporten bedraagt dat percentage 49%). Dergelijk urineverlies komt als een onaangename verrassing, het is verontrustend en het maakt dat vrouwen soms stoppen met sporten. Dat is jammer omdat lichaamsbeweging onontbeerlijk is voor de gezondheid en ook omdat het urineverlies tegengewerkt kan worden. Het perineum bestaat uit een geheel van spieren die de organen in het bekken ondersteunen. Bij het sporten worden de spieren van het perineum niet getraind, maar wel belast. Bij elke inspanning (ook buiten het sporten) neemt de druk op het abdomen toe en zo ook de druk op het perineum. Dat kan tot ongewild urineverlies leiden op ogenblikken waarop men dat helemaal niet verwacht: bij het sporten (lopen, gymnastiek, enz.), hoesten, lachen en bijvoorbeeld ook wanneer men een kind optilt. Het risico op ongewild verlies is nog groter omdat het perineum fragiel is, maar het risico wordt ook bepaald door de inspanning die geleverd wordt en dus ook de druk op het abdomen. Bij bepaalde sporten is het risico groter dan bij andere: • Sporten met een hoog risico: atletiek, gymnastiek, basketbal, volleybal, handbal, fitness, paardrijden. • Sporten met een gematigd risico: jogging, skiën, schaatsen, tennissen. • Sporten met een laag risico: roeien, fietsen, zwemmen, skating, golf. Buikspieroefeningen waarbij de buik opgespannen wordt (fietsbewegingen, schaarbewegingen, snel rechtop komen met de borst) doen de druk op het perineum toenemen. Spieroefeningen waarbij de buik hol gemaakt wordt bij het uitademen zijn zonder risico voor het perineum. Bron: e-gezondheid.be, Isabelle Eustache, gezondheidsjournaliste, 3 juni 2008
Aanbod bijscholingen Atletiekunie grotendeels op de site Ook voor dit najaar zijn er weer verschillende bijscholingen gepland. Voor een overzicht klik op de link: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=191
5
Nieuwe sportsubsidieregeling Utrecht In Utrecht is het College akkoord gegaan met een nieuwe subsidieregeling voor sportverenigingen. De belangrijkste kenmerken zijn minder regelgeving én meer waardering voor het vrijwilligerswerk in de sport. Daarmee gaat een lang gekoesterde wens van de sportverenigingen en de Vereniging Sport Utrecht in vervulling. Om de nieuwe regeling mogelijk te maken, heeft de gemeente onlangs het budget van de subsidieregeling bijna verdubbeld, naar € 450.000,--.De nieuwe subsidieregeling houdt in dat een sportvereniging voor elk lid vanaf januari 2009 een subsidiebedrag krijgt. De hoogte van het bedrag wordt bepaald door de prioriteit die de gemeente geeft aan de leeftijdsgroep. Voor 'senioren' (24 tot 55 jaar) geldt het basisbedrag, voor 'kinderen' (tot 15 jaar) en 'ouderen' (55 +) het dubbele basisbedrag en voor 'jongeren' (15 tot 24 jaar) vier keer het basisbedrag. Voor mensen met een functiebeperking (lichamelijk, verstandelijk of psychisch) verleent de gemeente een bedrag van 25 keer het basisbedrag. De gemeente wil hiermee stimuleren dat meer sportverenigingen een sportaanbod voor deze groep opzetten. Bron: sport.nl, aldaar: VSU, 19 juni 2008 Fit!vak richt zich op geblesseerde buitensporter In het Fit!vak magazine lanceert brancheorganisatie Fit!vak een actie om geblesseerde buitensporten binnen te halen. Hardlopen door de bossen, fietsen door de natuur, skeeleren, Nordic Walking, wandelen in de bergen: Hartstikke leuk en gezond allemaal maar wel blessuregevoelig. ‘Daar ligt een kans voor fitnesscentra om geblesseerde sporters te helpen bij hun revalidatie, maar vooral bij preventie. Overtuig buitensporters dat ook zij hun lichaam sterker moeten maken. Door spieren en pezen te trainen, door te werken aan hun lenigheid, door hun lichaam ook op een andere manier te belasten.’ Bron: Fit!magazine, lijfblad voor de fitnessondernemer, juni 2008 ADHD-medicijn Ritalin verbetert sportprestaties bij warm weer Het gebruik van Ritalin, het geneesmiddel om de effecten van ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) tegen te gaan, zorgt ervoor dat sporters bij warm weer beter presteren. Tot die conclusie kwam de vakgroep Menselijke Fysiologie van de Vrije Universiteit Brussel tijdens een onderzoek naar de werking en effecten van Ritalin tijdens inspanning in normale en warme temperatuur. In het Blitslabo legden enkele wielrenners twee testen (tijdritten) af. Bij normale omgevingstemperaturen veroorzaakte Ritalin geen prestatieverschil in de tijdrit. Bij 30°C echter werd dezelfde tijdrit (die in normale omstandigheden circa 30 minuten duurt) maar liefst 7 minuten (16%) sneller afgewerkt. De wielrenners reden niet alleen sneller, ze produceerden ook meer warmte met als gevolg een significante verhoging van de kerntemperatuur (tot boven de 40°C), zonder veranderingen in het inspanningsgevoel en de thermische sensatie van de renners. Dit is natuurlijk niet zonder risico’s, want de sporters kunnen hierdoor oververhit raken, wat kan leiden tot een shock. De resultaten van het onderzoek verschenen onlangs in het gerenommeerde sportwetenschappelijk vakblad Medicine & Science for Sports & Exercise (MSSE). In België alleen al is de verkoop van Ritalin verdubbeld ten opzichte van in 2002. In 2007 werden 7,5 miljoen dagdosissen verkocht. Opmerkelijk daarbij is dat vele kinderen Ritalin slikken zonder dat de diagnose van ADHD ooit gesteld is. Bron: gezonderworden.nl, 24 mei 2008, Vrije Universiteit Brussel Levensvisie beïnvloedt sportgedrag De manier waarop mensen in het leven staan heeft grote invloed op hun sportgedrag. Onderzoeksbureau Motivaction analyseerde in opdracht van NOC*NSF het sportgedrag van de Nederlander. De uitkomsten laten zien dat er opvallend grote verschillen zijn in onder andere sportdeelname en in de redenen waarom mensen sporten, maar ook in het belang dat men hecht aan gezondheid en zelfs in voorkeur voor de omgeving waarin wordt gesport. Deze resultaten zijn in kaart gebracht aan de hand van het Mentality-model van Motivaction waarin de Nederlandse bevolking is ingedeeld in acht segmenten. Per segment delen mensen dezelfde waarden, normen en statusgevoeligheid. Meest waardevolle resultaat van het onderzoek is het gedetailleerde inzicht in de 28 meest beoefende takken van sport zoals voetbal, schaatsen, volleybal, hardlopen, mountainbiken, paardrijden en zeilen. Van al deze sporten is nu bekend door welke Mentality-segmenten deze sporten meer of juist minder worden beoefend. Per tak van sport zijn grote verschillen te zien ten aanzien van de segmenten die een sport niet, of juist wel beoefenen. Ook kent ieder Mentalitysegment zijn eigen voorkeurslijst van favoriete sporten. Bron: www.sport.nl, 24 april 2008
6
Boeken Met prijsvraag! De Verloren Spelen Nederland nam niet deel aan de Olympische Spelen van Melbourne in 1956. Het politieke besluit was dramatisch voor de sport. In De Verloren Spelen reconstrueert historica Marjolein te Winkel de totstandkoming van deze controversiële beslissing en de pijnlijke nasleep. Achtendertig sportbonden op 6 november 1956 bijeen in de Bijzondere Algemene Vergadering van het NOC, besluiten dat Nederlandse sporters niet kunnen deelnemen aan de Spelen die op het punt van beginnen staan. Het neerslaan van de Hongaarse opstand door de Russen was de reden voor de boycot, of zoals de voorzitter van destijds Johan Linthorst Homan het verklaarde: ‘Wij willen niet strijden met deze gewetenloze barbaren’. Vier Nederlandse atleten (tienkamper Eef Kamerbeek, sprintster Puck van Duyne-Brouwer, meerkampster/hoogspringster Dini Hobers en verspringer Henk Visser) die al in Australië waren, moesten terug naar Nederland. De overige sporters moesten, klaar voor vertrek, hun vliegticket inleveren en konden hun koffer weer uitpakken. Pas vijftig jaar later kregen ze excuses aangeboden en is iedereen het erover eens: Nederland had de Spelen nooit moeten boycotten. Marjolein te Winkel deed uitgebreid bronnenonderzoek en schreef een prettig leesbaar boek. Dat een evenwichtig beeld geeft van de gebeurtenissen in een turbulent jaar waarin sport en politiek op dramatische wijze samenkwamen. Zie voor een uitgebreide recensie Pro Loop nummer 2-2008. Titel: Auteur: Uitgeverij: ISBN: Prijs:
De Verloren Spelen – Nederlandse boycot Olympische Spelen 1956 Marjolein te Winkel De boekenmakers 9789077740255 € 16,95
Prijsvraag! Namens Uitgeverij De Boekenmakers mag de redactie drie boeken verloten. Onze vragen zijn: 1. Hoeveel sporters telde de Olympische ploeg in 1956, die zich na een besluit van het NOC terugtrok? 2. Wat was de grootste groep sporters” Mail de goede antwoorden aan
[email protected]. Vermeld je naam en adres. De eerste drie inzenders krijgen een exemplaar van De Verloren Spelen thuisgestuurd.
Lekker! Leven, eten en bewegen met Barbara de Loor Als professioneel schaatsster kende Barbara de Loor veel hoogte- en dieptepunten. Successen, blessures en andere tegenslagen wisselden elkaar af. Welke keuzes maakte Barbara tijdens haar carrière? Topsport betekent een leven met veel discipline en weinig vrijheid. Ondanks serieuze gezondheidsklachten lukte het haar op topniveau te presteren. Hoe speelde ze dat klaar? Elke dag naar de sportschool of strenge diëten? Hoe bleef ze geloven in zichzelf? Wat deed ze om lekker in haar vel te blijven zitten?
7
Nu ze haar actieve sportcarrière heeft beëindigd geeft De Loor in Lekker! voedings- en bewegingsadviezen prijs die ze als schaatsster kreeg van experts en topcoaches. Daarnaast laat ze zien wat haar favoriete manieren van ontspanning zijn. En sprak ze met mensen die haar inspireren: Edsilia Rombley, Dennis van der Geest, Esther Schouten en Najib Amhali. Zij vertellen hoe ze in hun drukke bestaan overeind blijven en zorgen dat hun leven lekker blijft. Dit boek gaat over je lijf kennen, stevig op eigen benen staan, en de perfecte samenwerking tussen lichaam en geest. Een must voor iedereen die graag lekker in zijn vel wil zitten. Met voorwoord van Johann Olav Koss. Barbara de Loor (1974) was dertien jaar professioneel schaatsster en won onder meer goud bij het WK afstanden in Inzell van 2005. Sinds 2003 is ze ambassadeur van de humanitaire organisatie Right to Play. Barbara werd voor dit boek begeleid door journaliste Milada Stipetic (1975), die werkzaam is voor het VPRO-programma Holland Sport. Auteur Madelon Schoemaker (1968) zorgde voor verantwoorde recepten en bewegingstips. Titel: Lekker! Leven, eten en bewegen met Barbara de Loor Auteur: Milada Stipetic en Madelon Schoemaker Uitgeverij: De Boekenmakers ISBN: 9789077740255 Prijs: € 19,95
Inspanningsfysiologie bij Kinderen Bewegen is het beste medicijn. De meeste (chronisch) zieke kinderen komen door bewegen niet van hun ziekte af, maar ze voelen zich wel veel beter, fitter en hebben meer energie. Ook de schoolprestaties gaan dankzij bewegen vooruit. Het aanbod van sportverenigingen sluit dikwijls niet aan bij deze doelgroep en de trainers missen de specifieke kennis om deze kinderen te begeleiden. Daarom zijn er Fitkidscentra waar kinderen met een chronische aandoening onder deskundige begeleiding een half jaar tot maximaal anderhalf jaar leren verantwoord te bewegen met plezier. Een kans voor atletiekverenigingen om een laagdrempelig en doelgroep gericht aanbod te creëren voor deze kinderen als zij na Fitkids verder willen met bewegen. Voor trainers is dit een boek dat enerzijds aansluit bij de kennis uit de basiscursussen en anderzijds het kind centraal stelt als kind en niet als kleine volwassene. Liefst 20% van de kinderen in Nederland leidt aan een min of meer chronische ziekte, waaronder astma, reuma, obesitas, taaislijmziekte, diabetes type I enz. In Inspanningsfysiologie bij kinderen gaan de auteurs uitgebreid in op inspanningsfysiologie en training bij kinderen en jongeren. In het eerste gedeelte van het boek worden de basisbegrippen uit de pediatrische inspanningsfysiologie besproken. Het tweede gedeelte behandelt de meest voorkomende chronische ziekten en aandoeningen bij kinderen. De auteurs geven hierbij aan wat fitheid en training voor kinderen met zo’n chronische aandoening kunnen betekenen. Titel: Auteurs: Uitgeverij: ISBN: Prijs:
Inspanningsfysiologie bij Kinderen, 238 p. dr. M. van Brussel, dr. H.J. Hulebos en dr. T. Takken Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2008 978 90 313 5084 2 nur 894 € 31,90
8
Onderzoek en behandeling van spieraandoeningen en kuitpijn Sporters en vooral atleten kampen vaak met kuitblessures: een stoornis in de spierfunctie die behoorlijk hardnekkig kan zijn. In ‘Onderzoek en behandeling van spieraandoeningen en kuitpijn’, worden de meest voorkomende spieraandoeningen beschreven en wordt ingegaan op de vele oorzaken van kuitpijn. Ook wordt aandacht besteed aan de meest efficiënte manier van krachttraining en de huidige inzichten over spierrekken. Wie zich over de (para)medische begrippen heen zet, leest een boekje met veel praktijkvoorbeelden, in beeld gebrachte oefeningen en een visie op het rekken. Je hoeft er geen behandelaar mee te worden, maar vergroot wel je deskundigheid als trainer. Titel: Auteurs: Uitgeverij: ISBN: Prijs:
Onderzoek en behandeling van spieraandoeningen en kuitpijn, 97 p. Koos van Nugteren, Dos Winkel (red) Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2008 9789031352043 € 22,50
De Halve van Egmond Geheel passend in het thema van dit magazine ‘Runningtherapy’ is het boek van Bram Bakker, psychiater voor wie hardlopen eigenlijk op de eerste plaats komt. Het valt hem op dat veel vakgenoten hardlopen: ‘om het hoofd leeg te maken’. In De Halve van Egmond bespreekt Bakker ‘behalve zijn eigen ervaringen, de positieve effecten van het hardlopen op de psyche, het belang van bewegen in de strijd tegen overgewicht en de redenen dat hardlopen –merkwaardigerwijs nog steeds geen erkende medische behandeling is.’ Een uitgebreide recensie en prijsvraag leest u in Pro Loop 3, het vakblad voor hardlooptrainers dat half september verschijnt. Titel: Auteur: Uitgever: ISBN: Prijs:
De Halve van Egmond. Liever een marathon dan een burn-out Bram Bakker De Arbeiderspers 97 890 2956 454 0 € 14,95
9
Aan het woord Ben Kersbergen: ,, Het loopt als een trein’’ Regiotraining Gooi en Eemland Clemens Vollebergh
Junioren D en eerste jaars C uit de regio Gooi en Eemland krijgen sinds jaar en dag in het voorjaar extra trainingen aangeboden. Gezien de groeiende belangstelling en doorstroom naar de senioren een meerwaarde voor trainers, atleten en verenigingen. Stichting Regiotraining Gooi en Eemland tekent voor de organisatie. ‘Om mee te doen aan de trainingen is talent geen voorwaarde, gewoon plezier hebben in atletiek, dat is voldoende’’, licht secretaris van de stichting Ben Kersbergen toe. Natuurlijk streelt het ons als blijkt dat een aantal atleten later bij de senioren de top haalt. Wij denken dat ons initiatief, waarbij atleten extra aandacht krijgen met een hoog niveau van de trainingen, daar een bijdrage aan levert. De samenkomst van gemotiveerde atleten en trainers heeft ook een positief effect op de jongeren om ‘op atletiek’ te blijven. We denken eraan om volgend jaar ook de B’s uit te nodigen.’ Combineren ‘Een jaar of tien geleden zagen we met een aantal trainers dat de ene vereniging betere faciliteiten had en de andere vereniging de betere trainers. Waarom dat niet combineren?!, zo was onze gedachte. Er bestond geen concurrentiesfeer waarbij trainers en verenigingen bang waren atleten aan elkaar te verliezen, dus een verenigingsoverstijgend initiatief kwam, op aangeven van Bob Boverman (voorzitter Hardlooptrainers Nederland, CV), snel tot stand.‘
Blokmeerkamp regiotraining 2008
10
Trainers beter maken ‘De trainingen – vijf in de maanden maart en april – worden verzorgd door gespecialiseerde trainers, dat motiveert, zeker als je op de eigen vereniging niet over een specialist beschikt. Ook de trainers van de atleten steken hier veel van op. En dat trainers door deze trainingen beter worden, is ook één van de uitgangspunten! Daarom ook willen we vakspecialisten die de trainingen verzorgen. Als deze op bepaalde onderdelen niet voorhanden zijn halen we die van buiten de regio. Daarnaast spreekt een clinic van een bekend atleet of trainer tot de verbeelding, zoals in het verleden Sammy Monsels, René Godlieb, Roy Sedoc en Marita van Zwol. Door de bijeenkomsten wordt het niveau van de sporter aangescherpt en geven we atleten een opstapje naar de nationale trainingen. Een ander, zeker niet onbelangrijk aspect, is de betrokkenheid van de ouders. Niet alleen brengen en halen van de atleet, maar ook kijken naar de ontwikkelingen van hun sportende kind. Op die manier zullen ook zij de toegevoegde waarde van de trainingen onderstrepen. Al met al vergroot dit het draagvlak en wordt bevestigd dat we op de goede weg zijn.’ Stichting Stichting regiotrainingen Gooi en Eemland wordt geheel gedragen door de verenigingen en haar verenigingstrainers. Andries de Vries van Almere ’81 is voorzitter, Henk van der Lans penningmeester, Ben Kersbergen secretaris, Adrie Rossen trainerscoördinator en Cor Koren facilitair manager, namens AV Zuidwal, de accommodatie in Huizen waar de trainingen plaatsvinden. Kersbergen: “De stichtingsvorm, waarvoor we dit jaar gekozen hebben, maakt het makkelijker in verband met financiën, organisatie en continuïteit. Elk voorjaar kunnen verenigingen atleten opgeven voor de regiotrainingen. Dit jaar waren er maar liefst 118 deelnemers. Die betalen voor de trainingen 25 euro. Ook de club draagt dat bedrag bij en de bond komt financieel tegemoet. Daarvan kunnen we de trainers fatsoenlijk betalen.’
‘Als het geen meerwaarde heeft hoeven we het niet te doen’ De deelnemende verenigingen zijn Almere ’81, BAV, AV Zuidwal, Altis, GAC, AV Triathlon, AV Nijkerk en AV Pijnenburg. Vrijwel alle onderdelen zijn vertegenwoordigd: • Discus/kogel, verzorgd door Adrie Rossen • Sprint/ver, verzorgt door Urta Rozenstruik • Mila, verzorgd door Ben Kersbergen en Reinier van de Wal • Hoog en polshoog, verzorgd door Augustin Pani • Sprint/horden, verzorgd door Henk van der Lans • Speer, verzorgd door Theo de Kovel
Meer informatie:
[email protected] Clemens Vollebergh, eindredacteur van dit magazine, leidt sinds 1998 een redactie- en adviesbureau voor sportbeleid, gezondheidsvoorlichting en leefstijlmanagement.
11
De aanpak Hardlopen bij behandeling geestelijke klachten? Betty Hofmeijer ‘Mens sana in corpore sano’. De Griekse dichter Homerus bezigde ver voor Christus al het gezegde ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’. Veel gezonde mensen ervaren dat lichaamsbeweging zoals hardlopen een positieve invloed heeft op het algemeen welbevinden. Diverse studies in de vorm van bevolkingsonderzoeken hebben deze ervaringen wetenschappelijk bevestigd: naast conditionele verbetering is er een verband vastgesteld tussen op recreatieve wijze sporten en stemmingsverbetering. Wie onder u als lezer kent het gevoel niet “lekkere duurloop gedaan, verfrissende douche genomen, en vervolgens na een goede maaltijd met nieuwe energie een klusje voortvarend aanpakken dat er al even lag”. De relatie tussen lichaamsbeweging en stemmingsverbetering blijkt overigens sterker voor vrouwen dan voor mannen en neemt toe naarmate de leeftijd vordert. Ook is gebleken dat er een relatie bestaat tussen lichaamsbeweging en het voorkomen van depressies en angst. Vooral mensen met een “zittend” beroep blijken vaker een stemmingsverbetering te ondervinden bij matig sporten. Maar geldt de relatie van een beter algemeen welbevinden, meer zelfwaardering en lichaamswaardering door lichaamsbeweging ook bij mensen met psychische klachten als depressies en angsten? Om op deze en andere vragen beter zicht te krijgen is hiervoor een tweetal ervaringsdeskundigen benaderd. Het gaat om Marianne van Meurs, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en Yvonne van der Heijden, psychiatrisch verpleegkundige. Zij zijn beiden werkzaam bij PsyQ in Den Haag en werken gedurende een periode van 6 respectievelijk 4 jaar in praktijk met lichaamsbeweging bij patiënten met depressieve en angstklachten. PsyQ biedt in geheel Nederland behandelprogramma's voor negen van de meest voorkomende psychische klachten. De vragen die de ervaringsdeskundigen werden voorgelegd zijn samen met hun reacties hieronder weergegeven. Sinds wanneer is er bij PsyQ sprake van het werken met lichaamsbeweging bij patiënten met klachten van depressie en/of angst en wat is de reden geweest om hiermee te beginnen? Bij PsyQ in Den Haag wordt met diverse vormen van lichaamsbeweging gewerkt zoals fysio-fitness, psychomotorische therapie en looptrainingen. De eerste opzet van de looptraining dateert alweer van 20 jaar terug. Deze training wordt gegeven door een deskundige sportinstructeur in samenwerking met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV). Beiden begeleiden de training, waarbij de sportinstructeur zorgt voor een op maat gemaakt programma voor de deelnemers en de hulpverlener er is ter stimulering en ondersteuning van de deelnemende patiënten. De patiënten die aan het loopprogramma deelnemen zijn in behandeling bij PsyQ en hebben onder andere last van depressiviteit, hyperventilatie, sociale angsten of lichamelijke klachten met een psychische achtergrond. Met name het beter evenwicht tussen lichamelijk en psychisch functioneren, zoals dat uit het onderzoek naar voren kwam, is aanleiding geweest om de looptraining te starten. De training wordt gegeven op de atletiekbaan (Haagatletiek) of in de duinen, op het strand of in een naburig park. In de looptraining leren wij de patiënten ook om weer oog te hebben voor de omgeving waarin we lopen. Is het werken met lichaamsbeweging voor de doelgroep bij PsyQ geaccepteerd en hoe ligt dat naar uw mening bij geestelijke gezondheidsinstellingen in z’n algemeenheid? Bij PsyQ is sprake van een opzet met meerdere loopgroepen. De maximale groepsgrootte voor deze groepen is 15 deelnemers en er kan maximaal 1 jaar worden meegedaan. Gedurende dat jaar is er een wisseling van deelnemers; er komen nieuwe mensen bij en de mensen die een jaar hebben
12
meegelopen ronden de groep af. Na dat jaar worden de deelnemers gestimuleerd zich aan te sluiten bij een reguliere atletiekvereniging of zelfstandig verder te gaan met lopen. Vooral door de positieve effecten op de deelnemers zijn de loopgroepen goed geaccepteerd binnen de instelling. Dat geldt eveneens voor de andere vormen van lichaamsbeweging zoals fysio-fitness en psychomotorische therapie. Vanwege de diverse positieve onderzoeksresultaten en goede resultaten in de praktijk is overigens de algemene indruk dat het werken met lichaamsbeweging bij mensen met psychische klachten een geaccepteerd beeld is. Hoe ziet een gemiddelde training van uw loopgroep eruit en wat is de meerwaarde daarvan? Evenals de reguliere looptrainingen bevat ook de looptraining voor de deelnemers van PsyQ een warming-up en cooling down. Ook is er aandacht voor loopscholing en wordt er in de kern van de training gevarieerd met conditietraining, duur- en intervalvormen, die al dan niet in spelvorm worden aangeboden. De training is individueel, op maat, gericht maar kent geen competitie-elementen. Wel is er aandacht voor items als omgaan met grenzen (zowel het uitdagen- als het bewaken van grenzen), samenwerken met anderen, plezier beleven aan sporten en een groter vertrouwen in het eigen lijf. Door de toename van het conditieniveau bij de patiënten en het weer plezier krijgen in het bewegen stellen wij bij PsyQ vast dat sprake is van diverse positieve effecten. Deze effecten kunnen zijn toename van het zelfvertrouwen, verbeteren van de stemming, sociaal beter functioneren, ontwikkeling van een positiever zelfbeeld, grotere lichaamswaardering en reductie van angst. Ook een betere structuur krijgen in het dagelijkse leven is een positief effect van het met plezier (weer) sporten. Met welk inspanningsniveau wordt de doelgroep belast en wat is de frequentie waarmee dit wekelijks gebeurt? De looptrainingen bij PsyQ vinden twee maal in de week gedurende 1 uur plaats. De looptraining is onderdeel van de therapie die de patiënten volgen en in die zin wordt van hen ook een deelname aan de looptraining verwacht. Alleen door regelmaat in de training kan ook de conditie op een effectieve manier worden opgebouwd. Als uitgangspunt voor de belasting, die individueel wordt vastgesteld, geldt dat zowel wordt gekeken naar datgene wat haalbaar is als datgene dat ook voldoening geeft. Het gezamenlijk na afloop napraten met koffie of thee drinken is voor PsyQ ook een essentieel onderdeel van de training. Wanneer een recreatieve hardloper op enig moment 10 kilometer wil lopen zal hij/zij dat veelal doen met behulp van een door een atletiektrainer opgesteld trainingsschema?. Hoe wordt bij patiënten met depressieve en/of angstklachten omgegaan met het realiseren van fysieke doelstellingen, welke rol heeft een trainingsprogramma daarin en wat is de betekenis ervan voor de deelnemer? Voor de deelnemers aan de loopgroepen van PsyQ geldt dat er in en rondom Den Haag verschillende loopevenementen georganiseerd worden zoals de City-Pier-City loop. Jaarlijks wordt aan deze loop ook door patiënten van PsyQ meegedaan. Wanneer deelnemers te kennen geven mee te willen doen aan een 5 of 10 km afstand wordt met hen een trainingsschema afgesproken. Het volbrengen van een loop geeft deelnemers vaak een enorme kick. Denk bijvoorbeeld aan iemand met sociale angst die amper buitenshuis durfde te zijn en nu tussen duizenden mensen durft te lopen. Of aan iemand die hypochondrische klachten heeft, de angst bijvoorbeeld dat zijn hart het begeeft en nu ervaart dat zijn lichaam het goed doet. Kortom voorbeelden waaruit blijkt dat deelname aan een loopevenement een positief effect heeft op het zelfvertrouwen en geloof in eigen kracht. Patiënten die het (nog) niet aandurven zelf deel te nemen aan een loopevenement zijn overigens dikwijls al wel trouwe supporters van hun deelnemende loopgenoten. Deelname door patiënten van de loopgroep wordt binnen PsyQ gestimuleerd door de stichting Vrienden van de Parnassia Bavo Groep. De stichting vergoedt voor de patiënten een deel van de inschrijfkosten.
13
Wat zijn de specifieke aandachtspunten in het aanbod van bewegingsprogramma’s voor u als begeleiders van patiënten met depressieve en/of angstklachten? PsyQ stelt zich met de bewegingsprogramma’s het doel patiënten weer plezier te laten krijgen in het bewegen om zodoende een beter evenwicht tussen lichamelijk en psychisch functioneren te realiseren. Belangrijke aandachtspunten voor de begeleiding zijn daarbij bijvoorbeeld het stimuleren van patiënten in voor hen mindere periodes. Zij kunnen het ‘bijltje erbij neergooien’, door bijvoorbeeld verstek te laten gaan op de training. Het opnieuw contact met hen zoeken en hen stimuleren om weer mee te gaan lopen is dan belangrijk. Verder is het belangrijk om te zorgen voor een aangename sfeer in de groep, zodat deelnemers zich veilig voelen. Voor patiënten is het praten over andere zaken dan hun problemen ook van belang. Door de aandachtsverschuiving van de eigen klachten naar de wereld om hen heen, geeft hen dat ook figuurlijk meer ruimte.
Betty Hofmeijer (1960) verricht trainer-coach werkzaamheden op de hordedisciplines voor Randstad TopsportCollege, Atletiek Unie, Stichting Hortas en ATC IJsseldelta in Zwolle.
14
Lekkâh spullutjuh
Dé Hogeweg De trainer roept: 'En uitlopen maar! Nog vragen?' Onderaan de duinen dribbelt een groepje lopers met natte ruggen. 'Niet te wènag vandaag, koots!' hijgt Harry. 'Waarom mottewe ellekâh week hogâh en veddâh? Ik krèg ut zuâh!' Flip doet ook een duit in het zakje. Ze hebben zojuist zes keer het hoogste duin op en af gerend. Harry heeft nog wel een vraag: 'En hoe zittut nâh met dat lekkâhre spullutjuh, hoe heet ut ook alweâh?' De trainer kijkt hem fronsend aan. Als na wat doorvragen duidelijk wordt dat Harry endorfine bedoelt, antwoordt hij: 'Joh, dat komt vanzelf. En als jij dat wil, dan komt het een volgende keer zéker!' Harry: 'Dachetnie!' Flip: 'Kap nâh! Eens per week trainen ze in de duinen. Het groepje patiënten dat elkaar van te voren niet kende komt steeds meer los. Samen nieuwe grenzen zoeken opent deuren. De volgende keer begint Harry al snel weer over zijn spulletje. Of de anderen het al voelen. En wat het nou eigenlijk precies is. De groep is nog niet buiten adem, dus spontane reacties schallen over het strand. 'Het is dat je harde schijf helemaal leeg is, dát gevoel, dat je nergens meer aan denkt!' 'Tis net as vroegâh, die kick van de coke!' 'Ja, tis de runners-high, tis echt kicke, man!' 'Je moet gewoon harder trainen!' Harry is verbaasd dat - zo te horen - iedereen de endorfine-euforie al heeft gevonden. Iedereen, behalve hij. Glimlachend bekijkt de trainer zijn groepje in de laatste stralen van de ondergaande zon. Een dunne damp hangt boven de duinen. Vleermuizen fladderen bij een bunker verderop. Het strand is bijna leeg. Ze lopen uit. Ze rekken. Ze strekken. 'Nâh,' zucht Harry, 'ik denkt tot ik dur te veel van verwacht.' De trainer aarzelt even of hij het zal zeggen, maar doet het dan toch: 'Het is misschien meer zoals met die vlinder, die je zoekt en die al op je schouder zit.' Ze kijken naar de zee in de verte. 'Bes wel een lekkâh loopie vanavond, koots,' zegt Harry dan. 'Mooi hoâh, zonnetje ondâh, die luchten boven zee! Helemaal top!' Misschien heeft hij toch al gevonden wat hij zocht.
Dé Hogeweg is liefhebber van hardlopen, honkbal, wielrennen en schaatsen. Naast columns schrijft zij korte verhalen. In 2001 verscheen haar verhalenbundel Strandstoelendans.
15
Atletiekoefenstof To Tom or not to Tom Oriënteren voor Dummies Kees Heemskerk Honderden kilometers leggen we af zonder er bij na te denken. Blik op oneindig, verstand op nul. Op de automaat. Afstand/tijd en intensiteit worden aangegeven door de trainer. De route is bekend, we sjokken achter de voorsten aan en zijn verrast als er ineens een andere afslag wordt genomen. Hoeveel mensen willen werkelijk voorop lopen het is toch veel makkelijker om te volgen! Wie kan er nog oriënteren? Nog erger, eenmaal de gelukkige gebruiker van een echte atletiekbaan, slijten we met z’n allen de binnenbaan en wel allemaal dezelfde kant op anders lopen we de rest van de kudde in de weg. We vragen niet naar de bekende weg, want die lopen, fietsen, rijden we al. Onbekende wegen mijden we. Dat is eng, je weet niet wat je tegen komt en de zekerheden vallen schil voor schil van je af. Nee, dan liever in een vertrouwde omgeving blijven. Navigatie En dat loopje in Tietsjerkstrazieikjenog waar je op aanraden van jouw loopmakkers eens naar toe gaat; gebruik je dan een kaart om daar te komen of pluk je de routebeschrijving van het net. Alleen in het uiterste geval, het is van deze tijd om de (snelle) route in te stellen op het navigatiesysteem in de auto, dat brengt je tot op de meter naar de totaal onbekende plek. Dat doet ook de perfect uitgezette route waar je alleen maar gas hoeft te geven om een wereldtijd te realiseren. Gemakzucht Het is een feit dat de homo sapiens niet echt meer hoeft na te denken over de te volgen route. De ANWB en GPS hebben het ons wel erg gemakkelijk gemaakt. We wilden overal de weg gewezen worden, nou dat zullen we weten ook. Het bos is bezaaid met paddenstoelen van de betweterige soort, op elke hoek staat een richtingaanwijzer voor elke vorm van verkeer. Je kunt nergens in de natuur lopen of je vind er wel een bordje van de zoveelste route die voor je bedacht is. We noemen het al een avontuur als we van de ene aanwijzing naar de andere bewegen. In de auto en inmiddels ook al op de fiets vertelt een mevrouw of mijnheer, naar voorkeur in te stellen, dat we bij de volgende afslag links moeten aanhouden. We noemen het vooruitgang maar zijn feitelijk slachtoffers van onze eigen gemakzucht. Vakantie Een enkele neanderthaler waagt zich tijdens vakanties nog in onbekend terrein met een kaart. De extremen gebruiken er zelfs een kompas bij. Ook daar is de vooruitgang niet te stoppen. Veel van deze avonturiers zie je al ook al uitgerust met een GPS, dat scheelt een hoop gedoe met kaart en kompas. Een display vertelt je waar je bent, waar je vandaan komt en waar je naar toegaat en ook dat je er nog heel lang over zult doen in het door jou gekozen tempo. En de satellieten liegen niet. Wie kan er tegenwoordig nog kaart lezen en weet wat een legenda is en wat de schaal 1:15000 betekent. Of het verschil kan uitleggen tussen een kaart-, een magnetisch- of een geografisch noorden. Wie kan er nog oriënteren? Trainer Loopgroepen U kunt dat! Of beter gezegd, u zou dat moeten kunnen, want in het cursusboek trainer loopgroepen worden negen pagina’s aan dit onderwerp besteed. De vraag is dus of u iets met deze kennis doet. Helaas, op een enkele uitzondering na, wordt er door trainers maar weinig met deze loopvorm gedaan. Daar zullen ongetwijfeld goede argumenten aan ten grondslag liggen. Ik ken de uwe niet, maar ik zou ze graag van u vernemen als u mij toestaat ze te weerleggen. Als ik met atleten, cursisten of collega docenten een dagje oriëntatievormen doe, ervaar ik veel enthousiasme. Of dat door de aangeboden stof komt of door de bijzondere omgeving laat ik maar in het midden. De combinatie werkt in ieder geval prima. Het lezen van de kaart is spelenderwijs aan te leren en daarna kunnen al snel verschillende oriëntatievormen worden beoefend. Oriëntering is op zich niet moeilijk, het zit in onze genen, We moeten het alleen weer
16
herontdekken. Daarom wilde ik het met u hebben over een simpele manier, met weinig (dure)middelen, om uw atleten van het gebaande pad krijgen. Paden Wat zijn uw voorbereidingen voor een eerste sessie? U heeft een gebied nodig waar u vrij met uw atleten kunt rondrennen, hoe meer paden, hoe beter. Ideaal is wat afwisseling in het terrein. Heuvels, verschillende bebossing, open vlaktes, watertjes. Maar ook de jungle van de stad leent zich prima voor oriëntatie. Een plek waar u de auto of fiets kwijt kunt, misschien nog wat kunt drinken en een laatste sanitaire stop kunt houden en waarvandaan u kunt beginnen en eindigen. En verder is een kaartje van dat gebied noodzakelijk. Wandelkaarten, routekaartjes van de ANWB, alles is toegestaan zolang de route die u wilt lopen er maar op staat. Een kaart geeft verkleind weer wat zich in werkelijkheid in dat gebied bevindt. Met dien verstande dat een kaart vlak is, het beeld vereenvoudigd, bij uitgifte al is verouderd en uitleg geeft van de symbolen die erop staan. Als u een kaart treft met een schaal weet u ook op welke schaal de verkleining heeft plaats gevonden. Wandelkaarten zijn vaak schaal 1:25.000; wat wil zeggen dat 1 cm op de kaart overeenkomt met 25.000 cm ofwel 250 meter in de werkelijkheid. Met een kopieermachine kunt u de schaal aanpassen (kaart van 1:15000 200% vergroten levert kaart van 1:7500 op) en kunt u voor alle lopers een bruikbaar kaartje maken van het gebied waar gelopen wordt. Als je het zo leest lijkt het een hele klus, maar in de praktijk valt dat best mee. Verder een stuk of 10 A-4tjes met een herkenbaar logo of tekst in een waterdicht hoesje (open kant onder, dan heeft water geen kans) en wat punaises. Informeert u ook even bij de plaatselijke koddebeier of boswachter of het een probleem is dat in het door u gekozen gebied met uw groepje gelopen gaat worden. Kuddegeest U hebt als trainer te maken met de kuddegeest van uw atleten. Dat patroon van gedachteloos achter elkaar aan lopen moet u zien te doorbreken. Dat kost tijd en moet gefaseerd worden afgebroken. Om ze niet meteen in het diepe te gooien, moederziel alleen met een kaart in onbekend terrein, moet u ze langzaam laten wennen aan het gebruik van een kaart. Dat kunt u doen door vooraf iets te vertellen over het gebruik van de kaart. Op het kaartje dat u gebruikt staan wegen en paden, afrasteringen, kenmerkende gebouwen, verschillende soorten gebied in kleur aangegeven etc. De bovenkant van de kaart is het kaartnoorden, als u naar de omgeving laat kijken is het niet moeilijk de kaart zo te draaien dat wegen en gebouwen in de omgeving overeenkomen met hun positie op de kaart. Dit moet u ook onderweg veel laten beoefenen, als dit goed wordt gedaan weten uw lopers in ieder geval of ze naar het Noorden, Oosten, Zuiden of Westen lopen. Een kaart georiënteerd krijgen en houden is essentieel voor oriëntering.
17
Baanoriëntatie A U neemt uw groep mee op de door u bedachte route, waar u vooraf de 10 A-4tjes (vanaf nu een ‘post’ genaamd) verspreid over de route hebt neergehangen op een zichtbare plek. Om oude patronen niet te snel te doorbreken lopen ze allemaal achter u aan. U kent de te lopen route en leidt de groep, in een door u te bepalen tempo, langs de posten. Onderweg zult u regelmatig stilstaan om de lopers te wijzen op herkenningspunten. Bij een post aangekomen wordt de juiste locatie met een rondje aangeven op de kaart. Dit kan zowel individueel als in de groep. U begrijpt dat mijn voorkeur uitgaat naar een individuele benadering omdat dan niemand zich kan onttrekken aan het oriënteringsproces. En als u een post bent gepasseerd neemt u deze weer mee,
18
opgeruimd staat netjes. In een gebied waar veel gewandeld wordt, willen overijverige natuurliefhebbers dat werk nog wel eens van u overnemen en dan heeft u er dus niets aan. Iets minder in het oog lopend ophangen van de post kan een oplossing zijn of anders pas neerhangen als u bij het punt bent aangekomen. Tijdens het lopen of achteraf kan men dan de uitgetekende routes vergelijken met die van uzelf.
Baanoriëntatie B U heeft in uw gebied een mooi wandelparcours gevonden, aangegeven met van die gekleurde driehoekjes op paaltjes of op andere manier. Deze route staat ook op uw kaartje. Op deze route heeft u wederom een flink aantal posten gehangen. U heeft nu een aantal mogelijkheden om deze route te (laten) lopen. a. Met de hele groep en bij elke post een andere deelnemer voorop. b. Met kleinere groepjes zodat ze hun eigen tempo kunnen lopen c. Individueel waarbij de nadruk ligt op eigen snelheid en oriëntatievaardigheid. d. Als wedstrijdje, waarbij de nauwkeurigheid van intekenen bepalend is voor het eindresultaat. Afhankelijk van uw keuze kunt u onderweg wel of geen aanwijzingen meer geven. Bij een wedstrijdje zal er een duidelijk aangegeven begin- en eindpunt moeten zijn en er moet tijd worden bijgehouden. U kunt het extra spannend maken door wel/niet te vertellen hoeveel posten er op de route hangen. U zult daarna nog wel even de posten moeten (laten) opruimen. Lijnoriëntatie Voorafgaande vormen gingen uit van geleiding door uzelf of een goed aangegeven parcours. De volgende stap is een om route te volgen die volledig is uitgetekend op de kaart. De deelnemers kunnen lezen hoe ze van A naar B moeten, maar moeten daar zelf de weg voor vinden. Wederom kan aangegeven worden hoeveel posten men kan verwachten, maar u kunt ook al wat posten intekenen op de route die ze lopen. Op deze manier blijven ze alert en krijgen zekerheid over de keuzes die ze maken. U kunt daarvoor de mogelijkheden kiezen die ik hierboven aangaf. Op weg naar de vormen in het trainersboek, kunt u deze tussenstappen eens proberen. Gegarandeerd dat de deelnemers zich veiliger voelen met een kaart. Een volgende stap kan zijn ze ook vertrouwd te maken met een kompas om nog sneller van A naar B te komen. De kortste weg is nu eenmaal een rechte lijn. Maar dat is misschien iets voor een volgende keer. Kees Heemskerk is sinds 1978 als sportleraar werkzaam bij defensie, een jaar of 15 als atleet en trainer in de militaire schermploeg. Hij volgde Jal en TLG. Bij defensie heeft vooral de breedtesport en beginnende sporter zijn interesse. In zijn eigen dorp begeleidt hij in zijn vrije tijd beginnende lopers bij een fitnesscentrum.
19
De trainer werpt op
Hoe zet je een wedstrijdgroep op waar zowel (d)/c/b/a-junioren inzitten? In deze rubriek legt een atletiektrainer een trainersdilemma voor aan zijn collega trainers. Heeft u een dilemma in uw trainingsgroep en wilt u advies van andere trainers? Mail dan uw probleem (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] onder vermelding van naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats.
Monique Kwakman (25), trainster van Marathon Pim Mulier, Hengelo: ‘Het is lastig om een zogenaamde wedstrijdgroep op te zetten, waar zowel (d)/c/b/a junioren in zitten, omdat, in ieder geval bij mijn club, maar ik denk bij andere clubs ook wel, dit nogal op grote weerstand stuit van zowel andere trainers als clubbestuur. Een selectie op basis van doelstellingen van de atleet gaat vaak een stap te ver. En wat me daarin opvalt, is dat er vaak ‘buitenstaanders’ besluiten wat goed is voor jonge atleten. Dat trainers er soms moeite mee hebben daar kan ik me wel in vinden (afhankelijk van de redenen) maar een bestuur is soms minimaal betrokken bij de jonge baanatleten en spreekt vervolgens vaak namens deze atleten dat het niet goed voor ze zou zijn om 'anders' te trainen. Terwijl ik denk dat het veel vaker een financiële kwestie is, dus een bewuste keuze vanuit bestuurlijk oogpunt, in plaats van het centraal stellen van de atleet.
Nynke Groendijk, 52 jaar, Pallas ' 67, Wageningen:
Enkele jaren geleden hebben we met de jeugdtrainers in Wageningen besloten om vanaf C-junioren de atleten de keuze te geven bij welke groep ze willen trainen: wedstrijdgroep, die 3-5 trainingen per week afwerken en verplicht deelnemen aan competitiewedstrijden en stedenwedstrijden (C-junioren); recreantengroep, die vooral komen trainen (soms maar 1x per week). Zij mogen aan wedstrijden meedoen, maar dit is absoluut niet verplicht. We doen dit nu 4 tot 5 jaar en ik moet zeggen: het bevalt uitstekend! Binnen de wedstrijdgroep heb je toch de meer gemotiveerde atleten bij elkaar en dat werkt duidelijk positief op de inzet en sfeer van de groep. Anderzijds is het voor de recreantengroep een verademing dat ze lekker kunnen trainen en niet per se aan wedstrijden mee hoeven te doen. Voor de eerstejaars C-junioren is het wel duidelijk wennen. Het eerste halfjaar trainen ze met een aparte trainer, waarbij de belasting minder hoog is dan bij de oudere atleten. Na de winterperiode stromen ze in in de gewone groep, waarbij uiteraard wel de belasting en trainingsarbeid worden aangepast. Voor de trainer(s) is het duidelijk anders training geven. Veel atleten gaan zich ook min of meer specialiseren, waardoor je kleinere groepen krijgt die een bepaald onderdeel doen. Als trainer moet je daar duidelijk op inspelen; je moet in staat zijn om meerdere onderdelen tegelijk training te geven. Omdat binnen een trainingsgroep altijd een of meerdere oudere junioren aanwezig zijn, kun je die op een bepaald moment ook even de verantwoordelijkheid van een oefening geven, als je als trainer met een andere trainingsgroep bezig bent. Over het algemeen gaat dit heel goed. Wij hebben binnen onze vereniging bij bestuur en andere trainers weinig weerstand ondervonden; het bestuur vond het prima wat de trainers deden. Tussen de trainers onderling zijn afspraken gemaakt wie welke groep training ging geven; het is een heel geleidelijk proces geweest. Op de laatste ALV is wel besloten om de contributie voor de wedstrijdgroep te verhogen, omdat zij (in verhouding tot de recreantengroep) zoveel trainingen per week krijgen aangeboden.
20
Chawa van Balen, 35 jaar, Hardlooptrainers Nederland, Almere Naar mijn mening blijven verenigingen erg hangen in het 'oude' en zijn bang voor veranderingen op organisatorisch en trainingstechnisch vlak. Persoonlijk denk ik dat het juist goed is om een zogenaamde wedstrijdgroep voor junioren op te starten. Hierbij is een aantal randvoorwaarden zoals bv een sportmedische keuring, begeleiding door een fysiotherapeut bij blessures, voorlichting over goede voeding en regelmatige bijeenkomsten met de ouders erbij essentieel. Communicatie is hierbij een sleutelwoord. De trainers en het bestuur moeten allemaal op een lijn zitten en samenwerken en niet op hun ‘eilandje’ blijven. Daarnaast moet er een meerjaren plan gemaakt worden voor zowel de groep als wel per individu. Pak je het op een professionele manier aan met reële doelen, dan kun je een jonge talentvolle atleet behoeden voor overtraining (wat helaas veel voorkomt) en ernstige blessures waardoor het plezier in de sport blijft en uitval op jonge leeftijd vermindert. Uiteraard moet dit via de weg van de geleidelijkheid. Daarnaast is diversiteit in de training essentieel voor het nog ‘groeiend’ kind. Belangrijk is dat de trainers goed opgeleid zijn en zich blijven ontwikkelen op alle fronten van het trainerschap. Nieuwe vraag
Hoe houd je de motivatie van je lopers hoog? Sietse Keun, trainer bij Loopgroep De Mastbosrunners in Breda mailde ons: ‘Ik ben benieuwd hoe andere trainers de motivatie van hun lopers hoog houdt. Ik merk vaak dat sommigen de trainingen liever overslaan. Het wordt voor sommigen steeds makkelijker om het uit te stellen tot een andere keer. Ik vraag regelmatig, als men niet komt, naar de reden. Inmiddels meldt bijna iedereen zich met reden af als ze niet komen. Maar ik merk dat dit geen drempel meer is. Trainen is wat mij betreft niet goed als je ziek bent of duidelijk merkt dat het niet gaat. Dan kan een weekje rust helemaal geen kwaad. Dat weten ze van mij. Maar laatst was boodschappen doen belangrijker dan trainen. En dan gaan mijn haren een beetje recht overeind staan. Ik ben benieuwd hoe andere trainers hiermee om gaan en wat zij mij adviseren.’
* Onze vraag: wat zou u doen? Mail uw antwoord (in maximaal 150 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 15 november 2008. * Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten.
21
Stelling
‘De kennis en kunde van de atletiektrainer zijn, samen met zijn/haar drive en continuïteit doorslaggevend voor de kwaliteit van de atletiekvereniging’ 1. Bent u het eens met deze stelling? Wat zijn daarvoor uw argumenten? 2. Zouden de verenigingen – met het oog op behoud van kennis en kunde en vanuit continuïteit – trainers moeten betalen op CAO-sport niveau? 3. Wordt de kwaliteit van trainers door de vereniging ingezet om nieuwe leden te werven of projecten binnen te halen?
Drie uiteenlopende reacties. Van Paul Klein Tuente (PKT), trainingscoördinator baanatletiek Scopias Venlo, alsmede trainer springen, horden en sprint algemeen en Nanny Karsten (NK) , voorzitter van A.A.V. SISU uit Almelo en Herman Lenferink (HL), trainer selectie MiLa AV Phoenix, Utrecht
1. Bent u het eens met deze stelling? Wat zijn daarvoor uw argumenten?
PKT:
‘Ik ben het eens met de stelling als voor kunde ook de vaardigheid wordt verstaan om de kennis over te brengen en de groep te entertainen. Regelmatige beschikbaarheid is inderdaad doorslaggevend. Scopias probeert al jarenlang met wisselend succes een beleid te voeren gericht op het voortdurend opleiden en bijscholen van trainers. De eisen die door atleten en ouders worden gesteld zijn steeds hoger overigens zonder hiervoor een prijs te willen betalen.’
NK:
‘Tot op zekere hoogte. Zonder goede gediplomeerde trainers is er uiteraard geen kwaliteit binnen een vereniging, maar het is voor de atletiektrainer best lastig om deze kwaliteit te waarborgen. De verschillen in de groepen zijn vaak groot, van recreant tot regionale/landelijke topper. Dit alles loopt bij menig vereniging en ook bij ons in één groep. Het ideaal beeld zou natuurlijk zijn om voor iedere groep een trainer aan te trekken. Met anderen woorden een trainer voor de recreanten, een trainer voor de ‘gewone ‘ wedstrijdatleten en een trainer voor ‘de toppers’. Maar het ontbreekt in Nederland aan ‘technisch kader ‘. We zijn allang blij met onze gediplomeerde trainers die al hun kennis en kunde in de praktijk brengen en met hun drive en continuïteit onze vereniging goed draaiende weten te houden. Met andere woorden waak er voor dat de drive van de trainer past bij de groep die hij/zij traint en als dat alles in balans is dan klopt de stelling hierboven.’
HL:
‘Mee eens: de trainer is toch de enthousiasmerende en samenbindende figuur waaromheen de leden elkaar vinden. Ook is een relativering op zijn plaats: net zo doorslaggevend voor de kwaliteit van de atletiekvereniging kan de inzet van bijvoorbeeld een goede penningmeester en vooral de voorzitter zijn.
22
2. Zouden de verenigingen – met het oog op behoud van kennis en kunde en vanuit continuïteit – trainers moeten betalen op CAO-sport niveau?
PKT:
‘Betaling is voor veel trainers geen issue, het is hobby en men wil het vooral doen omdat het leuk is. Volgens mij is een goede vergoeding essentieel om te professionaliseren en dus hogere eisen te stellen aan trainers. Hiervoor zijn grote sterke verenigingen noodzakelijk, c.q. omnisport verenigingen met zakelijke leiding. Persoonlijk vind ik de betaling niet belangrijk, ik heb mijn werk en vind atletiek zo leuk dat geld geen drijfveer is. Overigens als de vereniging professionaliseert en daarmee eisen aan mij gaat stellen vind ik dat hier ook een reële vergoeding tegenover dient te staan.’
NK:
‘Nee daar ben ik het niet mee eens. Ik ben altijd op zoek naar een gemotiveerde en gediplomeerde trainer en als geld de motivatie is om training te geven heb ik de verkeerde trainer! Dat wil niet zeggen dat ik ze niet wil betalen, maar … een onkostenvergoeding zou het ook moeten doen. Als het behoud van kennis en kunde moet komen uit het betalen van een CAO-sport niveau denk ik dat we op de verkeerde weg zijn.’
HL:
‘Moeten is een te groot woord. Het zou wel voordelen hebben. Trainers zouden makkelijker van hun hartstocht een beroep kunnen maken. Anderzijds moet het geld er wel zijn. Bovendien: zouden dan ook niet vrijwilligers als penningmeesters en voorzitters betaald moeten worden?’
3. Wordt de kwaliteit van trainers door de vereniging ingezet om nieuwe leden te werven of projecten binnen te halen? PKT:
‘Kwaliteit van trainers wordt zeker gebruikt voor ledenwerving en projecten. Het licentiesysteem dient volgens mij ingezet te worden om verenigingen te certificeren op verschillende deelgebieden, recreatieve loopsport, baanatletiek, jeugdatletiek, wandelsport, nordicwalking en algemeen organisatie.’
NK:
‘Niet bewust, het is een beetje ‘hoort zegt het voort’ en we groeien nog steeds. Het is waarschijnlijk wel zo dat als een trainer een Nederlands Kampioen heeft ‘voortgebracht’ het voor de subtoppers aantrekkelijker wordt om ook bij deze trainer te gaan trainen. Maar dat is dan meer het gevoel van de atleet dan dat wij daar als vereniging bewust gebruik van zouden maken. We starten regelmatig met een groep beginnende lopers (2 maal per jaar) en dat slaat erg aan. Presteren de nationale toppers goed dan levert dat ook weer de nodige atleten op.’
HL:
‘Binnen onze vereniging is dat wel het geval. Daarbij is vooral de website met informatie over trainers en geleverde prestaties van belang. Ook worden speciale trainingen gegeven voor bedrijven en bijvoorbeeld in het kader van de Colours of Athletics.’
23
Mental coaching De afstemming van de training op een trainingsgroep Toon Damen ‘Wie ben ik als trainer’ en ‘hoe train ik als trainer’ en ‘wat wil ik bereiken met mijn trainingen?’ Volgens sportpsycholoog Toon Damen zijn dit belangrijke vragen voor de afstemming van de trainer op een atleet of trainingsgroep. De meeste trainers werken met een trainingsschema dat zij van te voren hebben gemaakt. Als een trainer van huis vertrekt kan hij onderweg nog overwegen om zijn trainingsschema aan de weersomstandigheden aan te passen. Bij aankomst op het trainingscomplex ziet hij de atleten uit zijn trainingsgroep. De vraag is welke atleten zijn er wel en welke zijn er niet? Zijn de minder getrainde of beter getrainde atleten aanwezig? Hoe is de stemming in de groep? Veel atleten geven vaak zelf informatie over hun fysieke en mentale toestand. Zij vertellen spontaan ‘ ik voel mij niet zo fit, vandaag wil ik het rustig aandoen, ik heb het zo druk gehad op mijn werk of school of ik heb helemaal geen zin’. De samenstelling van zijn trainingsgroep (recreatiegericht, prestatiegericht, wedstrijdgericht of een mengvorm ervan) bepaalt natuurlijk ook zijn afstemming op de groep. Verdiepen Om zijn training zo effectief mogelijk te laten verlopen is het van belang dat de trainer weet hoe hij zijn atleten het beste kan bereiken. Atleten beoordelen een trainer niet alleen op zijn technische vakkennis maar ook op zijn wijze van bejegenen. Voor een goede bejegening doet een trainer er goed aan zich te verdiepen in de persoonlijkheid van zijn atleten zodat hij zijn communicatie kan aanpassen. De manier waarop een trainer zich afstemt op een atleet of een trainingsgroep wordt bepaald door zijn basishouding en de doelen die hij nastreeft. Belangrijke vragen hierbij zijn ‘wie ben ik als trainer’, ‘hoe train ik als trainer’ en ‘wat wil ik bereiken met mijn trainingen’. Basishouding Wie ben ik als trainer wordt bepaald door zijn opvattingen en principes in zijn dagelijks leven die gebaseerd zijn op zijn ideeën en levens- en sportervaringen. In de communicatie met atleten is het van belang om als trainer een onderscheid te maken tussen je basishouding in het dagelijks leven en je basishouding in het trainen en het begeleiden. In de praktijk dien je als trainer een basishouding concreet uit te werken om een houvast te hebben voor normen en regels op de training, jouw manier van trainen, het omgaan met discipline, jouw voorbereidingen op wedstrijden, omgaan met spanning en emoties en de omgaan met atleten, collega’s en ouders. Deze basishouding (visie) bepaalt in grote lijnen op welke aspecten je de groep traint en begeleidt. Erken verschillen in voorkeuren In sport worden de vier basisgebieden fysiek, technisch, tactisch, en mentaal onderscheiden. Deze gebieden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor veel trainers in de atletiek staat het conditionele en technische aspect van de training op de voorgrond. Als een atleet conditioneel en looptechnisch zich goed ontwikkeld heeft dan volgen de tactische en mentale vaardigheden vanzelf. De tactische en mentale vaardigheden krijgen relatief weinig aandacht. Een beginnende trainer maakt vaak de fout om atleten te trainen op dezelfde wijze als hij zelf trainde. Maar hij zal snel ervaren dat mensen en dus ook trainers en atleten niet allemaal hetzelfde in elkaar zitten. Het is echter geen geheim dat sommige mensen beter met elkaar overweg kunnen dan anderen. Toch zul je als trainer met je atleten samen moeten werken om een zo goed mogelijk trainingsklimaat te scheppen. Trainers lopen onvermijdelijk tegen problemen aan met atleten. Sommige atleten lijken niet benaderbaar en als trainer krijg je het niet voor elkaar om op fatsoenlijke wijze met ze te communiceren. Je begrijpt ze niet of zij begrijpen jou niet. De oorzaak van deze miscommunicatie is terug te voeren op het feit dat
24
trainers maar ook atleten vaak niet inzien dat mensen verschillende voorkeuren hebben. Tijdens loopscholing is heel goed observeerbaar dat atleten fysieke voorkeuren hebben zoals een dominant been en arm. Naast fysieke voorkeuren zijn er ook mentale voorkeuren. Atleten kunnen bijvoorbeeld een introverte voorkeur hebben. Ze vinden het prettig om eerst na te denken voordat ze actie ondernemen. Atleten met een extraverte voorkeur staan graag in het middelpunt van de belangstelling, reageren soms voordat ze hebben nagedacht en leggen gemakkelijker contacten. Een introverte atleet bereidt zich anders voor op een wedstrijd dan een extraverte atleet. Twee andere tegenovergestelde mentale voorkeuren zijn de planmatige en de flexibele voorkeur.
Motivatie is de persoonlijke drijfveer van een atleet om zich aan een doel te willen verbinden
Een heel herkenbaar praktijkvoorbeeld hiervan: De planmatige trainer houdt van een geplande training en biedt zijn oefenstof stap voor stap aan. Hij wil ook dat zijn oefenstof uitgevoerd wordt. Het aantal herhalingen in zijn oefenstof staat vast. Hier kan hij moeilijk vanaf wijken. Hij kan slecht tegen onverwachte veranderingen. Als zijn atleten met smoesjes komen om zijn oefenstof niet te hoeven doen, dan raakt hij geïrriteerd. Flexibele atleten willen hun inzet en energie in het hier en nu aan situaties aanpassen. De flexibele trainer houdt van spontane uitdagingen, wenst soepelheid en wijkt van zijn oefenstof af. Hij houdt niet van schema’s en deadlines. Hij begint zijn oefenstof met drie herhalingen en als dit goed verloopt, dan laat hij vervolgens zijn atleten nog twee herhalingen doen. Planmatige atleten hebben hier een hekel aan. Zij willen van te voren weten waar zij aan toe zijn en passen hun inzet en energie erop aan.
Atleten met een verschillende mentale voorkeur moeten dan ook anders benaderd worden, omdat ze anders op situaties reageren en ook anders met medeatleten en trainers omgaan. Om door te kunnen dringen tot de atleten is het van groot belang dat trainers bewuster worden van overeenkomsten en verschillen in mentale voorkeuren. Hoe meer de trainer in zijn bejegening van zijn atleten rekening houdt met de mentale voorkeuren van zijn atleten, hoe groter de kans is dat zijn atleten optimaal presteren. Motiveren Hoe train ik als trainer wordt bepaald door zijn doelen die hij nastreeft in het motiveren van zijn trainingsgroep. Een goede motivatie is van groot belang voor het functioneren van zijn trainingsgroep. Een trainer moet beseffen dat hij een belangrijke rol speelt in de motivatie van een atleet. Als trainer zijnde kan hij zowel een positieve, maar ook een negatieve invloed hebben op de motivatie van atleten. Op welke manier kan een trainer de motivatie van zijn atleten beïnvloeden? Voor een antwoord op deze vraag is het van belang te beseffen dat elke atleet anders gemotiveerd wordt. Zijn motivatie is individueel bepaald. Motivatie is de persoonlijke drijfveer van een atleet om zich aan een doel te willen verbinden. Een trainer dient daarom op zoek te gaan naar een manier waarop hij een atleet kan motiveren, zodat het talent van een atleet er ook daadwerkelijk uit komt. De eerste stap die een trainer moet zetten in het motiveren van zijn atleten is het achterhalen van de behoeften waaruit zijn atleten sporten. Binnen de sport is een aantal behoeften dat de motivatie kan verhogen. Deze behoeften zijn onder te verdelen in (1) plezier beleven, (2) gewaardeerd worden, (3) zich kunnen onderscheiden en (4) bij een trainingsgroep willen horen (recreanten groep, wedstrijdgroep, runningteam). Een trainer dient een trainingsklimaat te scheppen waarin hij in de behoeften van zijn
25
atleten kan voorzien. Aan de behoeften van atleten wordt nogal eens voorbij gegaan omdat het zo simpel lijkt. De waarheid is echter dat atleten vaak hun motivatie verliezen, omdat zij niet tijdens hun trainingen in hun belangrijkste behoeften worden voorzien. Het is belangrijk om te beseffen dat atleten niet allemaal in dezelfde mate in de verschillende behoeften voorzien willen worden. De ene atleet vindt het bijvoorbeeld belangrijker om zich te onderscheiden, terwijl een andere atleet het belangrijker vindt ergens bij te horen. Een trainer doet er daarom goed aan te achterhalen welke behoeften voor een atleet belangrijk zijn. Naast het kennen van het behoeftepatroon van atleten is het belangrijk om te weten hoe atleten gestimuleerd kunnen worden om in hun behoeften te kunnen voorzien. Tips voor een effectieve afstemming • • • • • •
Geef duidelijk de voorwaarden aan om in de groep te mogen trainen Geef duidelijk de groepsdoelen aan en stem deze af op individuele doelen van atleten Geef je eigen voorkeuren en grenzen aan. Wees bewust van mentale voorkeuren van de individuele atleten Wees bewust wat je atleten motiveert. Ken de behoefte van je atleet. Wees bewust hoe je atleten het beste beloont om in hun behoefte te voorzien.
Toon Damen sportpsycholoog
26
Voor u gelezen en beoordeeld Trainingsprogramma’s maken wordt makkelijker Periodiseren en cyclisch organiseren van de training Jan Heusinkveld Het lijkt moeilijk maar het wordt makkelijker. Over periodiseren en cyclisch organiseren van de training bestaat veel misverstand en halve kennis. De twee begrippen worden bijvoorbeeld vaak door elkaar gehaald. Terwijl ze in principe helemaal los van elkaar kunnen staan. Je kunt het ene doen en het andere niet, andersom kan ook. Je kunt ze allebei (geïntegreerd) toepassen. En je kunt het helemaal zonder doen. Wat is periodiseren en cyclisch organiseren van het trainingsproces en hoe kun je ze integreren? Als je het periodiseren en cyclisch organiseren van het trainingsproces goed beheerst, is het maken van een trainingsschema/jaarplan nog net geen peulenschil. Doorbijten dus, de beloning komt later… Omdat iedereen in meer of mindere mate hardloopt, is ‘het simpele voorbeeld’ uit de loopsport gekozen. Met één uitstapje naar krachttraining. Het gaat in dit artikel om het ‘hoe’. Het ‘waarom’ komt hoogstens zijdelings aan de orde. Ook wordt niet ingegaan op de ‘undulating method’, letterlijk de ‘golvende methode’. Dat zou op een cyclische organisatie kunnen wijzen, maar het wordt ook wel in andere richtingen gebruikt. Er bestaat voor zover ik weet geen eenduidige definitie van. Het simpele voorbeeld In het voorbeeld gaat het om (de trainer van) een lange afstandloper, die in de voorbereidingsperiode op het wedstrijdseizoen maar drie trainingsmiddelen gebruikt: duurloop-1, duurloop-twee en duurloopdrie (DL-1, DL-twee, DL-drie). DL-1 is de langzame en vaak ook lange duurloop, DL-twee is de iets snellere en vaak iets kortere duurloop, DL-drie is de snelle en dus korte duurloop. Als je de intensiteit aan de hartslagfrequentie koppelt is DL-1 bijvoorbeeld 60-70 slagen per minuut onder je HF-max. DLtwee is HF-max minus 40-50 slagen en DL-drie HF-max minus twee0-drie0. En de loper traint 4 keer per week. Periodiseren De trainer kan zijn atleet uiteraard elke week hetzelfde laten doen. Maar dat doet hij niet. Neen, hij kiest voor eerst een periode met de nadruk op DL-1, de periode daarna de nadruk op DL-twee, en tot slot nog een periode met nadruk op DL-drie. Aan het eind van deze totale voorbereidingsperiode is de atleet klaar voor wedstrijden. Hij onderscheidt dus drie perioden, met per periode een andere trainingsinhoud. In ons voorbeeld laat hij elke periode 8 weken duren. Hoe de verdeling van de drie trainingsmiddelen per VP kan zijn, vindt u in tabel 1.
VP-1
VP-twee
VP-drie
DL-1
twee
1
1
DL-twee
1
twee
1
DL-drie
1
1
twee
aantal trainingen per week
4
4
4
27
tabel 1: aantal wekelijkse duurlopen DL-1, DL-twee en DL-drie in elke VP
Cyclisch organiseren Vervolgens vraagt hij zich af of hij zijn atleet in VP-1 elke week precies dezelfde trainingsomvang laat doen. Datzelfde vraagt hij zich ook af voor VP-twee en voor VP-drie. Hij besluit om dat niet te doen, omdat hij het risico op overtraining en blessures te groot acht. Hij laat de atleet daarom eerst twee weken een ‘normale’ trainingsomvang doen, dan 1 week veel meer, en daarna 1 week veel minder. De 4 weken daarna gebruikt het hetzelfde golfpatroon. En dan zitten wij midden in het tweede onderwerp: het cyclisch organiseren van de training. Iets is een cyclus als dat ‘iets’ telkens in dezelfde volgorde terugkomt. Kijk naar de 4 jaargetijden: het wordt lente, zomer, herfst en winter. En daarna opnieuw lente, zomer, enz. Het is een cyclus met 4 seizoenen. De totale cyclus duurt 1 jaar. Voor een trainingsprogramma geldt vaak iets vergelijkbaars. Als je op maandag een lange duurloop doet, op dinsdag baantraining, op woensdag rust, enz, en dat komt elke week in dezelfde volgorde terug, heb je een cyclus van één week. De cycli nader bekeken De weekcyclus is in de atletiek de meest voorkomende cyclus, en in ons voorbeeld heel logisch. Immers: als je naar tabel 1 kijkt en je weet dat onze loper 4 keer per week traint, is elke week precies vol gepland. Deze (kleine) cyclus noemt men de microcyclus, vaak afgekort tot micy. Maar onze trainer gaat verder. Hij laat, zoals gezegd de atleet eerst twee weken de ‘normale’ omvang trainen, dan 1 week veel meer en daarna 1 week veel minder. En na die vier weken doet hij dat nog een keer maar dan is het totaal aantal kilometers per week ietsje meer. Hij doet dus twee keer telkens 4 weken in grote lijnen hetzelfde golfpatroon. Dat is dan weer een cyclus. Die cyclus van vier weken noemt men de mesocyclus, afgekort tot mesy (of ook wel mecy). En omdat de trainer elke periode 8 weken laat duren, heb je in elke VP dus twee mecy’s. Zo’n VP van in dit geval 8 weken wordt macrocyclus genoemd (macy). Er zijn drie VP’s, dus zijn er drie macy’s. Die drie macy’s samen vormen de totale voorbereidingsperiode. In tabel twee is geprobeerd om het handzaam en overzichtelijk samen te vatten. Het zou het programma kunnen zijn in macy-1.
Macrocyclus-1 (macy-1) mesocyclus 1 (mecy-1)
mesocyclus twee (mecy-twee)
micy1
micytwee
micydrie
micy-4
micy-1
micytwee
micydrie
micy-4
60
60
90
40
70
70
105
50
kilometers per week
tabel twee: aantal kilometers per micy in mecy-1 en mecy-twee van macy-1
Het voorbeeld is wel erg simpel Als je deze planning in grote lijnen bekijkt zie je het volgende. Eerst bekeken van groot naar klein: a) de totale voorbereidingsperiode duurt twee4 weken, b) die twee4 weken zijn onderverdeeld in drie
28
macy’s van elk 8 weken, c) elke macy is onderverdeeld in twee mecy’s van elk 4 weken, d) elke mecy is onderverdeeld in 4 micy’s van elk 1 week. Dan hetzelfde, maar nu van klein naar groot: a) 1 micy duurt 1 week, b) 4 micy’s samen zijn 1 mecy, c) twee mecy’s samen zijn 1 macy, d) drie macy’s samen zijn de totale voorbereidingsperiode. En er zijn maar drie verschillende trainingsmiddelen. Heel simpel allemaal. In tabel drie is een en ander schematisch weergegeven.
Totale voorbereidingsperiode macy mecy
Macy 1
Mycy 2
Macy 3
Mecy
Mecy
Mecy
Mecy
Mecy
Mecy
1
2
1
2
1
2
micy
1 2 3 4 1 2 3 4 1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
wk
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1 0
1 1
1 2
1 3
1 4
1 5
1 6
1 7
1 8
1 9
2 0
2 1
2 2
2 3
24
tabel drie de totale voorbereidingsperiode verdeeld in macy’s, mecy’s en micy’s
De praktijk is minder simpel In de praktijk is het allemaal complexer. Er zijn om te beginnen meestal meer trainingsmiddelen dan de drie van dit voorbeeld. Soms moet je twee trainingsmiddelen in één training samenvoegen. Daar is niets op tegen. Al moet je wel nadenken over welke trainingsmiddelen in één training samen gaan en in welke volgorde je dat dan doet. In macy-1 ligt de klemtoon op DL-1, de lange langzame duurloop. In macy-twee ligt de klemtoon op de DL-twee, die is wat sneller en wat korter dan DL-1. Dat zal in macy-twee leiden tot een lagere kilometeromvang dan in macy-1. En omdat in macy-drie de nadruk ligt op de snelle en dus nog weer kortere duurloop, zal de totale kilometeromvang nog verder dalen. Verder is het niet ongewoon om de mecy korter te maken, naarmate de intensiteit van de trainingsmiddelen toeneemt. In macy-twee zou de mecy bijvoorbeeld niet 4 maar drie weken kunnen zijn, en in macy-drie maar twee weken. En wat betreft de micy: in ons voorbeeld omvat die 1 week. Ook hier zijn uiteraard andere mogelijkheden. Bekend is dat Frans Bosch, u weet wel: de B van de BK-looptechniek, in de periode dat hij de 400m-hordenloper Thomas Kortbeek trainde, uitging van een vierdaagse micy, afgekort tot SKUR. Dat betekende: dag 1 Snelheid, dag twee Kracht, dag drie Uithoudingsvermogen, dag 4 Rust. Zie noot 1 onderaan dit artikel. Vakmanschap is meesterschap Zoals gezegd is het voorbeeld simpel en is de werkelijkheid veel complexer. Je zult je er daarom grondig in moeten verdiepen en allerlei varianten moeten kunnen uitwerken. Maar, daar ben ik van overtuigd: het maakt je een betere trainer. En voor de trainer zelf geldt ook nog: het opzetten van het jaarplan is dan misschien nog net geen peulenschil, het wordt wel makkelijker. Het geeft veel meer rust en zekerheid. Je hoeft niet zo vaak meer te kiezen, je wordt op basis van je eigen uitgangspunten nauwkeurig de weg gewezen. Het zou in opleidingen dan ook een prominente plaats moeten hebben. Het gezegde ‘vakmanschap is meesterschap’ doet hier zeker opgeld.
29
Krachttraining Om een idee te geven van hoe periodiseren en cyclisch organiseren er bij de krachttraining uit kan zien, het volgende voorbeeld. Qua periodisering: in macy-1 kan de klemtoon liggen op spierhypertrofie, in macy-twee op intramusculaire coördinatie (het kunnen aanvuren van zoveel mogelijk motorunits) en in macy-drie op snelkracht. En het cyclische patroon zit hem dan in het aantal series. ‘Normaal’ is bijvoorbeeld vier series, ‘zwaar’ is zes en ‘licht’ is twee series. Praktijkvoorbeeld: de grote lijn Een mogelijke aanpak is de volgende. Je begint met te bepalen hoe de micy er uitziet in de laatste mecy van de laatste macy. Je zit dan aan het eind van de totale voorbereidingsperiode. Voor een 1500m-loper m/v praat je dan over de maanden april e/o mei. Een belangrijk trainingsmiddel in die periode is de tempotraining. Stel je vindt één tempotraining per week te weinig, en twee eigenlijk teveel. Je komt dan al gauw tot drie tempotrainingen in twee weken. Voor de lange duurloop geldt iets vergelijkbaars. Stel je bent ervan overtuigd dat lange duurlopen van 90 minuten essentieel zijn voor onze 1500m loper, ook in de maanden april en mei. En ook daarvan zeg je: 1 keer per week is te weinig, twee keer teveel. Ook dan kom je uit bij drie lange duurlopen per twee weken. En als onze loper dan ook nog 6 keer per week traint, dus 1twee keer in twee weken, dan is een micy van 4 dagen de voor de hand liggende oplossing. En dan kijk je of je de overige gewenste trainingsmiddelen in zo’n micy goed kwijt kunt.
Praktijkvoorbeeld: de uitwerking Je zou dan kunnen komen tot de volgende micy: Dag 1: lange duurloop 90 minuten, tempo laag (HF-max minus 60-70 slagen per minuut) Dag twee: a) beetje lange extensieve interval plus b) hoofdtraining: snelheidstraining. Wil je daarbij een zo goed mogelijk na-ijleffect hebben, dan is dat de goede volgorde. Dag drie: duurloop over 60 minuten met wat snellere (zonder echt te verzuren) stukken er in. En eventueel krachttraining. Dag 4: tempotraining. Midden in de tweede micy zit een rustdag, en aan het eind van de derde micy ook. Vervolgens maak je de micy in de eerste mecy van de eerste macy. Je zit dan aan het begin van de totale voorbereidingsperiode. Die zal er qua trainingsmiddelen uiteraard anders uitzien. En misschien dat de micy in dit geval geen vier dagen maar 1 week kan omvatten. En tot slot werk je een en ander uit in de tussenin gelegen periode: je hebt het begin, je hebt het eind, hoe zien de logische stappen tussen beide er uit! Noot 1: Uit Atletiek Actueel 3, mei 2003, 5.
Jan Heusinkveld (1938), werd loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954. Hij volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan is bijna vanaf de aftrap betrokken geweest bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
30
Arbo-zaken Werkgevers Organisatie in de Sport helpt In zes stappen op weg naar het aanstellen van een combinatiefunctionaris Eric Lankers Realisatie van 2.500 combinatiefuncties in 2012! Dat is de ambitie van het kabinet beschreven in De Impuls brede scholen, sport en cultuur. Enerzijds gaat het om meer en beter sportende jeugd, anderzijds bieden combinatiefuncties de mogelijkheid aan trainers om zowel binnen de atletiekvereniging als in de naschoolse opvang werkzaam te zijn. Eric Lankers van de Werkgevers Organisatie in de Sport (WOS) licht toe hoe atletiekverenigingen een combinatiefunctionaris kan aanstellen. Trainers die onderstaand artikel goed tot zich nemen kunnen hun bestuur natuurlijk ook inspireren, want wachten tot het balletje jouw kant op rolt, dat is niet van deze tijd. De jeugd moet meer met sport en beweging in aanraking worden gebracht om hun talenten optimaal te ontplooien, sociale vaardigheden op te doen en gewoon plezier te hebben. Sport en bewegen heeft een gunstige invloed op de schoolprestaties en vermindert schooluitval. Een actieve levensstijl helpt bovendien het spook van de obesitas op afstand te houden en overgewicht en ziektes te voorkomen. Die ambitie kan volgens de overheid het best gerealiseerd worden door combinatiefunctionarissen aan te stellen, actief binnen zowel de sportverenigingen als op scholen. 1. Een combinatiefunctie, wat is het gezamenlijk doel? Doelstelling van het overheidsbeleid en de sportsector is om meer mensen aan het sporten te krijgen. Dus ook in de groep mensen die vanuit hun cultuur niet gewend is om te sporten. De sportverenigingen bereiken die mensen niet, maar de scholen wel. De vereniging moet dus de school in en de school moet de vereniging in. Dat gaat niet vanzelf, en daar zijn de combinatiefunctionarissen voor. Zo’n samenwerking vraagt om een grondige kennismaking, het ontwikkelen van een gezamenlijk doel en visie en een intensieve samenwerking. Een ander gewenst doel van de combifunctie is het versterken van de sportvereniging, mede gericht op hun maatschappelijk taak. 2. Wat doet de combifunctionaris? Een combinatiefunctionaris beweegt zich in twee organisaties die met elkaar willen samenwerken. De combinatiefunctie regelt niet de brug tussen de school en de sportvereniging, hij ís die brug. Dat vraagt van de werknemer dat hij of zij flexibel en creatief kan denken, zich kan aanpassen aan rollen en functies. Hij moet kunnen schakelen, zich kunnen inleven, open kunnen communiceren, verantwoordelijkheid durven nemen en leidend én volgend kunnen zijn. Werken in een combifunctie vraagt specifieke en uitgebreide kennis en vaardigheden van de kandidaat. Het is voor de atletiekvereniging van belang hier goed over na te denken en aandacht te besteden aan de functieprofielen van de verschillende combifuncties. 3. Wie kunnen in aanmerking komen voor een combinatiefunctionaris? Voor de combinatiefuncties komen bij voorkeur personen in aanmerking die hun sporen op de werkvloer al hebben verdiend en weten wat sport- en bewegingsonderwijs inhoudt. De landelijke Taskforce heeft in haar eindrapportage diverse functieprofielen ontwikkeld die ook atletiekverenigingen als basis kunnen gebruiken voor de aanstelling van een combinatiefunctionaris. Vanuit de sport wordt met name ingezet op het creëren van uitvoerende functies met als functieprofiel de ‘trainer-lerarenondersteuner’, ‘trainer-leraar lichamelijke opvoeding’ en ‘(sport)technisch (jeugd)coördinator-leraar lichamelijke opvoeding’. Van deze profielen ligt de nadruk op de eerste twee profielen; de leerkracht uit het bewegingsonderwijs die ook trainer/coach is bij een sportvereniging. Dit profiel versterkt vooral op het gebied van de uitvoerende taken bij verenigingen.
31
Tip: op de website www.werkenindesportvereniging.nl van de WOS, in themamap ‘Combinatiefuncties’ staan verschillende functieprofielen die de landelijke Taskforce heeft ontwikkeld en die als basis kunnen dienen voor de combinatiefunctionaris. 4. Hoe stel ik een combifunctionaris aan? Het overgrote deel van de sportverenigingen kent geen cao. De Cao-Sport geldt voor de landelijke sportorganisaties. De Cao voor Sportverenigingen is alleen van toepassing op de werknemer die via een sportservicebureau is gedetacheerd bij een vereniging. Een combifunctionaris kan op basis hiervan dan op de volgende manieren bij een sportvereniging worden aangesteld: • de combinatiefunctionaris is in dienst bij de sportvereniging, waarbij geen cao van toepassing is; • de combinatiefunctionaris is in dienst bij de sportvereniging die de Cao-Sport vrijwillig van toepassing verklaart. Uit de praktijk blijkt dat een aantal grote sportverenigingen in Nederland deze cao toepast; • de combinatiefunctionaris is in dienst bij een sportservicebureau of payroll-organisatie en wordt via één van beide gedetacheerd bij de sportvereniging. In het eerste geval is de Cao voor Sportverenigingen van toepassing, in het tweede geval de Payroll-Cao. Omdat grote verschillen bestaan tussen de arbeidsvoorwaarden in de sectoren sport, onderwijs en cultuur is één van de aanbevelingen vanuit de Taskforce om de Cao-Sport te hanteren bij aanstelling van de combinatiefunctionaris bij de sportvereniging. Tip: zie www.w-o-s.nl voor de tekst van de Cao-Sport. 5. Wat spreken we af? Duidelijke afspraken zijn altijd belangrijk. En dat geldt zeker voor de combifunctionaris die werkzaam is in meerdere sectoren. Werkafspraken voor een combinatiefunctionaris moeten op twee niveaus gemaakt worden. Voor de hand liggen de (contract)afspraken die de atletiekvereniging met de combinatiefunctionaris maakt. Daarnaast is het belangrijk dat op het niveau van de samenwerkende organisaties heldere afspraken bestaan. Het maken van goede afspraken over bijvoorbeeld vakantie, verlof, vervanging en loondoorbetaling bij ziekte, aansprakelijkheidsverzekeringen, scholing, zorgt ervoor dat de atletiekvereniging niet voor onaangename verrassingen komt te staan. Tegelijkertijd brengen ze samenwerkingspartners (nog meer) op één lijn. 6. Welke beloning past bij een combinatiefunctie? De sportgerelateerde functieprofielen die de Taskforce heeft ontwikkeld zijn door de Werkgeversorganisatie in de Sport (WOS) inmiddels gewaardeerd en gekoppeld aan de salarisschalen van de CAO-Sport. Het resultaat is een - met NOC*NSF en vakbonden zoals FNV Sport en de Unie Zorg en Welzijn afgestemde - beloningsmatrix. Deze beloningsmatrix biedt lokale partijen op gemeentelijk niveau en sportverenigingen zoals atetiekverenigingen een handreiking bij de aanstelling van combinatiefuncties bij de vereniging. Deze matrix is op de website van de WOS digitaal beschikbaar. De sport zou graag in de periode tot 2012 in totaal 1.250 fte aan combinatiefuncties creëren. Het streven is om binnen alle Nederlandse gemeenten combinatiefuncties te realiseren. Als dat lukt, zal het aantal betaalde krachten in de sportverenigingen zeer toenemen. Het is dan ook wel duidelijk dat de combinatiefuncties ook atletiekverenigingen een grote kwaliteitsimpuls kunnen geven. Reden genoeg dus om ons de komende jaren maximaal in te spannen om de combinatiefuncties tot een groot succes te maken!
32
€ 20 miljoen extra voor combinatiefuncties
Voor de samenhang tussen brede scholen, sport en cultuur stellen staatssecretaris Bussemaker van VWS en staatssecretaris Dijksma van OCW in 2009 bijna € 20 miljoen extra beschikbaar. Gemeenten komen voor een bijdrage in aanmerking op volgorde van het aantal inwoners onder de 18 jaar. In 2009 zijn dat ruim 90 gemeenten. De 90 geselecteerde gemeenten volgen de G-31 op die in 2008 al zijn gestart. De rijksbijdrage voor 2009 maakt deel uit van de Impuls brede scholen, sport en cultuur. In het eerste jaar wordt de Impuls voor 100% gefinancierd door VWS en OCW. Vanaf het tweede jaar financieren de deelnemende gemeenten voor 60%. De investering is bedoeld voor meer dan 400 combinatiefuncties van professionals die bij één werkgever in dienst zijn, maar werkzaam zijn in meerdere sectoren. Daardoor verbetert de samenhang tussen brede scholen, sportverenigingen en culturele instellingen, zoals de bibliotheek en toneelvereniging. Het doel is om in 2012 in het hele land ten minste 2.500 voltijdbanen te hebben gerealiseerd. Bron: Nieuwsbericht, 29 mei 2008
Mr. Eric Lankers is jurist bij de Werkgeversorganisatie in de Sport (WOS) en was betrokken bij de landelijke Taskforce Combinatiefuncties. Daarnaast adviseert hij sportbonden en sportverenigingen onder meer op het terrein van arbeidsrecht, CAO-zaken, tewerkstellings- en verblijfsvergunningen, contracten. Voor vragen:
[email protected]
33